I 213 I Rechtbank Den Haag 23 juli 2013

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "I 213 I Rechtbank Den Haag 23 juli 2013"

Transcriptie

1 heeft in deze zaken voor verzoekers weinig zin om een bodemprocedure te voeren bij deze rechtbanken; die zijn immers in principe gebonden aan hun eindbeslissing in deelgeschil. In het beroep in cassatie van het arrest van het Hof Amsterdam van 4 december 2012 kunnen de volgende vragen aan de cassatierechter voorliggen: 17 is de beperking van het hoger beroep in art. 1019bb Rv jo art cc lid 3 Rv in strijd met art. 6 EVRM, en dient de doorbrekingsjurisprudentie van toepassing te zijn omdat de rechter een essentiële norm schendt door het verzoek in deelgeschil toe te wijzen terwijl de verwerende partij te kennen geeft hoe dan ook geen vaststellingsovereenkomst te willen sluiten? Mijn eigen mening is dat de doorbrekingsjurisprudentie maar in zeer beperkte gevallen van toepassing kan zijn op een beschikking in deelgeschil, en wel als de deelgeschilrechter het wel heel bont heeft gemaakt door bijvoorbeeld een partij niet te horen. Het in behandeling nemen van een deelgeschil en het verzoek toewijzen, ook als de verwerende partij geen vaststellingsovereenkomst wil sluiten, is een essentieel onderdeel van de opzet van de deelgeschilprocedure, omdat het nu eenmaal de deelgeschilrechter is die beoordeelt of er sprake is van perspectief op een vaststellingsovereenkomst, en niet de partijen. De doorbrekingsjurisprudentie biedt dus geen soelaas voor het overgrote deel van de gevallen waarin een partij hoger beroep in wil stellen van een deelgeschil. Het tijdsverlies voor zo n partij is onmiskenbaar 18, en wetgever of cassatierechter zouden kunnen kiezen voor een ander tussenstelsel dan het stelsel dat de wet nu geeft. En wel als volgt: na de beschikking in deelgeschil kan de partij die het met de beschikking niet eens is, een verzoek doen aan de deelgeschilrechter om hoger beroep in te mogen stellen, ook zonder dat hij eerst een bodemprocedure aangespannen heeft. De partij die dat verzoek doet zal aan moeten geven 1. waarom hij een principiële uitspraak van de appelrechter wil over het deelpunt waar de deelgeschilrechter heeft geoordeeld, en 2. dat hij hoe dan ook geen vaststellingsovereenkomst wil sluiten vóór die principiële uitspraak over dat deelpunt. De deelgeschilrechter kan op een dergelijk verzoek negatief beschikken, en dan moet alsnog een bodemprocedure worden aangespannen. Bij een positieve beschikking van de deelgeschilrechter op het verzoek, die zich met name voor kan doen als de deelgeschilrechter een eindbeslissing of een veroordeling heeft uitgesproken, kan de appelrechter beslissen over het deelpunt, en de zaak vervolgens terugverwijzen naar de bodemrechter. De deelgeschilrechter kan voorkomen dat er een reeks deelgeschillen ontstaat, en de mogelijkheid van hoger beroep kan voorkomen dat er een reeks procedures ontstaat als in deze casus. In 2014 wordt de deelgeschilprocedure geëvalueerd. 19 De mogelijkheid van hoger beroep zou dan zeker ter sprake moeten komen. Clemens Roijackers I 213 I Rechtbank Den Haag 23 juli 2013 (mr. J.L.M. Luiten; ECLI:NL:RBDHA:2013:9276, zaaknr. C/09/ / HA RK ) Deelgeschil. De toekomstverwachting van een vrouw en feiten van algemene bekendheid. Ongeval 7 november 2003 bij een dan tienjarig meisje. De beoordeling van de omvang van de schade wegens verlies van verdienvermogen geschiedt in zijn algemeenheid door vergelijking van de feitelijke inkomenssituatie na het ongeval met de hypothetische situatie bij wegdenken van het ongeval. Bij zo n vergelijking komt het aan op een schatting naar redelijkheid door de rechter van de goede en kwade kansen. Aan een benadeelde die blijvende letselschade heeft opgelopen mogen daarbij geen strenge eisen worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs van (schade wegens het derven van) de arbeidsinkomsten die de benadeelde in de toekomst zou hebben genoten in de hypothetische situatie dat het ongeval niet zou hebben plaatsgehad. Het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied. De rechtbank acht het redelijk te veronderstellen dat het slachtoffer een VMBO-diploma zou hebben gehaald. De rechtbank acht het in navolging van de verzekeraar redelijk te veronderstellen dat D, als vrouw in Nederland en gegeven haar culturele achtergrond en persoonlijke omstandigheden, een partner zou hebben gevonden en rond haar 26e levensjaar (in het jaar 2019) kinderen zou hebben gekregen. Gezien de huidige en te verwachten economische situatie, ook in de kinderopvang, is het redelijk te veronderstellen dat D in verband met de geboorte van haar kinderen gedurende 10 jaar niet zou hebben gewerkt en vervolgens vanaf haar 36e levensjaar tot haar 67e levensjaar, conform de door Reaal voorgestelde 50% ofwel Ik had niet de beschikking over de cassatiestukken. Zie ook Salomons t.a.p. Art. V Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade, Stbl nr De Minister voor Veiligheid en Justitie moet voor 1 juli 2014 een evaluatie naar de Tweede Kamer zenden. 52

