Monitoring van korstmossen in Drenthe,

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Monitoring van korstmossen in Drenthe,"

Transcriptie

1 adviesbureau voor korstmosonderzoek Monitoring van korstmossen in Drenthe, C.M. van Herk 2011 in opdracht van Provincie Drenthe

2

3 Monitoring van korstmossen in Drenthe, Lichenologisch Onderzoekbureau Nederland () in opdracht van Provincie Drenthe, Afdeling DO/ Team Bodembeleid C.M. van Herk 2011

4

5 VOORWOORD De provincie Drenthe voert al sinds 1978 onderzoek uit aan korstmossen op bomen. In 1989/91 kreeg het huidige meetnet gestalte en is gestart met de monitoring. Op vele honderden punten zijn toen de korstmossen op groepjes bomen geïnventariseerd. Herhalingsonderzoek heeft in 1996/98 en 2004 plaatsgevonden. Dit rapport behandelt de resultaten van de derde integrale herhalingsronde in 2009/10. Korstmossen staan al jaren bekend als goede milieu-indicatoren. Of het nu gaat om verzuring, vermesting of klimaatsverandering, steeds hebben zij weer bewezen dat de effecten van menselijk ingrijpen er goed mee zichtbaar gemaakt kunnen worden. Het meetnet moet gezien worden als een effectindicator bij het milieubeleid, en heeft vooral tot doel om de ammoniakproblematiek met een biologische graadmeter te volgen. Bepaalde stikstofminnende korstmossen gaan harder groeien bij hoge concentraties ammoniak; andere soorten zijn daar juist gevoelig voor en nemen erdoor af. Verder wordt in dit rapport aandacht besteed aan de effecten van klimaatsverandering. Het is gebleken dat korstmossen daar sterk op reageren. Ook wordt aandacht besteed aan de natuurwaarde van korstmossen. De resultaten van de huidige ronde en alle verandering sinds 1991, 1998 en 2004 worden in dit rapport statistisch geanalyseerd en besproken. Namens de provincie Drenthe werd het project begeleid door Anton Dries, Thea Harmelink, Bert Oving en Arnout Venekamp. Ik bedank iedereen van harte voor zijn of haar inbreng, Kok van Herk Lichenologisch Onderzoekbureau Nederland () Goudvink WK Soest tel

6 4

7 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD 1 INLEIDING Wat zijn korstmossen? Eerder epifytenonderzoek in Drenthe Het huidige provinciale korstmossenmeetnet Ander korstmossenonderzoek in Drenthe Het Drentse milieu 12 2 METHODE Veldwerk Uitwerking 19 3 RESULTATEN Soortensamenstelling Rode Lijst Verandering van de soortenrijkdom Verkeer Ammoniak: patronen en trends Klimaatsverandering 45 4 DISCUSSIE 48 5 SAMENVATTING 52 6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 56 7 VERKLARENDE WOORDENLIJST 58 8 LITERATUUR 59 kaarten kaart 1 soortenrijkdom per punt in kaart 2 soortenrijkdom per punt in kaart 3 verandering van de soortenrijkdom per punt kaart 4 aantal soorten met een zeer zuidelijk areaal per punt in kaart 5 aantal Rode Lijst-soorten per punt in kaart 6 aantal Rode Lijst-soorten per punt in kaart 7 Nitrofiele Indicatie Waarde (NIW) per monsterpunt in kaart 8 Nitrofiele Indicatie Waarde (NIW) per monsterpunt in 1998 met correctie voor verkeer 66 kaart 9 Nitrofiele Indicatie Waarde (NIW) per monsterpunt in 2004 met correctie voor verkeer 67 kaart 10 Nitrofiele Indicatie Waarde (NIW) per monsterpunt in 2010 met correctie voor verkeer 67 5

8 kaart 11 Nitrofiele Indicatie Waarde (NIW) per monsterpunt in kaart 12 Nitrofiele Indicatie Waarde (NIW) per monsterpunt in kaart 13 verandering NIW per punt, , met correctie voor verkeer 69 kaart 14 verandering NIW per punt, kaart 15 verandering NIW per blok van 5x5 km 2, kaart 16 verandering NIW per blok van 5x5 km 2, , met correctie voor verkeer 70 kaart 17 verandering NIW per punt, , met correctie voor verkeer 71 kaart 18 verandering NIW per blok van 5x5 km 2, , met correctie voor verkeer 71 kaart 19 Acidofiele Indicatie Waarde (AIW) in kaart 20 Acidofiele Indicatie Waarde (AIW) in kaart 21 verandering AIW per punt, kaart 22 verandering AIW per blok van 5x5 km 2, kaart 23 Heksenvingermos (Physcia tenella) in kaart 24 Kapjesvingermos (Physcia adscendens) in kaart 25 Rond schaduwmos (Phaeophyscia orbicularis) in kaart 26 Groot dooiermos (Xanthoria parietina) in kaart 27 Klein dooiermos (Xanthoria polycarpa) in kaart 28 Poedergeelkorst (Candelariella reflexa) in kaart 29 Eikenmos (Evernia prunastri) in kaart 30 Purper geweimos (Pseudevernia furfuracea) in kaart 31 Gewoon schorsmos (Hypogymnia physodes) in kaart 32 Bruin boerenkoolmos (Tuckermannopsis chlorophylla) in kaart 33 Groene schotelkorst (Lecanora conizaeoides) in kaart 34 Groot boerenkoolmos (Platismatia glauca) in kaart 35 Vals dooiermos (Candelaria concolor) in kaart 36 Dun schaduwmos (Hyperphyscia adglutinata) in kaart 37 Groen boomschildmos (Flavoparmelia soredians) in kaart 38 Gewoon purperschaaltje (Lecidella elaeochroma) in kaart 39 Verzonken schriftmos (Opegrapha rufescens) in bijlagen bijlage 1 Lijst met korstmossen in 2004 en 2010, met percentage monsterpunten bijlage 2 Trends van de korstmossen over de periode bijlage 3 Verandering in monsterpunten met een sterke ammoniakreductie bijlage 4 Veranderingen in monsterpunten in bossen bijlage 5 Nitrofiele Indicatie Waarde 2010 met isolijnen bijlage 6 Acidofiele Indicatie Waarde 2010 met isolijnen bijlage 7 verandering NIW tussen 2004 en 2010 per 5 x 5 km 2 bijlage 8 verandering AIW tussen 2004 en 2010 per 5 x 5 km 2 6

9 1 INLEIDING 1.1 Wat zijn korstmossen? Korstmossen worden vaak in één adem met mossen genoemd, maar horen daar niet bij. De term 'korstmossen' is daarom wat misleidend, en de wetenschappelijke benaming 'lichenen' verdient eigenlijk de voorkeur. Korstmossen bestaan uit twee componenten die met elkaar samenwerken: een schimmel en een alg. De alg zorgt voor de aanmaak van suiker, de schimmel biedt de samenleving bescherming tegen o.a. vraat. Met het blote oog zijn de twee componenten niet apart herkenbaar. De groeivorm van de korstmosplant kan sterk uiteen lopen. De meest ontwikkelde vorm is de baardvorm; hierbij bestaat het plantje uit sterk vertakte dunne, rolronde draadjes, zoals bij Baardmos (Usnea spec., zie pag. 28. De struikvorm heeft behalve een ruimtelijke structuur ook afgeplatte delen, zoals bij Groot boerenkoolmos (Platismatia glauca, zie pag. 85). De bladvorm bestaat uit een rozet van blaadjes (bijv. Groen boomschildmos (Flavoparmelia soredians, zie pag. 88). De bekervorm heeft de vorm van een bokaal. De korstvorm, tenslotte, groeit plat en nauw tegen de ondergrond (bijv. Purperschaaltje (Lecidella elaeochroma, zie pag. 89). Korstmossen groeien vooral op extreme standplaatsen, zoals op kaal zand in heide en stuifzand, op steen van bijv. daken, bestratingen en hunebedden, en op schors van bomen. Het voorkomen op de stam van bomen is het hoofdonderwerp van deze studie. We spreken dan van epifytische korstmossen, ofwel kortweg epifyten. In Drenthe zijn de korstmossen op vrijstaande bomen langs wegen goed ontwikkeld, en bij uitstek geschikt voor monitoring. 1.2 Eerder epifytenonderzoek in Drenthe Drenthe is in 1973 voor de eerste keer in zijn geheel onderzocht op epifytische korstmossen (De Wit, 1976). Dit was in het kader van een landelijke kartering op initiatief van het toenmalige Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN). Dit heeft geresulteerd in onder meer een kaart van de epifytenrijkdom. De verschillen zowel landelijk als ook binnen Drenthe werden toen in sterke mate door de uitstoot van zwaveldioxide (SO 2 ) bepaald. Ook bleek toen dat Drenthe tot de rijke provincies behoorde; de diversiteit aan korstmossen was in Drenthe nog zeer groot. Onderzoek door de provincie Drenthe zelf (Masselink-Beltman, 1978) bevestigde dit. Om de effecten van zwaveldioxide te monitoren werd in Drenthe vanaf 1980 een meetnet geïnstalleerd met behulp van foto's, waaraan de groei van indicatorsoorten werd afgemeten (Dijkstra, 1990). De inmiddels dalende SO 2 - concentraties leidden in de periode tot een licht herstel van de 7

