INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

Transcriptie

1 CITROËN AFTER SALES SERVICE INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN DISTRIBUTEUR NIEUWE AUTO'S - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties CITROËN ERKEND REPARATEURS - Servicemanager - Technisch specialist / Onderhoudstechnicus LEXIA PROXIA CD 31 Nr /03/05 DEZE MEDEDELING MOET WORDEN VERSPREID ONDER ALLE MEDEWERKERS DIE RECHTSTREEKS OF INDIRECT TE MAKEN HEBBEN MET DE DIAGNOSEAPPARATUUR VAN LEXIA / PROXIA ONDERWERP: Hulp bij de diagnose van de BSI: Starten van de motor BETREFT: De auto's CITROËN C4 en vernieuwd model C5 Idnl210 1/25

2 Hulp bij de diagnose van de BSI (G04) Starten van de motor Geldig voor de volgende CITROËN-modellen: C4 Vernieuwd model C5 Behandelde symptomen die door de klant zijn gemeld - De startmotor draait, maar de motor wil niet starten - De startmotor draait niet Idnl210 2/25

3 Inhoudsopgave 1 Benodigd gereedschap 4 2 Garantie 4 3 Contact met de Technische Dienst INLEIDING VOORBEELD VAN TE VERSTREKKEN INFORMATIE 4 4 AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN 5 5 HERINNERING AAN DE WERKWIJZE INLEIDING BEDIENING VAN DE STARTMOTOR Functieoverzicht Bijzonderheden over de montage Beknopte beschrijving van de startprocedure 10 6 Programmeren 11 7 [G10][S00] Voorafgaande controle van de BSI 12 8 DIAGNOSE VAN DE WERKING [G10][S01] DE STARTMOTOR DRAAIT, MAAR DE MOTOR WIL NIET STARTEN [G10][S02] DE STARTMOTOR DRAAIT NIET 17 Idnl210 3/25

4 1 Benodigd gereedschap Een diagnoseapparaat. Zorg dat u alle sleutels van de auto hebt alsmede de codekaart van de klant (of de code). Een multimeter. 2 Garantie LET OP: voor de aanvaarding van de kosten van het vervangen van een BSI moet eerst toestemming worden gevraagd aan de Technische Dienst. 3 Contact met de Technische Dienst 3.1 Inleiding Wij verzoeken u de volgende gegevens bij de fax aan de Technische Dienst te voegen: het nummer of de nummers van het (de) uitgevoerde diagnoseschema('s) (G01 t/m G11), de gevolgde diagnosesessie (S0x), tot welke teststap u gekomen bent (optioneel, afhankelijk van de toegepaste testreeks). 3.2 Voorbeeld van te verstrekken informatie U hebt het diagnoseschema G10 (Ruitenwissers) uitgevoerd, de sessie S06 betreffende de "Controle van de werking van de ruitenwissers vóór" en u bent gekomen tot stap 2.1 van het overzicht. U dient dan een kopie van het diagnoseschema, met daarop aangegeven tot welke stap u gekomen bent, mee te faxen. Idnl210 4/25

5 4 AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN Vóór iedere andere handeling dient u het volgende te controleren: de accuspanning, de zekeringen, de juiste plaatsing van de shunt op de BSI. (De shunt moet zich bevinden in de positie "klant"), of de BSI niet in noodloopfunctie werkt (zie onderstaand punt: Voorafgaande controle van de BSI). KOPPEL NOOIT DE ACCU LOS TIJDENS DEZE HANDELING VANWEGE HET RISICO DE BSI IN ANTI-SCANNING MODUS TE BRENGEN. VERPLICHT: de BSI moet correct worden geprogrammeerd voordat wordt begonnen met het inleren van de BSI (initialisatie BSI), en/of het inleren van de sleutels, en/of voordat de motor wordt gestart. VERPLICHT: voordat u probeert de motor te starten: o controleer of de handrem is aangetrokken, o bij aanwezigheid van een automatische versnellingsbak: controleer of de schakelhendel in de stand "P" (Park) staat, o bij aanwezigheid van een handgeschakelde versnellingsbak: controleer of de versnellingspook in de vrijstand staat. Idnl210 5/25