2 20 uur per week werkzaam zou geweest. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat slechts een kleine groep vrouwen na de geboorte van kinderen fulltime blijft werken en derhalve de verzorging en opvoeding van die kinderen voor een belangrijk deel aan derden over laat, terwijl niet is onderbouwd dat D tot deze kleine groep vrouwen behoort. Bij dit oordeel is er geen sprake van een aanname die is gebaseerd op seksestereotypen. De rechtbank dient, rekening houdend met de beschikbare statistische gegevens en de persoonlijke omstandigheden van D, te schatten hoe het leven van D er, het ongeval weggedacht, zou hebben uitgezien. Daarbij is het onvermijdelijk dat rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat D een vrouw is, maar dit maakt nog niet dat de aannames daarmee discriminerend zijn. De aannames laten immers alle ruimte om in afwijking van de statistische gegevens uit te gaan van een fulltime dienstverband wanneer daartoe op basis van de persoonlijke omstandigheden van D voldoende aanleiding is. Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, bestaat daartoe geen aanleiding. V en M, handelend in hun hoedanigheid van curatoren van hun dochter D, allen wonende te (...), verzoekers, advocaat mr. A.H.H. Fuchs te Den Haag, tegen Reaal Schadeverzekeringen NV, gevestigd te Zoetermeer, verweerster, advocaat mr. H. van Katwijk te Ermelo. Partijen zullen hierna VM q.q. en Reaal genoemd worden. 1 De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 19 maart 2013, met dertien producties; het verweerschrift, met vier producties; het faxbericht van 6 juni 2013, met bijlage, van de zijde van VM q.q. de mondelinge behandeling van 11 juni De feiten 2.1. Op 7 november 2003 is D op 10-jarige leeftijd als overstekende voetgangster aangereden door een bij (de rechtsvoorganger van) Reaal verzekerde motorrijder. Als gevolg van dit ongeval heeft D hersenletsel opgelopen Reaal heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend en de schadeafwikkeling ter hand genomen. Het minnelijk overleg tussen partijen over de afwikkeling van de schade is vastgelopen op een verschil van mening bij de vaststelling van het verlies van verdienvermogen van D Op het moment van het ongeval was D leerling van de Prinses Marijkeschool te Den Haag. Op 4 februari 2011 heeft op deze school een gesprek plaatsgevonden, waarbij mr. Fuchs namens VM q.q., de heer X, schaderegelaar van Reaal, Y, de leerkracht van D ten tijde van het ongeval, en Z, thans locatiedirecteur van de school, aanwezig waren. Het gespreksverslag luidt, voor zover relevant, als volgt: ( ) Mevrouw Z en mevrouw Y geven aan dat er wel zorgen waren over D in de kleuterperiode. Zij bleek een zwakke leerling te zijn. Er is toen onderzoek gedaan en uit dat onderzoek bleek dat D naar speciaal onderwijs zou kunnen gaan. De ouders wilden dat echter niet, reden waarom dat toen niet is gedaan. De school heeft D uitgebreid laten onderzoeken omdat er vraagtekens waren of D het op deze school zou kunnen redden. De ouders van D wilden proberen haar op deze school te houden. Het onderzoek speelde in het tweede jaar dat D in groep 2 zat. Mevrouw Z laat weten er in die tijd niet van overtuigd te zijn geweest dat D niet goed zat op de Prinses Marijkeschool. Toen D naar groep 3 ging bleek het beter te gaan dan verwacht. D kon door de jaren heen redelijk meekomen. ( ) ( ) Echter, mevrouw Y en mevrouw Q (die ook leerkracht in groep 6 was ten tijde van het ongeval van D) menen dat D VMBO basis/kader beroepsgerichte leerweg met leerwegondersteunend onderwijs wel zou moeten kunnen, ongeval weggedacht. Mevrouw Z geeft aan dat er heel veel kinderen uitvallen op deze school en dat D weliswaar een zwakke leerling was maar wel binnen het normale. Zij is van mening dat D VMBO basis had moeten kunnen afronden, ongeval weggedacht. Desgevraagd geven mevrouw Y en mevrouw Z aan dat mogelijke beroepen zouden zijn bij de Hema in de winkel achter de toonbank, bij de Albert Heij achter de kassa maar ook kapster zou wel moeten hebben kunnen wat hun betreft. Er wordt nogmaals opgemerkt dat D weliswaar weinig bagage had maar geen afwijking had. ( ) 2.4. Op verzoek van VM q.q. heeft het Nederlands Rekencentrum Letselschade (hierna: NRL ) op 31 augustus 2012 een berekening gemaakt van het verlies van arbeidsvermogen van D. Op basis van de volgens VM q.q. te hanteren uitgangspunten onder meer het verdienniveau van iemand met een VMBO-opleiding vanuit de NRL-indicateur Jonggehandicapten heeft het NRL het verlies van arbeidsvermogen berekend op een bedrag van E , Bij brief van 13 november 2012 heeft Reaal aan VM q.q. het volgende bericht: ( ) Variant 3III D zou zonder ongeval van haar 17e tot en met haar 26e fulltime gewerkt hebben, vervolgens 10 jaar niet en aansluitend, tot haar 67e 50%. Er zou dan per saldo, vanwege het cumulatieve overschot, geen schade zijn. Wel een tekort in de eerste jaren, tot en met 2019, van E ,. ( ) Cliënte is bereid, in het kader van een minnelijke regeling, uit te gaan van variant nummer 3; nu treedt ook in die variant (zij het per saldo) geen schade op, maar cliënte is bereid het tekort over de eerste jaren voor haar rekening te nemen. ( ) 3 Het geschil 3.1. VM q.q. verzoeken zakelijk weergegeven bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv ): 53

3 het verlies van arbeidsvermogen vast te stellen op een bedrag van E , en te bepalen dat Reaal dat bedrag aan VM q.q. dient te betalen met het voorbehoud dat VM q.q. bij een stelselwijziging van de WAJONG een aanvullende schadevergoeding zullen mogen vorderen; de kosten van de berekening van het verlies van arbeidsvermogen conform de factuur van het NRL vast te stellen op een bedrag van E 1.836,17 inclusief 19% BTW en te bepalen dat Reaal dat bedrag aan VM q.q. dient te betalen; de advocaatkosten van deze procedure vast te stellen op E ,50 inclusief 21% BTW, dan wel op een door de rechtbank nader vast te stellen bedrag, en te bepalen dat Reaal dat bedrag aan VM q.q. dient te betalen; Reaal te veroordelen in de kosten van dit geding VM q.q. leggen aan hun verzoek ten grondslag dat bij de post verlies van verdienvermogen moet worden uitgegaan van de in opdracht van hen vervaardigde schadeberekening door het NRL Reaal voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4 De beoordeling Ontvankelijkheid 4.1. Reaal stelt zich in haar verweerschrift op het standpunt dat een ouder slechts voor een minderjarige als eiser in rechte kan optreden met een machtiging van de kantonrechter als bedoeld in artikel 1:349 jo artikel 1:253k van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW ). De rechtbank overweegt dat die machtiging ook nog kan worden verleend nadat een procedure is begonnen. Bij brief van 6 juni 2013 hebben VM q.q. de beschikking van de kantonrechter, afgegeven op 5 juni 2013, overgelegd. VM q.q. kunnen derhalve in de door hen namens D ingediende vordering worden ontvangen. Verlies van verdienvermogen 4.2. De rechtbank stelt voorop dat beoordeling van de omvang van de causale schade wegens verlies van verdienvermogen in zijn algemeenheid geschiedt door vergelijking van de feitelijke inkomenssituatie na het ongeval met de hypothetische situatie bij wegdenken van het ongeval. Bij zo n vergelijking komt het aan op een schatting naar redelijkheid door de rechter van de goede en kwade kansen. Aan een benadeelde die blijvende letselschade heeft opgelopen mogen daarbij geen strenge eisen worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs van (schade wegens het derven van) de arbeidsinkomsten die de benadeelde in de toekomst zou hebben genoten in de hypothetische situatie dat het ongeval niet zou hebben plaatsgehad. Het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied De door VM q.q. in het geding gebrachte schadeberekening van het NRL is (deels) gebaseerd op uitgangspunten waarover partijen van mening verschillen. De rechtbank is van oordeel dat zij met de thans voorhanden informatie de schade wegens verlies van verdienvermogen niet kan vaststellen en het deelgeschil zich onder de gegeven omstandigheden ook niet leent voor de door VM q.q. voorgestane vaststelling van het verlies van arbeidsvermogen. Het verzochte zal daarom op dit punt afgewezen worden. Nu duidelijk is dat partijen van mening verschillen over een aantal uitgangspunten die nodig zijn om tot een begroting van de schade te komen, zal de rechtbank die uitgangspunten vaststellen Partijen twisten allereerst over het hypothetische arbeidsperspectief inclusief de te volgen opleiding van D zonder ongeval VM q.q. voeren aan dat D zonder het ongeval een 4- jarige VMBO-opleiding basisberoepsgerichte leerweg (hierna: basis ) dan wel kaderberoepsgerichte leerweg (hierna: kader ) had kunnen afronden en vanaf augustus/september 2010 zou zijn gaan werken in een dienstbetrekking op dat niveau. D heeft destijds, op zesjarige leeftijd, gezegd dat zij het beroep van kapster ambieerde. Reaal stelt zich op het standpunt dat D beschouwd diende te worden als zeer zwakke leerling. De kans dat D destijds een VMBO-opleiding zou hebben kunnen afronden en kapster was geworden acht Reaal daarom klein, maar kan volgens haar ook niet worden uitgesloten. Reaal wijst in dit verband op het verslag van het gesprek op de Prinses Marijkeschool, waarin staat vermeld dat D VMBO basis/kader kader is ten onrechte door mr. Fuchs in het verslag opgenomen aldus Reaal wel zou hebben moeten kunnen halen (zie r.o. 2.3.). Volgens Reaal wordt in de door VM q.q. overgelegde schadeberekening van het NRL miskend dat er een aanzienlijke bandbreedte is tussen het laagste niveau VMBO-opleiding (basis) en het hoogste niveau VMBOopleiding (theoretische leerweg). De berekening, die is gebaseerd op een gemiddeld VMBO-niveau, is gezien het niveau van D niet realistisch, aldus Reaal De rechtbank neemt, na afweging van goede en kwade kansen, tot uitgangspunt dat D een VMBO-opleiding (basis) zou moeten hebben kunnen afronden. Naar het oordeel van de rechtbank was D ten tijde van het ongeval nog te jong om op basis van de beroepswens die zij toen had (kapster) een berekening te maken. Bovendien heeft D in het verleden er ook blijk van gegeven een bestaande achterstand in te lopen (zie het gespreksverslag), zodat het aannemelijk is te veronderstellen dat D tegen de tijd dat zij naar het VMBO zou moeten, zich mogelijk had ontwikkeld tot een leerling die de VMBO-opleiding op gemiddeld niveau (en niet enkel VMBO-laag, zoals door Reaal gesteld) had aangekund De rechtbank is dan ook van oordeel dat moet worden uitgegaan van een VMBO-opleiding, iets onder gemiddeld niveau. Bij de vaststelling van het daarbij behorende verlies verdienvermogen dient te worden uit- 54

