Circuit-training. Landenteams

Transcriptie

1 Circuit-training Landenteams

2 POORTENSPEL Veld 10 x 15 meter Benodigheden: 10 pilonnen, 5 ballen Opzet: per 2-tal 1 bal. passen/mikken door een poort (2 pilonnen). poort 1 meter breed (of kleiner) afstand tussen 2 spelers 10 meter. 10 meter 1 meter 2 meter 10 meter 15 meter

3 1 TEGEN 1 OP 2 DOELEN Veld 8 x 12 meter Benodigheden: 8 pilonnen, 4 á 6 ballen Opzet: speler A passt de bal naar speler B, speler A wordt de verdediger en speler B de aanvaller die probeert te scoren op één van de 2 doelen. 12 meter B B A A 1 meter 8 meter

4 DOUANE-SPEL Veld: 15 x 15 meter Benodigheden 4 pilonnen, 8 hoedjes en 4 ballen Opzet: 4 spelers beginnen in hun eigen gebied (lijn) en proberen om hun pilon heen te dribbelen. De afpakker kan de bal afpakken zodra een speler hun eigen gebied verlaat. Iedere speler kan scoren als hij weer veilig terug is in zijn gebied nadat hij om zijn pilon is geweest. De afpakker kan scoren bij elke bal die hij afpakt/wegtikt. 2 meter 15 meter 15 meter

5 EILAND-SPEL Veld: 15 x 10 meter Benodigheden 16 hoedjes en 4 ballen per eiland (2 keer) Opzet: Er is 1 verdediger/afpakker. De andere spelers met ieder een bal kunnen scoren door alle 4 de eilanden te bereiken met de bal. Spelers met de bal mogen zelf kiezen welk eiland en wanneer ze gaan oversteken. 10 meter 6 meter eiland

6 BUURMANSPEL Veld: 20 x 20 meter Benodigheden: 4 kleine doeltjes, 8 ballen, 4 hoedjes Opzet: Per veld (10 x 15 meter), 1 keeper tussen 2 kleine doeltjes, de spelers dribbelen eerst tot het schietvak, leggen de bal niet stil en schieten in 1 van de 2 doeltjes. 3 meter 10 meter keeper 8 meter 20 meter

7 BALBEZITSPEL Veld: 5 x 5 meter per 3-tal Benodigheden: 12 grote pilonnen, 12 kleine pilonnen/hoedjes, 3 ballen Opzet: Per 3-tal een bal in bezit houden met overspelen met ontwijken van obstakel. 5 meter De bal rondspelen met altijd 2 afspeel Mogelijkheden rondom het kleine vierkant. Spelers niet in balbezit moeten naar vrije Plaats lopen om de bal te kunnen krijgen. 5 meter

8 OVERSTEEKSPEL Veld: 15 x 20 meter Benodigheden: 8 pilonnen, 9 ballen Opzet: spelers met bal steken over, dribbelend over naar de overkant, 1 speler zonder bal is de afpakker. gang sloot 15 meter 10 meter straat gang 20 meter

9 1 TEGEN 1 PINGELSPEL Veld: 20 x 30 meter Benodigheden: 20 pilonnen, 5 ballen Opzet: 1 tegen 1, scoren op kleine doeltjes (pilonnen). Als je scoort wordt je eigen doel een voet groter. Start van ieder duel met een pass naar je tegenstander. 20 meter Begin 1 meter 5 meter 30 meter

10 DRIBBELRACE Veld: 10 x 15 meter Benodigheden: 10 pilonnen, 2 ballen Opzet: 2 teams dribbelen/slalommen door pilonnen heen, wedstrijdvorm 15 meter 6 meter 1-1,5 meter

11 KAPPEN EN DRAAIEN Veld: 10 x 25 meter Benodigheden: 10 pilonnen, 10 ballen 10 meter meter Opzet: iedere speler dribbelt om de pilonnen heen middels een kap-beweging na elk pilon.

