Inleiding op het thema: Sil op safari. Wat gaan we doen? Nieuw. Doorgaande lijn Uk en Puk. Materialen. Overzicht van woorden.

Transcriptie

1 Inleiding op het thema: Sil op safari Net als veel kinderen hebben Sil en Lis dierenplaatjes gespaard van de actie Freek op avontuur van de Albert Heijn. Zij willen nu zelf ook op safari en bezoeken een safaripark. Daar zien ze veel verschillende dieren en gaan ze ook op zoek naar sporen. Wat gaan we doen? Dit thema staat in het teken van safari, wilde dieren en het maken van een film- en fotoreportage daarover. De kinderen richten een hoek als safaripark in, waarin ze op safari gaan en waar ook een restaurant is waar ze iets kunnen eten en drinken. Ze gaan op jungletocht, leren dierengeluiden herkennen, gaan op zoek naar enge dieren, leren de verschillen tussen dag- en nachtdieren en ontdekken de verschillen en overeenkomsten tussen de dieren, en tussen zichzelf en de andere kinderen in de klas. Tijdens verschillende activiteiten worden er foto s gemaakt en wordt er gefilmd. Dat belooft een speciale safariuitzending te worden. Leuk om aan de ouders te laten zien. Nieuw Ook in dit thema gaan we weer een stapje verder. De activiteiten 2 (Sil en Lis op safari) 6 (Hoeveel dieren zitten er in het hok?), 10 (Welk dier hoor ik?), 14 (Kom je naar de film?) en 18 (Ik vertel je iets bijzonders!) bieden differentiatie voor kinderen die het SLO-doel, behorend bij de activiteit, al beheersen. Voor hen gaan we een stap verder op de leerlijn. We horen graag uw reactie op dit nieuwe onderdeel van Sil op School! Doorgaande lijn Uk en Puk Dit thema sluit niet direct aan bij een thema van Uk en Puk. Indien de peuters werken aan het thema Knuffels kan er enige thematische aansluiting zijn door aandacht te besteden aan dieren uit de dierentuin. Materialen Een overzicht van alle benodigde materialen is opgenomen in bijlage 2. Overzicht van woorden Bij elke activiteit staan woorden vermeld die een samenhangend geheel vormen. Dit wordt een woordcluster genoemd. Het is belangrijk dat u, aan kinderen met een kleine woordenschat en kinderen die het Nederlands als tweede taal leren, de woorden uit dit cluster vooraf apart aanbiedt. pagina 1 van 10

2 Dit noemen we pre-teaching. Ook voor andere kinderen in het intensieve arrangement is preteaching belangrijk. Deze kinderen pikken de woorden immers niet vanzelf op uit de activiteit of het verhaal. Gedurende de dag komen de woorden terug in de activiteit zelf, in de hoeken en bij het creëren en grijpen van kansen. Het apart aanbieden van de woorden uit het cluster zou een vast moment kunnen zijn tijdens de ochtendkring. In een groep met veel VVE-kleuters doen dan alle kleuters hieraan mee, in andere groepen alleen de NT2-kinderen of de kinderen in het intensieve arrangement. Woordclusters Activiteit 1 Activiteit 2 Activiteit 3 Activiteit 4 Activiteit 5 de filmcamera varen het safaripark de vis de achterpoot de cameraman een lik nemen de zebra de vogel de voorpoot (likken) filmen het spoor de neushoorn het roofdier de bek de natuur een vinger de kudde de wereld de vacht omhoog steken het weetje om het hoekje de wildernis het verschil het masker kijken Activiteit 6 Activiteit 7 Activiteit 8 Activiteit 9 Activiteit 10 het hok de verzorger het oerwoud de giraf brullen het hol de bezoeker de aap de krokodil grommen bouwen de filmploeg zwaaien de leeuw de slurf (slingeren) wonen de kassa eroverheen de olifant miauwen passen zorgen voor kruipen de papegaai de staart Activiteit 11 Activiteit 12 Activiteit 13 Activiteit 14 Activiteit 15 ontsnappen meespelen de slang het fantasiedier het restaurant de soort de zandtafel de spin de uitnodiging de pauze tellen de bladzijde bijten opschrijven uitrusten het precies bang het symbool een kan informatiebord hoeveel lukken (het lukt) gevaarlijk waarvoor bestellen Activiteit 16 Activiteit 17 Activiteit 18 Activiteit 19 Activiteit 20 de plattegrond de poot het nachtdier de fotograaf film kijken de ingang de slurf donker de herinnering aankondigen pagina 2 van 10