4 gegaan van de NRL-indicateur Jonggehandicapten. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de jeugdschalen en een groeiperiode van 10 jaar. Gezien het verwachte opleidingsniveau (iets onder gemiddeld) dient het eindsalaris aan het eind van de groeiperiode te worden gesteld op modaal Ook het aantal uren dat D, het ongeval weggedacht, zou hebben gewerkt, is tussen partijen in geschil VM q.q. stellen dat D tot haar 67e levensjaar fulltime zou hebben gewerkt. Reaal acht het, met uitzondering van haar 17e tot en met haar 26e levensjaar, niet reëel ervan uit te gaan dat D fulltime zou hebben gewerkt Het komt bij deze kwestie aan op de redelijke verwachting van de rechter omtrent toekomstige ontwikkelingen van D, het ongeval weggedacht. De rechtbank acht het redelijk te veronderstellen dat D, als vrouw in Nederland en gegeven haar culturele achtergrond en persoonlijke omstandigheden, een partner zou hebben gevonden en rond haar 26e levensjaar (in het jaar 2019) kinderen zou hebben gekregen. Gezien de huidige en te verwachten economische situatie, ook in de kinderopvang, is het redelijk te veronderstellen dat D in verband met de geboorte van haar kinderen gedurende 10 jaar niet zou hebben gewerkt en vervolgens vanaf haar 36e levensjaar tot haar 67e levensjaar, conform de door Reaal voorgestelde 50% ofwel 20 uur per week werkzaam zou geweest. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat slechts een kleine groep vrouwen na de geboorte van kinderen fulltime blijft werken en derhalve de verzorging en opvoeding van die kinderen voor een belangrijk deel aan derden over laat, terwijl niet is onderbouwd dat D tot deze kleine groep vrouwen behoort VM q.q. hebben ter zitting een beroep gedaan op het rapport Onderscheid naar geslacht bij de vaststelling van letselschade. Een verkennend onderzoek. van de Commissie Gelijke Behandeling uit september Onderscheid op grond van geslacht is verboden, aldus VM q.q. De rechtbank is met Reaal van oordeel dat er geen sprake is van een aanname die is gebaseerd op seksestereotypen. De rechtbank dient, rekening houdend met de beschikbare statistische gegevens en de persoonlijke omstandigheden van D, te schatten hoe het leven van D er, het ongeval weggedacht, zou hebben uitgezien. Daarbij is het onvermijdelijk dat rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat D een vrouw is, maar dit maakt nog niet dat de aannames daarmee discriminerend zijn. De aannames laten immers alle ruimte om in afwijking van de statistische gegevens uit te gaan van een fulltime dienstverband wanneer daartoe op basis van de persoonlijke omstandigheden van D voldoende aanleiding is. Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, bestaat daartoe geen aanleiding Het voorgaande leidt ertoe dat als uitgangspunt heeft te gelden dat D van haar 17e tot en met haar 26e levensjaar fulltime zou hebben gewerkt, vervolgens van haar 27e tot en met haar 36e levensjaar niet en ten slotte vanaf haar 37e tot en met haar 67e levensjaar 50% zou hebben gewerkt Vervolgens staat ter beoordeling of Reaal een Wajong-garantie dient af te geven Tussen partijen staat niet ter discussie dat D tot op heden een Wajong-uitkering ontvangt. Deze uitkering dient, anders dan VM q.q. lijken te betogen, bij de schadeberekening als genoten inkomen in aanmerking te worden genomen De rechtbank is met Reaal van oordeel dat het bij vergoeding van schade aan verlies van arbeidsvermogen in een voor de toekomst te betalen bedrag ineens, in beginsel niet past een voorbehoud te maken met betrekking tot een voor benadeelde mogelijke kwade kans. Wanneer zij daartoe niet bereid is, zal de hoogte van de door Reaal uit te keren schadevergoeding periodiek moeten worden vastgesteld. Kosten NRL-berekening Reaal verweert zich tegen de vordering van de kosten van de NRL-berekening ad E 1.836,17 inclusief BTW. Zij stelt hiertoe dat het rapport tot stand is gekomen op basis van eenzijdige uitgangspunten die door Reaal zijn betwist. De rechtbank overweegt dat het rapport van bewerkte waarde is geweest bij de beslechting van het geschil, nu een dergelijke berekening pas zin heeft op het moment dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de uitgangspunten, dan wel dat de uitgangspunten in rechte vaststaan. Daar staat tegenover dat het rapport kan dienen als basis voor een nieuwe berekening, die daardoor minder kostbaar zal zijn. Onder de gegeven omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat van de gevorderde kosten 1/3 deel, mitsdien een bedrag van E 612,06 (inclusief BTW), door Reaal dient te worden vergoed. Kosten van dit geding Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de rechtbank de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen. Dit is alleen dan anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Nu de zaak inhoudelijk is behandeld en het verzoek niet is afgewezen op grond van artikel 1019z is, anders dan Reaal betoogt, van een volstrekt onnodig of onterecht ingestelde procedure geen sprake. De rechtbank zal dus overgaan tot begroting van de kosten van deze procedure Mr. Fuchs voert aan E ,50 aan kosten te hebben gemaakt. Daarbij is hij uitgegaan van 20 uur à E 450, per uur, 5% aan kantoorkosten en 21% aan BTW. De rechtbank overweegt dat de kosten op grond van artikel 1019aa Rv dienen te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de gedeclareerde 55