6 5 HERINNERING AAN DE WERKWIJZE 5.1 Inleiding De Citroën C4 en vernieuwd model C5 hebben het voordeel van een nieuw elektrisch systeem, dat ondermeer als bijzonderheid heeft dat het beschikt over een "zwakstroom" antidiefstalstuurblokkering. Eigenschappen van het antidiefstalsysteem: het antidiefstalsysteem schakelt de stroomvoorziening niet meer af, maar informeert de BSI over de stand van de contactsleutel, het antidiefstalsysteem kent drie sleutelstanden: een stand Uit, een stand +APC (+ APrès Contact = + na contact) en een stand +DEM (Starten). De BSM en de BSI maken het mogelijk: dat +APC wordt ingeschakeld, dat de startmotor kan worden aangestuurd. LET OP: bij auto's uitgerust met een automatische versnellingsbak, werkt de startmotor niet wanneer de schakelhendel in de stand "P" (Park) of "N" (Neutraal) staat. 5.2 Bediening van de startmotor LET OP: de informatie die in deze paragraaf wordt verstrekt met betrekking tot het model stekkers is geldig op de datum van publicatie van dit document. De elektrische schema's die bij de betreffende auto en functie horen moeten systematisch worden geraadpleegd. Idnl210 6/25

7 5.2.1 Functieoverzicht 7 4 +BAT CAN I/S 1630 (*) 5 3V NR 10V NR 5 1 2V GR 8 40V NR V GR V BA CAN CAR 5V JN 2 CA BSM 9 28V GR BSI1 3 Idnl210 7 / 25

8 (*): versnellingsbakken AL4 en 4HP20: voor de duidelijkheid is de multifunctionele schakelaar van de versnellingsbak niet weergegeven. De informatie "versnellingshendel in stand P of N" wordt zowel doorgegeven aan de versnellingsbakmodule als aan de BSM. Legenda onderdelen enkelvoudige pijl: draadverbinding, dikke lijn: multiplexverbinding, gestippelde pijlen: montage afhankelijk van motortype, CAN I/S: CAN-netwerk tussen systemen, CAN CAR: CAN-netwerk Carrosserie, +BAT: + pool accu, BSI1 : BSI, BSM : BSM, CA00 : schakelaar antidiefstalsysteem, 1320 : motormanagementcomputer, 1630 : module automatische versnellingsbak, 1010 : startmotor (solenoïde), Legenda van de signaalvoerende verbindingen: 1 Voeding + pool accu, 2 Informatie contactsleutel in stand + APC (wanneer de contactsleutel zich in de stand +APC of +DEM bevindt, heeft de draad 2 een spanning van + 12 V), 3 Informatie contactsleutel in stand + DEM (wanneer de contactsleutel zich in de stand +DEM bevindt, heeft de draad 3 een spanning van + 12 V), 4 Informatie versnellingshendel in stand P (Park) of N (neutraal) rechtstreeks geleverd door de multifunctionele schakelaar (AL4 of 4HP20) of via de versnellingsbakmodule (AM6), Wanneer de versnellingshendel zich in de stand P of N bevindt, heeft de draad 4 een spanning van 0 V, Wanneer de versnellingshendel zich in een andere stand dan P of N bevindt, heeft de draad 4 een spanning van +12 V. 5 Opdracht tot starten - alle motortypen behalve DW12 - EDC15. Wanneer de contactsleutel zich in de stand +DEM bevindt, heeft de draad 5 een spanning van 0 V, Wanneer de contactsleutel zich in de stand Uit of +APC bevindt, heeft de draad 5 een spanning van 12 V. Idnl210 8 / 25

9 6 Opdracht tot starten - motortype DW12 - EDC15 (uitsluitend), Wanneer de contactsleutel zich in de stand +DEM bevindt, heeft de draad 6 een spanning van 0 V, Wanneer de contactsleutel zich in de stand Uit of +APC bevindt, heeft de draad 6 een spanning van 12 V. 7 Diagnose-informatie van de multifunctionele schakelaar (informatie doorgegeven in een CAN-codetrein) - deze informatie wordt door de module van de automatische versnellingsbak doorgegeven aan de BSI. Deze informatie geeft aan dat de gegevens 4 geldig zijn (de versnellingsbakmodule heeft geen fout ontdekt in de multifunctionele schakelaar). 8 Startopdracht afgegeven door de BSI aan de motormanagementcomputer (alle motortypen behalve DW12 - EDC15) 9 Voeding van de solenoïde van de startmotor Bijzonderheden over de montage Citroën C4: alle motortypen - De aansturing van de BSM gebeurt via de motormanagementcomputer (verbinding 5) (de verbinding 6 wordt niet gebruikt) Vernieuwd model Citroën C5: - Alle motortypen behalve de DW12 - EDC15: de BSM wordt aangestuurd door de motormanagementcomputer via de verbinding 5 (de verbinding 6 wordt niet gebruikt) - Motortype DW12 EDC15: de BSM wordt aangestuurd door de BSI via de verbinding 6 (de verbinding 5 wordt niet gebruikt) Idnl210 9 / 25

