BASISPENSIOENREGLEMENT

Transcriptie

1 BASISPENSIOENREGLEMENT Voor werknemers die vóór 1 januari 2006 bij de werkgever in dienst zijn getreden en die tevens op 31 december 2005 jonger dan 56 jaar waren en voor alle werknemers die op of na 1 januari 2006 bij de werkgever in dienst zijn getreden

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 ALGEMENE BEPALINGEN... 3 Artikel 1. Deelnemers... 6 Artikel 2. Omschrijving van de pensioenen; uitbetaling... 7 Artikel 3. Pensioengrondslag... 8 Artikel 4. Grootte van de pensioenen... 9 Artikel 5. Flexibilisering Artikel 6. (Premievrijstelling bij) arbeidsongeschiktheid Artikel 7. Verevening van ouderdomspensioen bij scheiding Artikel 8. Totstandkoming en wijziging van het pensioenreglement Artikel 9. Deelnemersjaren Artikel 10. Parttimers Artikel 11. Financiering van de pensioenen Artikel 12. Overdracht van risico Artikel 13. Bijzondere bepalingen ten aanzien van het partner- en wezenpensioen Artikel 14. Bijzonder partnerpensioen Artikel 15. Uitgesloten risico s Artikel 16. Anticumulatie Artikel 17. Einde van de deelneming Artikel 18. Waardeoverdracht Artikel 19. Wetten of besluiten Artikel 20. Overdracht, inpandgeving van pensioenrechten en dergelijke handelingen 28 Artikel 21. Betaling van de pensioenen Artikel 22. Onvoorziene gevallen Artikel 23. Vrijwillig bijsparen Artikel 24. Overgangsbepalingen voor deelnemers van vóór Artikel 25. Overgangsbepaling 2005/ Artikel 26. Overgangsregeling 2014/ Artikel 27. Deelnemers van vóór 1 januari Artikel 28 Fiscale maxima Artikel 29. Inwerkingtreding Basispensioenreglement 2

3 PENSIOENREGLEMENT van Stichting Pensioenfonds Legal & General ALGEMENE BEPALINGEN In dit reglement wordt verstaan onder: het fonds het bestuur het reglement de werkgever de werknemer de deelnemer de gewezen deelnemer de pensioengerechtigde het kind : de te Hilversum gevestigde Stichting Pensioenfonds Legal & General ; : het bestuur van het fonds; : dit pensioenreglement; : een aangesloten onderneming als bedoeld in artikel 3 van de statuten van het fonds; : de persoon die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW met de werkgever heeft; : de werknemer die volgens de bepalingen van artikel 1 van dit reglement als deelnemer aan het fonds door het bestuur is toegelaten; : de persoon wiens deelnemerschap anders dan door overlijden is geëindigd en die aanspraken op pensioen heeft jegens het fonds; : de persoon die van het fonds pensioenuitkeringen ontvangt; : het kind van de (gewezen) deelnemer jonger dan 21 jaar dat tot deze in familierechtelijke betrekking staat of van wie ten genoegen van het bestuur wordt aangetoond, dat het door de (gewezen) deelnemer ten tijde van diens overlijden als een eigen kind werd onderhouden en opgevoed en dat bij het bestuur is aangemeld. Een kind in de leeftijd van 21 tot 27 jaar wordt met een kind beneden de 21-jarige leeftijd gelijkgesteld indien en voor zolang aan of voor het genoemde kind (ook) na de 21- jarige leeftijd een uitkering wordt verstrekt krachtens één van de volgende wetten: de Algemene kinderbijslagwet; de Algemene nabestaandenwet; de Wet op de Studiefinanciering en de Wet tegemoetkoming Studiekosten; de partner : 1. de man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer is gehuwd vóór de pensioendatum; Basispensioenreglement 3

4 2. de man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer een geregistreerd partnerschap bij de burgerlijke stand op grond van artikel 1:80a BW is aangegaan vóór de pensioendatum; 3. de ongehuwde man of vrouw, niet zijnde de geregistreerde partner en niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer een gezamenlijke huishouding voert; deze gezamenlijke huishouding is vóór de pensioendatum aangegaan, heeft ten minste zes maanden geduurd en is bekrachtigd in een notarieel samenlevingscontract, waarin enige vermogensrechtelijke bepalingen zijn opgenomen, de partner als begunstigde van het partnerpensioen is aangewezen en die door de deelnemer is aangemeld bij het bestuur; een uittreksel uit het bevolkingsregister is aan het bestuur overgelegd waaruit blijkt dat de (gewezen) deelnemer en zijn partner op hetzelfde adres woonachtig zijn; de ex-partner de nabestaande scheiding beëindiging van het geregistreerd partnerschap pensioendatum : de man of vrouw van wie: 1. het huwelijk met de (gewezen) deelnemer is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; 2. het geregistreerde partnerschap met de (gewezen) deelnemer is beëindigd met wederzijds goedvinden, zonder directe omzetting in een huwelijk, of door ontbinding op verzoek van één der partners; 3. de gezamenlijke huishouding met de (gewezen) deelnemer is geëindigd anders dan door overlijden; : de partner van de overleden (gewezen) deelnemer; : echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap (als bedoeld in artikel 7); : beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood, vermissing of directe omzetting in een huwelijk; : de eerste dag van de maand waarin de deelnemer behorende tot de buitendienst resp. binnendienst medewerkers van de werkgever de leeftijd van 67 jaar bereikt Basispensioenreglement 4

5 pensioeningangsdatum pensioenovereenkomst uitvoeringsovereenkomst arbeidsongeschiktheid WW PW FVP levensverzekeringsmaatschappij : de eerste dag van de maand waarin de deelnemer daadwerkelijk met pensioen gaat; : hetgeen tussen werkgever en werknemer is afgesproken omtrent pensioen; : overeenkomst tussen werkgever en het fonds over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten; : arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), dan wel de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) ; : Werkloosheidswet; : Pensioenwet; : Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering; : een levensverzekeringsmaatschappij, die voldoet aan de omschrijving van pensioenuitvoerder zoals opgenomen in de PW. Basispensioenreglement 5

