(9 april 2002) GEMEENTERAAD VAN LEIDEN Verslag van de vergadering van dinsdag 9 april 2002 Aanvang uur

Transcriptie

1 159 GEMEENTERAAD VAN LEIDEN Verslag van de vergadering van dinsdag 9 april 2002 Aanvang uur VOORZITTER: J.K.T. POSTMA, burgemeester SECRETARIS: P.I.M. van den Wijngaart, gemeentesecretaris Aanwezig zijn 38 leden, te weten de heren Van As (CU), Van den Bosch (GL), Bouras (PvdA), Bleijie (CDA), mevrouw Broeijer (PvdA), de heren Buijing (PvdA) (wethouder), De Coo (LWG/De Groenen), Van Dam (SP), Day (SP), mevrouw Dewkalie (GL), mevrouw Van Delft (GL), mevrouw Dolfing (SP), de heren Flippo (CDA), Geertsema (VVD), mevrouw Van Gruting (VVD), de heren De Haan (CDA), Van Hees (GL), Hermans (VVD), mevrouw Hesselink (PvdA), de heer Hillebrand (PvdA) (wethouder), mevrouw Jansen (PvdA), de heren Kieft (CDA), De Lange (VVD), Laurier (GL), mevrouw Lieverse (CDA), de heren Pechtold (D66) (wethouder), Peper (Leefbaar Leiden), mevrouw Pieterse (GL), de heren De Rooij (VVD), Van der Sande (VVD) (wethouder), mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (VVD) (wethouder), de heer Van Schoonderwoerd den Bezemer (Leefbaar Leiden), mevrouw Schreuder (PvdA), de heren Sloos (Leefbaar Leiden), Tchiche (PvdA), mevrouw Verschoor (D66), mevrouw Wassenaar (D66) en de heer Welling (D66). Afwezig is de heer Van Meenen (D66). De VOORZITTER opent de vergadering. Op grond van art. 9, lid 3, van het nieuwe RvO dient de raad bij de aanvang van de vergadering de agenda vast te stellen. Op grond van art. 42, lid 7, heeft de heer Geertsema gevraagd, aanvullende vragen te mogen stellen naar aanleiding van het antwoord op o.a. door hem gestelde schriftelijke vragen over de afhandeling van de adviezen van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften (kamer sociale zaken). Spreker stelt voor, dit als punt 11 aan de agenda toe te voegen. - Daartoe wordt besloten. De aldus gewijzigde agenda wordt vastgesteld. 01. Actualiteit * Ontwikkelingen bij de NV Nuon De heer GEERTSEMA zegt dat de verschijning van het jaarverslag van de NV Nuon heeft geleid tot berichten in de media. Gezien de betrokkenheid van de gemeente Leiden bij deze NV stelt spreker het college, c.q. de vertegenwoordiger van de gemeente in de aandeelhoudersvergadering, de volgende vragen. 1. Is het college bekend met de problemen die de NV Nuon heeft met het versturen van foute nota's als gevolg van het samenvoegen van zeven verschillende computersystemen? Kan in de komende aandeelhoudersvergadering worden gevraagd, of de informatie juist is van woordvoerder Stikking van de NV Nuon "dat het bedrijf vooraf wist dat het niet zonder kleerscheuren door de hele operatie heen zou komen"? Zo deze informatie juist is, waarom is dan voor deze zeer klantonvriendelijke oplossing gekozen? Is de aandeelhoudersvertegenwoordiger op enigerlei wijze door de NV Nuon op de hoogte gebracht van de bestaande problemen? Zo nee, is het college dan met de VVD-fractie van mening dat de informatie naar de aandeelhouders verbeterd dient te worden, o.a. op dit terrein? 2. Bestuursvoorzitter Van Halderen belooft betere service aan de 2,7 miljoen klanten. In het Leidsch Dagblad van 4 april 2002 stond: "Ondanks Swelheim's belofte van vorig jaar is daar weinig van terecht gekomen. Van Halderen wijt dat vooral aan de integratie van de energiebedrijven waarmee Nuon de afgelopen jaren gefuseerd is". Is het college met de VVD-fractie van mening, dat serieus met klantvriendelijkheid dient te worden omgegaan? Wil de aandeelhoudersvertegenwoordiger in de

2 160 aandeelhoudersvergadering van 16 mei a.s. vragen om een plan van aanpak voor een betere serviceverlening op korte termijn? 3. Door de vrije markt is Nuon 20% van haar klanten in de MKB-markt kwijtgeraakt. Wat gaat het bedrijf doen om klanten terug te winnen? Is het college met de VVD-fractie van mening, dat dit een zorglijke ontwikkeling is en kan de aandeelhoudersvertegenwoordiger vragen naar het wervingsbeleid van klanten en de reden van de overstap van klanten naar andere bedrijven? 4. Is het college op de hoogte van het feit, dat de NV Nuon voor ten minste 83 miljoen euro in reserves stopt? Kan de aandeelhoudersvertegenwoordiger navraag doen naar de hoogte van de reserves binnen het bedrijf en de noodzaak tot aanvullende reserveringen? De VVD-fractie vindt dit vooral van belang, omdat daarmee mogelijk de afspraak ten aanzien van de dividenduitkering van de NV Nuon aan de aandeelhouders wordt geschonden. 5. Kan de voorbereiding voor de aandeelhoudersvergadering van 16 mei a.s. ter kennis worden gebracht van de commissie MSC dan wel de commissie waarin tegen die tijd het energiebeleid wordt besproken? De VVD-fractie zou dat zeer op prijs stellen. Wethouder PECHTOLD antwoord op vraag 5, dat hij de commissie schriftelijk op de hoogte zal stellen van de in de aandeelhoudersvergadering in te nemen standpunten. De problemen die de heer Geertsema noemde, zijn het college bekend en zullen in de vergadering op 16 mei zeker aan de orde komen. Op vraag 1 antwoordt spreker dat hij de uitspraak van de heer Stikking zo uitlegt, dat men zich bij Nuon wel realiseerde dat de samenvoeging van bedrijven en dus van verschillende computersystemen in het algemeen problemen zou kunnen opleveren. Volgens hem realiseerde men zich toen niet, dat dit ook problemen met nota's zou opleveren en is het dus niet zo, dat men dit voor lief heeft genomen. Uiteraard is het versturen van foutieve nota's niet klantvriendelijk. In de aandeelhoudersvergadering zal gevraagd worden hoe ver men inmiddels gevorderd is met het herstellen van deze fouten. Naar aanleiding van vraag 2 zegt spreker, dat Leiden al in de vorige aandeelhoudersvergadering heeft gewezen op het belang van klantvriendelijkheid. Ook spreker vindt dat het bedrijf een plan van aanpak voor de verbetering van de service moet presenteren. In de komende aandeelhoudersvergadering zal daarop worden aangedrongen. Er vindt geregeld overleg plaats zowel met spreker als aandeelhoudersvertegenwoordiger als met de heer Van der Sande als commissaris. Nog deze week vindt een bijeenkomst plaats met een vertegenwoordiging van de raad van bestuur van Nuon. Ook in dat overleg zal spreker het probleem aan de orde stellen. Het baart ook het college zorgen dat Nuon 20% van haar klanten in de MKB-markt is kwijtgeraakt (vraag 3). Natuurlijk streeft het bedrijf naar een zo groot mogelijk marktaandeel, maar door de vrije markt is dat moeilijk geworden. Verwacht mag worden, dat het bedrijf in de komende aandeelhoudersvergadering een strategie zal presenteren om de dalende lijn om te buigen in een stijgende. Op vraag 4 antwoordt spreker, dat het college vandaag de stukken voor de komende aandeelhoudersvergadering heeft ontvangen. Spreker moet deze nog bestuderen en kan daarom nog niet zeggen, waarom het bedrijf 83 miljoen euro in de reserves stopt en of dat in overeenstemming is met eerder gemaakte afspraken. Hij zal dat nagaan en er in zijn brief aan de commissie MSC uitsluitsel over geven. De heer VAN SCHOONDERWOERD DEN BEZEMER vindt dat er met spoed iets moet worden gedaan aan de verzonden foutieve nota's. Mensen die daarover klagen, worden van het kastje naar de muur gestuurd. Persoonlijk kent hij het geval van een alleenstaande man die een rekening heeft gekregen voor m3 gas, wat volstrekt onmogelijk is. Op zijn klacht wordt niet gereageerd. In plaats daarvan krijgt hij een nieuwe nota met een boete. Dit is ontoelaatbaar!

