REVOLVERENDE FONDSEN BIJ HERSTRUCTURERING BEDRIJVENTERREINEN. Een financiële kijk op herstructureringsmaatschappijen. MSRE Master Thesis.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "REVOLVERENDE FONDSEN BIJ HERSTRUCTURERING BEDRIJVENTERREINEN. Een financiële kijk op herstructureringsmaatschappijen. MSRE Master Thesis."

Transcriptie

1 REVOLVERENDE FONDSEN BIJ HERSTRUCTURERING BEDRIJVENTERREINEN Een financiële kijk op herstructureringsmaatschappijen MSRE Master Thesis Tom Munter

2 Revolverende fondsen bij herstructurering bedrijventerreinen Een financiële kijk op herstructureringsmaatschappijen Amsterdam School of Real Estate Huys Azie Jollemanhof GW AMSTERDAM Opleiding Specialisatie Masterthesis MSRE Master of Science in Real Estate Gebieds- en Vastgoedontwikkeling Auteur Tom Munter tdmunter@home.nl Begeleider 1 Begeleider 2 Interne begeleider dr. C.J. Pen drs. W. van der Post drs. I.J.A. Lissberg-Grondstra Datum 29 augustus 2014 II P a g i n a

3 t Hiele land is bezig te veranderen in bedriebenpark Daniël Lohues Beste Koningin III P a g i n a

4 IV P a g i n a

5 VOORWOORD Voor u ligt het resultaat van anderhalf jaar studeren in Amsterdam en vervolgens ruim een jaar afstuderen. Met het afronden van dit onderzoek gaat een lang gekoesterde wens van mij in vervulling. Na mijn middelbare school, waar ik het VWO heb gevolgd, ben ik begonnen met studeren in Groningen. Na twee jaar daar vonden mijn ouders het welletjes en ben ik overgestapt naar het HBO. Die opleiding heb ik fluitend doorlopen en ik kon nog voor afronding van mijn studie beginnen met werken bij de Gemeente Enschede. Toch bleef het knagen dat ik er niet in geslaagd was een universitaire opleiding af te ronden. Toen mij door de Gemeente Enschede de mogelijkheid werd geboden dit alsnog te doen, heb ik deze kans met beide handen aangegrepen. Na 2,5 jaar heen en weer reizen van Almelo naar Amsterdam is het nu voorbij! Een leuke, leerzame, maar ook drukke periode ligt achter me. Met veel plezier kijk ik terug op het reizen naar Amsterdam. De ontelbare keren uitleggen dat Nederland echt niet zo groot is en je in de trein best veel kunt doen, zal ik gaan missen! Gelukkig heb ik ook veel contacten opgedaan die ook na het afronden van de studie blijven bestaan. Het afstuderen is uiteindelijk de grootste hobbel gebleken, waarbij ik lang heb gedaan over het vinden van de stip aan de horizon. Uiteindelijk is ook dat goed gekomen en blijkt andermaal dat Johan Cruijff gelijk had: Je gaat het pas zien als je het door hebt! In een voorwoord horen dankwoorden. Allereerst wil ik de Gemeente Enschede bedanken voor het bieden van de mogelijkheid om deze studie te volgen. Met name Rob Oude Bruinink wil ik bedanken voor de energie die hij heeft gestoken in het mogelijk maken hiervan en Irma Lissberg voor haar kritische, opbouwende en meelevende reflectie tijdens mijn afstuderen. Ook mijn begeleider Cees-Jan Pen wil ik bedanken voor de tijd en energie die hij in dit onderzoek heeft gestoken en de zetjes in de goede richting. Ook mijn tweede begeleider, Wim van der Post, die op het allerlaatste moment werd ingevlogen, wil ik bedanken voor zijn inbreng. Als laatste, maar eigenlijk het meest belangrijk, wil ik Gerrieke bedanken voor al haar hulp, energie en motivatie. Zonder haar was het zeker niet gelukt! Schat, ik ga nu echt weer thuis helpen! Almelo, 29 augustus 2014 Tom Munter V P a g i n a

6 VI P a g i n a

7 MANAGEMENTSAMENVATTING Over herstructurering is de laatste jaren veel geschreven. De aandacht voor herstructurering is groot en met de steeds beperkter wordende financiële middelen van de overheid wordt gezocht naar nieuwe oplossingsrichtingen om de herstructurering van bedrijventerreinen te kunnen financieren. Het doel van dit onderzoek is om kennis en inzicht te verkrijgen in de mate waarin fondsvorming een oplossing kan bieden voor de financiering van de herstructureringsopgave voor bedrijventerreinen. De hoofdvraag luidt: In hoeverre vormt fondsvorming een mogelijkheid om een oplossing te bieden voor de financiering van de herstructureringsopgave voor bedrijventerreinen? De markt voor bedrijventerreinen wordt gedomineerd door de gemeente. Geprobeerd is om ontwikkelaars en beleggers meer te betrekken bij de bedrijventerreinenmarkt, maar die zien daar momenteel geen heil in, omdat de rendementen te laag zijn. Ook bij de herstructurering van bedrijventerreinen hoeft niet verwacht te worden dat ontwikkelaars en beleggers zullen participeren, aangezien de herstructurering in principe geld kost en niet oplevert. Hoe groot de herstructureringsopgave precies is, zal wellicht nooit helemaal duidelijk worden. In hoeverre een terrein verouderd is, hangt af van verschillende factoren. Het kan voor gemeenten tactisch handig zijn om terreinen aan te wijzen als te herstructureren om in aanmerking te komen voor subsidies. Dit gegeven maakt het lastig om te bepalen wat de precieze kosten van de herstructureringsopgave zijn. Op basis van cijfers van het Integraal Bedrijventerreinen Informatie Systeem (IBIS) is van de bedrijventerreinen 28% aangemerkt als verouderd. De Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerrein (THB) stelt de hoeveelheid te herstructureren bedrijventerreinen tot 2020 vast op hectare. Er kan echter sprake zijn van een afwijking van enkele duizenden hectares. Vanwege de onduidelijkheid over de totale opgave is vaststellen van de kosten voor herstructurering eveneens lastig. De THB komt met een bedrag van 6,35 miljard tot en met 2020, waarin de kosten voor een facelift nog niet zijn meegenomen. De dekking van dit bedrag wordt gezocht door locaties die in het kader van herstructurering zijn aangekocht weer te verkopen en door grondprijzen te verhogen. Daarnaast zouden opbrengsten uit de verkoop van nieuwe terreinen gedeeltelijk kunnen worden gebruikt om een herstructureringsfonds op te zetten, tezamen goed voor 3,55 miljard. Als laatste moet ook de overheid helpen bij het financieren van de herstructurering en een bedrag dekken van 2,8 miljard. De financiële situatie van de overheid is de afgelopen jaren echter sterk verslechterd. Alleen de provincies hebben nog middelen beschikbaar vanuit de verkoop van de aandelen van nutsbedrijven. Nieuwe financieringsconstructies moeten onderzocht worden, waarbij fondsvorming een term is die steeds vaker valt. Een fonds is feitelijk niet meer dan een pot met geld die bestemd is voor een bepaald doel. Aan het oprichten van een fonds zijn nauwelijks regels verbonden. Goedkeuring van de toezichthouder is in principe voldoende voor een decentrale overheid om een fonds op te richten. Wanneer een fonds gericht is op het helpen van bedrijven moeten de regels omtrent VII P a g i n a

8 staatssteun worden meegenomen in de opzet van het fonds. Door de beperkte eisen die gesteld worden aan een fonds, wordt het begrip een containerbegrip. Als voorbeeld zijn een aantal fondsen geanalyseerd om te beoordelen in hoeverre de uitgangspunten van deze fondsen gebruikt kunnen worden bij de herstructurering van bedrijventerreinen. In 2012 is vanuit Convenant aanpak leegstand kantoren een sloopfonds voor leegstaande kantoren aangekondigd. Het sloopfonds was bedoeld om eigenaren van langdurig leegstaande kantoren te bewegen om deze panden te slopen en zodoende ruimte te creëren op de markt voor kantoren. Het betrof echter een vrijwillig fonds en eigenaren van andere kantoren waren dus niet verplicht mee te doen en een bijdrage te storten in het fonds. Eind 2013 heeft de minister dan ook aangekondigd dat aan het fonds niet langer prioriteit wordt gegeven. Voor de herstructurering van bedrijventerreinen kan hieruit opgemaakt worden dat het enerzijds van belang is om geen vrijblijvende afspraken te maken en wordt anderzijds duidelijk dat marktpartijen niet zitten te wachten op verplichte afdrachten aan een fonds. Het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn) kent met de starterslening een goed voorbeeld van hoe de overheid kan helpen bij het ontbrekende stukje financiële armslag. Omdat dit fonds zich richt op particulieren speelt staatssteun geen rol, wat bij bedrijven natuurlijk wel het geval is. In het kader van de herstructurering van bedrijventerreinen zouvanuit de SVn het principe mee kunnen worden genomen dat marktpartijen eerst bij reguliere financieringsinstanties proberen de financiering te regelen. Voor het ontbrekende gedeelte zou een beroep kunnen worden gedaan op het fonds. Dat overheden zelf nadrukkelijk aan het zoeken zijn naar nieuwe financieringsconstructies toont het Joint Support for Sustainable Investment in City Areas (JESSICA) aan. Deze financieringsvorm is onderdeel van de EFRO-subsidie en is mede bedacht omdat duidelijk is geworden dat het einde van de EFRO middelen in zicht is. JESSICA richt met name op onderdelen in de stedelijke ontwikkeling die gericht zijn op duurzaamheid. Door middel van JESSICA wordt geprobeerd om de beschikbare financiële middelen zo vaak mogelijk in te zetten. Den Haag en Rotterdam zijn gestart met projecten vanuit JESSICA. Het wachten is nog op de eerste concrete resultaten Het gebiedsfonds van SADC is een mooi voorbeeld van een samenwerking tussen publieke en private partijen. Het betreft echter ontwikkeling van een nieuw terrein en heeft daarmee niet dezelfde kenmerken als herstructurering, waarbij bijvoorbeeld sprake is een bestaande eigendomsverdeling. Bovendien gaat de casus over een zeer gunstige locatie, gelegen naast Schiphol en met een directe toegang tot de luchthaven. De opzet van het gebiedsfonds van SADC zou ook getoetst moeten worden in bijvoorbeeld zuid-oost Drenthe. Het Innovatiefonds van de Gemeente Enschede was bedoeld om bedrijven te stimuleren en te faciliteren bij het doen van innovaties op verschillende gebieden. Na één succesvolle investering is in de coalitieonderhandeling van 2014 door het nieuwe college van Burgemeester en Wethouders besloten te stoppen met het Innovatiefonds. Daarmee toont het Innovatiefonds aan dat, ondanks het vastzetten van financiële middelen voor een bepaald doel in een fonds,, deze middelen net zo snel weer kunnen worden weggehaald wanneer de politeke arena verandert De provinciale herstructureringsmaatschappijen in Nederland zijn feitelijk ook revolverende fondsen. In 2005 is de eerste opgericht, de Brabantse Herstructureringsmaatschappij VIII P a g i n a

9 Bedrijventerreinen (BHB). Daarna volgden de de Herstructureringsmaatschappij Overijssel (HMO), de Limburgse Herstructureringsmaatschappij Bedrijventerreinen (LHB) en de Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht (OMU). In onderstaande tabel zijn de belangrijkste kenmerken van de verschillende herstructureringsmaatschappijen weergegeven. Alleen de BHB gaat uit van volledige revolverendheid, namelijk een factor 2. Dat betekent dat het totale kapitaal twee keer wordt ingezet om de doelstellingen te bereiken. De anderen gaan uit van een revolverendheid van 0,5 of 0,75, wat betekent dat van elke ingezette euro 0,50 of 0,75 terugvloeit naar het fonds. BHB HMO LHB OMU Kosten herstructurering 800,0 65, ,5 Multiplier 6,38 16% 5,00 20% 4,00 25% 4,17 24% Benodigd kapitaal 125,4 13, ,0 Revolverendheid 2,00 100% 1,75 75% 1,50 50% 1,50 50% Kapitaal 62,7 7, ,0 Startjaar Looptijd Aantal hectare Totale opgave Aandeel 3% 2% 59% 3% Subsidie per hectare 0,13 0,26 0,03 0,28 Bedragen in miljoenen Uit de gesprekken met de herstructureringsmaatschappijen blijkt dat in de praktijk alleen de OMU uitgaat van 100% revolverendheid. De overige maatschappijen hanteren een minimale eis van 50%. Uiteindelijk betekent dit dat het beschikbare kapitaal op zal raken en dit wordt ook erkend door de herstructureringsmaatschappijen. Hier tegenover staat het belang van maatschappelijk rendement, in de vorm van werkgelegenheid en duurzaamheid, en de zogenaamde multiplier. Met multiplier wordt bedoeld de mate waarin private investeringen loskomen door middel van de inzet van het kapitaal van de herstructureringsmaatschappijen. De minimale multiplier die wordt gehanteerd is 4, wat betekent dat elke euro van de herstructureringsmaatschappijen leidt tot 3,- aan private investeringen. Daarmee wordt de herstructurering toch nog grotendeels door private partijen gefinancierd. De conclusie is dat fondsvorming geen oplossing biedt om het financieringsvraagstuk van herstructurering geheel op te lossen. Herstructurering van bedrijventerreinen is per definitie verliesgevend, marktpartijen pakken dit niet op en dus moet de overheid middelen beschikbaar stellen. Waar fondsvorming een containerbegrip is, lijkt revolverendheid een nieuw toverwoord. Het beschikbare kapitaal raakt echter uiteindelijk op en feitelijk is dus alsnog sprake van subsidie. Op basis van dit onderzoek worden een vijftal aanbevelingen gedaan: 1) Evalueer de prestaties van de provinciale herstructureringsmaatschappijen; 2) Evalueer de Provinciale Herstructureringsprogramma s; 3) Zorg voor eenduidigheid in de berekening van de herstructureringsopgave; 4) Onderzoek de mogelijkheid van vastgoedfondsen voor bedrijventerreinen; 5) Creëer schaarste op de markt voor bedrijventerreinen. IX P a g i n a

10 X P a g i n a

11 INHOUDSOPGAVE Voorwoord... V Managementsamenvatting... VII 1. Inleiding Aanleiding Probleemstelling Afbakening en begripsbepaling Onderzoeksmethode en leeswijzer Herstructurering Inleiding Historie bedrijventerreinen Veroudering Type herstructurering Kosten herstructurering Financiering Conclusie Fondsvorming Inleiding Wat is een fonds? Staatssteun Voorbeeld fondsen Verantwoording keuze fondsen Kantoren SVn JESSICA Gebiedsfonds SADC Innovatiefonds Gemeente Enschede Conclusie XI P a g i n a

12 4. Herstructureringsmaatschappijen Inleiding BHB HMO LHB OMU Conclusie Praktijk Inleiding Methodologische verantwoording Uitkomsten interviews Organisatie Projecten Financieel Hoofdvraag Conclusie Conclusies en aanbevelingen Inleiding Conclusies Aanbevelingen Mijmeringen Literatuurlijst... XI Bijlagen... XVII Bijlage 1 Typologieën veroudering... XVIII Bijlage 2 Overzicht Provinciale Herstructurerings Programma s XIX Bijlage 3 Uitwerking interviews... XX Nawoord... XLI Aantekeningen... XLIII XII P a g i n a

13 1. INLEIDING Aan het begin van de 21 e eeuw zou toenmalig koningin Beatrix een bezoek brengen aan de provincie Drenthe. Eén van de bekendste Drentse artiesten, Daniel Lohues, had ter ere van haar komst een lied geschreven; Beste Koningin 1. In dit lied schrijft Lohues dat in zijn ogen het hele land bezig is te veranderen in een bedrijventerrein en vraagt hij de Koningin of zij ervoor kan zorgen dat dit in Drenthe niet gebeurt. Hoewel het feitelijk wel meevalt met de hoeveelheid bedrijventerreinen, slechts 1,96% van Nederland is een bedrijventerrein 2, is dit blijkbaar wel een gevoel dat leeft. Over bedrijventerreinen bestaat veel discussie. Ze zouden teveel gepland worden, onnodig veel ruimte innemen en veelal bedrijven huisvesten waarvoor het terrein oorspronkelijk helemaal niet bedoeld was (Renes et al., 2009, p.31). 1.1 Aanleiding De discussie over bedrijventerreinen maakt dat het onderwerp op de politieke agenda staat. Dit onderzoek gaat over de herstructurering van bedrijventerreinen en de inzet van fondsen om deze herstructurering te financieren. Met de uitkomsten van dit onderzoek wordt een bijdrage geleverd aan het vraagstuk rondom de financiering van herstructurering van bedrijventerreinen. Het eerste hoofdstuk schetst de aanleiding van het vraagstuk. Vervolgens wordt nader ingegaan op de probleemstelling en de manier waarop een antwoord zal worden gegeven op de hoofdvraag. Bedrijventerreinen Grond is een essentiële productie- en machtsfactor. Bovendien hebben grondtransacties belangrijke externe en maatschappelijke effecten (bijvoorbeeld wanneer een projectontwikkelaar agrarische gronden koopt om hierop woningbouw te realiseren) en zijn grondgebruikveranderingen vaak onomkeerbaar, of in ieder geval ingewikkeld en kostbaar. Bovenal is grond schaars en niet eenvoudig te produceren. Dit alles maakt dat regulering door de overheid op de grondmarkt noodzakelijk is (De Regt, 2003, p. 21). En dat geldt zeker voor de deelmarkt bedrijventerreinen, met haar sterke positieve en negatieve effecten. Positief is bijvoorbeeld de groei van de werkgelegenheid die bedrijventerreinen kan bieden en negatief de geluidsoverlast die diezelfde terreinen ook kunnen veroorzaken (Janssen et al, 2006, p. 83, Louw et al., 2004, p. 205). Op de grondmarkt voor bedrijventerreinen heeft de overheid een monopoliepositie. Dat blijkt uit de cijfers van het Integraal Bedrijventerreinen Informatie Systeem (IBIS); van het totaal aan netto uitgeefbare hectares grond dat bestemd is voor bedrijventerreinen is ruim 72% van gemeenten en de overige 28% van particulieren (Ministerie I&M, 2013, p. 24). Gemeenten hebben op de markt voor bedrijventerreinen een monopoliepositie en willen graag zoveel mogelijk bedrijven grond kunnen aanbieden. Daardoor breidt het totale areaal 1 Het bezoek van de Koningin ging uiteindelijk niet door. Het nummer verscheen op de cd Allenig uit Zie cbs.nl P a g i n a 1

14 bedrijventerreinen zich makkelijk uit, wordt functiescheiding gestimuleerd en verouderen bedrijventerreinen onnodig snel (Segeren et al., 2005). Overheden op alle niveaus hebben, vanuit de gedachte dat een tekort aan bedrijventerreinen zou ontstaan, een meer stimulerend beleid gevoerd in plaats van een terughoudend beleid (Olden, 2010, p. 210). Aan de planning van nieuwe bedrijventerreinen ligt weinig marktonderzoek ten grondslag. Louw et al. (2004, p. 206) stellen dat de vraag meestal wordt geraamd op basis van het doortrekken van de gemiddelde jaarlijkse uitgifte uit het verleden, hetgeen een weinig betrouwbare manier van ramen vormt omdat het verleden niets zegt over de toekomst. Een alternatieve wijze van berekenen van de vraag is het koppelen van de werkgelegenheidsgroei aan de verplaatsingsbehoefte. Ook deze raming biedt weinig betrouwbare resultaten zolang weinig bekend is over de verplaatsingsbehoefte en verhuisketens die ontstaan als gevolg van nieuwbouw. Naast deze vormen van plannen hanteren gemeenten ook nog een ijzeren voorraad. De ijzeren voorraad is de voorraad bouwrijpe grond die op korte termijn beschikbaar moet zijn voor uitgifte (Olden, 2007, p. 7). Om constant grond uit voorraad te kunnen leveren en snel te kunnen inspelen op incidentele grote vragers in de markt, zouden gemeenten twee tot drie keer de jaarlijkse uitgifte aan bouwrijpe kavels ter beschikking moeten hebben. Olden (2007, p. 7) spreekt over een tekort wanneer minder dan twee keer de jaarlijkse uitgifte aan bedrijventerreinen beschikbaar is als ijzeren voorraad. Overigens spreekt de Provincie Overijssel niet sinds eind 2011 niet meer over een ijzeren voorraad, maar over een strategische reserve 3. Op basis van cijfers van het IBIS was begin 2013 in totaal hectare aan uit te geven bedrijventerrein beschikbaar. Dit was opgedeeld in een gedeelte terstond uitgeefbaar, hectare, en een gedeelte niet terstond uitgeefbaar, hectare. Het verschil tussen beiden is dat de ene categorie, terstond uitgeefbaar, per direct uit te geven is en de andere, niet terstond uitgeefbaar, nog bouwrijp moet worden gemaakt (Ministerie I&M, 2013, p. 24). Uit de cijfers van het IBIS is eveneens op te maken dat de gemiddelde uitgifte in de periode hectare per jaar bedroeg. Hierin zitten topjaren zoals 2006 en 2007, waarin respectievelijk 809 en 915 hectare zijn uitgegeven, en de crisisjaren 2009, 2010 en 2011, waarin respectievelijk slechts 433, 418 en 334 hectare zijn uitgegeven. Terstond uitgeefbaar Niet terstond uitgeefbaar Totaal uitgeefbaar ha ha ha Gemiddelde uitgifte 598 ha Factor ijzeren voorraad 2 bron: Olden, 2007, p. 7 Totaal uitgeefbaar IIzeren voorraad Uitgeefbare voorraad ha ha (gemiddelde uitgifte x factor ijzeren voorraad) ha Jaarlijkse uitgifte 598 ha Aantal jaren voorraad Jaartal van bereiken ijzeren voorraad 14 jaren 2027 jaar cijfers per Figuur 1 - Berekening voorraad bedrijventerreinen (bron: Ministerie I&M, 2013, bewerkt) 3 Provincie Overijssel, besluitenlijst GS van 31 januari 2012, kenmerk 2011/ P a g i n a

15 Wanneer rekening wordt gehouden met een benodigde ijzeren voorraad van twee keer de jaarlijkse uitgifte, zoals hiervoor beschreven, bedraagt de daadwerkelijke voorraad hectare. Als vervolgens de gemiddelde uitgifte van de jaren wordt doorgetrokken als langjarig gemiddelde, blijkt dat deze voorraad voldoende is om nog 14 jaar in de behoefte te voorzien. Wanneer vanaf 2013 gerekend wordt met voornoemd langjarig gemiddelde is in 2027 de voorraad bedrijventerrein op en is alleen de ijzeren voorraad nog over. In figuur 1 is deze berekening schematisch uitgewerkt. Herstructurering Naast dat voor de komende jaren meer dan voldoende grond beschikbaar is voor de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen, moet eveneens gekeken worden naar de bestaande terreinen. Bedrijven trekken naar nieuwe terreinen, waardoor oude terreinen leeg en verlaten achterblijven. De veroudering op oudere bedrijventerrein slaat toe, met problemen op het gebied van uitstraling, ontsluiting, ruimtegebruik en milieuhygiëne (Louw et al., 2009, p. 137). Deze problemen kunnen vervolgens ook weer uitstralingseffecten hebben op naastgelegen woonwijken (Van der Wouden et al., 2006, p. 62). Een andere reden die Van der Wouden et al. (2006, p. 62) aangeven voor de veroudering van bedrijventerreinen is de economische ontwikkeling van maak -industrie naar toenemende zakelijke dienstverlening. Panden op bedrijventerreinen zijn vaak specifiek gemaakt voor bedrijven in de maak -industrie en daarom minder goed te hergebruiken. Dat bedrijven wegtrekken van bestaande terreinen komt mede door de lage grondprijs op nieuwe terreinen. Concurrentie tussen gemeenten leidt tot overaanbod van het aantal bedrijventerreinen en daardoor tot een lagere grondprijs. Hierdoor is het voor bedrijven goedkoper om nieuwe grond te kopen dan te investeren op de huidige locatie (voor zover investeren op de huidige locatie mogelijk is) (Gordijn et al., 2007, Olden, 2010). Het oplossen van de veroudering wordt herstructurering genoemd (Ministerie van VROM, 2009, p. 19). Herstructurering is een ingewikkelde opgave. De belangrijkste reden daarvoor is terug te voeren op de wijze van uitgifte van gronden. De gemeente geeft, als monopolist op de markt voor bedrijventerreinen, gronden kavel voor kavel uit. Hierdoor is het eigendom op bedrijventerreinen versnipperd (Bergh et al., 2012, p. 1). En hoe meer eigenaren, hoe ingewikkelder en duurder de herstructurering wordt. Krijgsman (2010, p. 57) stelt dat het versnipperde eigendom een belangrijke oorzaak is van de kwaliteitsproblemen op bedrijventerreinen. Uiteindelijk wordt in dat geval naar de gemeente gekeken om de verouderde terreinen te herstructureren, wat veel geld kost (Van Dinteren, 2008, p. 471). En daarbij moet de vraag gesteld worden in hoeverre het probleem van verouderde bedrijventerreinen volledig bij de overheid ligt. Ondernemers hebben als vastgoedeigenaren ook zelf een verantwoordelijkheid in de herstructureringsopgave, als eigenaren van het private gedeelte op bedrijventerreinen (Pen et al., 2013). Bovendien is investeren in vastgoed geen corebusiness voor overheden. De wens bestaat om, net als bijvoorbeeld op de markt voor woningen en kantoren, ontwikkelaars en beleggers meer te betrekken bij de markt voor bedrijventerreinen. Pen et al. (2013, p. 76) concluderen na onderzoek over de verzakelijking op de bedrijventerreinenmarkt dat dit vooral wensdenken is. Onder andere de financiële crisis en het overaanbod aan bedrijventerreinen maken dat beleggers zich niet gaan begeven op de markt voor bedrijventerreinen. P a g i n a 3

16 Renes et al. (2009, p ) zijn van mening dat de overheid zou moeten ingrijpen bij herstructurering. Het eerste argument daarvoor is dat het voor ondernemers lastig is om gezamenlijk tot overeenstemming te komen over de mate waarin het bedrijventerrein moet worden opgeknapt. Daarnaast zijn niet alle ondernemers bereid om bij te dragen in de kosten van de herstructurering, aangezien men ook niet in gelijke mate profiteert van de herstructurering. En wekt dit bovendien free-rider 4 gedrag in de hand. Het ingrijpen van de overheid bij herstructurering is dus van belang om de herstructurering te laten slagen en te financieren. Financiering Gemeenten hadden in het verleden te weinig aandacht voor het behoud van kwaliteit op bestaande bedrijventerreinen. Een koppeling van het beleid tussen aanleg van nieuwe bedrijventerreinen en veroudering op bestaande bedrijventerreinen werd nauwelijks gelegd, laat staan dat sprake was van regionale afstemming op dit gebied (Renes, 2009, p. 17, Van der wouden et al., 2006, p. 71). De laatste jaren bestaat meer aandacht voor herstructurering. De Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen (hierna: THB), ingesteld op 7 december 2007 door de toenmalige ministers Cramer en van der Hoeven, heeft onderzoek gedaan naar de problematiek op bedrijventerreinen. De kern van het probleem zit volgens de THB (2008) in: Te snelle veroudering van bedrijventerreinen; Te ruim en goedkoop aanbod van nieuwe uitleglocaties; Onvoldoende vraaggestuurd en dus gedifferentieerd terreinaanbod; Matige kwaliteit en landschappelijke inpassing van uitleglocaties. De THB (2008, p. 33) komt op een totale opgave van hectare aan te herstructureren bedrijventerrein en raamt de kosten op een bedrag van circa 6,35 miljard. Een aantal jaren later blijkt dat van de totale opgave van hectare, die uit de THB naar voren komt, slechts 20% is herontwikkeld (Van Liere, 2013, p. 8). Gezien de beperkte financiële middelen bij het Rijk en gemeenten, nu en in de toekomst (Berns et al., 2012, Pen et al., 2013, p. 66), moeten nieuwe oplossingsrichtingen gezocht worden om de herstructurering kunnen financieren. Daarbij wordt steeds meer gekeken naar een samenwerking van overheidsmiddelen en private investeringen, om de herstructurering van de resterende 80% bedrijventerreinen voor elkaar te krijgen. De THB komt met het advies om de grondprijzen van bedrijventerreinen te verhogen en daarnaast om verevening toe te passen tussen de uitgifte van nieuwe terreinen en de kosten voor herstructurering van bestaande. Hiervoor zou een herstructureringsfonds opgezet moeten worden (THB, 2008, p. 18). Ook Van Dinteren (2012, p. 471) adviseert om een herstructureringsfonds op te zetten om hieruit de aanpak van verouderde bedrijventerreinen te kunnen financieren. Fondsvorming Een fonds is een organisatie met een bankrekeningnummer (Provincie Overijssel, 2012, p. 21) en kent vele verschijningsvormen. Van beleggingsfondsen tot fondsen voor goede doelen en van particuliere fondsen tot overheidsfondsen. In relatie tot herstructurering wordt veelal gesproken over revolverende fondsen. Dit zijn fondsen waarbij de financiële middelen die 4 Free-rider is het profiteren van een investering zonder daaraan mee te betalen (Renes et al, 2009, p.111) 4 P a g i n a

17 worden ingezet in projecten uiteindelijk ook weer terugvloeien naar het fonds, zodat ze nogmaals ingezet kunnen worden (Tweede Kamer, vergaderjaar , 2012, p. 4). Immers, een eenmalige inzet van financiële middelen is meer een subsidie dan een fonds. Over fondsvorming is nog weinig onderzoek gedaan. Ervaring met fondsen in relatie tot herstructurering wordt de laatste jaren opgedaan door diverse provinciale herstructureringsmaatschappijen, die veelal met een fonds werken van waaruit geparticipeerd wordt in verschillende projecten. Inmiddels kent Nederland vier provinciale herstructureringsmaatschappijen, die in dit onderzoek worden betrokken: De Brabantse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen (BHB), de Herstructureringsmaatschappij Overijssel (HMO), de Limburgse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen (LHB) en de Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht (OMU). 1.2 Probleemstelling Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van kennis en inzicht in de mate waarin revolverende fondsen een oplossing kunnen bieden voor het financieringsvraagstuk van de herstructureringsopgave voor bedrijventerreinen. Een exploratief onderzoek, bekeken vanuit de financiële kant van gebiedsontwikkeling. Vanuit de doelstelling volgt de hoofdvraag die als volgt luidt: In hoeverre vormt fondsvorming een mogelijkheid om een oplossing te bieden voor de financiering van de herstructureringsopgave voor bedrijventerreinen? De hoofdvraag is onder te verdelen in verschillende deelvragen, die gezamenlijk een antwoord moeten geven op de hoofdvraag. De deelvragen zijn: 1. Hoe groot is de herstructureringsopgave voor bedrijventerreinen? 2. Wat kost herstructurering? 3. Hoe worden de kosten voor herstructurering gedekt? 4. Wat is fondsvorming? 5. Wat zijn de belangrijkste kenmerken en ervaringen van bestaande fondsen? 6. Op welke wijze zetten herstructureringsmaatschappijen een fonds in? 7. Wat is de mate van revolverendheid bij herstructureringsmaatschappijen? 1.3 Afbakening en begripsbepaling Dit onderzoek valt binnen het domein bedrijventerreinen. Binnen nen dit domein wordt specifiek gekeken naar de herstructurering van bedrijventerreinen. Onderdeel van de herstructurering is P a g i n a 5

18 de financiering hiervan,, waarbinnen fondsvorming f een oplossingsrichting is. In figuur 2 is dit schematisch weergegeven. Bedrijventerreinen Herstructurering Financiering Fondsen Figuur 2 - Schematische weergave domein onderzoek In dit onderzoek wordt alleen gekeken naar de mogelijkheden rondom fondsvorming in relatie tot de herstructureringsopgave. Bekeken op kwantitatieve wijze en vanuit de financiële kant van gebiedsontwikkeling. Nadrukkelijk wordt geen onderzoek gedaan naar bijvoorbeeld de ontstaansgeschiedenis van de herstructureringsopgave of andere oplossingsmogelijkheden voor de financiering van de kosten voor herstructurering. Daarvoor wordt verwezen naar andere onderzoeken. De vier begrippen uit figuur 2 worden hieronder nader gedefinieerd en beschreven in relatie tot dit onderzoek. Bedrijventerreinen Het begrip bedrijventerrein wordt als volgt gedefinieerd (Ministerie van I&M, 2013,, p. 10): Een terrein dat vanwege zijn bestemming bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening en industrie. Onder de omschrijving vallen daarmee tevens (delen van) werklocaties die gedeeltelijk bestemd zijn en geschikt zijn voor kantoren. De volgende terreinen vallen er niet onder: terrein voor grondstoffenwinning, olie en gaswinning; terrein voor waterwinning; terrein voor agrarische doeleinden zonder verwerkende industrie en logistiek; terrein voor afvalstort. Op basis van deze definitie worden pure kantoorlocaties,, zoals bijvoorbeeld de Zuid-As in Amsterdam, buiten beschouwing gelaten. Herstructurering Als definitie van herstructurering wordt aangehouden: Een eenmalige ingreep om de veroudering van het terrein te bestrijden en noodzakelijk is zodat het vestigingsklimaat en productiemilieu verbetert, de economische functie behouden blijft en de kwaliteit voor de gebruiker en de omgeving wordt verhoogd (Stb. 2004, 629, p. 7) 6 P a g i n a