10 meeste indicatorsoorten. Bij bepaalde soorten was dit echter niet het geval. Zo bleek dat Purper geweimos (Pseudevernia furfuracea) op veel plaatsen afstervingsverschijnselen vertoonde. Dit was het eerste signaal dat ammoniak (NH 3 ) in Drenthe een negatief effect op korstmossen had. Onderzoek van het RIN in dezelfde periode richtte zich op monitoring met behulp van 'macrostations' en transekten (De Bakker, 1989, Van Dobben, 1991). De 'macrostations' waren genoemd naar de acht meetstations van het toenmalige Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML), waarvan er één in Drenthe gelegen was, nl. 'Witteveen'. Door het RIN werden hier in 1987, 1988 en 1989 op 147 monsterpunten de korstmossen geïnventariseerd. Verder werden langs twee transekten tussen 1978 en 1990 jaarlijks een aantal boomgroepen onderzocht. Uit dit onderzoek bleek eveneens dat de effecten van SO 2 in die periode verminderden, en dat het effect van ammoniak steeds duidelijker werd (Van Dobben, 1993). 1.3 Het huidige provinciale korstmossenmeetnet Het onderhavige meetnet is gestart in 1989 toen bij wijze van proef delen van noord en zuidwest Drenthe gekarteerd werden om de ruimtelijke effecten van ammoniak in kaart te brengen. Door de veelal locale effecten van ammoniak was er behoefte ontstaan aan een fijnmazig meetnet met veel meetpunten. De opzet was dat op groepjes eiken alle aanwezige korstmossen (per boom) werden genoteerd, met vijf à zes meetpunten (= boomgroepen) per atlasblok van 5x5 km 2. Dit project werd in samenwerking met de provincies Overijssel en Gelderland uitgevoerd (van Herk, 1990). Ook heeft toen een onderzoek plaatsgevonden waarbij het verband tussen korstmossen, schorseigenschappen en luchtkwaliteit nader geanalyseerd is. Hierover is in The Lichenologist gepubliceerd (van Herk, 1999, 2001). In 1991 is het Drentse meetnet uitgebreid tot de huidige omvang, d.w.z. de gehele provincie, met in totaal ruim 560 meetpunten. Het veldwerk en de rapportage over dat jaar is uitgevoerd samen met aangrenzend Friesland (van Herk, 1993). Daarna is er nog twee keer een integrale herhalingsronde geweest. Een deel van de eerste herhaling vond in 1996 plaats in het kader van een vergelijkingsonderzoek met het provinciaal meetnet verzuring (Van Herk, 1996). In 1997 en 1998 zijn de resterende meetpunten herhaald, waarna over het hele meetnet rapportage is gedaan (van Herk 1998a). De tweede herhaling was in 2004 (van Herk, 2005). Voor de overzichtelijkheid zullen deze drie rondes in 1991, 1998 en 2004 worden gedateerd. In diverse provincies in oost en zuid Nederland heeft er de laatste jaren vergelijkbaar onderzoek plaatsgevonden, steeds met het hoofddoel de ammoniakproblematiek in kaart te brengen en te monitoren (zie bijv. Van 8

11 Herk, 2002, 2004, 2006, 2007, Sparrius, 2003). Het totale meetnet omvat enige duizenden meetpunten, waarbij veel meetpunten inmiddels vier keer zijn onderzocht. In omvang is het Nederlandse provinciale korstmossenmeetnet de grootste in zijn soort. De kartering en monitoring van ammoniak met korstmossen berust op het gegeven dat sommige soorten positief reageren op ammoniak, en andere soorten negatief. Een derde categorie soorten reageert slechts beperkt op ammoniak, maar veel daarvan zijn weer wel te gebruiken om het effect van zwaveldioxide te volgen. De soorten met een positieve reactie op ammoniak worden hierna nitrofyten ('ammoniakminnaars') genoemd. Zij reageren behalve op de verhoogde beschikbaarheid van gereduceerd stiksof, ook op het ph-verhogende effect dat ervan uitgaat op de bast. De soorten met een gevoeligheid voor ammoniak, de acidofyten (de 'ammoniakmijders'), zijn steeds zuurminnende soorten die gevoelig zijn voor een ontzuring van de schors (ammoniak is een base), en bovendien een verhoogde stikstofbeschikbaarheid slecht verdragen. Ongeveer twintig soorten epifyten zijn ammoniakminnend en bruikbaar om het effect van NH 3 in kaart te brengen; hun voorkomen wordt tot uitdrukking gebracht in de Nitrofiele Indicatie Waarde (NIW). Op een zelfde manier wordt het voorkomen van ongeveer twintig ammoniakmijders tot uitdrukking gebracht in de Acidofiele Indicatie Waarde (AIW). Het ruimtelijke patroon van de NIW in Nederland is gepubliceerd in The Lichenologist (van Herk, 1999). Om de methode nader te valideren heeft in 1998 een vergelijkingsonderzoek tussen de korstmossamenstelling en de door TNO gemeten ammoniak (NH 3 ) luchtconcentraties plaatsgevonden (van Herk, 1998b). Centraal stond de vraag in hoeverre de NIW en AIW bruikbaar zijn als indicator voor NH 3. Hierbij is gebruik gemaakt van NH 3 -metingen die toen door TNO uitgevoerd werden in de Friese Wouden, de Gelderse Vallei en de Brabantse Peel (Duyzer et al., 1998). Voor het meten van de NH 3 gebruikte TNO een groot aantal punten waar eerder korstmosonderzoek had plaatsgevonden (Duyzer & Westrate, 1996). De NH 3 -meetbuizen werden bij dit onderzoek in de gemonitorde bomen opgehangen. Uit het vergelijkingsonderzoek (Van Herk, 1998b) blijkt dat de jaargemiddelde NH 3 -concentratie ruim 59% van de variantie (= statistische maat) van de NIW kan verklaren (figuur 1.1), wat aangeeft dat de overeenkomst tussen beide zeer groot is. Indien de NIW en de NH 3 - concentratie als gemiddelde per atlasblok (5x5 km 2 ) genomen worden, is het verband nog veel sterker: de variantie is op dit niveau 90%. De NIW (en met name de atlasblokgemiddelde NIW) kan daarmee gezien worden als een betrouwbare schatting van het effect van NH 3 op korstmossen. De AIW laat een duidelijk negatief verband met NH 3 zien, en kan als omgekeerde graadmeter voor NH 3 gebruikt kan worden. De resultaten van dit onderzoek zijn gepubliceerd in The Lichenologist (van Herk, 2001). 9

12 14 12 Nitrofiele Indicatie Waarde Brabant Geld. Vallei Friesland ammoniakconcentratie (jaargemiddelde) Figuur 1.1 Lineaire regressie van de jaargemiddelde ammoniakconcentratie (1996) tegen de Nitrofiele Indicatie Waarde (1997) volgens metingen in de Brabantse Peel (bovenste regressielijn), de Gelderse Vallei (middelste lijn), en de Friese Wouden (onderste lijn). Figuur ontleend aan Van Herk, 1998 Een betrouwbare en consistente monitoring stelt een aantal specifieke eisen aan de werkwijze: 1. de bemonsterde bomen mogen niet te dicht op een boerderij staan, 2. er moet bij voorkeur een vrije aanstroom van lucht naar de stam mogelijk zijn, 3. slechts een beperkt aantal boomsoorten is bruikbaar, 4. elke boomsoort heeft zijn eigen dosis-respons relatie, 5. de hoeveelheid per soort wordt bij voorkeur met een gedetailleerde schaal opgenomen. In het Drentse meetnet is invulling aan deze eisen gegeven door alleen eiken te bemonsteren, en vrijwel alleen gebruik te maken van rijtjes vrijstaande eiken langs wegen, of groepjes eiken in dorpen. Omdat vrijstaande eiken in vrijwel de hele provincie in ruime mate voorhanden zijn, was hoge mate van uniformiteit in aanpak mogelijk. Alleen in grote boscomplexen zijn dergelijke bomen moeilijker te vinden, met name de vrije aanstoom is dan lastiger te realiseren. Sinds de introductie van de katalysator, ongeveer 15 jaar geleden, stoten ook auto s ammoniak uit. Dit wordt veroorzaakt door een reductieproces waarbij stikstofoxiden (NO x ) in stikstofgas (N 2 ) wordt omgezet. Deze omzetting gaat deels te ver door met als bijproduct NH 3. Het zou niet om grote hoeveelheden gaan, totaal ongeveer 2,6 kiloton NH 3 over 2004 voor geheel Nederland (meded. Hans van Jaarsveld, RIVM/PBL). De emissie door dieren bedraagt 134 kiloton over het zelfde jaar, dus ruim 50 maal zo veel. Niettemin kan de bijdrage van het wegverkeer lokaal substantieel zijn. Bij een onderzoek met permanente monsternemers langs de A1 en de A50 bleek dat de NH 3 -concentratie in de berm (vangrail) ongeveer 2µg/m 3 hoger was dan de achtergrondbelasting (MNP/RIVM, 2007). 10

