Van afdeling : BOO Opgesteld door: mw. L. de Vroed (LVR) : Toekomst peuterspeelzaalwerk

Transcriptie

1 gemeente Hardinxveld-Giessendam RAADSVOORSTEL EN -BESLUIT Datum: 10 september 2014 Zaaknr.: HG Documentnr.: GemHG/Intern/16438 Van afdeling : BOO Opgesteld door: mw. L. de Vroed (LVR) Portefeuillehouder Datum raadsbehandeling Onderwerp : mw. G.K.C. Baggerman : Donderdag 30 oktober 2014 (Het Debat en Besluit) : Toekomst peuterspeelzaalwerk

2 Raadsvoorstel en -besluit: Datum: 30 oktober 2014 Nummer agendapunt: 7 (Het Debat) en 14 (Het Besluit) AAN DE LEDEN VAN DE GEMEENTERAAD Het college van burgemeester en wethouders stelt u voor te besluiten om: 1. De peuterspeelzalen per 1 juli 2015 te harmoniseren tot kinderopvang(peuteropvang): het gelijktrekken van alle (wettelijke) voorwaarden voor deze twee voorschoolse voorzieningen en de financiering voor de werkende ouders. 2. Geen gemeentelijke financiële bijdrage meer beschikbaar te stellen voor de reguliere twee dagdelen peuteropvang voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag (werkende ouders). 3. Wel een gemeentelijke financiële bijdrage beschikbaar te stellen voor de reguliere twee dagdelen peuteropvang voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag (kostwinnergezinnen en nietwerkende gezinnen). 4. Voor de ouders die wel recht hebben op de gemeentelijke financiële bijdrage een inkomensafhankelijke ouderbijdrage in te stellen die gelijkwaardig is aan de inkomensafhankelijke ouderbijdrage die geldt voor ouders die gebruik moeten maken van de kinderopvangtoeslag. 5. De gemeentelijke financiële bijdrage beschikbaar te stellen voor de twee reguliere dagdelen peuteropvang met een maximale (gemiddelde) dagdeellengte van 2,5 uur, voor 40 weken per jaar. 6. De gemeentelijke bijdrage voor de reguliere twee dagdelen peuteropvang te verstrekken voor een uurprijs tot maximaal 6, De gemeentelijke financiële bijdrage voor de reguliere twee dagdelen te verstrekken op basis van vraagfinanciering. 8. Van 1 juli 2015 tot 1 januari 2017 een overgangsperiode in te stellen, waarbij alleen de huidige twee aanbieders van peuterspeelzaalwerk aanspraak kunnen maken op de gemeentelijke financiering. 9. Als voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op de gemeentelijke financiële bijdrage in te stellen dat er op alle peuteropvanggroepen gewerkt moet worden met een gecertificeerd VVE-programma dat als theoretisch goed onderbouwde interventie is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) en dat er wordt gewerkt met een kindvolgsysteem. 10. Voor alle ouders van indiceerde doelgroepkinderen, ongeacht of zijn toeslaggerechtigd zijn of niet, de kosten voor het aanbod van de twee extra dagdelen peuteropvang per week volledig te bekostigen vanuit de specifieke uitkering onderwijsachterstandenbeleid. 11. Per gerealiseerde doelgroepplaats een aanvullende gemeentelijke financiële bijdrage van 400,- per jaar te verstrekken vanuit de specifieke uitkering onderwijsachterstandenbeleid. De secretaris De burgemeester drs. R. t Hoen MPM drs. R.H. Augusteijn Conform voorstel college besloten. Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 30 oktober De griffier De voorzitter A. van Vliet-van der Ploeg drs. R.H. Augusteijn - 2 -

3 gemeente Hardinxveld-Giessendam Vervolg raadsvoorstel Inleiding Op 17 juni 2013 heeft het college besloten om een toekomstverkenning uit te voeren naar de toekomstbestendigheid van het peuterspeelzaalwerk in Hardinxveld-Giessendam. Diverse ontwikkelingen, waaronder de voorgenomen gemeentelijke bezuinigingen op de subsidies welzijn vanaf 2016 en de aangekondigde opvattingen over de plaats van het peuterspeelzaalwerk in het rijksbeleid, waren hier de aanleiding toe. Een andere belangrijke reden om deze toekomstverkenning uit te voeren was dat de twee vrijwilligersbesturen van de peuterspeelzalen in Hardinxveld- Giessendam tijdens de jaarlijkse bestuurlijke overleggen te kennen hebben gegeven dat zij hun verantwoordelijkheden, door