19 In dit onderzoek gaat het dus om bestaande bedrijventerreinen die voor een herstructureringsopgave staan. De uitgifte van nieuwe terreinen wordt buiten beschouwing gelaten. Financiering Aan de uitvoering van herstructurering zijn kosten verbonden. Deze kosten moeten gefinancierd worden. Daarvoor zijn verschillende methoden denkbaar. In dit onderzoek wordt dieper ingegaan op de methode van fondsvorming om een bijdrage te leveren aan de financiering van de herstructureringsopgave. Andere financieringsvormen worden buiten beschouwing gelaten en vormen geen onderdeel van dit onderzoek. Bij de analyse van de herstructureringsmaatschappijen wordt ook specifiek gekeken naar de financierskant van projecten. Niet de financiering van de maatschappijen zelf. Verder wordt ook geen analyse gemaakt van neveneffecten zoals werkgelegenheid of investeringen van andere partijen. Fondsen Fondsvorming is een breed begrip dat voor verschillende doeleinden wordt gebruikt. In dit onderzoek wordt bij fondsvorming enkel gekeken naar revolverende fondsen, aangezien een eenmalige financiële bijdrage meer een subsidie is. De onderliggende gedachte is dat financiële middelen meerdere malen worden ingezet om tot herstructurering van bedrijventerreinen te komen. De term revolverend fonds komt van het Engelse revolving fund ; het werkwoord to revolve betekent ronddraaien. De begrippen revolverend fonds en fonds worden in dit onderzoek beiden gebruikt en als hetzelfde beschouwd. De definitie van een fonds luidt: Een fonds waarmee een overheid leningen verstrekt en/of risicodragend participeert of leningen garandeert aan projecten met een maatschappelijk doel en waarbij de aflossingen steeds opnieuw gebruikt kunnen worden. (Tweede Kamer, vergaderjaar , p. 4). Uitgangspunt in dit onderzoek is dat het fonds, in relatie tot de herstructurering van bedrijventerreinen, wordt opgezet vanuit de overheid. Gekeken wordt dus naar een structuur waarbij een onderdeel van de overheid initiator is van het betreffende fonds. 1.4 Onderzoeksmethode en leeswijzer In de vorige paragraaf is het kader geschetst waarbinnen dit onderzoek zich afspeelt. Daarnaast zijn de definities bepaald van de belangrijkste begrippen. In deze paragraaf is uitgewerkt hoe het onderzoek verder is opgezet. Hoofdstuk 2 dient daarbij als opmaat, waarin geanalyseerd wordt hoe groot de herstructureringsopgave is. Via literatuuronderzoek wordt daarmee antwoord gegeven op de eerste drie deelvragen, zonder dat daarbij te diep wordt ingegaan op de gehele geschiedenis rondom herstructurering. In hoofdstuk 3 zijn de kenmerken van fondsen nader uitgewerkt en worden bestaande fondsen theoretisch bekeken. Gezocht is naar een mix van voorbeeld fondsen, zodat een zo breed mogelijk beeld van fondsen kan worden geschetst. De informatie wordt veelal verkregen via literatuuronderzoek. Voor het innovatiefonds van de Gemeente Enschede zijn tevens gesprekken gevoerd met betrokken ambtenaren. Hoofdstuk 3 geeft antwoord op de vierde en vijfde deelvraag. Samen met hoofdstuk 2 vormt hoofdstuk 3 daarmee het theoretische gedeelte. P a g i n a 7

20 Het praktijk gedeelte is in hoofdstuk 4 en 5 nader uitgewerkt. In hoofdstuk 4 worden de verschillende herstructureringsmaatschappijen met elkaar vergeleken. Via literatuuronderzoek, waarbij vooral wordt gekeken naar de ondernemingsplannen en jaarverslagen van de verschillende herstructureringsmaatschappijen, worden de maatschappijen geanalyseerd. De conclusies uit hoofdstuk 4 worden vervolgens is hoofdstuk 5 via interviews met de directeuren van de herstructureringsmaatschappijen getoetst en wordt tevens de theorie en praktijk geanalyseerd. Deze hoofdstukken vormen een antwoord op deelvragen zes en zeven. In het laatste hoofdstuk worden de conclusies uit het theoretische en praktijk gedeelte met elkaar geconfronteerd en wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag. In figuur 3 is de opzet van het onderzoek schematisch weergegeven. Hoofdstuk 2 Herstructurering Hoe groot is de herstructureringsopgave voor bedrijventerreinen? Wat kost herstructurering? Hoe worden de kosten voor herstructurering gedekt Hoofstuk 3 Fondsvorming Wat is fondsvorming? Wat zijn de belangrijkste kenmerken en ervaringen van bestaande fondsen? Hoofdstuk 4 Herstructureringsmaatschappijen Op welke wijze zetten herstructureringsmaatschappijen een fonds in? Wat is de mate van revolverendheid bij herstructureringsmaatschappijen? Hoofdstuk 5 Interviews Op welke wijze zetten herstructureringsmaatschappijen een fonds in? Wat is de mate van revolverendheid bij herstructureringsmaatschappijen? Hoofdstuk 6 Conclusies In hoeverre vormt fondsvorming een mogelijkheid om een oplossing te bieden voor de financiering van de herstructureringsopgave voor bedrijventerreinen? Figuur 3 - Schematische opzet onderzoek 8 P a g i n a

21 2. HERSTRUCTURERING 2.1 Inleiding Dat bedrijventerreinen belangrijk zijn, blijkt wel uit het feit dat 35% van het Bruto Binnenlands Product (BBP, gemeten in toegevoegde waarde) op bedrijventerreinen geproduceerd wordt (Janssen et al., 2006, p.83). Dat maakt dat voor bedrijventerreinen veel aandacht is. De eerste onderzoeken naar herstructurering dateren van 1987 (CPB, 2001, p. 9). In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de eerste drie deelvragen; hoe groot is de herstructureringsopgave, wat kost deze opgave en hoe worden de kosten gedekt? Eerst wordt vanuit veroudering van bedrijventerreinen geanalyseerd welke soorten herstructurering er zijn. Daaruit kan op basis van kengetallen een raming gemaakt worden van de totale kosten van de herstructurering van bedrijventerreinen. In dit hoofdstuk moet duidelijk worden hoe groot het probleem rondom herstructurering is, hoeveel de herstructurering kost en welke mogelijkheden er zijn voor financiering. 2.2 Historie bedrijventerreinen Louw et al. (2004) onderscheiden vier generaties aan bedrijventerreinen. De eerste generatie is ontwikkeld in het begin van de industrialisatie en bestaat uit grote solitaire industriecomplexen. Rond deze complexen stonden de woningen van de werknemers. Veel van dit soort industriecomplexen zijn in de loop van de tijd getransformeerd tot woongebied. De tweede generatie is ontwikkeld in de periode 1910 tot 1950, aan de rand van de toenmalige steden. Deze planmatig ontwikkelde terreinen, met diverse verschillende bedrijven, waren multimodaal door ligging aan het water of aan het spoor. Doordat de steden in de loop van de tijd verder zijn gegroeid, zijn deze bedrijventerreinen binnen het stedelijk gebied komen te liggen. Hierdoor is de ontsluiting vaak een probleem. Herstructurering van deze terreinen richt zich op het transformeren van deze locaties naar multifunctionele gebieden met woningbouw, onderwijsvoorzieningen, detailhandel en bedrijvigheid. Tussen 1950 en 1980 is de derde generatie bedrijventerreinen ontwikkeld, wederom aan de rand van de toenmalige steden. Belangrijkste doel van de ontwikkeling van deze terreinen was het bevorderen van de werkgelegenheid in steden, als onderdeel van de stedelijke vernieuwing. De ontsluiting van de derde generatie is over het algemeen goed. De vierde generatie bedrijventerreinen is ontwikkeld vanaf midden jaren tachtig. Vanwege de ontsluiting, veelal via de weg, werden deze locaties snelweglocaties genoemd. Anders dan vorige generaties was de vierde generatie bedrijventerreinen kleiner van opzet. Verzakelijking bedrijventerreinen Naar aanleiding van het rapport van commissie Noordanus en de Convenant Bedrijventerreinen heeft het toenmalige ministerie van VROM in 2010 een roadmap naar verzakelijking van de bedrijventerreinenmarkt opgesteld (Ministerie VROM, 2010). De roadmap diende als startdocument om te komen tot een nieuwe langetermijnstrategie, gericht P a g i n a 9

22 op behoud en groei van de waarde van bedrijventerreinen door een professionele en gebiedsgerichte aanpak, via een grotere (financiële) betrokkenheid van private partijen (beleggers, ontwikkelaars, eindgebruikers, regionale ontwikkelingsbedrijven) in samenspraak met overheden. Van een courante markt voor bedrijfsgebouwen is, volgens de roadmap, nauwelijks sprake, omdat de vraag van ondernemers vaak erg specifiek is. Verzakelijking op bedrijventerreinen speelt vooralsnog vrijwel alleen bij logistieke bedrijfshallen (distributiecentra) en bedrijfsverzamelgebouwen. Toch stelt het ministerie van VROM dat deze verzakelijking voor alle partijen een meerwaarde heeft en dat ook andere type terreinen zouden moeten verzakelijken. Zo kan bijvoorbeeld geprofiteerd worden van gemeenschappelijke diensten of faciliteiten. Het ministerie van VROM ziet in het startdocument kansen voor de lichte industrie 5, omdat hier de mogelijkheden voor standaardisatie het grootst zijn, waardoor een courante markt kan ontstaan. Ook zouden bedrijven in dit segment nadrukkelijk voordeel kunnen hebben bij branding, oftewel het vermarkten, van het terrein. Naar aanleiding van het startdocument zijn in 2010 zes projecten aangewezen als Rijkspilot: Schiphol Area Development Company (SADC); West-Friesland; Oost-Groningen; Limburg/C-Mill; Breda; Deurne. Platform 31 (Pen et al., 2013) heeft in 2013 onderzoek gedaan naar de stand van zaken binnen de zes pilotprojecten. Uit het rapport komen een aantal zaken naar voren over verzakelijking. Ten eerste is de rol van de gemeentelijke overheid van belang. Ondernemers hebben weinig vertrouwen in de gemeenten, die vanuit het verleden maar weinig aandacht hadden voor beheer, onderhoud en parkmanagement. Die vertrouwensband moet voorzichtig worden hersteld. Het blijft echter lastig voor gemeenten om de verloedering op private kavels aan te pakken. Dat houdt verband met de tweede uitkomst uit het onderzoek, het vastgoedbewustzijn van ondernemers. Die investeren over het algemeen te weinig in hun vastgoed, zien niet het belang van goed beheer, onderhoud en parkmanagement en hebben bovendien een onrealistisch beeld van de waarde van hun vastgoed. Dit sluit aan bij de conclusies van Adams et al. (2001), die stellen dat het gedrag van grondeigenaren per definitie moeilijk te voorspellen is. Keuzes van grondeigenaren komen eerder voort vanuit een maximalisatie van persoonlijk nut, dan dat de financiële winst de boventoon voert. Krijgsman (2010, p. 57) stelt zelfs dat het succes van herstructurering direct gerelateerd is aan de eigendomssituatie. Beleggers en ontwikkelaars zijn nog maar moeilijk te interesseren voor investeringen in bedrijventerreinen. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn de financiële crisis, het overaanbod aan bedrijventerreinen en feit dat succesvol investeren kennis van de lokale en regionale bedrijvigheid vraagt. De overheid dient daarnaast meer aandacht te besteden aan het regionaal afstemmen van de uitgifteplannen. Door het schrappen van planvoorraad wordt schaarste gecreëerd, waardoor de aandacht automatisch meer komt te liggen op bestaande terreinen. 5 MKB-bedrijven die voor hun productieproces weinig gebouwspecifieke investeringen hoeven te doen. 10 P a g i n a

23 Dat schaarste de regionale economie zou schaden is nooit bewezen, aldus Pen et al. (2013, p. 60). Ook Van der Wouden et al. (2006, p. 9) concluderen dat het noodzakelijk is om bouwgrond te beperken, om zodoende marktpartijen winstgevend te kunnen laten opereren op bedrijventerreinen. Wat uit de pilotprojecten als laatste onderdeel naar voren komt, is de aanwezigheid van zogenaamde best persons. Deze bijzondere professionals kunnen het verschil maken en vormen de smeerolie in complexe en langdurige herstructureringsprocessen. Platform 31 concludeert in haar rapport dat de eerste stappen voor verzakelijking zijn gezet en dat het gedachtegoed nog verder geïmplementeerd moet worden. De huidige economische situatie helpt niet bij de verzakelijking van de markt voor bedrijventerreinen. De meest kansrijke marktsegmenten voor verzakelijking zijn logistiek, monumentale/waardevolle gebouwen, kleinschalige en goedkope ruimten voor MKB en locaties voor zware bedrijvigheid (met name vanwege de schaarste van deze locaties). In het onderzoek van Platform 31 is ook gekeken naar revolverende fondsen. Geconcludeerd wordt dat geen aanknopingspunten gevonden zijn dat dergelijke fondsen werken. Echte doorrekeningen of verwachtingen hoe, wanneer en in welke mate revolverende fondsen zouden kunnen werken, zijn niet aangetroffen. Mede vanwege de huidige economische situatie en geringe waardeontwikkeling van bedrijventerreinen is de inzet van revolverende fondsen onzeker. Het rapport spreekt zelfs over een mantra 6. Ook DHV (2007, p. 29) concludeert dat het merendeel van herstructureringsprojecten niet revolverend is. 2.3 Veroudering Hoewel volgens ramingen van het Centraal Planbureau nog behoefte bestaat aan nieuwe bedrijventerreinen is aandacht voor bestaande bedrijventerreinen en vernieuwing hiervan essentieel (Van Dinteren, 2010, p. 17). In figuur 4 is te zien dat 28% van de bedrijventerreinen in Nederland verouderd zouden zijn. Deze cijfers zijn gebaseerd op IBIS. Traa en Knoben (2009) stellen vragen bij deze cijfers en ook Renes et al. (2009) geven aan twijfels te hebben over deze cijfers. Enerzijds omdat het begrip veroudering niet helder is geformuleerd en anderzijds is niet geheel duidelijk of een gedeeltelijk verouderd terrein wel of niet als verouderd aangemerkt moet worden. Bovendien kan voor gemeenten het strategisch gezien verstandig zijn om een terrein als verouderd aan te wijzen in verband met mogelijke subsidietrajecten (Rutten, 2010, p. 68). Zeker in een tijd waarin het gemeenten financieel niet voor de wind gaat (Berns et al., 2012), zijn mogelijke subsidies van andere overheden meer dan welkom. Bovendien zijn de cijfers omtrent herstructurering een momentopname (Renes et al., p. 74). Bedrijventerreinen worden door het verstrijken van de tijd vanzelf ouder, maar het is niet de leeftijd die bepaalt of een terrein verouderd is. Het gaat om de vraag in hoeverre een terrein nog een ruimtelijke, economische of sociale functie heeft (CPB, 2001, p. 9). Een hoge leeftijd hoeft dus niet per se te betekenen dat een terrein verouderd is. Wel geldt dat terreinen in de hoogste leeftijdscategorie een grotere kans hebben om verouderd te zijn (Renes et al., 2009, p. 6 Een mantra wordt door Van Dale omschreven als een gebedsformule of meditatiespreuk bij hindoes en boeddhisten en een tot vervelends toe herhaalde boodschap. P a g i n a 11

24 51). Pen en Hiethaar (1998) beschouwen een terrein als verouderd wanneer zich elkaar versterkende problemen voordoen op het gebied van infrastructuur, ruimte, representatie, milieukunde, economie en organisatie. Renes et al. (2009) onderscheiden twee aspecten van veroudering: bedrijfseconomische veroudering en gebrekkige ruimtelijke kwaliteit. Provincie Verouderd Niet verouderd Onbekend Totaal Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Totaal (aantal terreinen) Totaal (%) 28% 56% 15% 100% Figuur 4 - Overzicht veroudering bedrijventerreinen (bron: Ministerie I&M, 2013, p. 32) Bedrijfseconomische veroudering De bedrijfseconomische veroudering maakt een koppeling tussen het bedrijventerrein waarop en het bedrijfspand waarin een bedrijf is gevestigd. Dit pand maakt onderdeel uit van het productieproces van een bedrijf en draagt dus bij aan de winstgevendheid. Wanneer als gevolg van veroudering het terrein en het pand in mindere mate bijdragen aan deze winstgevendheid, moet een oplossing gezocht worden. Renes et al. (2009, p ) noemen als voorbeelden van bedrijfseconomische veroudering een verslechterde bereikbaarheid en de komst van een bedrijf uit de consumentendienstverlening, waardoor de verkeersstromen op een terrein veranderen en bedrijven mogelijk moeilijker te bereiken zijn. Een andere reden die genoemd wordt, is de staat van het pand waarin een bedrijf gehuisvest is. Olden (2010, p. 212) noemt dit het in onbruik raken van verouderd vastgoed. Vastgoed op bedrijventerreinen is vaak specifiek gebouwd voor een bepaalde gebruiker. Wanneer deze vertrekt is het pand niet zomaar te gebruiken voor andere bedrijven en daarmee dus snel incourant (CPB, 2001, Van der Woude et al., 2006). De kans op langdurige leegstand wordt daarmee groter. Wanneer dat bij meerdere panden op een bedrijventerrein het geval is, loopt het hele bedrijventerrein het risico op snellere veroudering. Gebrekkige ruimtelijke kwaliteit De kwaliteit van een terrein kan ook dalen tot onder een niveau dat door gebruikers (of omwonenden) als acceptabel wordt ervaren. Renes et al. (2009, p. 110) noemen onveiligheid, geluidsoverlast of verkeershinder als voorbeeld. Investeringen zijn noodzakelijk om de ruimtelijke kwaliteit van het terrein weer op orde te brengen. Claassen et al. (2009, p. 391) stellen dat bedrijven zich vooral laten leiden door individuele en korte termijn belangen en weinig oog hebben voor de openbare ruimte, waardoor veroudering en verloedering optreden. 12 P a g i n a

25 Dit sluit aan bij de definitie van veroudering van Bloem (2009, p. 10): Terreinen die niet meer voldoen aan de eisen van een modern bedrijventerrein en waarbij nauwelijks behoefte bestaat vanuit de gebruikersmarkt voor bestaande ande objecten en gronden. Het Centraal Planbureau (2001) heeft een viertal typologieën van veroudering gedefinieerd; technische, economische, maatschappelijke en ruimtelijke veroudering. In bijlage 1 is een omschrijving van deze typologieën opgenomen. Het IBIS hanteert dezelfde indeling voor veroudering als het Centraal Planbureau. In figuur 5 is te zien hoe groot het aandeel van het betreffende type veroudering is voor de terreinen die vanuit IBIS als verouderd zijn aangemerkt. Overigens is het mogelijk om een bedrijventerrein voor meerdere typologieën veroudering aan te merken. Figuur 5 - Overzicht type veroudering (bron: Ministerie I&M, 2013, p. 34, bewerkt) 2.4 Type herstructurering De vraag is of veroudering ook meteen betekent dat overgegaan moet worden tot herstructurering. Van Dinteren (2010, p. 21) betoogt dat veroudering gerelateerd moet worden aan de eisen van de beoogde doelgroep; niet elk oud terrein is per definitie verouderd, zoals ook al bleek uit de vorige paragraaf. De THB gaat uit van een opgave aan te herstructureren bedrijventerrein van hectare tot en met 2020 (2008, p. 17), wat wordt onderschreven door het kabinet (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008/09). Traa en Knoben (2009) en Renes et al. (2009) zetten vraagtekens bij het aantal verouderde bedrijventerreinen. Van Dinteren en Van der Krabben (2008) stellen de oppervlakte te herstructureren bedrijventerreinen ter discussie, het zou eveneens een paar duizend hectare meer of minder kunnen zijn. Het toenmalige Ministerie van VROM (2009, p. 20) stelt dat sprake is van veroudering of behoefte tot herstructurering als sprake is van een verschil tussen het gewenste en het feitelijke kwaliteitsniveau van een bedrijventerrein. In 2007 hebben de toenmalige ministers Cramer en Van der Hoeven de instelling van de THB, onder leiding van Peter Noordanus, aangekondigd (Kamerstukken II, 2007/08). De THB onderscheidt in haar rapport een aantal verschillende soorten herstructurering: van facelift via revitalisering en herprofilering tot en met transformatie. Deze zijn in figuur 6 nader toegelicht. P a g i n a 13

26 Type herstructurering bedrijventerreinen Facelift Grote opknapbeurt die wordt toegepast wanneer sprake is van fysieke veroudering van openbare ruimte en gebouwen. Revitalisering Bestaande economische functie (bedrijventerrein) blijft gehandhaafd. Er is sprake van (dreigende) leegstand en achteruitgang van het terrein. Forse ingrepen zijn nodig om de kwaliteit van de locatie te verbeteren: aanpak van infrastructuur, openbare en private ruimte. Zware revitalisering Bij dit soort revitalisering is op delen van terreinen sprake van noodzakelijk verwerving van gronden waarna deze bouwrijp worden gemaakt. Bodemsanering, sloop van opstallen en de aanleg/herinrichting van (nieuwe) infrastructuur is veelal onderdeel van dit proces. De gronden kunnen aansluitend (deels) opnieuw worden uitgegeven. De huidige werkfunctie van het terrein, met reguliere bedrijfsruimtes, blijft behouden. Herprofilering Zware vorm van revitalisering ring die leidt tot functiewijziging waarbij echter wel sprake is van behoud van de werkfunctie. Een alternatieve invulling met hogere grondprijzen is mogelijk. De locatie krijgt een nieuwe werkfunctie bijvoorbeeld kantorenlocatie of detailhandel. Dit vraagt t veelal om (gedeeltelijke) sloop van panden en aanpassing van de infrastructuur. Transformatie In tegenstelling tot herprofilering wordt het terrein bij transformatie aan de voorraad onttrokken en worden nieuwe, niet-economische economische functies op de locatie gevestigd. g Er is sprake van een totale herinrichting van het terrein waarbij het terrein (of een deel daarvan) wordt onttrokken aan de voorraad bedrijventerreinen. Figuur 6 - Overzicht type herstructurering bedrijventerreinen (bron: Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen (2008, p. 4)) Op basis van cijfers van het IBIS is in figuur 7 een onderverdeling gemaakt naar het type herstructurering. Hieruit komt naar voren dat bij het merendeel van de te herstructureren terreinen wordt ingezet op revitalisering. Figuur 7 - Aanpak herstructurering naar type (bron: Ministerie I&M, 2013, bewerkt) In bovenstaande typologieën van herstructurering zit een tweedeling. Bij transformatie wordt de functie bedrijven vervangen door een andere, bijvoorbeeld wonen. Renes et al. (2009, p ) concluderen dat voor bedrijventerreinen die ingesloten raken eerder plannen zullen worden gemaakt die gericht zijn op transformatie. Specifiek worden hier de terreinen genoemd die gebouwd zijn tijdens de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog, de derde generatie. 14 P a g i n a

27 Deze terreinen raken zowel technisch, als ruimtelijk, economisch en maatschappelijk verouderd. De THB rekent de transformatieopgave niet tot de harde kern van de herstructureringsopgave, vanwege het feit dat de functie bedrijven met deze ingreep verdwijnt. Bovendien zou deze vorm van herstructurering zichzelf moeten kunnen financieren. Onduidelijk is in hoeverre dit momenteel in de praktijk nog mogelijk is, aangezien de markt voor bijvoorbeeld kantoren en woningbouw weinig zekerheid biedt qua positieve grond- en opstalexploitatie. Door transformatie worden echter wel vierkante meters bedrijventerrein onttrokken aan de voorraad, waardoor de totale vraag naar nieuwe bedrijventerreinen kan stijgen. Voor bedrijventerreinen die aan het spoor liggen, terreinen waar grote bedrijven gehuisvest zijn of terreinen die gunstig liggen qua bereikbaarheid zullen veelal plannen gemaakt worden die gericht zijn op het behoud van de functie van bedrijventerrein. In die gevallen wordt dus minder snel gekozen voor transformatie. Overigens moet bij de keuze voor transformatie de gehele vastgoedmarkt in ogenschouw genomen worden. Transformatie van bedrijventerreinen naar woningbouwlocaties is, vanwege de huidige situatie op de vastgoedmarkt, geen eenvoudige opgave aangezien bijna alle segmenten van de vastgoedmarkt in zwaar weer zitten (Berns et al., 2012). Bij de overige vormen van herstructurering blijft de functie bedrijven behouden. Overigens moet daarbij opgemerkt worden dat de THB een facelift ook niet rekent tot de harde kern van de herstructureringsopgave (THB, 2008, p.55). De THB stelt dat, wanneer parkmanagement 7 standaard wordt op bedrijventerreinen, een facelift opgepakt kan worden door direct betrokken publieke en private partijen. In de berekening van de kosten is deze vorm van herstructureren echter wel meegenomen, omdat parkmanagement nog niet overal voldoende is opgezet. Bij herprofilering wordt het terrein gevuld met andere typen bedrijven. Een voorbeeld hiervan is de herstructurering van de Binnenhaven in Enschede, waar, door middel van het aanleggen van nieuwe laad- en loskades, meer watergebonden bedrijven op het terrein zijn gekomen. Het verschil tussen revitalisering en zware revitalisering zit in de mate waarin bestaande bedrijven worden opgekocht en nieuwe uitgeefbare grond wordt gerealiseerd, door middel van het slopen van bestaande bebouwing en het uitvoeren van eventueel noodzakelijke bodemsaneringen. Als dit aan de orde is wordt gesproken over zware revitalisering. Zo niet dan gaat het over revitalisering. Een geslaagde herstructurering kan betekenen dat de behoefte van bedrijven om te verhuizen kleiner wordt, met als gevolg dat de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen in een bepaalde gemeente kleiner wordt. 2.5 Kosten herstructurering Het Centraal Planbureau heeft in 2001 onderzoek gedaan naar de herstructurering van bedrijventerreinen en concludeert dat het moeilijk is een kostprijs voor het herstructureren van bedrijventerreinen te bepalen (Centraal Planbureau, 2001, p. 16). Het maakt qua kosten uit 7 Onder parkmanagement wordt verstaan: Het sturen op inrichting en beheer op een kantorenpark of bedrijventerrein, met als doel het verkrijgen en op lange termijn behouden van een hoog kwaliteitsniveau van zowel de openbare als de private ruimte (Ferwerda, 2001, p. 7) P a g i n a 15

28 of bijvoorbeeld een bedrijfsverplaatsing of bodemsanering noodzakelijk is. Bovendien kunnen gemiddelde kosten een vertekend beeld geven, wanneer slechts een gedeelte van een terrein wordt geherstructureerd en de kosten hiervan worden gedeeld door de oppervlakte van het gehele terrein. Het Ministerie van I&M (2013, p. 38) stelt dat goede timing in belangrijke mate de kosten en het resultaat van de herstructurering bepaalt. Financieel gezien is het slim om in te grijpen als de eerste tekenen van veroudering op een bedrijventerrein zichtbaar zijn, of juist pas als een bedrijventerrein al ver is afgegleden. Het gemiddelde bedrijventerrein bevindt zich echter vaak juist daartussenin. Het bedrijventerrein functioneert nog redelijk, ook al is sprake van veroudering en leegstand. Het vastgoed staat echter nog voor een redelijke waarde in de boeken, de economische urgentie voor zware ingrepen ontbreekt en bedrijven wachten met investeren. Het gevolg: hoge kosten om de herstructurering op gang te brengen. De THB heeft, op basis van een analyse van investeringsramingen van 34 herstructureringsprojecten, een inschatting gemaakt van de kosten van de verschillende soorten van herstructurering. In figuur 8 zijn de kosten weergegeven. Voor het type transformatie is geen bedrag is opgenomen. De THB (2008, p. 4) stelt dat de transformatieopgave onderdeel uit zou moeten maken van de Nota Ruimte en de daaraan verbonden investeringsopgave. In totaal raamt de THB de totale herstructureringsopgave op hectare en de totale kosten op 6,35 miljard (THB, 2008). Traa en Knoben (2009, p. 22) concluderen op basis van onderzoek dat de kostenraming zoals de THB deze heeft vastgesteld met de nodige onzekerheid omgeven is en dat overheden rekening moeten houden met een onzekerheidsmarge. Type herstructurering Kosten Eenheid Facelift ,- Per hectare Revitalisering ,- Per hectare Zware revitalisering ,- Per hectare Herprofilering ,- Per hectare Figuur 8 - Overzicht kosten herstructurering per type (bron: Taskforce (Her)ontwikkeling Bedrijventerreinen, 2008, p. 32, bewerkt) Als uitwerking van het rapport van de THB is in 2010 het convenant bedrijventerreinen gesloten tussen het Rijk, de Vereniging Interprovinciaal Overleg (VIO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierin is afgesproken dat de provincies, in samenwerking met de gemeenten, een provinciaal herstructureringsprogramma (PHP) opstellen voor de periode (Ministerie van VROM et al., 2010). In bijlage 2 is een samenvattend figuur opgenomen waarin alle programma s van de provincies uiteengezet zijn. Hieruit blijkt dat voor hectare bedrijventerrein plannen zijn gemaakt voor herstructurering en dat voor de dekking van de kosten 334,3 miljoen beschikbaar is uit rijks- en provinciale middelen. Wat de totale kosten voor de herstructurering van de hectare bedrijventerreinen zijn, wordt niet duidelijk uit de herstructureringsprogramma s evenals het type herstructurering dat nodig is. In figuur 9 is te zien hoe de opgave van hectare uit de PHP s is onderverdeeld naar rato van de verschillende typologieën herstructurering op basis van de cijfers van het IBIS uit In de rapportage van het IBIS is het aandeel van de verschillende soorten herstructurering berekend. Vervolgens zijn aan de oppervlaktes per type herstructurering de kosten per hectare gekoppeld zoals opgegeven door de THB. Hieruit komt naar voren dat voor de herstructurering van bedrijventerreinen in de periode een bedrag benodigd zou zijn 16 P a g i n a

29 van bijna 3,0 miljard, oftewel 0,40 miljoen per hectare. Wanneer hierop de rijks- en provinciale subsidies in mindering worden gebracht, blijft een bedrag van ruim 2,70 miljard over. Een gedeelte van de financiële middelen vanuit de provincie wordt overigens ingezet door middel van zogenaamde herstructureringsmaatschappijen. Meer daarover in hoofdstuk 4. Type herstructurering Aandeel Aantal ha Kosten per ha Totale kosten Facelift 9% 644 ha per ha Revitalisering 65% ha per ha Zware revitalisering 3% 233 ha per ha Herprofilering 15% ha per ha Transformatie 9% 640 ha PM per ha PM Totalen 100% ha Bijdrage Rijk Bijdrage Provincies /- Restant te dekken Restant per ha Figuur 9 - Raming kosten herstructurering Bij de berekening uit figuur 9 zijn enkele kanttekeningen te plaatsen. Zoals in het begin van dit hoofdstuk al is beschreven, is de vraag hoeveel hectare bedrijventerreinen daadwerkelijk geherstructureerd moet worden. Daarover zijn de meningen verdeeld. Politieke belangen kunnen maken dat het interessant is om zoveel mogelijk bedrijventerreinen te bestempelen als te herstructureren om zodoende in aanmerking te komen voor subsidies. De onderverdeling naar typologie te herstructureren bedrijventerrein is gekoppeld aan de cijfers van het IBIS. Die koppeling is arbitrair en wellicht wat kort door de bocht. De kosten per typologie van herstructurering komt voort uit de THB en is slechts een grove schatting. Onderzoek van de Stichting Kennisalliantie Bedrijventerreinen Nederland (SKBN) en Buck Consultants International (BCI) toont aan dat slechts 20% van de opgave van hectare van de THB nog maar is geherstructureerd en dat per hectare ,- is gespendeerd (Van Riele, 2013, p. 8). Dit is veel minder dan de door de THB berekende ,- per hectare en de ,- uit figuur 9. Het totale bedrag van bijna 3,0 miljard aan totale kosten voor de herstructurering van de bedrijventerreinen is daarmee geen vaststaand gegeven. Echter, het biedt wel een houvast om te beseffen dat de opgave omvangrijk is. Zeker wanneer in ogenschouw wordt genomen dat de opgave van de PHP s enkel gaat om de periode en de totale opgave volgens de THB voor de totale periode tot en met 2020 nog groter is. 8 In het kader van dit onderzoek, uitgevoerd in 2014, is gezocht naar evaluatierapporten van de uitkomsten van de PHP s over de periode Deze waren ten tijde van het verschijnen van dit onderzoek niet te vinden. P a g i n a 17