6 Artikel 1. Deelnemers 1. Als deelnemers zullen door de werkgever bij het bestuur worden aangemeld en door het bestuur als zodanig worden toegelaten: de als binnendienst c.q. buitendienst medewerker bij de werkgever werkzaam zijnde werknemer, die de eerste van de maand waarin de 18 e verjaardag valt heeft bereikt en die niet deelneemt aan het Basispensioenreglement voor werknemers die vóór 1 januari 2006 bij de werkgever in dienst zijn getreden en die op 31 december jaar of ouder waren. 2. De werkgever kan besluiten een werknemer, die niet of nog niet aan de vorenomschreven eisen voldoet, voor opname als deelnemer aan te wijzen. De werkgever kan voorts besluiten een werknemer voor opname als deelnemer aan te wijzen onder bepalingen die afwijken van dit reglement, voorzover deze afwijkende bepalingen niet in strijd zijn met de voorschriften van de PW. 3. Ten aanzien van een werknemer met een partner en/of kinderen geldt dat vóór dat hij als deelnemer in de pensioenregeling wordt opgenomen, de werkgever voor hem een verzekering aangaat ter dekking van het partner- en/of wezenpensioen. 4. De werknemer is gehouden alle inlichtingen aan het bestuur te verstrekken, welke nodig zijn in verband met de toekenning van de pensioenaanspraken en het bestuur in kennis te stellen van eventuele wijzigingen in zijn burgerlijke staat, gezin of adres. 5. Het bestuur zal de werknemer schriftelijk in kennis stellen van zijn toelating als deelnemer, terwijl de werkgever ervoor zal zorgdragen dat iedere werknemer, die als deelnemer is toegelaten, in het bezit wordt gesteld van de informatie zoals bedoeld in de Pensioenwet, het geldende reglement en de statuten van het fonds. De werkgever informeert het bestuur over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst zoals bedoeld in artikel 8. Het bestuur zal de deelnemer op de hoogte stellen van wijzigingen in de statuten en het reglement. Voorts neemt het bestuur alle informatieverplichtingen in acht zoals bepaald bij of krachtens de PW. 6. Het bestuur zal de deelnemer jaarlijks schriftelijk mededeling doen van de grootte van de voor hem opgebouwde pensioenaanspraken. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer zal binnen drie maanden een opgave worden verstrekt van de grootte van de opgebouwde pensioenaanspraken. Het fonds kan voor deze opgave een vergoeding vragen. Voorts wordt opgave gedaan van de aan het desbetreffende of voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken overeenkomstig de bepalingen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. 7. Het deelnemerschap eindigt op de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen de deelnemer en de werkgever dan wel op de datum van overlijden van de deelnemer dan wel op de pensioeningangsdatum. 8. In afwijking van het bepaalde in lid 7 wordt het deelnemerschap voortgezet indien en zolang bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid de pensioenopbouw wordt voorgezet overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van dit reglement. 9. De aanspraken ingevolge het pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PW. 10. De pensioenovereenkomst die is vastgelegd in dit reglement betreft een uitkeringsovereenkomst zoals bedoeld in de PW. Basispensioenreglement 6

7 Artikel 2. Omschrijving van de pensioenen; uitbetaling 1. Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement geeft het deelnemerschap recht op: a. ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer; b. partnerpensioen ten behoeve van de partner van de (gewezen) deelnemer; c. wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de (gewezen) deelnemer; 2. Uitbetaling van de pensioenen geschiedt in euro s in gelijke maandelijkse termijnen telkens per de laatste dag van de maand, met dien verstande dat: a. het ouderdomspensioen zal worden uitgekeerd vanaf de pensioeningangsdatum tot aan de dag van overlijden van de gewezen deelnemer; b. het partnerpensioen zal worden uitgekeerd vanaf de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer tot aan de dag van overlijden van de partner; c. het wezenpensioen zal worden uitgekeerd vanaf de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer tot aan de dag waarop het kind de leeftijd van 21 jaar c.q. 27 jaar heeft bereikt, maar uiterlijk tot aan de dag van overlijden van het kind; 3. Indien de ingangsdatum van een pensioen niet samenvalt met het begin van een maand wordt de eerste termijn pro-rata uitgekeerd op de laatste dag van de maand waarin de ingangsdatum valt. Indien de einddatum van een pensioen niet samenvalt met het einde van een maand wordt de laatste termijn pro-rata uitgekeerd op de laatste dag van de maand. 4. Indien partnerpensioen conform enige bepaling van dit reglement wordt afgekocht door de uitbetaling van een bedrag ineens dan wel wordt overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder in de zin van de PW, is hiervoor toestemming vereist van de (ex- )partner. 5. De opbouw en financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap ten minste evenredig in de tijd plaats. Basispensioenreglement 7

8 Artikel 3. Pensioengrondslag 1. Voor de deelnemer wordt voor de eerste maal op de datum van toetreding een pensioengrondslag vastgesteld. Daarna wordt steeds een pensioengrondslag vastgesteld per 1 januari van ieder kalenderjaar, welke grondslag gedurende het jaar van kracht blijft. 2. De pensioengrondslag is gelijk aan het verschil van het volgens het derde lid van dit artikel vastgestelde pensioengevend jaarloon en de volgens het vierde lid van dit artikel vastgestelde franchise. 3. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder het pensioengevend jaarloon voor binnendienst medewerkers verstaan 12,96 maal het maandloon, zoals dit op de datum van vaststelling van de pensioengrondslag geldt met dien verstande dat dit nooit meer kan bedragen dan het bedrag dat jaarlijks door de overheid als maximaal pensioengevend jaarloon wordt vastgesteld. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder het pensioengevend jaarloon voor de buitendienstmedewerkers verstaan 12,96 maal het maandloon, zoals dit op de datum van vaststelling van de pensioengrondslag geldt vermeerderd met 1,08 maal de provisie over het afgelopen jaar, met dien verstande dat dit nooit meer kan bedragen dan maximum van het pensioengevend inkomen zoals dit is vastgelegd in de CAO voor het verzekeringsbedrijf, zoals dat van tijd tot tijd zal gelden. Heeft de deelnemer over een gebroken kalenderjaar provisie genoten, dan wordt de provisie ter vaststelling van het jaarloon herleid naar een jaarbedrag naar rato van de in maanden nauwkeurig berekende periode waarover de provisie betrekking heeft. 4. Voor de toepassing van dit reglement wordt per 1 januari van ieder jaar een franchise vastgesteld. De franchise wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de CAO-loonontwikkeling van het verzekeringsbedrijf. 5. Voor binnendienst medewerkers die: (i) parttime bij de werkgever werken en (ii) een jaarloon verdienen dat, als de betreffende werknemer fulltime zou werken, meer bedraagt dan het gemaximeerde pensioengevend jaarloon als bedoeld in lid 3, geldt het navolgende: Het voor de binnendienst medewerkers geldende parttime jaarloon wordt teruggerekend naar een fulltime jaarloon. Vervolgens wordt de pensioengrondslag bepaald door het gemaximeerde pensioengevend jaarloon te verminderen met de franchise. Deze pensioengrondslag wordt vervolgens vermenigvuldigd met de voor de werknemer geldende parttime factor. 6. Het maximum van het pensioengevend jaarloon als bedoeld in lid 3 wordt jaarlijks automatisch aangepast aan het door de overheid vastgestelde nieuwe gemaximeerde pensioengevend jaarloon. Basispensioenreglement 8