alle ontwikkelingen op het vakgebied, te groot vinden geworden. Zij hebben de wens uitgesproken om zo snel als mogelijk in een professionele organisatie op te willen gaan of samen te willen gaan werken met een professionele organisatie. De toekomstverkenning heeft in april 2014 het rapport Toekomstverkenning peuterspeelzaalwerk gemeente Hardinxveld- Giessendam opgeleverd (bijlage 2). Een samenvatting van de belangrijkste resultaten van deze toekomstverkenning is te vinden in bijlage 3. Kabinetsvisie op peuterspeelzaalwerk Met de komst van de Wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet Oke) is vanaf 2010 een grote stap gezet in de harmonisatie van de kwaliteitskaders voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Voor een groot gedeelte zijn de kwaliteitskaders voor deze voorzieningen nu hetzelfde, maar op een aantal punten bestaan nog belangrijke verschillen. In veel gemeenten is de harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk inmiddels in een volgende fase beland door de beweging om peuterspeelzalen om te vormen tot kinderopvang(peuteropvang). Een ontwikkeling waar het kabinet bij aan wil sluiten om haar doelstelling om het onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie nog meer op elkaar af te stemmen te realiseren (Regeerakkoord Bruggen Slaan, 2012). Hiertoe heeft het kabinet op 1 december 2013 haar visiedocument Een betere basis voor peuters (bijlage 4) gepubliceerd. Het kabinet maakt hierin haar voornemen bekend om het peuterspeelzaalwerk en het kinderopvangaanbod verdergaand te harmoniseren. Op 17 juni 2014 is vervolgens de nadere uitwerking van deze visie gepubliceerd (bijlage 5). Het kabinet gaat de komende jaren inzetten op drie doelstellingen: 1. Versterking van de pedagogische kwaliteit; 2. Eén kwaliteitskader voor alle voorschoolse voorzieningen; 3. Eén financieringsstructuur voor werkende ouders. In de memo Samenvatting kabinetsvisie Een betere basis voor peuter (bijlage 6) wordt de visie van het kabinet met betrekking tot deze drie onderdelen in het kort nader toegelicht. Advies tot harmonisering Op basis van de resultaten van de toekomstverkenning, het advies van Buitenhek Management & Consult en gezien de visie van het kabinet op het peuterspeelzaalwerk wordt aan uw raad voorgesteld om voor te gaan lopen op de plannen van het kabinet door het peuterspeelzaalwerk in 2015 te harmoniseren met de kinderopvang. Voor dit aanbod wordt vanaf dit moment de term peuteropvang gebruikt. Beoogd effect Het peuterspeelzaalwerk toekomstbestendig te positioneren. Argumenten 1.1 Er wordt voortijdig aan de beleidsvisie van het Rijk inzake het kwaliteitskader voldaan Het kabinet wil komen tot één kwaliteitskader voor alle voorschoolse voorzieningen. Door de harmonisering van de peuterspeelzalen met de kinderopvang voldoen alle voorschoolse - 2 -

4 voorzieningen in Hardinxveld-Giessendam al eerder dan 1 januari 2017 aan één en hetzelfde kwaliteitskader. 1.2 Er wordt voortijdig aan de beleidsvisie van het Rijk inzake de financieringsstructuur voor werkende ouders voldaan In de huidige structuur hebben alleen de werkende ouders die hun kind naar de kinderopvang brengen recht op kinderopvangtoeslag en de werkende ouders die gebruik maken van de peuterspeelzaal niet. Het Rijk wil de financiering voor de werkende ouders per 1 januari 2017 stroomlijnen en dus alle werkende ouders per deze datum recht te geven op kinderopvangtoeslag. Door de harmonisering van het peuterspeelzaalwerk met de kinderopvang kunnen de werkende ouders in Hardinxveld-Giessendam al eerder dan 1 januari 2017 gebruik maken van kinderopvangtoeslag De peuterspeelzalen voldoen al aan de belangrijkste kwaliteitseisen voor kinderopvang Voor het omvormen van de peuterspeelzalen tot peuteropvang moeten de peuterspeelzalen voldoen aan de wettelijke voorwaarden voor kinderopvang vanuit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp). De peuterspeelzalen voldoen al reeds aan de eis van twee gediplomeerde leidsters op elke groep en aan de minimale oppervlakte van de binnen- en buitenspeelruimte per kind. Voor de omvorming zullen daarom slechts een aantal relatief kleine wijzigingen aangebracht moeten worden, zoals onder andere het instellen van een oudercommissie en aansluiting bij een geschillencommissie (dit is landelijk geregeld voor de kinderopvang). 