GEVOLGEN VOOR ROUTING DATUM Communicatie Nee College Financieel

Transcriptie

1 Voorstel voor de gemeenteraad Voorstelnummer RAAD/ Behandelend ambtenaar H.K.I. Schefferlie Postreg.nr. Tel.nr Datum: 26 augustus 2010 ONDERWERP: Lijst van categorieën gebruiks- en bouwactiviteiten waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen is vereist (Wabo). Vertrouwelijk Openbaar besluit Datum openbaar besluit nee ja GEVRAAGDE BESLISSING: De gemeenteraad besluit: 1. Vast te stellen de lijst met categorieën in het kader van de verklaring van geen bedenkingen zoals bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5 lid 3 van het besluit omgevingsrecht. In deze situaties is geen verklaring van bedenkingen meer vereist van de raad; 2. Wanneer sprake is van een exploitatieplan bij één van de onder 1 genoemde categorie van gevallen de bevoegdheid tot vaststelling hiervan eveneens bij het college als bevoegd gezag neer te leggen; 3. Het besluit in werking te laten treden op de dag waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt. GEVOLGEN VOOR ROUTING DATUM Communicatie Nee College Financieel Nee Presidium Juridisch Nee Planning en Control Nee Cie. ABZ Cie. Ruimte Cie. Zorg Gemeenteraad SOORT RAADSVOORSTEL Kaderstellend Informerend Meningvormend Controlerend Verordend Toetsend Meegezonden stukken: Lijst met categorieën waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen vereist is Ter inzage

2 ZIE VOOR HET INVULLEN VAN DE PUNTEN 1 T/M 8 HET SJABLOON TOELICHTING INHOUD BELEIDSVOORSTEL (= 3.1) 1. Onderwerp Lijst van categorieën gebruiks- en bouwactiviteiten waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen is vereist (Wabo). 2. Gevraagde beslissing Het gemeenteraad wordt gevraagd om in het kader van de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (op basis van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3) een lijst van catagorieën vast te stellen te waarbij geen verklaring van bedenkingen (vvgb) meer vereist is van de raad. Gevraagd wordt om, wanneer er bij een van de situaties sprake is van een exploitatieplan, de bevoegdheid tot vaststelling hiervan eveneens bij het college als bevoegd gezag neer te leggen. 3. Voorstel en argumentatie Aanleiding voor dit voorstel is de inwerkingtreding op 1 oktober 2010 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Met de inwerkingtreding van deze wet komt het projectbesluit uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) te vervallen en wordt deze vervangen door een nieuwe bepaling in de Wabo. In het kader van het halen van termijnen, de kaderstellende taak van de raad en om redenen van klantgerichtheid wordt de raad gevraagd om als volgt te besluiten: 1. Vast te stellen de lijst met categorieën in het kader van de verklaring van geen bedenkingen zoals bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5 lid 3 van het besluit omgevingsrecht. In deze situaties is geen verklaring van bedenkingen meer vereist van de raad. De lijst is opgenomen in bijlage 1; 2. Wanneer sprake is van een exploitatieplan bij één van de onder 1 genoemde categorieën van gevallen de bevoegdheid tot vaststelling hiervan eveneens bij het college als bevoegd gezag neer te leggen; 3. Het besluit in werking te laten treden op de dag waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt 4. Toelichting van het voorstel Allereerst een schema om te verduidelijken waar het in dit voorstel om gaat. Artikel 19 lid 1 WRO Projectbesluit Wro Wabo artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 Op 1 oktober 2010 treedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking. De burger krijgt straks te maken met één vergunning, de omgevingsvergunning. Deze kan bestaan uit meerdere deelvergunningen, nu bekend als bijv. bouwvergunning, sloopvergunning, milieuvergunning. In dit voorstel wordt ingegaan op één van de consequenties en dit is het vervallen van het instrument projectbesluit. Deze wordt vervangen door een bepaling in artikel 2.12 van de Wabo. In dit artikel is geregeld in welke situaties een omgevingsvergunning kan worden verleend wanneer er sprake is van een (bouw-)activiteit welke in strijd is met het bestemmingsplan. Artikel 2.12 regelt: 1. De binnenplanse ontheffingen; 2. De lijst met kruimelgevallen (nu bekend als artikel 3.23 van de Wro); 3. Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor een activiteit welke niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en voorzien is van een goede ruimtelijke onderbouwing. 2

