STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

Transcriptie

1 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

2 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN VERORDENEND 1 Algemene voorschriften Gebouwen en constructies voor openbaar nut kunnen in elke bestemmingszone worden toegelaten mits ze qua volume en voorkomen niet storend zijn en qua uitbating geen abnormale hinder en/of risico betekenen voor de omgeving. Onder gebouwen en constructies voor openbaar nut vallen alle nutsvoorzieningen als elektriciteit, gas, telefoon, e.d. maar ook waterberging en -afvoer als bekkens, grachten, rioleringen, pompsystemen, e.d. Bestaande gebouwen, verhardingen en alle elementen die regelmatig vergund zijn, kunnen qua plaats, bezetting en numerieke voorschriften gehandhaafd blijven in hun huidige toestand. Ze krijgen wel een uitdovend karakter en kunnen niet meer gewijzigd worden qua voorkomen of functie zonder aan onderhavig RUP te voldoen. Landbouwactiviteiten kunnen verder gezet worden tot de nieuwe functie concreet wordt gerealiseerd. Bij gefaseerde inrichting dient een inrichtingsschets voor het volledige gebied ter informatie worden bijgevoegd bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zodat duidelijk is dat een verdere ontwikkeling niet gehypothekeerd wordt. De hoofdbestemming is deze waarvoor 70% of meer van de totale gerealiseerde vloeroppervlakte per bedrijfsperceel bestemd is. De nevenbestemming is deze waarvoor 30% of minder van de totale gerealiseerde vloeroppervlakte per bedrijfsperceel aangewend wordt. bouwhoogte: De hoogte van het gebouw wordt gemeten vanaf het aanzetpeil van de inkomdorpel tot de nokhoogte of dakrand bij plat dak. Het aanzetpeil van de inkomdorpel ligt max. 0.40m hoger dan het peil RUP Bootweg november 2015 WVI

3 VERORDENEND van het openbaar domein op de rooilijn. Bij geaccidenteerd terrein wordt het maaiveld ter plaatste van de beschouwde gevel als referentiepunt genomen. Men spreekt van geaccidenteerd terrein wanneer het terrein reeds een reliëfwijziging heeft ondergaan en het peil ter hoogte van de rooilijn niet kan geïdentificeerd worden. Integrale ophoging van het maaiveld van het bouwperceel is niet toegestaan. Duurzame energiebronnen zijn toegestaan met uitzondering van individuele windmolens. 2 Inrichtingsvoorschriften naar waterafvoer Gescheiden aansluiting is verplicht wanneer op het openbaar domein een gescheiden stelsel aanwezig is. Nieuwe ontsluitingen dienen voorzien te zijn op gescheiden waterafvoer. 2.1 Afvalwater Afvalwaterafvoer dient aangesloten te worden op het openbare rioleringsstelsel. Lozen op waterlopen, al dan niet ingebuisd is niet toegestaan. 2.2 Hemelwater Opvang en buffering van hemelwater van het hoofdgebouw is verplicht alvorens te lozen in de openbare riolering. Herbruik van hemelwater dient nagestreefd te worden alvorens te infi ltreren of vertraagd af te voeren. Bufferen kan individueel of gemeenschappelijk ingericht worden. Er kan een bufferbekken of ingrepen naar waterbeheersing voorzien worden binnen elke bestemmingszone van onderhavig RUP mits deze op ruimtelijk interessante wijze wordt geïntegreerd en waarbij de hoofdfunctie van de bestemmingszone niet in gedrang komt. WVI november 2015 RUP Bootweg