3 het gebouw aan de kant licht poseren vertellen het pad piepklein op jacht gaan de achtergrond weten genoeg stampen verschillend het nummer om de beurt De vetgedrukte woorden zijn ook beschikbaar op een woordkaart. Woordkaarten Het overzicht van alle woordkaarten uit dit thema: de filmcamera de vogel de bezoeker de krokodil de slang de cameraman het roofdier de filmploeg de leeuw de spin filmen de wereld de kassa de olifant bijten de natuur de achterpoot zorgen voor de papegaai bang het weetje de voorpoot het oerwoud brullen het restaurant het safaripark de bek de aap grommen het nachtdier de zebra de vacht zwaaien de slurf donker (slingeren) de neushoorn het hok eroverheen ontsnappen licht de kudde het hol kruipen de soort op jacht gaan de vis de verzorger de giraf tellen film kijken Waar werkt u aan? Bijlage 1 bij deze inleiding bevat een overzicht van de doelen die centraal staan tijdens de activiteiten. Deze doelen vindt u in de activiteitenbeschrijvingen in de bovenste tabel. De andere doelen die zijn opgenomen in de activiteitenbeschrijvingen zijn extra doelen waaraan u tijdens de activiteiten werkt. pagina 3 van 10

4 Bijlage 1: doelen die centraal staan bij het thema Activiteit Domein Doelen groep 1 Doelen groep 2 1. Ik ben de cameraman! 2. Sil en Lis op safari 3. Een safaripark in de klas 4. Welk dier zie je hier? 5. Een beestenboel 6. Hoeveel dieren zitten er in het hok? Taal Luistert met aandacht naar de leerkracht als deze iets vertelt. Begrijpt gedragsaanwijzingen. Taal Gebruikt de begrippen verhaal/boek lezen. Wijst de leesrichting aan (links naar rechts). Kent de begrippen: voorste, middelste. Kent de begrippen: woord, zin, regel en bladzijde. Luistert met aandacht naar de leerkracht als deze een op de leeftijd afgestemd prentenboek interactief voorleest. Taal Beantwoordt wie-, wat-, waarvragen, aanwijs-, keuze- en invulvragen. Sociaalemotionele ontwikkeling Ontdekt de verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de andere kinderen in de groep. Taal Drukt n.a.v. vragen zijn gevoelens of mening verbaal correct uit: bang, blij, boos, voorkeur voor activiteit aangeven. Rekenen Zegt naar aanleiding van een gebeurtenis of ergens één, twee of drie van zijn. Overziet hoeveelheden tot vier Laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback. Begrijpt oorzaak/gevolg relaties en middel/doel relaties (oplossingen voor problemen). Luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal. Begrijpt dat tekst en illustratie samen een verhaal vertellen. Luistert naar een op de leeftijd afgestemde informatieve tekst en begrijpt de informatieve tekst. Beantwoordt tegendeelvragen en meerkeuzevragen. Nodigt iemand in een één-op-één gesprek uit. Vertelt gestructureerd over een gebeurtenis of ervaring door opbouw en verbanden aan te geven met behulp van visueel ondersteunend materiaal. Ervaart de verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de andere kinderen in de groep, bijvoorbeeld in lichaamskenmerken, karaktereigenschappen, voorkeuren/afkeuren, afkomst en traditie. Heeft kennis van zichzelf. Heeft kennis van de ander. Stelt vragen en gebruikt vraagzinnen om ergens meer over te weten te komen (hoeveel, waarom, waarmee, welke, wanneer). Drukt gevoelens of een mening op een voor onbekenden begrijpelijke wijze, uit. Schat en telt globaal hoeveelheden tot tenminste 12 (resultatief) globaal en geeft die weer (neerleggen, tekenen). pagina 4 van 10

5 7. Wij gaan op safari 8. Slinger als een aap 9. De wilde dieren 10. Welk dier hoor ik? 11. Help, een leeuw ontsnapt! 12. De verteltafel 13. Een filmpje van Freek Sociaal emotionele ontwikkeling ineens zonder te tellen. Representeert hoeveelheden tot en met tenminste 10 met bijv. vingers, streepjes, stippen. Herkent kleine getalpatronen tot tenminste 6, zonder tellen. Door gebruik te maken van patronen en structuren. Weet dat er afspraken en regels zijn. Vraagt aan een medeleerling of hij mee mag doen met een spel. Motoriek Loopt over een bank. Stapt een bank op en af. Klimt tot de helft omhoog, opzij en naar beneden in het klimraam in schuine stand. Schommelt en duwt. Duikelt voorover om de duikelstang. Springt over een lijn (loopspringen). Gooit bovenhands met 2 handen. Rent bij tikkertje door de zaal heen. Taal Wijst het juiste plaatje aan na noemen van een woord. Taal Deelt een zin op in woorden en samengestelde woorden in afzonderlijke componenten. Herkent een trefwoord in een reeks of verhaal. Rekenen Koppelt genoemde aantallen aan concrete objecten (vingers, turfstreepjes, blokjes) Taal Beschrijft concrete voorwerpen en situaties. Sociaal emotionele Leert wat afspraken en regels zijn. Leert welke regels er zijn en hoe zich daaraan te houden. Past zich aan bij nieuwe situaties Zoekt de leerkracht op om te vertellen dat hij niet mee mag doen. Loopt over een smalle balk (bijvoorbeeld omgekeerde bank). Klimt alternerend (om en om) tot de hoogste sport opzij, omhoog en naar beneden in het klimraam in de schuine stand. Maakt een spreid-sprong op de plaats. Springt met 2 benen naast elkaar 5 keer opzij. Gooit onderhands met 2 handen. Loopt estafette in een rechte lijn met 1 medeleerling. Loopt weg voor de tikker. Wijst het juiste plaatje aan na noemen van een woord. Gebruikt aangeboden woorden actief tijdens de taalles (met correct gebruik van de lidwoorden). Herkent en benoemt enkele letters. Doet mee aan woord/klankspelletjes. Herkent beginrijm in langgerekte woorden. Herkent en legt de volgorde van getalsymbolen in de getallenrij tot 10. Benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen en dingen met gebruik van complexe zinsconstructies (verschillende werkwoordsvervoegingen, samengestelde zinnen (omdat, want, maar) en volgorde (toen, daarna). Troost iemand die gevallen is. Troost iemand die bang of verdrietig is. pagina 5 van 10

