Wim s guide to verb tenses 2H/V bij 4e editie Stepping Stones

Transcriptie

1 Wim s guide to verb tenses 2H/V bij 4e editie Stepping Stones

2 Wim s guide to verb tenses 2H/V bij 4e editie Stepping Stones Voordat je begint Als je de volgende bladzijden zo maar gaat lezen, loop je het gevaar dat alle termen over elkaar heen buitelen en dat je de samenhang niet meer ziet. Je moet eerst hoofdcategorieën gaan maken, waar je later informatie aan kunt toevoegen. Er zijn 3 hoofdcategorieën binnen de werkwoordsvormen: Past Present Future Verleden tijd Tegenwoordige tijd Toekomende tijd (toekomst) edere hoofdcategorie kent een basisvorm, een simple. Past Simple Present Simple Future Simple worked, he went cook, he brings drive, she go edere hoofdcategorie kent een continuous. Een continuous gebruikt altijd een vorm van to be, en een toevoeging:. Een continuous wordt altijd gebruikt om uit te drukken dat iets een tijdje bezig is of was. Het Nederlands gebruikt dan een constructie met is aan het., was bezig te. am working. - k ben aan het werk. Past Continuous Present Continuous Future Continuous was working, we were going am cooking, he is bringing Hoef je nog niet te kennen in de tweede klas! Voor de liefhebber: be driving edere hoofdcategorie kent een perfect. Een perfect gebruikt altijd een vorm van have. Past Perfect Present Perfect Future Perfect Hoef je nog niet te kennen in de tweede klas! Voor de liefhebber: had worked have cooked, he has gone Hoef je nog niet te kennen in de tweede klas! Voor de liefhebber: have driven Let op! Je moet van alle werkwoordsvormen ook weten hoe je vragen en ontkenningen maakt! Bijvoorbeeld: Past Simple Present Simple Future Simple Did work? /he didn t go Do cook? / he doesn t bring Will drive? / won t go Past Continuous Present Continuous Future Continuous Was working? / he wasn t going Am cooking? / He isn t bringing Hoef je nog niet te kennen in de tweede klas! Past Perfect Present Perfect Future Perfect Hoef je nog niet te kennen in de tweede klas! Have cooked? / he hasn t gone Hoef je nog niet te kennen in de tweede klas!

3 Probeer drie hoofdvragen te onderscheiden als je een bepaalde werkwoordsvorm moet kiezen. 1: Wat? 2: 3: Wat is de grammaticale term? Hoe maak ik de werkwoordsvorm? Wanneer gebruik ik deze werkwoordsvorm? Je weet het, ik zeg het vaak in de les: als je niet weet hoe je een bepaalde werkwoordsvorm moet maken, kun je ook nog niet goed bepalen wanneer je hem nou gebruikt. Stel je voor: je moet een past continuous gebruiken, maar je blijft steken bij het hoe: je weet niet wanneer je nou ook alweer was en wanneer je were gebruikt. Dan kom je niet toe aan de vraag wanneer. Hoe je een bepaalde werkwoordsvorm maakt is een kwestie van stampen en oefenen. Als je dat dus niet automatisch goed doet, zul je het gewoon uit je hoofd moeten leren. Wat je niet moet doen. Jezelf wijs maken dat je het wel een beetje op je gevoel kan, die werkwoorden. Je zult dan af en toe best wel goed zitten, maar niet voldoende om een goed cijfer voor grammatica toetsen te halen. Wat je wel moet doen. Oefenen! Suggesties: Op Montiplaza staat onder werkdocumenten een Grammar Trainer met antwoorden, waar de je verschillende werkwoordsvormen kunt oefenen. Via Montiplaza kun je doorklikken naar de Schoolwise pagina van Engels, waar je per hoofdstuk grammatica kunt oefenen. (ook met spelletjes!) Bij iedere toets zit een proeftoets. Maak die zorgvuldig, en kijk je antwoorden goed na! Als je een bepaald onderwerp niet snapt, type dan in Google de naam van dat onderwerp met de toevoeging: exercise. Bijvoorbeeld: past continuous exercise. Je ziet dan honderden links waar je kunt oefenen. Maak dit document zorgvuldig, en kijk je antwoorden goed na! Ga niet zo maar gokken, probeer te begrijpen waarom je sommige dingen fout doet.