4 VERORDENEND Lozing van hemelwater in natuurlijke waterlopen kan. De lozing dient wel vertraagd te worden. Tenzij anders vermeld in de milieuwetgeving dient alle hemelwater van verharding gebufferd te worden alvorens geloosd in de riolering of geloosd in een waterloop. Voor niet-vervuild hemelwater wordt de voorkeur gegeven aan infi ltratie of herbruik. Verhardingen dienen aangelegd te worden in waterdoorlatende materialen of dienen af te vloeien naar onverharde zones op eigen terrein voor infi ltratie mits dit (milieu)technisch verantwoord is. Vervuild water dient afgevoerd te worden naar de riolering. Met milieutechnisch wordt bedoeld dat vervuilde oppervlaktes om milieuredenen als vb. olie/ waterdicht moeten zijn, m.a.w. oppervlaktes waarvoor waterdichte materialen vereist worden in functie van mogelijke vervuiling. Technische redenen kunnen zijn druk, stabiliteit, e.d. 3 Materialen De gebruikte materialen dienen zowel eigentijds als duurzaam te zijn. De materialen voor de van op de openbare weg of vanaf de Leiezijde zichtbare bouwdelen dienen qua kleur, textuur en schaal de continuïteit in het straatbeeld te ondersteunen. Boogloodsen en plastiek tunnels zijn niet toegestaan. De voorkeur wordt gegeven aan neutrale tinten die harmoniëren met het landschap, felle contrasterende tinten worden geweerd. Groendaken zijn toegestaan RUP Bootweg november 2015 WVI

5 ART. 1: ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID VERORDENEND 1 Bestemmingsvoorschriften Deze zone behoort tot de categorie Bedrijvigheid 1.1 hoofdbestemming Het bedrijventerrein is bestemd voor niet milieu-belastende lokale bedrijven met een beperkte omvang, die een louter functionele relatie tot de kern hebben en een lokale beperkte reikwijdte. Bedrijfspercelen mogen max. 5000m² zijn per perceel. Een uitzondering kan gemaakt worden voor de bestaande bedrijfssite indien deze als geheel behouden wordt of wanneer een perceel ingericht wordt i.f.v. bedrijfsverzamelgebouwen. volgende activiteiten zijn niet toegelaten: detailhandel, horeca, agrarische productie, autonome kantoren, afvalverwerking met inbegrip van recyclage, verwerking en bewerking van mest en slib, inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Een lokaal bedrijf is een be- en verwerkend bedrijf dat een verzorgend karakter heeft ten aanzien van de omgeving, dat wat schaal betreft aansluit bij de omgeving en beperkt is van omvang. (RSV) Ondermeer de volgende activiteiten zijn toegelaten: productie, opslag en verwerking van goederen productie van energie onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten transport- en distributie-activiteiten groothandel Met productie van energie wordt verstaan installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie, warmtekrachtkkoppeling,... Met transport- en distributie-activiteiten wordt verstaan op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie, dataverwerking en communicatie in relatie met transport- en expeditieactiviteiten. Met groothandel wordt bedoeld bedrijven die intermediair zijn tussen de producenten van goederen en de detailhandelaars voor dezelfde goederen.(serv) Detailhandel is distribuerende handel die zich richt op de verkoop van producten aan eindgebruikers. Met autonome kantoren wordt bedoeld bedrijven met als hoofdactiviteit privé- en overheidsdienstverlening met een hoofdzakelijk administratief karakter en een hoge personeelsintensiteit. De kantooractiviteit is hier niet ondergeschikt aan andere bedrijfsactiviteiten zoals productie of verwerking van goederen. Deze bepaling slaat op alle inrichtingen die vallen onder de toepassing van de SEVESO-bedrijven, zowel hogedrempelinrichtingen als lagedrempelinrichtingen WVI november 2015 RUP Bootweg

6 VERORDENEND 1.2 nevenbestemming In nevenbestemming zijn functies in kader van de bedrijfsvoering toegelaten: de noodzakelijke kantoren, tentoonstellingsruimte, EHBO, sociale uitrusting en voorzieningen in functie van het bedrijf, toeritten, parking, bedieningsweg, stapelplaatsen, laad- en losplaatsen, waterberging, e.d. Eén bedrijfswoning per perceel is toegelaten mits deze geïntegreerd is in het bedrijfsgebouw. De woning mag zich niet op het gelijkvloers bevinden en mag max. 200m² vloeroppervlakte omvatten. Zijn verboden: Autonome kantoren horeca zuivere handelszaken 2 Bebouwingsvoorschriften 2.1 inplanting Afstand tot de rooilijn, min. 5m Afstand tot de achterperceelsgrens: min 5m, tenzij gekoppeld wordt met een gelijkaardig bedrijfsgebouw Afstand tot de zijperceelsgrens: 0 of 4m. Een bedrijfsgebouw kan gekoppeld worden met een gelijkwaardig gebouw langs één of beide zijgevels. Bij een open bebouwing kan het hoofdgebouw langs 1 zijde met de zijgevel op de percelsgrens gebouwd worden. Aan de andere zijde dient min. 4m gevrijwaard te blijven van bebouwing. Binnen de afgebakende stroken langs de perceelsgrenzen mag niet gebouwd worden uitgezonderd de hoofdgebouwen die gekoppeld worden RUP Bootweg november 2015 WVI