3 161 Wethouder PECHTOLD zal dit specifieke voorbeeld als illustratie gebruiken in de aandeelhoudersvergadering. Volgens hem weet Nuon dat inmiddels ook wel en moet de gemeente Leiden het probleem in het algemeen aan de kaak stellen, zoals ook de heer Geertsema heeft gedaan, en erop aandringen dat het probleem zo spoedig mogelijk wordt opgelost. * Klachten over het vervoer van gehandicapten Mevrouw BROEIJER zegt dat de raad een brief heeft ontvangen van het Overleg Gehandicaptenbeleid Leiden (OGL) waarin tal van problemen worden aangegeven inzake het vervoer met de OV-taxi. Het beeld is schokkend. Zij vraagt om een reactie van het college op deze brief, vooral wat betreft de organisatie van het vervoer van gehandicapten, de dienstverlening en de behandeling van klachten. Ziet het college in deze brief aanleiding om maatregelen te nemen? Wethouder BUIJING antwoordt dat de klachten van het OGL serieus worden bekeken. Gisteren is er al overleg geweest met het OGL. De lijst van klachten is inderdaad verontrustend, maar de meeste klachten hebben betrekking op het begin van het werken met de OV-taxi en niet zozeer op de huidige situatie. Afgesproken is, dat maandelijks gerapporteerd wordt over de ontwikkeling van het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV). Er is ook veel overleg met de taxibedrijven, die als onderaannemers van Connexxion het OV-taxibeleid uitvoeren. Daarbij is gebleken dat het, nadat er kinderziektes waren met de software, steeds beter gaat en dat het aantal klachten afneemt. Uit klachten die binnenkomen bij het landelijke Connxxion-klachtennummer blijkt, dat het aantal klachten uit de Leidse regio ongeveer gelijk is aan het aantal klachten uit andere delen van het land. Wat betreft de klachtbehandeling zegt spreker, dat Connexxion een landelijk meldpunt heeft voor telefonische en schriftelijk melding van klachten. Alle klachten worden behandeld. Aangegeven wordt welke verbeteringen naar aanleiding van klachten worden doorgevoerd. Het is mogelijk, dat een aantal klachten niet bij het landelijke meldpunt worden gemeld. Spreker kan dat niet beoordelen, maar weet wel dat op dit moment geen klachten uit de Leidse regio meer binnenkomen bij de gemeente. Het OGL heeft aangegeven, dat het van verschillende zijden klachten heeft gekregen en daardoor verontrust is over het beeld dat mensen hebben van de OV-taxi. Het college heeft begrip voor die verontrusting en zal de ontwikkeling nauwgezet blijven volgen. De OV-taxi is een openbaarvervoersysteem dat zich dit jaar moet bewijzen. Alle partijen - Connexxion, de mobiliteitscentrale en de taxibedrijven - zijn gebaat bij een goede werking van het systeem. Al eerder is afgesproken, dat er nog dit jaar een tevredenheidsonderzoek over het functioneren van de OV-taxi zal plaatsvinden. Bij de start van de OV-taxi op 12 november 2001 deden twee taxibedrijven mee. Verschillende andere taxibedrijven waren in gesprek met Connexxion om te gaan deelnemen, maar pas in de afgelopen maand hebben zij het contract ondertekend. Enkele bedrijven hebben besloten om niet deel te nemen. Op dit moment ligt het project op schema en is er geen reden voor verontrusting. Als uit nieuwe klachten zou blijken, dat een structurele wijziging van de OV-taxiregeling nodig is, zal spreker dat in overleg met zijn collega van Verkeer en Vervoer aan de orde stellen. Wethouder HILLEBRAND voegt hieraan toe, dat ook op regionaal niveau de klachten over het CVV worden geregistreerd en maandelijks bekeken. Hieruit is gebleken, dat het aantal klachten zeer beperkt is, eigenlijk nog lager dan werd verwacht. Dat kan betekenen dat er over de totale groep gebruikers genomen niet zoveel problemen zijn. Het kan echter ook zo zijn dat mensen denken dat het niet zinvol is om een klacht in te dienen dan wel dat ze niet weten dat het mogelijk is om een klacht in te dienen. Daarom zal via een publiciteitscampagne in de Stadskrant bekend worden gemaakt wat de normen zijn voor te laat of te vroeg komen, dat men in aanmerking komt voor een gratis rit als de taxi te laat komt, dat er een klachtennummer is dat men tegen lokaal tarief kan bellen en dat over binnengekomen klachten altijd gerapporteerd wordt. Zo wordt betrokkenen duidelijk gemaakt wat hun rechten zijn.