4 Wim s guide to verb tenses 2H/V bij 4e editie Stepping Stones 1: Wat? Present simple (onvoltooid tegenwoordige tijd) (blz. 177 TB) They often phone my mother in London The sun shines every day. Stam van het werkwoord: live, you drink, we drive Stam + s bij derde persoon enkelvoud (he, she, it) he lives, my mother brings, the dog eats Hulpwerkwoorden als can of to be: You can go now. Can you go now? You can t go now. He is crazy. s he crazy? He isn t crazy. Andere, gewone werkwoorden (hoofdwerkwoorden): Bees like honey. Do bees like honey? Bees don t like honey. My brother lives at home. Does my brother live at home? My brother doesn t live at home. Bij algemene feiten, of bij iets dat zich regelmatig voordoet of een gewoonte is, dus vaak bij woorden als always, never, ever, often The sun shines every day. They never drink alcohol. Bij dienstregelingen of roosters. Your train leaves at six. We always have our English lessons in classroom 21. Aandachtspunt: na de 3 e persoon enkelvoud (he, she, it) eindigt het werkwoord op een -s. (SHT-rule). Het is de eerste basisregel in het Engels, maar gaat nog vaak fout in bookreport en toetsen tot aan de 6 VWO toe! Aandachts punten: n vragen en ontkenningen gebruik je na de 3 e persoon enkelvoud (he, she, it) does of doesn t bij gewone werkwoorden. Je haalt de s van de SHT-rule dan weer weg bij het werkwoord. likes apple pie. Does she like apple pie? doesn t like apple pie. Zie Grammar Survey 1 achter in je tekstboek op blz. 177 voor veranderingen in de spelling. Ex. 1. Vul de juiste werkwoordsvorm in. Gebruik de present simple Tom.. (watch) every sports programme he can find on TV... you. (know) her mother?.. ( like) rain. He always... (go) to work early in the morning. never.. (drink) coffee. This bus (leave) in ten minutes.. he.(like) milk?.. (speak) Spanish fluently, but she.. ( speak) any German.

5 2: Wat? Present Continuous (blz. 178 TB.) is living in a flat at present. am cooking the dinner He Tegenwoordige tijd to be Are s We Tegenwoordige tijd to be am is they she Tegenwoordige tijd to be is are (verkorte vorm: (isn t, aren t) Vragend: + work play read watch stay sleep + +??? + Om aan te geven dat iets nu aan de gang is. n het Nederlands vaak te vertalen met : is bezig te. of s / Zijn aan het.. They are studying. Ze zijn aan het studeren He is waiting for her. Hij is op haar aan het wachten. Beware of ing-phobia! Veel ongeoefende Nederlandse sprekers gebruiken vaak een ing vorm en dan zonder een vorm van to be ervoor: * Well, driving in my car a lot. * cooking dinner every night. (foutief Engels) Aandachts- Punten: Sommige werkwoorden kun je niet in een ing-vorm zetten: Niet: * am seeing you are tired k ben aan het zien dat je moe bent. *He is needing a drink. Hij is wat te drinken aan het nodig hebben. Maar: see you are tired. k zie dat je moe bent. He needs a drink. Hij heeft iets te drinken nodig. Zie de Grammar Survey 2 achter in je tekstboek voor veranderingen in de spelling. Ex. 2. Vul de juiste werkwoordsvorm in. Gebruik de present simple of de present continuous. The baby always..(wake up) when we..(try) to go to sleep. t always.(start) raining when we..(play) tennis...(write) a book at the moment so (be) very busy. Sally always (look) as if she (enjoy) herself. John.(stay) with us when he (visit) London.

6 3: Wat? Past Simple (onvoltooid verleden tijd) (blz. 179 TB.) Reg. ww.: They arrived an hour ago. Onreg.ww: woke up early and got out of bed. Regelmatig: -ed achter het werkwoord: he worked Onregelmatig: rijtje 2 van je lijst van onregelmatige werkwoorden* : to know - knew - known *Check elk werkwoord dus eerst in je lijst van onregelmatige werkwoorden! (blz 200/201 TB) Vragende vorm met hulpwerkwoorden als could should would: He could find his keys this morning. Could he find his keys this morning? Ontkennende vorm met hulpwerkwoorden als could should would: would let me in last night. wouldn't let me in last night! Vragende vorm met was/ were (verleden tijd van to be): They were at home last week. Were they at home last week? Ontkennende vorm met was/ were: (verleden tijd van to be): was here last week. wasn t there last week. Vragen/ontkenningen bij andere, gewone werkwoorden (hoofdwerkwoorden): went on holiday last year. Did go on holiday last year? didn't go on holiday last year. We looked everywhere for the money. Did we look everywhere for the money? We didn t look everywhere for the money. Als iets in het verleden gebeurd is, en nu helemaal voorbij of afgesloten is, of bij iets dat zich regelmatig voordeed of een gewoonte was. lived just outside London. Frank phoned yesterday Meestal verplicht bij zinsdelen als yesterday, last week, in 2004 Dit is anders dan in het Nederlands: Hij werkte hier vorig jaar. He worked here last year. Hij heeft hier vorig jaar gewerkt. * He has worked here last year. (foutief Engels) (Zie ook 5: Present Perfect) Vragend? Bij hoofdwerkwoorden beginnen met did, dan het hele werkwoord zonder to: He worked here. Did he work here? went home. Did she go home? Aandachts Punten: Ontkennend? Gebruik bij hoofdwerkwoorden didn't, dan het hele werkwoord zonder to: He worked here. He didn't work here. went home. didn t go home. Let op! Anders bij Hulpwerkwoorden als could should would : He could go. Could he go? He couldn t go. Of was/ were (de verleden tijd van to be):they were there.were they there? They weren't there. Zie de Grammar Survey 3 achter in je tekstboek voor veranderingen in de spelling.