9 Artikel 4. Grootte van de pensioenen 1. Het door het fonds uit te keren jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 1,75% van de voor het desbetreffende jaar vastgestelde pensioengrondslag. 2. Het door het fonds uit te keren jaarlijkse partnerpensioen zal 60% van het volgens het eerste lid vastgestelde ouderdomspensioen bedragen. 3. Het door het fonds uit te keren jaarlijkse wezenpensioen zal voor ieder kind 14% van het volgens het eerste lid vastgestelde ouderdomspensioen bedragen. Verdubbeling van het wezenpensioen vindt plaats indien beide ouders zijn overleden en wel met ingang van de dag van overlijden van de langstlevende van beide ouders. 4. Bij overlijden van de deelnemer zal, ter bepaling van het partner- en wezen-pensioen, worden uitgegaan van het ouderdomspensioen dat hij zou hebben bereikt indien hij met de laatstelijk voor hem vastgestelde pensioengrondslag tot de pensioendatum in dienst van de werkgever zou zijn gebleven. 5. Voor de werknemer die nog niet als deelnemer in de pensioenregeling is opgenomen, wordt het partner- en wezenpensioen in overeenstemming met het bepaalde in dit artikel vastgesteld, waarbij het partner- en wezenpensioen wordt afgeleid van het volgens het eerste lid van dit artikel vast te stellen ouderdomspensioen. 6. Op de tijdens het deelnemerschap opgebouwde pensioenaanspraken van de (actieve) deelnemer worden jaarlijks per 1 januari toeslagen verleend van maximaal het percentage, waarmee de CAO-lonen zijn verhoogd volgens de CAO van het Verzekeringsbedrijf over het voorgaande kalenderjaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre deze pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Het uitgangspunt is dat in 35% van de gevallen de volledige toeslag kan worden verleend. 7. Op de op 1 januari geldende pensioenen van de pensioengerechtigde alsmede op de premievrije pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer en (ex-) partner worden jaarlijks per 1 januari toeslagen verleend van maximaal het percentage van de stijging van het prijspeil, zoals dat valt af te leiden uit de door het CBS vastgestelde cpi-alle huishoudens over het voorgaande kalenderjaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre deze pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Het uitgangspunt is dat in 35% van de gevallen de volledige toeslag kan worden verleend. 8. De toeslagen op de pensioenen van de pensioengerechtigde alsmede op de premievrije pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer en (ex-) partner als bedoeld in lid 7 zullen niet hoger zijn dan de toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken van de (actieve) deelnemer als bedoeld in lid Indien op grond van wet- en regelgeving nadere eisen worden gesteld aan de voorwaardelijke toeslagverlening, meer in het bijzonder op welke wijze bij de financiering voldaan kan worden aan de eis van consistentie tussen gewekte verwachtingen, financiering en de feitelijke realisatie van de voorwaardelijke toeslagverlening, zal het pensioenreglement zonodig hierop worden aangepast voor alle (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, (ex-) partners en wezen. Basispensioenreglement 9

10 Artikel 5. Flexibilisering 1. De deelnemer heeft binnen de in de navolgende leden omschreven voorwaarden de mogelijkheid om gebruik te maken van de volgende flexibiliseringselementen: - vervroeging of uitstel van de pensioendatum; - geheel of gedeeltelijk pensioneren; - de hoogte van de uitkering van het ouderdomspensioen laten variëren; - gehele of gedeeltelijke uitruil van het partnerpensioen teneinde de aanspraken op ouderdomspensioen te verhogen. - gehele of gedeeltelijke uitruil van het ouderdomspensioen teneinde de aanspraken op partnerpensioen te verhogen 2. Indien de deelnemer hierover overeenstemming bereikt met de werkgever kan het ouderdomspensioen op verzoek van de deelnemer op een eerder tijdstip dan de pensioendatum ingaan, doch het ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 55 jaar bereikt. De deelnemer dient in dat geval ten minste zes maanden vóór de gekozen pensioeningangsdatum overeenstemming te bereiken met de werkgever over het vervroegen van de pensioendatum. 3. Indien de deelnemer hierover overeenstemming bereikt met de werkgever kan het ouderdomspensioen op verzoek van de deelnemer ook na het bereiken van de pensioendatum ingaan. De deelnemer dient indien de gekozen pensioeningangsdatum ligt na de pensioendatum ten minste zes maanden vóór de pensioendatum overeenstemming te bereiken met de werkgever over het uitstellen van de pensioendatum. Het ouderdomspensioen kan, indien en voor zover de deelnemer nog werkzaam is bij de werkgever, ingaan op een tijdstip gelegen na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, doch het ouderdomspensioen kan niet later ingaan dan de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd vermeerderd met 5 jaar bereikt. Bij uitstel van het pensioen na de pensioendatum, stopt de opbouw van het pensioen zoals bedoeld in artikel 4 op de pensioendatum. 4. Indien de deelnemer het ouderdomspensioen laat ingaan vóór respectievelijk ná de pensioendatum, worden het jaarlijks uit te keren ouderdomspensioen op uniforme wijze verlaagd respectievelijk verhoogd; hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen door uit te gaan van sekseneutrale kortings- en verhogingspercentages, die zijn vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Tevens wordt bij een pensioeningangsdatum liggende na de pensioendatum de in artikel 4 leden 1 tot en met 3 bedoelde pensioenopbouw voortgezet tot de pensioeningangsdatum. 5. De deelnemer heeft de mogelijkheid om het ouderdomspensioen gedeeltelijk te laten ingaan. Omtrent deze mogelijkheid dient de deelnemer ten minste zes maanden voorafgaande aan de beoogde pensioeningangsdatum afspraken met de werkgever te maken. Het bepaalde in lid 4 is van overeenkomstige toepassing. Bij gedeeltelijke vervroeging van het pensioen wordt het aantal overeengekomen arbeidsuren per week pro rata verlaagd. 6. Op verzoek van de deelnemer kan op de pensioeningangsdatum het alsdan ingaande ouderdomspensioen worden omgezet in een ouderdomspensioen dat gedurende 5 dan wel 10 jaren gerekend vanaf de pensioeningangsdatum hoger is dan het oorspronkelijk uit te keren ouderdomspensioen en na afloop van deze periode lager is dan het oorspronkelijk uit te keren ouderdomspensioen. Hierbij wordt uitgegaan van sekseneutrale omzettingspercentages die zijn vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De in de vorige volzin omschreven variatie tussen hoogste en laagste uitkering van het ouderdomspensioen is slechts maximaal toegestaan in de verhouding 100:75. De in de vorige volzinnen omschreven variatie in de hoogte van de uitkeringen dient ten minste zes maanden voorafgaande aan de gekozen pensioeningangsdatum met de werkgever te worden afgesproken. Basispensioenreglement 10