4 162 Mevrouw BROEIJER is blij dat zo serieus op het probleem van de klachten wordt ingegaan. Omdat het om een kwetsbare groep burgers gaat, vraagt zij om schriftelijk nader in te gaan op de geuite punten van kritiek, zodat daarover in de betreffende raadscommissie kan worden gesproken. De heer BLEIJIE neemt er kennis van dat het aantal klachten is afgenomen, maar wijst erop dat er bij de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften ongeveer 90 bezwaarschriften zijn binnengekomen. Hij meent dat dit geen andersoortige klachten zijn. Als het inmiddels beter is geworden, kan er dan geen regeling worden getroffen waardoor een aantal bezwaarschriften kan worden ingetrokken? De heer VAN DEN BOSCH zegt dat zijn fractie in de commissie ROWV herhaaldelijk heeft gevraagd om een overzicht van de ingediende klachten. Tweemaal is dat toegezegd. Hij hoopt dat dit overzicht nu snel zal worden verstrekt, zodat de commissie dat kan afzetten tegen het gebruik dat van de OVtaxi wordt gemaakt. Hij meent dat de commissie ook aandacht moet besteden aan de reden waarom een aantal taxibedrijven het contract niet heeft willen tekenen. Dat is belangrijk om ervoor te kunnen zorgen dat de OV-taxi echt een succes wordt. In het Leidsch Dagblad heeft de heer Molkenboer uitspraken gedaan over de OV-taxi, met name dat opgetreden zou moeten worden tegen taxibedrijven die zich niet aan de regels houden. Het college heeft te kennen gegeven, dit niet nodig te vinden. Wat heeft het college daarmee bedoeld? Volgens spreker is het logisch om er wel tegen op te treden, zeker in de beginfase. Ook vraagt hij, welke mogelijkheden het contract biedt om de OV-taxiregeling te verbeteren als taxibedrijven zich niet aan de regels blijken te houden. De heer FLIPPO heeft in de vergadering van de commissie OWZE van 21 maart jl. een aantal indringende vragen gesteld over de OV-taxiregeling, omdat er signalen waren dat het niet goed ging. Dat was dus nog voordat de brief van het OGL was binnengekomen. Die vragen zijn echter niet opgenomen in de notulen van die commissievergadering. Ze spitsten zich toe op het faillissement van het taxibedrijf Schutte, dat ongeveer 50% van de ritten voor zijn rekening nam. De wethouder zou uitzoeken hoe dat door andere bedrijven kon worden opgevangen. Spreker vraagt de wethouder om die vragen vóór de OWZE-vergadering van a.s. donderdag alsnog te beantwoorden. Voorts merkt hij op, dat er geen duidelijkheid is over de regeling. Eind vorig jaar heeft de gemeente bekend gemaakt, dat men een halfuur tevoren een rit kon aanvragen. In een folder die begin van dit jaar is uitgegeven, staat dat een rit een uur tevoren moet worden aangevraagd. Dit soort onduidelijkheden is een reden voor ergernis bij de gebruikers. De wethouder zei dat er bij de gemeente geen klachten meer zijn binnengekomen, maar men moet klachten indienen bij Connexxion. Geeft dat bedrijf binnengekomen klachten wel door aan de gemeente? De heer Van den Bosch refereerde aan uitlatingen van de heer Molkenboer. Spreker meent dat gedoeld wordt op een wethouder van Leiderdorp. Hem is meegedeeld, dat Leiderdorp een deels andere regeling kent. Het staat in de folder die Leiden aan de WVG-cliënten heeft toegezonden. Is dat juist? Wethouder BUIJING antwoordt dat naar aanleiding van het overleg dat gisteren met het OGL plaatsvond, door de secretaris van het Samenwerkingsverband verkeer en vervoer Leidse regio een brief is opgesteld, waarin antwoorden worden gegeven op de opmerkingen en vragen van het OGL. Deze brief wordt binnenkort verspreid en zal ook naar de raadscommissie worden gestuurd. Op de vraag van de heer Bleijie antwoordt spreker, dat hij niet weet waar de 90 ingediende bezwaarschriften over gaan en dus niet kan beoordelen of er een relatie is tussen die bezwaarschriften en het aantal gereden ritten en of ze op de eerste periode betrekking hadden dan wel op de periode half maart tot heden. In de eerste twee maanden van het jaar waren er kinderziekten met het systeem en toen waren er ook nog maar twee taxibedrijven aangesloten op het systeem. In maart heeft een aantal taxibedrijven waarmee nog werd onderhandeld, de overeenkomst met de mobiliteitscentrale getekend. Vervolgens is bij die bedrijven de apparatuur geïnstalleerd.

5 163 Spreker weet dat de heer Flippo in de commissie OWZE van 21 maart zijn zorgen over de werking van het systeem heeft geuit. Hij heeft daarop geantwoord, dat er in het begin inderdaad veel problemen zijn geweest, maar dat die geleidelijk zijn overwonnen waardoor het aantal klachten ook is afgenomen. Ook heeft hij toen gezegd dat naar zijn mening de klachten, waarover ook in de brief van het OGL wordt gesproken, betrekking hebben op de situatie in het begin van het jaar. Ook spreker heeft de opmerkingen van de heer Molkenboer uit de krant moeten vernemen. Het systeem voorziet in sancties. Die worden ook toegepast als daar aanleiding voor is. Daar wordt onderzoek naar gedaan. Nu het echter duidelijk beter gaat, vindt spreker dat niet gelijk met sancties moet worden gewerkt. Zoals wethouder Hillebrand al heeft gezegd, zal door middel van een extra publiciteitscampagne betrokkenen nog eens duidelijk worden gemaakt wat hun rechten zijn. Van die gelegenheid zal ook gebruik worden gemaakt om onduidelijkheden weg te nemen, zoals de onduidelijkheid of men een rit een halfuur of een uur tevoren moet aanvragen. Ook zal nog eens duidelijk onder de aandacht worden gebracht, dat men een gratis rit krijgt als de taxi te laat komt. De heer LAURIER constateert dat de wethouder erkent, dat er veel commotie is over de OVtaxiregeling en niet uitsluit dat de informatie niet goed is geweest. Is dat voor de wethouder geen reden om zich voordat tot een evaluatie wordt overgegaan pro-actief op te stellen en na te gaan hoe de klanten dit nieuwe vervoersysteem ervaren? Het nieuwe systeem is belangrijk, maar het heeft een slechte start gehad. Daarom moet de wethouder volgens spreker snel maatregelen nemen en niet de evaluatie afwachten. De VOORZITTER heeft de interruptie van de heer Laurier toegestaan, maar realiseert zich achteraf, dat dit niet overeenkomstig het nieuwe RvO is. Wethouder BUIJING wil niettemin op de interruptie ingaan. Hij geeft zonder meer toe dat er nog steeds dingen niet goed gaan, maar berichten in de krant dat het systeem slecht werkt en dat er veel klachten zijn, klachten die vaak niet gecheckt zijn, roepen een negatief beeld op dat niet terecht is. Vanaf de start op 12 november 2001 vindt maandelijks overleg plaats tussen het Samenwerkingsverband verkeer en vervoer Leidse regio en Connexxion over de werking van het systeem en over klachten. Ook is er vanaf het begin tweewekelijks overleg tussen de dienst ESZ, bureau WVG, en de taxibedrijven over de ontwikkeling en de klachten. Spreker vindt dit een proactieve benadering. Signalen vanuit verschillende groepen van gebruikers worden nauwlettend gevolgd. De reacties worden steeds positiever. Daarom was hij verrast door de brief van het OGL, waarin zo sterk de nadruk wordt gelegd op de beginsituatie, toen er inderdaad tal van problemen waren. In 2001 is er proefgedraaid, formeel werkt het systeem nu ruim drie maanden en het gaat steeds beter. Hij wil de evaluatie afwachten. Het lijkt hem overigens wel een goed idee om in de commissie OWZE over enige tijd te spreken over de opgedane ervaringen, mede op basis van de cijfers die Connexxion beschikbaar stelt. Het is echter aan de voorzitter van die commissie om daartoe over te gaan. Aan het adres van de heer Flippo zegt spreker, dat hij naar zijn mening in de commissie niet heeft gezegd dat taxibedrijf Schutte 50% van de ritten voor zijn rekening nam. Dat bedrijf verzorgde wel een groot aantal ritten. Na het faillissement is een groot deel van de chauffeurs overgegaan naar de andere bedrijven. Door het faillissement is er geen capaciteitsgebrek ontstaan. Als het systeem verder groeit, mag gehoopt worden dat de inzet van middelen, taxi's en chauffeurs gelijke tred kan blijven houden met de vraag. Het gaat nu om de WVG, maar de OV-taxi is een openbaar-vervoersysteem dat voor iedere burger beschikbaar is. Wethouder HILLEBRAND vindt het niet goed om kwalificaties als 'een slechte start' te gebruiken terwijl er nog geen evaluatie is geweest. Het aantal ingediende klachten is laag ten opzichte van wat men bij een zo majeure verandering van het vervoersysteem kon verwachten. Dat neemt niet weg dat