10 5.2.3 Beknopte beschrijving van de startprocedure Wanneer de contactsleutel in de stand +APC wordt geschakeld, wordt de startblokkering ontgrendeld nadat de sleutel is herkend (voorondersteld dat het inleren heeft plaatsgevonden en dat de startblokkering werkt). Alle motortypen behalve DW12 EDC15 Motor DW12 - EDC15 Wanneer de contactsleutel in de stand + Wanneer de contactsleutel in de stand + DEM wordt geschakeld, controleert de BSI het logische verband tussen de signalen die door het antidiefstalsysteem worden afgegeven. geeft een startopdracht af aan de motormanagementcomputer (verbinding 8) De motormanagementcomputer geeft de startopdracht af 5 aan de BSM. Indien de versnellingsbakmodule informatie 7 uitzendt tijdens deze fase, onderbreekt de BSI de startopdracht en wordt het startproces gestopt. Versie met handgeschakelde versnellingsbak De BSM ontvangt de startopdracht (0 V spanning op pen 16 van de 28-pens grijze stekker) en stuurt de solenoïde van de startmotor alleen elektrisch aan, indien er een spanning van 12 V aanwezig is op pen 9 van de 28-pens grijze stekker. DEM wordt geschakeld, controleert de BSI het logische verband tussen de signalen die door het antidiefstalsysteem worden afgegeven. geeft een startopdracht af 6 aan de BSM. Indien de versnellingsbakmodule informatie 7 uitzendt tijdens deze fase, onderbreekt de BSI de startopdracht en wordt het startproces gestopt. Versie met automatische versnellingsbak De BSM ontvangt de startopdracht (0 V spanning op pen 16 van de 28-pens grijze stekker) en stuurt de solenoïde van de startmotor alleen elektrisch aan, indien aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan: aanwezigheid van een spanning van 12 V op pen 9 van de 28-pens grijze stekker, aanwezigheid van een spanning van 0 V op pen 15 van de 28-pens grijze stekker. Idnl / 25

11 6 Programmeren Er is een programmeerparameter opgeslagen in de BSI's: Optie automatische versnellingsbak ( / ) VERPLICHT: programmeer deze parameter altijd op een waarde die overeenkomt met de uitrusting van de auto. LET OP: van de bovengenoemde parameters laat het diagnoseapparaat alleen die zien, die daadwerkelijk aanwezig zijn in de software van de BSI. Daarom zal het diagnoseapparaat, afhankelijk van de softwareversie van de BSI, mogelijk slechts een deel van de bovengenoemde parameters tonen. De parameters zijn toegankelijk nadat een diagnoseapparaat is aangesloten op de BSI en het menu "HANDMATIG PROGRAMMEREN", "CONFIGURATIE" en vervolgens "DEFINITIE AUTO UITRUSTING-INFORMATIE RIJGEDRAG" is gekozen. Idnl / 25

12 7 [G10][S00] Voorafgaande controle van de BSI Stap 1 Identificatie van een BSI in noodloopfunctie: - Eerste geval: wanneer het contact wordt ingeschakeld en de verlichtingsschakelaar zich in de stand 0 bevindt, gaan de parkeerlichten van de auto branden (achter of voor of allebei). - Tweede geval: de motor loopt, de dimlichten vóór branden en de ruitenwisser vóór wist met intervallen of met lage snelheid. Stap 2 De BSI Vertoont deze de symptomen van de noodloopfunctie? Stap 4 Controleer de zekeringen en de voeding van de BSI repareer ze indien nodig. Stap 3 Einde van het diagnoseschema Stap 5 Sluit een diagnoseapparaat aan op de BSI, selecteer het menu "IDENTIFICATIE". Kunt u de softwareversie van de BSI lezen? Is deze coherent met de gebruikelijke softwareversies? (Softwareversie moet beslist hoger zijn dan 01.00). De BSI reageert niet op het diagnoseapparaat. Ga naar stap 6 Stap 5.1 Einde van het diagnoseschema Controleer de verbinding tussen het diagnoseapparaat en de diagnosestekker, de toestand van de diverse verbindingen en of de communicatie-interface van het diagnose apparaat functioneert. Als alles in goede staat verkeert, mag de BSI worden vervangen. Ga naar stap 10 Idnl / 25