30 2.6 Financiering Uit de vorige paragraaf komt naar voren dat de kosten voor de herstructureringsopgave aanzienlijk zijn en dat voor de periode nog ruim 36,- per m 2 gevonden moet worden ter dekking van de kosten. Dat is op zich al een behoorlijke opgave en de huidige economische crisis maakt het niet eenvoudiger. Prioriteit van bedrijven ligt bij het doorstaan van de crisis (Van Liere, 2013, p. 9). Ook de financiële situatie bij menig gemeente is er de afgelopen jaren niet rooskleuriger op geworden (Berns et al., 2012). Methode Aantal gemeenten Subsidies hogere overheden 36 Algemene gemeentelijke middelen (raadskrediet) 34 Ruimte voor kostendragers 11 Fondsvorming 7 Reserve grondbedrijf 1 Reductie kosten 3 Hogere grondprijs 0 Regionale verevening 0 Figuur 10 - Hoe gemeenten herstructurering van bedrijventerreinen financieren (Bron: Renes, 2008) Renes et al. (2009) hebben onderzocht op welke manier gemeenten herstructurering financieren (zie figuur 10). Daarbij valt op dat gemeenten veelal terugvallen op subsidies van hogere overheden, maar deze zijn echter voor een deel al in de kostenopstelling uit figuur 9 meegenomen. Dat betekent dat andere methoden gebruikt moeten worden om de berekende 36,- per m 2 bedrijventerrein te financieren. Fondsvorming vindt slechts in 8% van de geënquêteerde gemeenten plaats en geen enkele gemeente verhoogt de grondprijs om de herstructurering te kunnen betalen. Voornoemde cijfers zijn echter al wel enkele jaren oud en kunnen momenteel anders zijn. De THB (2008) heeft, zoals al aangegeven, de totale kosten voor de herstructureringsopgave berekend op 6,35 miljard. Zij komt met een aantal mogelijkheden om de dekking van de kosten voor herstructurering mogelijk te maken, wat in figuur 11 schematisch is weergegeven: A. Grondopbrengsten van heruitgeefbare, geherstructureerde bedrijfsgrond; Terreinen die geherstructureerd zijn worden opnieuw uitgegeven, wat de nodige financiële middelen oplevert. Daarnaast stelt de THB bij het type revitalisering een taakstellende ruimtewinst in van 5%, waardoor extra middelen gegenereerd zouden kunnen worden. Totale opbrengst 1,95 miljard. B. Verevening van greenfields en brownfields 9 (uitgaande van de tot nu toe gangbare grondprijzen); Op basis van inschattingen van experts van Stec, DHV, Ecorys, Haskoning en Buck Consultants International komt het THB met de inschatting dat 10-20% van de grondprijs van nieuwe terreinen als winst kan worden beschouwd, afhankelijk van verschillende factoren zoals verwerving en noodzakelijke ontsluiting. De THB stelt 9 THB verstaat onder greenfields nieuwe uitleggebieden en onder brownfields de bestaande verouderde terreinen. 18 P a g i n a

31 voor om 10% van deze grondprijs in te zetten voor de herstructurering van oude bedrijventerreinen. Totale opbrengst 0,5 miljard. C. Grondprijsverhoging greenfields (door middel van verevening te besteden aan herstructurering); De THB stelt dat de investeringen in de grond 1% vormen van de totale bedrijfsinvesteringen en daarmee feitelijk van ondergeschikt belang zijn. Bovendien lopen grondprijzen op bedrijventerreinen ver achter bij de grondprijzen voor woningbouw en kantoren. Een grondprijsstijging van 10% wordt door de THB als redelijk en verantwoord verondersteld, zonder direct alle lucht uit gebiedsexploitaties te halen. Deze extra grondopbrengsten zouden vervolgens ingezet kunnen worden voor de herstructurering van oude bedrijventerreinen. Totale opbrengst 0,95 miljard. D. Inverdieneffect brownfields door grondprijsverhoging greenfields; Zoals hiervoor beschreven kan de uitgifteprijs van nieuwe bedrijventerreinen omhoog. Hierdoor zal ook de grondprijs van bestaande bedrijventerreinen stijgen, mits deze geherstructureerd zijn. De opbrengsten zoals beschreven bij A. worden daarmee verder verhoogd als gevolg van de algemene grondprijs verhoging voor bedrijventerreinen. Totale opbrengst 0,15 miljard. E. Overheidssubsidies en/of andere overheidsbijdragen. De THB stelt dat het maatschappelijk belang van het herstructureren van bedrijventerreinen zo hoog is, dat het gerechtvaardigd is dat verschillende overheden ook bijdragen in de kosten hiervan. Dit onderdeel wordt als sluitstuk gezien en zou 2,8 miljard moeten opbrengen. Figuur 11 - Schema bekostiging herstructurering (bron: THB, 2008, p. 81) P a g i n a 19

32 Met name het verevenen van de grondopbrengsten op uitleggebieden met de kosten voor de herstructurering grijpt de THB aan om te pleiten voor een herstructureringsfonds. De middelen die gegenereerd worden bij het uitgeven van nieuwe terreinen, zouden gedeeltelijk in een provinciaal herstructureringsfonds moeten komen, van waaruit de herstructureringsopgave gefinancierd kan worden. Ook de middelen die vanuit de verschillende overheden moeten komen kunnen vrijwillig worden ingebracht in een fonds. De THB wil een fondsenstructuur laten ontstaan die flexibel in kan spelen op wisselende stromen afdrachten en onttrekkingen. 2.7 Conclusie Dit hoofdstuk geeft antwoord op de eerste drie deelvragen, vormt het eerste gedeelte van het theoretische gedeelte en gaat voornamelijk in op de herstructurering van bedrijventerreinen. Geconcludeerd kan worden dat de totale opgave onduidelijk is. Steeds meer en telkens verschillende cijfers worden geproduceerd, die vervolgens weer in twijfel worden getrokken. Belangrijkste oorzaak hiervan is dat het oormerken van een terrein als te herstructureren leidt tot mogelijke subsidie-inkomsten. Gezien de financiële situatie van het merendeel van de gemeenten is elke subsidie welkom om herstructureringsprojecten op te pakken. Ook wordt geprobeerd om de markt voor bedrijventerreinen te verzakelijken en meer marktpartijen toe te laten treden tot deze markt. Onderzoek laat echter zien dat met name ontwikkelaars en beleggers op dit moment niets zien in de markt voor bedrijventerreinen. De kans dat deze marktpartijen zich bezig gaan houden met de herstructurering van bedrijventerreinen lijkt vooralsnog dan ook klein. Revolverende fondsen worden daarbij bovendien zelfs gezien als een mantra! De provinciale herstructureringsprogramma s (PHP s) laten voor de periode een totale opgave zien van hectare. Medio 2014 is nog geen evaluatierapport te vinden over de uitkomsten hiervan. Wanneer de cijfers uit de PHP s worden samengevoegd met kengetallen vanuit de THB en cijfers van het IBIS, komen de kosten voor de herstructurering uit op ruim 3,0 miljard. Het Rijk en de provincies hebben subsidies beschikbaar gesteld ter grootte van 0,34 miljard. Dat maakt dat op andere wijze nog ruim 2,70 miljard gevonden moet worden om alleen de opgave voor te dekken. Dat is een bedrag van ruim 36,- per m 2! Hoewel hierbij nog enkele kanttekeningen te plaatsen zijn, maakt dit bedrag inzichtelijk hoe groot het probleem is. De gemiddelde grondprijs voor bedrijventerreinen in Nederland is 119,- per m 2 (Ministerie I&M, 2013, p. 29). De kosten voor de herstructurering vormen dus 30% van de grondprijs voor nieuwe bedrijventerreinen. De THB berekent de kosten voor de totale herstructureringsopgave op 6,35 miljard. De dekking wordt voor een gedeelte, 3,55 miljard, gevonden in het verhogen van de grondprijzen, het reserveren van een gedeelte van de opbrengsten van nieuwe bedrijventerreinen en het weer uitgeven van de geherstructureerde bedrijventerreinen. Voor de resterende 2,8 miljard wordt een beroep gedaan op de overheid door middel van subsidies of andere bijdragen. De financiële mogelijkheden van de overheid worden echter ook steeds minder en dus wordt gezocht naar andere financieringsmogelijkheden. Het revolverende fonds is een voorbeeld van een alternatieve financieringsmogelijkheid, waar in het volgende hoofdstuk dieper op wordt ingegaan. 20 P a g i n a

33 3. FONDSVORMING 3.1 Inleiding Uit hoofdstuk 2 blijkt dat de kosten voor de herstructurering van bedrijventerreinen hoog zijn. De THB komt met verschillende dekkingsmogelijkheden, maar doet voor het grootste gedeelte, 2,8 miljard, een beroep op de overheid. De crisis heeft echter ook bij de overheid gezorgd voor de nodige financiële problemen (Berns et al., 2012). Bovendien zien gemeenten het besparen op onderhoud van de openbare ruimte als mogelijkheid om de noodzakelijke bezuinigingen te halen. Dit levert op de korte termijn wellicht geld op, maar kost op de langere termijn meer (Pen, 2013). Daarom moeten nieuwe financieringsconstructies worden gevonden om vanuit de overheid een bijdrage te kunnen leveren aan de herstructureringsopgave. Fondsvorming is één van de nieuwe constructies waarover de afgelopen jaren is gesproken en geschreven (Rutten, 2012, Netjes, 2013, Holt et al., 2013, Pen et al., 2013). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op fondsvorming in het algemeen, om daarmee een beter beeld te krijgen van wat een fonds precies inhoudt. Ten eerste wordt beschreven wat fondsvorming inhoudt en wat de voor- en nadelen zijn. Vervolgens wordt kort ingegaan op het aspect staatssteun. Daarna wordt aan de hand van een aantal voorbeelden gekeken naar verschillende soorten fondsen. Hierbij is het niet noodzakelijk dat het betreffende fonds een directe koppeling heeft met de herstructurering van bedrijventerreinen. 3.2 Wat is een fonds? Een fonds is een organisatie waarin de financiële middelen zijn gekoppeld aan maatschappelijke doelen die de gemeente (of andere overheid) wil bereiken (Provincie Overijssel, 2012, p. 21). Uiteraard kunnen ook private partijen een fonds oprichten. Een zoektocht naar fondsen op internet levert veel zoekresultaten op. Van culturele fondsen, zoals het Prins Bernhard Cultuurfonds of het Oranjefonds, tot fondsen die meer betrekking hebben op de gebouwde omgeving, zoals het monumentenfonds of groenfonds. Anders dan een subsidie, die vaak eenmalig is en niet terugbetaald hoeft te worden, moeten bij een fonds de financiële middelen weer terug komen, waardoor deze opnieuw kunnen worden ingezet. Hiermee ontstaat het revolverende karakter (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011/12, p. 4). Naast het inzetten van financiële middelen, kan een revolverend middel ook zijn het aangaan van participaties, zoals bijvoorbeeld aandeelhouder worden in een BV of NV, of het verlenen van garanties aan banken (Netjes, 2013, p. 14, Holt et al., 2013, p. 5). Het verschil met een bank is dat een revolverend fonds van de overheid niet-marktconforme voorwaarden mag hebben (Holland, 2012, p. 22). Revolverende fondsen zijn niet nieuw. Emeritus hoogleraar Priemus (2011, p. 45) stelt dat woningcorporaties sinds de bruteringsoperatie in 1995 al het verdienmodel kennen van een revolverend fonds. De jaarlijkse cashflows uit de opbrengsten van huren en verkoop van corporatiewoningen worden gebruikt om de nieuwbouw van sociale huurwoningen te bekostigen. De laatste jaren is een stijging waarneembaar van het aantal nieuwe initiatieven P a g i n a 21

34 rondom revolverende fondsen (Netjes, 2013, p. 15). Netjes en Van der Meulen (2012, p. 3) voeren de opbrengsten uit de verkoop van regionale nutsbedrijven door provincies als reden op voor de toename van het aantal fondsen. Het geld dat hiermee verdiend is, wordt nu weer ingezet op verschillende gebieden, zoals duurzaamheid, energie en innovatie. Een reden voor het opkomen van revolverende fondsen is het feit dat steeds minder nationale en Europese subsidies beschikbaar komen en het geld dus op een slimmere en efficiëntere wijze ingezet moet worden (Rutten, 2012, p. 45). Omdat bij een revolverend fonds het geld meerdere malen ingezet kan worden, kan langer gebruik worden gemaakt van de financiële middelen die nog beschikbaar zijn. Voordelen Het belangrijkste voordeel van het vormen van een fonds is dat de behaalde inkomsten geoormerkt kunnen worden, zodat deze alleen ingezet kunnen worden voor een specifiek doel (Van der Bij, 2011, p. 116). In het geval van herstructurering van bedrijventerreinen kan dus specifiek worden bepaald dat de middelen uit het fonds alleen mogen worden ingezet ten behoeve van de herstructurering en niet wegvloeien naar bijvoorbeeld de algemene middelen van een gemeente. Fondsen kunnen dienen als spaarpot of verzekering waardoor voor een bepaalde toekomstige uitgave of een bepaald risico middelen gereserveerd zijn. Voor centrale overheden kunnen fondsen ingezet worden om middelen naar decentrale overheden te laten vloeien, met specifiek daaraan gekoppelde voorwaarden. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties somt nog een aantal voordelen van fondsen op (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011/12, p. 5): Een lening kan meerdere keren verstrekt worden. Een subsidie wordt eenmalig verstrekt; Een lening zal tot waardecreatie moeten leiden, aangezien de financiële middelen weer terug moeten. Dit zorgt voor een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven; Fondsvorming zorgt voor een cultuuromslag bij overheden. In plaats van eenmalig subsidies wegzetten, moeten fondsen duurzaam beheerd worden. Nadelen Naast voordelen heeft fondsvorming ook nadelen. Eén van de nadelen heeft te maken met het maatschappelijk nut (Van der Bij, 2011, p. 116); publieke middelen moeten op een dusdanige manier aangewend worden dat deze middelen ook het hoogste maatschappelijke nut opleveren. Wanneer middelen in een fonds worden gestort van waaruit alleen geld mag worden uitgegeven aan bepaalde, vooraf bepaalde, doelen kan het voorkomen dat dit niet het hoogste maatschappelijke nut oplevert. Bijvoorbeeld wanneer blijkt dat enkele jaren na het oprichten van een fonds ten behoeve van de herstructurering van bedrijventerreinen, andere maatschappelijke problemen belangrijker zijn geworden, zoals bijvoorbeeld de aanpak van sociale problemen in woonwijken. In dat geval moeten de financiële middelen uit het fonds worden gehaald om te kunnen worden ingezet voor de problematiek in de woonwijken. Dit vergt tijd, uitleg en geld. Zie bijvoorbeeld de gebeurtenissen rondom het stopzetten van het Innovatiefonds van de Gemeente Enschede (Twentsche Courant Tubantia, 2014) Meer over het Innovatiefonds van de Gemeente Enschede in paragraaf P a g i n a

35 Nog enkele nadelen van fondsen zijn (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011/12, p. 5): Het beheren van een fonds kost geld en het renteverschil moet betaald worden; Het risico bestaat dat een lening niet terugbetaald wordt, waarmee het feitelijk een subsidie wordt; Projecten die maatschappelijke baten hebben maar weinig directe financiële baten (bijvoorbeeld verbetering van de openbare ruimte) zijn niet altijd geschikt voor fondsvorming. Houding De voor- en nadelen van fondsen moeten worden afgewogen om tot een keuze te komen of een fonds geschikt is voor het gewenste doel. Daarnaast moet de overheid zich realiseren dat zij zich bij een fonds meer als bankier moet opstellen (Könings en Balk, 2011, p. 9). Investeringen moeten worden beoordeeld op basis van marktkansen en niet op basis van politiek of maatschappelijk gewenste achtergronden. De publieke sector is gewend aan subsidies, maar een stuk minder aan kapitaal- of kredietverstrekking (Holland, 2012, p. 25). Periodieke evaluaties, een exit-strategie en vorm van afhandeling zijn van belang om vooraf vastgelegd te hebben (Holt et al., 2013, p. 7). Immers, geen enkel fonds blijft eeuwig bestaan en het is beter om vooraf vast te leggen hoe omgegaan moet worden met een fonds en het einde ervan, dan dat tijdens de looptijd bepaald moet worden wat een goed moment is voor het einde van het fonds. Het opzetten en beheren van een fonds is een vak, waarbij de vraag is in hoeverre de overheid op dit moment de kennis in huis heeft om dit vak uit te oefenen (Netjes en van der Meulen, 2012, p. 5). Holt et al. (2013, p. 6) stellen dat een fonds beheerd moet worden door een professionele fondsmanager. Revolverende fondsen hebben nu eenmaal het risico dat het belegde geld te laat of helemaal niet terug komt en dat is een (politiek) gevoelig onderwerp. Zie daarover bijvoorbeeld de commissie De Wit 11 en de Icesave-affaire van de provincie Noord- Holland Staatssteun Wanneer een fonds wordt opgericht, vanuit een overheid of via een aparte entiteit, dient staatssteun goed in ogenschouw te worden genomen. In deze paragraaf wordt kort nader ingegaan op dit aspect. Om economische en sociale vooruitgang van de bevolking van de gehele Europese Unie te bevorderen, is het essentieel dat sprake is van een goed werkende interne markt en vrije concurrentie. Staatsteun kan ervoor zorgen dat een lidstaat eigen ondernemingen bevoordeelt ten opzichte van ondernemingen uit andere lidstaten. Hierdoor 11 De Commissie De Wit, vernoemd naar voorzitter Jan de Wit (SP), heeft een parlementair onderzoek gedaan naar de problemen in het financiële stelsel naar aanleiding van de kredietcrisis. De commissie concludeerde dat de Nederlandse autoriteiten grote fouten hebben gemaakt bij de ingrepen bij ABN- AMRO en Fortis en dat de Nederlandse Bank onvoldoende was voorbereid op een crisis van deze omvang en compleet werd overrompeld door de crisis. 12 De provincie Noord-Holland bleek na het faillissement van de IJslandse bank Landsbanki een bedrag van 78 mln bij de bank te hebben staan. De Gedeputeerde Staten van Noord-Holland stapten uiteindelijk op, net als enkele wethouders van gemeenten die ook geld in IJsland hadden staan. P a g i n a 23

36 kan sprake zijn van concurrentievervalsing, wat de economische en sociale vooruitgang negatief kan beïnvloeden. Om deze redenen is toezicht op staatssteun ingesteld (Dijkman et al., 2008, p. 11). In artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag zijn de staatssteunregels neergelegd. Artikel 87 lid 1 EG zegt over staatssteun: Behoudens afwijkingen waarin dit Verdrag voorziet, zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Op grond van artikel 88 EG dient elk voornemen van de overheid tot invoering of wijziging van een zogenaamde steunmaatregel gemeld te worden bij de Europese Commissie. Totdat de Commissie de betreffende maatregelen heeft goedgekeurd mogen deze bovendien niet worden uitgevoerd. Dijkman et al. (2008, p. 11) leiden uit artikel 87 lid 1 EG een vijftal criteria af, aan de hand waarvan wordt beoordeeld in hoeverre sprake is van staatssteun: 1) Het moet gaan om een voordeel dat met staatsmiddelen bekostigd is; 2) Er is sprake van een voordeel aan een onderneming dat deze onderneming niet langs normale commerciële weg zou hebben verkregen; 3) Er moet sprake zijn van een selectief voordeel; 4) Het voordeel moet de mededinging (dreigen te) vervalsen; 5) Het voordeel moet een ongunstig effect hebben op het handelsverkeer tussen de lidstaten. Ook bij fondsen gericht op ondernemers ligt staatssteun dus op de loer. Aangezien fondsen veelal (grotendeels) door de overheid worden gefinancierd is aan criterium één voldaan. Wanneer het fonds gericht is op ondernemers wordt ook aan het tweede criterium voldaan. De normale commerciële wegen hebben blijkbaar gefaald, anders hadden bijvoorbeeld banken de investering wel op zich genomen. Van selectief voordeel is al snel sprake, aangezien het bij fondsen voor herstructurering van bedrijventerreinen over het algemeen gaat om specifieke locaties (het terrein moet zijn aangewezen als te herstructureren ). Het laatste criterium is het meest subjectieve criterium en daarmee ook het meest moeilijk in te schatten. Bij de oprichting van een fonds moet beoordeeld worden of het verantwoord kan worden onder vrijstellingskaders als de Algemene Groepsvrijstellings Verordening of de Omnibus Decentraal Regeling. Zo niet, dan moet per fonds een staatssteunnoticifatietraject gevolgd te worden. De behandeltermijn daarvoor is zes tot negen maanden (Holt et al., 2013, p. 17). 3.4 Voorbeeld fondsen Fondsen komen voor in vele soorten en maten en kennen veel vrijheid in opzetmogelijkheden. In deze paragraaf zijn enkele voorbeeldfondsen geanalyseerd. Per fonds wordt beschreven wat het doel is van het betreffende fonds, in hoeverre en op welke wijze het revolverend is en 24 P a g i n a

37 wordt geconcludeerd in hoeverre een fonds voor de herstructurering van bedrijventerreinen van toegevoegde waarde zou kunnen zijn Verantwoording keuze fondsen Om tot een keuze te komen voor het analyseren van een aantal voorbeeld fondsen is gekeken naar een mix van verschillende eigenschappen van fondsen. Zo heeft het bijvoorbeeld geen toegevoegde waarde om alleen fondsen te analyseren die voor particulieren bestemd zijn. Met name op het gebied van staatssteun zou dat tot verkeerde conclusies kunnen leiden. Een directe koppeling met herstructurering is geen vereiste, maar is wel een pre. Dat maakt de uitkomsten eenvoudiger te vertalen naar bedrijventerreinen. Ook is het een pre wanneer een fonds raakvlakken heeft met vastgoed, omdat hiermee ook de herstructurering van bedrijventerreinen geholpen zou kunnen zijn. In figuur 12 is nader toegelicht waarom gekozen is voor het betreffende fonds. Fonds Toelichting Kantoren Vanuit de roadmap naar de verzakelijking van de bedrijventerreinenmarkt wordt nadrukkelijk gekeken of ontwikkelaars en beleggers kunnen worden betrokken op de markt voor bedrijventerreinen. Deze partijen zijn al actief op de markt voor kantoren en hiervoor is onlangs een kantorenfonds aangekondigd. Het ligt dus voor de hand om dit fonds te analyseren op de geschiktheid voor de herstructurering van bedrijventerreinen. SVn Het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland bestaat al sinds 1996 en is succesvol op het gebied van particuliere woningbouw. Het fonds heeft dus een koppeling met vastgoed en is bovendien revolverend. Nadeel is dat het gericht is op particulieren en de herstructurering van bedrijventerreinen veelal met ondernemers gebeurt. Daar zal aandacht aan moeten worden besteed. JESSICA JESSICA is opgezet vanuit de EFRO-subsidie en heeft een revolverend karakter. Bovendien gaat JESSICA ook over gebiedsontwikkeling en dus zou hier een koppeling gemaakt kunnen worden met de herstructurering van bedrijventerreinen. Dat maakt JESSICA interessant om in het kader van dit onderzoek te analyseren. Gebiedsfonds SADC Het gebiedsfonds van SADC is een van de pilotprojecten vanuit de roadmap naar verzakelijking van de bedrijventerreinenmarkt. In de evaluatie van Platform 31 is dit fonds ook geanalyseerd, maar niet zozeer op het specifieke onderdeel revolverendheid en de mate waarin de opzet van het fonds gebruikt kan worden bij de herstructurering van bedrijventerreinen. Daarom wordt dit fonds in dit onderzoek meegenomen. P a g i n a 25

38 Innovatiefonds Gemeente Enschede Het Innovatiefonds van de Gemeente Enschede heeft geen directe koppeling met gebiedsontwikkeling of vastgoed, maar is wel revolverend. Met name dit onderdeel is in het kader van dit onderzoek goed om te analyseren. En om te bekijken in hoeverre de uitkomsten hiervan bruikbaar zijn voor de herstructurering van bedrijventerreinen. Figuur 12 - Tabel onderbouwing fondsen Kantoren De laatste jaren staat steeds meer kantoorruimte leeg. In 2012 becijfert het Ministerie van Infrastructuur en Milieu dat van de ruim kantoren bijna 900 volledig en gedeeltelijk leegstaan (Tweede kamer, vergaderjaar 2011/12a). Begin 2014 is de voorraad ruim 49 miljoen m 2 VVO 13, waarvan 7,75 miljoen m 2 VVO leegstaat (DTZ Zadelhoff, 2014). Oftewel 15,7%. Mogelijke oorzaken zijn divers: teveel aanbod, de behoefte van huurders om te verhuizen, het nieuwe werken, ontwikkelingen op ICT-gebied (Wintgens en Hoekstra, 2012, p. 179). Op 27 juni 2012 is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu daarom het Convenant aanpak leegstand kantoren aangekondigd (Tweede kamer, vergaderjaar 2011/12a). Het convenant heeft als doel de huidige leegstand in kantoren tegen te gaan en een beter functionerende kantorenmarkt te stimuleren. Het convenant is mede ondertekend door het IPO, de VNG en enkele brancheorganisaties, zoals de IVBN en de NEPROM. Kortom, de gehele keten van de vastgoedcyclus, van overheid en ontwikkelaar tot belegger, heeft het convenant ondertekend. Het convenant onderscheidt vier verschillende gebieden 14, die door Hesp (2012, p. 1) worden getypeerd: 1) Groeigebieden uitbreiding van de voorraad is nog mogelijk; 2) Balansgebieden consolidatie en verduurzaming van de voorraad; 3) Beperkingsgebieden voorraad zal moeten krimpen door voornamelijk sloop; 4) Transformatiegebieden integrale gebiedsontwikkeling naar andere functie(s). Centraal in het convenant staat de oprichting van een regionaal of lokaal kantorenfonds 15, welke door Wintgens en Hoekstra (2012, p ) wordt omschreven als sloopfonds. Dit fonds is bedoeld om de sanering van verouderde, structureel leegstaande kantoren te stimuleren door vanuit het fonds een financiële compensatie te bieden aan de eigenaren die besluiten hun bestaande kantoor te saneren, door ofwel sloop ofwel duurzame transformatie naar een andere functie 16. Vulling van het fonds zou, conform lid 3 van artikel 5, moeten komen van overheidsgeld en ook moet er voldoende draagvlak zijn bij betrokken eigenaren om een heffing aan het fonds te betalen. Onduidelijk is in hoeverre het fonds revolverend is, of dat het fonds meer gezien moet worden als subsidie richting initiatiefnemers van het slopen van leegstaande kantoren. 13 VVO = Verhuurbaar Vloer Oppervlak 14 Artikel 8, Convenant aanpak leegstand kantoren 15 Artikel 5 Convenant aanpak leegstand kantoren 16 Artikel 5, lid 1 Convenant aanpak leegstand kantoren 26 P a g i n a

39 Deloitte heeft, in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, onderzoek gedaan naar de juridische basis van de verplichte afdracht voor een kantorenfonds en komt tot de conclusie dat deze basis niet aanwezig is (Gramsbergen et al., 2013). Van Angeren (2013, p. 742) concludeert dat uit het kiezen voor een convenant boven een overeenkomst, afgeleid kan worden dat het meer om een soort van intentieverklaring gaat. Hetgeen wordt bevestigd in artikel 13 van het convenant, waarin uitdrukkelijk is vastgelegd dat de verplichtingen voor partijen enkel inspanningsverplichtingen zijn en dat bij eventuele tekortkomingen geen beroep op de burgerlijke rechter kan worden gedaan. Initiatieven voor fondsen zijn nog niet bekend, alleen de Gemeente Amsterdam is bezig met een sloopfonds, maar dat fonds is nog niet volledig opgericht. Hesp (2012, p. 3) uit zijn zorgen over de haalbaarheid van het convenant, gezien het geringe aantal harde afspraken dat gemaakt is en waarschuwt bovendien voor een remmend effect door het convenant. Waarom zouden eigenaren nu gaan slopen, terwijl op termijn wellicht een sloopfonds wordt opgericht van waaruit subsidie kan worden ontvangen voor de sloop? En investeerders zouden bovendien kunnen worden afgeschrikt door een mogelijke bijdrage aan het fonds, omdat dat de aankoopprijs verhoogt. Minister Blok heeft op 13 maart 2013 de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de voortgang van het convenant (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012/13). In de brief constateert hij dat de aanpak van de leegstand van kantoren urgent blijft en tegelijkertijd een lastig vraagstuk is dat blijvende inzet vergt van alle partijen. Bovendien wordt gesteld dat het werken naar de geest van het convenant voorop staat en niet zozeer naar de letter. Buitelaar et al. (2013, p. 17) stellen echter dat een aantal gemeenten (waaronder Utrecht, Den Haag, Rotterdam, Eindhoven, Breda, Tilburg en Den Bosch) hebben aangegeven zich te willen onttrekken aan het convenant. Het Binnenlands Bestuur komt, naar aanleiding van een brief van Minister Schultz van Haegen, in 2013 tot de conclusie dat het kantorenfonds van de baan is (Buitelaar, 2014). De Randstedelijke Rekenkamer heeft in 2014 een quick scan gepubliceerd over de stand van zaken van de uitvoering van de convenant aanpak leegstand kantoren (Randstedelijke Rekenkamer, 2014) en concludeert dat het kantorenfonds nauwelijks van de grond is gekomen. Termen die in de quick scan worden gebruikt zijn nauwelijks haalbaar en minder kansrijk dan gedacht. Vanuit de ambtelijke organisaties wordt aangegeven dat met name het draagvlak bij marktpartijen niet erg groot is. De Provincie Overijssel heeft in 2013 besloten om de leegstand van kantoren zelfstandig aan te pakken via de Herstructureringsmaatschappij Overijssel (HMO) (Provincie Overijssel, 2014). Doel is om het functioneren van steden verder te versterken, door middel van het leveren van een financiële bijdrage daar waar leegstand gebiedsontwikkelingen hindert. Voor de periode is een bedrag van 7,8 miljoen beschikbaar, waarvan 4,8 miljoen naar de HMO gaat 17. Conclusie Anders dan de markt voor bedrijventerreinen zijn op de kantorenmarkt ontwikkelaars en beleggers sterk betrokken bij de ontwikkeling van deze deelmarkt. Toch zijn ook de problemen op de kantorenmarkt aanzienlijk. Leegstand en daarmee achteruitgang van complete gebieden maken dat hiervoor steeds meer aandacht bestaat. Het convenant uit 2012 was bedoeld om wat aan de leegstand te doen en daarmee feitelijk kantorenlocaties te herstructureren. Over de 17 Meer over de HMO in hoofdstuk 4 P a g i n a 27

40 inhoud van het convenant bestaat echter scepsis. De intenties worden gedeeld, maar door het ontbreken van harde afspraken is de vraag in hoeverre partijen zich echt houden aan het convenant. Kijkend naar de diverse rapporten over de stand van zaken van het Convenant aanpak leegstand kantoren kan geconcludeerd worden dat het is mislukt. De brief van Minister Schultz van Haegen, waarin feitelijk het einde van het kantoorfonds wordt aangekondigd, toont aan dat aan. Beleidsbepalers, zoals de minister, geven aan dat het besef van urgentie nog steeds bij alle partijen aanwezig is, maar in de uitvoering is dit niet terug te zien. Gemeenten geven aan dat marktpartijen weinig zien in een kantorenfonds en enkele gemeenten willen zich zelfs onttrekken aan het gehele convenant. Voor de herstructurering van bedrijventerreinen kan uit de ervaring met het convenant de les worden getrokken dat geen zachte afspraken moeten worden gemaakt in de vorm van een convenant, maar dat verplichte afdrachten aan een fonds in de praktijk ook niet blijken te werken SVn Het Stimuleringsfonds Volkhuisvesting (SVn) 18 is in 1996 opgericht op initiatief van Bouwfonds, dat op dat moment nog eigendom is van de Nederlandse gemeenten. Ongeveer 120 gemeenten nemen deel in het SVn. De betrokken gemeenten openden een fonds voor de projecten Wonen en Stedelijke Vernieuwing, waarna ook andere gemeenten fondshouder/deelnemer werden. Het fonds heeft vanaf het begin een revolverend karakter gehad, uitgeleende financiële middelen moesten ook weer terugvloeien naar het fonds. Met name gemeenten die op grote schaal te maken krijgen met particuliere woningverbetering en funderingsherstel stappen in bij het SVn. SVn is maatschappelijk financier en dienstverlener op het terrein van wonen, wijken en stedelijke vernieuwing en stimuleert particuliere investeringen in maatschappelijk gewenste projecten (SVn, 2010). SVn kent een drietal leningen: De stimuleringsregeling De stimuleringsregeling is een breed begrip voor meerdere vormen van financieringsconstructies om de woon- en leefkwaliteit in steden te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn regelingen rondom collectief particulier opdrachtgeverschap, funderingsherstel, groot onderhoud VvE s en particuliere woningverbetering. De duurzaamheidslening De duurzaamheidslening is bedoeld voor particuliere eigenaren en maakt het mogelijk om op basis van aantrekkelijke voorwaarden en tegen een lage rente geld te lenen om energiebesparende maatregelen in en aan de eigen woning aan te brengen. De starterslening De starterslening is bedoeld om huizenkopers een woning te laten kopen die net iets meer kost dan zij op dat moment kunnen lenen. In die zin vormt de starterslening een aanvulling op de reguliere hypotheek. De achterliggende gedachte is dat koopstarters aan het begin van een arbeidscarrière staan en de lening na verloop van tijd weer kunnen terugbetalen, aangezien hun inkomen waarschijnlijk zal gaan stijgen (Dol et al., 2012, p. 22). 18 Zie website geraadpleegd op P a g i n a