7 VERORDENEND De niet aangebouwde delen van muur waartegen gebouwd wordt, dient verder afgewerkt te worden in harmonie met de aanpalende gevels. Gevels die op de perceelsgrens gebouwd worden maar niet bedoeld zijn om aan te bouwen dienen volledig afgewerkt te worden conform de rest van het gebouw. 2.2 bouwhoogte Bouwhoogte max. 13m. 2.3 dakvorm Dakvorm is vrij 2.4 terreinbezetting Binnen de zone geldt een minimale bezettingscoëffi ciënt van 50% en een minimale bebouwingscoëffi ciënt van 25%.. Bezettingscoëffi ciënt: de bezettingscoëffi ciënt is de verhouding tussen de oppervlakte ingenomen voor bedrijfsdoeleinden ten opzichte van de totale oppervlakte van het perceel. Onder oppervlakte ingenomen voor bedrijfsdoeleinden worden alle oppervlaktes gerekend ingenomen door (bedrijfs)gebouwen, verhardingen die functioneel noodzakelijk zijn voor de economische activiteit (i.f.v. parking, dienstwegen, stapelplaatsen in open lucht, ) en constructies die geen gebouwen zijn (dockshelters, laaddokken, ). Bebouwingscoëffi ciënt: de bebouwingscoëffi ciënt is de verhouding tussen de oppervlakte ingenomen door gebouwen ten opzichte van de totale oppervlakte van het perceel. Een gebouw is een constructie die minstens een dak heeft. Ook ondermeer uitkragende luifels aan een gebouw en halfopen stapelplaatsen (bv in functie van drogen van materiaal) worden als gebouw meegerekend. WVI november 2015 RUP Bootweg

8 VERORDENEND 3 Inrichtingsvoorschriften 3.1 toegang tot het perceel Parkeerruimte voor bezoekers en personeel dienen op eigen perceel voorzien te worden. Eventueel kan deze wel gemeenschappelijk voorzien worden met één of meerdere aanpalende bedrijven. Parkeerplaatsen mogen niet rechtstreeks vanaf de openbare weg ontsloten worden, maar dienen bereikbaar te zijn via een oprit. Ontsluiting wordt genomen via de Bootweg. Met uitzondering van de site Van Rullen. Ter hoogte van de Bootweg kan een insteek gerealiseerd worden om de achterliggende percelen te ontsluiten via interne circulatie. Deze ontsluiting is aangeduid op plan in geel geblokte pijl in overlay. De afstand tussen de rooilijnen is min. 10m. De ontsluitingsweg is ten opzichte van zijn as verschuifbaar over een afstand van 40m aan beide zijden van de as of kan afgebogen worden ifv de ontwikkeling. Het parkeren voor bezoekers en personeel wordt in eerste instantie in de achteruitbouwstrook, tussen rooilijn en gebouw, georganiseerd. Ook wanneer de site van Rullen wordt vervangen door nieuwbouw kunnen de bedrijven palend aan de Menensesteenweg rechtstreeks ontsloten worden of de ontsluiting groeperen op 1 punt via een gemeenschappelijk binnenplein 3.2 onbebouwde ruimte De onbebouwde ruimte kan tot 80% verhard worden. Verhardingen in functie van de bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, maar moeten beperkt worden tot wat strikt noodzakelijk is. Voor functies in open lucht waarvoor omwille van (milieu)technische redenen geen ondoorlatende verharding vereist is, dient een waterdoorlatende verharding aangewend te worden. Met milieutechnisch wordt bedoeld dat vervuilde oppervlaktes om milieuredenen als vb. olie/ waterdicht moeten zijn, m.a.w. oppervlaktes waarvoor waterdichte materialen vereist worden in functie van mogelijke vervuiling. Technische redenen kunnen zijn druk, stabiliteit, e.d. De hoogstambomen worden bij voorkeur in de achteruitbouwstrook t.o.v. het openbaar domein aangeplant. De resterende ruimte dient ingericht te worden als groenstrook beplant met streekeigen beplanting of gazon. Min 1 hoogstamboom per 5 par RUP Bootweg november 2015 WVI