11 7. De deelnemer heeft op de pensioeningangsdatum de keuze geheel of gedeeltelijk afstand te doen van het partnerpensioen ter verhoging van de aanspraak op ouderdomspensioen. De werkgever verstrekt de deelnemer uiterlijk twee maanden vóór de pensioeningangsdatum een keuzeformulier, waarop de deelnemer zijn keuze aangeeft ten aanzien van het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het partnerpensioen ten einde zijn ouderdomspensioen te verhogen. Indien de deelnemer kiest voor handhaving van het partnerpensioen, dient het keuzeformulier alleen te worden ondertekend door de deelnemer. Wordt gekozen voor het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het partnerpensioen, dan dient het keuzeformulier zowel door de deelnemer als de partner die aanspraak kan maken op partnerpensioen te worden ondertekend. Het keuzeformulier dient binnen twee maanden na verstrekking aan de werkgever geretourneerd te worden. Bij deze uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen door uit te gaan van sekseneutrale uitruilpercentages, die zijn vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. 8. Het fonds biedt de deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap en op de pensioeningangsdatum aan geheel of gedeeltelijk afstand te doen van het ouderdomspensioen ter verhoging van de aanspraak op partnerpensioen. De werkgever verstrekt de deelnemer uiterlijk twee maanden vóór de pensioeningangsdatum een keuzeformulier, waarop de deelnemer zijn keuze aangeeft ten aanzien van het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het ouderdomspensioen ten einde zijn partnerpensioen te verhogen. Wordt gekozen voor het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het ouderdomspensioen, dan dient het keuzeformulier zowel door de deelnemer als de partner die aanspraak kan maken op partnerpensioen te worden ondertekend. Het keuzeformulier dient binnen twee maanden na verstrekking aan de werkgever geretourneerd te worden. Indien toepassing is gegeven aan artikel 7, kan zolang de ex-partner in leven is, het deel van het ouderdomspensioen ten aanzien waarvan de ex-partner recht op uitbetaling heeft verkregen, niet worden omgezet in partnerpensioen. Bij deze uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen door uit te gaan van sekseneutrale uitruilpercentages, die zijn vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. 9. Indien sprake is van verkregen aanspraken op bijzonder partnerpensioen heeft de keuze met betrekking tot het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het partnerpensioen geen betrekking op het bijzonder partnerpensioen. 10. Bij werkloosheid en volledige arbeidsongeschiktheid kan geen gebruik gemaakt worden van de mogelijkheid tot uitstel of vervroegen van de pensioendatum. 11. De in dit artikel bedoelde sekseneutrale percentages worden in de bijlagen 1 tot en met 3 bij dit reglement opgenomen. Deze percentages worden jaarlijks per 1 januari door het bestuur voor een periode van 1 jaar vastgesteld. Basispensioenreglement 11

12 Artikel 6. (Premievrijstelling bij) arbeidsongeschiktheid 1. Met inachtneming van het hierna bepaalde, bestaat voor de werkgever recht op vrijstelling van een met de mate van arbeidsongeschiktheid variërend gedeelte van de aan het fonds verschuldigde premie, indien en zolang een deelnemer ten minste 25% arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO, dan wel 35% in de zin van de WIA, mits hij gedurende 104 weken onafgebroken ten minste 15% arbeidsongeschikt is geweest in de zin van de WAO dan wel 35% in de zin van de WIA en een uitkering ingevolge de WAO dan wel de WIA heeft ontvangen. Buiten beschouwing wordt gelaten arbeidsongeschiktheid (c.q. toeneming daarvan ontstaan binnen drie jaar op grond van de bestaande arbeidsongeschiktheidsoorzaak) die is ingetreden vóór de 17 e verjaardag van de deelnemer of die met zo een arbeidsongeschiktheid samenhangt dan wel arbeidsongeschiktheid die bestond voorafgaande aan indiensttreding bij de werkgever. De pensioenopbouw wordt voor het op de arbeidsongeschiktheid betrekking hebbende gedeelte voortgezet in overeenstemming met het percentage premievrijstelling als genoemd in lid 4, uitgaande van de pensioengrondslag, franchise en parttimefactor ten tijde van de aanvraag van de premievrijstelling. 2. Voor het bepalen van het onafgebroken zijn zoals bedoeld in het vorige lid, worden perioden van arbeidsongeschiktheid samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen. 3. Een verleende vrijstelling eindigt op de pensioendatum van de deelnemer. Voorts eindigt de vrijstelling zodra de arbeidsongeschiktheid gedurende één maand minder heeft bedragen dan 15% in de zin van de WAO dan wel 35% in de zin van de WIA. Indien de premievrijstelling overeenkomstig laatstgenoemde bepalingen is geëindigd, dient voor hernieuwde verlening van premievrijstelling opnieuw te zijn voldaan aan het in lid 4 gestelde. 4. De grootte van de vrijstelling en omvang van de voortzetting van de pensioenopbouw is gebaseerd op onderstaande tabel: Bij een mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO van: bedraagt het percentage premievrijstelling: 0 tot 25% 0 25 tot 35% tot 45% tot 55% tot 65% tot 80% tot 100% 100 Bij een mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WIA van: bedraagt het percentage premievrijstelling: 0 tot 35% 0 35 tot 45% tot 55% tot 65% tot 80% tot 100% 100 Basispensioenreglement 12