6 164 de ingediende klachten van individuele cliënten serieus moeten worden genomen, met name waar het gaat om de bejegening van degenen die van het systeem gebruik moeten maken. Spreker vindt wel dat onderscheid moet worden gemaakt tussen klachten en zorgelijke geluiden vanuit de taxiwereld en vanuit de deelnemers. Een groot deel van de klachten komt vanuit de taxiwereld en dat zou wel eens het gevolg kunnen zijn van het feit dat door het systeem, dat via een Europese aanbesteding is ingevoerd, vervoer kan worden aangeboden voor een veel lager bedrag dan vóór 1 januari 2002 het geval was. Het is begrijpelijk dat dit wrevel opwekt bij een vrije beroepsgroep die in het verleden aan deze dienstverlening meer verdiende. Aan de heer Van den Bosch zegt spreker toe, dat hij de commissie ROWV een overzicht van de ingediende klachten zal doen toekomen. 02. Mededelingen - Er zijn geen mededelingen. 03. Ingekomen stukken De VOORZITTER deelt mee dat in het fractievoorzittersoverleg is vastgesteld, dat de voorstellen over de wijze van afdoening voorstellen van de voorzitter van de raad zijn, niet van het college van BenW. Desgevraagd heeft hij in het fractievoorzittersoverleg toegezegd, dat in alle gevallen waarin wordt besloten een brief in handen van BenW te stellen ter afdoening een afschrift van die afdoening aan de raad zal worden gezonden dan wel in de leeskamer ter inzage zal worden gelegd. Mevrouw HESSELINK vraagt om de brief van het ministerie van Verkeer en Waterstaat inzake dodehoekspiegels (punt 2) te agenderen in de commissie ROWV, omdat haar fractie wil bespreken hoe de gemeente hiermee omgaat. Wethouder HILLEBRAND antwoordt dat het college positief staat tegenover het plaatsen van dode-hoekspiegels op vrachtauto's van de gemeente en vraagt of dit voldoende is. De heer WELLING wijst erop dat in de brief ook wordt verzocht om bij aanbestedingsprocedures opdrachten alleen te gunnen aan bedrijven die dode-hoekspiegels op hun vrachtautos's hebben. Wethouder HILLEBRAND gaat ermee akkoord dat de brief in de commissie wordt besproken. De heer VAN AS merkt op dat de brief van de RMU inzake gewetensbezwaarde ambtenaren burgerlijke stand (punt 11) zowel aan het college als aan de raad is gericht. Spreker doet de suggestie dat het college bij de beantwoording van deze brief rekening houdt met het antwoord dat staatssecretaris Kalsbeek anderhalve week geleden aan de Tweede Kamer heeft gegeven. Ter wille van de beantwoording door de raad vraagt hij, de brief in de eerstvolgende vergadering van de commissie ABA aan de orde te stellen. De heer DE ROOIJ wijst erop dat verleden jaar bij de behandeling van de Perspectiefnota motie M30 inzake toepassing van artikel 1 van de Grondwet in de verhouding ambtenaar-burger is aangenomen. Hij meent dat in het antwoord ook moet worden aangegeven wat dit in de ogen van het college betekent. De heer VAN AS heeft mede om die reden gevraagd, de brief in de commissie ABA te behandelen. De VOORZITTER zal nagaan wat staatssecretaris Kalsbeek heeft geantwoord en zegt toe dat de brief voor de commissie ABA zal worden geagendeerd. De heer VAN DEN BOSCH meent dat het verzoek om de brief in de commissie ABA te behandelen nu aan de voorzitter van die commissie moet worden gericht, niet aan de voorzitter van de raad. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Bleijie als voorzitter van de commissie ABA. De heer BLEIJIE zegt toe dat de brief op de agenda van de commissie ABA zal worden geplaatst. Als agendering voor de eerstvolgende commissievergadering niet mogelijk is - in die vergadering is waarschijnljk alle tijd nodig voor de politie - zal agendering voor de daarop volgende vergadering plaatsvinden. - Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten (nrs. 1 t/m 15) met inachtneming van de gedane toezeggingen.

7 Beëdiging van mevrouw Schreuder als raadslid - Mevrouw F. Schreuder-Hoogervegt legt in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven verklaring en belofte af. De VOORZITTER wenst mevrouw Schreuder geluk. - De vergadering wordt enige tijd geschorst voor felicitaties door de raadsleden. 05. Vaststelling besluitenlijsten van 13 en 14 maart 2002 De heer DE ROOIJ merkt op dat volgens art. 20 van het nieuwe RvO de ontwerp-besluitenlijst tegelijk met de oproeping aan de leden moet worden toegestuurd. De besluitenlijsten van 13 en 14 maart 2002 heeft hij echter niet ontvangen, ook niet via zijn postbakje. Hij verzoekt daarom de vaststelling aan te houden. De heer WELLING zegt dat deze besluitenlijsten ter inzage hebben gelegen in de leeskamer. De heer DE ROOIJ wijst erop dat ze volgens het RvO bij de leden moeten worden bezorgd. Dat betekent: thuis of in het postbakje. De VOORZITTER meent dat in het fractievoorzittersoverleg is afgesproken, dat ter inzage leggen voldoende zou zijn om de hoeveelheid papier te beperken. Dat gebeurt ook met de antwoorden van BenW op ingekomen brieven. Op grond daarvan meent hij, dat de besluitenlijsten nu kunnen worden vastgesteld. De heer DE ROOIJ is het daar niet mee eens. De stuurgroep en de commissie ABA waren van mening, dat deze bepaling juist in het RvO moest worden opgenomen om de bestaande praktijk te veranderen. Wat de voorzitter voorstelt, betekent dat men op de oude voet verder gaat. De VOORZITTER herinnert zich dat ook is gezegd, dat niet alles thuis bezorgd hoefde te worden of in de postbakjes hoefde te worden gelegd. De heer VAN AS vindt het, aangezien kennelijk niet duidelijk is wat nu precies is afgesproken, onverstandig de besluitenlijsten nu vast te stellen. Eerst moet worden uitgezocht wat precies is afgesproken. De heer BLEIJIE doet de suggestie om dit punt te betrekken in het gesprek dat a.s. donderdag met de griffier a.i. zal plaatsvinden. De VOORZITTER gaat daarmee akkoord. - De vaststelling van de besluitenlijsten wordt aangehouden. 06. Benoeming van de voorzitters van de raadscommissies De VOORZITTER wijst erop dat, zoals in het fractievoorzittersoverleg is afgesproken, deze benoemingen zullen gelden tot het moment, waarop de raad zal besluiten over de instelling nieuwe raadscommissies. a. Commissie voor algemene en bestuurlijke aangelegenheden (ABA) Voorgedragen is de heer W. Bleijie.