5 uren en het gehanteerde uurtarief gelet op de omvang en inhoud van het verzoekschrift en de mate van complexiteit van het deelgeschil bovenmatig zijn en zal het aantal uren matigen tot 12 uur en het uurtarief tot E 200,00. Dit betekent dat de kosten worden begroot op E 3.124,20 (12 x E 200,00 vermeerderd met kantoorkosten, BTW en het door VM q.q. betaalde griffierecht van E 75,00) Nu Reaal aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval heeft erkend, zal de rechtbank bepalen dat Reaal de hiervoor genoemde kosten aan VM q.q. dient te betalen. 5 De beslissing De rechtbank 5.1. bepaalt dat de berekening van de schade van D wegens verlies van verdienvermogen dient te geschieden aan de hand van de onder r.o. 4.7., en beschreven uitgangspunten; 5.2. bepaalt dat de kosten van het NRL voor vergoeding door Reaal in aanmerking komen tot een bedrag van E 612,06 en bepaalt dat Reaal deze kosten aan VM q.q. dient te betalen; 5.3. begroot de kosten van VM q.q. als bedoeld in artikel 1019aa Rv op E 3.124,20 (inclusief kantoorkosten en BTW) en bepaalt dat Reaal deze kosten aan VM q.q. dient te betalen; 5.4. wijst af het meer of anders verzochte. I 214 I Noot: Gelijke monniken, (on)gelijke kappen? Op 7 november 2003 vond een aanrijding plaats tussen een motorrijder en een 10-jarig meisje. Het meisje liep als gevolg van het ongeval hersenletsel op en stelde de bij (een rechtsvoorganger van) Reaal verzekerde motorrijder aansprakelijk. Reaal erkende de aansprakelijkheid. Bij de vaststelling van de schade ontstond een geschil over de vaststelling van het verlies aan verdienvermogen van het slachtoffer. Namens de ouders van het slachtoffer is het NRL gevraagd hiervan een berekening te maken met onder meer als uitgangspunt dat het slachtoffer van haar 17 e tot haar 67 ste fulltime zou hebben gewerkt in een dienstbetrekking op VMBO niveau. Reaal stelde hier tegenover dat het realistischer is om ervan uit te gaan dat het slachtoffer een lagere opleiding zou hebben genoten en van haar 17 e tot haar 26 ste fulltime zou hebben gewerkt, een partner zou hebben gekregen en rond haar 26 ste kinderen zou hebben gekregen. In de periode daarna zou zij 10 jaar niet werken en daarna zou zij, van haar 36 e tot haar 67 ste parttime (20 uur per week) hebben gewerkt. Deze kwestie is in deelgeschil aan de Rechtbank Den Haag voorgelegd. Ter zitting stelde de advocaat van het slachtoffer dat het door Reaal gestelde uitgangspunt over de carrièreperspectieven van het slachtoffer in strijd is met de Algemene Wet Gelijke Behandeling (Awgb). Reaal zou verboden onderscheid maken op grond van geslacht. Ter onderbouwing hiervan werd verwezen naar het rapport Onderscheid naar geslacht bij de vaststelling van letselschade. 1 De rechter oordeelde ten aanzien van het opleidingsniveau dat moet worden uitgegaan van een VMBO opleiding, iets onder gemiddeld. Met betrekking tot de vraag hoeveel uren het slachtoffer zou hebben gewerkt in de hypothetische situatie zonder ongeval oordeelde de rechtbank dat het door Reaal gestelde uitgangspunt moet worden gevolgd. De rechter motiveerde dit door te wijzen op het feit van algemene bekendheid dat slechts een kleine groep vrouwen na de geboorte van kinderen full time blijft werken en derhalve de verzorging en opvoeding van die kinderen voor een belangrijk deel aan derden overlaat. De rechter achtte het niet onderbouwd dat het slachtoffer tot deze groep zou behoren. Over de stelling van het slachtoffer, dat dit uitgangspunt in strijd is met de Awgb oordeelde de rechter als volgt: De rechtbank is met Reaal van oordeel dat er geen sprake is van een aanname die is gebaseerd op seksestereotypen. De rechtbank dient, rekening houdend met de beschikbare statistische gegevens en de persoonlijke omstandigheden van [C], te schatten hoe het leven van [C] er, het ongeval weggedacht, zou hebben uitgezien. Daarbij is het onvermijdelijk dat rekening wordt gehouden met het gegeven dat [C] een vrouw is, maar dit maakt nog niet dat de aannames daarmee discriminerend zijn. De rechter oordeelde dat op basis van de door hem geformuleerde uitgangspunten de schade moet worden berekend. Bij de vaststelling van de schade van (jonge) vrouwen wordt vaker gesteld dat zij zouden zijn gehuwd en/of kinderen hebben gekregen, waardoor er niet van kan worden uitgegaan dat zij fulltime zouden hebben gewerkt in de hypothetische situatie zonder ongeval. Ter onderbouwing hiervan wordt dan verwezen naar statistische gegevens. 2 De vraag die dit oproept is of dit niet 1 2 Commissie Gelijke Behandeling, Onderscheid naar geslacht bij de vaststelling van letselschade. Een verkennend Onderzoek. 18 september M.C.J. Peters, Verlies van arbeidsvermogen, in: Handboek personenschade, hoofdstuk 3030, p. 92 t/m

6 strijdig is met de Awgb, aangezien deze discussie niet speelt bij mannen. Onderhavige uitspraak staat niet op zichzelf en dat vraagt om een nadere beschouwing. Juridisch kader Het gaat hier om de vraag of er sprake is van verboden onderscheid in de zin van de Awgb in een geschil omtrent de omvang van de schade. Zowel de Awgb als de relevante bepalingen uit het BW zijn hier dus van toepassing. De Algemene Wet Gelijke Behandeling De Awgb is te beschouwen als een uitwerking van het verbod van discriminatie. Het discriminatieverbod is terug te vinden in de Grondwet (artikel 1) en in verschillende internationale verdragen en verklaringen. 3 Artikel 7 lid 1 aanhef en sub a Awgb verbiedt het maken van onderscheid tussen mannen en vrouwen, ook bij het aanbieden van goederen of diensten en het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten ter zake, indien dit geschiedt in de uitoefening van beroep of bedrijf. Uit verschillende uitspraken van de CGB volgt dat artikel 7 Awgb ook van toepassing is als een slachtoffer een schadevergoeding ontvangt van de verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval. Bij het uitkeren van schadevergoeding is onderscheid in de zin van de Awgb dus niet toegestaan (zie de hieronder besproken oordelen van de CGB). De Awgb noemt twee vormen van verboden onderscheid: direct en indirect onderscheid. Van direct onderscheid is sprake als een verschil in behandeling direct is gekoppeld aan een discriminatiegrond zoals geslacht. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als vanwege een aanname die gebaseerd is op seksestereotypen (alle vrouwen krijgen kinderen of mannen doen niets in het huishouden) de omvang van de schadevergoeding wordt gematigd. Direct onderscheid is behoudens enkele wettelijke uitzonderingen altijd verboden. Indirect onderscheid is onderscheid op grond van andere (ogenschijnlijk neutrale) hoedanigheden dan geslacht, dat direct onderscheid tot gevolg heeft. Onderscheid op grond van lengte is hier een voorbeeld van, aangezien vrouwen gemiddeld kleiner zijn dan mannen. Indirect onderscheid is in beginsel verboden, tenzij het onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn (artikel 2 Awgb). De wettelijke verplichting tot schadevergoeding (afd BW) Voor de vaststelling van schade zoals in de onderhavige zaak is men aangewezen op de algemene bepalingen van afdeling BW, waarin de wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding zijn vastgesteld. Uitgangspunt is dat de schade volledig moet worden vergoed en concreet moet worden berekend. 4 Hiertoe moet een vergelijking worden gemaakt tussen de (werkelijke) situatie met ongeval en de (hypothetische) situatie zonder ongeval. Het verschil hiertussen wordt als de schade aangemerkt. Voor de vaststelling van de toekomstige schade moet deze vergelijking ook worden gemaakt en is het dus nodig inzicht te verkrijgen in twee toekomstige situaties, beiden daardoor speculatief en waarvan er bovendien één hypothetisch is. Artikel 6:105 BW bepaalt dat voor de begroting van beide situaties een afweging moet worden gemaakt tussen goede en kwade kansen. Het slachtoffer en de aansprakelijke partij staan bij de invulling van de goede en kwade kansen veelal tegenover elkaar. Partijen hebben sterk uiteenlopende visies op bijvoorbeeld de resterende arbeidscapaciteit in de situatie met ongeval en het carrièreperspectief in de hypothetische situatie zonder ongeval. 5 De stelplicht en bewijslast voor de toekomstige hypothetische situatie zonder ongeval ligt bij het slachtoffer. Aan het bewijs hiervoor dienen echter geen al te hoge eisen te worden gesteld. Men dient zich hierbij te bedenken dat het de aansprakelijke partij is, die het slachtoffer de kans heeft ontnomen haar arbeidsvermogen waar te maken. Zie HR 15 mei 1998, NJ 1998, 624 (Vehof/Helvetia). In het arrest van de Hoge Raad van 14 januari 2000, NJ 2000, 437 (Van Sas/Interpolis) is bepaald dat bij het begroten van toekomstige schade en bij beantwoording van de vraag wat de toekomst zal brengen, wel gebruik kan worden gemaakt van algemene ervaringsregels en statistieken, ook als het gebruik van deze gegevens nadelig uitwerkt voor het slachtoffer. Gelijke behandeling en de vaststelling van letselschade De CGB (dat per 2 oktober 2012 is opgegaan in het College voor de Rechten van de Mens) heeft drie keer een oordeel gegeven over de vraag of bij het vaststellen van een schadevergoeding onderscheid werd gemaakt op grond van geslacht. De CGB heeft naast deze drie oordelen ook een (verkennend) onderzoek ingesteld naar het onderscheid naar geslacht bij de vaststelling van letselschade Zie bijvoorbeeld artikel 21 van het EU-Handvest, artikel 14 EVRM, VN Vrouwenverdrag en verschillende Europese Richtlijnen (bijvoorbeeld richtlijn 2002/73, betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. A.R. Bloembergen en S.D. Lindenbergh, Schadevergoeding: algemeen, deel 1 (Mon. BW: B34), Deventer: Kluwer 2008, p. 57. T. Hartlief, prognoses in het personenschaderecht, AV&S 2005,