13 5. Voor de vaststelling van het bestaan en de mate van arbeidsongeschiktheid dient door de werkgever dan wel de deelnemer een recent officieel stuk te worden overgelegd, waaruit een oordeel blijkt van de bevoegde medische instantie van de WAO dan wel de WIA omtrent de mate en/of de duur van de arbeidsongeschiktheid als bedoeld in het vorige lid. 6. Over het tijdvak tussen het einde van een (gedeeltelijke) vrijstelling en de eerstvolgende premievervaldag is een pro rata premie verschuldigd. 7. De voortzetting van de pensioenopbouw als bedoeld in lid 1 zal telkenjare per 1 januari worden aangepast op basis van artikel 4 lid Het verzoek tot (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling dient schriftelijk door de werkgever bij het bestuur te worden ingediend en dient vergezeld te gaan van bescheiden, waaronder een verklaring omtrent het inkomen uit arbeid van de deelnemer, waaruit de gronden waarop het verzoek steunt blijkt. 9. Indien een werknemer een jaarloon geniet van meer dan het in artikel 3 lid 3 genoemde gemaximeerde pensioengevende jaarloon, daaronder mede begrepen het op grond van artikel 3 lid 5 van dit reglement naar een fulltime jaarloon herrekend parttime jaarloon, wordt over het meerdere boven dit gemaximeerde pensioengevende jaarloon geen voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid toegekend. Basispensioenreglement 13

14 Artikel 7. Verevening van ouderdomspensioen bij scheiding 1. Indien het huwelijk c.q. geregistreerd partnerschap van de (gewezen) deelnemer op of na 1 mei 1995 eindigt door scheiding heeft de (ex-)partner een rechtstreekse aanspraak jegens het fonds op een deel van het aan de (gewezen) deelnemer toekomende ouderdomspensioen. Dit deel is gelijk aan de helft van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien: a. de tot verevening verplichte (gewezen) deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk resp. aanvang van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van de scheiding en b. hij op het tijdstip van scheiding zijn deelnemerschap zou hebben beëindigd anders dan door pensionering of overlijden. Indien het tijdstip van de beëindiging van het deelnemerschap ligt vóór het tijdstip van de scheiding heeft de (ex-)partner een rechtstreekse aanspraak jegens het fonds op de helft van het ouderdomspensioen, dat zou gelden indien de tot verevening verplichte gewezen deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk resp. aangaan van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap. 2. De aanspraak op verevening van het ouderdomspensioen geldt niet of vindt plaats volgens een andere dan de in het eerste lid bedoelde verdeling, indien de (gewezen) deelnemer en de (ex-)partner dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de scheiding zijn overeengekomen of dit reeds bij huwelijkse voorwaarden waren overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de afwijkende overeenkomst aan het fonds te worden overgelegd. 3. Indien op het tijdstip van scheiding het deel van het ouderdomspensioen, waarop recht op uitbetaling bestaat, gelijk of lager is dan het in artikel 66 lid 1 van de PW genoemde bedrag wordt het pensioen niet verevend. 4. Zolang de uitkering aan de (ex-)partner toekomt wordt deze in mindering gebracht op het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer. De uitkering van het aan de (ex- )partner toegerekende ouderdomspensioen vervalt op de laatste dag van de maand, waarin de datum van overlijden van de (gewezen) deelnemer valt, dan wel indien eerder, op de laatste dag van de maand waarin de (ex-)partner overlijdt. 5. Het fonds verstrekt de (ex-)partner een bewijsstuk van zowel de tijdens het huwelijk respectievelijk geregistreerd partnerschap opgebouwde aanspraak waarop de verevening zal worden gebaseerd alsmede de ingangsdatum van de uitbetaling. De (gewezen) deelnemer ontvangt daarvan een afschrift. 6. Met inachtneming van het in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding ter zake bepaalde kan het in de voorafgaande leden van dit artikel bedoelde deel van het ouderdomspensioen en het krachtens artikel 14 toegekende bijzonder partnerpensioen worden omgezet in een (eigen) aanspraak op ouderdomspensioen voor de (ex- )partner, mits dit bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding is overeengekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht dat het instemt met bedoelde omzetting. 7. Het fonds verstrekt aan de (ex-)partner een bewijsstuk van de eigen aanspraak op ouderdomspensioen. De (gewezen) deelnemer ontvangt daarvan een afschrift. De (gewezen) deelnemer ontvangt voorts een opgave van de verminderde pensioenen. 8. De aanspraak op ouderdomspensioen van een (gewezen) deelnemer kan zonder toestemming van diens partner niet bij overeenkomst tussen enerzijds de (gewezen) deelnemer en anderzijds het fonds of de werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PW, tenzij de partners het recht op Basispensioenreglement 14

15 pensioenverevening ingevolge de Wet verevening bij pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. Elk beding, strijdig met het bepaalde in dit lid is nietig. 9. Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding steeds in acht worden genomen. 10. Het recht op verevening kan alleen dan rechtstreeks jegens het fonds worden uitgeoefend, indien de scheiding binnen twee jaar na het tijdstip van de scheiding op de in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding voorgeschreven wijze aan het fonds is gemeld. 11. Het fonds is bevoegd de kosten van een verevening aan de (gewezen) deelnemer en de (ex-)partner ieder voor de helft in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen. Basispensioenreglement 15