9 VERORDENEND keerplaatsen moet voorzien worden met een minimum van 1 hoogstamboom per bedrijfssite. Stapelen in openlucht is toegelaten vanaf de voorbouwlijn en mits visueel afgeschermd van de openbare weg. Maximale stapelhoogte: 8m WVI november 2015 RUP Bootweg

10 ART. 2: ZONE VOOR WATERGEBONDEN REGIONALE BEDRIJVIGHEID VERORDENEND 1 Bestemmingsvoorschriften Deze zone behoort tot de categorie Bedrijvigheid 1.1 hoofdbestemming Deze zone is bestemd voor watergebonden bedrijvigheid van regionaal belang met een perceelsgrootte van min. 5000m² en de noodzakelijke voorzieningen voor watergebondenheid. Palend aan de waterweg dienen bedrijven bimodaal te zijn, waarbij de waterweg een belangrijk transportmiddel is. Bedrijven niet rechtstreeks palend aan de waterweg dienen of bimodaal te zijn waarbij de kade wordt bereikt via pijpleidingen of tussentransport, of dient proceswater een belangrijk onderdeel te vormen in het productieproces en is de inplanting in de nabijheid van water hierdoor een noodzaak. Het bedrijf dient hierbij de mate van belang van proceswater aan te tonen of de mogelijkheid tot gebruik van de waterweg voor transport. 1.2 nevenbestemming In nevenbestemming zijn functies in kader van de bedrijfsvoering toegelaten: de noodzakelijke kantoren, tentoonstellingsruimte, EHBO, sociale uitrusting en voorzieningen in functie van het bedrijf, toeritten, parking, bedieningsweg, stapelplaatsen, laad- en losplaatsen, waterberging, e.d. Eén bedrijfswoning per perceel is toegelaten mits deze geïntegreerd is in het bedrijfsgebouw. De woning mag zich niet op het gelijkvloers bevinden en mag max. 200m² vloeroppervlakte omvatten. 1.3 zijn verboden: Autonome kantoren horeca zuivere handelszaken inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest Deze bepaling slaat op alle inrichtingen die vallen onder de toepassing van de SEVESO-bedrijven, zowel hogedrempelinrichtingen als lagedrempelinrichtingen RUP Bootweg november 2015 WVI

11 VERORDENEND betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. 2 Bebouwingsvoorschriften 2.1 inplanting Afstand tot de rooilijn: min. 10m Afstand tot de overige kavelgrenzen: min. 5m, tenzij gekoppeld kan worden met een aanpalend gelijkwaardig gebouw. Afstand tot de zone Art. 3: zone voor waterweg en aanhorigheden: min. 10m Binnen de afgebakende stroken langs de perceelsgrenzen mag niet gebouwd worden met uitzondering van de hoofdgebouwen die gekoppeld worden. Uitzondering op de afstanden tot inplanting zijn de installatie voor transport van en naar de waterloop en technische specifi caties in dit verband. Deze kunnen in de volledige zone gebouwd worden. Met installaties voor transport wordt bedoeld: pijpleidingen, pompinstallaties, transportbanden e.d. 2.2 bouwhoogte Bouwhoogte max. 15m, afgebouwd naar 13m voor de eerste vijf meter vanaf de voorbouwlijn met uitzondering van silo s, technisch installaties of wegens veiligheidsmaatregelen. De bouwhoogte van installaties voor transport van en naar de waterloop en de technische specifi caties in dit verband, kunnen eveneens hiervan afwijken indien dit noodzakelijk is voor veiligheid of vrijwaren van doorgang. 2.3 dakvorm Dakvorm is vrij WVI november 2015 RUP Bootweg