8 166 b. Commissie voor ruimtelijke ordening, wonen en verkeer (ROWV) Voorgedragen is de heer A. Geertsema. c. Commissie voor economische zaken, grondzaken, toerisme en parkeren (EGTP) Voorgedragen is mevrouw F. Schreuder. d. Commissie voor milieu, sport en cultuur (MSC) Voorgedragen is mevrouw M.J. van Gruting-Wijnhold. e. Commissie voor onderwijs, welzijn, zorg en emancipatie (OWZE) Voorgedragen is mevrouw S. Dewkalie. f. Commissie voor financiën, automatisering, waterbeheer en veiligheidsbeleid (FAWV) Voorgedragen is de heer O. Welling. g. Commissie voor de rekeningen De heer WELLING zegt dat de Commissie voor de rekeningen nog niet bijeen is geweest. Om die reden heeft de commissie geen voordracht gedaan. Namens zijn fractie draagt hij de heer W. Bleijie voor. De heer VAN DEN BOSCH is ervoor om deze benoeming aan te houden in afwachting van een voordracht van de Commissie voor de rekeningen. De heren DE LANGE, VAN AS, mevrouw BROEIJER, de heren DAY en SLOOS ondersteunen de kandidatuur van de heer Bleijie. De heer VAN DEN BOSCH had het beter gevonden als de commissie een kandidaat zou hebben voorgedragen. Zijn fractie kan echter de kandidatuur van de heer Bleijie ondersteunen. Voorgedragen is de heer W. Bleijie. h. Commissie grote-stedenbeleid Voorgedragen is de heer A. Geertsema. - Alle voorgedragenen worden bij acclamatie benoemd. 07. Benoeming leden van de Commissie op de openbare scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs te Leiden ( ) De VOORZITTER wijst erop, dat in het fractievoorzittersoverleg is afgesproken, dat deze benoemingen zullen gelden tot bij een ontvlechting duidelijk is geworden, of dit een commissie is die advies geeft aan de raad of aan het college. Spreker benoemt tot leden van het stembureau, ook voor de agendapunten 8 en 9, mevrouw Van Gruting, mevrouw Hesselink, mevrouw Wassenaar en mevrouw Dewkalie. Voorgedragen zijn:

9 167 door het college van BenW: als voorzitter de wethouder belast met openbaar onderwijs de heer R.A.M. van der Sande; als leden mevrouw R. van der Lecq, de heren C.M. van Putten en L.A. Vos; door de commissie: mevrouw E. Locher-van Rhijn, mevrouw C. Broeijer, de heren B. Dekker en Th. Wortel. - Alle voorgedragenen worden benoemd met 36 stemmen, terwijl telkens één stem blanco is uitgebracht. 08. Benoeming leden van de Inspraakcommissie Door het college van BenW zijn voorgedragen: als voorzitter de heer S.H.K. Blok; als leden de heer Tj. Valk, mevrouw L. de Loor-Alwin, mevrouw A.M. Krol en de heer D.J. de Jong. - Alle voorgedragenen worden benoemd met algemene (37) stemmen. 09. Benoeming leden van de Ombudscommissie Door het college van BenW zijn voorgedragen: als voorzitter de heer S.H.K. Blok; als leden de heer Tj. Valk, mevrouw L. de Loor-Alwin, mevrouw A.M. Krol en de heer D.J. de Jong. - Alle voorgedragenen worden benoemd met algemene (37) stemmen. 10. Voorbereidingsbesluit Maredorp/de Camp/Pieterswijk ( ) De VOORZITTER zegt dat de voorzitter van de commissie ROWV heeft meegedeeld, dat de commissie adviseert het voorstel inhoudelijk in deze raadsvergadering te bespreken. In het fractievoorzittersoverleg is afgesproken, dat de spreektijd hierbij maximaal 5 minuten per fractie zal zijn. De heer DE COO voert mede namens de fracties van de SP en Leefbaar Leiden het woord. Hij merkt op dat in het ontwerp-besluit in de punten 3 en 4 geen datum van inwerkingtreding is ingevuld. De drie fracties vinden dat zij geen blanco cheque aan het college kunnen geven. Hij had verwacht dat dit voor deze vergadering zou zijn rechtgezet. Inhoudelijk is er een veel groter bezwaar. Dit voorbereidingsbesluit heeft mede betrekking op de Aalmarktplannen. Terecht staat in het voorstel, dat het voorontwerp Stadsvernieuwingsplan en het planconcept Aalmarkt een belangrijke rol hebben gespeeld. Maar dan staat er dat deze als basis hebben gediend voor het sluiten van een ontwikkelingsovereenkomst. Het voorstel PLanconcept en ontwikkelingsovereenkomst Aalmarktproject ( ) is op 18 december 2001 wel besproken, maar de verdere behandeling is aangehouden in verband met een referendumaanvrage ter zake. In de vergadering van 22 januari 2002 is het bedoelde raadsvoorstel ingetrokken. Er is dus geen ontwikkelingsovereenkomst en er is ook geen planconcept Aalmarkt meer. Niettemin staat dat planconcept nog steeds op de website van de gemeente. De website moet hoognodig worden aangepast. In het thans aan de orde zijnde voorstel staat, dat het planconcept opnieuw bekeken zal worden. Dat is niet juist. Besloten is dat er een heel nieuw plan zal worden gemaakt. Het voorontwerp Stadsvernieuwingsplan kan dus niet opnieuw ter inzage worden gelegd. Een voorbereidingsbesluit wordt genomen om ongewenste ontwikkelingen tegen te kunnen gaan. Het verwerpen van het nu gedane voorstel kan echter zeer wel leiden tot gewenste ontwikkelingen. Daarom dient de Wet voorkeurrsrecht gemeenten in dit geval ook niet te worden toegepast. Op pag. 2 van het voorstel staat onder 'Nieuwe ontwikkelingen' dat, als het eerder voorgestelde Aalmarktplan