41 De werkwijze van SVn is in principe altijd hetzelfde: leningen worden verstrekt met een maatschappelijk lage rente. De rente en aflossing van deze leningen vloeien terug naar het betreffende fonds en kunnen daarmee steeds opnieuw worden ingezet. In figuur 13 is te zien dat van het totale fondsvermogen van SVn 53% naar startersleningen gaat. Dit vormt dan ook de belangrijkste leningsvorm van SVn. Stimuleringsfondsen 290 Duurzaamheidsfondsen 25 Startersfondsen 407 Corporatiefondsen 14 Overige fondsen 10 Totaal revolverend fondsvermogen 746 BZK Startersrekening (NCW fonds) 20 38% 3% 53% 2% 1% 97% 3% Totaal fondsvermogen % Bedragen in miljoenen Figuur 13 - Fondsvermogen SVn (bron: SVn, 2013, p. 9, bewerkt) In figuur 13 is te zien hoe de starterslening werkt. De starterslening vergroot het bedrag waarvoor starters een woning kunnen kopen. In het voorbeeld uit figuur 14 wordt de financieringscapaciteit vergroot van ,- tot ,-. Afhankelijk van de hoogte van de lening gelden wisselende looptijden en rentes. De eerste drie jaar hoeft geen rente en aflossing betaald te worden over de starterslening. Daarna wordt, op basis van een annuïteiten lening, een bedrag bepaald op basis waarvan aan het einde van de looptijd het volledige bedrag is afbetaald. Ook hierop zijn weer uitzonderingen mogelijk, afhankelijk van de financiële situatie van de aanvragers. Vervroegd en boetevrij aflossen mag altijd. Gebleken is dat 61% van alle verstrekte startersleningen na drie jaar een marktconforme annuïteit betaalt, 10% heeft afgelost en 29% nog hulp nodig heeft. Na zes jaar heeft nog slechts 13% niet voldoende inkomen om de (volledige) maandlast te kunnen betalen (SVn, 2013, p. 12). Geadviseerd wordt om de hoogte van de starterslening te berekenen met de volgende formule (Dol et al., 2012, p. 24): Hoogte Starterslening = Verwervingskosten woning -/- beschikbaar eigenvermogen -/- genormeerde marktconforme lening die men op basis van de NHG-normen kan krijgen (uitgaande van 95% van het toetsinkomen op huishoudensniveau). Woning Koper Verkoopprijs ,00 Inkopen ,00 Bijkomende kosten ,00 Toetsinkomen ,00 Overdrachtsbelasting 6% Inbreng eigen geld - Hypotheekrente 5% Leencapaciteit ,00 Looptijd hypotheek 30 jaar Starterslening ,00 Te financieren ,00 Totaal ,00 Figuur 14 - Voorbeeld starterslening (bron: Dol et al., 2012, p. 22, bewerkt) eenverdiener, < 65 jaar 95% van inkomen obv NGH-normen Het bedrag dat middels de starterslening kan worden opgenomen is afhankelijk van het inkomen en eventueel in te brengen vermogen van de aanvrager enerzijds en de koopprijs van de gewenste woning anderzijds. Gemeenten en corporaties kunnen bij hun eigen starterslening zelf specifieke voorwaarden opstellen. P a g i n a 29

42 Conclusie De starterslening van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting biedt een helpende hand voor mensen die net niet voldoende financiering kunnen krijgen bij reguliere financiële instellingen. Eerst wordt, op basis van het inkomen, beoordeeld wat de maximale financiële mogelijkheden zijn bij reguliere financiële instellingen. Het eventuele tekort kan dan middels de starterslening gefinancierd worden. Een en ander uiteraard gekoppeld aan bepaalde voorwaarden. Het grote voordeel van deze methode is dat initiatiefnemers eerst de normale wegen moeten bewandelen, alvorens aan te kunnen kloppen bij het SVn. In het kader van herstructurering van bedrijventerreinen zou dit ook een denkbare weg kunnen zijn. Een fonds waar bedrijven terecht kunnen wanneer de plannen om het eigen vastgoed te herstructureren niet voldoende gehoor vinden bij reguliere financiële instellingen. Het fonds zou het overgebleven tekort kunnen financieren. Voorwaarden, zoals het niet hoeven te betalen van rente en aflossing gedurende de eerste drie jaar van de looptijd, moeten getoetst worden aan de voorwaarden rondom staatssteun, maar zouden in de basis interessante startpunten kunnen zijn in het kader van de herstructurering van bedrijventerreinen JESSICA Een onderdeel van de EFRO-subsidie (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) is het project JESSICA, wat staat voor Joint European Support for Sustainable Investment in City Areas. JESSICA is een financieringsvehikel dat geld kan verstrekken door middel van leningen, achtergestelde leningen, garanties en participaties. Dit gebeurt door het oprichten van een stadsontwikkelingsfonds (UDF, Urban Development Fund). Meer volume kan beschikbaar komen tegen lagere rentes en gunstige aflossingsvoorwaarden en bovenal komen de leningen niet op de balans van de overheden te staan (Van Ginkel en Holt, 2011, p. 2). De filosofie achter JESSICA is dat de beschikbare middelen om duurzame stedelijke herontwikkeling te stimuleren meervoudig moeten kunnen worden aangewend (Gerretsen, 2011, p. 78). JESSICA is dus bedoeld voor lidstaten van de EU om een gedeelte van de subsidies uit structuurfondsen te gebruiken voor terugvorderbare investeringen voor projecten die deel uitmaken van een geïntegreerd plan voor duurzame stadsontwikkeling (EIB, 2008) en is het meest geschikt om de uitvoering van energiebesparing in de gebouwde omgeving financieel te ondersteunen (Holland, 2012, p ). Een geïntegreerd plan voor duurzame stadsontwikkeling wordt door de Europese Investeringsbank (EIB) (2008, p. 2) omschreven als een aantal onderling gerelateerde activiteiten die beogen een blijvende verbetering in de economische, fysieke, sociale en ecologische condities in een stad of stadsgebied tot stand te brengen. Het sleutelwoord hierbij is integratie : het is de bedoeling dat het beleid, de projecten en de voorstellen in hun onderling verband in overweging worden genomen. Dit betekent dat de synergiën tussen de onderdelen van het plan zodanig moeten zijn dat het plan in zijn totaliteit méér oplevert dan de som van de individuele delen bij afzonderlijke uitvoering hiervan. Holland (2012, p. 25) benoemt als voordelen van JESSICA met name het hergebruik van middelen en de hefboomwerking die de inzet van middelen vanuit JESSICA kan hebben. Voordelen die ook uit paragraaf 3.2 naar voren komen als voordelen van een fonds. Als nadelen wordt het organiserend vermogen van de overheid genoemd. Overheden zijn gewend aan subsidies en moeten nu gaan werken met risicodragende investeringen en bijbehorende administratieve regelingen. Staatssteun is een onderdeel waarvoor aandacht wordt gevraagd en specifiek voor JESSICA is beschreven dat de middelen die vanuit het EFRO-geld bij JESSICA- 30 P a g i n a

43 projecten worden ingezet, niet meer als subsidie voor gewone EFRO-projecten kunnen worden ingezet. Concrete projecten vanuit JESSICA zijn nog niet ontwikkeld. In Rotterdam en Den Haag zijn momenteel twee voorbeelden van JESSICA-projecten in voorbereiding. Deze worden hierna verder toegelicht. Rotterdam Vanuit de JESSICA gedachte heeft de gemeente Rotterdam in 2013 het Stadshavens Ontwikkelingsfonds voor Innovatie en Economie (SOFIE) opgericht. SOFIE is bedoeld voor een geïntegreerd stedelijk ontwikkelingsplan in de Stadshavens. SOFIE richt zich hierin onder andere op duurzaamheid, maar heeft geen concrete doelstellingen met betrekking tot energiebesparing in de bestaande bouw, maar sluit dit ook niet uit (Holland, 2012, p. 51). Het doel en bijbehorende kaders zijn vastgelegd in de structuurvisie Stadshavens en in principe kan ieder project dat aantoonbaar bijdraagt aan de realisatie van deze structuurvisie in aanmerking komen voor financiering vanuit het fonds (Van Keulen, 2013). Het College van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam wil door middel van het SOFIE kleinschalige projecten financieren die de belangrijkste thema s van Rotterdam helpen, zoals innovatie, ondernemerschap, duurzaamheid en werkgelegenheid. In aanmerking komen projecten die, als gevolg van gewijzigde eisen van banken, niet op reguliere wijze in aanmerking komen voor financiering (Gemeente Rotterdam, 2012). De revolverendheid komt naar voren uit het feit dat gestuurd wordt op financieel rendement ,00 Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) ,00 Cofinanciering Nota Ruimte gelden voor Stadshavens ,00 Cofinanciering Rijk, toegekend via Kansen voor West ,00 Totale middelen Figuur 15 Projectfinanciering SOFIE (Bron: Gemeente Rotterdam, 2012, bewerkt) De gemeente Rotterdam heeft 6,5 miljoen beschikbaar voor SOFIE (Gemeente Rotterdam, 2012), zie figuur 15, waarbij een open einde wordt gelaten en dus geen eindjaar is opgenomen. Het doel is dat de ingezette middelen terugverdiend worden, waarbij op de website van gemeente Rotterdam melding wordt gemaakt dat vanuit het SOFIE maximaal 50% wordt bijgedragen aan een project 19. Het fonds is momenteel nog in oprichting en concrete resultaten zijn nog niet geboekt. Den Haag De gemeente Den Haag heeft in 2012 een tweetal JESSICA Urban Development Funds opgericht (Gemeente Den Haag, 2012): JESSICA Energiefonds Den Haag (ED); JESSICA Fonds Ruimte en Economie Den Haag (FRED). Het ED is met name bedoeld om projecten op het gebied van duurzame energie te stimuleren, zoals bijvoorbeeld investeringen in de aardwarmtecentrale in Den Haag Zuid West. De bouw 19 geraadpleegd op 19 april 2014 P a g i n a 31

44 dreigt namelijk niet door te gaan als gevolg van de vertraagde woningbouw. Nog enkele investeringen moeten gedaan worden, maar hiervoor ontbreekt vooralsnog het kapitaal. Het ED zou hierbij kunnen helpen (Platform 31, 2014). Het FRED is gericht op ruimtelijke ontwikkeling. Een voorbeeld hiervan is de investering in kleinschalige bedrijfsruimtes voor ondernemers in de wijken. Hier is behoefte aan, maar de banken willen daarvoor momenteel geen geld beschikbaar stellen. Het FRED kan in kleinschalige bedrijfsruimtes investeren om de ontwikkeling toch mogelijk te maken (Platform 31, 2014). Beide fondsen zijn opgezet middels een commanditaire vennootschap, waardoor het financiële risico beperkt is tot de inbreng van de eigen middelen. Ook private en andere publieke investeerders kunnen eventueel meedoen in de fondsen. Een aparte fondsmanager wordt aangesteld om het fonds te leiden want, zo stelt Ton Overmeire (Programmamanager Europese Fondsen van de Gemeente Den Haag) in gesprek met Platform31, ambtenaren zijn niet goed in investeren (Platform 31, 2014). In figuur 16 is het investeringsvolume te zien, zoals dat bij de oprichting van de fondsen is vastgelegd. Het uitgangspunt is dat de middelen 100% revolverend zijn, waarbij het rendement dusdanig moet zijn dat de beheerskosten van de organisatie betaald kunnen worden. De investeringshorizon is gezet op 10 jaar. Net als in Rotterdam vanuit SOFIE zijn ook vanuit het ED en het FRED momenteel nog geen resultaten bekend. Projectfinanciering "JESSICA Energiefonds Den Haag" (ED) Dienst Financieringsbron Subsidiebijdrage DSO ISV 3 / Economie ,00 BSD Cofinancieringsfonds ,00 DSO Rijkscofinanciering ,00 DSO EFRO ,00 Totaal ,00 Projectfinanciering "JESSICA Energiefonds Den Haag" (ED) Dienst Financieringsbron Subsidiebijdrage DSO ISV 3 / Economie ,00 BSD Cofinancieringsfonds ,00 DSO EFRO ,00 Totaal ,00 Figuur 16 - Projectfinanciering ED en FRED (bron: Gemeente Den Haag, DSO/ RIS , bewerkt) Conclusie JESSICA is onderdeel van de EFRO-middelen en richt zich met name op onderdelen binnen gebiedsontwikkeling die te maken hebben met energie en energiebesparende maatregelen. Aangezien het einde in zicht is van de EFRO-middelen is gezocht naar een manier waarop zolang mogelijk gebruik kan worden gemaakt van deze laatste financiële middelen. Het revolverende fonds lijkt hierin uitkomst te bieden. Onderzoek naar JESSICA als 32 P a g i n a

45 financieringsinstrument toont dezelfde voor- en nadelen aan als beschreven in paragraaf 3.2 over fondsen in het algemeen. Den Haag en Rotterdam zijn in het gebruik van JESSICA op dit moment het meest concreet en hebben een JESSICA-fonds opgezet, Den Haag zelfs twee. De basis gedachte van deze fondsen, investeren in goede projecten waarvoor momenteel de bank geen financiering verstrekt, zou in principe goed kunnen passen bij herstructureringsgebieden, maar is hier niet specifiek voor ingericht. Echter, van de opgezette fondsen in Rotterdam en Den Haag zijn nog geen uitkomsten bekend Gebiedsfonds SADC Vanuit de commissie Noordanus is een Roadmap naar verzakelijking van de bedrijventerreinenmarkt opgesteld 20. Als uitkomst hiervan heeft de Schiphol Area Development Company (SADC), in samen werking met Buck Consultants International (BCI), een meer geïntegreerd ontwikkelingsmodel voor bedrijventerreinen ontwikkeld (Bergh et al., 2012), in de vorm van een gebiedsfonds voor bedrijfslocaties. De basisgedachte voor dit gebiedsfonds is dat door middel van een gebiedsgerichte benadering en met verticale integratie, beleggers tot langjarige betrokkenheid bij bedrijventerreinen kunnen worden gecommitteerd. Dit moet resulteren in een aanpak die substantiële voordelen oplevert voor beleggers, eindgebruikers, ontwikkelaars en overheden. De voordelen ontstaan doordat grondaankoop, vastgoedontwikkeling en beheer en dienstverlening in één hand zijn, in tegenstelling tot de huidige situatie waarin deze onderdelen afzonderlijk van elkaar en door verschillende partijen worden gerealiseerd. Het gebiedsfonds werkt in hoofdlijnen als volgt. Individuele institutionele of particuliere beleggers investeren geld in een fonds. Dit fonds richt zich op de ontwikkeling, het bezit en het beheer van hoogwaardige bedrijventerreinen. Het fonds is eigenaar van alle panden in het gebied en biedt een scala aan diensten. Bepaalde diensten zijn verplicht, andere facultatief. Omdat beleggers behoefte hebben aan een helder kader, met bijbehorende risico s, worden de aandelen van het fonds in vaste omvang uitgegeven (als voorbeeld wordt genoemd 5 miljoen). De aandelen hoeven pas volgestort te worden wanneer concrete projecten ontstaan. Zie figuur 17 voor een schematische weergave van het fonds. Wat in figuur 17 opvalt, is dat het fonds pas begint vanaf het moment van grondverkoop. Bergh et al. (2012, p. 11) stellen dat het fonds nadrukkelijk niet bedoeld is als financier van gronden die bestemd zijn voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen, maar dat het fonds in voorkomende gevallen gronden overneemt van gemeenten, zodra deze rijp zijn voor realisatie c.q. concrete ontwikkeling. Oftewel, de gemeente draagt het overall grondrisico. Beleggers wensen niet het volledige risico van de grond over te nemen. 20 Zie voor meer informatie paragraaf 2.2 P a g i n a 33

46 Figuur 17 - Werking gebiedsfonds (bron: Bergh et al., 2012) Voor de eindgebruikers van het gebiedsfonds leidt de nieuwe opzet aan de ene kant tot een beperking van mogelijkheden. Ze zijn namelijk geen eigenaar meer van gebouwen en mogen niet zelf bouwen. Daarnaast moet men zich schikken aan de verplichte voorwaarden vanuit het fonds. Aan de andere kant wordt door middel van het fonds behoud van waarde en kwaliteit, van zowel gebouwen, als omgeving, als dienstverlening gewaarborgd. Ook ontwikkelaars moeten zich conformeren aan de uitgangspunten van het gebiedsfonds, zoals bijvoorbeeld de financiële parameters. Echter, daarvoor krijgen ontwikkelaars een aantrekkelijke propositie terug, met een beperkt ontwikkelrisico. Voor beleggers biedt het gebiedsfonds een aantrekkelijke investering, met langjarige huurcontracten, efficiënt uitgevoerde beheertaken en professioneel en marktgericht management. Hiermee kan een gunstig rendement verkregen worden. De risico s worden verspreid door op meerdere locaties te investeren. Uiteraard blijft het risico bestaan dat onvoldoende marktvraag bestaat. Het belangrijkste voordeel voor overheden is dat op een duurzame manier bedrijventerreinen worden ontwikkeld. De gemeente blijft echter met het grondrisico zitten. De gronden worden afgenomen vlak voor de start van de bouw, als het gebiedsfonds een eindgebruiker heeft gevonden. Het gebiedsfonds is toegepast op een casus, de A4 Zone West. Een hoogwaardig werklandschap tussen Hoofddorp en Schiphol van meer dan 300 hectare groot. Een onderdeel van dit gebied is het logistiek kerngebied met Trade Boulevard. Dit is een efficiënt opgezet logistiek terrein met directe, ongestuurde logistieke verbinding naar de A4 en het luchthavenplatform en bovendien direct gelegen aan de beoogde HST Cargo Terminal. Op het terrein is ruimte voor zes gebouwen (vier logistieke hallen, twee tradegebouwen) met in totaal bijna m 2 BVO 21. Voor de casus is onderscheid gemaakt tussen twee modellen: Traditioneel model beleggingsportefeuille met zes zelfstandige gebouwen; 21 BVO = Bruto Vloer Oppervlak 34 P a g i n a

47 Gebiedsfonds beleggingsportefeuille met zes gebouwen, die als een integrale gebiedsontwikkeling zijn en worden ontwikkeld, in eigendom genomen, verhuurd en beheerd. Bergh et al. (2012) concluderen dat het gebiedsfonds lagere stichtingskosten heeft en lagere onderhoudskosten door zaken gezamenlijk te organiseren. Ook zouden de huren hoger kunnen zijn dan in het traditionele model, omdat de gehele locatie meer kwaliteit heeft. Hierdoor worden de resultaten van het gebiedsfonds beter dan in het traditionele model. In figuur 18 zijn de uitkomsten van de casus weergegeven. De revolverendheid komt naar voren uit de IRR 22. Traditioneel model Gebiedsfonds Omvang fonds (door lagere stichtingskosten) 96 mln 91 Aandeel eigen vermogen 59 mln 56 Aandeel vreemd vermogen 37 mln 35 Figuur 18 - Uitkomsten casus A4 (bron: Bergh et al., 2012, p. 24, bewerkt) Conclusie mln mln mln IRR na 20 jaar 7,8% 9,8% IRR na 20 jaar (na aftrek fondsmanager) 6,9% 8,5% IRR na 10 jaar 10,3% 11,8% IRR na 10 jaar (na aftrek fondsmanager) 9,6% 10,7% Wat bij het gebiedsfonds van SADC een aantal keren wordt herhaald is dat de grondexploitatie geen deel uit maakt van het fonds. Nadrukkelijk komt tot uiting dat beleggers graag willen participeren, behalve in de grondexploitatie. Beleggers zijn alleen geïnteresseerd in die delen van de grondexploitatie die zekerheid bieden voor een ontwikkeling. Bovendien wordt verondersteld dat veel bedrijventerreinen worden ontwikkeld met tussenkomst van een ontwikkelaar. Dit beeld lijkt niet te overeen te komen met de dagelijkse praktijk, waarin bedrijventerreinen veelal zonder tussenkomst van een ontwikkelaar worden ontwikkeld door gemeenten en eigenaren of gebruikers van gebouwen. Bovendien stapt het fonds wel erg makkelijk over het eigendomsvraagstuk heen. Ondernemers zien de investeringen in het vastgoed vaak als belegging voor hun pensioen. Dat moet men in het gebiedsfonds over boord zetten. Uiteraard staan daar voordelen tegenover, maar de vraag is in hoeverre ondernemers of eigenaren van bedrijven daadwerkelijk bereid zijn hun eigendom in te leveren. De opzet van het gebiedsfonds is in een casus uitgewerkt. Deze casus gaat over een locatie in de A4 zone, nabij Schiphol. Pen et al. (2013, p. 40) concluderen dat Schiphol in Nederland de meest interessante beleggersregio is vanwege de toenemende schaarste, internationale marktdynamiek, bekendheid met de verhuurdersmarkt en progressieve gemeenten. Met het SADC als opdrachtgever is het natuurlijk niet vreemd dat deze locatie is gekozen als casus. Het betreft echter een locatie die in directe verbinding staat met Schiphol. De vraag is in hoeverre diezelfde beleggers ook geïnteresseerd zijn in een te ontwikkelen bedrijventerrein in bijvoorbeeld Zuidoost-Drenthe. Daarnaast is de locatie uit de case van SADC een nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen. Daarmee lijkt het fonds in de basis geschikt om verder te 22 IRR staat voor Internal Rate of Return en is een maatstaaf om het rendement van een investering te berekenen. P a g i n a 35

48 ontwikkelen voor wat betreft nieuwe te vervaardigen bedrijventerreinen, maar biedt nog geen oplossing voor de herstructureringsopgave van bestaande terreinen. Daar is het eigendom van het vastgoed versnipperd, terwijl in de casus van SADC het eigendom van alle panden bij het fonds ligt Innovatiefonds Gemeente Enschede Het innovatiefonds van de Gemeente Enschede heeft tot doel het doen van investeringen in gevestigde of te vestigen ondernemingen met innovatieve oplossingen op het gebied van zorg, veiligheid en duurzaamheid (Gemeente Enschede, 2012). Zodoende kan onder meer een toename gerealiseerd worden van het aantal arbeidsplaatsen, het aantal bedrijven, het aantal succesvol geïmplementeerde innovaties en in het bijzonder een toename van innovaties gericht op het aanpak van maatschappelijke vraagstukken. Het innovatiefonds moet een vliegwielfunctie betekenen voor innovatieve ontwikkelingen (Ten Heuvel, 2013). Daarnaast zorgt het fonds ook voor een vergroting van efficiëntie van gemeentelijk beleid. In het fonds wordt, verspreid over een periode van 2011 tot en met 2014, een bedrag van ,- gestort en het heeft in principe een doorlooptijd tot en met Deze termijn is echter te verlengen. Een investering vanuit het fonds gebeurt door middel van het verkrijgen van aandelen of door het verstrekken van een lening. De revolverendheid komt naar voren uit de minimale rente die berekend wordt voor de betreffende investering. Op basis van de fondsovereenkomst (Gemeente Enschede, 2012) wordt bij investeringen onder meer rekening gehouden met de volgende criteria: Innovatief product, dienst of proces; Maatschappelijk rendement, waarbij de investering een positieve bijdrage levert aan een maatschappelijke behoefte op het gebied van zorg, duurzaamheid of veiligheid; Economisch rendement, waarbij de investering bijdraagt aan regionale bedrijvigheid en werkgelegenheid. Het regionale bedrijfsleven profiteert doordat zij producten kan leveren en/of diensten kan verrichten; Financieel rendement, waarbij het rendement van een investering in relatie tot het risico proportioneel is. De Return on Investment is minimaal neutraal en investeringen die leiden tot een besparing op de gemeentelijke begroting van de Gemeente Enschede hebben een pre; Solide Business Case; Hoge kwaliteit van het management van de deelneming; Risicospreiding wordt nagestreefd door investeringen te spreiden over meerdere rondes. Tevens is er de mogelijkheid om samen met andere investeringsfondsen investeringen te doen; De minimumrente wordt berekend via de formule M = R ( / (K * 3) * 100%), waarbij R de marktconforme rente is, K het beoogd leenbedrag en M de minimumrente. M moet altijd op 1 cijfer achter de komma naar boven afgerond te worden en wanneer M kleiner dan 0 is, mag ieder rentepercentage gehanteerd worden. De eerste investering uit dit fonds heeft eind 2013 plaatsgevonden, toen het bedrijf Sequrix uit Enschede een bijdrage heeft ontvangen voor het ontwikkelen van een mobiele applicatie waardoor het bedrijf zijn innovatie voor de beveiligingswereld internationaal in de markt kan 36 P a g i n a

49 zetten (De Roskamp, 2013). Het coalitieakkoord 23 van 2014 betekent het einde van het innovatiefonds. Het nieuwe college van de gemeente Enschede wil innovatie van bedrijven op andere wijze faciliteren. Uit een artikel uit de Twentsche Courant Tubantia (2014) blijkt dat de leden van de investeringscommissie niet blij zijn met het besluit van het nieuwe college om het innovatiefonds te stoppen. Twee leden van de investeringscommissie zijn direct gestopt met hun werkzaamheden. In de documentatie over het innovatiefonds komen de termen herstructurering en bedrijventerrein niet voor. Op basis van de fondsovereenkomst kan geconcludeerd worden dat in principe alle bedrijven, mits voldaan wordt aan de hierboven geschetste vereisten, een aanvraag kunnen doen voor het innovatiefonds. Dat zou dus heel goed een koppeling kunnen hebben met de herstructurering van een bedrijventerrein, maar dat is geen uitdrukkelijke voorwaarde. Een bedrijf met een initiatief tot een duurzame ontwikkeling zou ook een bijdrage kunnen aanvragen voor de ontwikkeling op een nieuw terrein, waarbij de oude locatie van dit bedrijf achterblijft, zonder dat daarover nadere afspraken over worden gemaakt. Conclusie Het innovatiefonds van de Gemeente Enschede heeft na 2,5 jaar operationeel te zijn geweest, slechts één investering opgeleverd. Dat lijkt een belangrijke argument te zijn geweest voor de nieuwe coalitie in Enschede om het innovatiefonds op te heffen. Duidelijk wordt wel dat het beëindigen van het fonds tot vragen leidt. Dat sluit aan bij één van de nadelen die in het begin van dit hoofdstuk zijn beschreven. Het vastleggen van financiële middelen in een fonds betekent dat deze middelen niet ergens anders voor kunnen worden ingezet. In het geval van het innovatiefonds is door het college van B&W van Enschede besloten dat de gereserveerde middelen op andere wijze worden ingezet. Het terughalen van de financiële middelen veroorzaakte bij de betrokken personen rondom het fonds de nodige commotie en politieke vragen. Op voorhand was een directe koppeling met herstructurering niet aanwezig. Dit was ook geen doelstelling van het fonds. Het fonds richt zich op innovatieve producten of diensten, maar wellicht had herstructurering wel toegevoegd kunnen worden als voorwaarde voor het verkrijgen van een bijdrage vanuit het fonds. Op die manier had de ontwikkeling van innovatieve producten, diensten of processen kunnen worden gekoppeld aan de herstructurering van bedrijventerreinen. 3.5 Conclusie Dit hoofdstuk gaat over fondsvorming en geeft antwoord op de vierde en vijfde deelvraag. Uit dit hoofdstuk komt naar voren dat fondsvorming een breed begrip is en niet aan veel regels is gebonden. De hoeveelheid fondsen die te vinden zijn en de verschillende doelen die aan de betreffende fondsen gekoppeld zijn, maakt dat het begrip fonds een containerbegrip 24 wordt. 23 Zie coalitieakkoord Enschede. Duurzaam, Samen, Sterker, Onder containerbegrip wordt verstaan: een begrip zonder scherp afgebakende betekenis waaraan de taalgebruiker zelf nader invulling kan geven en dat op veel verschillende toestanden, gebeurtenissen of zaken wordt toegepast (bron: geraadpleegd op 24 augustus 2014) P a g i n a 37

50 Het belangrijkste voordeel van een fonds is dat, anders dan bij bijvoorbeeld een subsidie, de ingezette financiële middelen, op welke wijze dan ook, weer terugvloeien naar het fonds en zodoende nogmaals ingezet kunnen worden. De belangrijkste kanttekening bij een fonds is dat het een andere denkwijze vergt van de overheid. Investeren in projecten vanuit een fonds is wat anders dan subsidies verstrekken en moet gebeuren op basis van financiële afwegingen en zo min mogelijk worden beïnvloed door de politiek. Investeringen die uiteindelijk niet het gewenste rendement opleveren, kunnen leiden tot politieke vragen. Het outsourcen van de organisatie van een fonds verdient dan ook aanbeveling. Staatssteun is, ook in relatie tot fondsvorming, een aandachtspunt. Van belang is om tijdig de staatssteuntoets te doorlopen, omdat hiermee veel tijd gemoeid is. Een fonds is echter ook niet van vandaag op morgen opgezet. Staatssteun moet bij de oprichting van een fonds worden meegenomen, maar zou in principe geen reden mogen zijn om af te zien van het gebruik een fonds. In dit hoofdstuk zijn een aantal voorbeeldfondsen geanalyseerd. Hieruit komen een aantal zaken naar voren die in het kader van fondsvorming bij herstructurering van bedrijventerreinen meegenomen moeten worden. Het mislukken van het kantorenfonds laat zien dat marktpartijen niet zitten te wachten op een verplichte afdracht aan een fonds. Bij de herstructurering van bedrijventerreinen is dit evenmin te verwachten. Bovendien waren de afspraken bij het kantorenfonds vastgelegd in een convenant, waarvan geen enkele verplichting uitging. Daardoor kon door marktpartijen makkelijk onder de afspraken worden uitgekomen. Bij de herstructurering van bedrijventerreinen is het zaak te zorgen voor heldere, duidelijke afspraken met wederzijdse verplichtingen. De starterslening van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting is een voorbeeld van hoe de overheid kan helpen bij het ontbrekende stuk financiering. Dit zou bij de herstructurering van bedrijventerreinen ook van toegevoegde waarde kunnen zijn, omdat bedrijven dan eerst worden aangespoord om bij reguliere financiers te kijken naar de financieringsmogelijkheden van de herstructureringsplannen. Voor een eventueel laatste ontbrekende stuk financiering zou een beroep kunnen worden gedaan op een fonds. Aandachtspunt vormt dan wel de staatssteuntoets, aangezien de starterslening voor particulieren is bestemd en dus niet hoeft te voldoen aan de eisen van staatssteun. Bij de herstructurering van bedrijventerreinen is dit uiteraard wel het geval. Het stopzetten van het innovatiefonds van de Gemeente Enschede toont aan dat wanneer de prioriteit van de overheid verandert, ook middelen in fondsen niet altijd veilig zijn. Dit was juist een voordeel van een fonds. In het kader van herstructurering van bedrijventerreinen betekent dit dat te allen tijde moet worden aangetoond wat het belang van een fonds is, om te voorkomen dat financiële middelen op andere wijze worden ingezet dan voor de herstructurering van bedrijventerreinen. Het gebiedsfonds, zoals ontwikkeld door het SADC en BCI, lijkt vooral een optie te zijn voor nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen. Wel zal ook nog een casus moeten worden uitgewerkt met een, op voorhand, minder interessante locatie in termen van vastgoedwaarde. Bovendien wordt in dit fonds wel erg makkelijk een beroep gedaan op eindgebruikers om het eigendom van panden op te geven. Het eigendom van bedrijfspanden wordt door veel ondernemers als soort van pensioenvoorziening gezien. De vraag is in hoeverre deze 38 P a g i n a