13 In het verleden is bij provinciale karteringen herhaaldelijk onderzocht of er een invloed van het verkeer op de korstmossen (in het bijzonder de NIW) viel vast te stellen, meestal als routinematige check om ook mogelijke effecten van NO x op te sporen. Dit heeft nooit significante correlaties opgeleverd bij karteringen of herhalingen uitgevoerd tussen 1989 en Bij een herhaling van Gelderland in 2002 bleek voor het eerst dat er iets aan de hand was (van Herk, 2004, tabel 3.4). Verhoogde NIW-waarden werden toen vooral in stedelijke agglomeraties gevonden. Omdat daar ook andere factoren zoals uitwerpselen van huisdieren een mogelijke verstorende rol spelen, was een rol van NH 3 uit katalysatoren op dat moment nog niet in het vizier. De kans dat stikstofoxiden de oorzaak zijn van de verhoogde NIW is klein omdat de verschijnselen dan ook al in de jaren 90 van de vorige eeuw zichtbaar hadden moeten zijn. Het is zeker dat deze verschijnselen pas na 2001 zijn ontstaan. Bij een herhaling in Zeeland kwam het effect van NH 3 uit auto's op korstmossen voor het eerst vast te staan (van Herk, 2007). Langs drukke wegen bleken tussen 2000 en 2006 aanzienlijk meer ammoniakminnende korstmossen voor te zijn gaan komen dan langs rustige wegen. De relatieve toename in NIW langs drukke provinciale wegen correspondeerde met een toename in NH 3 concentratie van gemiddeld 2,3 µg/m 3 (Van Herk, 2009; afgeleid uit figuur 1.1). Dit komt dicht bij de net genoemde meetresultaten van het MNP. De constatering dat NH 3 uit auto's invloed uit is gaan oefenen op korstmossen langs wegen heeft ook voor het onderhavige onderzoek belangrijke gevolgen. Monsterpunten langs drukke wegen zijn daarmee zonder correctie niet meer representatief als meetpunt voor de achtergrondbelasting NH 3. Verder bevat de NIW-trend vanaf 2000 zonder correctie een overschatting van het effect van ammoniak. In dit rapport wordt een oplossing voor dit probleem aangedragen. In het buitenland vooral in Duitsland was men zich al eerder bewust van de tot nu toe onderbelichte kant van katalysatoren; de universiteit van Bonn luidde wat jaren terug de noodklok (Frahm, 2006). Uit een studie in München bleek dat de NH 3 -concentratie in de stad aanzienlijk hoger was dan in het omringende platteland (Kirchner, 2000). Naast de ammoniakproblematiek vormt ook het monitoren van de effecten van de klimaatsverandering een ander belangrijk doel van dit onderzoek. Uit een analyse van de data van het epifytenmeetnet van Utrecht in 2001 bleek voor het eerst dat korstmossen sterk daarop reageren (van Herk, 2002). De publicatie daarover in The Lichenologist (van Herk et al., 2002) was de eerste waarbij met een grote dataset statistisch werd aangetoond dat zuidelijke, warmteminnende soorten waren toegenomen, en dat noordelijke, koelteminnende soorten waren afgenomen. In een review in Nature, kort daarna (Parmesan & Yohe, 2003), werd het als de belangrijkste publicatie tot dan toe 11

14 genoemd met overtuigende de effecten van global warming op de natuur. Bij het onderzoek in Drenthe in 2004 bleek een gelijksoortige verschuiving in soortensamenstelling als gevolg van klimaatsverandering te zijn opgetreden als in Utrecht (van Herk, 2005). In dit rapport wordt nagegaan of deze trend zich verder heeft voortgezet. 1.4 Ander korstmossenonderzoek in Drenthe Korstmossen groeien niet alleen op bomen. Zij zijn ook op andere substraten te vinden, zoals op de grond in heidevelden, of op steen van bijvoorbeeld hunebedden. Dit type onderzoek wordt uitgevoerd door de Bryologische en Lichenologische Werkgroep (BLWG) in opdacht van het ministerie van LNV en het CBS (zie o.a. Sparrius et al., 2006). De BLWG heeft proefvlakken in o.a. het Kamperzand (bij Havelte), de Gasterense Duinen, het Orvelterzand, het Drouwenerzand en het Odoornerzand. Hoofddoel hiervan is het monitoren Rode Lijst-soorten. In de Drentse heideterreinen vindt verder geen specifiek op korstmossen gerichte monitoring plaats. Wel zijn alle 54 hunebedden opgenomen in het monitoringprogramma van de BLWG. Op de hunebedden groeien meer dan 150 soorten korstmossen, waarvan er bijna 30 op de Rode Lijst staan. Hieronder zijn er enkele uniek voor Nederland en haar buurlanden. 1.5 Het Drentse milieu ammoniak en andere stikstofverbindingen Ammoniak (NH 3 ) is een gas dat in hoofdzaak vrijkomt bij de ontleding van dierlijke mest. In de atmosfeer wordt ammoniak door chemische processen deels omgezet in ammonium (NH 4 + ). De som van NH 3 en NH 4 + wordt aangeduid met NH x. Het ruimtelijke patroon van NH x -luchtconcentratie en -depositie wordt in Nederland door het RIVM en PBL berekend met het zogenoemde OPSmodel. Dit model gaat uit van de veedichtheid per gemeente, en houdt o.m. rekening met emissiefactoren per diersoort, het atmosferisch gedrag van NH 3 en NH 4, de weersgesteldheid, en de 'ruwheid' van het landschap. De berekening van de van de concentratie- en depositietrend komt tot stand door resultaten van de modellen te valideren met concentratiemetingen. In figuur 1.3 is de berekende NH x -depositie in Drenthe in 2009 zichtbaar. De belangrijkste deposities vinden momenteel plaats in zuid en oost Drenthe. Landelijk gezien zijn de deposities in Drenthe relatief laag, bijna nergens 12

15 Figuur 1.2 De depositie van gereduceerd stikstof (NHx) in Nederland in 2009 (bron: Planbureau voor de Leefomgeving, 2010) Figuur 1.3 De depositie van gereduceerd stikstof (NHx) in Drenthe in 2009 (bron: Planbureau voor de Leefomgeving, 2010) 13

16 Figuur 1.4 De depositie van totaal stikstof (voornamelijk NHx + NOy) in Drenthe in 2009 (bron: Planbureau voor de Leefomgeving, 2010) Figuur 1.5 De depositie van totaal potentieel zuur in Drenthe in 2009 (bron: Planbureau voor de Leefomgeving, 2010) 14

17 wordt de 2000 mol/ha/jr overschreden, hetgeen in oost Brabant, noord Limburg en de Gelderse Vallei juist veelvuldig het geval is (figuur 1.2). Binnen Drenthe lijkt er recentelijk een relatieve verschuiving van de depositie te hebben plaatsgevonden. Nog in 2003 waren de deposities in zuidwest en oost Drenthe ongeveer even hoog. Momenteel lijkt de problematiek zich juist meer in het oosten van de provincie te concentreren. NH x vormt in Drenthe de belangrijkste component van de totale stikstofdepositie (het totaal van NH x en NO x (= stikstofoxiden)). Het ruimtelijke patroon daarvan is nauwelijks anders dan dat van NH x alleen (figuur 1.4); de depositiewaarden van totaal N liggen ca 500 mol/ha/jr hoger dan die van alleen NH x. Ook de depositie van potentieel zuur (= NH x + NO x + SO x ) wordt gedomineerd door NH x (figuur 1.5). Hiervan zijn de depositiewaarden wederom ongeveer 500 mol hoger dan die van N totaal. Berekeningen laten zien dat in Nederland tussen 1995 en 2002 een belangrijke daling is opgetreden in de NH 3 -uitstoot. Na 2002 lijkt de daling enigszins te stagneren (PBL, 2010). In 2008 bedroeg de Nederlandse NH 3 -emissie nog 130 kiloton. Het EU-doel van 126 kiloton voor 2010 wordt vermoedelijk net niet gehaald (PBL, 2010). Door het PBL/RIVM worden sinds 2005 in en rond natuurgebieden metingen aan de ammoniakluchtconcentratie uitgevoerd, het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN). Dit gebeurt met permanente monsternemers. In Drenthe vindt dit plaats in het Drentse Aa-gebied, het Dwingelderveld, het Fochteloërveen en het Bargerveen. Onlangs zijn de trends over de eerste vijf meetjaren bekend geworden (PBL/RIVM, 2010). Landelijk gezien is er over alle meetlocaties tussen 2005 en 2009 weinig veranderd. Wel is er een lichte daling bij meetpunten in sterk belaste gebieden (o.a. De Peel en de Gelderse Vallei) en bij locaties dicht bij bronnen. Over de Drentse metingen is nog niet zo veel te zeggen (meded. Erik Noordijk, PBL). In het Bargerveen en het Fochteloërveen zijn de meetreeksen nog te kort (later gestart). In het Drentse Aa-gebied was er in 2008 en 2009 veel uitval waardoor de metingen onzeker zijn; de beschikbare data duiden hier vooralsnog op weinig verandering. In het Dwingelderveld is de situatie stabiel of op enkele punten een licht stijgende trend. In beide laatste terreinen liggen de gemiddelde waarden per meetpunt tussen de 2,7 en 3,5 µg NH 3 /m 3, in het Fochteloërveen tussen de 2,6 en 4,0, en in het Bargerveen tussen de 4,1 en 4,4. Door Alterra is onderzoek gedaan naar de effectiviteit van ammoniakmaatregelen in en rondom de Drentse Natura 2000-gebieden (Gies et al., 2009). Al eerder was er een vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van het integrale stikstofbeleid in Drenthe (Kros et al, 2007). De provincie Drenthe zelf heeft sinds de negentiger jaren meetnetten operationeel om de kwaliteit van bodem- en grondwater te volgen, het provinciaal meetnet bodemkwaliteit en het meetnet grondwaterkwaliteit. 15