1.4 Voor het fusie- en overnametraject is duidelijkheid nodig over hoe de gemeente de toekomst van het peuterspeelzaalwerk voor ogen ziet De twee vrijwilligersbesturen van de peuterspeelzalen in Hardinxveld-Giessendam hebben te kennen gegeven dat de invoering van het wettelijke kwaliteitskader en de uitrol van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) teveel vraagt van de besturen. Zij willen dan ook de mogelijkheden tot samenwerking of overname door een professionele partner nader onderzoeken. Om dit op een gedegen manier te kunnen doen hebben zij wetenschap over het standpunt van de gemeente ten aanzien van de kwaliteit en financiering van het peuterspeelzaalwerk nodig. 1.5 Door de peuterspeelzalen medio 2015 om te vormen is 1,5 jaar de tijd om te zorgen dat de harmonisering goed wordt doorgevoerd Door de peuterspeelzalen per 1 juli 2015 om te vormen tot kinderopvang loopt de gemeente 1,5 jaar voor op de landelijke invoering van de kabinetsvisie. In deze 1,5 jaar heeft de gemeente de mogelijkheid om de (financiële) uitwerking van de wijziging te monitoren en is er 1,5 jaar nog geen sprake van een uitname van de financiële middelen voor het peuterspeelzaalwerk uit het gemeentefonds. Deze middelen kunnen dan ingezet worden om eventuele frictiekosten of bezuinigingen op te vangen en/of om een extra impuls te geven ten aanzien van verbetering van de kwaliteit van de voorschoolse voorzieningen. 2.1 Er zijn minder gemeentelijke financiële middelen nodig voor de bekostiging van het peuterspeelzaalwerk Door het peuterspeelzaalwerk te registreren als peuteropvang kan het deel van de ouders dat beiden werkzaam 1 is gebruik gaan maken van de Rijksgefinancierde kinderopvangtoeslag. Deze ouders betalen aan de peuteropvangaanbieder het geldende uurtarief en ontvangen de kinderopvangtoeslag vanuit de Belastingdienst voorafgaand aan de maand dat de peuteropvang ingaat. De gemeente hoeft dan voor deze groep ouders vanaf dat moment geen financiële bijdrage meer beschikbaar te stellen. Uit de enquête, gehouden in het kader van de toekomstverkenning, is gebleken dat in de huidige situatie circa 65% van de ouders met kinderen op de peuterspeelzaal in Hardinxveld-Giessendam onder de toeslagregeling valt. 1 Voor het recht op kinderopvangtoeslag moet(en) de alleenstaande ouder of beide ouders arbeid verrichten, gebruik maken van een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling danwel scholing, een opleiding of een cursus volgen. Het recht op kinderopvangtoeslag is gekoppeld aan het aantal uren van de partner die het minst werkt

5 3.1 Het kabinet blijft dit aanmerken als gemeentelijke verantwoordelijkheid Het kabinet heeft in haar visie nadrukkelijk opgenomen dat gemeenten verantwoordelijk blijven voor het organiseren van een aanbod voor kinderen van alleenverdieners of niet-werkende ouders. Daar het bieden van peuterspeelzaalwerk geen wettelijke taak is kan de gemeente zelf bepalen hoe zij deze rol wil invullen. Een aantal gemeenten in Nederland heeft hierbij besloten geen aanbod meer te organiseren voor deze doelgroep. Het voorstel aan de gemeenteraad van Hardinxveld-Giessendam is om wel een aanbod voor deze doelgroep te blijven organiseren maar de financiering van dit aanbod wel gelijk te trekken aan de financiering van het aanbod van het Rijk aan de werkende ouders. 