51 ondernemers bereid zijn hiervan afstand te doen. Voor de herstructurering van bedrijventerreinen geldt dat altijd sprake is van een huidige situatie met bijkomende verdeling van de eigendommen. Dat vormt dus een ander vertrekpunt dan het gebiedsfonds van SADC. Dat ondernemers in het kader van herstructurering en fondsvorming bovendien afstand gaan doen van hun vastgoed lijkt onrealistisch. De projecten vanuit JESSICA lijken in de basis het meest aansluiting te vinden bij het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting. Ook hier is sprake van het financieren van het laatste gedeelte van een investering. JESSICA richt zich in eerste instantie op projecten rondom duurzaamheid op het gebied van energiebesparing bij gebiedsontwikkeling. Daarbij zou aansluiting gezocht kunnen worden in het kader van herstructurering van bedrijventerreinen. De eerste projecten lopen momenteel en het wachten is op concrete resultaten. In dit hoofdstuk is een breder beeld geschetst van fondsen en zijn kenmerken en ervaringen beschreven die zijn opgedaan bij andere fondsen. In het volgende hoofdstuk wordt de vertaling gemaakt naar de herstructureringsmaatschappijen. Daarbij wordt ook meegenomen in hoeverre de conclusies uit dit hoofdstuk terugkomen binnen de herstructureringsmaatschappijen. P a g i n a 39

52 40 P a g i n a

53 4. HERSTRUCTURERINGSMAATSCHAPPIJEN 4.1 Inleiding De afgelopen jaren is de aandacht voor herstructurering toegenomen. De THB is hiervoor een startmoment geweest. Sinds het verschijnen van het rapport van de commissie Noordanus zijn talloze initiatieven opgepakt in het kader van de herstructurering van bedrijventerreinen. De oprichting van de herstructureringsmaatschappijen kan in dit licht gezien worden. Vanuit de Provinciale Herstructurerings Programma s is gebleken dat Nederland momenteel vier provinciale herstructureringsmaatschappijen heeft. Gekozen is om deze herstructureringsmaatschappijen nader te analyseren. Kleinere lokale maatschappijen zijn buiten beschouwing gelaten, aangezien deze te specifiek van opzet zijn. In dit hoofdstuk worden de vier provinciale herstructureringsmaatschappijen nader beschreven, waarbij speciale aandacht uitgaat naar de wijze waarop zij revolverend te werk gaan bij de inzet van financiële middelen. Doel van dit hoofdstuk is om, op basis van de ondernemingsplannen van de herstructureringsmaatschappijen, inzicht te krijgen in de laatste deelvragen: Op welke wijze zetten herstructureringsmaatschappijen een fonds in? En: Wat is de mate van revolverendheid bij herstructureringsmaatschappijen?. In het vorige hoofdstuk is met name gekeken naar fondsen die niet specifiek met herstructurering bezig waren. In dit hoofdstuk wordt juist de koppeling tussen herstructurering en fondsen onderzocht. Daarbij hebben de oprichtingsstukken van de herstructureringsmaatschappijen als basis gediend. 4.2 BHB De Brabantse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen (BHB) is in 2005 opgericht als samenwerkingsverband tussen de Provincie Noord-Brabant en de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) 25. Met de afdeling Bedrijventerreinen van de BOM werkt de BHB aan de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen in Brabant. BOM Bedrijventerreinen levert daarbij het procesmanagement. Inmiddels is de BHB volledig onderdeel geworden van de BOM. De BHB participeert in herstructureringsprojecten en richt zich vooral op de herontwikkeling van privaat eigendom op bedrijventerreinen (BHB, 2013, p. 2). Doel van de herstructurering is bestaande bedrijventerreinen weer aantrekkelijk maken voor het bedrijfsleven, zodat deze terreinen weer kunnen concurreren met nieuwe terreinen. De opgave aan te herstructureren bedrijventerrein in Noord-Brabant voor de periode is geraamd op hectare (Provincie Noord-Brabant, 2010). De totale opgave is De provincie is samen met het ministerie van Economische Zaken aandeelhouder van de BOM. De BOM heeft naast de taak om te zorgen voor de herstructurering van bedrijventerreinen, ook de taak om de investeringen van, met name buitenlandse, bedrijven te bevorderen, risicodragend kapitaal te verstrekken, onder andere aan startende bedrijven en nieuwe bedrijvigheid te stimuleren, door het bundelen van innovatieve krachten. P a g i n a 41

54 hectare (NV Brabantse Ontwikkelings Maatschappij, 2004, p. 11). Voor de BHB is als uitgangspunt gekozen dat 37 terreinen geherstructureerd dienen te worden, met een gemiddelde omvang van 35 hectare per terrein. Dit maakt een opgave van hectare (NV Brabantse Ontwikkelings Maatschappij, 2004). Daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat dit bruto hectares zijn, waarvan 70% privaat en 30% publiek gebied is. De BHB richt zich op het publieke gedeelte en hanteert als stelregel dat van de 70% privaat terrein 20% in aanmerking komt voor een bijdrage vanuit de BHB. Dit is een totaal van circa 180 hectare 26. Daarmee draagt de BHB 3% bij aan de totale herstructureringsopgave voor Noord-Brabant. Voor de opgave van de BHB was een bedrag van 34,5 miljoen beschikbaar, bestaande uit 4,5 miljoen vanuit de NV BOM en 30 miljoen vanuit de Provincie Noord-Brabant. In 2012 is dit bedrag opgelopen tot 53,6 miljoen (BHB, 2013). De missie van het BHB luidt: Het, in samenwerking met publieke en private partijen, stimuleren, ondersteunen en bijdragen aan de realisatie van herstructureringen van Noord- Brabantse bedrijventerreinen, met het doel zorgvuldig ruimtegebruik te bewerkstelligen en een goed economisch vestigingsklimaat voor ondernemers op een duurzame wijze te (doen) waarborgen (BHB, 2008, p. 8). De BOM brengt de kennis, ervaring en processturing in en de BHB draagt zorg voor de financiering. BHB werkt met vijf fte s aan projectmanagers, inclusief een meewerkend afdelingshoofd en een deskmanager. Daarnaast zijn financiële middelen beschikbaar om specifieke kennis in te schakelen. Uitgangspunt voor investeringen vanuit de BHB is dat de gemeente investeringen in de openbare ruimte voor haar rekening neemt en dat private investeerders hun bijdrage leveren aan de rendabele delen van de terreinen. De BHB omschrijft haar bijdrage als hefboom; doordat zij een stuk van het risico en van de onrendabele top wegnemen, gaan andere partijen ook investeren. De investeringen moeten echter Kosten herstructurering 800 Multiplier 6,38 16% Benodigd kapitaal 125 Revolverendheid 2,00 100% Kapitaal 63 Opgave BHB Totale opgave provincie 180 ha ha Aandeel BHB 3% Looptijd Ha per jaar Kosten per ha 4,44 Bedragen in miljoenen 15 jaren 12 ha Figuur 19 - Opzet BHB op basis van ondernemingsplan wel revolverend zijn (BHB, 2008). Uit het ondernemingsplan uit 2005 van de BHB blijkt voor de herstructurering van 180 hectare een bedrag van 800 miljoen nodig is. Vanuit de BHB is, naast de 34,5 miljoen die oorspronkelijk beschikbaar gesteld was, nog eens 28,2 miljoen aan aanvullende financiële middelen beschikbaar. Hierdoor komt het totale kapitaal van de BHB uit op 63 miljoen. Het streven is om de revolverendheid 27 op een factor 2 uit te laten komen. Dit maakt dat de multiplier 28 6,38 moet zijn, oftewel de BHB brengt 16% van het benodigde kapitaal in voor hectare * 70% privaat terrein * 20% in aanmerking voor bijdrage vanuit BHB = 180 hectare 27 Revolverendheid staat in deze voor de mate waarin een initieel bedrag opnieuw kan worden ingezet, waarbij een factor 1,0 betekent dat enkel het initiële bedrag kan worden ingezet. 28 Multiplier staat voor vermenigvuldiger, in deze de mate waarin de middelen vanuit de herstructureringsmaatschappij andere investeringen weten los te weken. 42 P a g i n a

55 de herstructurering van 180 hectare bedrijventerrein. Eén en ander is in figuur 19 schematisch weergegeven. Uiteindelijk is becijferd dat de BHB aan het eind van de looptijd, waarbij uit is gegaan van een looptijd van 15 jaar, nog een restant kapitaal zou hebben van 6,5 miljoen (NV Brabantse Ontwikkelings Maatschappij, 2004, p. 26). Ook de geïnvesteerde 4,5 miljoen van de NV BOM zou terug worden betaald. Daarmee resteert een bedrag van 23,5 miljoen wat niet terug komt en dus als subsidie wordt ingezet om in 280 hectare te investeren. Dat is een bedrag van ruim ,- per hectare, oftewel 13,- per m 2. Conclusie In Noord-Brabant is onderscheid gemaakt tussen het procesmatige deel van herstructurering, dat is ondergebracht bij de BOM, en het financiële gedeelte, ondergebracht bij de BHB, welke intussen ook 100% van de BOM is. Binnen de BHB is qua doelstellingen een tegenstrijdigheid. Aan de ene kant wordt gesteld dat de middelen vanuit de BHB worden ingezet als afdekking van risico s en de onrendabele top. Tegelijkertijd wordt als doelstelling opgenomen dat het fonds revolverend moet zijn. Deze doestellingen lijken op voorhand niet met elkaar te stroken. Bovendien wordt in het ondernemingsplan melding gemaakt dat van de initiële investering van 34,5 miljoen uiteindelijk slechts 11 miljoen terugvloeit en dus feitelijk 23,5 miljoen als subsidie wordt ingezet voor de herstructurering van 180 hectare bedrijventerreinen. Dat is een bedrag van ,- per hectare. In hoeverre het reëel is om te veronderstellen dat vanuit de investeringen door de BHB nog eens 28,2 miljoen aan extra middelen te generen is, is niet duidelijk. Het streven om vanuit grondexploitatie en vastgoedontwikkeling een bedrag van 13 miljoen aan opbrengsten te halen, lijkt ambitieus. Zeker gezien het doel om de financiële middelen in te zetten om risico s af te dekken en de onrendabele top te financieren. Daarbij moet echter wel in ogenschouw worden genomen dat de plannen zijn opgesteld in 2004, nog voor het uitbreken van de economische crisis. Ook een revolverendheid van 2 is ambitieus, waarbij uit de stukken overigens niet geheel duidelijk wordt of het hierbij gaat om de totale financiële middelen, dus inclusief de extra gegenereerde 28,2 miljoen, of alleen het oorspronkelijke kapitaal vanuit BHB. De totale kosten van 800 miljoen veranderen hierdoor echter niet, dus dat zou betekenen dat de veronderstelde multiplier verandert. Deze is, op basis van de huidige berekeningen, met 6,4 al aan de hoge kant. Een voordeel van de BHB is de concrete samenwerking met de BOM, waardoor kennis gebruikt kan worden vanuit de BOM. Dit zou zijn vruchten moeten afwerpen bij de uitvoering van de herstructureringsprogramma s. 4.3 HMO De Herstructureringsmaatschappij Overijssel (HMO) is opgericht in 2009, als uitkomst van het project Vitale Bedrijventerreinen (Provincie Overijssel, 2008). Dit project was ingezet om de doelstellingen van de provincie te bereiken op het gebied van het intensiveren van herstructurering en het bieden van voldoende kwalitatieve ruimte voor lokale groei. Een belangrijke uitkomst was het advies aan Provinciale Staten om een herstructureringsmaatschappij op te richten. P a g i n a 43

56 De HMO is voor 100% eigendom van de Provincie Overijssel en opereert in een kleine setting met in de beginfase alleen een directeur en een secretaresse. Andere benodigde disciplines worden zo nodig ingehuurd, waarbij Oost NV 29 een belangrijke partner zou kunnen zijn. Wel is er bij de oprichting nadrukkelijk voor gekozen Oost NV geen aandeelhouder te laten worden in de HMO. Belangrijkste reden hiervoor is dat Oost NV ook weer uit meerdere aandeelhouders bestaat en daardoor publiek geld onnodig rondgepompt zou worden. De totale opgave voor de provincie Overijssel is hectare. In figuur 20 is weergegeven hoe de provincie Overijssel de onderverdeling ziet van deze opgave. De HMO richt zich op het gedeelte herprofileren en heeft als opgave meegekregen om 23 hectare aan bedrijventerreinen te herstructureren. De HMO levert hiermee een bijdrage van 2% aan de totale opgave voor de provincie Overijssel. Soort Categorie Hectare Kosten Lichte herstructurering Beperkte herstructurering Revitalisering Zware herstructurering Herprofilering Transformatie Bedragen in miljoenen Figuur 20 - Overzicht herstructureringsopgave provincie Overijssel (bron: Statenvoorstel nr. PS/2008/270) Gesteld wordt dat herstructurering structureel geen winstgevende zaak is, mede gesterkt door het feit dat hierdoor juist sprake is van marktfalen (Provincie Overijssel, 2008). Het doel van de HMO is dan ook niet zozeer om het geïnvesteerde vermogen weer terug te krijgen, maar om met de inzet van deze middelen extra financiële middelen te genereren bij derden. Een belangrijk uitgangspunt van de HMO is dat het ontwikkelen van vastgoed wordt overgelaten aan marktpartijen en dat de inrichting van de openbare ruimte bij de gemeente ligt, waarbij eventueel een beroep kan worden gedaan op subsidies. De doelstellingen van de HMO zijn: 1. De HMO richt zich op bedrijventerreinen waar de economische functie (grotendeels) behouden blijft; 2. De HMO zoekt altijd samenwerkingspartners bij projecten; 3. De HMO richt zich in eerste instantie uitsluitend op de herontwikkeling van uit te geven terrein (bouwrijpe kavels); 4. De HMO maakt gebruik van een integrale aanpak van het bedrijventerrein om tot een versnelling van de uitvoering van de opgave te komen en gebruikt hiervoor publieke middelen; 5. De HMO groeit uit tot een kennis- en expertisecentrum; 6. De HMO richt zich op projecten in heel Overijssel. Het woord revolverend wordt niet gebruikt in de documenten van de HMO. Wel wordt als doelstelling geformuleerd dat van elke geïnvesteerde euro, na vijf jaar minimaal 50% terug zou moeten komen. Tegelijkertijd wordt ook melding gemaakt dat het risico bestaat dat het totaal ingelegde kapitaal van 7,5 miljoen niet terugvloeit naar het fonds. Op basis van het 29 Oost NV is de ontwikkelingsmaatschappij voor Oost-Nederland en is in 2003 opgericht als samenvoeging van de Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij (OOM), Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) en Eskan (Knooppunt Arnhem Nijmegen). 44 P a g i n a

57 ondernemingsplan zou na tien jaar, wanneer de doelstellingen behaald zouden moeten zijn, nog een restant van 1,4 miljoen aan financiële middelen aanwezig moeten zijn. Feitelijk wordt dus, op basis van de cijfers uit het ondernemingsplan, 6,1 miljoen ingezet om 23 hectare aan bedrijventerreinen te herstructureren. Dat is een bedrag van bijna ,- per hectare, oftewel 26,50 per m 2. In figuur 21 is berekend hoe voor de benodigde 65,5 miljoen met een multiplier van 5,0 (of 20%) en een revolverendheid van 1,75 een startkapitaal van 7,5 miljoen nodig is. In het ondernemingsplan wordt echter het kapitaal als startpunt genomen en wordt beredeneerd dat Kosten herstructurering 65,5 Multiplier 5,00 20% Benodigd kapitaal 13 Revolverendheid 1,75 75% Kapitaal 7,5 Opgave HMO Totale opgave provincie 23 ha ha Aandeel HMO 2% Looptijd Ha per jaar Kosten per ha 2,85 Bedragen in miljoenen 10 jaren 2 ha Figuur 21 Opzet HMO op basis van Ondernemingsplan dit bedrag uiteindelijk 13 miljoen kan worden. Vervolgens wordt de multiplier van 20% geïntroduceerd, waarmee het totale bedrag van 65,5 miljoen wordt berekend. Om de verschillende herstructureringsmaatschappijen met elkaar te kunnen vergelijken is ervoor gekozen om de weergave van alle maatschappijen gelijk te houden. Overigens wordt in het ondernemingsplan van de HMO ook aangegeven dat de berekende 65,5 miljoen niet toereikend is om alle bedrijventerreinen te herstructureren, maar het is een begin. Conclusie Hoewel de HMO het woord revolverend niet gebruikt in haar ondernemingsplan, wordt hiermee wel rekening gehouden, kijkend naar het uitgangspunt dat van elke geïnvesteerde euro 50% binnen vijf jaar weer terugvloeit naar de HMO. De HMO ziet zichzelf als multiplier, waarbij het de bedoeling is dat de inzet van financiële middelen door de HMO dient als katalysator voor het gebied en op die manier bij andere partijen nieuwe investeringen worden losgeweekt. Uiteindelijk blijft van het startkapitaal van 7,5 miljoen een bedrag van 1,4 miljoen over en is dus een bedrag van 26,50 aan subsidie verstrekt om 23 hectare aan bedrijventerrein te herstructureren. De HMO kent een kleine compacte organisatie en dat komt ook terug in de opgave. In het ondernemingsplan wordt als doelstelling geformuleerd dat de HMO 2% van de totale opgave aan te herstructureren bedrijventerreinen in Overijssel realiseert. Dat betekent dat in Overijssel nog andere methoden bedacht moeten worden om de overige 98% te realiseren. Anders dan de BHB en LHB (zie hierna) bestaat geen directe relatie tussen de HMO en de lokale ontwikkelingsmaatschappij Oost NV. Volgens het ondernemingsplan van de HMO is de reden hiervoor dat het geld onnodig wordt rondgepompt wanneer Oost NV ook aandeelhouder wordt van de HMO. Wellicht dat het feit dat Oost NV naast de provincie Overijssel, ook de provincie Gelderland en het Ministerie van EZ als aandeelhouder heeft, mede mee heeft gespeeld. De HMO zich alleen richt op Overijssel en niet op Gelderland. P a g i n a 45

58 4.4 LHB Nadat Provinciale Staten in 2008 had besloten om een herstructureringsmaatschappij op te richten, is op 10 december 2009 officieel de Limburgse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen (LHB) opgericht. Het betreft een samenwerking tussen de Provincie Limburg, die 66 2/3 % van de aandelen in bezit had, en de NV Industriebank LIOF (LIOF), die 33 1/3 % van de aandelen kreeg (Provincie Limburg, 2010). Inmiddels is LIOF de enige aandeelhouder. Tot en met 2020 dient hectare aan bedrijventerrein geherstructureerd te worden. Dit moet gebeuren door samen met gemeenten, ondernemers en andere (vastgoed)partijen te zoeken naar oplossingen. De LHB maakt gebruikt van de kennis en kunde van LIOF en heeft gemiddeld genomen 4,75 fte in dienst. Daarnaast wordt de directie gevormd door het afdelingshoofd bedrijventerreinen van LIOF. De missie van de LHB luidt: Het in samenwerking met publieke en private partijen stimuleren, ondersteunen en realiseren van de herstructurering van de Limburgse bedrijventerreinen, met als doel het bewerkstelligen van een duurzaam, optimaal economisch vestigingsklimaat voor ondernemers en een zorgvuldig gebruik van de ruimte. Het ondernemingsplan van de BHB concludeert dat al hectare al is opgepakt en dat de totale opgave aan te herstructureren bedrijventerrein voor de provincie Limburg wordt geraamd op hectare (Kernteam Bedrijventerreinen, 2008, p. 12). De opgave voor de LHB is hectare, waarmee de LHB 59% van de opgave voor haar rekening neemt. Voor deze opgave krijgt de LHB een startkapitaal van 15 miljoen, dat kan groeien naar 35 miljoen. Het kapitaal van de LBH dient zoveel mogelijk revolverend ingezet te worden, maar de verwachting is dat na het realiseren van de totale herstructureringsopgave het fonds uitgeput zal zijn (Provincie Limburg, 2010). In figuur 22 is weergegeven hoe de LHB verwacht te komen tot het herstructureren van hectare Kosten herstructurering 180 Multiplier 4,00 25% Benodigd kapitaal 45 Revolverendheid 1,50 50% Kapitaal 30 Opgave LHB Totale opgave provincie ha ha Aandeel LHB 59% Looptijd Ha per jaar Kosten per ha 0,18 Bedragen in miljoenen 12 jaren 83 ha Figuur 22 - Opzet LHB op basis van Ondernemingsplan bedrijventerrein. Het totale tekort wordt geraamd op 180 miljoen Hierin is al rekening gehouden met kosten en opbrengsten vanuit de herstructurering. Door inzet van de LHB wordt een multiplier verwacht van 4, waardoor vanuit het LHB 45 miljoen benodigd is, 25% van de totale benodigde financiële middelen. Doordat een gedeelte van het geïnvesteerde vermogen gedurende de looptijd van de LHB terug zal vloeien naar de LHB en opnieuw inzetbaar is (de mate van revolverendheid), is een kapitaal nodig van 30 miljoen De beschikbare 35 miljoen is daarmee voldoende om aan de doelstellingen te voldoen. 46 P a g i n a

59 Conclusie Wat in vergelijking met de andere herstructureringsmaatschappijen opvalt bij de LHB is dat gerekend wordt met de laagste kosten per hectare. Dit komt doordat de LHB rekent met het uiteindelijke tekort van de herstructurering. In de geraamde 180 miljoen is al rekening gehouden met kosten en opbrengsten die verband houden met de herstructurering. De vraag is dan ook in hoeverre de verwachtte multiplier reëel is. Marktpartijen moeten van de 180 miljoen een bedrag van 135 miljoen ophoesten, dat is 13,50 per m 2 bedrijventerrein. Berekend is dat 30 miljoen voldoende zou moeten zijn om de doelstelling van hectare geherstructureerd bedrijventerrein in 2020 te halen. Het startkapitaal is 15 miljoen en kan uitgroeien tot 35 miljoen, waarmee dus voldoende middelen beschikbaar zijn om de doelstelling te behalen. Anders dan de HMO en BHB krijgt de LHB niet direct het volle kapitaal ter beschikking. Daarmee wordt het risico voor de aandeelhouder verkleind. Het risico dat de LHB minder slagvaardig kan handelen, in het geval van snelle beslissingstrajecten bij kansen die zich voordoen, is echter wel groter. Ervan uitgaande dat de 30 miljoen aan benodigd kapitaal uiteindelijk op is, wordt met dit bedrag hectare geherstructureerd. Dit is een bedrag van ,- per hectare. Zoals aangegeven is bij dit bedrag, anders dan bij de andere herstructureringsmaatschappijen, al rekening gehouden met opbrengsten, waardoor het bedrag van ,- per hectare de onrendabele top is. Ook voor de LHB geldt, net als de BHB, dat de directe koppeling met het LIOF een voordeel is. Kennis en kunde kunnen op die manier een bijdrage leveren aan het succesvol herstructureren van bedrijventerreinen in Limburg. Bovendien kunnen de ontwikkelingsmaatschappijen ook weer helpen bij andere subsidies en regelingen om het bedrijfsleven te stimuleren. 4.5 OMU In 2011 is de N.V. Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht (OMU) opgericht, als 100% dochter van de Provincie Utrecht. De belangrijkste doelstelling van de OMU is het herstructureren van verouderde bedrijventerreinen om zodoende zorgvuldig en duurzaam om te gaan met de beschikbare ruimte en zorg te dragen voor een goed investeringsklimaat (OMU, 2012, p. 2). De OMU moet publieke en private belangen bij elkaar brengen en dient te opereren op het raakvlak van publieke en private partijen (Beerlage et al., 2010, p ). De OMU is primair gericht op het herstructureren van ruimte op bedrijventerreinen die eigendom is van private partijen, oftewel bedrijven. De betrokken gemeente richt zich op het openbaar gebied, waarbij de OMU ondersteunende diensten kan leveren. Dit alles gebeurt met een relatief kleine organisatie van 2,5 tot 3 fte. Het is de missie van de OMU om het vestigingsklimaat en de ruimtelijke kwaliteit op verouderde bedrijventerreinen in de Provincie Utrecht te verbeteren. Om deze missie te verwezenlijken, kent de OMU de volgende doelstellingen (Beerlage et al., 2010, p ): 1. OMU richt zich op het herstructureren van private gronden en panden op bestaande bedrijventerreinen waarvan de economische functie in de toekomst behouden blijft; 2. OMU pakt herstructureringsprojecten samen met private en/of gemeentelijke partners op. Via haar middelen zal zij bedrijven en gemeenten stimuleren om gezamenlijk tot plannen en investeringen te komen; P a g i n a 47

60 3. OMU richt zich daarmee op het vormen van consortia, waarmee publieke en private partners worden verleid om mee te investeren in projecten; 4. OMU richt zich op bedrijventerreinen in gemeenten waarmee de provincie een samenwerkingsconvenant heeft gesloten; 5. OMU richt zich op de bedrijventerreinen die zijn opgenomen in het PHP Utrecht; 6. OMU streeft er naar om de door haar geïnvesteerde middelen geheel of gedeeltelijk terug te verdienen; er is sprake van een revolverend karakter van de middelen; 7. OMU participeert in herstructureringsprojecten op terreinen waarvan het openbare gebied van voldoende kwaliteit is of waarvoor de gemeente een herstructureringsproject uitvoert; 8. OMU is in de Provincie Utrecht het kennis- en expertisecentrum voor herstructurering. Vanuit deze positie ondersteunt de OMU gemeenten bij het opstellen van masterplannen voor herstructureringsprojecten. De herstructureringsopgave voor de provincie Utrecht omvat 68 van de 146 bedrijventerreinen (Provincie Utrecht, 2010). Dat is ruim 46%. De gemeenten in de provincie Utrecht hebben de ambitie om hectare aan herstructurering tot uitvoering te brengen. Hiervan moet 119 hectare getransformeerd te worden, waarmee de functie bedrijven op deze gronden komt te vervallen. De lichtere herstructureringsvariant face lift omvat 400 hectare. De grootste hoeveelheid te herstructureren bedrijventerrein, circa hectare, valt in categorie revitalisering of herprofilering. De OMU richt zich op deze laatste categorie en hanteert als uitgangspunt dat van deze hectare 70% privaat terrein is en 30% publiek terrein. Van het private terrein, 910 hectare groot, komt 10% in aanmerking voor herontwikkeling, wat neer komt op 91 hectare. De concrete opdracht voor de OMU is dat, door middel van inzet op het gebied van procesmanagement en de inbreng van financiële participaties, circa 50 hectare aan privaat bedrijventerrein moet worden geherstructureerd in de periode De OMU geeft in haar ondernemingsplan geen cijfers met betrekking tot een vereiste multiplier of revolverendheid. Uit doelstelling zes blijkt het revolverende karakter van de OMU. Het startkapitaal is 15 miljoen, waarvan 1 miljoen beschikbaar is voor het opstellen Kosten herstructurering 88 Multiplier 4,17 24% Benodigd kapitaal 21 Revolverendheid 1,50 50% Kapitaal 14 Opgave OMU Totale opgave provincie 48 P a g i n a 50 ha ha Aandeel OMU 3% Looptijd Ha per jaar Kosten per ha 1,75 Bedragen in miljoenen 15 jaren 3 ha Figuur 23 - Opzet OMU op basis van Ondernemingsplan van masterplannen en de overige 14 miljoen voor de daadwerkelijke herstructurering. Uiteindelijk zal het werkkapitaal van de maatschappij (bij het uitblijven van additionele kapitaalstortingen) teruglopen richting nul (Beerlage et al., 2010). Middels een simulatiemodel komt de OMU tot een totaalbedrag van 87,5 miljoen dat gegenereerd kan worden voor de herstructurering van 50 hectare bedrijventerrein. Als wordt uitgegaan van een revolverendheid van 1,5 (of 50%), dan kan de oorspronkelijke 14 miljoen oplopen tot 21 miljoen. Dat zou betekenen dat, om tot het

61 totaal van 87,5 miljoen te komen, nog 66,5 miljoen uit de markt moet worden gehaald. De multiplier van de OMU is in dat geval 4,2 (of 24%). In figuur 23 is een en ander schematisch weergegeven. Conclusie Waar in de provincies Limburg en Noord-Brabant is gekozen voor een ontwikkelingsmaatschappij met daaronder een herstructureringsmaatschappij, is er in de provincie Utrecht voor gekozen om een ontwikkelingsmaatschappij op te richten die zich specifiek bezighoudt met herstructurering. Daarin zit dus een verschil met andere provincies. De ontwikkelingsmaatschappijen van andere provincies zijn met name gericht op het aantrekken van nieuwe bedrijven, waarbij de herstructurering een nevenactiviteit is. Vanwege de centrale geografische ligging van Utrecht, is het waarschijnlijk minder noodzakelijk om op provinciale schaal het aantrekken van nieuwe bedrijven te organiseren. Het op gang brengen van de noodzakelijk herstructurering is in Utrecht echter wel een onderwerp dat centraal wordt aangevlogen. De OMU concludeert, evenals de andere herstructureringsmaatschappijen, dat aan het eind van de looptijd het ingezette kapitaal op is. Daarmee wordt dus feitelijk 14 miljoen ingezet als subsidie om 50 hectare bedrijventerrein te herstructureren. Dit komt neer op ,- per hectare. 4.6 Conclusie Nederland kent inmiddels een viertal provinciale herstructureringsmaatschappijen. Op basis van literatuuronderzoek van de ondernemingsplannen en jaarverslagen zijn de verschillende herstructureringsmaatschappijen geanalyseerd en is antwoord gegeven op deelvragen zes en zeven. In deze paragraaf zijn de conclusies beschreven, waarbij ook de conclusies uit de voorgaande hoofdstukken worden betrokken. Private investeringen Bedrijventerreinen Privaat eigendom Herstructureringsmaatschappijen Publiek eigendom Gemeente Figuur 24 Opbouw herstructurering bedrijventerreinen Uit hoofdstuk 2 bleek dat de exacte herstructureringsopgave moeilijk is vast te stellen en verschillende cijfers worden gehanteerd met betrekking tot de totale opgave. Dit beeld komt terug binnen de herstructureringsmaatschappijen. Alleen de LHB stelt dat zij een substantieel deel, bijna 60%, van de herstructureringsopgave, voor haar rekening neemt. De overige herstructureringsmaatschappijen zitten tussen de 2% en 3%. Dit geringe aandeel is te herleiden naar het onderscheid tussen een publiek en privaat gedeelte van een bedrijventerrein. De herstructureringsmaatschappijen richten zich op het private gedeelte van P a g i n a 49

62 de te herstructureren bedrijventerreinen. Vervolgens wordt eerst gekeken in hoeverre private investeringen kunnen bijdragen aan de opgave, waarna de opgave voor de herstructureringsmaatschappij wordt bepaald. In figuur 24 is dit schematisch weergegeven. In figuur 25 zijn de belangrijkste gegevens van de herstructureringsmaatschappijen naast elkaar gezet. De financiële crisis is in zekere zin terug te zien bij de herstructureringsmaatschappijen. De BHB is in 2005 opgericht en had destijds een startkapitaal van 62,7 miljoen. De overige herstructureringsmaatschappijen hadden, enkele jaren later, een aanzienlijk lager startkapitaal. Naast een groter startkapitaal zijn ook de veronderstelde revolverendheid en multiplier bij de BHB groter dan bij de overige herstructureringsmaatschappijen. De BHB verwachtte dat het startkapitaal twee keer ingezet zou kunnen worden, ten opzichte van 1,5 tot 1,75 keer door de andere maatschappijen. Daarnaast was de inschatting bij de start van de BHB dat de markt 84% van de kosten voor haar rekening zou nemen, terwijl de anderen uitgaan van 75% tot 80%. De LHB valt hierin op met een opgave van hectare te herstructureren bedrijventerrein voor Daarnaast rekent de LHB met het tekort dat overblijft na de herstructurering. Hierin zijn dus alle kosten en eventuele opbrengsten van de uitgifte van geherstructureerde terreinen al meegenomen. Dit in tegenstelling tot de andere herstructureringsmaatschappijen, die alleen rekenen met de kosten. BHB HMO LHB OMU Kosten herstructurering 800,0 65, ,5 Multiplier 6,38 16% 5,00 20% 4,00 25% 4,17 24% Benodigd kapitaal 125,4 13, ,0 Revolverendheid 2,00 100% 1,75 75% 1,50 50% 1,50 50% Kapitaal 62,7 7, ,0 Startjaar Looptijd Aantal hectare Totale opgave Aandeel 3% 2% 59% 3% Subsidie per hectare 0,13 0,26 0,03 0,28 Bedragen in miljoenen Figuur 25 - Samenvatting herstructureringsmaatschappijen Bij alle maatschappijen wordt het revolverende karakter van de financiële middelen benadrukt. Tevens realiseren alle herstructureringsmaatschappijen zich dat de beschikbare middelen uiteindelijk (bijna) op zullen raken. Op zich is dit niet zo vreemd. Immers, de gemeente moet het openbare gebied aanpakken, marktpartijen mogen het rendabele vastgoed voor hun rekening nemen en de herstructureringsmaatschappijen nemen de overige zaken op zich, oftewel de onrendabele top (zie ook figuur 24). Daarmee wordt het dus lastig om het fonds op langere termijn ook 100% revolverend te laten zijn. Dit sluit aan bij de cijfers uit figuur 25, waaruit blijkt dat alle herstructureringsmaatschappijen uiteindelijk een subsidie per hectare inbrengen. 50 P a g i n a