10 168 niet doorgaat, wenselijk geachte bouwplannen binnen het Aalmarktgebied als ruimtelijke onderbouwing in het Stadsvernieuwingsplan kunnen gaan fungeren. Als dat zo wordt vastgesteld, is het nemen van het voorgestelde voorbereidingsbesluit helemaal niet nodig. Dit besluit moet dan ook vanavond niet genomen worden. Namens de drie fracties adviseert spreker het college het voorstel terug te nemen. De heer DE HAAN zegt dat de eerste indruk bij lezing van het voorstel is, dat het voorbereidingsbesluit opnieuw genomen moet worden in verband met de ontwikkelingen in het Aalmarktgebied. Wie het stuk goed leest, moet echter de conclusie trekken dat er ook voor andere delen van de stad nog steeds geen nieuwe bestemmingsplannen zijn en dat het nog geruime tijd zal duren voordat die er wel zijn. Spreker vraagt hoe ver men daarmee is gevorderd en voor welke delen van de stad men met het maken van nieuwe bestemmingsplannen (c.q. stadsvernieuwingsplannen) überhaupt nog niet is begonnen en waarom. Thans geldt al gedurende vier jaar een voorbereidingsbesluit voor een groot deel van de binnenstad; bij aanneming van dit voorstel zal die toestand zes jaar bestaan. Volgens spreker was het in vier jaar best mogelijk geweest om voor de andere delen van de binnenstad dan de Aalmarkt een bestemmingsplan voor te bereiden. In het voorstel staat, dat aansluiting zal worden gezocht bij het stadsvernieuwingsplan voor de Aalmarkt. Wat moet daaronder worden verstaan? Het kan toch niet zo zijn, dat de hele binnenstad moet wachten op de Aalmarkt? Voor grote delen van de binnenstad is dat ook helemaal niet nodig. Spreker wacht het antwoord op de kritiek van de heer De Coo af. De CDA-fractie begrijpt dat het voorbereidingsbesluit nodig is voor de Aalmarkt, maar heeft grote moeite met het telkens opnieuw nemen van voorbereidingsbesluiten. Daarom vraagt zij de toezegging dat in de komende twee jaar - de periode waarvoor het te nemen voorbereidingsbesluit zal gelden - de nieuwe bestemmingsplannen voor de overige delen van de binnenstad en hopelijk ook dat voor het Aalmarktgebied aan de raad zullen worden voorgelegd. De heer WELLING zegt dat bestemmingsplannen zijn bedoeld om de burger rechtszekerheid te geven. Met een voorbereidingsbesluit wordt in feite onduidelijk gemaakt wat er in het betreffende gebied zal gaan gebeuren. De heer De Haan heeft er terecht op gewezen dat er voor dit deel van de binnenstad al vier jaar een voorbereidingsbesluit van kracht is. In die tijd zijn er volgens spreker in dit gebied 9 à 10 bouwplannen goedgekeurd op basis van artikel 19 van de WRO. Die hadden niets te maken met het Aalmarktgebied. Het thans aan de raad voorgelegde voorbereidingsbesluit heeft grotendeels dezelfde tekst als het voorbereidingsbesluit van twee jaar geleden. De tekst onder 'Nieuwe ontwikkelingen' is letterlijk dezelfde. Dat wekt de suggestie dat het te nemen raadsbesluit slechts een formaliteit is. Spreker wil echter weten, of er nu werkelijk een bestemmingsplan voor dit gebied wordt voorbereid. Van ambtelijke zijde is hem gezegd, dat het bestemmingsplan niet binnen een jaar ter inzage zal worden gelegd. Volgens hem staat het in de werkplanning van de betrokken dienst niet voor het jaar 2002 gepland. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat de nu gevraagde periode van twee jaar voldoende zal zijn. Dat zou betekenen dat voor dit gebied langer dan zes jaar een voorbereidngsbesluit zal gelden, terwijl ernaar gestreefd wordt om bestemmingsplannen na tien jaar te actualiseren. Sprekers fractie zal voor het voorstel stemmen, als de wethouder kan toezeggen dat binnen de termijn van dit besluit een bestemmingsplan voor het gebied, of in ieder geval voor een zo groot mogelijk gedeelte, gereed zal zijn. De heer GEERTSEMA wenst de heren De Coo en De Haan geluk met hun maidenspeech. Sprekers fractie gaat akkoord met het voorstel, omdat zij het ongewenst vindt om voor dit gebied een vrij regime te laten ontstaan, wat zou gebeuren als het bestaande voorbereidingsbesluit niet werd verlengd. Zij is het echter met de heer Welling eens, dat het ongewenst is om voor een zo lange periode met elkaar opvolgende voorbereidingsbesluiten te werken. Ook spreker heeft gezien, dat uit de

11 169 werkplanning van de dienst BoWo niet blijkt dat een bestemmingsplan voor dit gebied in voorbereiding is. Hij kan zich voorstellen dat er voor volgend jaar wel mee wordt begonnen, maar vraagt zich af of het in de komende twee jaar ook gereed zal komen, want de dienst BoWo moet nog meer bestemmingsplannen opstellen. Kan de wethouder iets zeggen over de prioritering? De heer VAN DEN BOSCH vraagt of de heer Geertsema niet met hem van mening is, dat het goed zou zijn als de commissie ROWV het besluit nam dat binnen een jaar een bestemmingsplan voor dit gebied ter bespreking aan haar moet worden voorgelegd. De heer GEERTSEMA antwoordt als voorzitter van de commissie ROWV, dat deze commissie zelf kan besluiten om aan een aantal bestemmingsplannen voorrang te geven. Vervolgens zal zij dan bij het ambtelijk apparaat moeten nagaan of daarvoor capaciteit is en wat, als die er niet is, achterwege gelaten zou moeten worden. De heer VAN AS sluit zich aan bij de reeds gestelde vragen en de geuite kritiek over de duur van bestemmingsplanprocedures. Ook hij vindt het onjuist dat in dit voorstel het Stadsvernieuwingsstructuurplan wordt genoemd. Duidelijk moet zijn dat dit plan niet meer aan de orde is en dat er een heel nieuw plan wordt gemaakt, waarvan niet als vaststaand mag worden aangenomen dat het uitgaat van het plan dat al eerder is gemaakt. De heer VAN DEN BOSCH sluit zich aan bij de zorgen die zijn uitgesproken. In aansluiting op zijn vraag aan de heer Geertsema vraagt hij, in hoeverre de wethouder het mogelijk acht dat er binnen een jaar een ontwerp-bestemmingsplan voorligt. Naar zijn mening is de daarvoor benodigde ambtelijke capaciteit een kwestie van prioriteiten stellen. Wethouder HILLEBRAND antwoordt op de laatste opmerking, dat het een kwestie zou zijn van ad hoc prioriteiten stellen. Een maand geleden zijn in de commissie ROWV de werkplannen van de dienst BoWo besproken. Daarin stonden alle uren, ook van de afdeling RO, inclusief de producten die men daarvoor dit jaar zal leveren. Daar stond dit bestemmingsplan niet bij, maar toen heeft niemand in de commissie gezegd dat het erop gezet moest worden en dat iets anders dan geschrapt moest worden. Overigens erkent hij, dat er achterstand is bij het maken van bestemmingsplannen en dat dit ook met het oog op de komende nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening zorgen baart. Als men verlangt dat het bestemmingsplan voor dit gebied binnen een jaar moet worden ingediend, stelt hij daar tegenover dat dan het werk aan de plannen voor de Merenwijk en Zuid-West gestaakt zou moeten worden. Daarom wil hij dat niet toezeggen. Hij kan zelfs niet toezeggen, dat het binnen twee jaar gereed zal zijn. Wel zegt hij toe, dat hij op de kortst mogelijke termijn aan de commissie een overzicht zal voorleggen van de leeftijd van de bestaande bestemmingsplannen en een meerjarenplanning voor het actualiseren daarvan. Op basis daarvan kan een brede discussie gevoerd worden. Dat vindt hij zinvoller dan er één uitlichten zonder dat er een goed overzicht is. Als de raad wenst dat ook de bestemmingsplannen voor de andere gebieden van de stad binnen een paar jaar op orde zijn, zal men daarvoor aanzienlijke extra middelen beschikbaar moeten stellen. Ook dan moet eerst inzichtelijk worden gemaakt, hoe groot de achterstand is en hoeveel extra capaciteit nodig is om die binnen een bepaalde periode weg te werken. De heer VAN DEN BOSCH vraagt om dat overzicht vóór de behandeling van de Perspectiefnota over te leggen. Dat stelt de raad in staat om de kaders te stellen en eventueel extra middelen hiervoor uit te trekken. Wethouder HILLEBRAND zal zijn best doen dat het wordt overgelegd als het collegeprogramma verschijnt. De heer VAN DEN BOSCH stelt dat op prijs. Hij weet dat de werkplannen van de dienst BoWo in de commissie ROWV zijn besproken. Afgezien van het feit dat de status van die commissie toen nog een andere was, is het zo dat de commissie niet gaat over de werkplannen van het