12 VERORDENEND 2.4 terreinbezetting Binnen de zone geldt een minimale bezettingscoëfficiënt van 50% en een minimale bebouwingscoëffi ciënt van 25%. Bezettingscoëffi ciënt: de bezettingscoëffi ciënt is de verhouding tussen de oppervlakte ingenomen voor bedrijfsdoeleinden ten opzichte van de totale oppervlakte van het perceel. Onder oppervlakte ingenomen voor bedrijfsdoeleinden worden alle oppervlaktes gerekend ingenomen door (bedrijfs)gebouwen, verhardingen die functioneel noodzakelijk zijn voor de economische activiteit (i.f.v. parking, dienstwegen, stapelplaatsen in open lucht, ) en constructies die geen gebouwen zijn (dockshelters, laaddokken, ). Bebouwingscoëffi ciënt: de bebouwingscoëffi ciënt is de verhouding tussen de oppervlakte ingenomen door gebouwen ten opzichte van de totale oppervlakte van het perceel. Een gebouw is een constructie die minstens een dak heeft. Ook ondermeer uitkragende luifels aan een gebouw en halfopen stapelplaatsen (bv in functie van drogen van materiaal) worden als gebouw meegerekend. 3 Inrichtingsvoorschiften 3.1 toegang tot het perceel Parkeerruimte voor bezoekers en personeel dienen op eigen perceel voorzien te worden. Eventueel kan deze wel gemeenschappelijk voorzien worden met één of meerdere bedrijven. Parkeerplaatsen mogen niet rechtstreeks vanaf de openbare weg ontsloten worden, maar dienen bereikbaar te zijn via een oprit. Bij voorkeur wordt het parkeren ingericht in de achteruitbouwstrook tussen de rooilijn en het hoofdgebouw Ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer wordt genomen via de Bootweg. Er kan geen toegang genomen worden via het jaagpad. Enkel één verbinding naar watergebonden infrastructuur per perceel is toegestaan. De breedte van de toegang wordt bepaald door de functionaliteit en mag maximaal 12m bedragen. De functionaliteit van die toegangsweg dient gemotiveerd te worden in de bouwaanvraag. Bedrijven dienen de nodige veiligheidsmaatregelen ter hoogte van de toegang te treffen om de veiligheid te garanderen en recreatief verkeer te waarschuwen voor het werfverkeer. Wanneer ter hoogte van het Veiligheidsmaatregelen kunnen zijn: waarschuwingslicht dat brandt wanneer de toegang tot de kade wordt gebruik, waarschuwingsbord, e.d. De voorkeur gaat naar een combinatie van elementen; RUP Bootweg november 2015 WVI

13 VERORDENEND jaagpad geen verkeersveiligheid kan gegarandeerd worden, dient het recreatief verkeer omgeleid te worden via de as aangeduid in overlay op het bestemmingsplan. De overlay is beschreven in art. 7 De verbinding Bootweg-jaagpad dient behouden te blijven maar kan ten opzichte van de bestaande toestand omgelegd worden in functie van een duurzame ontwikkeling van de zone en dit aan beide zijde van de huidige as van de weg. De weg wordt na realisatie openbaar domein. De afstand tussen de rooilijnen is min. 12m voor nieuwe ontsluitingswegen. 3.2 onbebouwde ruimte De onbebouwde ruimte kan tot 80% verhard worden. De resterende ruimte dient ingericht te worden als groenstrook beplant met streekeigen beplanting of gazon. Min. 1 hoogstamboom per 5 parkeerplaatsen dient voorzien te worden. Er kan gestapeld worden in openlucht tot max. 8m. Ten opzichte van de openbare weg en Art. 3 Zone voor waterweg en aanhorigheden dient de stapeling in openlucht visueel te worden afgeschermd. Dit scherm kan eveneens voorzien worden in de bouwvrije stroken met een max. van 5m hoogte indien uitgevoerd in vaste constructies. Ten opzichte van Art. 3: zone voor waterweg en aanhorigheden dient een talud voorzien te worden met een minimale hoogte van 1.5m en beplant met streekeigen opgaande beplanting. Dit talud kan enkel onderbroken worden ter hoogte van de watergebonden infrastructuur waar een relatie met het water noodzakelijk is. De beplanting dient maximaal het plantseizoen na de aanleg van het talud gerealiseerd te worden. voorbeeld mogelijke doorsnede ter hoogte van jaagpad. WVI november 2015 RUP Bootweg