6 ontwikkelin g 14. Kom je naar Taal Begrijpt dat tekenen en tekens de film? produceren mogelijkheden bieden tot communicatie. 15. Even pauze! Taal Beantwoordt wie-, wat-, waarvragen, aanwijs-, keuze- en invulvragen. 16. Zo vind ik de weg 17. Wij zijn olifanten groot en klein! 18. Ik vertel je iets bijzonders! Rekenen Telt akoestisch heen en terug t/m 10 aan de hand van een versje/liedje. Motoriek Doet mee aan een zangspel in een stilstaande kring. Rekenen Kent het dagritme (ochtend, middag, avond, nacht) vanuit herkenbare gebeurtenissen (slapen, ontbijten, naar school gaan, avondeten, televisie kijken). Kent de begrippen duurt lang en duurt kort. 19. Op de foto Taal Luister met aandacht naar de leerkracht als deze iets vertelt. Begrijpt gedragsaanwijzingen. 20. De uitzending begint Taal Beschrijft concrete voorwerpen en situaties. Houdt rekening met de gevoelens en wensen van anderen. Weet dat briefjes, boekjes, tijdschriften etc. kunt lezen om iets te weten te komen. Beantwoordt tegendeelvragen en meerkeuzevragen. Nodigt iemand in een één-op-één gesprek uit. Vertelt gestructureerd over een gebeurtenis of ervaring door opbouw en verbanden aan te geven met behulp van visueel ondersteunend materiaal. Zegt de telrij (akoestisch) op t/m tenminste 20. Telt vanaf verschillende getallen t/m 20 verder en t/m 10 terug. Gaat goed om met (de betekenis van) nul in telrij situaties. Doet mee aan een zangspel in een stilstaande kring. Herkent het dag-ritme als cyclisch tijdsproces en be-noemt de volgorde in de dagindeling (ochtend, middag, avond, nacht). Herkent tijdsbegrippen in betekenisvolle, dagelijkse situaties en gebruikt de begrippen correct: - dag, nacht, ochtend, middag, avond - vandaag, gisteren, morgen, morgenvroeg, gisteravond - vroeg, vroeger, laat, later, eerder, nu, toen, straks, lang, kort, even, snel. Beschrijft en rangschikt gebeurtenissen in de goede volgorde (met foto s, plaatjes, in woorden) en legt deze volgorde uit. Laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback. Begrijpt oorzaak/gevolg relaties en middel/doel relaties (oplossingen voor problemen). Benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en dingen met gebruik van complexe pagina 6 van 10

7 zinsconstructies (verschillende werkwoordsvervoegingen, samengestelde zinnen (omdat, want, maar) en volgorde (toen, daarna). pagina 7 van 10