18 Figuur 1.6 De kaart Wet ammoniak en veehouderij (Wav) Weergegeven zijn de zeer kwetsbare gebieden (groen), een zonering van 250 meter daar omheen (paars), en de resterende 'witte gebieden'. De Natura 2000-gebieden zijn bruin gearceerd. Bron: Provinciale Staten van Drenthe,

19 zwaveldioxide Al eerder is vermeld dat korstmossen ook gevoelig zijn voor zwaveldioxide (SO 2 ). In Drenthe was er traditioneel een gradiënt van relatief lage deposities in het zuidwesten tot relatief hoge deposities in het oosten. Deze gradiënt kwam ook duidelijk in de epifytenrijkdom tot uitdrukking. De emissie van SO 2 is de laatste decennia sterk teruggedrongen; de uitstoot nam in ons land af van ongeveer 190 kiloton in 1990 naar 51 kiloton in 2008 (PBL, 2010). Daarmee is niet alleen de depositie binnen Drenthe flink teruggebracht, ook de traditionele vervuilingsgradiënt is grotendeels genivelleerd. effecten van stikstof De meeste bossen en natuurterreinen in Drenthe zijn stikstofbeperkt, dat wil zeggen dat depositie van stikstof in eerste instantie zal leiden tot een hogere plantaardige productie. Chronische blootstelling van bossen aan een onnatuurlijk hoge stikstofdepositie kan leiden tot een complex van effecten, zoals stikstofverzadiging van de bodem, veranderde bodemvruchtbaarheid, versterkt vrijkomen van broeikasgassen uit de bodem, versnelde veroudering van naalden van bomen, een grotere gevoeligheid van bomen voor ziektes en vorstschade, een verminderde droogtetolerantie, en een vermindering van een gezond schimmelleven in de bodem. In heidevelden, vennen, veengebieden en bloemrijke schrale graslanden leidt een versterkte stikstofdepositie tot een hardere groei van een beperkt aantal krachtige soorten, veelal grassen, die de bestaande vegetatie gaan overheersen, en per saldo leiden tot een vermindering van de biodiversiteit (zowel flora als fauna). In het onderhavige onderzoek staat de bescherming en het behoud van een gezond ecosysteem centraal. De korstmossen worden daarbij primair gebruikt als indicator; de intrinsieke waarde van de korstmossen is secundair. Wet ammoniak en veehouderij De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) is ingesteld om kwetsbare natuurgebieden te beschermen tegen de schadelijke invloed van ammoniak. Het is de taak van de provincies om kwetsbare gebieden aan te wijzen. De werking van de Wav beperkt zich tot voor verzuring gevoelige gebieden binnen de ecologische hoofdstructuur (EHS). In een bufferzone van 250 meter rond de aangewezen Wav-gebieden is nieuwvestiging van veehouderijen in beginsel niet toegestaan en worden uitbreidingen beperkt. De thans van kracht zijnde begrenzing van de Wav is in december 2004 door GS van Drenthe vastgesteld. In 2007 heeft het Rijk een nieuwe Wet 17

20 ammoniak en veehouderij in werking laten treden. De nieuwe wet heeft tot doel om alleen de zeer kwetsbare natuur te beschermen; hierdoor worden minder gebieden aangewezen en uiteindelijk minder veehouderijen beperkt in hun bedrijfsvoering. Op grond hiervan is een nieuwe kaart Wav voorbereid en op 10 november 2010 door PS vastgesteld (figuur 1.6). Na de wettelijk bepaalde ministeriële goedkeuring en publicatieprocedure zal de nieuwe kaart Wav daadwerkelijk in werking treden. Bij het onderhavige onderzoek wordt, net als in de vorige rapportage (van Herk, 2005), nagegaan welke trends te onderkennen zijn binnen de Wavgebieden, in de omringende 250 meter bufferzone, en in de resterende 'witte' gebieden. De kaart Wav 2010 is hierbij als maatgevend genomen, om zodoende ook in de toekomst over goed vergelijkingsmateriaal te kunnen beschikken. 18

21 2 METHODE 2.1 Veldwerk De gehanteerde methode is geheel gelijk aan de drie voorgaande rondes, en wordt in de betreffende rapporten (van Herk, 1993, 1998a, 2005) al uitgebreid behandeld. Hier wordt met de hoofdlijnen volstaan. In 2010 zijn in totaal 579 monsterpunten onderzocht (figuur 2.1). Hiervan zijn 576 punten in 2004 eerder onderzocht. Er zijn 3 punten t.o.v nieuw uitgezet, terwijl 4 punten niet konden worden herhaald. Het aantal punten dat vanaf 1998 herhaald kon worden bedraagt 565; het aantal herhalingen vanaf 1991 is 534. Het veldwerk is uitgevoerd tussen augustus 2009 en april Een monsterpunt bestaat altijd uit een groepje zomereiken (Quercus robur), meestal tien stuks. De ligging van de monsterpunten is vastgelegd met topografische kaartcoördinaten. Alle punten zijn met de GPS ingemeten (centrum van de boomgroep). De standplaats van de afzonderlijke bomen (inclusief de nummering van de bomen) is in situatiekaartjes op formulieren vastgelegd. Per onderzochte boom zijn alle aanwezige korstmossoorten genoteerd tot op 2 meter hoogte. Bij ieder monsterpunt is dus bepaald op hoeveel bomen en op welke bomen de soorten aanwezig zijn. De wetenschappelijke en Nederlandse naamgeving van de korstmossen (zie bijlage 1) is volgens Van Herk & Aptroot (2004). Per monsterpunt is de hoeveelheid per soort genoteerd volgens een 6-delige schaal (zie De Bakker, 1989: 1= één exemplaar, 2= meer exemplaren op één boom, 3= op minder dan de helft van de bomen in kleine hoeveelheden; 4= op minder dan de helft van de bomen, maar wel in grote hoeveelheden (>1 dm 2 per boom), 5= op de meerderheid van de bomen in kleine hoeveelheden, 6= veel op de meerderheid van de bomen). Ook zijn diverse standplaatskenmerken vastgelegd, zoals terreineigenschappen, afstand tot boerderijen en maïsakkers, de dikte van de bomen, en het type weg bij monsterpunten langs wegen. De volgende categorieën zijn daarbij onderscheiden: W1= doodlopende of onverharde weg, W2= smalle landweg, steeds zonder belijning, W3= doorgaande weg, steeds met belijning (vroeger met middenstreep, tegenwoordig met belijning voor fietsers), W4= doorgaande weg met gescheiden fietspad(en), W5= provinciale weg, WK= weg in de bebouwde kom, WB= weg in of langs bos. Bij punten langs wegen is ook de afstand van de bomen tot het wegdek genoteerd (driedelige schaal). 2.2 Uitwerking De Nitrofiele Indicatie Waarde (NIW) en de Acidofiele Indicatie Waarde (AIW) worden gebruikt als graadmeters voor ammoniak. In deze twee graadmeters worden per monsterpunt de totale hoeveelheden ammoniakminnende respec- 19

22 Figuur 2.1 Ligging van de onderzochte monsterpunten en de status ervan op de kaart Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Groene blokjes = in zeer kwetsbaar gebied; paarse rondjes = in de 250 m. zonering; stippen: in de 'witte gebieden'. 20

23 tievelijk ammoniakmijdende korstmossen tot uitdrukking gebracht. De NIW heeft vooral betekenis in agrarische brongebieden, waar soorten met een positieve reactie op ammoniak gewoonlijk de meest bruikbare indicatoren zijn. Hier worden bij voorkeur vrijstaande eiken gemonitord om dit te registreren. De berekening van de Nitrofiele Indicatie Waarde vindt plaats door het voorkomen van een 20-tal ammoniakminnende korstmossen (nitrofyten) in een monsterpunt bij elkaar op te tellen (o.g.v. aan-/afwezigheid per boom). Het gaat hierbij om o.a. Vingermossen (Physcia spp.), Dooiermossen (Xanthoria spp.) en Geelkorsten (Candelariella spp.). De soorten worden genoemd in bijlage 1. De berekeningswijze van de Acidofiele Indicatie Waarde is gelijk aan die van de NIW. Tot de ammoniakmijdende soorten (acidofyten) zijn o.a. gerekend Eikenmos (Evernia prunastri), Gewoon schorsmos (Hypogymnia physodes), Purper geweimos (Pseudevernia furfuracea) en Bruin boerenkoolmos (Tuckermannopsis chlorophylla), zie tevens bijlage 1. Gaande het onderzoek bleek dat plaatselijke effecten in de bewoonde omgeving in toenemende mate hebben geleid tot ongewenste bijeffecten. Het gaat hierbij vooral om urinerende honden. Besloten is om monsterpunten waar dit een duidelijke invloed heeft op de resultaten uit te sluiten van bewerkingen met NIW en AIW. Van een 'duidelijke invloed' is sprake als er op meer dan twee bomen Verborgen schotelkorst (Lecanora dispersa) op de boomvoet aanwezig is zonder dat deze soort hogerop ook groeit. De soort is een urineer-indicator bij uitstek. In totaal 50 monsterpunten vallen hierdoor af bij bewerkingen met NIW en AIW. In één kaartvierkant (die van het Bargerveen) resteren doordoor geen bruikbare meetpunten voor NIW en AIW. Bij de meeste soortgerelateerde bewerkingen tellen deze punten wel mee. Het verkregen ruimtelijke patroon van NIW en AIW is in kaart uitgezet (resp. kaart 10 en 20). De verandering van de gemiddelde NIW- en AIW-waarden is per 5 x 5 km 2 gegeven in kaart 16 en 23. Van zowel NIW als AIW is de trend sinds 1991 uitgerekend (figuur 3.12 en 3.13). De veranderingen zijn uitgesplitst over punten die gelegen zijn binnen de Wav-gebieden (figuur 1.6), in de 250m zone eromheen, en de resterende gebieden ('witte gebieden'). De trends zijn ook uitgerekend voor drie aparte regio's (noordwest Drenthe (x<240, y>540), zuidwest Drenthe (x<240, y<540) en oost Drenthe (x>240)). Alle jaar-op-jaar veranderingen zijn gebaseerd op datasets met dezelfde punten. Van zoveel mogelijk monsterpunten is getracht gegevens te verkrijgen van de verkeersintensiteit. Alle Drentse gemeenten zijn benaderd met het verzoek om resultaten van verkeerstellingen die binnen haar grenzen plaats vinden ter beschikking te stellen. Van de gemeenten Borger/Odoorn, Emmen, Meppel, Midden Drenthe en Noordenveld zijn gegevens ontvangen die op een uniforme wijze aan de meetpunten konden worden gekoppeld. Ook zijn de tellingen langs provinciale wegen gebruikt. Van in totaal 116 monsterpunten is een 21