14 ART. 3: ZONE VOOR WATERWEG EN AANHORIGHEDENANHORIGHEDEN VERORDENEND 1 Bestemmingsvoorschriften Deze zone behoort tot de categorie bedrijvigheid Deze zone is bestemd als openbaar domein. Binnen deze zone zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor het functioneren en de aanpassing van de waterweg. Daarnaast zijn werken, handelingen en wijzigingen in functie van de ruimtelijke inpassing, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren en leidingen toegelaten. Met kruisende infrastructuren wordt bedoeld transportbanden, pijpleidingen e.d. die water of goederen transporteren van de oevers van de Leie naar het desbestreffende bedrijven en dit bovenof ondergronds, gelijkvloers of ongelijkvloers. 2 Bebouwingsvoorschriften Binnen de zone kunnen geen gebouwen opgetrokken worden met uitzondering van constructies in functie van watergebonden infrastructuren en specifi eke voorzieningen. Hiermee wordt bedoel: laad- en loskranen, pompinstallatie e.d. die geen rechtstreekse connectie hebben met het bedrijf en waarbij menselijke tussenkomst is vereist voor de overslag van goederen. Binnen de zone kan naast de bestaande kade nog bijkomende watergebonden infrastructuur en specifi caties voorzien worden. Binnen de zone kunnen wel installaties opgetrokken worden of voorzien worden voor transport en laad- en losinstallatie voor overslag tussen water en land. Deze installaties dienen op de kaaimuren voorzien te worden en mogen de doortocht via het jaagpad niet hinderen Dit geldt niet wanneer een omleiding voorzien wordt. Hiermee worden installatie bedoeld als transportbanden en pijpleidingen die rechtstreeks in verbinding staan met het bedrijf en met een minimum aan tussenkomst zorgen voor een overslag tussen land en water, een toevoer van water e.d. Installaties die voor de connectie zorgen tussen het bedrijf en het water, dienen of ondergronds voorzien te worden of voldoende vrije hoogte te garanderen zodat doorgaand recreatief verkeer of onderhouds- of dienstvoertuigen niet gehinderd worden. Deze kunnen ook buiten de kaaimuren ingeplant worden, op de oevers van het Leie, zolang ze geen RUP Bootweg november 2015 WVI

15 VERORDENEND hinder veroorzaken voor het recreatief verkeer of de groenvoorzieningen. 3 Inrichtingsvoorschriften Het jaagpad dient ten alle tijde gevrijwaard te blijven en de continuïteit en de veiligheid van de gebruikers mag niet in het gedrang komen. Het jaagpad blijft in eerste instantie een dienstweg in functie van de waterweg, deze functie dient steeds gevrijwaard te blijven. Het gebruik van het jaagpad als recreatieve as is toegestaan mits ongelijkvloerse kruisingen of mits het aanbrengen van veiligheidsmaatregelen als waarschuwingslichten, -borden, e.d. wanneer er een gelijkvloerse kruising is met werfverkeer. Zo niet dient een omleiding te worden voorzien, opgenomen in Art. 7. zie ook art. 7 voor de bepalingen betreffende de omleidingsweg Waar geen kaaimuren voorzien zijn, dienen de niet verharde delen ingericht te worden als groenzone. Groenvoorzieningen dienen uitgevoerd te worden in streekeigen beplanting of gazon. Binnen de zone kunnen alle voorzieningen getroffen worden eigen aan het openbaar domein. De bestaande bomenrijen dienen behouden te blijven of verder gezet waar mogelijk conform het jaagpad buiten onderhavig RUP en de voorwaarden gesteld door W&Z Met deze voorzieningen eigen aan het openbaar domein wordt bedoeld nutsvoorzieningen, verkeersborden, zitbanken en anders straatmeubilair, meerpalen, e.d. Stapelen/plaatsen van materialen en goederen van gelijk welke aard binnen de zone is verboden. WVI november 2015 RUP Bootweg

16 VERORDENEND 3.1 verhardingen Ter hoogte van de bestaande of nieuw aan te leggen watergebonden infrastructuren en specifi caties kan de zone over de volledige breedte van de zone verhard worden. Buiten de watergebonden infrastructuren en specifi caties is de verharding beperkt tot het jaagpad. 3.2 ontsluiting Het jaagpad en de kade worden ontsloten via de Bootweg RUP Bootweg november 2015 WVI