12 3 TEGEN 2 LIJNVOETBAL Veld: 20 x 12 meter Benodigheden: 4 Pilonnen/hoedjes, 1 bal en 1 hesje 12 meter kameloen 20 meter

13 LIJNVOETBAL 2 TEGEN 1 Veld: 10 x 5 meter per 3-tal Benodigheden: 4 pilonnen en 1 bal per veld. Opzet: 2 spelers tegen 1 speler, scoren kan alleen als de bal over de achterlijn van de tegenstander wordt gedribbeld en met controle gestopt kan worden. 5 meter 1,5 meter 10 meter 18 meter

14 2 TEGEN 2 OP 4 KLEINE DOELEN Veld: 20 meter x 15 meter per 4-tal Benodigheden: per veld 8 pilonnen voor doeltjes, 1 bal Opzet: gelijke aantal partijvorm met een breed scoringsvorm. 1,5 meter 20 meter 15 meter

15 PASS DRIEHOEK Veld: 15 meter x 10 meter per 4-tal Benodigheden: per veld 4 pilonnen voor en 1 bal Opzet: passing begint bij het pilon waar 2 spelers staan. Een speler passt Naar het volgende pilon met de klok mee en sprint zelf naar dat pilon toe. Je Volgt dus je eigen bal na het passen. De volgende speler doet hetzelfde naar Het volgende pilon zodat de bal de hele driehoek omgaat. sprint 15 meter pass 7 meter pass sprint 10 meter pass sprint 7 meter 30 meter

16 DRIBBELEN EN BALCONTROLE looprichting 20 meter links Veld 20x20 totaal; iedereen een bal. Slalom op de pilonnen. Zie voor de vormen en bewegingen de uitleg zijde. links links 5 METER rechts rechts rechts 20 METER

17 CHAOS IN EEN RECHTHOEK 10 meter In vierkant elke speler een bal. Dribbelen door elkaar zonder te botsen. Varianten: binnekant/buitenkant voet rechts/linker been kappen binnekant, meenemen buitenkant kappen buitenkant, meenemen binnekant. tempo wisselingen etc. etc 6 meter

18 SCHIJNBEWEGINGEN TRAINER Spelers dribbelen naar de trainer toe en passeren het hoedje met een schijnbeweging. Speler 2 begint zodra de 1 ste weer terug is.

19 POORTENSPEL Spelverloop: De tweetallen passen de bal tussen de 2 pionnen (poort) door zonder de pionnen te raken. Leermoment: spelers leren te mikken naar hun doel en de bal te stoppen/aannemen. Coachmoment: Let op de plaatsing van het standbeen, mikken/passen met de binnenkant van de voet. Let op de snelheid en richting van de pass. Komt de bal bij het einddoel en is de speler aan de andere kant in staat om deze bal naar behoren te stoppen/aan te nemen? Kan de ontvangende speler de bal controleren bij het stoppen/aannemen van de bal? Variatie:1. De afstand van de pionnen (poort) wordt steeds een voet kleiner na 3 goede passes. Bij een foute pass de afstand weer terug naar de beginafstand. 2. Hou de score bij welk 2-tal de meeste passes maakt.

20 1 TEGEN 1 OP 2 DOELEN Spelverloop: De verdediger begint met een pass naar de aanvaller. De aanvaller neemt de bal aan en gaat een duel aan met de verdediger. De aanvaller kan scoren op 2 doelen Leermoment: balaanname, actie/schijnbeweging maken en keuze maken welk doel er gescoord wordt. Coachmoment: Let op de balaanname, de snelheid van toenadering van de verdediger (niet te langzaam), keuze van het doeltje. Variatie:1. Geen vrije keus van doeltje 2. Wedstrijdvorm: doelpunten tellen

21 DOUANE-SPEL Spelverloop: De pingelaars proberen te scoren door om hun pilon heen te pingelen en weer veilig terug te keren naar hun eigen vierkant. De afpakker kan ten alle tijden de bal afpakken/wegtikken zodra een pingelaar hun vierkant verlaat. De pingelaars kunnen altijd veilig naar hun vierkant terug als het gevaar van de afpakker komt. Leermoment:-pingelaar keuze maken wanneer hij om zijn pilon kan dribbelen (afstand en postie afpakker). Bal afschermen en snel terugkeren met bal als afpakker er aankomt. - afpakker keuze maken wanneer de bal afgepakt kan worden (pingelaar de bal niet binnen speelbereik heeft). Meerdere pingelaars in de gaten houden. Coachmoment: - pingelaars; let op balcontrole en keuzes. - afpakker; moment van ingrijpen en zicht op alle pingelaars Variatie:1. afstand en breedte tussen de pilonnen groter als de pingelaars moeilijk scoren 2. afstand tussen beginvierkant en pilon groten als pingelaars makkelijk scoren 3. pingelaars mogen niet veilig terug als ze eenmaal hun vierkant verlaten 4. scoren pingelaars als ze een hele ronde om hun pilon maken.