8 Bijlage 2: materialen bij het thema Activiteit Materialen 1. Ik ben de cameraman! het filmpje van Freek in het Wild, vanaf minuut 6:24 een filmcamera of een fotocamera met filmfunctie een verzamelalbum met dierenplaatjes van de actie Freek op avontuur van Albert Heijn 2. Sil en Lis op safari het prentenboek Sil en Lis op safari een knuffeldier, bijvoorbeeld een leeuw of tijger printjes met een spoor/pootafdrukken van het dier (zie bijlage voor een voorbeeld) het dierenplaatje over het verstopte dier. Dit kan een dierenplaatje van Freek (Albert Heijn) zijn, of een plaatje van 3. Een safaripark in de klas dierenknuffels van de kinderen een filmpje over een safaripark: de woordkaarten papier en een pen om een woordweb op te maken, of anders het digibord 4. Welk dier zie je hier? dierenplaatjes van de Albert Heijn dierenplaatjes van het WNF 5. Een beestenboel stevig papier elastiekjes of touwtjes om de maskers vast te kunnen maken kleurtjes, lijm, gekleurd papier, en andere knutselspullen filmcamera mallen van dierenmaskers, zie voorbeelden in de bijlage 6. Hoeveel dieren zitten er in het potloden, krijtjes en viltstiften hok? verschillende kleuren papier verschillende formaten dozen, bijvoorbeeld theedoosjes, schoenendozen etc. kaartjes voor de hokken 7. Wij gaan op safari een filmcamera / telefoon, microfoon en fotocamera s kassa en geld safarikleding 8. Slinger als een aap matten klimrek in het speellokaal pittenzakjes (dit zijn de kokosnoten) bank(en) om over heen te lopen de touwen wilde dieren (verschillende soorten knuffels, denk aan een aap, slang, pagina 8 van 10

9 krokodil, olifant) lintjes 9. De wilde dieren afbeeldingen van Sil, Lis en de dieren die in het digitale prentenboek voorkomen de platen van het prentenboek de woordkaarten van de woorden van deze activiteit concrete materialen die de woorden van de woordkaarten kunnen ondersteunen, denk aan plastic dieren en knuffels kosteloos materiaal (schelpen, takjes, doosjes, ijslollystokjes) knutselmateriaal ( crêpepapier, verf, gekleurd papier) scharen, lijm, kwastjes andere materialen om het decor mee te maken, zoals een plastic boot voor de rondvaartboot, een bak voor het water, (plastic) struiken, een pootafdruk van een poes, lego voor het maken van het restaurant 10. Welk dier hoor ik? dierenplaatjes van de Albert Heijn dierenplaatjes van het WNF knuffels (cd of digibord met) dierengeluiden camera 11. Help, een leeuw ontsnapt! dieren uit de safarihoek (knuffeldieren, kleine plastic dieren) cijfersymbolen tot en met 10 informatiebordjes die in de safarihoek geplaatst kunnen worden. 12. De verteltafel de materialen uit activiteit 9 een uitdraai van het prentenboek de zandtafel een filmcamera/telefoon 13. Een filmpje van Freek filmpje van Freek met enge dieren (zie voorbereiding) enge dieren (nepspin, nepslang) en dieren die niet eng zijn doos (afsluitbaar) eventueel: camera (zie suggesties) 14. Kom je naar de film? het gedicht De Orrekiedor Annie M.G. Schmidt (bijlage 1) voor ieder kind een vel papier dat is dubbelgevouwen verschillende knutselmaterialen (gekleurd papier, stiften, kurk, veertjes, plakkertjes, doppen enz.) letterstempels touwtjes of lint pagina 9 van 10

10 15. Even pauze tafels en stoelen keukentje een (sap)kan en een lege fles aanmaaklimonade bekers of lege flesjes, bordjes, bestek, servetjes, dienblad speelgoed eten, zoals pizza, broodjes, ijsjes schortjes pen en notitieblokje een plattegrond van het safaripark en een boekje met dieren prentenboek Sil in het safaripark afbeelding van het restaurant uit het prentenboek Sil in het safaripark 16. Zo vind ik de weg groot vel papier kapla (of ander bouwmateriaal) wereldspelmateriaal potloden plattegrond van Safaripark Beekse Bergen 17. Wij zijn olifanten groot en klein! Het liedje Jongens, meisjes, aan de kant bijvoorbeeld te vinden op de CD Dierenliedjes 1 of Liedjes op schoot, deel 1 en op of (zie bijlage bij activiteit). 18. Ik vertel je iets bijzonders! knuffels van verschillende dieren, waaronder een aantal nachtdieren, zoals de uil, de vleermuis, de egel en de vos. de zelfgemaakte dieren uit activiteit 5. een filmcamera, het liefst op een standaard zodat u uw handen vrij hebt. voor het verdiept arrangement: een klok waarvan de wijzers verschoven kunnen worden 19. Op de foto een digitale camera die de kinderen zelf kunnen en mogen bedienen eventueel op een statief. zeven gekleurde setjes van tien kaartjes met cijfers 1 t/10 erop. 20. De uitzending begint het filmmateriaal uit de activiteiten 7, 10, 13 eventueel, 17 en 18. een PowerPointpresentatie met de foto s die tijdens de verschillende activiteiten gemaakt zijn. apparatuur om het filmmateriaal en de PowerPointpresentatie af te spelen. eventueel een afstandsbediening om de apparatuur te bedienen. bij ieder filmfragment en bij iedere fotopresentatie een kaartje met een foto waarop te zien is waarover het filmfragment of de foto s in die presentatie gaan. pagina 10 van 10