13 Stap 6 Is de BSI nieuw? (afkomstig van de Afdeling Onderdelen) Stap 8 Is de BSI eerder geüpdatet? Stap 7 Einde van het diagnoseschema Vervanging van de BSI is toegestaan. Stap 9 Herhaal het updaten van de BSI ten minste driemaal. Ga naar stap 10 Bij de derde poging is vervanging van de BSI toegestaan. Idnl / 25

14 Stap 10 1) Sluit een diagnoseapparaat aan op de BSI. kies het menu "PROGRAMMEREN" en vervolgens "Klantoptie", programmeer de parameter "Typen appèllichten" op "Geen appèllichten". 2) Schakel de appèllichten en de automatische ontsteking van de koplampen uit met behulp van het gebruikersvoorkeurenmenu (de toets MENU op het stuurwiel of op de autoradio). 3) Schakel het contact in (+ APC). Controleer de werking van de parkeerlichten vóór en achter alsmede de werking van de ruitenwisser vóór. De parkeerlichten vóór en achter branden en de ruitenwisser vóór werkt in de stand langzaam of in de stand langzaam interval. Aan een van de twee volgende voorwaarden wordt niet voldaan: de parkeerlichten vóór en achter branden; de ruitenwisser vóór functioneert in de stand langzaam of in de stand interval. Ga naar stap 14 Stap 11 Bedien de drukknop voor het ontsteken van de alarmlichten. Gaat de LED van de drukknop branden als u de drukknop bedient? Stap 13 Sluit een diagnoseapparaat aan op de airbagcomputer. Selecteer het menu "Identificatie" Stap 12 De BSI is de oorzaak Vervanging van de BSI is toegestaan. Bent u in staat de onderdelen van het identificatiescherm van de airbagcomputer te lezen? Stap 13.2 Richt het storingzoeken op de schakelmodule op de stuurkolom (of het vaste middengedeelte van het stuur) en op het CAN multiplexnetwerk carrosserie. Als het CAN-netwerk Carrosserie in goede staat verkeert, mag de BSI worden vervangen. Stap 13.1 Indien de verbinding tussen de schakelmodule op de stuurkolom en de BSI in goede staat verkeert, vervangt u de schakelmodule op de stuurkolom of het vaste middengedeelte van het stuur (bedieningsblok op de stuurkolom). Het ligt niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Idnl / 25

15 Stap 14 Schakel het contact in. Controleer de werking van de parkeerlichten vóór en achter alsmede de werking van de ruitenwisser vóór. Aan een van de twee onderstaande voorwaarden wordt niet voldaan: de parkeerlichten vóór en achter branden niet; de ruitenwisser vóór functioneert in de stand langzaam of in de stand interval. De parkeerlichten vóór en achter branden niet en de ruitenwisser vóór werkt in de stand langzaam of in de stand langzaam interval. Stap 14.1 De BSM is de oorzaak. Richt het onderzoek op de computer. LET OP: programmeer de parameter "Typen appèllichten" in de BSI zoals deze oorspronkelijk was. Stap 16 Schakel het contact in Branden de parkeerlichten vóór wel en de parkeerlichten achter niet? Stap 17.2 Vervanging van de BSI is toegestaan. Stap 15,2 Richt uw onderzoek op de verbinding tussen de schakelmodule op de stuurkolom (of het vaste middengedeelte van het stuur) en de BSM, en op de BSM. LET OP: programmeer de parameter "Typen appèllichten" in de BSI zoals deze oorspronkelijk was. Idnl / 25

16 8 DIAGNOSE VAN DE WERKING 8.1 [G10][S01] De startmotor draait, maar de motor wil niet starten Stap 1 Type auto dat pech heeft. Is de auto met pech een vernieuwd model C5 2,2L diesel (motormanagementcomputer: Stap 1.1 Ga naar stap 6. Stap 2 Schakel het contact in. Lees met behulp van een diagnoseapparaat de fouten uit van de BSI. Controleer of er geen communicatiestoring zit op de verbinding van het CAN-netwerk met de motormanagementcomputer. Is er een communicatiestoring met de motormanagementcomputer? Stap 2.1 Ga naar stap 6. Stap 3 Controleer of de BSI kan communiceren met de andere computers op de CAN-bus. Kan de BSI communiceren met de andere computers op de CAN-bus? Stap 3.2 Ga naar stap 4 Stap 3.1 Verhelp de communicatiestoringen tussen de BSI en de motormanagementcomputer. (Controleer de bedrading, de verbindingen etc.) Vervanging van de BSI is toegestaan. Idnl / 25