4.1 Door het invoeren van een inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor het gemeentelijk gefinancierd aanbod worden alle ouders als gelijk behandeld Het is wenselijk om ouders met vergelijkbare (financiële) draagkracht, voor een vergelijkbaar aanbod, dezelfde bijdrage te laten betalen. De hoogte van de ouderbijdrage voor de gemeentelijke gefinancierde peuteropvang dient hiervoor afgestemd te worden op de nettokosten die ouders betalen als zij recht hebben op kinderopvangtoeslag via de Belastingdienst. De adviestabel die de VNG jaarlijks opstelt voor de ouderbijdrage peuterspeelzaalwerk kan hier uitkomst bij bieden. 5.1 Met 4 dagdelen van 2,5 uur wordt voldaan aan de wettelijke eis voor de duur van een VVE-traject Met de keuze voor financiering van dagdelen peuteropvang met een lengte van maximaal (gemiddeld) 2,5 uur kan precies aan de wettelijk voorschriften 2 voor het bieden van een VVE-traject worden voldaan. Hiermee worden de kosten voor een VVE-traject het gedrukt. Bij een keuze voor dagdelen van 3 uur liggen de kosten voor een VVE-traject hoger daar er 4 dagdelen van 3 uur (totaal 12 uur) moeten worden aangeboden om aan de wettelijke 10 uur te voldoen. Bij een keuze voor dagdelen van 3,5 uur kan het VVE-traject met 10,5 uur in 3 dagdelen worden gerealiseerd waardoor bekostiging van een 4 de dagdeel niet nodig is. Dagdelen van 3,5 uur zijn echter vooral geschikt voor de ochtenden en passen niet goed in de middagen, zeker niet als de aanbieders wil aansluiten op de schooltijden. 5.2 De kosten voor het reguliere aanbod zijn voor ouders bij dagdelen van 2,5 het laagst Bij dagdeellengten voor de reguliere peuteropvang van 3 uur en 3,5 uur liggen de ouderbijdrage relatief hoger dan bij een keuze voor dagdelen van 2,5 uur omdat er meer uren per week worden afgenomen. De ouders zouden voor de twee dagdelen reguliere peuteropvang respectievelijk 6 uur, 7 uur en 5 uur moeten afnemen en betalen per week. 5.3 Dagdelen van 2,5 zorgen voor de minste wijzigingen voor de peuterspeelzalen De 2 locaties van stichting Peuterspeelzalen Hardinxveld-Giessendam werken in de huidige situatie al met dagdelen van 2,5 uur. Bij de 2 locaties van stichting Christelijke peuterspeelzaal De Flierefluiter wordt in de huidige situatie gewerkt met ochtenddagdelen van 3,5 uur en middagdagdelen van 2,5 uur. Bij de keuze voor financiering van dagdelen van maximaal 2,5 uur zal alleen de laatst genoemde stichting aanpassingen moeten verrichten, en dan alleen op de ochtenddagdelen. 6.1 Deze uurprijs is gebaseerd op de toeslagnorm voor de kinderopvangtoeslag Met het vaststellen van een maximum uurprijs kan de gemeente aangeven tegen welke prijs zij de peuterplaatsen maximaal wil financieren voor ouders die geen recht hebben op de kinderopvangtoeslag. De voorgestelde maximale uurprijs is gebaseerd op de toeslagnorm voor de kinderopvangtoeslag. Met deze uurprijs wordt bewerkstelligd dat de werkende ouders en de nietwerkende ouders en kostwinnergezinnen voor hetzelfde aanbod, dezelfde prijs betalen. Aanbieders zijn vrij om een hogere uurprijs te vragen dan de maximum uurprijs vastgesteld door de gemeente. De ouders van de peuters zullen dan het verschil tussen de maximum uurprijs van de gemeente en de uurprijs van de aanbieder zelf moeten bekostigen. 2 In het besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie zijn de volgende eisen opgenomen: voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen bedraagt ten minste vier dagdelen van 2,5 uur of in totaal 10 uur verdeeld over drie dagdelen per week

6 7.1 De subsidierelatie met de peuterspeelzaalorganisaties wordt hiermee beëindigd Vanaf het moment dat de peuterspeelzalen zijn geregistreerd als peuteropvang betaald de gemeente alleen nog voor het daadwerkelijk gebruik (vraagfinanciering). De peuterspeelzaalorganisaties kunnen vanaf dit moment dus niet meer uitgaan van de vaste inkomsten (subsidie) vanuit de gemeente. De organisaties worden hiermee gestimuleerd als ondernemers op te gaan treden en te gaan zorgen dat de peutergroepen voor 100% worden bezet. 