22 EILAND-SPEL Spelverloop: De spelers proberen te scoren door alle 4 de eilanden te bereiken met de bal. Spelers dribbelen met de bal naar een ander eiland naar eigen keuze. Leermoment: Controle van de dribbel, kiezen van juiste moment, snelheid van dribbelen. Coachmoment: Dribbelen met veel ruimte moet gebeuren met minder aanrakingen en veel snelheid. Dribbelen met minder ruimte (door verdediger) moet gebeuren met veel aanrakingen (elke stap) en eventueel afschermen van de bal met lichaam. Variatie:1. Afstanden vergroten als de verdediger geen kans maakt. 2. Wedstrijdvorm: verdediger scoort bij aanraken van elke bal, bij afpakken van de bal wisselen van verdediger. Eerste speler die alle eilanden heeft gehaald is winnaar.

23 BUURMANSPEL Spelverloop: Vanaf de markering (pionnen) proberen in de kleine doelen te schieten. Deze gaten in de schutting worden door de keeper (buurman) verdedigd. De spelers leggen de bal niet stil en schieten vanuit de dribbel op de schutting. Na 3 doelpunten wisselen van buurman. Leermoment: Mikken op open plekken waar de keeper(buurman) niet bij kan. Coachmoment: Let op het goed raken van de bal (traptechniek) en de juiste snelheid Komt de bal met genoeg snelheid in de doeltjes voordat de buurman de bal kan onderscheppen? Let op de richting. Komt de bal in éën van de gaten in de schutting? Variatie:1. Schiet afstand vergroten als er veel gescoord wordt. 2. Afstand tussen de kleine doeltjes verkleinen als de buurman kansloos is of vergroten als er niet gescoord wordt.

24 BALBEZITSPEL Spelverloop: Speler in balbezit moet twee vrije spelers kunnen aanspelen. Eén speler links van hem en één speler rechts van hem. Na een pass/overspelen moet ook die speler weer twee afspeel mogelijkheden hebben. Eén speler zal dus moeten vrij lopen naar een nieuwe plek om de bal te kunnen ontvangen. Leermoment: het inzien waar je vrij staat en bereikbaar bent voor de speler met de bal. Coachmoment: let op de snelheid van de pass en het vrij lopen van de speler. Is er voldoende ruimte om het kleine vierkant in het midden te ontwijken? Komt de pass bij zijn bestemming? Zijn er altijd 2 afspeel mogelijkheden? Variatie: 1. Maak het kleine vierkant in het midden groter. 2. Vervang het kleine vierkant in het midden door een verdediger/afpakker.

25 OVERSTEEKSPEL Spelverloop: 3 spelers tegelijk proberen dribbelend met de bal aan de overkant te komen van de straat. De afpakker kan de bal voor de voeten wegtikken. Als de dribbelaars aan de overkant zijn moeten ze bal voor de sloot stoppen om via de gang weer terug te lopen naar het begin. Ondertussen starten de volgende 3 dribbelaars met hun poging. Spelregels: De dribbelaars zijn voor en achter de straat vrij. De dribbelaars mogen atlijd terug wanneer ze worden aangevallen. Leermoment: De bal binnen bereik houden op weg naar de overkant en met een verdediger ertussen. De speler moet het juiste moment en de meeste ruimte kiezen om over te steken. Als de speler wordt aangevallen moet deze tussen de bal en de verdediger gan staan of snel terug naar het begin om vrij te zijn. De verdediger moet leren de doorgang af te sluiten en de bal af te pakken. Coachmoment:Let op de balcontrole met dribbelen. Met veel ruimte de bal minder te raken en snelheid maken. Met weinig ruimte de bal vaker raken en het lichaam tussen bal en verdediger. Variatie:1. Verdediger wisselen na 3 keer bal afpakken 2. Straat breder maken.