17 Stap 4 Laat de sleutel in de stand +APC staan. Controleer op aanwezigheid van 12 V spanning op de ingang +APC van de motormanagementcomputer EDC15. (Aansluiting C3 van de bedrading met 32 grijze draden van de motormanagementcomputer). Komt de gemeten spanning dicht in de buurt van 12 V? STAP 5 Controleer of er een spanning van 12 V aanwezig is op de uitgang van de BSM. (Aansluiting 19 van de stekker met 28 kastanjebruine draden). Stap 4.1 Het ligt het niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Controleer de motormanagementcomputer. Einde van het diagnoseschema. Komt de gemeten spanning dicht in de buurt van 12 V? Stap 5.2 Het ligt het niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Controleer de zekering van de BSM of vervang de BSM. Stap 5.1 Het ligt het niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Controleer de bedrading tussen de BSM en de motormanagementcomputer. Einde van het diagnoseschema. Idnl / 25

18 Stap 6 Schakel het contact in. In het diagnoseapparaat selecteert u het menu "Parametermetingen" van de BSI en daarna "Startblokkering". Let op de vergrendelingstoestand van de motormanagementcomputer. Wordt de motormanagementcomputer STAP 7 In het diagnoseapparaat selecteert u het menu "Parametermetingen" van de BSI en daarna "Startblokkering". Controleer de parameter "Geheime code in het geheugen". Stap 6.1 Het ligt het niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Controleer de motormanagementcomputer. Einde van het diagnoseschema. Is de geheime code in het geheugen opgeslagen? Stap 7.2 Ga naar stap 8. Stap 7.1 Het ligt het niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Initialiseer de BSI. Einde van het diagnoseschema. Idnl / 25

19 Stap 8 In het diagnoseapparaat selecteert u het menu "Parametermetingen" van de BSI en daarna "Startblokkering". Controleer de parameter: "Dialoogchip transponder herkend". Wordt de dialoogchip herkend? Stap 8.1 Het ligt het niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Controleer de motormanagementcomputer. Einde van het diagnoseschema. Stap 9 In het diagnoseapparaat selecteert u het menu "Parametermetingen" van de BSI en daarna "Startblokkering". Zijn de twee sleutels ingeleerd? Stap 9.2 Leer de sleutels in en herhaal het diagnoseschema zo nodig. Einde van het diagnoseschema. Stap 9.1 Het ligt het niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Controleer de schakelmodule op de stuurkolom (of het stuur met vast middengedeelte met bedieningstoetsen), de transponder en de transponderantenne. Idnl / 25

20 8.2 [G10][S02] De startmotor draait niet Stap 1 - Controleer in de BSI, de toestand van de zekering in de voedingsleiding van de schakelaar van het antidiefstalsysteem. - Controleer de solenoïde van de startmotor (weerstand < 0,5 ohm). - Controleer in de BSI de programmering van de versnellingsbak. (menu "Programmeren", "Configuratie" en vervolgens "Definitie auto Uitrusting - Informatie rijgedrag"). Stap 2 Schakel het contact in. Lees met behulp van een diagnoseapparaat de fouten uit van de BSI. Controleer of er geen communicatiestoring zit op de verbinding van het CAN-netwerk met de motormanagementcomputer. Is er een communicatiestoring met de motormanagementcomputer? Stap 2.1 Controleer de voeding van de motormanagementcomputer, de CAN-bedrading en de motormanagementcomputer. Als laatste toevlucht: Vervanging van de BSI is toegestaan. Is het voertuig uitgerust met een automatische versnellingsbak? Stap 2.2 Ga naar stap 4. Stap 2.3 Ga naar stap 3. Idnl / 25

21 Stap 3 Schakel het contact in. Lees met behulp van een diagnoseapparaat de fouten uit van de BSI. Controleer of er geen communicatiestoring zit op de verbinding van het CAN-netwerk met de module van de automatische versnellingsbak. Is er een communicatiefout met de module van de automatische versnellingsbak? Stap 3.1 Controleer de voeding van de module van de automatische versnellingsbak, de CANbedrading, de module van de automatische versnellingsbak. Als laatste toevlucht: Vervanging van de BSI is toegestaan. Stap 4 Schakel het contact in. Terwijl u het omhoog of omlaag bewegen van de ruit activeert, draait u de sleutel in de stand +DEM en let daarbij op het bewegen van de ruit. Stopt de ruit met bewegen als +DEM wordt ingeschakeld? Stap 4.1 Ga naar stap 9. Stap 4.2 Ga naar stap 5. Idnl / 25