63 De belangrijkste conclusie uit dit hoofdstuk is dat het begrip revolverend wellicht de verkeerde verwachting wekt. Voormalig minister Spies van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in de definitie van het begrip het woord steeds toegevoegd, waardoor de indruk wordt gewekt dat een revolverend fonds tot in lengte van jaren door kan gaan en alle ingezette middelen steeds opnieuw terugvloeien naar het fonds. In het kader van herstructurering van bedrijventerreinen moet geconcludeerd worden dat dat een utopie is. Dat de markt de herstructurering niet zelf oppakt, is een teken dat hieraan geen geld te verdienen is. De verwachting dat de overheid wel geld zou kunnen verdienen, is daarmee op voorhand naïef te noemen. Dit wordt ook door de herstructureringsmaatschappijen onderkend. Sterker nog, in bijvoorbeeld het ondernemingsplan van de BHB is opgenomen dat de betreffende herstructureringsmaatschappij alleen investeert in locaties die privaat eigendom zijn en waar een onrendabele top op zit. Daarmee wordt het terugverdienen van de geïnvesteerde middelen moeilijk. De toegevoegde waarde van de herstructureringsmaatschappijen zit hem vooral in de zogenaamde multiplier. Door de inzet van financiële middelen vanuit de herstructureringsmaatschappijen raken marktpartijen ook geïnteresseerd, worden andere financieringsconstructies mogelijk gemaakt en komen nieuwe initiatieven van de grond. Uiteindelijk dragen deze ontwikkelingen gezamenlijk bij aan de herstructurering van bedrijventerreinen. Dat de ingezette middelen vanuit de herstructureringsmaatschappijen dan niet altijd terugvloeien wordt in het licht van het doel, de herstructurering van bedrijventerreinen, ondergeschikt geacht. De conclusies uit dit hoofdstuk vragen om een verdiepingsslag. In het volgende hoofdstuk wordt deze slag gemaakt, door middel van het houden van interviews met alle herstructureringsmaatschappijen. P a g i n a 51

64 52 P a g i n a

65 5. PRAKTIJK 5.1 Inleiding Gebleken is dat fondsvorming een onderwerp is dat sterk in beweging is. Vanuit diverse domeinen binnen de vastgoed- en gebiedsontwikkeling (en in sommige gevallen ook daarbuiten) zijn verschillende ideeën rondom fondsvorming al verder uitgewerkt, zoals blijkt uit hoofdstuk 3. Ook de opkomst van provinciale herstructureringsmaatschappijen, waarbinnen fondsvorming een belangrijke rol speelt, is een teken dat fondsvorming steeds belangrijker wordt. Over de combinatie van herstructurering en fondsvorming, en dan met name vanuit financieel oogpunt, zijn echter nog geen concrete resultaten gepubliceerd. Daarom is in dit onderzoek geprobeerd om door middel van interviews te achterhalen wat de resultaten van de herstructureringsmaatschappijen zijn. In dit hoofdstuk zijn de interviews met de directeuren van de vier provinciale herstructureringsmaatschappijen uitgewerkt. Allereerst wordt ingegaan op de methodologische verantwoording van de interviews. Daarna worden de vragen behandeld die gesteld zijn aan de geïnterviewden en als laatste de uitkomsten van de interviews. 5.2 Methodologische verantwoording Baarda et al. (2011) beschrijven verschillende vormen van het gebruik maken van interviews en vragenlijsten als dataverzamelingsmethode. Aangezien het doel van dit onderzoek is om vanuit de gevonden literatuur en achtergrondinformatie over herstructureringsmaatschappijen de diepte in te gaan, is een interview de meest geschikte vorm van dataverzameling. Daarbij is gekozen voor een ongestructureerd interview. Het grootste risico bij deze vorm van dataverzameling is het risico van sociaal wenselijke antwoorden. In de interviews wordt dieper ingegaan op de mogelijkheden van fondsvorming bij herstructurering van bedrijventerreinen. Het ligt voor de hand dat de directeuren van de herstructureringsmaatschappijen een belang hebben bij een uitkomst van het interview, waaruit blijkt dat de wijze waarop hun maatschappij georganiseerd is, de beste is. In de vraagstelling moet hiermee rekening worden gehouden. Tijdens het interview is tevens gevraagd naar relevante informatie, zoals voortgangsrapportages en risicoanalyses. Deze zijn verwerkt in de uitkomsten van de interviews. In figuur 26 is weergegeven met wie de interviews zijn afgenomen Naam Organisatie Functie Datum interview Ad van der Heijden BHB Hoofd BHB Capital 7 mei 2014 Han Wiendels HMO Directeur 16 mei 2014 Rob van Midden LHB Directeur 8 mei 2014 Rudy Stroink OMU Directeur, ad interim 5 mei 2014 Figuur 26 - Overzicht interviews P a g i n a 53

66 5.4 Uitkomsten interviews De interviews hebben een uur in beslag genomen en zijn afgenomen zonder voorbereidende informatie te verstrekken aan de geïnterviewden. In bijlage 3 is een uitwerking van ieder interview weergegeven. De interviews zijn opgedeeld in vier onderdelen: 1) Organisatie 2) Projecten 3) Financieel 4) Hoofdvraag In onderstaande sub-paragrafen zijn de belangrijkste uitkomsten van de vier onderdelen beschreven Organisatie Alle provinciale herstructureringsmaatschappijen zijn gefinancierd vanuit de betreffende provincie. De BHB op een indirecte wijze via de BOM en de overige maatschappijen (gedeeltelijk) rechtstreeks. De BHB en LHB zijn de grotere organisaties met respectievelijk 14 en 8 personen in dienst en beschikken ook over het grootste kapitaal en de grootste opgave aan te herstructureren aantal hectare bedrijventerrein. De OMU en HMO zijn aanmerkelijk kleiner en voeren hun activiteiten uit met een paar mensen, waarbij de HMO een vaste groep van adviseurs heeft die op verschillende momenten in projecten kunnen worden ingehuurd. De BHB verwacht de komende jaren nog een groei te gaan maken qua organisatie, de overige partijen verwachten even groot te blijven. De BHB en LBH lijken op elkaar en doen aan kennisuitwisseling. Daarnaast zitten zij, samen met de OMU, in de Stichting Kennisalliantie Bedrijventerreinen Nederland. De HMO wordt hierin vertegenwoordigd door de investeringsmaatschappij van de provincie Overijssel, Oost NV. De maatschappijen geven allen aan volledig afhankelijk te zijn van de overheid, omdat dat is vastgelegd in overeenkomsten en regelingen waaraan ze gebonden zijn. Controle op investeringen vindt plaats via commissarissen of investeringscomités. De LHB geeft wel aan dat de provincie een aantal projecten heeft aangewezen als prioritaire projecten en dat de LHB zich in eerste instantie moet richten op deze projecten, waardoor geen sprake is van volledige afhankelijkheid van de LHB ten opzichte van de provincie. De BHB en LHB willen zich niet alleen bezig houden herstructurering, maar ook opschuiven richting gebiedsontwikkeling. De nauwe banden met de bovenliggende ontwikkelingsmaatschappijen (BOM en LIOF) houdt hiermee verband en wordt mede hierdoor ook ingegeven. Naast het economische rendement, wordt door de BHB en LHB steeds meer gestuurd op maatschappelijk rendement. Zaken als duurzaamheid, bereikbaarheid en andere faciliteiten, zoals glasvezel, spelen hierbij een rol. Maatschappelijk rendement speelt ook bij de HMO en OMU een belangrijke rol, maar wordt in de huidige opdracht al als een vanzelfsprekendheid gezien waarop getoetst wordt. Meer hierover ook bij het onderdeel financiën. De HMO heeft recentelijk ook een opdracht van de Provincie Overijssel gekregen om naar de kantorenleegstand te kijken en heeft daarmee haar scope dus verbreed. Ook het kapitaal van de HMO is toegenomen. 54 P a g i n a

67 5.4.2 Projecten Het begrip projecten wordt door de herstructureringsmaatschappijen verschillend uitgelegd. Dit zou gekoppeld kunnen worden uit het feit dat de LHB en BHB ook in masterplannen en visies participeren. De HMO en OMU doen dit niet, waardoor zij dan ook niet praten over projecten, maar het hebben over locaties en leads. Op welke wijze geïnvesteerd wordt in een project is wisselend en dat geldt voor alle herstructureringsmaatschappijen. Deelnemingen, participaties, garanties en leningen zijn als voorbeeld genoemd. Met name het aantal leningen, waarbij de betreffende herstructureringsmaatschappij als financier optreedt, is de laatste jaren toegenomen. Meer hierover in de volgende paragraaf. De OMU stelt als voorwaarde dat zij alleen investeert in grond of vastgoed. De LHB zoekt juist de samenwerking met LIOF, om zodoende ondernemers volledig te kunnen helpen bij innovatie- en financieringsvraagstukken. Uiteraard is het meest voor de hand liggende selectiecriterium dat de projecten moeten liggen op bedrijventerreinen in de betreffende provincies. Vervolgens sturen de herstructureringsmaatschappijen op economisch rendement, waarbij de revolverendheid en multiplier terugkomen. De BHB, LHB en HMO toetsen daadwerkelijk op de multiplier, waarbij de LHB en HMO streven naar een multiplier van 1 op 4. Dat houdt in dat 1,- vanuit de herstructureringsmaatschappij moet zorgen voor 4,- die geïnvesteerd wordt door de markt. Uit aanvullende stukken van de BHB blijkt dat de BHB per 31 december 2013 per geïnvesteerde euro 4,20 uit de markt weet te halen. Meer over de revolverendheid in de volgende paragraaf. Waar tussen de verschillende herstructureringsmaatschappijen een duidelijk verschil zit, is de mate van samenwerking met gemeenten. Alle herstructureringsmaatschappijen werken uiteraard samen met de gemeente en zijn van mening dat de gemeente verantwoordelijk is voor de openbare ruimte. De BHB en LHB stellen, bij sommige projecten gezamenlijk met gemeenten, een masterplan of visie op voor een gebied. De HMO en OMU vinden dit niet nodig. Zij geven aan dat herstructurering ook goed mogelijk is zonder het opstellen van dergelijke vergezichten. Han Wiendels (HMO) stelt dat hij geen enkele ondernemer kent die geïnvesteerd heeft omdat er een masterplan ligt. Hooguit kan het zo zijn dat een toekomstvisie uiteindelijk nodig is om partijen voor langere termijn te binden aan projecten, maar in eerste instantie is dit volgens Wiendels geen voorwaarde voor een geslaagde herstructurering. Stroink (OMU) stelt dat het vooraf opstellen van beleidsdocumenten tot hogere aankoopprijzen van het oudere vastgoed leidt. Daardoor wordt het moeilijk om herstructurering, die in de basis volgens hem winstgevend is, financieel haalbaar te maken. De aanwezigheid van een herstructureringsvisie is voor de OMU dan ook geen vereiste om te investeren in een project. Rob van Midden (LHB) erkent dat private partijen in sommige gevallen voornamelijk geïnteresseerd zijn in het kapitaal dat de herstructureringsmaatschappij ter beschikking stelt. Echter, door de investering vanuit de LHB zo minimaal mogelijk te houden, door ondernemers ook zelf mee te laten financieren en mede ook door de economische crisis, is volgens Van Midden (LHB) geen sprake van prijsopdrijving Financieel In vergelijking met de periode na de oprichting is bij alle herstructureringsmaatschappij de afgelopen jaren het nodige veranderd. Bijna allemaal beschikken ze over meer vermogen dan bij de oprichting was voorzien. Wat daarbij ook opvalt is dat, mede vanwege de crisis, het financieren van projecten steeds vaker voorkomt. Banken zijn terughoudend bij het vertrekken van nieuwe leningen en in dat geval kan een herstructureringsmaatschappij uitkomst bieden. P a g i n a 55

68 In sommige gevallen, zo gaf Han Wiendels van de HMO als voorbeeld, kan de tussenkomst van een herstructureringsmaatschappij er zelfs toe leiden dat de bank uiteindelijk toch investeert. Dat is natuurlijk het ultieme doel van herstructureringsmaatschappijen. Uit de interviews komt naar voren dat de mate van revolverendheid eigenlijk van ondergeschikt belang is. Op portefeuilleniveau wordt veelal wel gestreefd naar de oorspronkelijke doelstelling qua revolverendheid, vaak 50%. Op projectniveau ligt dit genuanceerder en wordt per geval gekeken naar de mate van revolverendheid. Daarbij komt dat vanwege het vaker verstrekken van financieringen, die in principe weer terugvloeien, vaker een revolverendheid van 100% wordt gehaald. En dat is natuurlijk van invloed op de gemiddelde mate van revolverendheid op portefeuille niveau. Rendementseisen die gesteld worden, moeten in principe marktconform zijn en de staatssteuntoets doorstaan. Dit komt tijdens de interviews bij alle herstructureringsmaatschappijen naar voren. De OMU geeft aan dat een rendementseis wordt gesteld tussen de 8% en 15%, afhankelijk van het risico. Doel hiervan is niet zozeer om winst te behalen, maar om de verliezen op andere projecten goed te maken. Het maatschappelijk rendement, of publiek belang, is bij alle herstructureringsmaatschappijen een vereiste. Directe eisen worden hier nog niet bij alle herstructureringsmaatschappijen aan gesteld, maar zijn ook lastig vast te stellen. De BHB is bezig om samen met de TU Eindhoven de spin-off van herstructurering van bedrijventerreinen te onderzoeken, op basis van het duurzaamheidsprofiel van bedrijven. Op deze manier hoopt de BHB het maatschappelijk rendement van de herstructurering aan te tonen. De HMO heeft onderzoek laten doen naar de effecten van werkgelegenheid op bedrijventerreinen waarop de HMO heeft geïnvesteerd. Hieruit komt naar voren dat op de betreffende terrein 400 fte s zijn ontstaan, aldus de HMO. De proceskosten worden door alle herstructureringsmaatschappijen zelf gedragen. De BHB heeft hiervoor zelfs een speciaal organisatieonderdeel. Wiendels geeft aan dat alleen de aanwezigheid van de HMO al leidt tot investeringen van marktpartijen, waardoor de HMO zelf niet meer hoeft te investeren. Dat marktpartijen zelf ook investeren is overigens een absolute voorwaarde voor de maatschappijen, hetgeen ook al bleek uit de vereiste multiplier. Toch blijft het noodzakelijk om publiek geld te betrekken bij de herstructurering van bedrijventerreinen. Marktpartijen pakken de herstructurering zelf niet op, omdat de risico s te groot zijn en de rendementen te laag. De trajecten duren volgens Van de Heijden (BHB) over het algemeen ook te lang voor marktpartijen. Een ontwikkelaar of belegger gaat geen traject van twee jaar financieren waarvan op voorhand niet duidelijk is in hoeverre voldoende rendement kan worden behaald. Daarnaast wordt in de interviews ook het versnipperde eigendom aangegrepen als argument voor het noodzakelijk zijn van de publiek geld om bij te dragen aan de herstructureringsopgave Hoofdvraag Een revolverend fonds wordt door de BHB, HMO en LHB gezien als een risicodragend fonds. Vanwege het herhaaldelijk inzetten van het terugvloeiende kapitaal, waarbij in sommige projecten verlies wordt geleden op het ingezette kapitaal, zal het fonds uiteindelijk opraken. Daar staat dan tegenover dat de herstructureringsopgave in de betreffende provincie is opgelost en de terreinen weer voldoende economisch en maatschappelijk nut hebben. De OMU houdt als enige herstructureringsmaatschappij vast aan het principe dat revolverendheid betekent dat elke geïnvesteerde euro ook weer terugvloeit in het fonds. Alle 56 P a g i n a

69 herstructureringsmaatschappijen zijn het erover eens dat een fonds slechts een middel is om een doel te bereiken. Dat doel is het betreffende bedrijventerrein weer toekomstbestendig maken. Geld is een belangrijk middel om zaken voor elkaar te krijgen. De herstructureringsmaatschappijen zijn allen in een vroeg stadium betrokken bij ontwikkelingen op terreinen en hebben zodoende veel invloed op de processen. Met name het maatschappelijk rendement komt bij alle herstructureringsmaatschappijen terug als belangrijk doel en een absolute voorwaarde om eventueel een lager economisch rendement te behalen. 5.5 Conclusie Dit hoofdstuk gaat in op de zesde en zevende deelvraag en vormt de verdiepingsslag op het vorige hoofdstuk waarin de provinciale herstructureringsmaatschappijen via literatuuronderzoek zijn geanalyseerd. Door middel van het houden van interviews met directeuren van de provinciale herstructureringsmaatschappijen zijn de conclusies uit de vorige hoofdstukken in de praktijk getoetst. Tussen de vier provinciale herstructureringsmaatschappijen in Nederland zit qua organisatie een tweedeling. De BHB en LHB zijn direct gekoppeld aan de bijbehorende ontwikkelingsmaatschappij, hebben meer kapitaal en ook een grotere opgave aan te herstructureren hectare bedrijventerrein. Dit vertaalt zich in een grotere organisatie. De HMO en OMU zijn niet direct gekoppeld aan een ontwikkelingsmaatschappij, hebben minder kapitaal en een kleinere opgave aan te herstructureren hectare bedrijventerreinen. Ook zijn de organisaties kleiner van opzet. Deze tweedeling komt bij de aanpak van projecten terug in het feit dat de BHB en LHB veelal ook participeren bij het opstellen van masterplannen en toekomstvisies. De HMO en OMU doen dit niet en vinden juist dat het opstellen van masterplannen en toekomstvisies, in ieder geval op voorhand, geen toegevoegde waarde heeft. Met name voor de OMU is dit een opvallende uitspraak, aangezien bij de start van de OMU het startkapitaal van 15 miljoen was gesplitst in 14 miljoen voor herstructureringsprojecten en 1 miljoen voor het ontwikkelen van masterplannen. Wellicht komt het verschil tussen de oprichtingsstukken van de OMU en de uitspraken van de directeur van de OMU door de nieuwe, tijdelijk aangestelde, directeur van de OMU. Interessant om te zien is dat de economische eisen, gemeten in revolverendheid en multiplier, bij alle partijen hetzelfde zijn en afwijken van de ondernemingsplannen zoals geanalyseerd in hoofdstuk 4. Ook stellen alle herstructureringsmaatschappijen maatschappelijke eisen aan investeringen. Mede ingegeven door regels omtrent staatssteun, is het noodzakelijk om op correcte wijze aan te tonen dat aan de maatschappelijke eis voldaan is. Wanneer op voorhand duidelijk is dat, met een revolverendheid van 50%, de helft van de investering niet terug komt, is het maatschappelijk rendement een belangrijk onderdeel van de verantwoording. Uit de interviews blijkt dan ook dat de revolverendheid van het kapitaal van de herstructureringsmaatschappijen niet zo belangrijk wordt gevonden. Iets wat ook al geconcludeerd werd in hoofdstuk 4. Maatschappelijk rendement, waarbij termen als duurzaamheid en werkgelegenheid vaak worden genoemd, lijken belangrijker dan economisch rendement. Het gaat de herstructureringsmaatschappijen uiteindelijk om het oplossen van het herstructureringsvraagstuk. Uiteraard worden projecten opgestart op basis van marktconforme P a g i n a 57

70 prijzen en wordt niet al bij het eerste gesprek aangegeven dat niet de gehele investering terug hoeft te vloeien naar het fonds. Dat het beschikbare kapitaal in het fonds terugloopt en uiteindelijk volledig opgebruikt is, wordt door drie van de vier herstructureringsmaatschappijen als feit beschouwd. Alleen de OMU geeft in het interview aan 100% revolverend te zijn, waarbij overigens in het ondernemingsplan wel wordt aangegeven dat het startkapitaal uiteindelijk op zal raken. Dit valt wederom te verklaren door het feit dat de nieuwe directeur van de OMU niet bij de oprichting van de OMU betrokken was. Het doel van de herstructureringsmaatschappijen is om het kapitaal zo vaak en zo lang mogelijk in te zetten en daarmee de herstructureringsopgave op te lossen. Daarbij is de multiplier wellicht een meer belangrijke parameter dan de revolverendheid. Het loskrijgen van zoveel mogelijk private investeringen met 1,- aan publiek geld, om zodoende de markt te betrekken bij de herstructureringsopgave, lijkt het belangrijkste doel. Het fonds is daarbij een middel dat een bijdrage kan leveren aan het bereiken van dat doel en vormt een aanjager om andere partijen binnen de gebiedsontwikkeling te bewegen ook te gaan investeren. 58 P a g i n a

71 6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 6.1 Inleiding De centrale vraag in dit onderzoek is: In hoeverre vormt fondsvorming een mogelijkheid om een oplossing te bieden voor de financiering van de herstructureringsopgave voor bedrijventerreinen? Vanuit de literatuur is gekeken naar de herstructureringsopgave en de mogelijkheden van fondsvorming. Aansluitend zijn in de praktijk een aantal voorbeelden bekeken. Daarna zijn de vier provinciale herstructureringsmaatschappijen in Nederland geanalyseerd en is met de betreffende directeuren gesproken. In dit hoofdstuk worden de conclusies uit de voorgaande hoofdstukken beschreven door de deelvragen uit hoofdstuk 1 te beantwoorden om daarmee uiteindelijk een antwoord te geven op de centrale vraag. Daarnaast worden aanbevelingen gedaan voor de toekomst. Aan het einde van het hoofdstuk wordt het onderzoek gereflecteerd. 6.2 Conclusies In hoofdstuk 1 zijn deelvragen geformuleerd. In deze paragraaf wordt elke deelvraag beantwoord, waarbij uiteindelijk antwoord wordt gegeven op de centrale vraag. 1. Hoe groot is de herstructureringsopgave voor bedrijventerreinen? Op basis van cijfers van het IBIS uit 2013 is van de bedrijventerreinen 28% aangemerkt als verouderd. De THB heeft in 2008 de hoeveelheid te herstructureren bedrijventerreinen tot 2020 vastgesteld op hectare. De cijfers rondom de herstructureringsopgave worden echter in twijfel getrokken. Vanwege subsidies zijn redenen te bedenken op basis waarvan het voor een gemeente interessant is om een bedrijventerrein aan te wijzen als verouderd en te herstructureren. Vanwege de steeds beperkter wordende financiële middelen, is het voor een gemeente aantrekkelijk om mee te kunnen doen in het traject voor het verkrijgen van een subsidie en dus op de daarvoor bedoelde lijst vermeld te worden. Ook de herstructureringsmaatschappijen vinden het lastig om de precieze opgave te bepalen. Dat blijkt wel uit de wirwar aan cijfers in de ondernemingsplannen. De totale opgave wordt opgedeeld in een publiek en privaat gedeelte, waarna slechts een percentage van het private gedeelte geschikt is voor inmenging van de herstructureringsmaatschappij. Dat maakt het vervolgens ook lastig om cijfers met elkaar te vergelijken. Het zou goed zijn om hierover een eenduidig beeld te krijgen. Zie hiervoor ook de volgende paragraaf met aanbevelingen. 2. Wat kost herstructurering? De kosten van herstructurering zijn afhankelijk van het type maatregel dat getroffen wordt en welke zaken mee worden genomen, zoals verplaatsingen en bodemsanering. Het meest verstandige moment om te investeren in herstructurering is of bij de eerste tekenen van veroudering, of wanneer het terrein bijna geheel verpauperd is. De praktijk is dat juist in die tussenliggende periode veel plannen rondom herstructurering worden opgezet. De P a g i n a 59

72 vastgoedwaarde is dan nog hoog en de kosten voor herstructurering daarmee vaak ook. Bovendien lijken bedrijven nog steeds geen reëel beeld te hebben van de waarde van hun panden. Een korte analyse van de provinciale herstructureringsopgaven, in relatie tot de cijfers van het IBIS en de kosten per typologie herstructurering van de THB, laat zien dat de kosten tot en met 2013 ruim 3,0 miljard zouden zijn, oftewel bijna 41,- per m 2. Wanneer daar de subsidies vanuit het Rijk en de provincies vanaf worden gehaald, resteert een bedrag van ruim 36,- per m 2, waarvan het onduidelijk is wie dit bedrag moet financieren. De provinciale herstructureringsprogramma s waren bedoeld voor de periode van 2009 tot en met Medio 2014 zijn echter nog geen evaluatierapporten te vinden. Het is dus vooralsnog onduidelijk wat de effecten zijn geweest van de herstructureringsprogramma s. Bij dit alles komt nog dat gemeenten steeds meer bezuinigen op de openbare ruimte, waardoor de kans bestaat dat terreinen sneller als verouderd worden aangemerkt en de herstructureringsopgave alleen maar groter wordt. Bovendien hebben gemeenten steeds minder financiële middelen om echte herstructureringsprojecten op te pakken. 3. Hoe worden de kosten voor herstructurering gedekt? Herstructurering van bedrijventerreinen wordt niet zelfstandig opgepakt door de markt. Een enkele uitzondering daargelaten is het herstructureren van bedrijventerreinen niet winstgevend. De THB zoekt de dekking van de kosten voor herstructurering in eerste instantie bij de uitgifte van de geherstructureerde terreinen. Aangezien dit niet voldoende is om de totale kosten te dekken worden andere middelen gezocht. Deze worden maar beperkt gevonden, in de vorm van het verhogen van de grondprijs en het verhogen van het aantal hectare uitgeefbaar terrein als gevolg van de herstructurering. Voor het overige wordt een beroep gedaan op de overheid om het tekort op de herstructurering van bedrijventerreinen te financieren. Het Rijk en gemeenten hebben echter steeds minder financiële armslag om bij te dragen aan de kosten voor herstructurering van bedrijventerreinen. Provincies hebben, vanuit de verkoop van de aandelen in de nutsbedrijven, nog de nodige financiële middelen beschikbaar, maar provincies willen deze middelen (uiteraard) op een zo efficiënt mogelijke manier inzetten. Revolverende fondsen passen in de gedachte om de nog overgebleven financiële middelen vaker dan eenmalig, dus niet in de vorm van een eenmalige subsidie, in te zetten. Het revolverende fonds biedt voor de provincies daarmee de mogelijkheid om de resterende of nog te besteden financiële middelen op een zo efficiënt mogelijke manier in te zetten. 4. Wat is fondsvorming? Een revolverend fonds is feitelijk een bankrekening waar alleen geld vanaf mag worden gehaald als de uitgave voldoet aan de vooraf vastgestelde eisen en doelen van het betreffende fonds. Aan het opzetten van een fonds worden geen eisen gesteld en kent diverse verschijningsvormen; restauratiefondsen, groenfondsen, cultuurfondsen, ontwikkelingsfondsen en dus ook herstructureringsfondsen. Daarmee lijkt het begrip fondsvorming een nieuw containerbegrip te zijn geworden. Wanneer een overheidsinstelling een nieuw fonds wil oprichten, moet goed worden nagedacht over de wijze van organisatie van het fonds. Een overheid is nu eenmaal een publieke organisatie en dat betekent dat investeringsbeslissingen anders worden genomen dan bij een 60 P a g i n a

73 private partij. Door het opzetten van een fonds kan de organisatie sneller opereren omdat de politiek, die vanwege regelgeving en bureaucratie over het algemeen trager werkt dan een private partij, op afstand gehouden wordt. De provinciale herstructureringsmaatschappijen zijn allemaal zelfstandig en kunnen, tot op zekere hoogte, zonder politieke inmenging opereren. 5. Wat zijn de belangrijkste kenmerken en ervaringen van bestaande fondsen? De ambities bij nieuwe fondsen zijn altijd erg hoog. De wens is vaak om ook private partijen te laten investeren, en zodoende een groter fonds te creëren. In de praktijk blijkt dat daar de nodige haken en ogen aan zitten. Zo is het sloopfonds voor kantoren, bedoeld om het aantrekkelijk te maken voor eigenaren van leegstaande kantoren om deze te slopen, feitelijk mislukt. Het sloopfonds toont de tegenstrijdigheid aan van enerzijds de behoefte aan duidelijke afspraken en verplichtingen en anderzijds de wil om niet teveel vast te willen leggen. Bij het sloopfonds is uiteindelijk geprobeerd de afspraken vast te leggen in een convenant, dat vrijblijvend was en waarin geen verplichtingen waren opgenomen. Uiteindelijk is het sloopfonds dan ook niet van de grond gekomen. Bepaalde fondsen richten zich op het financieren van een gedeelte van de benodigde financiële middelen. Het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting is hier een voorbeeld van. Starters op de woningmarkt moeten eerst bij reguliere financiers kijken naar de mogelijkheid om de aankoop van een woning te financieren. Voor het laatste deel van de financiering die wel nodig is, maar niet door reguliere geldverstrekkers wordt verstrekt, kan de SVn een lening verstrekken. Ook de herstructureringsmaatschappijen richten zich op het financieren van die onderdelen die de markt niet oppakt. De BHB stelt dat particuliere investeerders eerst de beste locaties moeten oppakken en dat de BHB vervolgens in beeld komt voor de onrendabele stukken. Het stoppen van een fonds, zoals bijvoorbeeld het innovatiefonds van de Gemeente Enschede, kan tot commotie leiden. Het kenmerk van een fonds dat middelen vast worden gelegd voor een bepaald doel, blijkt in de praktijk nog geen garanties op te leveren. Als de politieke agenda verandert, is het mogelijk om vastgelegde financiële middelen weer terug te halen en op andere wijze in te zetten. Een belangrijk onderscheid tussen de geanalyseerde fondsen zit in de bestemming van de financiële middelen. Fondsen die voor particuliere doeleinden zijn opgezet, zoals het Stimuleringsfonds Volkhuisvesting, hoeven geen rekening te houden met de regels rondom staatssteun. Fondsen voor bedrijven hebben daarmee wel te maken. Staatssteun hoeft geen probleem te zijn, maar in de uitwerking van het fonds moet hiermee wel rekening gehouden worden, omdat het verkrijgen van goedkeuring op het gebied van staatssteun veel tijd kan kosten. 6. Op welke wijze zetten herstructureringsmaatschappijen een fonds in? Inmiddels kent Nederland vier provinciale herstructureringsmaatschappijen. De BHB en LHB zijn vanuit de overkoepelende ontwikkelingsmaatschappijen opgezet en de HMO en OMU zijn zelfstandige organisaties die participeren en investeren in projecten rondom de herstructurering van bedrijventerreinen. Alle herstructureringsmaatschappijen maken gebruik van een fondsstructuur. Vanuit de betreffende provincie is een bepaald bedrag gereserveerd waarmee investeringen kunnen worden gedaan door de herstructureringsmaatschappij. De inzet van herstructureringsmaatschappijen gaat van bijdragen in proceskosten tot het P a g i n a 61