26 1 TEGEN 1 PINGELSPEL Spelverloop: 2 spelers spelen 1 tegen 1 op kleine doeltjes. Na een doelpunt moet de scorende speler terug naar zijn eigen doel zodat de andere de bal kan uitnemen met genoeg ruimte voor zich. Leermoment: Bal afschermen voor de tegenstander. Met snelheid de ruimte inspelen om de tegenstander voorbij te gaan. De verdediger moet tussen de aanvaller en het doel gaan staan, doorgang belemmeren en bal afpakken. Coachmoment: Let op balcontrole van de aanvaller en het afschermen van de bal. Let op de positie van de verdediger. Variatie:1. Na een doelpunt wordt je eigen doel een voet (30 cm) groter. 2. Tot de 2 doelpunten spelen en dan spelers van veld wisselen.

27 DRIBBELRACE Spelverloop: 2 teams strijden tegen elkaar. De 1 ste speler slalomt door de pionnen met de bal (heen en terug), en geeft de bal over naar de 2 de speler. Doorgaan tot aan de laatste speler. Het team dat als eerste klaar is wint. Leermoment: Onder druk van tempo de bal dribbelen tussen obstakels door. Coachmoment: Let op balcontrole en contact met beide voeten tijdens het slalommen. Variatie:1. Op de weg terug niet slalommen maar met de bal volle snelheid terug. 2. Op de weg terug een pass naar de 2 de speler vanaf de laatste pion. 3. Alle balcontacten met binnen of buitenkant voet 4. Balcontacten beurtelings linker/rechter voet 5. Alle balcontacten met de zool van de voeten

28 KAPPEN EN DRAAIEN Spelverloop: iedere speler aan de bal, dribbelt om de pilonnen heen. De 2de spelers begint nadat de 1ste voorbij de eerste pilon is voor een goede ruimteverdeling. Bij pilon links af kappen met binnen kant rechts of buitenkant links. Bij pilon rechts af kappen met binnenkant links of buitenkant rechts. Leermoment: Leren kappen met beide voeten zowel met binnenkant als buitenkant voet. Coachmoment: Let op balcontrole en goed uitvoeren van een kapbeweging. Variatie:1. Eerst rustig tempo met binnenkant voet; rechts voor linksaf en links voor rechtsaf. 2. Zelfde tempo voor buitenkant voet; links voor linksaf en rechts voor rechtsaf. 3. Tempo verhogen. 4. Na kapbeweging 3 meter versnellen (weg van de tegenstander)

29 LIJNVOETBAL 2 TEGEN 1 Spelverloop: 2 tegen 1, scoren alleen met de bal over de lijn van de tegenstander dribbelen en met controle stoppen achter de lijn. Wissel na 2 doelpunten van verdediger. Leermoment: Overspelen en samenspel. Eerst in kleine aantallen en in overtal. Later in grotere aantal (3 tegen 2, 4 tegen 3) en gelijke aantallen (2 tegen 2, 3 tegen 3 en 4 tegen 4) Coachmoment: - balbezitter: bal afschermen, bij ruimte zelf dribbelen en bij tegenstand bal over passen. - medespeler van balbezitter: ten alle tijden vrij lopen, weglopen om ruimte te maken als balbezitter zijn kant op komt dribbelen. - verdediger: blijf tussen de balbezitter en eigen doel, na overspelen de balbezitter afstoppen. Variatie:1. 3 tegen tegen 2

30 3 TEGEN 2 LIJNVOETBAL Spelverloop: De kameleon is altijd bij de partij in balbezit. De 3 in balbezit kunnen scoren door over de lijn van hun tegenstander heen te dribbelen en de bal gecontroleerd stil te leggen. Na balverlies wordt het 2-tal een 3-tal door de kameleon om vervolgens aan de andere kant te scoren. Leermoment: Uitspelen van 3 tegen 2. Speler in balbezit: keuze dribbelen of passen, passes buiten bereik van verdedigers Medespelers: vrij lopen van een verdediger af, genoeg afstand om tijd te maken voor eigen acties. Verdedigers: tussen scorelijn en aanvallers blijven, afschermen van de vrije passes naar andere aanvallers, ruimte van de speler met de bal kleiner maken/bal afpakken.