17 ART. 4: LANDSCHAPPELIJKE INKLEDING VERORDENEND 1 Bestemmingsvoorschrift Deze zone behoort tot de categorie overig groen Deze zone is bestemd voor buffer in de vorm van groenvoorziening en landschappelijke inkleding. Binnen de bufferzone kunnen de nodige voorzieningen getroffen worden voor buffering en afvoer van water mits het bufferend effect van de groenzone niet gehypothekeerd wordt, aangeduid op plan in overlay (blauwe arcering of lijn). Binnen deze zone kan naast de groenvoorzieningen ook een wandelpad voorzien worden, aangeduid op plan in overlay met lichtgroene pijl. 2 inrichtingsvoorschriften De zone dient beplant te worden met streekeigen opgaand groen. Palend aan de bedrijvenzones dient minimum de helft van zone, over de volledige lengte van onderhavige zone, beplant te worden als een gesloten groenscherm met opgaand groen en hoogstambomen. De oostelijke helft van de groenstrook, palend aan de grens van onderhavig RUP, krijgt een landschappelijke inkleding. Hierbinnen kan een beek gerealiseerd worden (aangeduid op plan in overlay in blauwe lijn) of een natuurlijk aangelegd waterbekken voorzien worden in de aangeduide deelzone (aangeduid op plan in een blauwe arcering). Binnen deze zone kan eveneens een wandel- en fi etspad aangelegd worden in open materialen en ingekleed met streekeigen beplanting. Binnen de zone kan evenwel geen brandweg voorzien worden in functie van de bedrijven. voorbeeld mogelijke bufferstrook ter hoogte van site Van Rullen Op de westelijke helft van de bufferstrook dient een gesloten groenscherm te worden voorzien. De oostelijke helft kan een meer landschappelijk karakter krijgen met het voorzien van een wandelpad en beek. open materialen zijn vb grint, dolomiet, grasdallen, ect De beek en wandelpad zijn indicatief aangeduid op plan en kunnen tenopzichte van hun as verschoven worden over de oostelijke helft van de bufferstrook. WVI november 2015 RUP Bootweg

18 ART 5: BUFFERZONE VERORDENEND 1 Bestemmingsvoorschriften Deze zone behoort tot de categorie bedrijvigheid Deze zone is bestemd voor het voorzien van een gesloten groenbuffer. Enkel bij omleggen van het recreatief verkeer, kan in de buffer ter hoogte van de Leieboorden ook een fi ets- en wandelpad worden voorzien. Op het plan is de omleiding aangeduid met een pijl in overlay die verschillende zones overlapt. De specifi eke bepalingen voor het fi etspad zijn opgenomen onder art. 7 2 Inrichtingsvoorschriften De bufferzone dient integraal beplant te worden. Wanneer een fi etspad dient voorzien te worden dient de overige ruimte met groen te worden ingevuld. De beplanting wordt uitgevoerd in streekeigen opgaand groen en hoogstambomen. Bebouwing is verboden. Stapelen of stallen is verboden RUP Bootweg november 2015 WVI

19 ART. 6: WEGENIS MET NABESTEMMING BUFFER VERORDENEND 1 Bestemmingsvoorschriften Deze zone behoort tot de categorie bedrijvigheid De zone is bestemd als bufferzone en zal bij Art 6 gevoegd worden van zodra de bestaande wegenis (Pontstraat) overbodig wordt voor bestaande ontsluiting van de aanpalende woonpercelen. WVI november 2015 RUP Bootweg

20 ART. 7: OMLEIDING JAAGPAD AGPAD IN OVERLAY VERORDENEND 1 Bestemmingsvoorschrift Deze zone behoort tot de categorie bedrijvigheid De omleiding van het jaagpad is aangeduid met een pijl in overlay. De pijl staat voor een wandel- en fi etspad. 2 Inrichtingsvoorschrift De zone dient minimaal 4m breed te zijn waarbij het wandel- en fi etspad minimaal 2 m breed is. De verharding wordt uitgevoerd in open verharding. Met een open verharding wordt bedoeld dolomiet, ternair zand,... door hun kleinschaligheid 100% waterdoorlaatbaar. De niet verharde ruimte wordt ingevuld met gazon en hoogstambomen. Binnen de niet verharde ruimte kunnen ook voorzieningen getroffen worden voor watervoorzieningen in open afvoersystemen RUP Bootweg november 2015 WVI

21 BIJLAGE

22