7 Oordelen van de CGB over de vaststelling van personenschade Het eerste oordeel van de CGB over deze materie dateert uit 1996 (CGB 5 november 1996, oordeel ). 6 Daar ging het om de vraag of er sprake was van indirect verboden onderscheid op grond van geslacht door de berekening van de toekomstige inkomensschade in de hypothetische situatie mede te baseren op algemene statistische gegevens. De CGB oordeelde dat de waarde van algemene statistische gegevens afhangt van de vraag of deze gegevens van toepassing zijn op het slachtoffer en dat aannemelijk is dat de situatie van het slachtoffer niet afwijkt van het landelijk gemiddelde. Daarnaast merkte de CGB op dat statistische gegevens niet die betekenis mogen hebben, dat zij telkens als uitgangspunt worden gehanteerd, waardoor een vrouwelijk slachtoffer bewijs moet leveren van andere concrete omstandigheden. Het tweede oordeel van de CGB over deze problematiek uit 2004 (CGB 1 april 2004, ) is hiermee in lijn. 7 Daarin ging het om de vraag of een verzekeraar in strijd handelde met de Awgb wanneer bij een schadeberekening statistieken worden gebruikt waaruit een afname van de arbeidsparticipatie van vrouwen zou blijken. Hier werd het vermoeden uit afgeleid dat het geslacht van het slachtoffer mede een rol had gespeeld bij de vaststelling van de schade. De verzekeraar in kwestie was niet in staat dit vermoeden te weerleggen. Ook het oordeel van de CGB van 1 december 2009 ging over deze problematiek (CGB 1 december 2009, oordeel met noot van A.S. Oude Hergelink en S.D. Lindenbergh). 8 Daar oordeelde de CGB dat er sprake was van direct onderscheid, vanwege de aanname van een kinderwens bij het vrouwelijk slachtoffer. De verzekeraar gebruikte alleen statistische gegevens ter onderbouwing hiervan; aanvullend bewijs voor deze aanname ontbrak (het slachtoffer ontkende zelfs expliciet dat zij een kinderwens had). De statistische onderbouwing was door de verzekeraar slechts gebruikt als legitimering van de aanname van een kinderwens. De CGB heeft in dit derde oordeel aangegeven dat het gebruik van statistieken in beginsel is toegestaan, mits deze niet in het nadeel van vrouwen uitvallen en de gegevens aansluiten bij de huidige en de te verwachten ontwikkelingen. Bovendien dient de verzekeraar te onderbouwen waarom een beroep op statistische gegevens in het concrete geval aangewezen is. Onderscheid naar geslacht bij de vaststelling van letselschade Uit het in 2012 verrichte (verkennend) onderzoek van de CGB naar de rol van het geslacht bij de vaststelling van letselschade blijkt dat voor de hoogte van een verzekeringsuitkering regelmatig wordt uitgegaan van stereotype beelden over mannen en vrouwen. Een dergelijke aanname is een vorm van direct onderscheid, en dus verboden op grond van de Awgb. Deze stereotype beelden betreffen onder andere de arbeidsparticipatie van vrouwen na het krijgen van kinderen en de carrièreperspectieven van vrouwen ten opzichte van mannen. Uit het onderzoek blijkt ook dat er veelvuldig gebruik gemaakt wordt van statistische gegevens. Hierover oordeelt de CGB dat dit op zichzelf niet in strijd is met de Awgb, mits de gegevens voldoen aan de eisen van relevantie, kwaliteit en actualiteit. De CGB stelt dat per individueel geval moet worden bekeken of de statistische gegevens van toepassing zijn op het slachtoffer, en dat men zich er rekenschap van moet geven dat statistische gegevens vaak alleen een voorspellende waarde voor het verleden hebben. De CGB concludeert in haar rapport dat er aanleiding is om deze problematiek onder de aandacht te brengen. Als stereotype denkbeelden, ongefundeerde verwachtingen of het gebruik van algemene of verouderde statistieken vrouwen in een verslechterde bewijspositie brengen, dan levert dit hoe dan ook strijd op met de Awgb. Afsluitende opmerkingen In het schaderegelingsproces wordt bij de vaststelling van toekomstige schade van vrouwelijke slachtoffers vaak een beroep gedaan op statistische gegevens over de arbeidsparticipatie van vrouwen. Deze statistische gegevens zijn bij het bepalen van het hypothetische perspectief van een (vrouwelijk) slachtoffer toegestaan, maar dan alleen als de gebruikte gegevens voldoen aan de eisen van relevantie, kwaliteit en actualiteit. Bovendien kunnen ze niet enkel worden gebruikt als legitimering van stereotype denkbeelden. Een recent arrest van het dat hiermee in lijn lijkt te zijn is het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 juli Het betrof ook daar een discussie omtrent het carrièreverloop van een vrouwelijk slachtoffer ten aanzien van de hypothetische situatie zonder ongeval. Het slachtoffer stelde onder meer zij fulltime zou gaan werken tot haar 67 ste als de zorg voor de kinderen achter de rug is. De aansprakelijke partij stelde hiertegenover met verwijzing naar statistische gegevens dat zij eerder met pensioen zou zijn gegaan. Het hof ver A.S. Oude Hergelink en S.D. Lindenbergh, Noot bij CGB , in: C.J. Forder e.a., Gelijke behandeling: oordelen en commentaar 2009, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2010, p. 357 t/m 363. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 9 juli 2013, ECLI:NL:GRAHL:2013:

8 wierp deze stelling en stelde over het gebruik van de statistische gegevens (r.o. 2.6): Het enkele feit dat volgens statische gegevens een aanzienlijk deel van de verpleegkundigen voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd stopt met werken, leidt niet tot een ander oordeel. Allereerst betreffen deze statistische gegevens de situatie tot nu toe, waarin een lagere pensioenleeftijd geldt en nog gebruik kan worden gemaakt van prepensioenregelingen. Bovendien geven deze gegevens, uiteraard, slechts algemene informatie over een breed samengestelde beroepsgroep en zijn ze om die reden niet zonder meer toepasbaar op de specifieke situatie van [appellante], zoals hiervoor aangeduid. Het Hof bepaalde vervolgens een aantal uitgangspunten, die vooral gebaseerd waren op de persoonlijke omstandigheden van het slachtoffer. Bijvoorbeeld het gegeven dat zij zonder partner voor haar kinderen zorgde, dat zij voor de opleiding tot IC-verpleegkundige twee keer is geweigerd en dat zij een autistische zoon heeft. Het slachtoffer wordt door het Hof in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag in hoeverre zij de zorg voor haar autistische zorg zelf doet of aan derden uitbesteedt. Van verboden onderscheid in de zin van de Awgb zal hier dan ook hoogstwaarschijnlijk geen sprake zijn. Van dat laatste lijkt in de onderhavige uitspraak van de Rechtbank Den Haag echter wel sprake te zijn. Ondanks dat het hier een zeer jong vrouwelijk slachtoffer betreft (ten tijde van het ongeval was zij 10 jaar) had de rechtbank haar beslissing uitgebreider moeten motiveren. Welke statistische gegevens zijn er gebruikt, waarom zijn die statistische gegevens van toepassing op het slachtoffer en waarom is het in dit concrete geval onvermijdelijk dat er rekening moet worden gehouden met het gegeven dat het slachtoffer een vrouw is? Vragen waar de Rechtbank Den Haag niet op ingaat, ondanks de verwijzing van de advocaat van het slachtoffer naar het hiervoor besproken rapport van de CGB. Het slachtoffer had zich in onderhavige zaak in de discussie omtrent de vaststelling van haar schade wellicht ook op (andere) statistische benaderingen kunnen beroepen. Denk hierbij aan statistieken over het aantal alleenstaanden en eenpersoonshuishoudens (die volgens het CBS de komende jaren fors in aantal zullen toenemen), of het gegeven dat ongeveer éénderde van de huwelijken eindigt in een echtscheiding (valt dat niet als feit van algemene bekendheid aan te merken?). Daarnaast had men ook kunnen stellen dat rekening moet worden gehouden met de kans dat het slachtoffer onvruchtbaar is of een onvruchtbare partner krijgt. Zowel Reaal als de rechter zouden zich door dergelijke stellingen gedwongen zien toe te lichten waarom in onderhavig geval de door Reaal aangehaalde statistische gegevens als uitgangspunt hadden te gelden. Een alternatieve mogelijkheid voor het slachtoffer was wellicht om het College van de Rechten van de Mens te verzoeken om onderzoek te doen naar de vraag of Reaal jegens haar onderscheid heeft gemaakt op grond van geslacht, in plaats van een deelgeschil aanhangig te maken. Uit artikel 10 lid 1 Awgb volgt dat indien degene die meent dat in zijn/haar nadeel onderscheid is of wordt gemaakt in de zin van de Awgb, en feiten aanvoert die dat onderscheid vermoeden, de verwerende partij dient te bewijzen dat niet in strijd met de Awgb is gehandeld. Dat betekent dus een zware bewijslast voor de verwerende partij. Het is dan aan de verzekeraar (in dit geval Reaal) om te onderbouwen waarom een beroep op statistische gegevens in het concrete geval aangewezen is, en deze niet louter als legitimering van een stereotype aanname zijn gebruikt. Hoewel een oordeel van het College van de Rechten van de Mens niet bindend is, hecht de civiele rechter hier wel grote waarde aan. 10 Bovendien is gebleken dat het opvolgingspercentage van een oordeel van de CGB jaarlijks rond de 75% ligt. 11 Had het slachtoffer deze weg bewandeld, dan was de uitkomst mogelijk anders geweest. R.A. Hebly, advocaat bij SAP Letselschade Advocaten te Amersfoort Zie bijvoorbeeld: Rb. Amsterdam, 22 september 2007, LJN BB2290. Kamerstukken II, 2009/10, , nr. 3, p

Partijen zullen hierna "[BETROKKENE] q.q." en "Reaal" genoemd worden.

Partijen zullen hierna [BETROKKENE] q.q. en Reaal genoemd worden. beschikking RECHTBANK DEN HAAG Team handel zaaknummer / rekestnummer: C/09/439349 / HA RK 13-144 Beschikking van in de zaak van [VADER] en [MOEDER], handelend in hun hoedanigheid van curatoren van hun

Nadere informatie

Statistiek in de letselschadepraktijk. mr. Chris van Dijk

Statistiek in de letselschadepraktijk. mr. Chris van Dijk Statistiek in de letselschadepraktijk mr. Chris van Dijk Klaarblijkelijk een foute vent! Aanleiding Onderscheid naar geslacht bij de begroting van arbeidsvermogensschade Rechtbank Den Haag 23 juli 2013,

Nadere informatie

Reaal Schadeverzekeringen N.V. discrimineert een vrouw bij de vaststelling van de hoogte

Reaal Schadeverzekeringen N.V. discrimineert een vrouw bij de vaststelling van de hoogte College Voor De Rechten Van De Mens Oordelen Reaal Schadeverzekeringen N.V. discrimineert een vrouw bij de vaststelling van de hoogte van de letselschadevergoeding. Oordeelnummer 2014-97 Datum: 19-08-2014

Nadere informatie

Partijen worden hierna [VERZOEKER] en [VERZEKERAAR] genoemd.

Partijen worden hierna [VERZOEKER] en [VERZEKERAAR] genoemd. beschikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht handelskamer locatie Utrecht zaaknummer / rekestnummer: C1161368625 / HA RK 14-103 Beschikking van in de zaak van [VERZOEKER], wonende te [WOONPLAATS],

Nadere informatie

Beschikking van de meervoudige kamer in de rechtbank Almelo op het verzoek van:

Beschikking van de meervoudige kamer in de rechtbank Almelo op het verzoek van: Beschikking RECHTBANK ALMELO Sector civiel recht zaaknummer: 128288 / HA RK 12-36 datum beschikking: 18 juli 2012 (Im) Beschikking van de meervoudige kamer in de rechtbank Almelo op het verzoek van: Bertha

Nadere informatie

schikking AFSCHRIFT RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Handelsrecht Middelburg zaaknummer / rekestnummer: C/02/308975 / HA RK 15-232

schikking AFSCHRIFT RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Handelsrecht Middelburg zaaknummer / rekestnummer: C/02/308975 / HA RK 15-232 schikking AFSCHRIFT RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Handelsrecht Middelburg zaaknummer / rekestnummer: C/02/308975 / HA RK 15-232 Beschikking van 15 maart 2016 in de zaak van [VERZOEKER], wonende te Terneuzen,

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217 Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: 4498796 UE VERZ 15-500 MAR/1217 Beschikking van 23 december 2015 hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND inzake [VERZOEKSTER], wonende te Wijk

Nadere informatie

Het gebruik van een hypothetische kinderwens en statistische gegevens bij schadebegroting: een nadere invulling van direct onderscheid op geslacht

Het gebruik van een hypothetische kinderwens en statistische gegevens bij schadebegroting: een nadere invulling van direct onderscheid op geslacht Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Het gebruik van een hypothetische kinderwens en statistische gegevens bij schadebegroting: een nadere invulling van direct onderscheid op geslacht

Nadere informatie

Partijen zullen hierna [BETROKKENE] en [VERZEKERAAR] genoemd worden.

Partijen zullen hierna [BETROKKENE] en [VERZEKERAAR] genoemd worden. beschikking RECHTBANK ROTTERDAM Team handel zaaknummer / rekestnummer: C/10/423356 / HA RK 13-304 Beschikking van in de zaak van [BETROKKENE], wonende te Rotterdam, verzoeker, advocaat mr. P. Meijer, tegen'

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:3633

ECLI:NL:RBAMS:2015:3633 ECLI:NL:RBAMS:2015:3633 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-04-2015 Datum publicatie 15-06-2015 Zaaknummer C-13-574965 - HA RK 14-335 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Zaaknummers: 1332071 VZ VERZ 12-2042 1339421 VZ VERZ 12-29691. beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in

Zaaknummers: 1332071 VZ VERZ 12-2042 1339421 VZ VERZ 12-29691. beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in Zaaknummers: 1332071 VZ VERZ 12-2042 1339421 VZ VERZ 12-29691 beschikking RECHTBANK ROTTERDAM Sector kanton Locatie Rotterdam zaaknummers: 1332071 VZ VERZ 12-2042 1339421 VZ VERZ 12-2969 uitspraak: 21

Nadere informatie

Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken

Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken 28 maart 2014 Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken Esther Pans esther.pans@kvdl.nl Deelgeschillen 1. Wat was het oogmerk van de deelgeschilprocedure? 2. Waar staan wij nu? 3. Welke zaken zijn niet

Nadere informatie

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden. beschikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter zittinghoudende te Utrecht zaaknummer: 2534388 UE VERZ 13805 GD/4243 Beschikking van 13 december 2013 inzake X wonende te Arnhem,

Nadere informatie

Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken

Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken Esther Pans Vrijdag 28 maart 2014 Deelgeschillen 1. Wat was het oogmerk van de deelgeschilprocedure? 2. Waar staan wij nu? 3. Welke zaken zijn niet geschikt?