12 170 ambtelijk apparaat maar over het stellen van prioriteiten bij het maken van bestemmingsplannen. Daarom ziet hij graag dat bij dat overzicht wordt aangegeven wat de gevolgen zijn voor andere bestemmingsplannen als aan het plan voor dit gebied prioriteit wordt gegeven. Wethouder HILLEBRAND antwoordt dat het bij de discussie in de commissie ROWV over de werkplannen ging over de producten die de dienst in het komende jaar gaat leveren. Dat is precies het soort discussie waar de heer Van den Bosch voor pleit en die al een maand geleden had kunnen worden gevoerd. Die discussie kan echter beter worden gevoerd als de commissie over het overzicht beschikt. De heer WELLING vraagt om in het overzicht ook aan te geven, voor welke gebieden van de stad een voorbereidingsbesluit geldt. Spreker kon de wethouder volgen toen hij zei niet te willen toezeggen, dat het bestemmingsplan binnen een jaar gereed zal zijn. Hij verbaast zich echter over diens opmerking, dat hij zelfs niet kan toezeggen dat het over twee jaar gereed zal zijn. Er wordt nu voorgesteld opnieuw een voorbereidingsbesluit te nemen, maar wat wordt er dan voorbereid als dat geen bestemmingsplan is? Wethouder HILLEBRAND zegt dat het wel degelijk de bedoeling is om het binnen twee jaar gereed te hebben, maar dat hij gezien het omvangrijke werkpakket van de dienst BoWo nog niet kan garanderen dat dit ook zal lukken. Als die intentie er niet was, had het college ook niet voorgesteld om een voorbereidingsbesluit voor twee jaar te nemen. Dat in de punten 3 en 4 van het ontwerp-besluit geen datum van inwerkingtreding is ingevuld, vindt zijn oorzaak in het feit dat in het dualistische systeem het college een voorstel doet, dat vervolgens via de commissie wordt aangeboden aan de raad waarna het door de agendacommissie wordt geagendeerd. Aangezien het college tevoren niet weet, wanneer de raad het voorstel zal behandelen, is de datum opengelaten. Spreker vindt wel dat die datum nu moet worden ingevuld. De heer DAY merkt op dat het alleen in punt 4 gaat om de datum van inwerkingtreding. In punt 3 gaat over de termijn gedurende welke het voorbereidingsbesluit zal gelden. Wethouder HILLEBRAND antwoordt dat die termijn twee jaar is na de inwerkingtreding. Hij zal nagaan wat gebruikelijk is: de dag na het raadsbesluit of zes dagen daarna. In de raadsvergadering van 22 januari 2002 is het voorstel PLanconcept en ontwikkelingsovereenkomst Aalmarktproject ( ) inderdaad ingetrokken. Het Stadsvernieuwingsstructuurplan was al eerder vastgesteld en dat is nog steeds een vigerend plan. Het op basis daarvan gemaakte ontwerp-stadsvernieuwingsplan 2000 was al in procedure en is strikt genomen niet ingetrokken. Op basis van de werkzaamheden van de projectgroep moet bekeken moet worden, of die procedure kan worden voortgezet dan wel of een nieuwe procedure moet worden gestart. De afspraak om nog dit jaar tot meer overeenstemming te komen tussen de bezwaarmakers tegen het planconcept en het college maakt, dat het in de rede ligt dat een nieuw plan in procedure zal worden gebracht. De heer VAN AS vindt dat de wethouder het nu anders formuleert dan in januari is besloten. Toen is duidelijk uitgesproken dat de voorstellen van het college ten aanzien van de toekomstige inrichting van het gebied van tafel waren, dat overleg zou worden gepleegd met de projectgroep en dat er in oktober een heel nieuw plan zou komen. Spreker begrijpt wel dat de collegefracties daarover hun eigen ideeën hebben en dat de inbreng van het college in de besprekingen met de projectgroep een bepaalde kleuring zullen hebben, maar hij wil dat nu duidelijk wordt uitgesproken dat er thans geen plan is en dat gewacht wordt op hetgeen waarmee de projectgroep komt. Wethouder HILLEBRAND heeft niet iets anders willen zeggen. Het planconcept is van tafel gehaald. Daarom is de procedure voor het Stadsvernieuwingsplan halverwege stopgezet en is in maart geen