24 betrouwbare schatting van de verkeersintensiteit verkregen. De relatie tussen verkeersintensiteit en NIW is geanalyseerd (figuur 3.3 en 3.4). Het zelfde is gedaan met het type weg (zie par. 2.1, figuur 3.5 tot 3.8). De resultaten hiervan zijn gebruikt om correctiefactoren te berekenen voor verkeersgerelateerde effecten op de NIW. Voor 1998, 2004 en 2010 heeft een herberekening van de NIW plaatsgevonden waarbij de locale effecten van het verkeer zoveel mogelijk zijn weggenomen. De eerder genoemde ruimtelijke patronen van de NIW en de veranderingen daarin zijn opnieuw in kaart uitgezet, maar dan gecorrigeerd voor het verkeer. Het zelfde is gedaan met alle Wav-gerelateerde trends. Verder zijn kaarten NIW en AIW gemaakt waarin isolijnen aangebracht zijn (bijlage 5 en 6). Bij de NIW (bijlage 5) is gebruik gemaakt van de voor verkeer gecorrigeerde waarden. De op soortniveau opgetreden veranderingen tussen 2004 en 2010 zijn uitgerekend aan de hand van alle paren herhalingsopnamen en de bijbehorende 'nulopnamen', totaal 576 opnameparen. De veranderingen zijn gebaseerd op het percentage monsterpunten waarin de soorten aan- of afwezig zijn (bijlage 1). Verder is per soort de trend vanaf 1991 uitgerekend (bijlage 2). Ook hierbij zijn de verschillen tussen de jaren zijn steeds gebaseerd op de veranderingen in alle beschikbare paren opnamen. Er zijn verspreidingskaartjes gemaakt van korstmossoorten die relatief sterk voor- of achteruit gegaan zijn (kaart 23 tot 39). De soorten zijn daarbij ingedeeld in nitrofyten, acidofyten, en thermofyten (warmteminnende soorten). De verspreiding van deze soorten is gegeven voor 1991, 1998, 2004 en In de kaartjes is de hoeveelheid (6-delige schaal) per monsterpunt uitgezet. De in bijlage 2 gegeven trends per soort zijn gebruikt voor een analyse van de oorzaken van de veranderingen. Hiertoe zijn de indicatorgetallen van Wirth (1991) gebruikt. Met correlatieberekeningen is nagegaan welke factoren (temperatuur, vocht, stikstof, etc) de geconstateerde toe- of afname van de soorten het beste konden verklaren. In december 2010 worden nieuwe, bijgewerkte indicatorgetallen gepubliceerd (Wirth, 2010); deze konden helaas niet meer in de berekeningen verwerkt worden. 22

25 3 RESULTATEN 3.1 Soortensamenstelling Deze ronde zijn 167 soorten korstmossen aangetroffen op de onderzochte bomen (bijlage 1). In 2004 waren 163 soorten gevonden, per saldo zijn er dus vier soorten bijgekomen. De diversiteit van de korstmossen per monsterpunt is ook groter geworden (tabel 3.3, kaart 3). De toename bedraagt gemiddeld 2 soorten per punt (van 26,1 naar 28,1). Vier korstmossoorten zijn ten opzichte van 2004 van de gemonitorde bomen verdwenen (bijlage 1). Geen van deze vier is zeldzaam of bijzonder; het gaat alleen om soorten waarvoor de Zomereik geen optimaal substaat vormt, o.a. soorten die gewoonlijk op dood hout zitten. Acht korstmossoorten zijn nieuw. Hiervan staan er vijf op de Rode Lijst, te weten Zwart boomspijkertje (Calicium glaucellum), Dennenmos (Imshaugia aleurites), Netschildmos (Parmotrema reticulatum), Gemarmerd vingermos (Physcia aipolia) en Sierlijk takmos (Ramalina pollinaria). In par. 3.2 hierover meer. Tussen 2004 en 2010 zijn duidelijk meer korstmossoorten toegenomen dan afgenomen (bijlage 1). Bij 60% van de soorten (103 soorten) was het aantal vondsten in 2010 groter dan in Bij 12% (20 soorten) bleef het aantal waarnemingen gelijk, terwijl bij 28% (48 soorten) een afname werd geconstateerd. Over de periode waren deze getallen ongeveer het zelfde (resp. 59%, 9% en 32%). Het sterkst afgenomen (in absolute zin) zijn Heksenvingermos (Physcia tenella, -55 wrn. = -11%, zie kaart 23a-d), Gewoon schorsmos (Hypogymnia physodes, -50 wrn. = -22%, zie kaart 31a-d), Eikenmos (Evernia prunastri, -49 wrn. = -11%, zie kaart 29a-d), Bruine veenkorst (Placynthiella icmalea, -38 wrn. = -58%), Stoeprandvingermos (Physcia caesia, -34 wrn. = -14%) en Verstop-schildmos (Melanelia subaurifera, -31 wrn. = -6%). Opvallend is de mengeling van acidofyten en nitrofyten in dit rijtje. De top van toegenomen soorten wordt aangevoerd door Verzonken schriftmos (Opegrapha rufescens, +173 wrn. = +376%, zie kaart 39a-d), Fijne geelkorst (Candelariella xanthostigma, +118 wrn. = +83%), Poedergeelkorst (Candelariella reflexa, +93 wrn. = +31%, zie kaart 28a-d), Ammoniakschotelkorst (Lecanora barkmaniana, +85 wrn. = +137%), Dun schaduwmos (Hyperphyscia adglutinata, +78 wrn. = +144%, zie kaart 36a-d) en Vals dooiermos (Candelaria concolor, +67 wrn. = +89%, zie kaart 35a-d). In dit lijstje valt vooral het warmteminnende aspect van de soorten op. Hoewel de soortenrijkdom per saldo toegenomen is, is het aspect van de korstmosvegetatie er over het algemeen niet op vooruit gegaan. Het zijn vooral opvallende struik- en bladvormige soorten die afgenomen zijn, en korstvormige soorten die toegenomen zijn. De trend richting korsten blijkt duidelijk uit de totalen: Van de toegenomen soorten is 68% korstvormig, 26% 23

26 bladvormig, en slechts 6% struikvormig. Bij de afgenomen soorten is 46% korstvormig, 35% bladvormig, en 19% struikvormig. Zo is Eikenmos hét korstmos dat de bomen een mooi begroeid uiterlijk geeft op meer dan 10% van de plekken verdwenen (kaart 29a-d). Verzonken schriftmos, de soort die het sterkst is toegenomen (+376%, kaart 39a-d), bestaat alleen maar uit minuscule zwarte stipjes. Dit zijn nog maar de veranderingen over de laatste zes jaar. Over de hele onderzoeksperiode (vanaf 1991, zie bijlage 2) is deze trend nog veel duidelijker. De afname van Eikenmos is dan bijna 23%. Dit zijn alleen nog maar de punten waar hij helemaal verdwenen is. De afname is een veelvoud als het om het percentage exemplaren gaat. Bij Gewoon schorsmos (Hypogymnia physodes, bladvormig) is de afname nog extremer (kaart 31a-d). Destijds was het een erg gewone soort (de Nederlandse naam zegt het al), maar sinds 1991 is hij al van 55% van de groeiplaatsen verdwenen. Bomen waarop vroeger veel Eikenmos en Gewoon schorsmos groeide worden tegenwoordig veelal gedomineerd door twee korsten: Gewoon purperschaaltje (Lecidella elaeochroma, zie kaart 38a-d) en Witte schotelkorst (Lecanora chlarotera). De eerste soort nam toe van 32% in 1991 naar 88% van de punten nu; de tweede van 59% naar 90% nu. Het milieu van de Eikenmos-begroeiing (Evernion) zoals we die begin jaren '1990 nog alom in Drenthe aantroffen laat zich het beste omschrijven als een gemeenschap van zure, voedselarme, ietwat stoffige omstandigheden onder koel-temperate klimaatsomstandigheden. De Purperschaaltjesgemeenschap (Lecidellion) komt optimaal voor op neutrale (ontzuurde), droge schors onder bij voorkeur warm-temperate klimaatsomstandigheden. Deze twee omschrijvingen geven beknopt aan welke verandering de epifytenbegroeiing op vrijstaande bomen in Drenthe de laatste decennia op veel plaatsen heeft doorgemaakt. Bijlage 3 laat zien dat deze verandering onderdeel uitmaakt van een onomkeerbaar proces. De gedachte dat bij een terugkeer naar een lage ammoniakbelasting de oorspronkelijke begroeiing terugkeert blijkt niet juist te zijn. In bijlage 3 zijn de veranderingen zichtbaar die optreden in monsterpunten waar de laatste 5 tot 10 een sterke ammoniakreductie plaatsgevonden heeft. Uit het opnamemateriaal blijkt duidelijk dat het Lecidellion geleidelijk tot ontwikkeling komt als zich in het Evernion nitrofyten vestigen. Als vervolgens bij een sterke ammoniakreductie nitrofyten weer verdwijnen (en de NIW sterk daalt), gaan bijna alle soorten achteruit; de typerende Lecidellion-gemeenschap komt echter pas dan goed tot ontwikkeling. Wat overblijft is een tamelijk soortenarme gemeenschap met vooral warmteminnende korsten. Behalve Purperschaaltje en Witte schotelkorst, gaan slechts drie andere korsten, te weten Verzonken schriftmos, Dun schaduwmos en Grove mosterdkorst (Pyrrhospora quernea), er tevens op vooruit. Alle acidofyten gaan nog verder achteruit, juist Eikenmos verdraagt de ammoniakreductie erg slecht (bijlage 3). 24