74 aankopen van locaties. De laatste jaren komt het steeds vaker voor dat leningen verstrekt worden, als gevolg van het feit dat banken steeds moeilijker leningen verstrekken. De ingezette financiële middelen dienen in principe weer terug te vloeien naar de betreffende herstructureringsmaatschappij. 7. Wat is de mate van revolverendheid bij herstructureringsmaatschappijen? Revolverendheid speelt bij alle herstructureringsmaatschappijen een rol, maar is niet zo belangrijk als wellicht vooraf wordt gedacht. Aan het begin van dit onderzoek is een definitie gegeven voor het begrip revolverend, waarin wordt gesteld dat elke geïnvesteerde euro uiteindelijk ook weer terug zou moeten vloeien naar het fonds. De herstructureringsmaatschappijen streven naar een mate van revolverendheid van 50%, wat inhoudt dat van elke geïnvesteerde euro minimaal 0,50 terug moet vloeien naar het fonds. Dit betekent dat het fonds uiteindelijk leeg zal raken. Daar staat natuurlijk tegenover dat de nodige hectares aan bedrijventerreinen geherstructureerd zijn. De herstructureringsmaatschappijen hechten veel meer waarde aan de multiplier en het maatschappelijk rendement. De maatschappijen zien zichzelf veel meer als aanjager van herstructureringsprojecten. Door de komst van de herstructureringsmaatschappijen wordt een mate van zekerheid gecreëerd die nodig is om ook private partijen over te halen te investeren in een gebied. Het is zelfs voorgekomen dat alleen de bereidheid van een herstructureringsmaatschappij om een lening af te geven voor een private ontwikkeling, ervoor heeft gezorgd dat uiteindelijk toch een bank de financiering op zich heeft genomen. Het maatschappelijk rendement wordt behaald door het laten toenemen van de werkgelegenheid of het doorvoeren van maatregelen die het gebruik van duurzame energie bevorderen. Hierdoor wordt gelegitimeerd dat niet het volledig geïnvesteerde bedrag terugvloeit naar de herstructureringsmaatschappij. Centrale vraag De centrale vraag in dit onderzoek is: In hoeverre vormt fondsvorming een mogelijkheid om een oplossing te bieden voor de financiering van de herstructureringsopgave voor bedrijventerreinen? Op basis van dit exploratieve onderzoek, bekeken vanuit de financiële kant van gebiedsontwikkeling, kan hierop geantwoord worden dat fondsvorming geen oplossing biedt om het financieringsvraagstuk van herstructurering geheel op te lossen. Diverse studies hebben aangetoond dat de herstructurering van bedrijventerreinen verliesgevend is. De markt zal dit dan ook niet zelfstandig oppakken en dus zijn publieke middelen nodig om de herstructurering alsnog van de grond te krijgen, wanneer daar maatschappelijk gezien behoefte aan is. Het containerbegrip fondsvorming wordt inmiddels ook ingezet bij de herstructurering van bedrijventerreinen, waarbij revolverendheid het nieuwe toverwoord is. Normaal gesproken wil een partij die geld uitleent het uitgeleende bedrag terug ontvangen, inclusief rente. Het feit dat herstructurering van bedrijventerreinen geld kost, maakt het in de basis onmogelijk voor een fonds om revolverend te zijn. Revolverende fondsen worden ingezet om de herstructurering van de grond te krijgen, maar feitelijk zijn deze fondsen slechts gedeeltelijk revolverend. In figuur 27 is een grafiek weergegeven van het verloop van het beschikbare kapitaal van twee fondsen. De blauwe lijn is de lijn conform de definitie van een revolverend fonds van het ministerie van Binnenlands Zaken, waarbij het kapitaal steeds weer terug komt 62 P a g i n a

75 op het niveau van het startkapitaal. De rode lijn is het kapitaal zoals zich dat zou ontwikkelen bij een herstructureringsmaatschappij. Financiële middelen worden ingezet en komen slechts gedeeltelijk terug. Uiteindelijk raakt het beschikbare kapitaal op en is dus feitelijk sprake van subsidie Revolverend volgens Minister BZ Revolverend volgens Herstructureringsmaatschappijen Figuur 27 - Fictieve grafiek revolverendheid De beperkte revolverendheid van de herstructureringsmaatschappijen maakt niet dat ze overbodig zijn. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de multiplier en het maatschappelijk rendement belangrijker zijn voor de herstructureringsmaatschappijen dan de revolverendheid van de financiële middelen. Marktpartijen hebben soms een duwtje in de rug nodig om te komen tot investeringen. De publieke financiële middelen kunnen helpen bij het loskrijgen van private bijdragen in de herstructurering van bedrijventerreinen. Door de inzet van deze publieke middelen te koppelen aan maatschappelijk rendement, in de vorm van werkgelegenheid en duurzaamheid, kan de investering gelegitimeerd worden. Door de inzet van een, gedeeltelijk, revolverend fonds, waarbij geprobeerd wordt om de ingezette financiële middelen zoveel mogelijk ook weer terug te krijgen, worden de publieke middelen zo efficiënt mogelijk ingezet. Hiermee wordt in ieder geval een begin gemaakt met de totale herstructureringsopgave en draagt het herstructureringsfonds dus wel bij aan het oplossen van de herstructureringsopgave van bedrijventerreinen. 6.3 Aanbevelingen In dit exploratieve onderzoek is vanuit de financiële kant van gebiedsontwikkeling gekeken naar de mogelijkheden van fondsvorming in relatie tot dekking van de kosten die gemoeid zijn met de herstructureringsopgave van bedrijventerreinen. Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven is daarbij alleen ingegaan op het onderdeel van revolverende fondsen binnen het subdomein herstructurering in het domein bedrijventerreinen. Uit het onderzoek zijn een aantal zaken P a g i n a 63

76 naar voren gekomen die in het bredere domein van bedrijventerreinen tot nader onderzoek zouden kunnen leiden. Deze zijn hieronder nader uitgewerkt. Aanbeveling 1 De vier provinciale herstructureringsmaatschappijen zijn inmiddels een aantal jaren actief. Om het belang aan te tonen van de aanwezigheid van de herstructureringsmaatschappijen zou het goed zijn een onafhankelijke evaluatie van deze maatschappijen te laten uitvoeren. In deze evaluatie zou dan speciale aandacht moeten worden besteed aan de revolverendheid, de multiplier en het maatschappelijk rendement. Uit de conclusie van dit onderzoek is namelijk gebleken dat niet zozeer de revolverendheid, maar de multiplier en het maatschappelijk rendement, de belangrijkste bestaansreden van herstructureringsmaatschappijen vormen. Het is echter niet duidelijk in hoeverre private investeringen zouden zijn gedaan indien de herstructureringsmaatschappijen niet zouden bestaan. Ook de exacte mate van het maatschappelijk rendement is onduidelijk. Verder onderzoek naar de multiplier en het maatschappelijk rendement zou bij kunnen dragen aan de verdere bewijsvoering voor de legitimatie van herstructureringsmaatschappijen. Aanbeveling 2 Het gebrek aan evaluaties komt ook naar voren bij de provinciale herstructureringsprogramma s. Deze hadden een looptijd van 2009 tot en met Medio 2014 zijn over deze herstructureringsprogramma s nog geen evaluatierapporten te vinden. Evaluatierapporten geven tonen de resultaten weer van de herstructureringsprogramma s en kunnen mogelijk ook het belang van de herstructureringsmaatschappijen aantonen. Aanbeveling 3 Over de precieze herstructureringsopgave bestaat onduidelijkheid. Gedreven door verschillende motieven verschilt de totale opgave nogal eens. In de literatuur wordt er openlijk over gesproken dat de opgave nog wel een paar duizend hectare meer of minder zou kunnen zijn. Het zou voor de helderheid in de discussie rondom de totale opgave goed zijn om eenduidige afspraken te maken over hoe de opgave wordt gemeten. Op die manier is ook beter te monitoren hoe de voortgang van de herstructureringsopgave verloopt. Bovendien kan de herstructureringsopgave dan ook beter betrokken worden in de planning voor nieuwe terreinen. Aanbeveling 4 Een vastgoedfonds zou een mogelijkheid kunnen zijn om het eigendom van vastgoed in onder te brengen. Ondernemers kunnen deelnemen in dergelijke fondsen, evenals uiteraard andere partijen. Groot voordeel voor ondernemers is dat zij zich dan volledig kunnen concentreren op het ondernemen. Bovendien is het op die manier wellicht voor grotere beleggers ook interessant om naar de markt van bedrijventerreinen te kijken. Nu houden grote beleggers zich daar over het algemeen nog verre van, mede omdat het eigendom op bedrijventerreinen versnipperd is. Hierdoor is de zeggenschap van een enkele belegger minimaal en dat maakt dat beleggers niet bereid zijn tot het doen van investeringen. De aanbeveling is om onderzoek te doen naar de specifieke mogelijkheden van vastgoedfondsen op bedrijventerreinen. 64 P a g i n a

77 Aanbeveling 5 Vanuit de herstructureringsmaatschappijen klinkt de nadrukkelijke wens dat gemeenten schaarste gaan creëren op de grondmarkt voor bedrijventerreinen. Hiermee is in sommige gemeenten al een begin gemaakt, maar nog niet overal en nog niet voldoende. Gemeenten zijn huiverig. Ten eerste kost het creëren van schaarste geld. Immers, veel gronden zijn al in de plannen opgenomen en met de inkomsten is al rekening gehouden. Bovendien blijven gemeenten bang dat ze niet voldoende voorraad hebben op het moment dat die ene ondernemer langs komt die een grote kavel wil afnemen. Er zou nader onderzoek gedaan moeten worden naar de effecten van het creëren van schaarste op de grondmarkt voor bedrijventerreinen. Dit komt de herstructureringsopgave uiteindelijk alleen maar ten goede. En bovendien is het herstructureren van bestaande terreinen een stuk duurzamer dan de uitgifte van nieuwe grond. 6.4 Mijmeringen In dit onderzoek is vanuit de financiële kant gekeken naar revolverende fondsen in relatie tot de herstructurering van bedrijventerreinen. Geconcludeerd wordt dat financieel gezien het revolverende karakter van de onderzochte herstructureringsmaatschappijen negatief is. Uiteindelijk raken de financiële middelen van de herstructureringsmaatschappijen op. Dat is op zich niet zo vreemd, want de herstructurering van bedrijventerreinen is per definitie financieel negatief. Oftewel, er moet geld bij. Een nieuwe financiële constructie gaat hierin geen verandering aanbrengen. De hoeveelheid informatie vanuit de herstructureringsmaatschappijen was beperkt. Jaarverslagen waren nauwelijks beschikbaar en bovendien niet bruikbaar. Verzoeken aan de herstructureringsmaatschappijen om extra informatie aan te leveren voor het onderzoek leverden niets op. De gehouden interviews bevestigden de wel beschikbare informatie en brachten aan het licht dat de multiplier en het maatschappelijk rendement eigenlijk belangrijker zijn dan de revolverendheid. Dit onderzoek is ingestoken vanuit de financiële kant van gebiedsontwikkeling en gaat in op de revolverendheid van herstructureringsfondsen. De conclusie dat de begrippen multiplier en maatschappelijk rendement belangrijker zijn dan de revolverendheid maakt de insteek van dit onderzoek wat beperkt. Wanneer deze insteek breder was gekozen, had ook hier vanaf het begin meer aandacht aan kunnen worden besteed. Nu vormt het een belangrijke aanbeveling van dit onderzoek om de herstructureringsmaatschappijen te evalueren en hierbij speciale aandacht te geven aan de multiplier en het maatschappelijk rendement. P a g i n a 65

78 66 P a g i n a

79 LITERATUURLIJST Adams, D. e.a. (2001), Urban redevelopment: contextual influences and landowner behavior, Journal of Property Research, 18(3) pp Angeren, J.R, van (2013). Een nieuw leven voor kantorenfondsen als revolverende subsidiefondsen? Bouwrecht, aflevering 10, oktober, p Baarda, D.B., M.P.M. de Goede en C.J. van Dijkum (2011). Basisboek statistiek met SPSS. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Beerlage, P., B. de Graaf en A. Hamdi (2010). Onwikkelingsmaatschappij Provincie Utrecht. Businessplan. Rotterdam: ECORYS Nederland BV. Bergh, R., e.a. (2012). Pilot Verzakeling; naar een Gebiedsfonds voor Bedrijfslokaties. Nijmegen/Amsterdam: Buck Consultants International/Schiphol Area Development Company. Berns, S.W., E.C.M. van den Bouwhuijsen en H. Celik (2012). Financiële effecten crisis bij gemeentelijke grondbedrijven. Update Utrecht: Deloitte Real Estate Advisory. Besluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van de herstructurering van bedrijventerreinen van belang voor de ruimtelijk economische hoofdstructuur (Besluit subsidies Topprojecten herstructurering bedrijventerreinen (2004, 26 november). Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 629. Bij, J., van der (2011). Fondsvorming. Tijdschrift voor Openbare Financien, jaargang 43, nummer 2, p Bloem, N.C. (2009). Meerwaarde op bestaande bedrijventerreinen. Een marktvisie op veroudering. Amsterdam: Amsterdam School of Real Estate. Brabantse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen B.V. (2013). Jaarbericht BHB Uitdagen en versnellen. Tilburg: BHB. Brabantse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen B.V. (2008). Kennisbundel Herstructurering bedrijventerreinen. Tilburg: BHB. Buitelaar, E. e.a. (2013), Gebiedsontwikkeling en commerciële vastgoedmarkten: een institutionele analyse van het (over)aanbod van winkels en kantoren, Den Haag / Amsterdam: Planbureau voor de Leefomgeving / Amsterdam School of Real Estate. P a g i n a XI

80 Buitelaar, S. (2014). Regionale sloopfondsen komen niet van de grond. Verkregen op 24 mei 2014 van Centraal Planbureau (2001). Veroudering van bedrijventerreinen. Een structuur voor herstructurering. Den Haag: Centraal Planbureau. Claassen, M.H.P., R.M.P.G. Niessen-Cobben en F. van Westrhenen (2009). Een opknapbeurt voor bedrijventerreinen. De Gemeentestem, jaargang 159, p De Roskamp (2013), geraadpleegd op 23 december DHV B.V. (2007). Betrokkenheid marktpartijen bij herstructurering bedrijventerreinen. Inventarisatie (deel 1) en Advies (deel 2). Amersfoort: DHV B.V. Dijkman, M., L. de Jong-Goris en R.J. van Lotringen (2008). Informatiewijzer Staatssteun voor Decentrale Overheden. Den Haag: Ministerie voor Binnenlandse Zaken Koninkrijksrelaties. Dinteren, J. van (2008). Bedrijventerrein als speelveld. Oratie, Groningen/Nijmegen: Rijksuniversiteit Groningen/Royal Haskoning. Dinteren, J. van (2010). Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd. Het meten van kwaliteit op verouderde bedrijventerreinen. Real Estate Magazine, 72, p Dinteren, J. van (2012). De Hoogte van grondprijzen voor bedrijventerreinen. ESB Ruimtelijk, jaargang 47 (4641), Dinteren, J. van en E. van der Krabben (2008). Herstructurering bedrijventerreinen. Tour de force voor een taskforce. Stedenbouw & Ruimtelijke Ordening, 89(6), DTZ Zadelhoff (2014). Nederland compleet. Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt. Factsheet januari Amsterdam: DTZ Zadelhoff, afdeling Research. Dol, K., J. Hoekstra en M. Elsinga (2012). Atlas koop- en financieringsvarianten. Delft: Onderzoeksinstituut OTB. EIB (2008). Een nieuwe vorm van EU-financiering ter bevordering van duurzame investeringen en groei in stadsgebieden. Luxenburg: EIB. Ferwerda, L.P. (2001). Parkmanagement: Een kans voor vastgoedmanagement organisaties? Amsterdam: SVB. XII P a g i n a

81 Ginkel, J. van en D. Holt (2011). Jessica. Een nieuwe manier van investeren in stedelijke ontwikkeling. Rotterdam: Ecorys. Gemeente Den Haag, Collegevoorstel d.d. 10 juli 2012, Investeringsstrategie en juridische constructie van het JESSICA-initiatief Energiefonds Den Haag (ED) en Fonds Ruimte en Economie Den Haag (FRED), DSO/2012/708 RIS Gemeente Enschede, Collegevoorstel d.d , Innovatiefonds BV, Gemeente Rotterdam (2012). Voorstel voor een Investeringsstrategie JESSICA Initiatief. Stadshavens OntwikkelingsFonds voor Innovatie en Economie (SOFIE). Rotterdam: Gemeente Rotterdam. Gerretsen, J.M. (2011). Jessica kan stedelijke herontwikkeling vlot trekken. Vastgoedmarkt, oktober 2011, p. 78. Gordijn, H., G. Renes en M. Traa (2007). Naar een optimaler ruimtegebruik door bedrijventerreinen. Een verkenning van beleidsopties. Den Haag: Ruimtelijk Planbureau. Gramsbergen, L, M. Nab, J.W. Santing, I. van den Bouwhuijsen (2013). Rapportage Ministerie Infrastructuur en Milieu. Juridische grondslag verplichte afdracht kantorenfonds. Utrecht: Deloitte. Heuvel, S.C. ten (2013). Interview gehouden met mevrouw S.C. ten Heuvel, Gemeente Enschede, op 10 oktober Hesp, M. (2012). Impact Convenant Aanpak Leegstand Kantoren. Amsterdam: Jones Lang LaSalle. Holland, J.G. (2012). Op zoek naar JESSICA. Een ex-ante beleidsevaluatie naar een Europees financieringsinstrument op het gebied van grootschalige energiebesparingsprojecten in de bestaande bouw. Utrecht: Universiteit Twente/Ministerie van Binnenlandse Zaken Koninkrijksrelaties. Holt, D., J. van Ginkel, L. van Aart en W. van den Bungelaar (2013). Praktijkervaringen met Revolverende Fondsen (mede op basis van EFRO). Antwoorden op veelgestelde vragen. Rotterdam, Ecoris/Erac. Janssen, L.H.J.M., V.R. Okker en J. Schuur (2006). Welvaart en leefomgeving. Een scenarioanalyse voor Nederland in Achtergronddocument. Den Haag/Bilthoven: Centraal Planbureau/Milieu- en Natuurplanbureau/Ruimtelijk Planbureau. Kamerstukken II, 2007/08, 29435, nr. 73. P a g i n a XIII

82 Kernteam Bedrijventerreinen (2008). Ondernemingsplan Limburgse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen BV (LHB BV). Maastricht: LIOF Bedrijventerreinen BV en Provincie Limburg, afdeling Economische Zaken. Keulen, van, M.S. (2013). Verankering doel en kader SOFIE. Rotterdam: Gemeente Rotterdam. Könings, M. en R. Balk (2011). Van subsidies naar durfkapitaal. Amersfoort: Lysias Advies. Krijgsman, J. (2010). Proces van grondverwerving stagneert bij herstructurering van bedrijventerreinen. Participatie door eigenaren stelt de ondernemer centraal. Tilburg: Tiasnimbas Business School. Liere, S., van (2013). Herstructurering bedrijventerreinen komt van de grond. RO Magazine, jaargang 31, nummer 7/8, p Louw, E. B. Needham, H. Olden en C.J. Pen (2009). Planning van bedrijventerreinen. Den Haag: Sdu. Ministerie van Infrastructuur en Milieu (2013). IBIS Werklocaties. De stand van zaken in planning en uitgifte van werklocaties op 1 januari 2013 en de uitgifte in Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Ministerie van VROM (2009). Vooronderzoek veroudering en herstructurering. Den Haag: Arcadis. Ministerie van VROM (2010). Roadmap naar verzakelijking van de bedrijventerreinenmarkt. Startdocument. Den Haag: Ministerie van VROM. Ministerie van VROM, Ministerie van EZ, IPO en VNG (2010). Convenant Bedrijventerreinen Den Haag: Ministerie van VROM. Netjes, E.W.J. (2013). Alternatieve vormen voor financiering. Bestuur Rendement, 5, p Netjes, E.W.J. en H.M. van der Meulen (2012). Revolverende fondsen in Nederland. Oude wijn in nieuwe zakken of een baanbrekende aanpak? Arnhem: KplusV organisatieadvies. NV Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (2004). Ondernemersplan BOM Bedrijventerreinen. Tilburg: NV Brabantse Ontwikkelings Maatschappij. Olden, H. (2007). Het onderbouwen van nut en noodzaak van bedrijventerreinen. Een kritische beschouwing over de praktijk van marktonderzoek. Utrecht: STOGO Onderzoek + Advies. Olden, H. (2010). Uit voorraad leverbaar. De overgewaardeerde rol van bouwrijpe grond als vestigingsfactor bij de planning van bedrijventerreinen. Utrecht: Universiteit Utrecht. XIV P a g i n a

83 OMU (2012). Doelstelling en werkwijze N.V. Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht. Utrecht: OMU. Pen, C.J. (2013). Openbare ruimte core business gemeente. Binnenlands Bestuur, 29 maart, p. 41. Pen, C.J. en S. Hiethaar (1998). Het moderniseren van verouderde bedrijfsterreinen. Rooilijn, 7, pp Pen, C.J., V. Petit, H. van Rooijen en B. Pasmans (2013). Verzakelijking van bedrijventerreinen heeft toekoms. Lessen uit zes Rijkspilots. Den Haag: Platform 31. Platform 31 (2014). Ambtenaren zijn niet goed in investeren. Verkregen op 19 april 2014 van Priemus, H. (2011). Gammele verdienmodellen voor woningcorporaties. Building Business, juni/juli, nummer 5, p Provincie Limburg (2010). Provinciaal Herstructureringsprogramma Limburg. Maastricht: Provincie Limburg. Provincie Noord-Brabant (2010). Provinciaal Herstructureringsprogramma bedrijventerreinen Noord-Brabant 2009 t/m Den Bosch: Provincie Noord-Brabant. Provincie Overijssel (2008). Aanpak beleidsintensivering herstructurering, voortgang project Vitale Bedrijventerreinen. Statenvoorstel nr. PS/2008/270. Provincie Overijssel (2012). Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit. Suggestie voor het opzetten van een fonds voor ruimtelijke kwaliteitsprojecten. Zwolle: Provincie Overijssel. Provincie Overijssel (2014). Jaarverslag Inspireren, innoveren, investeren. Zwolle: Provincie Overijssel. Provincie Utrecht (2010). Provinciaal herstructureringsplan bedrijventerreinen Provincie Utrecht Utrecht: Provincie Utrecht. Randstedelijke Rekenkamer (2014). Stand van zaken uitvoering Convenant aanpak leegstand kantoren. Quick scan. Met reactie GS Utrecht. Amsterdam: Randstedelijke Rekenkamer. Regt, W.J., de (2003). De grondmarkt in gebruik. Een studie over de grondmarkt ten behoeve van MNP-beleidsonderzoek en grondgebruikmoddelering. Bilthoven: RIVM. Renes, G., A. Weterings, H. Gordijn (2009). De toekomst van bedrijventerreinen: van uitbreiding naar herstructurering. Den Haag: planbureau voor de leefomgeving. P a g i n a XV

84 Rutten, J. (2010). Convenant bedrijventerreinen. Cultuuromslag bij gemeenten noodzakelijk. S+RO, 02, p Rutten, J. (2012). Zorg dat je erbij bent. Building Business, september, nummer 7, p Segeren, A. B. Needham en J. Groen (2005). De markt doorgrond; een intitutionele benadering van de grondmarkten in Nederland. Rotterdam: NAi uitgevers. Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) (2010). Financier voor mensen, wonen en wijken. Hoevelaken: SVn. Stichting Stimuleringsfonds Volkhuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) (2013). Jaarverslag Hoevelaken: SVn. Taskforce (Her)ontwikkeling Bedrijventerreinen (2008). Kansen voor kwaliteit. Den Haag: Taskforce (Her)ontwikkeling Bedrijventerreinen. Traa, M. en J. Knoben (2009). Veroudering en herstructurering op bedrijventerreinen. Een verkenning. Den Haag/Bilthoven: Planbureau voor de Leefomgeving. Tweede Kamer, vergaderjaar 2008/09, Brief van de ministers van Economische Zaken en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, d.d. 26 november 2008, OI/REB/ Tweede Kamer, vergaderjaar 2011/12, Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, d.d. 13 juli 2012, Tweede Kamer, vergaderjaar 2011/12a, Persbericht ministerie van Infrastructuur en Milieu, d.d. 27 juni 2012, Tweede Kamer, vergaderjaar 2012/13, Brief van de minister voor Wonen en Rijksdienst, d.d. 13 maart 2013, Twentsche Courant Tubantia (2014). Enschede: stekker uit vernieuwing. Twentsche Courant Tubantia, 27 mei, p. 3 Van der Bij, J. (20111). Fondsvorming. Tijdschrift voor Openbare Financiën, jaargang 43, nummer 2, p Wintgens, M.A. en J.J. Hoekstra (2012). Fondsvorming om kantorenleegstand tegen te gaan. Vastgoedrecht, 6, p Wouden, R. van der, F. van Dam, D. Evers, A. Hendriks, A. van Hoorn, N. Pieterse en G. Renes (2006). Verkenning van de ruimte Ruimtelijk beleid tussen overheid en markt. Rotterdam/Den Haag: NAi Uitgevers/Ruimtelijk Planbureau. XVI P a g i n a

85 BIJLAGEN P a g i n a XVII

86 Bijlage 1 Typologieën veroudering Technische veroudering Bij technische veroudering gaat het om de fysieke en niet-fysieke infrastructuur. Deze past niet meer bij de vestigingseisen van bedrijven. Denk hierbij aan de slijtage van materialen, maar ook het ontbreken van bijvoorbeeld glasvezel, een te smal wegprofiel of slechte bereikbaarheid met het openbaar vervoer. Economische veroudering Van economische veroudering is sprake wanneer het terrein minder bijdrage levert aan de economische ontwikkeling van een gemeente of regio dan andere terreinen. Dat kan gemeten worden in het bruto regionaal product of het aantal arbeidsplaatsen. Ook bij een daling van de grondwaarde en technische veroudering van het bedrijfsmatige onroerend goed doordat het perceel en gebouw incourant zijn geworden is sprake van economische veroudering. Ruimtelijke veroudering In het geval van ruimtelijke veroudering is sprake van een mismatch tussen de huidige en gewenste inrichting en het uiterlijk van het bedrijventerrein. Ook kan de ruimtelijke inpassing van het terrein niet meer passen in de grotere omgeving of bestaat een conflict tussen de verschillende grondgebruikfuncties. Maatschappelijke veroudering Maatschappelijke veroudering gaat over sociale veiligheid en andere leefbaarheidaspecten. Belangrijkste voorbeelden zijn gewijzigde regelgeving (milieu, veiligheid, arbeidsomstandigheden) of negatieve effecten die worden ervaren door nabijgelegen woonwijken. Bron: Ministerie I&M, 2012, p. 36 XVIII P a g i n a

87 Revolverende fondsen bij herstructurering bedrijventerreinen Bijlage 2 Overzicht Provinciale Herstructurerings Programma s P a g i n a XIX

Kansen voor kwaliteit

Kansen voor kwaliteit Kansen voor kwaliteit Een ontwikkelingsstrategie voor bedrijventerreinen VERENIGING VAN GRONDBEDRIJVEN Woensdag 12 november 2008 / EDE Ir. Jan Doets Lid Taskforce (Her)ontwikkeling Bedrijventerreinen Samenstelling

Nadere informatie

Werkende bedrijventerreinen

Werkende bedrijventerreinen Werkende bedrijventerreinen Dr. Cees-Jan Pen, programmamanager Platform31/Lector Vastgoed Fontys 1 Mijn agenda Bedrijventerreinen hoger op de politieke agenda: banen, mkb, leefbaarheid, economisch belang

Nadere informatie

Financiering van herontwikkeling van bedrijfsmatig vastgoed. Presentatie N.V. Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht (NV OMU) Cees Busscher

Financiering van herontwikkeling van bedrijfsmatig vastgoed. Presentatie N.V. Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht (NV OMU) Cees Busscher Financiering van herontwikkeling van bedrijfsmatig vastgoed Presentatie N.V. Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht (NV OMU) Cees Busscher Datum: 2 juni 2015 1. Inleiding 2. De markt 3. Doelstelling OMU 4.

Nadere informatie

Wel of niet verouderd?

Wel of niet verouderd? afbeelding plaatsen op dit grijze vlak (of vraag Jolanda/ Edwin om een mooie plaat) tip drawing lines aanzetten (linksonder draw ; grid and guides ; display drawing guides on screen. Over de beoordeling

Nadere informatie

Herstructurering een fiasco

Herstructurering een fiasco Herstructurering een fiasco Bouwstenen voor een nieuw bedrijventerreinenbeleid Milieudefensie: een wereld te winnen Herstructurering een fiasco Bouwstenen voor een nieuw bedrijventerreinenbeleid Colofon

Nadere informatie

Alleen indien de noodzaak daartoe is aangetoond wil de Provincie zeer selectief nog een nieuw bedrijventerrein aanleggen.

Alleen indien de noodzaak daartoe is aangetoond wil de Provincie zeer selectief nog een nieuw bedrijventerrein aanleggen. Wat is het doel van het provinciale bedrijventerreinbeleid? Wij willen bereiken dat er een excellent vestigingsklimaat in onze provincie voor bedrijven aanwezig is. Daarvoor is het nodig dat de bedrijventerreinen

Nadere informatie

De Toekomst van Bedrijventerreinen. Gusta Renes

De Toekomst van Bedrijventerreinen. Gusta Renes De Toekomst van Bedrijventerreinen Gusta Renes Inleiding Beeldvorming bedrijventerreinen Veel (nieuwe) bedrijventerreinen Veel grond beschikbaar voor uitgifte Weinig samenwerking tussen gemeenten Lage

Nadere informatie

De Drieslag, een streep er door. en verder gaan

De Drieslag, een streep er door. en verder gaan 2012 De Drieslag, een streep er door. en verder gaan College van B&W Gemeente Ommen 14-3-2012 Inhoud Leeswijzer...2 Hoofdstuk 1 Wat was het doel...2 Hoofdstuk 2 Wat is er bereikt...2 Hoofdstuk 3 Wat is

Nadere informatie

Werkende bedrijventerreinen. Dr. Cees-Jan Pen, Lector Brainport Fontys

Werkende bedrijventerreinen. Dr. Cees-Jan Pen, Lector Brainport Fontys Werkende bedrijventerreinen Dr. Cees-Jan Pen, Lector Brainport Fontys 2 Het roer moet om Zonder stevige rem op nieuwbouw en schrappen kansloze locaties is het dweilen met de kraan open. Is dit wat we verstaan

Nadere informatie

Voortgangsrapportage Werklocaties

Voortgangsrapportage Werklocaties Voortgangsrapportage Werklocaties Inleiding Het Programma Werklocaties Limburg 2020 legt de herstructureringsopgave en de planningsopgave voor bedrijventerreinen vast tot en met 2020. Na een voorbereiding

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is an author's version which may differ from the publisher's version. For additional information about this

Nadere informatie

N.V. Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht

N.V. Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht N.V. Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht 22 februari 2018: Jaarcongres Samen aan de slag met stedelijke transformatie Deelsessie: Financieel economische arrangementen Plaats maken voor de nieuwe economie

Nadere informatie

Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol

Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol Hoofdrapport 4 maart 2013 Inhoudsopgave 1. Aanleiding en context pagina 3 3. Geografische afbakening pagina 4 4. Ontwikkeling

Nadere informatie

Speech Annet Bertram,DG Wonen, namens de minister van VROM bij Jubileumbijeenkomst SVN 5 oktober 2006 te Rotterdam

Speech Annet Bertram,DG Wonen, namens de minister van VROM bij Jubileumbijeenkomst SVN 5 oktober 2006 te Rotterdam Speech Annet Bertram,DG Wonen, namens de minister van VROM bij Jubileumbijeenkomst SVN 5 oktober 2006 te Rotterdam thema; financiering van de woningmarkt Ik ben blij dat ik deze bijeenkomst kan bijwonen

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag. Datum 29 november 2010 Betreft Uitvoering Nota Ruimte

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag. Datum 29 november 2010 Betreft Uitvoering Nota Ruimte > Retouradres Postbus 30940 2500 GX Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Rijnstraat 8 Postbus 30940 2500 GX Den Haag Betreft Uitvoering Nota

Nadere informatie

Samenvatting. De Kvk en IKE hebben de onderzoeksresultaten aangeboden aan het College van B&W van Etten- Leur.