13 171 definitief ontwerp voorgelegd, zoals eerst de bedoeling was. Het resultaat van het overleg met de projectgroep kan betekenen, dat later een hele nieuwe procedure voor een Stadsvernieuwingsplan wordt gestart, maar het kan ook zo zijn dat dan de afgebroken procedure wordt voortgezet, zoals is gebeurd met de procedure voor het ontwerp-bestemmingsplan Roomburg. Aanvankelijk zat daar een baggerstort in, maar na de inspraak is er een nieuwe afweging gemaakt en is de procedure voortgezet over een gewijzigd bestemmingsplan zonder baggerstort. De heer DE COO zegt dat in het nu aan de orde zijnde voorstel staat, dat het ontwerp- Stadsvernieuwingsplan ten behoeve van wettelijk voorgeschreven vooroverleg is toegestuurd aan de in art. 10 van het Besluit ruimtelijke ordening genoemde instanties. Hoe kan dat als de procedure daarover is stopgezet? Wethouder HILLEBRAND antwoordt dat dit is gebeurd voordat de raad op 22 januari 2002 besloot om het planconcept in te trekken en derhalve de procedure over het ontwerp-stadsvernieuwingsplan voorlopig stop te zetten. De heer DE COO is het daar niet mee eens. Het voorstel dat in de raadsvergadering van 18 december 2001 aan de orde was, ging zowel over het planconcept als over het conceptstadsvernieuwingsplan. Toen is de beraadslaging geschorst en op 22 januari 2002 zijn beide ingetrokken. Het college heeft dus iets gedaan wat het op grond van het raadsbesluit niet mocht doen. Wethouder HILLEBRAND bestrijdt dat. De toezending heeft wel degelijk voor de raadsvergadering van 22 januari 2002 plaatsgevonden. Tweede instantie De heer WELLING vindt het antwoord van de wethouder over de termijn waarop een ontwerpbestemmingsplan zal voorliggen onbevredigend. Wat nu wordt voorgesteld, is te besluiten dat een herziening van het bestemmingsplan wordt voorbereid, maar dat staat niet in het werkplan en de wethouder kan niet garanderen dat er binnen twee jaar een herzien bestemmingsplan zal voorliggen. Hij begrijpt dat de wethouder niet kan toezeggen, dat er binnen een jaar een nieuw bestemmingsplan zal zijn, maar hij vindt dat de raad gezien het voorliggende voorstel mag eisen dat het er binnen twee jaar zal zijn. In ieder geval mag de raad verlangen dat de toezegging wordt gedaan, dat de planning erop gericht zal worden dat het binnen twee jaar zal lukken. De heer DE HAAN is door het antwoord van de wethouder alleen maar ongeruster geworden. In het voorstel staat dat het bestemmingsplan niet binnen een jaar gereed kan zijn en dat daarom een voorbereidingsbesluit voor twee jaar moet worden genomen, maar nu zegt de wethouder dat ook dat misschien niet zal lukken. De werkplanning van de dienst BoWo is inderdaad in de commissie besproken, maar de commissie is niet verantwoordelijk voor die werkplanning. Het zou zo moeten zijn dat een gemeentelijke dienst ervoor zorgt dat er op tijd een bestemmingsplan voorligt voor een gebied waarvoor een voorbereidingsbesluit is genomen. Als de wethouder niet kan garanderen dat er binnen twee jaar in ieder geval een ontwerp voorligt, zal sprekers fractie tegen het voorstel stemmen. Wethouder HILLEBRAND stelt wat betreft de punten 3 en 4 van het voorstel voor, om de ingangsdatum te bepalen op zes dagen na de dag van het raadsbesluit met een werkingsduur van twee jaar. Uiteraard is het zijn intentie om het ontwerp-bestemmingsplan binnen die termijn aan de raad voor te leggen, maar het hangt af van de middelen die de raad daarvoor ter beschikking stelt of hij die intentie waar kan maken. Hij zal de commissie de gevraagde overzichten doen toekomen en er zijn uiterste best voor doen dat er binnen twee jaar een ontwerp-bestemmingsplan voorligt. Hij voegt hier nog aan toe, dat een voorbereidingsbesluit niet alleen wordt genomen om ongewenste ontwikkelingen tegen te kunnen gaan, maar ook om gewenste ontwikkelingen mogelijk te kunnen maken. Als er in de afgelopen tijd niet met voorbereidingsbesluiten was gewerkt, wat nodig was

14 172 omdat er een achterstand is op het gebied van het herzien van bestemmingsplannen, was het niet mogelijk geweest om bijvoorbeeld de verbouwing van de bakkerij, van de Oude Vest-kerk en van het Kamerlingh Onnes-laboratorium toe te staan en de procedure voor Lady Sting tussen de Haarlemmerstraat en de Apothekersdijk op te starten. Overigens wil hij graag met de raad discussiëren over de middelen die nodig zijn om de achterstand op het gebied van het maken van bestemmingsplannen in te lopen. - Op verzoek van de heer Sloos wordt de vergadering enige tijd geschorst voor fractieberaad. De VOORZITTER geeft gelegenheid voor het afleggen van stemverklaringen. De heer DE COO verklaart mede namens de fracties van de SP en LL, dat hij niet overtuigd is door de argumenten van de wethouder tegen het verzoek om het voorstel terug te nemen, reden waarom de drie fracties tegen het voorstel zullen stemmen. De heer DE HAAN verklaart dat zijn fractie, gezien de toezegging van de wethouder dat deze zijn uiterste best zal doen om het bestemmingsplan binnen twee jaar voor te leggen, voor het voorstel zal stemmen. De fractie verwacht, dat dit zal blijken uit de overzichten die de wethouder aan de commissie zal voorleggen. De heer VAN AS sluit zich daarbij aan. - De VOORZITTER stelt vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen, met dien verstande dat het voorbereidingsbesluit geldt voor twee bestemmingsplannen (Pieterswijk en De Camp/Maredorp), dat bij de punten 3 en 4 wordt ingevuld resp. 15 april 2004 en 15 april 2002, en dat de fracties van LWG/DG, de SP en LL geacht wensen te worden tegen dit besluit te hebben gestemd. 11. Aanvullende vragen inzake stand van zaken Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften (kamer sociale zaken) De heer GEERTSEMA spreekt mede namens de heren Wijfje (thans duo-raadslid) en Bleijie, die beiden ook lid waren van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften, kamer sociale zaken. Spreker dankt het college voor de beantwoording van de schriftelijke vragen van 17 december 2001 op 19 maart Hij meent dat het op vraag 2 gegeven antwoord onvolledig is. Reeds enige tijd vóór 19 maart is een nadere memorie van toelichting inzake de dualisering verschenen, waarin staat dat er reparatiewetgeving komt om het weer mogelijk te maken dat leden van de gemeenteraad zitting hebben in de commissies voor beroep- en bezwaarschriften. Daarop anticiperend heeft de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften voorgesteld, alle raadsleden die deel uitmaakten van de commissie te herbenoemen. Spreker stelt de volgende aanvullende vragen. 1. Waarom is niet ingegaan op de vraag, waarom de voormalige portefeuilehouder een voorraad van 106 à 110 zaken heeft doen ontstaan? 2. Is het college met de vragenstellers van mening, dat het aanhouden van 110 zaken niet in het belang van klagers is als hierdoor de afhandelingstermijnen van bezwaarschriften sterk oplopen (zie vierde kwartaalrapportage van de kamer sociale zaken)? 3. Waarom konden er na het indienen van de vragen opeens 43 adviezen van de commissie worden afgedaan zonder een afwijking van de adviezen en waarom kon de rest van de voorraad begin januari grotendeels wel worden weggewerkt? 4. Is het college met de vragenstellers van mening dat een gemiddelde beslistijd van het college van zeven weken te lang is en dat deze ook gezien de regels van de AWB omlaag gebracht dient te worden? 5. Is het college met de vragenstellers van mening, dat het bij een oplopend aantal ingediende bezwaarschriften en een oplopende werkvoorraad gewenst is een oplossing te vinden voor het vertrek