27 Een sterke en plotselinge afname van de ammoniakbelasting is dus nog geen zegen voor epifytische korstmossen. In feite toont bijlage 3 het proces dat een toename van de ammoniakbelasting in eerste instantie leidt tot ontzuring van de schors, maar dat een daarop volgende daling van de ammoniakbelasting er niet toe leidt dat de schors opnieuw zuur wordt. Daar doorheen loopt het proces dat warmteminnende korsten toenemen. De toename van warmteminnaars lijkt vooral op te treden in situaties dat het milieu aan sterke veranderingen onderhevig is; vrijkomende niches worden dan met deze soorten 'opgevuld'. Onder stabiele(re) milieuomstandigheden lijkt daar veel minder sprake van te zijn. In bijlage 4 laat zien welke veranderingen in bossen opgetreden zijn over de laatste twintig jaar. Net als in bijlage 3 zijn tien representatieve monsterpunten geselecteerd. Hoewel de soortenrijkdom in bossen continu een stijgende lijn vertoont, zijn de ontwikkelingen niet gunstig. Vrijwel alle voor eikenbossen typerende epifyten zijn sterk achteruit gegaan. Bij Groot boerenkoolmos (Platismatia glauca, kaart 34a-d) en Avocadomos (Parmeliopsis ambigua) moet gevreesd worden voor het verdwijnen uit Drenthe. De soortensamenstelling in bossen is in de loop der jaren steeds meer op die van bomen in het landelijke gebied gaan lijken. De verandering van de gehele soortensamenstelling tussen 2004 en 2010, (zoals gekwantificeerd in bijlage 2) is gebruikt voor de berekening die in tabel 3.1 wordt gepresenteerd. Het principe hiervan is dat het totaal van de veranderingen gezien kan worden als een afspiegeling van de gewijzigde milieuomstandigheden. De ecologische indicatorgetallen van Wirth (1991) zijn hierbij maatgevend. Tabel 3.1 Correlaties tussen de verandering in voorkomen van de soorten tussen 2004 en 2010 (zie bijlage 1) enerzijds, en zeven ecologische graadmeters (licht, temperatuur, continentaliteit, vocht, ph, stikstof en toxitolerantie (Wirth, 1991)) anderzijds. Met deze berekening wordt nagegaan welke graadmeters de opgetreden veranderingen verklaren. 'r'= correlatiecoëfficiënt, 'p'= overschrijdingskans, 'n'= aantal soorten waarvan de indicatiewaarde voor de graadmeter beschikbaar is. Significante correlaties zijn van sterretjes voorzien (*), n.s.= niet significant). factor r p n licht -0,14 0,1305 n.s. 111 temperatuur +0,23 0,0300 * 91 continentaliteit -0,11 0,2688 n.s. 100 vocht -0,04 0,7183 n.s. 94 ph +0,20 0,0352 * 111 stikstof +0,09 0,3408 n.s. 110 toxitolerantie -0,13 0,2122 n.s

28 De berekening laat zien dat over als geheel geen toegenomen effect van ammoniak meer zichtbaar is (stikstof: r= +0,09, niet significant), maar uit de soortensamenstelling blijkt wel een hoger geworden ph (r= +0,20). Het effect van klimaatsverandering (temperatuur) is per saldo het duidelijkst in de soortensamenstelling herkenbaar (r= +0,23). Van geen van de andere factoren in tabel 3.1 kon verder een significant effect worden aangetoond. 3.2 Rode Lijst In 2010 werden 38 soorten korstmossen aangetroffen die op de Rode Lijst staan (Aptroot et al. 1998), zie tabel 3.2. Hiervan behoren er zeven tot de categorie 'gevoelig', elf soorten zijn 'kwetsbaar', elf zijn 'bedreigd', zes 'ernstig bedreigd', en drie werden op het moment van opstellen van de Rode Lijst nog beschouwd als 'verdwenen uit Nederland'. Zowel het aantal Rode Lijst soorten als het aantal Rode Lijst vondsten nam sinds 2004 toe, resp. met 5 soorten (+15%) en 51 vondsten (+27%). De verspreiding van de Rode Lijst-soorten in Drenthe is zichtbaar in kaart 6. Grote vindplaatsen met vier of meer Rode Lijst-soorten bij elkaar zijn nog steeds geconcentreerd in de westelijke helft van de provincie. In de oostelijke helft gaat het voornamelijk om groeiplaatsen met slechts één soort tegelijk, vaak losse exemplaren. Het verspreidingspatroon wordt nog steeds in belangrijke mate door het historische patroon van zwaveldioxide vervuiling bepaald. In west Drenthe waren de concentraties SO 2 in de jaren 1970 veel lager dan in het oosten. Het zijn vooral Rode Lijst soorten die slechts traag uit dit dal omhoog krabbelen. Wimpermos (Anaptychia ciliaris) is een extreem voorbeeld; deze soort is nog steeds beperkt tot een tiental oude bomen waarop hij al vele decennia lang groeit. Hij vertoont nog steeds geen enkel initiatief tot uitbreiding. In de omgeving van Nijeveen, Havelte, Dwingeloo, Beilen, Norg, Donderen en Eelde bevinden zich de meeste Rode Lijst soorten; hier zijn vindplaatsen van o.a Knopjesschildmos (Parmelina pastillifera), Rood boomzonnetje (Caloplaca ferruginea) en Wimpermos, soorten die in ons land alleen of nagenoeg alleen nog in Drenthe voorkomen. Vijf Rode Lijst soorten zijn nieuw; deze zijn aan het begin van dit hoofdstuk al genoemd. Er zijn geen Rode Lijst soorten uit de opnamen verdwenen. Tussen 1998 en 2004 was dit nog wel het geval. Toen verdwenen Bruin paardenhaarmos (Bryoria fuscescens) en Kopspijkertje (Cyphelium inquinans); beide soorten zijn nu vermoedelijk in heel Nederland uitgestorven. Het sterkst afgenomen zijn Bruin boerenkoolmos (Tuckermannopsis chlorophylla, van 16 naar 10 vondsten, kaart 32a-d) en Groot takmos (Ramalina fraxinea, van 14 naar 11). De eerste nam over al af van 28 naar 26