7.2 Hierdoor wordt de markt voor de peuteropvang opengesteld Door het besluit tot vraagfinanciering wordt het voor andere kinderopvangorganisaties mogelijk om gemeentelijke financiering te ontvangen voor peuteropvang. Hierdoor kan de keuzevrijheid voor ouders toenemen. De jarenlange subsidiering van de twee peuterspeelzaalorganisaties heeft de markt verstoort doordat deze organisaties werden bevoordeelt door vaste inkomsten. Om in aanmerking te komen voor de gemeentelijke financiering dienen de aanbieders echter wel te voldoen aan de kwaliteitseisen die door de gemeente worden gesteld. 8.1 De huidige peuterspeelzaalorganisaties moeten de kans krijgen hun aanbod goed om te vormen Door te besluiten tot vraagfinanciering in plaats van aanbodfinanciering is het voor andere kinderopvangaanbieders straks ook mogelijk om een beroep te doen op de subsidiemiddelen voor de peuteropvang voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. Hierdoor kan de concurrentie in de gemeente gaan toenemen. De overgangsperiode wordt ingesteld om eerst de huidige aanbieders van peuterspeelzaalwerk de kans te geven om hun aanbod goed vorm te geven. Vanaf 1 januari 2017 wordt de markt opengesteld en zullen ook financieringsaanvragen van andere aanbieders toegelaten worden. 9.1 Deze eisen zorgen ervoor dat er methodisch en ontwikkelingsgericht gewerkt wordt op de peuteropvanglocaties. Na afloop van de overgangsperiode wordt de markt voor peuteropvang opengesteld en bestaat de mogelijkheid dat andere aanbieders zich aandienen. Deze aanbieders kan de gemeente niet weigeren, omdat al gauw sprake is van marktverstoring of het beperken van keuzevrijheid van ouders. Het is wel mogelijk om voorwaarden en (kwaliteits)eisen te stellen aan het peuteropvangaanbod om voor de gemeentelijke financiering in aanmerking te komen Dit kan ouders extra stimuleren een VVE-traject voor hun kind te overwegen De afgelopen jaren heeft de gemeente veel inzet gepleegd om alle geïndiceerde doelgroepkinderen uit de gemeente te bereiken voor een VVE-traject (wettelijke taak). Echter maakten in 2013 nog niet de helft van de geïndiceerde doelgroepkinderen gebruik van een voorschoolse voorziening en daarvan volgde slechts de helft van de kinderen een VVE-traject. Van de andere helft van de kinderen hebben de ouders een VVE-traject voor hun kind geweigerd. Deze ouders hebben aangegeven het nut en de noodzaak van het traject voor hun kind niet in te zien of vinden de 4 dagdelen spelen te veel, voor het kind en/of voor zichzelf qua organisatie. Door de 2 dagdelen extra spelen volledig vanuit de gemeente te bekostigen voor alle ouders (wel en niet toeslaggerechtigd) wordt beoogd de drempel voor ouders te verlagen om de doelgroepkinderen die dat nodig hebben de extra 2 dagdelen te laten komen spelen Aanbieders van VVE-trajecten krijgen te maken met jaarlijks terugkerende kosten Aan een VVE-traject zijn voor aanbieders jaarlijks terugkerende extra kosten verbonden voor onder andere de uren die de pedagogisch medewerkers besteden aan dossiervorming, extra overleg met ouders en andere betrokkenen, de warme overdracht naar de basisschool, vervanging tijdens trainingen en de extra administratieve verplichtingen. Om de administratieve last voor de aanbieders en de gemeente zoveel mogelijk te beperken wordt een vaste aanvullende financiële bijdrage per doelgroepkind per jaar aanbevolen boven het hanteren van een hoger uurtarief voor de 2 extra dagdelen spelen in het kader van het VVE-traject. 10.2/11.2 De specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid is voldoende toereikend om de 2 extra dagdelen en een vast jaarbedrag per doelgroepkind volledig te financieren - 5 -