31 2 TEGEN 2 OP 4 KLEINE DOELEN Spelverloop: 2 tegen 2 partijvorm, scoren mogelijk op 2 doeltjes Leermoment: - speler in balbezit: dribbelen naar de vrije ruimte, overspelen als medespeler vrij loopt, bal afschermen voor de Coachmoment: tegenstander indien wordt aangevallen - medespeler in balbezit: vrijlopen, in de ruimte lopen om vrij te lopen en niet naar de balbezittende speler toe, weglopen (ruimte maken) als medespeler jouw kant op dribbelt. - verdedigers: tussen doel en tegenstander blijven en voorkomen dat er op doel geschoten kan worden, bal afpakken, tegenstander in balbezit moet altijd worden gestopt (er naar toe). Variatie:1. 3 tegen 3 op 4 doelen 2. 2 tegen 2 op 2 doelen

32 PASS DRIEHOEK Spelverloop: De bal moet eerst met goede passes het driehoek rond gaan. Daarna pas andere leer-elementen toevoegen. Leermoment: De spelers mogen de bal maar 2 keer raken. Eén keer om goed de bal aan te nemen en de tweede om goed strak te passen. Coachmoment: Let op de juiste richting van het passen, de snelheid moet goed zijn en de spelers moeten bewegen (sprint) na hun pass. - bereikt de bal de volgende speler? - Is de pass snelheid juist zodat de volgende speler deze bal kan aannemen? Variatie: 1. Verander de pass richting. 2. Als het erg goed gaat, 1 keer raken. 3. De 2 driehoeken tegelijk laten starten en een wedstrijdvorm. Welk driehoek komt het snelst weer in de beginopstelling?

33 DRIBBEL EN BALCONTROLE Spelverloop: Niet meer dan 5 spelers per slalom route. Elke speler dribbelt met zij eigen bal de route. Elke speler begint zodra de speler voor hem bij de 2 de pilon is. 1. Bij een pilon aan de rechter zijde, kappen met binnenkant rechts en bal meenemen met links Bij een pilon links andersom (kappen met links, meenemen met rechts). 2. Bij een pilon aan de rechter zijde, de bal met rechts terughalen onderkant voet en met dezelfde rechtervoet naar links tikken. Bij een pilon links met de linkervoet. 3. Bij een pilon aan de rechter zijde met de rechter binnenkant voet om de pilon heen (rondje). Bij een pilon links met de linkervoet. 4. Bij een pilon aan de rechter zijde, kappen met buitenkant links en bal meenemen met rechts. Bij een pilon links met buitenkant rechts kappen, meenemen met linkerbeen.

34 CHAOS IN EEN RECHTHOEK Spelverloop: alle spelers een bal in een ruimte die druk bezet moet zijn. De grootte van de rechthoek eventueel aanpassen. Bedoeling van deze opzet dat de spelers in de kleine ruimte worden geprikkeld om de bal onder controle te houden. Veel varieren met verschillende vormen van dribbelen. Met rechter been binnenkant/buitenkant voet, afwisselen met linker been, etc. Uitvoeren van geleerde kapbewegingen en/of andere schijnbewegingen zijn ook ideaal in deze vorm. Na elke vorm een minuut het tempo omhoog om de zojuist geleerde vaardigheid moeilijker te maken. Let op: 1. Dribbelen in kleine ruimte moet met veel balcontacten gebeuren; bij elke pas naar voren van elk been moet de bal worden aangeraakt, zowel rechts als links. 2. Nog niet geheel haalbaar voor deze leeftijd, maar verbaal stimuleren om ten alle tijden hoofd omhoog te houden/over de bal heen kijken om de ruimte op te zoeken.

35 SCHIJNBEWEGINGEN Spelverloop: Om beurten dribbelen de spelers naar de trainer toe. Ter hoogte van het hoedje maken ze een schijnbeweging om deze te paseren. Bij terugkomst start de 2 de speler, enzovoort. Leermoment: elke speler moet een vloeiende passeer beweging onder de knie doel krijgen. Coachmoment: let op de snelheid van het dribbelen (niet te langzaam), de afstand van de beweging en het hoedje (binnen een meter, maar geen contact met het hoedje), na de beweging een versnelling om te paseren. Variatie: 1. Doe een beweging voor, laat deze elke week terugkomen (leren van herhaling) 2. Laat de bewegingen uitvoeren met beide benen en naar beide kanten van het hoedje (twee-benig aanleren) 3. Laat elke speler zelf een beweging voordoen die de groep nabootst.