29 Tabel 3.2 De Rode Lijst korstmossen in Drenthe in 2004 en 2010 (naar Aptroot et al. 1998). RL= Rode Lijst-categorie (GE= gevoelig, KW= kwetsbaar, BE= bedreigd, EB= ernstig bedreigd, VN= verdwenen uit Nederland (maar alle gevallen al eerder teruggevonden). 2004: aantal vondsten in de 580 opnamen van 2004; 2010: aantal vondsten in de 579 opnamen van 2010; += nieuw in opname; -= verdwenen uit opname; o= gehandhaafd. RL: soort: 2004: 2010: vindplaatsen: EB Anaptychia ciliaris Wimpermos 5 5 Paterswolde o, Borger o, Klatering o, Sleen o, Dwingeloo o BE Arthonia pruinata Aspirinekorst 2 2 Oosterhesselen o, Dwingeloo o EB Calicium glaucellum Zwart boomspijkertje 0 1 Oosterhesselen + KW Calicium viride Groen boomspijkertje vooral noord Drenthe EB Caloplaca ferruginea Rood boomzonnetje 1 2 Norg o, Havelte + GE Caloplaca herbidella Koraalcitroenkorst 2 2 Klatering -, Havelte o, Ruinen + EB Catillaria nigroclavata Boomrookkorst 3 13 heel Drenthe GE Chaenotheca chlorella Klein schorssteeltje 1 1 Oosterhesselen o KW Chaenotheca furfuracea Lichtend schorssteeltje 2 5 Schipborg o, Dwingeloo o/+, Asserbos +, Benneveld + BE Chrysothrix candelaris Gele poederkorst 2 2 Anloo o, Dwingeloo o KW Cladonia digitata Vertakt bekermos 2 3 Asserbos o, Spier +, Diever o BE Cladonia polydactyla Sterheidestaartje 1 1 Norgerholt o KW Enterographa crassa Grauwe runenkorst 1 1 Norgerholt o VN Fellhanera bouteillei Twijgdruppelkorst 9 17 verspreid over Drenthe GE Fellhanera subtilis Schaduwdruppelkorst 4 2 Exloo -, Odoorn -, Gees -, Wittelte -, Schipborg +, Gasselte + GE Flavopunctelia flaventior Oosters schildmos 1 1 Coevorden o GE Imshaugia aleurites Dennenmos 0 1 Norg + GE Lecanactis abietina Maleboskorst 2 2 Norgerholt o, Asserbos o KW Lecanora aitema Dennenschotelkorst 4 2 Diever -, Geeuwenbrug +, Geesbrug -, Valthe -, Exloo o BE Lecanora argentata Bosschotelkorst west Drenthe GE Lecanora subcarpinea Berijpte schotelkorst 8 17 verspreid over Drenthe BE Lecanora varia Hardhout-schotelkorst 2 1 Wezup o, Zwinderen - BE Ochrolechia subviridis Wrattige tandpastakorst 5 8 verspreid over Drenthe KW Ochrolechia turneri Valse kringkorst verspreid over Drenthe BE Opegrapha varia Kort schriftmos 1 2 Norg o, Lheebroek + KW Opegrapha vermicellifera Gestippeld schriftmos 1 2 Dwingeloo o, Taarlo + VN Parmelina pastillifera Knopjesschildmos 1 1 Donderen o KW Parmelina tiliacea Lindeschildmos vooral zuid Drenthe VN Parmotrema reticulatum Netschildmos 0 1 Elp + EB Pertusaria hemisphaerica Boskringkorst 1 2 Norgerholt o, Nijeveen + BE Physcia aipolia Gemarmerd vingermos 0 1 Nieuw-Balinge + EB Physcia clementei Isidieus vingermos 3 2 Klatering -, Schoonoord o, Hoogeveen -, Holsloot + KW Physconia distorta Fors rijpmos 3 3 Yde o, Dwingeloo o, Havelte o BE Ramalina fraxinea Groot takmos vooral zuidwest Drenthe BE Ramalina lacera Waaiertakmos 2 3 Yde o, Nijeveen o/+ KW Ramalina pollinaria Sierlijk takmos 0 2 Beilen +, Exloo + BE Tuckermannopsis chlorophylla Bruin boerenkoolmos vooral oost Drenthe KW Usnea spec. Baardmos noord en oost Drenthe aantal Rode Lijst vondsten aantal Rode Lijst soorten

Inventarisatie Epifytische Macrolichenen in Wageningen. Handleiding

Inventarisatie Epifytische Macrolichenen in Wageningen. Handleiding Inventarisatie Epifytische Macrolichenen in Wageningen Handleiding Korstmossenwerkgroep KNNV Wageningen e.o. H. van der Kolk Oktober - November 2015 Inventarisatie Epifytische Macrolichen in Wageningen

Nadere informatie

LON. Monitoring van korstmossen in de provincie Drenthe, C.M. van Herk. adviesbureau voor korstmosonderzoek

LON. Monitoring van korstmossen in de provincie Drenthe, C.M. van Herk. adviesbureau voor korstmosonderzoek adviesbureau voor korstmosonderzoek Monitoring van korstmossen in de provincie Drenthe, 1991 2016 C.M. van Herk 2017 Monitoring van korstmossen in de provincie Drenthe, 1991 2016 Lichenologisch Onderzoekbureau

Nadere informatie

LON. Korstmossen in Zeeland: milieuindicatie, natuurwaarde, veranderingen

LON. Korstmossen in Zeeland: milieuindicatie, natuurwaarde, veranderingen adviesbureau voor korstmosonderzoek in opdracht van Provincie Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en Water Korstmossen in Zeeland: milieuindicatie, natuurwaarde, veranderingen 1997-2006 C.M. van Herk 2007

Nadere informatie

LON. Monitoring van korstmossen in de provincie Utrecht, C.M. van Herk. adviesbureau voor korstmosonderzoek

LON. Monitoring van korstmossen in de provincie Utrecht, C.M. van Herk. adviesbureau voor korstmosonderzoek adviesbureau voor korstmosonderzoek Monitoring van korstmossen in de provincie Utrecht, 1979 2018 C.M. van Herk 2019 Monitoring van korstmossen in de provincie Utrecht, 1979 2018 Lichenologisch Onderzoekbureau

Nadere informatie

LON. Korstmossen in Overijssel: milieuindicatie, natuurwaarde, veranderingen in opdracht van Provincie Overijssel

LON. Korstmossen in Overijssel: milieuindicatie, natuurwaarde, veranderingen in opdracht van Provincie Overijssel LON adviesbureau voor korstmosonderzoek in opdracht van Provincie Overijssel Korstmossen in Overijssel: milieuindicatie, natuurwaarde, veranderingen 1989- C.M. van Herk 6 : milieuindicatie, natuurwaarde,

Nadere informatie

Korstmossen en ammoniak C. van Herk. kartering. bijvoorbeeld de Zomereik (ph ca. 4,5) pas voor als er

Korstmossen en ammoniak C. van Herk. kartering. bijvoorbeeld de Zomereik (ph ca. 4,5) pas voor als er 43 Korstmossen en ammoniak C. van Herk The pollution of the air with ammonia is in the Netherlands a big problem. Since 1989 lichens on oaktrees are used to map and monitor the effects of the pollution.

Nadere informatie

Monitoring van ammoniak met korstmossen in Friesland in 2003

Monitoring van ammoniak met korstmossen in Friesland in 2003 Monitoring van ammoniak met korstmossen in Friesland in 2003 adviesbureau voor biodiversiteitsonderzoek In opdracht van de Provincie Fryslân en het ROM-project zuidoost Friesland Monitoring van ammoniak

Nadere informatie

Interessante korstmosvondsten, waaronder Usnea cornuta (ingesnoerd baardmos) en Usnea filipendula (visgraatbaardmos),

Interessante korstmosvondsten, waaronder Usnea cornuta (ingesnoerd baardmos) en Usnea filipendula (visgraatbaardmos), Interessante korstmosvondsten, waaronder Usnea cornuta (ingesnoerd baardmos) en Usnea filipendula (visgraatbaardmos), in de Soester Duinen Arie van den Bremer en Leo Spier Inleiding Na de vorming van de

Nadere informatie

Buxbaumiella 48 (1999) 31

Buxbaumiella 48 (1999) 31 Buxbaumiella 48 (1999) 31 De lichenologische excursie van 11 maart 1996 naar Baarn en Leusden met opmerkingen over twee nieuw beschreven soorten: Protoparmelia hypotremella en Lecanora barkmaniana Kok

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 7 jrg9

SLOBKOUSNIEUWS 7 jrg9 SLOBKOUSNIEUWS 7 jrg9 Net terug thuis van een deugddoende vakantie en wandelweek aan de Zeeuwse kust heb ik de voorrang gegeven aan de nieuwsbrief over de wandeling van de voorbije week. Op die van 12

Nadere informatie

Overschrijding kritische stikstofdepositie op natuur, 2009

Overschrijding kritische stikstofdepositie op natuur, 2009 Indicator 8 april 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Circa 60 procent van het areaal

Nadere informatie

Meetresultaten verzuring en vermesting

Meetresultaten verzuring en vermesting /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetresultaten verzuring en vermesting ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Professionele Bachelor Agro- en Biotechnologie Groenmanagement

Professionele Bachelor Agro- en Biotechnologie Groenmanagement Professionele Bachelor Agro- en Biotechnologie Groenmanagement EPIFYTISCHE LICHENEN ALS BIO-INDICATOR VOOR AMMONIAK EN ZWAVELDIOXIDE IN MIDDEN-LIMBURG Specialisatie: natuur- en bosbeheer Interne promotor

Nadere informatie

Rapportage van de luchtkwaliteit gemeten in De Peel van 2008 tot en met 2015.

Rapportage van de luchtkwaliteit gemeten in De Peel van 2008 tot en met 2015. Provincie Noord-Brabant Rapportage van de luchtkwaliteit gemeten in De Peel van 2008 tot en met 2015. Rapport no. 4257342, 8 maart 2016 Projectverantwoordelijke: J. van Loon Provincie Noord-Brabant Cluster

Nadere informatie

De Wilde appel is bedreigd

De Wilde appel is bedreigd Vlaams Driemaandelijks tijdschrift over natuurstudie & -beheer december 2008 jaargang 7 nummer 4 Verschijnt in MAART, JUNI, SEPTEMBER EN DECEMBER Natuur.focusToelating gesloten verpakking Afgiftekantoor

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Directoraat-generaal Agro en Directie en Biodiversiteit Bezoekadres Bezuidenhoutseweg

Nadere informatie

2018D Lijst van vragen

2018D Lijst van vragen 2018D01559 Lijst van vragen De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de PAS Monitoringsrapportage

Nadere informatie

Samenvatting eindrapport Ammoniakmetingen in Noord-Brabant

Samenvatting eindrapport Ammoniakmetingen in Noord-Brabant Samenvatting eindrapport Ammoniakmetingen in Noord-Brabant 2007-2013 ECN-O--14-044 augustus 2014 Auteur: Bleeker, A. ECN Environment & Energy Engineering Postbus 1 1755 ZG Petten T: +31 88 515 4130 a.bleeker@ecn.nl

Nadere informatie

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4 Rapport Luchtkwaliteit 2012 Doetinchem Oktober 2013 INHOUD 1. Inleiding... 4 2. Algemeen... 5 2.1 Wet luchtkwaliteit... 5 2.2 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit... 5 2.3 Bronnen van luchtverontreiniging...