Nadere informatie

Rechtbank Maastricht 26 oktober 2011, nr. HA RK 11-88, LJN BU7197 (mr. J.F.W. Huinen, mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen)

Rechtbank Maastricht 26 oktober 2011, nr. HA RK 11-88, LJN BU7197 (mr. J.F.W. Huinen, mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen) Rechtbank Maastricht 26 oktober 2011, nr. HA RK 11-88, LJN BU7197 (mr. J.F.W. Huinen, mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen) Noot I. van der Zalm Overlijdensschade. Schadeberekening. Inkomensschade.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBROT:2017:3565 ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856 ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856 Instantie Datum uitspraak 05-12-2012 Datum publicatie 08-02-2013 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 200.109.671-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

JA 2013/70 Rechtbank Amsterdam, , /HA RK ,

JA 2013/70 Rechtbank Amsterdam, , /HA RK , JA 2013/70 Rechtbank Amsterdam, 31-01-2013, 521487/HA RK 12-275, LJN BZ0515 Deelgeschil, Buitengerechtelijke kosten, Bijdrage aan vaststellingsovereenkomst Publicatie JA 2013 afl. 4 Publicatiedatum 24

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1890

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1890 ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1890 Instantie Datum uitspraak 28-02-2013 Datum publicatie 04-06-2013 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 141023 / HA RK 12-66 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:3937

ECLI:NL:RBDHA:2015:3937 ECLI:NL:RBDHA:2015:3937 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 07-04-2015 Datum publicatie 06-05-2015 Zaaknummer C-09-477807 - HA RK 14-638 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-382 d.d. 20 oktober 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en drs. L.B. Lauwaars RA, leden en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd pagina 1 van 5 (http://stichtingpiv.nl/) Inloggen PIV-Kennisnet(http://stichtingpiv.nl/inloggen) JURISPRUDENTIE Bron: Hof Amsterdam 3 februari 2016 Publicatie nummer: (nog) niet gepubliceerd Zaaknummer:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBROT:2016:665 ECLI:NL:RBROT:2016:665 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20012016 Datum publicatie 28012016 Zaaknummer C/10/473480 / HA ZA 15333 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

I 179 I De nieuwe deelgeschilprocedure: de eerste oogst

I 179 I De nieuwe deelgeschilprocedure: de eerste oogst I 179 I De nieuwe deelgeschilprocedure: de eerste oogst mr. S.J. de Groot 1 Inleiding Op 1 juli 2010 trad de Wet deelgeschilprocedure in letselen overlijdenszaken 2 in werking. Deze nieuwe wet heeft als

Nadere informatie

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 05/16 Bindend advies in de zaak van: A., wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. Th.F.M. Pothof tegen De Stichting B., gevestigd te IJ., verweerster, gemachtigde:

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-373 d.d. 9 oktober 2014 (mr. P.A. Offers, prof. mr. E.H. Hondius en drs. W. Dullemond, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5965

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5965 ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5965 Instantie Datum uitspraak 13-02-2013 Datum publicatie 02-04-2013 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer C/12/85391 / HA RK 12-110 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.2662 (068.05) ingediend door: hierna te noemen 'klagers', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 03-10-2016 Datum publicatie 04-10-2016 Zaaknummer C/09/503343 / FA RK 16-214 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:146

ECLI:NL:GHSHE:2017:146 ECLI:NL:GHSHE:2017:146 Instantie Datum uitspraak 19012017 Datum publicatie 20012017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 'shertogenbosch 200.181.917_01 Personen en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091

ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091 ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 29-12-2010 Datum publicatie 04-02-2011 Zaaknummer 119974 - HA ZA 10-474 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-05-2007 Datum publicatie 03-05-2007 Zaaknummer 515624 AV EXPL 07-35 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht ECLI:NL:GHSHE:2015:5019 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 03-12-2015 Datum publicatie 04-12-2015 Zaaknummer F 200 170 080_01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-372 d.d. 9 oktober 2014 (mr. P.A. Offers, prof. mr. E.H. Hondius en drs. W. Dullemond, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

AFSCHRIFT. Uitspraak: 10 februari 2015 Zaaknummer: 200.152.940/01 Zaaknummer eerste aanleg: C/13/522971 / FA RK 12-6306 (MN/WK)

AFSCHRIFT. Uitspraak: 10 februari 2015 Zaaknummer: 200.152.940/01 Zaaknummer eerste aanleg: C/13/522971 / FA RK 12-6306 (MN/WK) AFSCHRIFT beschikking GERECHTSHOF AMSTERDAM Afdeling civiel recht en belastingrecht Team III (familie- en jeugdrecht) Uitspraak: 10 februari 2015 Zaaknummer: 200.152.940/01 Zaaknummer eerste aanleg: C/13/522971

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-03-2016 Datum publicatie 29-03-2016 Zaaknummer KK EXPL 16-200 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 01032017 Datum publicatie 27032017 Zaaknummer 316395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-122 d.d. 17 april 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting Reisverzekering, toepasselijkheid verzekeringsvoorwaarden,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2016:171 ECLI:NL:GHSHE:2016:171 Instantie Datum uitspraak 21-01-2016 Datum publicatie 26-01-2016 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 200.164.903/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht ECLI:NL:GHSHE:2015:2797 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 23-07-2015 Datum publicatie 27-07-2015 Zaaknummer F 200.160.279_01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

zaaknummer / rekestnummer: C/16/ / HA RK MAR

zaaknummer / rekestnummer: C/16/ / HA RK MAR Civiel recht handelskamer locatie Utrecht zaaknummer / rekestnummer: C/16/420717 / HA RK 16-167 MAR Beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (deelgeschil) van (bij vervroeging)

Nadere informatie

beschikking RECHTBANK UTRECHT Sector handel en kanton Kantonrechter Locatie Utrecht Zaaknummer: UE VERZ MAR 4186

beschikking RECHTBANK UTRECHT Sector handel en kanton Kantonrechter Locatie Utrecht Zaaknummer: UE VERZ MAR 4186 beschikking RECHTBANK UTRECHT Sector handel en kanton Kantonrechter Locatie Utrecht Zaaknummer: 827432 UE VERZ 12-875 MAR 4186 Beschikking van 12 oktober 2012 (bij vervroeging) in de zaak van [VERZOEKER],

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:4009

ECLI:NL:RBROT:2017:4009 ECLI:NL:RBROT:2017:4009 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23052017 Datum publicatie 30052017 Zaaknummer 5663098 VZ VERZ 17981 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

Oordeel 2012-133. Datum: 3 augustus 2012. Dossiernummer: 2012-0076. Oordeel in de zaak van [... ] wonende te [... ], verzoekster.

Oordeel 2012-133. Datum: 3 augustus 2012. Dossiernummer: 2012-0076. Oordeel in de zaak van [... ] wonende te [... ], verzoekster. Oordeel 2012-133 Datum: 3 augustus 2012 Dossiernummer: 2012-0076 Oordeel in de zaak van [... ] wonende te [... ], verzoekster tegen Stichting ROC Midden Nederland gevestigd te Utrecht, verweerster 1 Procesverloop

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:3340

ECLI:NL:RBROT:2016:3340 ECLI:NL:RBROT:2016:3340 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20042016 Datum publicatie 03052016 Zaaknummer 4878125 VV EXPL 1612 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht

Nadere informatie

beschikking RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht zaaknummer / rekestnummer: C/13/579829 / HA RK 15-13 Beschikking van 21 mei 2015 in de zaak van

beschikking RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht zaaknummer / rekestnummer: C/13/579829 / HA RK 15-13 Beschikking van 21 mei 2015 in de zaak van beschikking RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht zaaknummer / rekestnummer: C/13/579829 / HA RK 15-13 Beschikking van 21 mei 2015 in de zaak van [VERZOEKSTER], wonende te Amsterdam, verzoekster, advocaat

Nadere informatie

Uitspraak. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2013/114 S&S 2013/98 GERECHTSHOF AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BESCHIKKING.