16 Artikel 8. Totstandkoming en wijziging van het pensioenreglement 1. De pensioenovereenkomst komt tot stand door de bepaling in de tussen de werkgever en werknemer af te sluiten arbeidsovereenkomst, waarin de CAO voor het verzekeringsbedrijf (inclusief de daarin opgenomen bepalingen terzake van pensioenen) van toepassing wordt verklaard. 2. Het bestuur stelt het pensioenreglement vast in overeenstemming met de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst. Het bestuur zal het pensioenreglement overeenkomstig de CAO voor het verzekeringsbedrijf derhalve wijzigen, ingeval de op de werkgever van toepassing zijnde CAO voor het verzekeringsbedrijf wordt gewijzigd, 3. Het bestuur zal het pensioenreglement eveneens wijzigen, ingeval materiële of formele wetgeving, dan wel de CAO als bedoeld in lid 3, dan wel overige regelgeving (dwingend) leidt tot wijziging van het pensioenreglement. 4. De tot aan de wijziging van de pensioenovereenkomst opgebouwde pensioenaanspraken worden niet door de wijzigingen als bedoeld in dit artikel aangetast. Basispensioenreglement 16

17 Artikel 9. Deelnemersjaren 1. Als deelnemersjaren tellen mee de tot aan de pensioeningangsdatum als deelnemer in deze pensioenregeling krachtens arbeidsovereenkomst bij de werkgever doorgebrachte dienstjaren. 2. Een deelnemersjaar is gelijk aan een kalenderjaar. Het aantal deelnemersjaren zal tot op maanden nauwkeurig worden vastgesteld. Hierbij zal een gedeelte van een maand van ten minste 15 dagen voor een maand worden gerekend. Het fonds registreert de deelnemersjaren. 3. Indien een deelnemer voorafgaande aan zijn deelnemerschap premievrije pensioenaanspraken heeft verworven uit hoofde van een voorgaand dienstverband en de waarde van de aanspraken in het fonds aanwezig is of aan het fonds wordt overgedragen, zullen aan de deelnemer daarvoor extra pensioenaanspraken in deze regeling worden toegekend. De methode van vaststelling van het aantal toe te kennen extra pensioenaanspraken in deze regeling alsmede de voorwaarden waaronder een en ander mogelijk is, zullen worden gebaseerd op de in artikel 71 van de PW opgenomen bepalingen met inachtneming van de bij algemene maatregel van bestuur geldende regels. Basispensioenreglement 17

18 Artikel 10. Parttimers 1. Indien het tussen de deelnemer en de werkgever in enig deelnemersjaar overeengekomen aantal werkuren minder is dan de normale arbeidsduur conform het bepaalde in de CAO voor het verzekeringsbedrijf, zal een parttime-factor worden bepaald. Deze factor wordt gevonden door het aantal overeengekomen werkuren te delen door het normale aantal werkuren in dat jaar. 2. Per de datum van toetreding als deelnemer, en vervolgens telkenjare per 1 januari, wordt de parttime-factor bedoeld in het vorige lid voor dat jaar vastgesteld. Wijzigingen van de parttime-factor kunnen uitsluitend per 1 januari plaatsvinden, tenzij de werkgever anders beslist. 3. Voor elk jaar, waarin de in het eerste lid bepaalde parttime-factor wordt vastgesteld, gelden de volgende consequenties: a. het in artikel 3 lid 3 bedoelde jaarloon wordt gedeeld door de parttime-factor en aldus herleid naar een jaarloon, behorende bij de normale arbeidsduur; b. vervolgens zal voor het vaststellen van de geldende pensioengrondslag, de na toepassing van sub a. verkregen pensioengrondslag worden vermenigvuldigd met de parttime-factor; c. in geval van overlijden van de deelnemer zal voor het bepalen van het partnerpensioen de parttime-factor eveneens worden toegepast op de jaren gelegen tussen de datum van overlijden en de pensioendatum. Basispensioenreglement 18

19 Artikel 11. Financiering van de pensioenen 1. De financiering van de pensioenen geschiedt door middel van een jaarlijkse kostendekkende premie, die bestaat uit: a. de koopsom, benodigd voor inkoop van de pensioengedeelten, gerelateerd aan het betreffende kalenderjaar; b. risicopremies voor de nog niet ingekochte gedeelten van de partner- en wezenpensioenen alsmede voor de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, die, zulks in tegenstelling tot het onder a. bepaalde, geheel tegen risicopremie worden verzekerd; c. opslag voor in stand houden van het vereist eigen vermogen; Indien op grond van wet- en regelgeving nadere eisen worden gesteld aan de kostendekkende premie, meer in het bijzonder welke componenten tot deze premie gerekend kunnen worden, zal het pensioenreglement zonodig hierop worden aangepast. 2. De totale jaarpremie is ieder jaar per 1 januari door de werkgever aan het fonds verschuldigd. Bij toetreding van een deelnemer in de loop van een kalenderjaar, wordt per de datum van toetreding een gedeeltelijke jaarpremie verschuldigd over de periode tot de eerstvolgende eerste januari. Bij eindiging van de deelneming in de loop van een kalenderjaar en anders dan als gevolg van overlijden van de deelnemer, wordt het deel van de jaarpremie betrekking hebbende op het jaargedeelte, na de einddatum door het fonds gerestitueerd. 3. Voor deelnemers geldt de eigen bijdrage zoals vastgesteld in de CAO Verzekeringsbedrijf Binnen- en Buitendienst (2015: 6% van de pensioengrondslag). 4. De werkgever is verplicht de door hem per 1 januari voor het komende kalenderjaar verschuldigde premie (inclusief de op het loon ingehouden eigen bijdrage van de deelnemers) uiterlijk binnen een maand na aanvang van het boekjaar op voorschot basis aan het pensioenfonds te voldoen. De werkgever voldoet de definitieve feitelijke premie, bestaande uit de werkgeverspremie en de eigen bijdrage van de deelnemers, binnen één maand na einde van het boekjaar onder verrekening van de op voorschotbasis betaalde premie. 5. De werkgever behoudt zich het recht voor in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden de grootte van zijn bijdrage te verminderen of de betaling daarvan geheel te staken. Wanneer de werkgever voornemens is tot uitoefening van de bevoegdheid op grond van het in de eerste zin genoemde voorbehoud over te gaan, zal hij dit onverwijld schriftelijk mededelen aan het bestuur en aan degenen, wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen. 6. De werkgever behoudt zich het recht voor om de pensioenregeling zonder instemming van de werknemer te wijzigen indien sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. 7. Het bestuur kan de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen, indien voldaan is aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 134 van de PW zoals dat van tijd tot tijd zal gelden. Basispensioenreglement 19