7 De gemeente ontvangt jaarlijks een specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid van ,- van het Rijk. Dit bedrag is ten minste tot en met 2015 gegarandeerd door het Rijk. Begin 2015 wordt een uitspraak voor de nieuwe periode verwacht. Vooralsnog is in de Rijksbegroting hetzelfde budget opgenomen voor het Onderwijsachterstandenbeleid als voorgaande jaren. Uit de indicatieve berekeningen, die in het kader van de toekomstverkenning zijn uitgevoerd, is gebleken dat de uitkering voldoende toereikend is om de 2 extra dagdelen spelen voor doelgroepkinderen volledig te vergoeden en om een vaste aanvullende financiële bijdrage per doelgroepkind voor de jaarlijks terugkerende kosten te vergoeden. 10.3/11.3 De specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid kan de gemeente alleen voor VVEgerelateerde zaken inzetten De specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid ontvangt de gemeenten al jaren om ontwikkelingsachterstanden bij jonge kinderen te bestrijden. Voorwaarde van de uitkering is dat het geld alleen voor dit doel ingezet mag worden. Alle middelen die aan het einde van een periode (4 jaar) niet zijn ingezet moeten worden teruggestort aan het Rijk. In de huidige periode is er tot op heden ieder jaar sprake geweest van onbenutte middelen. Dit gegeven geeft ruimte om uit te gaan vinden of het vanuit de gemeente volledig vergoeden van de 2 extra dagdelen spelen ervoor kan zorgen dat meer doelgroepkinderen een VVE-traject gaan volgen. Mocht na evaluatie blijken dat dit niet het geval is dan zal de gemeenteraad hiervan op de hoogte worden gesteld en heroverweging van dit besluit worden voorgelegd. Kanttekeningen 1.1 De sturingsmogelijkheden van de gemeente neemt af Met de registratie van de peuterspeelzalen tot peuteropvang vervalt een deel van de invloed die de gemeente op deze partijen en het aanbod heeft. Voorbeelden hiervan zijn de openingstijden en de toegangsleeftijd. Voor het VVE-aanbod blijft sturing wel mogelijk, omdat dit volledig door de gemeente wordt gefinancierd. 1.2 De harmonisatie heeft gevolgen voor ouders Met de harmonisering gaat de ouderbijdrage veranderen en wordt inkomensafhankelijk. De exacte hoogte van de ouderbijdrage is afhankelijk van het uurtarief dat aanbieders in rekening gaan brengen en varieert hierdoor. Voor ouders met lagere inkomens (tot ,-) wordt verwacht dat de ouderbijdrage voor het reguliere aanbod iets tot veel lager wordt dan de huidige situatie. Voor de hogere inkomensgroepen (boven ,-) zal echter sprake zijn van een lichte tot sterke toename van de kosten, ondanks de verhoging van de kinderopvangtoeslag voor de hoogste inkomensgroepen die vanaf 2014 is doorgevoerd. 1.3 Aan de harmonisering zijn frictiekosten verbonden De harmonisatie van de peuterspeelzalen tot peuteropvang zal naar alle waarschijnlijkheid frictiekosten met zich meebrengen. Er zal een inventarisatie van onder meer de huurvoorwaarden, huisvestingskosten, onderhoudskosten en dergelijke moeten plaatsvinden per peuterspeelzaalorganisatie. Hierna kan pas definitief vastgesteld worden hoe hoog de frictiekosten zullen zijn. Op basis van het overzicht van de frictiekosten zal een vereffeningsvoorstel opgesteld worden. Met de overgang van de medewerkers van de Cao Welzijn naar de Cao Kinderopvang zijn ook extra kosten gemoeid. Medewerkers die niet voldoen aan de Cao Kinderopvang zullen een opleidingstraject moeten gaan volgen. Het is gebruikelijk dat de gemeente bij de invoering van de harmonisatie deze kosten voor rekening neemt. Het landelijke Sociale Plan Harmonisatie Peuterspeelzalen (is reeds verlopen) kan als voorbeeld dienen ten aanzien van de salarissen. De keuze voor een maximale dagdeellengte van 2,5 uur kan leiden tot hogere personeelskosten omdat (een deel van) de leidsters van stichting Christelijke peuterspeelzaal De Flierefluiter een aanstelling heeft voor ochtenddagdelen van 3,5 uur. Deze kosten zullen echter gering zijn omdat één - 6 -