7 Oefening bij Past Simple Ex 3. Vul de juiste werkwoordsvorm in. Gebruik de past simple: The little girl.. (call) to her mother for help. Shirley (write) me a long letter during the summer holidays. Bob..(carry) a heavy suitcase.. you.. (drive) all the way to Brighton? ( eat) any fruit yesterday. James..(live) in Dublin when he (be) young. When....she.. (see) that show?. ( go) on holiday last year. (know) all about motor racing when she.... (be) young.. (play) poker last night.... he.. (can see) that other car approaching in the dark last night?.. ( be) in the building when the robbery.. (take) place this morning.

8 4: Wat? Past Continuous (blz. 180 TB.) t was 6 o clock when the train was nearing London. He was watching television when the doorbell rang. you Verleden tijd to be: was/were was were work play + Vragend: Verleden tijd to be: was/were Were Was We they she Verleden tijd to be: was/were was were + read watch stay sleep +? ing? ing? + (Verkorte vorm: wasn t, weren t) Om aan te geven dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was. n het Nederlands vaak te vertalen met : was bezig te. of Was / Waren aan het.. Vaak als contrast gebruikt met de Past Simple: was working (Past Continuous) when called (Past Simple) Zij was aan het werk toen ik belde. Een actie in het verleden duurt dan lang (Past Continuous) en staat dan in contrast met een actie in het verleden die kort duurt (Past Simple) was working in the garden when the cat exploded. k was aan het werk in de tuin toen de kat ontplofte. Aandachts- Punten: Sommige werkwoorden kun je niet in een ing-vorm zetten: Niet: * was seeing you were tired k was aan het zien dat je moe was. *He was needing a drink. Hij was wat te drinken aan het nodig hebben. Maar: saw you were tired. k zag dat je moe was. He needed a drink. Hij had iets te drinken nodig. Zie ook Grammar Survey 4 achter in je tekstboek. Ex. 4. Vul de juiste werkwoordsvorm in. Gebruik de past simple of de past continuous...(work) upstairs when the accident..(happen). We..(enjoy) the film, when suddenly the electricity.(go) off. Everyone (talk) quietly. Suddenly the door..(fly) open. They (sit) in their kitchen, when suddenly they (hear) the explosion.

9 5: Wat? Present Perfect (voltooid tegenwoordige tijd)(blz. 181/182 TB.) He has worked here since m afraid have forgotten my book. Reg. ww.: Have/has have has work play + ed ed ed Onreg. Ww.: We Have/has has have + onreg.werkwoord rijtje 3 : to know - knew - known known given Vragend: Have/has Have Has We Have/has has have (Verkorte vorm; hasn t, haven t) they she + + -ed of R3 read? watched? + -ed of R3 stayed slept Wanneer iets in het verleden is begonnen, en nu nog steeds voortduurt. have played with this team since has been to Greece twice. Wanneer je praat over iets wat in het verleden gebeurt is, maar waar je de gevolgen nu van merkt. t smells in here! Who has farted?! Karen is having a party, she has just passed her exams. Als er in de zin staat wanneer iets is gebeurd, en het is afgesloten, dan mag je geen present perfect gebruiken, maar gebruik je de past simple! Frank called me yesterday. Not : *Frank has called me yesterday. Did you see that accident this morning? Not: *Have you seen that accident this morning? Aandachts- Punten: Verwarrend voor ons Nederlanders, wij doen dat wel: Frank heeft me gisteren gebeld. Heb je dat ongeluk gezien vanochtend? has lived in London for ten years: lived in London for ten years: ze woont er nu nog, vandaar de present perfect. ze woont er nu niet meer, vandaar de past simple. Bij woorden als already, always, ever, for, just, never, since, moet je vaak de present perfect gebruiken: have known her for five years. He has just arrived. have been here since 3 o clock. Ex. 5. Vul de juiste werkwoordsvorm in. Kies telkens 1 keer de past simple, en 1 keer de present perfect. 1. We..(live) in Manchester from 1985 to 1990, but we (move) to Liverpool now. 2. A.:There is a great film at the Odeon this week.... you... (see) it? B.:Not this week. (see) it in London last year. 3. When we were kids, we.(go) to Blackpool for our holidays, but.. ( be) back there for years) 4. A.:This is Mary. don't think you..(meet). B.:Oh yes. We know each other well. We.(be) at school together in the '70s. 5. A.:..(try) to phone John, but he's at home. B.: He should be. He..(leave) an hour ago.