20 Artikel 12. Overdracht van risico 1. De pensioenverplichtingen van het fonds kunnen geheel of gedeeltelijk worden gedekt door het sluiten van (her)verzekeringsovereenkomsten met één of meer levensverzekeringmaatschappijen waarbij het fonds zal optreden als verzekeringnemer en begunstigde. 2. Het fonds zal zich steeds ten opzichte van een gewezen deelnemer of een andere belanghebbende volledig kunnen kwijten, door aan de gewezen deelnemer of andere belanghebbende één of meer polissen van levensverzekering over te dragen, rechtgevende op gelijke uitkeringen als waartoe de gewezen deelnemer of een andere belanghebbende t.a.v. het fonds gerechtigd is. In geval van een overdracht als hierboven bedoeld, zal de gewezen deelnemer voor wat betreft het ouderdomspensioen, zijn verzekerde partner voor wat betreft het partnerpensioen, zijn ex-partner voor wat betreft het bijzonder partnerpensioen, en de wettige vertegenwoordiger van het kind voor wat betreft het wezenpensioen, als begunstigde kunnen aanwijzen. Deze begunstiging kan door de betrokken belanghebbende onherroepelijk worden gemaakt. De herverzekeraar zal op de over te dragen polis(sen) aantekenen, dat ten aanzien van de daarin belichaamde verzekeringen, de voorschriften van de PW van kracht blijven. In het bijzonder is geen afkoop toegestaan anders dan door of krachtens de hiervoor genoemde wet, noch wijziging van de begunstiging anders dan ten behoeve van de verzekerde en/of diens nabestaanden. 3. Indien en voorzover risico-overdracht ingevolge het bepaalde in de vorige leden van de reglement heeft plaatsgevonden, gelden de voorwaarden van de herverzekeraar. Basispensioenreglement 20

21 Artikel 13. Bijzondere bepalingen ten aanzien van het partner- en wezenpensioen 1. Bij huwelijk, aangaan van een geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding van een gewezen deelnemer op of na zijn pensioendatum zal geen recht op partner- en wezenpensioen worden verleend. 2. De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner van de (gewezen) deelnemer kan zonder toestemming van de partner niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer en het fonds of de werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PW. Elk beding, strijdig met het bepaalde in dit lid, is nietig. 3. Het opnemen door de deelnemer van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden tijdens de deelneming is niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen als genoemd in dit reglement. Basispensioenreglement 21

22 Artikel 14. Bijzonder partnerpensioen 1. In het geval van echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van de gezamenlijke huishouding heeft de ex-partner recht op een premievrije aanspraak op bijzonder partnerpensioen. 2. De grootte van het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het premievrij partnerpensioen dat de deelnemer ten behoeve van de partner zou hebben verkregen als op de echtscheidingsdatum dan wel de datum van ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van de gezamenlijke huishouding het deelnemerschap zou zijn beëindigd anders dan door pensionering of overlijden. Indien de echtscheidingsdatum dan wel de datum van ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed dan wel de datum van beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel de datum van beëindiging van de gezamenlijke huishouding ligt na de beëindiging van het deelnemerschap is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan het vastgestelde premievrije partnerpensioen bij het beëindigen van zijn deelnemerschap en verhoogd op basis van het bepaalde in artikel 4 lid Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer en de ex-partner een bewijs van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen. 4. Het bepaalde in lid 1 vindt geen toepassing indien de deelnemer en de partner dit bij huwelijkse voorwaarden of in de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding of de beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de beëindiging van de gezamenlijke huishouding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. 5. Het bijzondere partnerpensioen, bedoeld in dit artikel, wordt uitgekeerd aan de expartner op dezelfde wijze als het partnerpensioen, zoals omschreven in artikel 2 lid 2 sub b. Basispensioenreglement 22

23 Artikel 15. Uitgesloten risico s 1. Het recht op partner- en wezenpensioen vervalt: a. indien de deelnemer of gewezen deelnemer is overleden bij of als gevolg van luchtaanvallen, andere vijandelijkheden of oorlogshandelingen, oproer of burgeroorlog, onverschillig of de deelnemer getroffen wordt in of buiten dienst van de werkgever. De pensioenen zullen echter worden uitgekeerd, voorzover het fonds daartoe in staat is; b. gedurende de tijd en bij overlijden als gevolg van het feit dat de deelnemer of gewezen deelnemer zich blootstelt aan bijzondere gevaren van luchtvaart, zoals het deelnemen aan vliegtochten anders dan als passagier van een erkende luchtvaartmaatschappij; c. voor die belanghebbenden door wiens opzettelijk toedoen of grove schuld de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt. 2. In de gevallen waarin het recht op partner- en wezenpensioen vervalt, zal een partneren wezenpensioen worden verleend, gebaseerd op de som van alle voor de deelnemer of gewezen deelnemer in het fonds gereserveerde bedragen, met dien verstande echter, dat dit partner- en wezenpensioen in geen geval de reglementaire bedragen kan overtreffen. 3. Aanspraak op premievrijstelling bij intredende gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bestaat niet, indien de arbeidsongeschiktheid of de toeneming daarvan een gevolg is van: a. opzet, grove schuld of roekeloosheid van de deelnemer, dan wel poging tot zelfmoord; b. oorlog, oorlogshandelingen of atoomkernreacties, één en ander in de ruimste zin des woords; c. het maken van een vliegtocht met een militair vliegtuig anders dan uitsluitend als gewoon passagier; d. een ziels- of lichaamsgebrek, dat bestond bij toetreding als deelnemer; e na toetreding als deelnemer opgekomen dusdanige verzwaring van het risico op arbeidsongeschiktheid, dat het fonds niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben verzekerd, indien die omstandigheden bij toetreding als deelnemer zouden hebben bestaan, één en ander ter beoordeling van het bestuur. 4. Indien en voor zover risico-overdracht ingevolge het bepaalde in artikel 12 van dit reglement heeft plaatsgevonden, gelden ten aanzien van de uitgesloten risico s de voorwaarden van de herverzekeraar, met dien verstande dat de bepaling, omschreven in het eerste lid sub c., ook van kracht blijft, indien de herverzekeraar gunstiger voorwaarden stelt. Basispensioenreglement 23