Uitspraak. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2013/114 S&S 2013/98 GERECHTSHOF AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BESCHIKKING. Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-10-2012 Datum publicatie 31-01-2013 Zaaknummer 200.107.628/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Géén appelverbod

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : De heer A te B, vertegenwoordigd door de heer C te D, tegen E te F en G te H Zaak : Schadevergoeding, wettelijke rente Zaaknummer : 2012.03079 Zittingsdatum : 11 september

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-106 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris) Klacht ontvangen op : 6 januari 2015 Ingesteld door : Consument Tegen

Nadere informatie

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-045 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. C.E. Polak, en mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Klacht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 04-11-2014 Datum publicatie 16-12-2014 Zaaknummer 200.148.742-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

2. De feiten 2.1. Verzoekers zijn de ouders van [B], geboren op 28 april 1994 (hierna: [B]).

2. De feiten 2.1. Verzoekers zijn de ouders van [B], geboren op 28 april 1994 (hierna: [B]). Uitspraak beschikking RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rekestnummer: 417945 / HA RK 12-213 Beschikking van 17 augustus 2012 in de zaak van 1. [A1], wonende te [woonplaats], 2. [A2],

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster LJN: BW9368, Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2012 2. De feiten 2.1. [A] en [B] wonen tegenover elkaar in [plaats]. [C] woont

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7598

ECLI:NL:RBMNE:2016:7598 ECLI:NL:RBMNE:2016:7598 Instantie Datum uitspraak 14-12-2016 Datum publicatie 26-04-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C/16/420717 / HA RK 16-167 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rechtbank Amsterdam 08-05-2015 28-05-2015 3603419 CV EXPL 14-32341. Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

Rechtbank Amsterdam 08-05-2015 28-05-2015 3603419 CV EXPL 14-32341. Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl ECLI:NL:RBAMS:2015:3202 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vindplaatsen Uitspraak Rechtbank Amsterdam 08-05-2015 28-05-2015 3603419

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2009:BH5268

ECLI:NL:RBALK:2009:BH5268 ECLI:NL:RBALK:2009:BH5268 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 25-02-2009 Datum publicatie 09-03-2009 Zaaknummer 103747 / FA RK 08-654 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2011:BV6082 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-12-2011 Datum publicatie 16-02-2012 Zaaknummer 200.089.788-01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 24-01-2013 Datum publicatie 05-02-2013 Zaaknummer 200.113.026 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-059 d.d. 23 februari 2015 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en C.E. Polak, leden en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, hierna te noemen Aangeslotene.

Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-445 d.d. 18 december 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting Consument ontvangt een arbeidsongeschiktheidsuitkering

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 09-02-2016 Datum publicatie 16-02-2016 Zaaknummer 200.166.881/01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, terwijl mr. M. Veldhuis als secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, terwijl mr. M. Veldhuis als secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-114 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, terwijl mr. M. Veldhuis als secretaris) Klacht ontvangen op : 8 december 2015 Ingediend door

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703 ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 26-01-2005 Datum publicatie 14-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 184276/FA RK04-5055 Personen-

Nadere informatie

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene.

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-233 d.d. 6 juni 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mevrouw mr. I.M.L. Venker, secretaris) Samenvatting Consument en Aangeslotene hebben

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, tegen. Arag SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. Consument, tegen. Arag SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-322 d.d. 8 september 2014 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en drs. L.B. Lauwaars, leden en mr. I.M.L. Venker) Samenvatting

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011 ECLI:NL:GHDHA:2015:1011 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 22042015 Datum publicatie 10062015 Zaaknummer 200.158.976/01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-295 d.d. 25 oktober 2013 (prof.mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mr. W.H.G.A. Filott mpf, leden en mevrouw mr. L.T.A.

Nadere informatie

JA 2013/187 Deelgeschil, Proceskosten, Voorlopig deskundigenbericht. »Samenvatting

JA 2013/187 Deelgeschil, Proceskosten, Voorlopig deskundigenbericht. »Samenvatting JA 2013/187 Deelgeschil, Proceskosten, Voorlopig deskundigenbericht Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RBNHO:2013:6863 Aflevering 2013 afl. 10 Rubriek College Deelgeschillen Datum 25 juli 2013 Rechtbank Noord-Holland

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van mr. X, wonende en kantoorhoudende te [plaats1], K L A G E R,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBAMS:2016:199 ECLI:NL:RBAMS:2016:199 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-01-2016 Datum publicatie 02-02-2016 Zaaknummer C/13/572226 / HA ZA 14-903 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Intellectueel-eigendomsrecht

Nadere informatie

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Hof Arnhem 13 januari 2009, zaaknummer 200.005.438 I. van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2016:661

ECLI:NL:RBLIM:2016:661 ECLI:NL:RBLIM:2016:661 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 27012016 Datum publicatie 28012016 Zaaknummer 4683113/AZ/15341 27012016 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-323 (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris) Klacht ontvangen op : 27 juli 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 117 d.d. 5 mei 2011 (mr. C.E. du Perron, voorzitter en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 117 d.d. 5 mei 2011 (mr. C.E. du Perron, voorzitter en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 117 d.d. 5 mei 2011 (mr. C.E. du Perron, voorzitter en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting De auto van Consument is tijdens een aanrijding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309 ECLI:NL:RBLIM:2017:2309 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 15032017 Datum publicatie 16032017 Zaaknummer 5377597 cv 169148 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht Burgerlijk

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter enl mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter enl mr. R.G. de Kruif, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-855 (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter enl mr. R.G. de Kruif, secretaris) Klacht ontvangen op : 23 mei 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404 ECLI:NL:GHSHE:2017:1404 Instantie Datum uitspraak 30-03-2017 Datum publicatie 20-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.207.710_01 Burgerlijk

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3477

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3477 ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3477 Instantie Datum uitspraak 29-04-2011 Datum publicatie 04-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-1393 WIA + 10-2553

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:RBROT:2015:6424 ECLI:NL:RBROT:2015:6424 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 02-09-2015 Datum publicatie 09-09-2015 Zaaknummer C/10/476228 / FA RK 15-3821 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 2019-135 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris) Klacht ontvangen op : 4 april 2018 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:CRVB:2016:4659 ECLI:NL:CRVB:2016:4659 Instantie Datum uitspraak 06-12-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1577 PW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:4523

ECLI:NL:RBAMS:2016:4523 ECLI:NL:RBAMS:2016:4523 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 14-07-2016 Datum publicatie 19-07-2016 Zaaknummer EA VERZ 16-542 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200607461/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma appellante,, gevestigd te tegen de uitspraak in zaak nos.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2009:BH6228

ECLI:NL:GHARN:2009:BH6228 ECLI:NL:GHARN:2009:BH6228 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 20-01-2009 Datum publicatie 23-04-2009 Zaaknummer 200.008.289 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 26042017 Datum publicatie 27042017 Zaaknummer 5494929 \ CV EXPL 1610633 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.035.875-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rb, deelgeschil: carrièreverloop, redelijke verwachting, 40% kans op andere functie gezien afname arbeidsplaatsen

Rb, deelgeschil: carrièreverloop, redelijke verwachting, 40% kans op andere functie gezien afname arbeidsplaatsen Rb, deelgeschil: carrièreverloop, redelijke verwachting, 40% kans op andere functie gezien afname arbeidsplaatsen Rechtbank Rotterdam 19 augustus 2014 ECLI:NL:RBROT:2014:6616 C-10-4477678- HA RK 14-265

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHDHA:2017:647 ECLI:NL:GHDHA:2017:647 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 14-03-2017 Zaaknummer 200.207.571/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam Zaaknummer : 2014/150 Rechter(s) : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 Partijen : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam Trefwoorden : Bevoegdheid College Bekostiging

Nadere informatie