Samenvatting. De Kvk en IKE hebben de onderzoeksresultaten aangeboden aan het College van B&W van Etten- Leur. JJuunni i 22 Uitkomsten Ruimtebehoefteonderzoek Gemeente Etten-Leur Samenvatting De provincie Noord-Brabant en de gemeente Etten-Leur zijn een onderzoek gestart naar de meest geschikte locatie voor een

Nadere informatie

Datum : 6 september 2005 Nummer PS : PS2005IME06 Dienst/sector : MEC/DER Commissie : IME

Datum : 6 september 2005 Nummer PS : PS2005IME06 Dienst/sector : MEC/DER Commissie : IME S T A T E N V O O R S T E L Datum : 6 september 2005 Nummer PS : PS2005IME06 Dienst/sector : MEC/DER Commissie : IME Registratienummer : 2005MEC001704i Portefeuillehouder: Ger Mik Titel : Projectvoorstel

Nadere informatie

Concept Convenant Voorraadbeheersing en Afstemming Werklocaties Flevoland. 1. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere,

Concept Convenant Voorraadbeheersing en Afstemming Werklocaties Flevoland. 1. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, Concept Convenant Voorraadbeheersing en Afstemming Werklocaties Flevoland Partijen: 1. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, 2. Het College van burgemeester en wethouders van

Nadere informatie

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

Gedeputeerde Staten van Flevoland, 2013/24 Nummer 1529561 Nadere regel 'herstructureringsprojecten Flevoland 2013' Nadere regel Herstructureringsprojecten Flevoland 2013 Gedeputeerde Staten van Flevoland maken overeenkomstig artikel 3:42

Nadere informatie

Werklocaties: stand van zaken

Werklocaties: stand van zaken Werklocaties: stand van zaken P R E S E N T A T I E V O O R H E T S R E B A R T P A S M A N S 2 5 J U N I 2 0 1 4 De problemen of kansen Veroudering Overaanbod Aanbod sluit niet aan op vraag Klassiek model

Nadere informatie

Aanbod bedrijventerreinen

Aanbod bedrijventerreinen Staat van 2014 Aanbod bedrijventerreinen Wat is de index van het uitgeefbare oppervlak (2002 = 100)? Ten opzichte van 2002 is er nog 57% uitgeefbaar terrein over Vergelijking in de tijd (Index uitgeefbaar

Nadere informatie

Bedrijfsruimtemarkt zuid-nederland Limburg en Noord-Brabant

Bedrijfsruimtemarkt zuid-nederland Limburg en Noord-Brabant Landelijke marktontwikkelingen Na een korte opleving in 2011 viel de opname van bedrijfsruimte in 2012 opnieuw terug. Tegen de verwachting in bleef het aanbod echter redelijk stabiel. Wel wordt een steeds

Nadere informatie

JESSICA. Een nieuwe manier van investeren in stedelijke ontwikkeling

JESSICA. Een nieuwe manier van investeren in stedelijke ontwikkeling JESSICA Een nieuwe manier van investeren in stedelijke ontwikkeling JESSICA voor Rijks- en provinciale overheden? In deze info-sheet wordt ingegaan op de specifieke voordelen van het instrument JESSICA

Nadere informatie

Bedrijventerrein Kapelpolder (Maassluis) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter

Bedrijventerrein Kapelpolder (Maassluis) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein Kapelpolder (Maassluis) Maatschappelijke Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein Kapelpolder, gemeente Maassluis A. Inleiding Deze factsheet geeft een bondig overzicht

Nadere informatie

Provincies, natuurlijk doen! Aanvulling BBL-oud-grond

Provincies, natuurlijk doen! Aanvulling BBL-oud-grond Provincies, natuurlijk doen! Aanvulling BBL-oud-grond Aanvullend advies aan het Interprovinciaal Overleg over de verdelingsvraagstukken samenhangend met de BBL-oud-grond Juni 2013 Inhoud 1 Inleiding 2

Nadere informatie

Leegstand, herbestemming en verzorgingshuizen: een verkenning door de oogharen heen

Leegstand, herbestemming en verzorgingshuizen: een verkenning door de oogharen heen Lars Brugman Lars Brugman is projectadviseur/onderzoeker bij Kadaster Ruimte & Advies. Hij legt zich toe op complexe maatwerkvraagstukken vanuit de bij het Kadaster beschikbare ruimtelijke informatie.

Nadere informatie

Bedrijventerrein De Mient (Capelle a/d IJssel) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter

Bedrijventerrein De Mient (Capelle a/d IJssel) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein De Mient (Capelle a/d IJssel) Maatschappelijke waarde Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein De Mient, gemeente Capelle a/d IJssel A. Inleiding Deze factsheet geeft

Nadere informatie

.., Algemene Rekenkamer. BEZORGEN De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Gen era a Binnenhof 4 2513 AA Den Haag

.., Algemene Rekenkamer. BEZORGEN De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Gen era a Binnenhof 4 2513 AA Den Haag Algemene Rekenkamer.., BEZORGEN De Voorzitter van de Tweede Kamer der StatenGen era a Binnenhof 4 2513 AA Den Haag Lange Voorhout 8 Postbus 20015 2500 EA Den Haag T 070 3424344 070 3424130 voorlichting@rekenkamer.nl

Nadere informatie

Herstructurering van bedrijventerreinen

Herstructurering van bedrijventerreinen Herstructurering van bedrijventerreinen Hoe gaan we de verrommeling van het landschap door bedrijventerreinen tegen? Een onderzoek van de Algemene Rekenkamer Herstructurering van bedrijventerreinen De

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 31 482 Cultuursubsidies Nr. 94 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 22 april 2015 De commissie voor de Rijksuitgaven en de vaste commissie

Nadere informatie

Bedrijventerreinen kunnen veel beter

Bedrijventerreinen kunnen veel beter Bedrijventerreinen kunnen veel beter Prof. dr. Jacques van Dinteren 17 juni 2014 Paar feiten Voldoende nieuw bedrijventerrein voor 14 jaar Is er nauwelijks economisch herstel, dan voor 20 jaar Veranderende

Nadere informatie

Bedrijventerreinen op de schop SGE Cees-Jan Pen Lector Brainport Fontys FHMER

Bedrijventerreinen op de schop SGE Cees-Jan Pen Lector Brainport Fontys FHMER Bedrijventerreinen op de schop SGE 17-2-2016 Cees-Jan Pen Lector Brainport Fontys FHMER Kort voorstellen Sinds master 96 bezig met bedrijventerreinen Promotie wat beweegt bedrijven, Nota bedrijventerreinen

Nadere informatie

Vraag 6 Hoe groot is de vloeroppervlakte van de bedrijfsruimte die u denkt nodig te hebben voor uw uitbreiding- of verplaatsingsplannen?

Vraag 6 Hoe groot is de vloeroppervlakte van de bedrijfsruimte die u denkt nodig te hebben voor uw uitbreiding- of verplaatsingsplannen? Conclusie Tot 2020 wordt een behoefte naar bedrijventerrein in de gemeente Zijpe geraamd van circa 5 hectare. Dit is ook de oppervlakte die in de planningsopgave in de provinciale structuurvisie is opgenomen.

Nadere informatie

verijssel 0 1 OKT 2014 0 1 OKT. 20H provincie PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL Provinciale Staten van Overijs:eP e 9 nr - 9-S/2X5M a.d. Dat. on tv.

verijssel 0 1 OKT 2014 0 1 OKT. 20H provincie PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL Provinciale Staten van Overijs:eP e 9 nr - 9-S/2X5M a.d. Dat. on tv. PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL Provinciale Staten van Overijs:eP e 9 nr - 9-S/2X5M /&*$ Dat. 0 1 OKT 2014 on tv.: Routing a.d. Bijl.: Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499

Nadere informatie

Financiering in het MKB

Financiering in het MKB M201004 Financiering in het MKB Onderzoek naar de financieringsbehoefte per provincie Johan Snoei Abdelfatah Ichou Zoetermeer, maart 2010 Financiering in het MKB Financieringsbehoefte in het MKB verschilt

Nadere informatie

Steeds minder startersleningen beschikbaar

Steeds minder startersleningen beschikbaar RAPPORT Starterslening in Nederland Steeds minder startersleningen beschikbaar Uitgevoerd in opdracht van www.starteasy.nl INHOUD Starterslening in Nederland Steeds minder startersleningen beschikbaar

Nadere informatie

De toekomst van bedrijventerreinen?

De toekomst van bedrijventerreinen? De toekomst van bedrijventerreinen? Prof. dr. Erwin van der Krabben Radboud Universiteit Nijmegen University of Ulster, Belfast (NI) SKBN / Platform31 Seminar Tilburg 16 juni 2016 Inhoud 1. Is veroudering

Nadere informatie

Van Leegstaand kantoor naar geliberaliseerde huurwoning

Van Leegstaand kantoor naar geliberaliseerde huurwoning 1 M. Brojerdyan-4051971 22-juni-2016 Van Leegstaand kantoor naar geliberaliseerde huurwoning Aanbevelingen aan de gemeente Amsterdam ter bevordering van transformatie van leegstaande kantoren naar geliberaliseerde

Nadere informatie

Actualiteiten vanuit de praktijk. Bouw en Vastgoedcursus 12-6-2014

Actualiteiten vanuit de praktijk. Bouw en Vastgoedcursus 12-6-2014 Actualiteiten vanuit de praktijk Bouw en Vastgoedcursus 12-6-2014 Algemeen PT Finance Actualiteiten Toegenomen aandacht tijdelijk beheer. Toenemende aandacht voor exploitatie. Fiscale optimalisatie door

Nadere informatie

Structureel aanbod op de Nederlandse kantorenmarkt

Structureel aanbod op de Nederlandse kantorenmarkt Analyse Structureel aanbod op de Nederlandse kantorenmarkt DO Research 1 Structureel aanbod op de kantorenmarkt Het aanbod van kantoorruimte in Nederland loopt nog altijd op. In totaal wordt momenteel

Nadere informatie

Toepassing van de ladder in Provincie Zuid-Holland

Toepassing van de ladder in Provincie Zuid-Holland Toepassing van de ladder in Provincie Zuid-Holland Seminar, Ladder voor duurzame verstedelijking: lessen uit de praktijk, 10 maart 2015 Willemien Croes Wat is de Ladder voor Provincie Zuid- Holland? Instrument

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Onderwerp Samenwerkingsovereenkomst en Lokaal Herstructureringsfonds Ladonk. Status Besluitvormend. Voorstel

Raadsvoorstel. Onderwerp Samenwerkingsovereenkomst en Lokaal Herstructureringsfonds Ladonk. Status Besluitvormend. Voorstel Ag nr.: 8 Onderwerp Samenwerkingsovereenkomst en Lokaal Herstructureringsfonds Ladonk Status Besluitvormend Voorstel 1. De Samenwerkings- en Participatieovereenkomst tussen de gemeente Boxtel, de BOM/BHB

Nadere informatie

1. KWALITATIEVE VRAAG: EEN ONDERSCHEID IN BEELDKWALITEITEN

1. KWALITATIEVE VRAAG: EEN ONDERSCHEID IN BEELDKWALITEITEN BIJLAGE A 1. KWALITATIEVE VRAAG: EEN ONDERSCHEID IN BEELDKWALITEITEN Bedrijventerreinen zijn onder te verdelen op basis van verschijningsvorm De vraag naar bedrijfsruimte is gedifferentieerd is en kan

Nadere informatie

Regionale behoefteraming Brainport Industries Campus Eindhoven

Regionale behoefteraming Brainport Industries Campus Eindhoven Regionale behoefteraming Brainport Industries Campus Eindhoven 23 juni 2015 Managementsamenvatting Status: Managementsamenvatting Datum: 23 juni 2015 Een product van: Bureau Stedelijke Planning bv Silodam

Nadere informatie

Raadsinformatiebrief B&W vergadering 23 oktober 2012

Raadsinformatiebrief B&W vergadering 23 oktober 2012 Raadsinformatiebrief B&W vergadering 23 oktober 2012 Steller : J. Bosma Telefoonnummer: (0343) 565839 E-mailadres : jan.bosma@heuvelrug.nl Onderwerp : Voortgang haalbaarheidsonderzoek gebiedsontwikkeling

Nadere informatie

Nota Kostenverhaal Gemeente Drimmelen. Conceptt

Nota Kostenverhaal Gemeente Drimmelen. Conceptt Nota Kostenverhaal 2016-2020 Gemeente Drimmelen 1. Inleiding Aanleiding Met de komst van de Wro (1 juli 2008) hebben gemeenten meer mogelijkheden gekregen om te sturen op de ontwikkeling van ruimtelijke

Nadere informatie

Factsheet bedrijventerrein Mijlpolder, Gemeente Binnenmaas

Factsheet bedrijventerrein Mijlpolder, Gemeente Binnenmaas Factsheet bedrijventerrein Mijlpolder, Gemeente Binnenmaas Factsheet bedrijventerrein Mijlpolder, Gemeente Binnenmaas A. Inleiding Deze factsheet geeft een bondig overzicht van de maatschappelijke en economische

Nadere informatie

Factsheet bedrijventerrein Pothof, Gemeente Rozenburg

Factsheet bedrijventerrein Pothof, Gemeente Rozenburg Factsheet bedrijventerrein Pothof, Gemeente Rozenburg Factsheet bedrijventerrein Pothof, Gemeente Rozenburg A. Inleiding Deze factsheet geeft een bondig overzicht van de maatschappelijke en economische

Nadere informatie

Marktonderzoek bedrijventerreinen gemeente Dalfsen. Bestuurlijke eindrapportage 28 februari 2014

Marktonderzoek bedrijventerreinen gemeente Dalfsen. Bestuurlijke eindrapportage 28 februari 2014 Marktonderzoek bedrijventerreinen gemeente Dalfsen Bestuurlijke eindrapportage 28 februari 2014 Inleiding BMC heeft in opdracht van de gemeente Dalfsen een marktonderzoek uitgevoerd naar de lokale behoefte

Nadere informatie

Leegstand van bedrijfsruimten in Noord-Holland

Leegstand van bedrijfsruimten in Noord-Holland Leegstand van bedrijfsruimten in Noord-Holland Inhoud Blz. 1 Inleiding 1 2 Leegstand bedrijfsruimten 3 3 Typering leegstand 6 Bijlage 1 Contactpersonen 9 Uitgevoerd in opdracht van: Provincie Noord-Holland

Nadere informatie

Bedrijfsruimtemarkt oost-nederland Overijssel en Gelderland

Bedrijfsruimtemarkt oost-nederland Overijssel en Gelderland Landelijke marktontwikkelingen Na een korte opleving in 2011 viel de opname van bedrijfsruimte in 2012 opnieuw terug. Tegen de verwachting in bleef het aanbod echter redelijk stabiel. Wel wordt een steeds

Nadere informatie

In samenwerking met. Veilig en kansrijk investeren in puur Hollandse grond. Propositie Heerhugowaard. Kadastrale aanduiding: Sectie:

In samenwerking met. Veilig en kansrijk investeren in puur Hollandse grond. Propositie Heerhugowaard. Kadastrale aanduiding: Sectie: In samenwerking met Veilig en kansrijk investeren in puur Hollandse grond Propositie Heerhugowaard Kadastrale aanduiding: Gemeente: Naam project: Sectie: Perceel: Oppervlakte: Heerhugowaard De Vaandel

Nadere informatie

Hoe krijg ik ruim 1 miljoen etc

Hoe krijg ik ruim 1 miljoen etc Hoe krijg ik ruim 1 miljoen van ondernemers voor verbetering van de binnenstad? Kennisnetwerk centrumontwikkeling In Krimp- en anticipeergebieden 16 april 2015 Winschoten 1 Hoe krijg ik ruim 1 miljoen

Nadere informatie

Provincie Noord-Brabant t.a.v. formateur de heer Schinkels Postbus 90151 5200 MC 's-hertogenbosch

Provincie Noord-Brabant t.a.v. formateur de heer Schinkels Postbus 90151 5200 MC 's-hertogenbosch Provincie Noord-Brabant t.a.v. formateur de heer Schinkels Postbus 90151 5200 MC 's-hertogenbosch Stichting Droomwonen Brabant Speelhuislaan 158 4815 CJ Breda 076-5213080 info@droomwonenbrabant.nl Rabobank

Nadere informatie

Bedrijventerrein Nieuw Mathenesse (Schiedam) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter

Bedrijventerrein Nieuw Mathenesse (Schiedam) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein Nieuw Mathenesse (Schiedam) Maatschappelijke waarde Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Factsheet bedrijventerrein Nieuw Mathenesse, Gemeente Schiedam A. Inleiding Deze factsheet

Nadere informatie

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Aan Provinciale Staten, PS2008MME13-1 -

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Aan Provinciale Staten, PS2008MME13-1 - PS2008MME13-1 - College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel Datum : 6 mei 2008 Nummer PS : PS2008MME13 Afdeling : ECV Commissie : MME Registratienummer : 2008int221948 Portefeuillehouder : Ekkers Titel

Nadere informatie

Aanvulling BBL-oud-grond Provincies, natuurlijk doen! Onder embargo. 2

Aanvulling BBL-oud-grond Provincies, natuurlijk doen! Onder embargo. 2 1. Inleiding Voor de verdeling van de middelen uit de hoofdlijnennotitie van het ministerie van EZ ( 200 miljoen) is advies gevraagd aan onze commissie (Commissie Jansen-2). Dit advies is uitgebracht in

Nadere informatie

Monitor bedrijventerreinen provincie Noord-Holland

Monitor bedrijventerreinen provincie Noord-Holland Monitor bedrijventerreinen provincie Noord-Holland Provincie Noord-Holland Eindrapport Opdrachtgever: Provincie Noord-Holland ECORYS Nederland BV Rotterdam, 23 januari 2009 r/ II18688 ECORYS Nederland

Nadere informatie

Schiedamse aanpak biedt basis voor. goede samenwerking

Schiedamse aanpak biedt basis voor. goede samenwerking Schiedamse aanpak biedt basis voor goede samenwerking 1 2 Schiedamse aanpak biedt basis voor goede samenwerking Medio 2019 moet Nieuw-Mathenesse een modern, gemengd bedrijventerrein zijn waarmee de gemeente

Nadere informatie

Regionaal Programma Werklocaties. Presentatie aan: Raadsleden gemeenten regio Arnhem Nijmegen

Regionaal Programma Werklocaties. Presentatie aan: Raadsleden gemeenten regio Arnhem Nijmegen Regionaal Programma Werklocaties Presentatie aan: Raadsleden gemeenten regio Arnhem Nijmegen Doel en opzet presentatie Doel presentatie: Raadsleden informeren over ontwikkeling Regionaal Programma Werklocaties

Nadere informatie

Congres 2013 Nieuw elan

Congres 2013 Nieuw elan Congres 2013 Nieuw elan Workshop Creëren van financiële betrokkenheid bij transformaties Eric Thelen, Ron Karssing Remco Jutstra Gemeente Amsterdam 14 november 2013 Creëren van financiële betrokkenheid

Nadere informatie

bouwkavels Coenecoop III te Waddinxveen

bouwkavels Coenecoop III te Waddinxveen PROJECT KOOPINFORMATIE bouwkavels Coenecoop III te Waddinxveen BLAD 1 Project : Coenecoop III is aantrekkelijk voor middelgrote en kleinere bedrijven die actief zijn in de lichte industrie en zakelijk

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL BIJ ZAAKNUMMER: AST/2014/003710

RAADSVOORSTEL BIJ ZAAKNUMMER: AST/2014/003710 RAADSVOORSTEL BIJ ZAAKNUMMER: AST/2014/003710 Onderwerp: Bijlage(n): Vergadering van: Agendanummer: p.h.: Starterslening 2 7 juli 2014 14.07.07 ThM de raad van de gemeente Asten Samenvatting Bij de behandeling

Nadere informatie

Statenvoorstel nr. PS/2007/837

Statenvoorstel nr. PS/2007/837 Statenvoorstel nr. PS/2007/837 Instellen Overijssels Startersfonds Datum GS-kenmerk Inlichtingen bij 30 oktober 2007 2007/0553317 dhr. A. P. van Weezel Errens, telefoon 038 499 81 21 ap.v.weezelerrens@overijssel.nl

Nadere informatie

Herstructureringsopgave. bedrijventerreinen MRA

Herstructureringsopgave. bedrijventerreinen MRA Herstructureringsopgave bedrijventerreinen MRA Stec Groep aan MRA Jasper Beekmans en Evert-Jan de Kort 28 juni 2018 Inhoud Interactief deel Aanleiding Aanpak Resultaten analyses Conclusie en aanbevelingen

Nadere informatie

Intentieovereenkomst tussen het Ministerie van. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en. Rabobank met betrekking tot het Revolverend

Intentieovereenkomst tussen het Ministerie van. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en. Rabobank met betrekking tot het Revolverend Intentieovereenkomst tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Rabobank met betrekking tot het Revolverend Fonds Energiebesparing 11 Juli 2013 Betrokken partijen Initiatiefnemer:

Nadere informatie

Werklocaties. Nota Kantoren Rotterdam samengevat. 19 juni 2019

Werklocaties. Nota Kantoren Rotterdam samengevat. 19 juni 2019 Werklocaties Nota Kantoren Rotterdam samengevat 19 juni 2019 2 Ruimtelijkeconomisch beleid voor kantoren in Rotterdam Voor een aantrekkelijke, economisch sterke stad is er evenwicht nodig tussen zowel

Nadere informatie

Geachte raden, staten, colleges, burgemeesters en commissaris, 1. Het Evaluatierapport Grondbank en ROZ

Geachte raden, staten, colleges, burgemeesters en commissaris, 1. Het Evaluatierapport Grondbank en ROZ Regionale Ontwikkelingsorganisatie (ROZ) Bijlage 3.3 AB ROZ en Grondbank 30 september 2013 Aan: - de gemeenteraden van Gouda, Rotterdam, Waddinxveen en - de colleges van Burgemeester en Wethouders van

Nadere informatie

Voorstel raad en raadsbesluit

Voorstel raad en raadsbesluit Voorstel raad en raadsbesluit Gemeente Landgraaf Programma Documentnummer: B.18.0675 B.18.0675 Landgraaf, 15 mei 2018 ONDERWERP: Aankoop 7 panden Europaweg Noord 132 t/m 144 Raadsvoorstelnummer: 45 PROGRAMMA

Nadere informatie

Beleggers in gebiedsontwikkeling

Beleggers in gebiedsontwikkeling Beleggers in Incentives en belemmeringen voor een actieve rol van institutionele beleggers bij de herontwikkeling van binnenstedelijke gebieden P5 presentatie april 2015 Pelle Steigenga Technische Universiteit

Nadere informatie

OVERZICHTSNOTITIE INZENDINGEN

OVERZICHTSNOTITIE INZENDINGEN OVERZICHTSNOTITIE INZENDINGEN Deze notitie behandelt enkele conclusies op hoofdlijnen, gebaseerd op de 36 inzendingen die zijn ingediend voor de pilot woonconcepten voor EU-arbeidsmigranten. Positieve

Nadere informatie

Nota Fondsen Ruimtelijke Ontwikkelingen

Nota Fondsen Ruimtelijke Ontwikkelingen Nota Fondsen Ruimtelijke Ontwikkelingen 1 november 2009 M. Roobol / P. Bakker Openbare Werken en Ruimtelijke Zaken 1 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Inleidend 3 1.2 Aanleiding 3 1.2 Leeswijzer 4 2 Huidige

Nadere informatie

Platform Wonen Assen 3 oktober 2013

Platform Wonen Assen 3 oktober 2013 Platform Wonen Assen 3 oktober 2013 Aanvalsplan wonen Albert Smit wethouder financiën, vastgoed, grondzaken en wonen 1 Aanvalsplan wonen: aanleiding Sinds 2008: Economische recessie Stagnerende woningmarkt

Nadere informatie

Eigenaren bijeenkomst

Eigenaren bijeenkomst Eigenaren bijeenkomst Eigenaren aan het stuur Taken Park management / eigenaren loge Oprichting Eigenaren loge LMM Agenda Eigenaren loge Toelichting Marktmeesterschap door Drs. Jeroen Krijgsman (BOM) Bespreking

Nadere informatie

Prijsexplosie bedrijventerreinen vraagt om reactie vastgoedsector

Prijsexplosie bedrijventerreinen vraagt om reactie vastgoedsector Prijsexplosie bedrijventerreinen vraagt om reactie vastgoedsector Marktpartijen als beleggers en projectontwikkelaars hebben nog altijd weinig belangstelling voor bedrijventerreinen en bedrijfsruimten.

Nadere informatie

Enquête Revitalisering Bedrijventerrein Overvecht. Rapportage. Uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Utrecht

Enquête Revitalisering Bedrijventerrein Overvecht. Rapportage. Uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Utrecht Enquête Revitalisering Bedrijventerrein Overvecht Rapportage Uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Utrecht Uitgevoerd door: ETIN Adviseurs s-hertogenbosch, mei 2009 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 1.1 Populatie

Nadere informatie

Raadscommissievoorstel

Raadscommissievoorstel Raadscommissievoorstel Status: Voorbereidend besluitvormend Agendapunt: 8 Onderwerp: Starterslening: evaluatie, aanpassing verordening Datum: 11 november 2014 Portefeuillehouder: dhr. N.L. Agricola Decosnummer:

Nadere informatie

Bedrijventerrein Kerkerak (Sliedrecht) Waardeloos of waardevol? Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter

Bedrijventerrein Kerkerak (Sliedrecht) Waardeloos of waardevol? Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein Kerkerak (Sliedrecht) Waardeloos of waardevol? Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Factsheet bedrijventerrein Kerkerak, Gemeente Sliedrecht A. Inleiding Deze factsheet geeft

Nadere informatie

Doetinchem, 19 juni Te besluiten om: 1. Het Regionaal Programma Werklocaties Achterhoek met bijlagen (RPW Achterhoek) vast te stellen.

Doetinchem, 19 juni Te besluiten om: 1. Het Regionaal Programma Werklocaties Achterhoek met bijlagen (RPW Achterhoek) vast te stellen. Aan de raad AGENDAPUNT NR. 7.2 ALDUS VASTGESTELD 27 JUNI 2019 Te besluiten om: 1. Het Regionaal Programma Werklocaties Achterhoek 2019-2023 met bijlagen (RPW Achterhoek) vast te stellen. Context De Achterhoek

Nadere informatie

Tabel 3-1 bedragen x 1.000

Tabel 3-1 bedragen x 1.000 3 Ruimte en Wonen Wat mag het kosten Tabel 3-1 bedragen x 1.000 2018 2019 2020 2021 2022 actualisatie perspectief energie hoofdinfrastructuur -0,1 actualisatie Wabo 1,0 0,3 0,3 0,3 0,3 kavelwinkel ICT

Nadere informatie

GEMEENTE OLDEBROEK PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN STRUCTUURVISIE CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK

GEMEENTE OLDEBROEK PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN STRUCTUURVISIE CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK GEMEENTE OLDEBROEK STRUCTUURVISIE PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK 188197 Inhoudsopgave 1 Beleidskader 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Beleidsmatige aspecten 5 2 Toetsingskader

Nadere informatie

Aan de commissie VROM

Aan de commissie VROM Made, 8 januari 2002 Commissievergadering d.d. 22 januari 2002 Aan de commissie VROM Agendapunt: Onderwerp: Herontwikkeling Burg. Smitsplein Toelichting: Bijgaand treft u een concept raadsvoorstel aan

Nadere informatie

Erratum Report LEI

Erratum Report LEI Erratum Report LEI 14-128 19 januari 2015 Koeijer, T.J. de, P.W. Blokland, C.H.G. Daatselaar, J.F.M. Helming, H.H. Luesink, 2015. Scenario s voor grondgebondenheid: Een verkenning van de varianten binnen

Nadere informatie

Graydon Kwartaalmonitor. Kwartaal

Graydon Kwartaalmonitor. Kwartaal Graydon kwartaal monitor Kwartaal 3 216 1 Inhoud Inleiding 3 Persbericht 4 Overzicht per branche 6 Vergelijking Q1-216, Q2 216 en Starters per branche 7 Opheffingen per branche 8 Faillissementen per branche

Nadere informatie

Factsheet bedrijventerrein Spaanse Polder, Gemeente Rotterdam/Schiedam

Factsheet bedrijventerrein Spaanse Polder, Gemeente Rotterdam/Schiedam Factsheet bedrijventerrein Spaanse Polder, Gemeente Rotterdam/Schiedam Factsheet bedrijventerrein Spaanse Polder, Gemeente Rotterdam/Schiedam A. Inleiding Deze factsheet geeft een bondig overzicht van

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 april 2018 Rapportage plancapaciteit

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 april 2018 Rapportage plancapaciteit Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Raadsleden College van Burgemeester en Wethouders Discussienota impulsen op de woningmarkt van Culemborg

Raadsleden College van Burgemeester en Wethouders Discussienota impulsen op de woningmarkt van Culemborg Informatienotitie AAN VAN ONDERWERP DATUM 17 april 2013 KOPIE AAN BIJLAGE 1 REGISTRATIENUMMER 1208556/7266 Raadsleden College van Burgemeester en Wethouders Discussienota impulsen op de woningmarkt van

Nadere informatie

Aantal hypotheken 3e kw 08. Totale hypotheeksom 3e kw 08

Aantal hypotheken 3e kw 08. Totale hypotheeksom 3e kw 08 Kwartaalbericht In het kwartaalbericht is informatie opgenomen over particuliere woning die ingeschreven zijn bij het Kadaster in het afgelopen kwartaal. Daarbij zijn geselecteerd die gevestigd zijn op

Nadere informatie

Leegstand Kantoren. Jobinside 5 november 2010. Sacha Klinkhamer Floor Schipper

Leegstand Kantoren. Jobinside 5 november 2010. Sacha Klinkhamer Floor Schipper Leegstand Kantoren Jobinside 5 november 2010 Sacha Klinkhamer Floor Schipper Presentatie Jobinside Inleiding door Sacha Klinkhamer (Infrastructuur & Milieu) Aanleiding, cijfers, probleemanalyse, oorzaken,

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Directie Algemene Fiscale Politiek Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus

Nadere informatie

Factsheet bedrijventerrein Stormpolder, Gemeente Krimpen aan de IJssel

Factsheet bedrijventerrein Stormpolder, Gemeente Krimpen aan de IJssel Factsheet bedrijventerrein Stormpolder, Gemeente Krimpen aan de IJssel Factsheet bedrijventerrein Stormpolder, Gemeente Krimpen aan de IJssel A. Inleiding Deze factsheet geeft een bondig overzicht van

Nadere informatie

Raadsbijlage Voorstel tot het sluiten van een deelnemingsovereenkomst met de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting

Raadsbijlage Voorstel tot het sluiten van een deelnemingsovereenkomst met de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting gemeente Eindhoven Dienst Stadsontwikkeling Raadsbijlage nummer a x8 Inboeknummer 88+oo6SBS Beslisdatum B&W 8 november r998 Dossiernummer 84S. 6oa Raadsbijlage Voorstel tot het sluiten van een deelnemingsovereenkomst

Nadere informatie

De ontwikkeling van nieuw bedrijventerreinenbeleid Op naar het doorbreken van de padafhankelijkheid

De ontwikkeling van nieuw bedrijventerreinenbeleid Op naar het doorbreken van de padafhankelijkheid De ontwikkeling van nieuw bedrijventerreinenbeleid Op naar het doorbreken van de padafhankelijkheid Joep Arts Bachelorthesis Geografie, planologie en milieu (GPM) Radboud Universiteit Nijmegen Faculteit

Nadere informatie

Nota van B&W. onderwerp Beleidsregels Ruimtelijke inpassing zonnepanelen parken. Portefeuilehouder Adam Elzakalai, John Nederstigt

Nota van B&W. onderwerp Beleidsregels Ruimtelijke inpassing zonnepanelen parken. Portefeuilehouder Adam Elzakalai, John Nederstigt 7 gemeente Haarlemmermeer Nota van B&W onderwerp Portefeuilehouder Adam Elzakalai, John Nederstigt Collegevergadering 6 januari 201 5 inlichtingen Herman Nijman (023 5676889) Registratienummer 2014.0057122

Nadere informatie

Herstructurering. Ruimte voor de Brabantse economie. Brabantse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen B.V.

Herstructurering. Ruimte voor de Brabantse economie. Brabantse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen B.V. Herstructurering Ruimte voor de Brabantse economie Brabantse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen B.V. Hoogwaardige, duurzame en voldoende vestigingsruimte voor bedrijven. Dat is een belangrijke

Nadere informatie

Evaluatie O&O-fonds. Algemeen Bestuur. Datum 9 december 2015 RWB/AB/AR/

Evaluatie O&O-fonds. Algemeen Bestuur. Datum 9 december 2015 RWB/AB/AR/ Evaluatie O&O-fonds Aan Algemeen Bestuur Datum 9 december 2015 Status Kenmerk Besluit RWB/AB/AR/2015-0674 INLEIDING Op 8 juli heeft het Algemeen Bestuur aangegeven om in haar overleg van 9 december 2015

Nadere informatie

Monitor bedrijventerreinen provincie Groningen Afdeling Ruimte & Samenleving, oktober 2014

Monitor bedrijventerreinen provincie Groningen Afdeling Ruimte & Samenleving, oktober 2014 Monitor bedrijventerreinen provincie Groningen 2013 Afdeling Ruimte & Samenleving, oktober 2014 Hoofdstuk 1 Inleiding In deze notitie zijn de belangrijkste conclusies uit de IBIS-inventarisatie 2013 voor

Nadere informatie

Datum 24 april 2019 Beantwoording Kamervragen GroenLinks over het bericht in het FD over verdozing van het landschap

Datum 24 april 2019 Beantwoording Kamervragen GroenLinks over het bericht in het FD over verdozing van het landschap > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag Uw kenmerk 2019Z07283

Nadere informatie

ECONOMISCHE WAARDE PINNEPOT IS BOVENGEMIDDELD

ECONOMISCHE WAARDE PINNEPOT IS BOVENGEMIDDELD ECONOMISCHE WAARDE PINNEPOT IS BOVENGEMIDDELD Gemiddelde economische waarde, goed perspectief Het economisch effect van Pinnepot is uitgedrukt in een score. Deze score geeft op basis van objectief meetbare

Nadere informatie

MdV UITGESPROKEN TEKST GELDT

MdV UITGESPROKEN TEKST GELDT MdV De begroting is wederom een knap staaltje werk waar door heel veel medewerkers in dit huis veel energie en vakmanschap in is gestoken. Dat verdient waardering, zowel richting college als richting al

Nadere informatie