22 STAP 5 Schakel het contact in. Controleer of er 12 V aanwezig is op de ingang "+APC" van de BSI. (Aansluiting 4 van de witte bedrading met 10 aansluitingen van de BSI). Staat er 12 V op de ingang van de BSI? Stap 5.1 Ga naar stap 8. Stap 6 Controleer de permanente + van het antidiefstalsysteem op de uitgang van de BSI. (Pen 5 van de zwarte 10-pens stekker van de BSI). Komt de gemeten spanning dicht in de buurt van 12 V? Stap 6.1 Het ligt niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Controleer: de bedrading tussen de schakelaar van het antidiefstalsysteem en de BSI, de schakelaar van het antidiefstalsysteem. Stap 6.2 Ga naar stap 7. Idnl / 25

23 STAP 7 Controleer of er 12 V aanwezig is op de permanente + ingang van de BSI. (Pen 1 van de grijze 2-pens stekker van de BSI). Komt de gemeten spanning dicht in de buurt van 12 V? Stap 7.1 Indien de zekering in orde is: Vervanging van de BSI is toegestaan. Stap 7.2 Het ligt niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Controleer de zekeringen van de BSM, de bedrading tussen de BSI en de BSM, de BSM. Einde van het diagnoseschema. Stap 8 Laat de sleutel in de stand +DEM staan. Controleer of er 12 V aanwezig is op de ingang "+Starten (DEM)" van de BSI. (Aansluiting 6 van de witte bedrading met 10 aansluitingen van de BSI). Staat er 12 V op de ingang van de BSI? Stap 8.1 Vervanging van de BSI is toegestaan. Stap 8.2 Ga naar stap 6. Idnl / 25

24 Stap 9 Laat de sleutel in de stand +DEM staan. Controleer of er 12 V staat op de ingang "Contactsleutel in stand + DEM" van de BSM (aansluiting 9 van de grijze bedrading met 28 aansluitingen van de BSM). Komt de gemeten spanning dicht in de buurt van 12 V? Stap 9.1 Het ligt niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Controleer": de bedrading pen 9 van de grijze 28-pens stekker van de BSM. Is het voertuig uitgerust met een automatische versnellingsbak? Stap 9.2 Ga naar stap 11. Stap 10 Laat de sleutel in de stand +APC staan. Zet de versnellingshendel van de automatische versnellingsbak in de stand Park. Controleer de massa-aansluiting van de ingang "Informatie Automatische versnellingsbak in stand Park" op de BSM (aansluiting 15 van de grijze bedrading met 28 aansluitingen van de BSM). Ligt de ingang aan massa wanneer de versnellingshendel in de stand Park staat? Stap 10.2 Ga naar stap 11 Stap 10.1 Het ligt niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Controleer: de bedrading pen 15 van de grijze 28-pens stekker van de BSM, de automatische versnellingsbak en zijn multifunctionele schakelaar. Idnl / 25

25 Stap 11 Schakel het contact in. Controleer of de spanning van 12 V op de ingang "Startaanvraag" van de BSM verandert in 0 V wanneer de sleutel in de stand + DEM wordt gezet. (aansluiting 16 van de grijze bedrading met 28 aansluitingen van de BSM). Verandert de spanning in 0 V wanneer + DEM wordt ingeschakeld? (+APC en +DEM)? Stap 11.1 Het ligt niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Controleer: de bedrading van de aansturing van de startmotor (pen 2 van de gele 5-pens stekker van de BSM), de BSM. Stap 11.2 Is de auto met pech een vernieuwd model C5 2,2-liter diesel (motormanagementco mputer: EDC15C2)? Stap 11.3 Het ligt niet aan de BSI, vervanging is niet toegestaan. Controleer: de bedrading tussen de motormanagementcomputer en de BSM (pen 16 van de grijze 28-pens stekker van de BSM), de motormanagementcomputer. Controleer: de bedrading tussen de BSI en de BSM (pen 16 van de grijze 28-pens stekker van de BSM). Indien de bedrading in goede staat verkeert: Vervanging van de BSI is toegestaan. Idnl / 25