3 (Deze laatste is nu bekend als het projectbesluit (huidige artikel 3.10 Wro), daarvoor bekend als de oude artikel 19, lid 1 WRO procedure) Verklaring van Geen Bedenkingen: Na het in werkingtreden van de Wabo is het college in de meeste gevallen bevoegd gezag om een omgevingsvergunning te kunnen afgeven. Maar voor wat betreft artikel 2.12, eerste lid, sub a onder 3 van de Wabo, is er voor gekozen om de verantwoordelijkheid bij de gemeenteraad neer te leggen. Om medewerking te kunnen verlenen aan hierboven genoemde nummer 3 dient de raad een zogenaamde verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af te geven. Het bevoegd gezag (college) is verplicht volledig uitvoering te geven aan de vvgb die door het vvgb-orgaan wordt gegeven. De omgevingsvergunning moet worden geweigerd, indien de vvgb wordt geweigerd. In lid 3 van artikel 6.5. van het BOR wordt de mogelijkheid geboden dat de raad een lijst met categorieën vaststelt waarbij een (vvgb) niet vereist is. In die gevallen is het college bevoegd om te beoordelen of de activiteit in overeenstemming of in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dit geldt dan ook voor het exploitatieplan indien deze gekoppeld is aan die activiteit. Voorgesteld wordt om in de situaties zoals opgesomd in bijlage 1 géén verklaring van geen bedenkingen van de raad van de gemeente Leerdam te eisen. Dit betekent dat de afhandeling van deze situaties voorbehouden is aan het college. Argumenten voor het aanwijzen van deze lijst met categorieën: Huidige besluitvorming projectbesluiten In september 2008 heeft de raad het besluit genomen om zijn bevoegdheden in het kader van het projectbesluit te delegeren aan het college. Artikel 2.12, eerste lid, sub a onder 3 van de Wabo is de opvolger hiervan en daarom wordt de raad gevraagd om in te stemmen met de bijgaande lijst. Termijnen In het kader van de Wabo is sprake van 2 termijnen waarbinnen een omgevingsvergunning dient te worden afgegeven. Indien een vvgb dient te worden afgegeven is sprake van een termijn van 26 weken. Deze is weliswaar niet fataal maar de termijnoverschrijding valt wel onder de Wet Dwangsom en beroep. Het werken met een dergelijke lijst betekent dat het naleven van deze termijnen haalbaar is en de raad alleen geconfronteerd wordt met verzoeken die een grotere impact kunnen hebben. Een vvgb betekent dat het ontwerpbesluit door de raad dient te worden vastgesteld en daarna verplicht 6 weken ter inzage ligt. Is er dan sprake van zienswijzen dan moeten deze beantwoord worden en daarna dient de raad een definitief besluit te nemen; Kaderstellende rol van de raad De raad heeft vooral een kaderstellende taak en stuurt op hoofdlijnen. De betreffende lijst gaat over situaties welke reeds passen binnen bijv. sectoraal beleid en/of ruimtelijke kaders waar de raad al eens een besluit over genomen heeft; Klantgerichtheid en efficiency Indien een verzoek door het college van burgemeester en wethouders kan worden afgehandeld betekent dit voor de aanvrager dat hij of zij sneller duidelijkheid heeft en dat de omgevingsvergunning sneller verleend kan worden. Het betekent ook dat de administratieve handelingen van het ambtelijk apparaat m.b.t. de afhandeling verminderd worden. De inhoud van de lijst is gebaseerd op intern overleg binnen de afdeling RMO, aandacht voor de oude artikel 19 lid 1 situaties, provinciaal beleid en het raadplegen van dergelijke lijsten bij andere gemeenten. Voor genoemde maatvoeringen (aantallen, oppervlaktematen is getracht een inschatting te maken van wat reëel is voor het schaalniveau van onze gemeente). 3