24 Artikel 16. Anticumulatie 1. Indien een pensioengerechtigde in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de WAO dan wel de WIA en een arbeidsongeschiktheidspensioen dan wel een arbeidsongeschiktheidsverzekering, wordt het ouderdomspensioen en het eventueel vóór 1 januari 2006 opgebouwde overbruggingspensioen verminderd met deze uitkeringen. 2. De (gewezen) deelnemer dient van een toekenning c.q. wijziging van een uitkering ingevolge de WAO dan wel de WIA schriftelijk mededeling te doen aan het fonds. Indien de (gewezen) deelnemer niet of niet tijdig aan deze verplichting voldoet, is het fonds gerechtigd eventueel teveel of ten onrechte betaalde uitkeringen van de (gewezen) deelnemer terug te vorderen c.q. te verrekenen met nog te betalen uitkeringstermijnen. Basispensioenreglement 24

25 Artikel 17. Einde van de deelneming 1. Indien de deelneming eindigt vóór de pensioendatum anders dan door (vervroegde) pensionering of als gevolg van overlijden vervallen de aan de deelnemer toegekende pensioenaanspraken, behoudens het hierna bepaalde. 2. Het fonds stelt de hoogte vast van de premievrije aanspraken op ouderdomspensioen en bijbehorend partner- en wezenpensioen alsmede een eventueel vóór 1 januari 2006 opgebouwd overbruggingspensioen. Hierbij wordt, wat betreft de gegevens die voor de vaststelling van de pensioenaanspraken van belang zijn, uitgegaan van de gegevens zoals deze gelden ten tijde van de beëindiging van het deelnemerschap. 3. De in het tweede lid bedoelde premievrije pensioenaanspraken zijn gelijk aan de op de datum van beëindiging van het deelnemerschap tijdsevenredig opgebouwde pensioenaanspraken. 4. De gewezen deelnemer ontvangt een schriftelijk bewijs van de hem verleende pensioenaanspraken. Tevens zal na elke wijziging een nieuw bewijs worden verstrekt. 5. Het fonds heeft met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de PW het recht om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming pensioenaanspraken af te kopen, indien op basis van de opgebouwde pensioenaanspraken de uitkeringen kleiner zijn dan het in artikel 66 lid 1 genoemde bedrag. De hoogte van het afkoopbedrag zal worden bepaald door het bestuur na advies van de actuaris of in overeenstemming met de herverzekeraar, indien en voorzover de pensioenen zijn herverzekerd, op basis van een sekseneutrale afkoopvoet. Deze afkoopvoet wordt vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De afkoopvoet wordt in bijlage 4 bij dit reglement opgenomen en door het bestuur voor een periode van 1 jaar vastgesteld. 6. De in het tweede lid bedoelde premievrije aanspraken worden op verzoek van de gewezen deelnemer overgedragen aan het pensioenfonds dan wel de verzekeringsmaatschappij waar de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer de pensioenaanspraken van betrokkene heeft verzekerd in alle gevallen waarin de PW dat toestaat. Het bedrag van de overdrachtswaarde zal worden vastgesteld op basis van de door het bestuur vastgestelde richtlijnen, met inachtneming van de krachtens artikel 71 van de PW bij algemene maatregel van bestuur gestelde regels. Basispensioenreglement 25

26 Artikel 18. Waardeoverdracht 1. Het fonds is verplicht tot waardeoverdracht conform de wettelijke vereisten en rekenen procedureregels inzake waardeoverdracht zoals bepaald bij of krachtens artikel 71 van de PW. 2. Het in dit artikel bepaalde is van toepassing ingeval het dienstverband van een werknemer met de werkgever anders dan door overlijden of pensionering individueel beëindigd wordt en daarmee ook het deelnemerschap aan de pensioenregeling van de werkgever en de werknemer in dienst treedt van een andere werkgever en wordt opgenomen in de pensioenregeling van die andere werkgever. 3. De waarde van de behouden aanspraken uit hoofde van de pensioenregeling van de vorige werkgever wordt op verzoek van de betrokken deelnemer overgedragen aan het fonds en vervolgens omgezet in aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen jegens het fonds. De omgezette pensioenaanspraken jegens het fonds zullen geacht worden te zijn verkregen in dienst van de werkgever. 4. Het fonds zal aan de deelnemer na de aanvang van het deelnemerschap een schriftelijke opgave verstrekken van het aantal extra deelnemersjaren en de daaruit voortvloeiende pensioenaanspraken op basis van de dan geldende pensioengrondslag, alsmede van de eventueel als gevolg van de maximering gehandhaafde nominale aanspraken. 5. De behouden aanspraak op bijzonder partnerpensioen kan niet worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever, zodat deze aanspraak blijft bestaan jegens het fonds. 6. Door de waardeoverdracht komen de desbetreffende aanspraken van de betrokken deelnemer dan wel de nabestaanden uit hoofde van de pensioenregeling van de vorige werkgever te vervallen. 7. Zodra de betrokken deelnemer heeft verzocht om waardeoverdracht, is het pensioenfonds c.q. de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever verplicht tot overdracht van de waarde van de daarvoor in aanmerking komende pensioenaanspraken. 8. Zolang de extra reserve van het fonds meer bedraagt dan 5% van de voorziening pensioenverplichtingen, zullen de lasten c.q. baten uit hoofde van overdracht in enig jaar niet worden verrekend met de werkgever. Zodra de extra reserve als gevolg van plaatsgevonden hebbende overdrachten daalt onder het gewenste minimum niveau van 5% van de voorziening pensioenverplichtingen, zal het tekort door middel van een aanvullende dotatie door de werkgever teniet worden gedaan. Telkenjare zal de extra reserve ten laste van het resultaat worden verhoogd met 5% van de toename van de voorziening pensioenverplichtingen. Het bestuur kan besluiten om af te wijken van de in dit lid vermelde regeling ter voorkoming van een aanvullende dotatie door de werkgever. 9. Het fonds is bevoegd mee te werken aan vrijwillige (collectieve) waardeoverdrachten als bedoeld bij of krachtens de PW. Basispensioenreglement 26