8 van de leidsters nog vrijwillig werkt en de Flierefluiter de dagdelen op de Noordstraat nog kan uitbreiden naar 7. Mogelijk dat per arbeidscontract een klein urenoverschot zal ontstaan, maar deze kosten zijn te verwaarlozen. 5.1 Dit heeft gevolgen voor de lengte van de ochtenddagdelen op twee peuterspeelzaallocaties Bij een keuze voor dagdelen van (gemiddeld) maximaal 2,5 uur moeten op 2 peuterspeelzaallocaties de ochtenddagdelen teruggebracht worden van 3,5 naar 2,5 uur. Dit heeft beperkte (financiële) gevolgen voor de houder maar is wel een belangrijke wijziging voor de huidige ouders. Die zijn de dagdelen van 3,5 inmiddels gewend en moeten een omschakeling maken. 5.2 Ouders zouden volgens de aanbieders de voorkeur geven aan 3 dagdelen van 3,5 uur De peuterspeelzaalaanbieders hebben bij de toekomstverkenning aangegeven dat veel ouders de voorkeur hebben voor een VVE-traject van drie dagdelen van 3,5 uur in plaats 4 dagdelen van 2,5 uur. Dagdelen van 3,5 uur zijn echter vooral geschikt om in de ochtend aan te bieden ( uur), maar passen niet goed in de middagen, zeker niet als men wil aansluiten op de schooltijden. Bij dagdelen van 2,5 en 3 uur zijn de aanbieders bang voor onderbezetting door het hoge aantal dagdelen. Hierdoor zouden ouders geen gebruik willen maken van het aanbod. 10.1/11.1Voorwaarde is dat het Rijk de specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid voortzet Dit besluit kan alleen uitgevoerd worden als het Rijk de specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid weer voor een nieuwe periode aan de gemeente toekent en dat deze uitkering voldoende hoog is dat de kosten voor de extra 2 dagdelen en de aanvullende gemeentelijke financiële bijdrage per doelgroepkind volledig kunnen worden gedekt. Met de huidige hoogte van de uitkering van ,- is hier sprake van. Als het Rijk besluit de specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid niet voor een nieuwe periode toe te kennen of wel toe te kennen maar met een dermate laag bedrag dat de besluiten 3.j en 3.k niet naar behoren uitgevoerd kunnen worden, dan zal aan de gemeenteraad voorgesteld worden deze besluiten in heroverweging te nemen. Financiën Op dit moment is alleen een indicatie te geven van de opbrengsten van de harmonisering. Bij de toekomstverkenning is berekend dat bij een keuze voor 2 reguliere dagdelen van maximaal 2,5 uur, een ouderbijdrage van gemiddeld 41,- per maand (inkomen gemiddeld ,-), 65% ouders met recht op kinderopvangtoeslag en rekening houdend met 10% bezuiniging vanaf 2016 (besluit op de invulling van de bezuinigingstaakstelling wordt eind september 2014 verwacht) en de uitname uit het gemeentefonds ( ,76 vanaf 2017) de gemeente een structurele besparing van circa ,- oplevert. Hierbij is het zinvol te vermelden dat door het besluit de peuterspeelzalen al per 1 juli 2015 te harmoniseren tot peuteropvang de gemeente de eerste 1,5 jaar nog niet maken zal krijgen met de uitname uit het gemeentefonds. Dit betreft dus een extra eenmalige opbrengst van circa ,14. Omdat de structurele besparing afhangt van verschillende factoren, zoals het aantal peuters dat gebruik maakt van het aanbod en het uurtarief dat de aanbieders hanteren, is het aan te raden de besparing een aantal jaren te monitoren alvorens de begroting voor het peuterspeelzaalwerk naar beneden bij te stellen. Communicatie Na besluit van de gemeenteraad zullen de peuterspeelzaalbesturen en kinderopvangorganisaties hiervan op de hoogte worden gesteld. In het voortraject zijn zij al reeds op hoofdlijnen over het voorstel geïnformeerd. Samen met de peuterspeelzaalbesturen zal bekeken worden hoe informatievoorziening richting de ouders opgezet zal worden. Vervolg Na besluitvorming door de gemeenteraad zal het harmoniseringsproces worden opgestart. De gemeenteraad zal op twee momenten op de hoogte worden gesteld van de voortgang van het proces: begin februari 2015 en begin juni Per 1 juli 2015 moet uitvoering gegeven worden aan de besluiten die door de gemeenteraad zijn genomen

9 Bijlagen 1. Rapport Toekomstverkenning peuterspeelzaalwerk gemeente Hardinxveld-Giessendam, april Memo Samenvatting belangrijkste resultaten Toekomstverkenning peuterspeelzaalwerk gemeente Hardinxveld-Giessendam. 3. Brief Een betere basis voor peuters van Minister Asscher aan de Tweede Kamer, d.d. 1 december (vervolg)brief Een betere basis voor peuters van Minister Asscher aan de Tweede Kamer, d.d. 17 juni Memo Samenvatting kabinetsvisie Een betere basis voor peuters