4 5. Risico's Als de raad niet zou overgaan tot het aanwijzen van de betreffende lijst kan dat leiden tot de volgende consequenties: Raad dient dan bij alle situaties die niet passen in het bestemmingsplan en/of kunnen worden afgedaan via een binnen- of buitenplanse ontheffing een standpunt in te nemen. Dit kan dan ook gaan om kleine activiteiten waar beleidsmatig ooit al eens een standpunt over is ingenomen; Gelet op de termijnen vergroting van het risico dat besluitvorming pas na 26 weken plaatsvindt en de gemeente dus de kans loopt op een dwangsom i.v.m. termijnoverschrijdingen. Toelichting op gevolgen als raad pas na 1 oktober besluit tot vaststelling van deze lijst: Er is geen sprake van verstrekkende gevolgen. Als de raad de lijst pas na 1 oktober vaststelt betekent het dat als er een verzoek om een omgevingsvergunning binnenkomt, welke valt onder artikel 2.12 lid 1 sub onder a, deze door de raad via een verklaring van geen bedenkingen dient te worden afgehandeld. De kans dat een dergelijk verzoek zich in die tijdsspanne voordoet is klein. Daarnaast is voor zover ons bekend nog maar in een relatief beperkt aantal gemeenten deze lijst vastgesteld. Dit is een bekend fenomeen. Ook in het kader van de inwerkingtreding van bijvoorbeeld de nieuwe Wro zijn in veel gemeenten besluiten hiertoe relevant (bijv. delegatie projectbesluit) pas na 1 juli 2008 genomen. 6. Financiele gevolgen Niet direct maar verwezen wordt wel naar de risico s van een dwangsom als gevolg van termijnoverschrijdingen. 7. Tijdpad Inwerkingtreding van de lijst als Wabo wettelijk van kracht is. Dit is met ingang van 1 oktober 2010; De raad wordt 2 maal per jaar geïnformeerd via een lijst van omgevingsvergunningen waaraan via de lijst medewerking is verleend, als ook de gevallen waarin het college heeft besloten geen medewerking te verlenen; Na een jaar wordt geëvalueerd of de lijst zoals deze is opgesteld werkbaar is en of deze bijgesteld dient te worden. 8. Bijlage Zie de lijst in bijlage 1 waarin de categorieën zijn opgenomen. 9. Gevolgen voor de programmabegroting Nvt 4

5 RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Leerdam, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 september 2010 overwegende de volgende punten: - Dat er op het terrein van de ruimtelijke ordening een nieuwe wet in werking treedt, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht met ingang van 1 oktober 2010 in werking treedt; - Dat de gemeenteraad op 8 september 2008 een besluit heeft genomen inzake de delegatie van het projectbesluit; - Dat het projectbesluit met de inwerking treding van de Wabo vervalt en wordt vervangen door een nieuwe bepaling in de Wabo; - Dat de inwerking treding van de Wabo betekent dat er sprake is van wettelijke termijnen waardoor het van belang is om categorieën aan te wijzen waarbij het college bevoegd is om een besluit te nemen. gelet op artikel 2.12, eerste lid, sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 6.5. van het Besluit Omgevingsrecht. b e s l u i t: 1. Vast te stellen de lijst met categorieën in het kader van de verklaring van geen bedenkingen zoals bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5 lid 3 van het besluit omgevingsrecht. In deze situaties is geen verklaring van bedenkingen meer vereist van de raad; 2. Wanneer sprake is van een exploitatieplan bij één van de onder 1 genoemde categorieën van gevallen de bevoegdheid tot vaststelling hiervan eveneens bij het college als bevoegd gezag neer te leggen; 3. Het besluit in werking te laten treden op de dag waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt. Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van 14 oktober 2010 de griffier, de voorzitter, 5