10 5: Wat? Future Simple (toekomende tijd)(blz. 181 TB.) This film win several Oscars. hope Sarah come to the party. + hele werkwoord meet go Vragend: Will Will Will she + hele werkwoord meet? go? + + hele werkwoord meet go Neutraal: iets gaat in de toekomst gebeuren get you a glass of water. open a window, it s getting warm in here. Als je een vage voorspelling doet over de toekomst, niet gebonden aan een specifieke tijd of plaats. be the best drummer in the world. think it rain tomorrow. De toekomende tijd is verwarrend, en vaak moeilijk uit te leggen. Voor de grote verzameloefening (zie ook je proeftoets oefening 7) van alle werkwoordstijden van chapter 3&4 hoef je alleen maar deze vorm met te gebruiken. Let op: voor andere oefeningen in die toets moet je wel de verschillende vormen binnen de toekomende tijd kennen! Aandachts- Punten: Plan, intentie, zoals bijvoorbeeld een afspraak met anderen op een vast tijdstip en plaats: Present Continuous: am meeting her in the pub at nine. is taking him to a concert tonight Voorspelling, maar vaag, je hebt er nog geen bewijs voor: thinks he be there tonight. think he be the next President of the United States. Plan, intentie, maar eerder een vaag voornemen, nog niet gebonden aan vaste plaats of tijd: to be going to: am going to travel to the United States sometime next year! Laura thinks she is going to be a journalist. Voorspelling, maar je hebt er bewijs voor, je ziet het bijna al gebeuren: to be going to: Look at that drunk man! He is going to fall over! Oh no, those clouds! t s going to rain!

11 Ex 6. Future Simple 1. think our team... the match. (win) 2. Perhaps she... this for you. (do) 3. 'm sure they... your problem. (understand) 4. Do you know who... us into town? (drive) 5. When... she... back? (be) such stupid remarks ever again, promise. ( make) 7. The family says they... up hope for their missing son. ( give) 8. Mariah Carey claims she... champagne because it is fattening. ( drink) Wim s guide to verb tenses: Answer sheet. Ex Tom watches every sports programme he can find on TV. 2. Do / Don t you know her mother? 3. don t like rain. 4. He always goes to work early in the morning. 5. never drink coffee. 6. This bus leaves in ten minutes. 7. Does / Doesn t he like milk? 8. speaks Spanish fluently, but she doesn t speak any German. Ex The baby always wakes up when we are trying to go to sleep. 2. t always starts raining when we are playing tennis. 3. am writing a book at the moment so am very busy. 4. Sally always looks as if she is enjoying herself. 5. John is staying with us when he visits London. 6. Ex The little girl called to her mother for help. 2. Shirley wrote me a long letter during the summer holidays. 3. Bob carried a heavy suitcase. 4. Did you drive all the way to Brighton? 5. didn t eat any fruit yesterday. 6. James lived in Dublin when he was young. 7. When did she see that show? 8. didn t go on holiday last year. 9. knew all about motor racing when she was young. 10. played poker last night. 11. Could / Couldn t he see that other car approaching in the dark last night? 12. wasn t in the building when the robbery took place this morning. Probeer eerst de oefeningen goed te maken vóór je de antwoorden nakijkt. Probeer altijd te achterhalen waarom je iets fout hebt gedaan. Alles wat je nu zorgvuldig doet, hoef je voor de toets alleen nog maar over te kijken! Ex was working upstairs when the accident happened. 2. We were enjoying the film, when suddenly the electricity went off. 3. Everyone was talking quietly. Suddenly the door flew open. 4. They were sitting in their kitchen, when suddenly they heard the explosion. Ex We lived in Manchester from 1985 to 1990, but we have moved to Liverpool now. 2. A.:There is a great film at the Odeon this week. Have you seen it? B.:Not this week. saw it in London last year. 3. When we were kids, we went to Blackpool for our holidays, but haven t been back there for years. 4. A.:This is Mary. don't think you have met. B.:Oh yes. We know eachother well. We were at school together in the '70s. 5. A.: have tried to phone John, but he's at home. B.: He should be. He left an hour ago. Ex think our team win the match. 2. Perhaps she do this for you. 3. 'm sure they understand your problem. 4. Do you know who drive us into town? 5. When she be back? 6. make / won t make such stupid remarks ever again, promise. 7. The family says they give / won t give up hope for their missing son. 8. Mariah Carey claims she drink / won t drink champagne because it is fattening.