6 Bijlage 1 Lijst met categorieën waarvoor géén verklaring van geen bedenkingen van de raad van de gemeente Leerdam nodig is Inhoud: 1. Indien een plan past binnen een reeds door de raad vastgesteld beleidsplan, projectplan of gebiedsvisie, stedenbouwkundige visie of randvoorwaarden. Toelichting: Indien de raad reeds de ruimtelijke kaders heeft vastgesteld, is het college gehouden aan deze kaders. De activiteit dient dan wel te voldoen aan deze kaders. 2. A. Stedelijk gebied (binnen de bebouwde kom) Indien sprake is van realisering van woningbouw in bestaand stedelijk gebied, mits het te realiseren aantal woningen niet meer dan 20 bedraagt met daarbij een maximaal aantal bouwlagen van 3. Toelichting: Een realisatie van 20 woningen met daarbij een maximaal aantal bouwlagen van 3 is planologisch gezien van beperkte impact binnen het stedelijk gebied. Grootschalige bouwprojecten kunnen hier gelet op het maximum van 20 woningen en het maximum aantal bouwlagen van 3 niet onder geschaard worden en blijven dus middels een verklaring van geen bedenkingen voorbehouden aan de raad. B. Buitengebied (buiten de bebouwde kom) Indien sprake is van realisering van woningbouw in het buitengebied, mits het te realiseren aantal woningen niet meer dan 1 bedraagt. Toelichting: Realisatie van één of meerdere woningen (Ruimte voor Ruimte regeling) is in het buitengebied binnen de bestemmingsplanregels al op diverse mogelijkheden geregeld. Voor het buitengebied geldt de norm op basis van provinciaal en landelijk beleid dat een verdere verstening van het buitengebied niet wenselijk is en zoveel mogelijk voorkomen dient te worden. Een aantal van meer dan één woning die uiteindelijk niet vergund kunnen worden middels de normale planologische weg zijn van dien aard dat het hier speciale gevallen betreft. Deze blijven dus middels een verklaring van geen bedenkingen voorbehouden aan de raad. 3. A. Stedelijk gebied (binnen de bebouwde kom) Indien sprake is van realisering van maatschappelijke voorzieningen, kantoren, dienstverlening, detailhandel, horeca (met uitzondering van zware horeca) en voorzieningen ten behoeve van sport en toeristisch-recreatieve voorzieningen, in bestaand stedelijk gebied. De oppervlakte mag maximaal 2000 m2 bedragen en de activiteit is in overeenstemming met rijks en - provinciaal beleid. Toelichting: Dergelijke voorzieningen horen in het bestaand stedelijk gebied en zijn ofwel ten behoeve van het algemeen belang en/of komen voort uit sectoraal beleid op het gebied van bijv. recreatie of economie. De vvgb blijft wel noodzakelijk in de volgende situaties omdat deze een grotere impact kunnen hebben: de vestiging van een bedrijf in milieucategorie 4, zware horeca (conform horeca categorie 3 bestemmingsplan centrum) en de realisatie van recreatieve en/of maatschappelijke voorzieningen op het bedrijventerrein Nieuw Schaik. B. Buitengebied (buiten de bebouwde kom) 6

7 Een ontwikkeling waarbij sprake is van de wijziging van het gebruik en/of bouwen binnen in het buitengebied waarbij het totale bebouwde oppervlak niet toeneemt. Dit geldt niet voor ontwikkelingen binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden, water en natuur. Toelichting: Indien er geen sprake is van een verdere verstening van het buitengebied zijn de bestaande kaders voor het buitengebied neergelegd in het bestemmingsplan buitengebied en het toekomstig intergemeentelijk landschapskader voldoende om de betreffende ruimtelijke ontwikkeling te kunnen toetsen. De bestemmingen Agrarisch met waarden, water en natuur zijn van een dusdanige waarde dat een eventuele functieverandering een grote impact kan hebben. In die gevallen, waarbij vooral gedacht kan worden aan de realisatie van een landgoed of grotere toeristisch recreatieve voorzieningen, is een vvgb wel vereist. 4. De aanleg van nieuwe en aanpassing van bestaande lokale weg- en waterinfrastructuur en niet structuurbepalende groenvoorzieningen in zowel bestaand stedelijk gebied als ook het buitengebied. Toelichting: Aanpassingen in de openbare ruimte en in het bijzonder de optimalisatie van de verkeersafwikkeling, het oppervlaktewaterbeheer en openbare groenvoorzieningen vindt plaats in het kader van het algemene belang en vloeit veelal ook voort uit sectoraal beleid wat al door de raad is vastgesteld. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het groenstructuurplan, intergemeentelijk landschapskader, het stedelijk waterplan en bereikbaarheidsstudie. Daarnaast geldt dit ook voor werkzaamheden die voortvloeien uit het beleid van het Waterschap Rivierenland wat ook vanuit het oogpunt van het algemeen belang is opgesteld. 5. Indien er sprake is van een plan waarbij sprake is van een dringende behoefte (urgentie) en wat reeds past binnen de ruimtelijke kaders of uitgangspunten van een nieuw bestemmingsplan, maar waarbij het ontwerp bestemmingsplan nog niet ter inzage is gelegd. Procedureel: 1. Indien een ontwerp verklaring van geen bedenkingen ter inzage heeft gelegen en er door belanghebbenden geen zienswijzen zijn ingediend, is geen definitieve verklaring van geen bedenkingen door de raad meer benodigd. Toelichting: De raad neemt op een bepaald moment het besluit om een ontwerp verklaring van geen bedenkingen ter inzage te leggen. Daarmee geeft zij aan positief te staan tegenover de betreffende ontwikkeling. Indien er door belanghebbenden geen zienswijzen zijn ingediend zijn er geen redenen om de raad nog een definitief besluit te laten nemen want er is immers niets gewijzigd. 7