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 9 jrg9

SLOBKOUSNIEUWS 9 jrg9 SLOBKOUSNIEUWS 9 jrg9 Het was een vermoeiende tocht! Niet minder dan 840m afgelegd! Eens te meer mag de lijst van waarnemingen gezien worden. Intussen draaien onze fotografen overuren zodat het zo goed

Nadere informatie

Monitoring van epifytische mossen en korstmossen in 2000 in het Noord-Hollands Duinreservaat

Monitoring van epifytische mossen en korstmossen in 2000 in het Noord-Hollands Duinreservaat Monitoring van epifytische mossen en korstmossen in 000 in het Noord-Hollands Duinreservaat L.B. Sparrius & A. Aptroot, Adviesbureau voor Bryologie en Lichenologie Analyses, tabellen en figuren: H.A. Kivit.,

Nadere informatie

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling RIVM/DCMR, december 2013 Roet is een aanvullende maat om de gezondheidseffecten weer te geven van

Nadere informatie

Libellen van de Habitatrichtlijn,

Libellen van de Habitatrichtlijn, Indicator 19 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Er staan negen soorten Nederlandse

Nadere informatie

memo Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst

memo Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst memo aan: van: Gemeente Overbetuwe SAB: Johan van der Burg, Nicol Hesselink-Lodewick datum: 21 mei 2013 betreft: Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst project: 80917.18

Nadere informatie

Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht

Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht Luchtvervuiling in Nederland in kaart Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht Hoofdpunten uit de GCN/GDN-rapportage 2013 Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht Hoofdpunten uit de GCN/GDN-rapportage

Nadere informatie

LON. Korstmossen op bestratingen in Sas van Gent. in opdracht van Provincie Zeeland. C.M. van Herk. adviesbureau voor korstmosonderzoek

LON. Korstmossen op bestratingen in Sas van Gent. in opdracht van Provincie Zeeland. C.M. van Herk. adviesbureau voor korstmosonderzoek LON adviesbureau voor korstmosonderzoek Korstmossen op bestratingen in Sas van Gent in opdracht van Provincie Zeeland C.M. van Herk 2009 Korstmossen op bestratingen in Sas van Gent Lichenologisch Onderzoekbureau

Nadere informatie

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee). Ontwikkeling melkveebedrijven in Utrecht, Gelderland en Brabant Analyse van mogelijke groei van melkveebedrijven op basis van gegevens van CBS en provincies Het CBS inventariseert jaarlijks de feitelijk

Nadere informatie

Meetresultaten verzuring 1 HET MEETNET VERZURING

Meetresultaten verzuring 1 HET MEETNET VERZURING ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetresultaten verzuring //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Planten uit de Habitatrichtlijn

Planten uit de Habitatrichtlijn Indicator 28 februari 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Kruipend moerasscherm, groenknolorchis

Nadere informatie

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1 Provinciale weg N231 Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit Afdeling Openbare Werken/VROM drs. M.P. Woerden ir. H.M. van de Wiel Januari 2006 Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en

Nadere informatie

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Overzicht presentatie Waarom luchtmetingen in Vlaanderen? Evolutie van de laatste decennia Toetsen van de luchtkwaliteit aan de heersende

Nadere informatie

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012 MEMO Aan/To: Van/From: Datum/Date: RAI Vereniging Chris van Dijk 18 september Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012 Ieder jaar publiceert het RIVM een jaaroverzicht van de meetresultaten

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003. In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. De notitie is als volgt ingedeeld: 1. Samenvatting.

Nadere informatie

Meten en modelleren: vaststellingen en toekomstperspectief. Bo Van den Bril en David Roet

Meten en modelleren: vaststellingen en toekomstperspectief. Bo Van den Bril en David Roet Meten en modelleren: vaststellingen en toekomstperspectief Bo Van den Bril en David Roet Overschrijding kritische last 2/05/2016 2 Afname vermestende deposities 50 45 Vermestende depostie (kg N/(ha.jaar)

Nadere informatie

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003 Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003 Eindrapport Een onderzoek in opdracht van het Vervangingsfonds Frank Schoenmakers Rob Hoffius B3060 Leiden, 21 juni 2005 Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 2 Verantwoording:

Nadere informatie

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015 Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015 Landschapsbeheer Drenthe Nijend 18a, 9465 TR, Anderen Inhoudsopgave Inventarisatiegebied Emmer-Erfscheidenveen... 3 Overzicht alle waarnemingen... 3 Type elementen...

Nadere informatie

Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC),

Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC), Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC), 1990-2009 Indicator 26 mei 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Maatregelen voor bosherstel

Maatregelen voor bosherstel Veldwerkplaats Voedselkwaliteit en biodiversiteit in bossen Maatregelen voor bosherstel Gert-Jan van Duinen Arnold van den Burg Conclusie OBN-onderzoek bossen Te hoge atmosferische stikstofdepositie Antropogene

Nadere informatie

Werken binnen bestaand bebouwd gebied,

Werken binnen bestaand bebouwd gebied, Indicator 6 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Uitbreiding van bedrijfsvestigingen

Nadere informatie

Adviseurs voor bouw, industrie, verkeer, milieu en software. Rapport I R001v8 Coöperatie De Valk Wekerom, Lunteren

Adviseurs voor bouw, industrie, verkeer, milieu en software. Rapport I R001v8 Coöperatie De Valk Wekerom, Lunteren Rapport I.2007.5403.13.R001v8 Coöperatie De Valk Wekerom, Lunteren Berekening stikstofdepositie Status: DEFINITIEF (versie 8) Van Pallandtstraat 9-11 Casuariestraat 5 Lavendelheide 2 Geerweg 11 info@dgmr.nl

Nadere informatie

Oppervlak en concentratie bloembollenteelt en boomteelt,

Oppervlak en concentratie bloembollenteelt en boomteelt, Oppervlak en concentratie bloembollenteelt en boomteelt, 2003-2006 Indicator 8 december 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Vlinders van de Habitatrichtlijn, Indicator 20 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Van de vijf Habitatrichtlijnsoorten

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004. 1 In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt over de periode vanaf 1 januari tot 1 juli 2004.

Nadere informatie

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-015 1 maart 2012 9.30 uur Gevoelens van onveiligheid iets verminderd Minder Nederlanders voelen zich onveilig Slachtofferschap veel voorkomende criminaliteit

Nadere informatie

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven   KvK Utrecht T A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683 T 030 274 91 11 info@rivm.nl Uw kenmerk Gevoeligheid van de gesommeerde depositiebijdrage onder 0,05

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2004.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2004. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2004. In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt over de jaren 2002 en 2003. De notitie is als

Nadere informatie

Vegetatie van loof- en gemengde bossen,

Vegetatie van loof- en gemengde bossen, Indicator 11 december 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In loofbossen en gemengde bossen

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 9 maart 2011 / rapportnummer 2382 81 1. Oordeel over het MER De gemeente Midden-Drenthe is van plan een nieuw bestemmingsplan

Nadere informatie

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Natuurwaardenkaart Voor het inventariseren van de natuurwaarden van Heemstede zijn in het rapport Natuurwaardenkaart van Heemstede Waardering van

Nadere informatie

Verzurende depositie,

Verzurende depositie, Indicator 21 mei 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De verzurende depositie bedroeg

Nadere informatie

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Oktober 2013

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Oktober 2013 Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Oktober 2013 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens

Nadere informatie

Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen

Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen 1 Wilde bijen in Noord-Brabant 283 wilde soorten (81% van NL) 89 soorten dalend (31%); 64 soorten

Nadere informatie

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Augustus 2014

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Augustus 2014 Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Augustus 2014 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens

Nadere informatie

De invloed van een verbeterde methode voor het berekenen van de depositiesnelheid op de N-depositie en de NO x -concentratie

De invloed van een verbeterde methode voor het berekenen van de depositiesnelheid op de N-depositie en de NO x -concentratie De invloed van een verbeterde methode voor het berekenen van de depositiesnelheid op de N-depositie en de NO x -concentratie Wilco de Vries, Jan Aben 26-05-204 Inleiding Voor het berekenen van de depositiesnelheid

Nadere informatie

Zware metalen in grondwater

Zware metalen in grondwater Zware metalen in grondwater Janneke Klein 1204148-003 Deltares, 2011 Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Probleemstelling 1 1.2 Doelstelling 1 2 Methode 2 2.1 Voorgaand onderzoek 2 2.2 Gebruikte dataset 2 2.3 Dataverwerking

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Paleispark Het Loo bij Apeldoorn, een ware hot spot voor epifytische korstmossen

Paleispark Het Loo bij Apeldoorn, een ware hot spot voor epifytische korstmossen Buxbaumiella 69 (2004) 9 Paleispark Het Loo bij Apeldoorn, een ware hot spot voor epifytische korstmossen C.M. (Kok) van Herk 1, A. (André) Aptroot 2, L.B. (Laurens) Sparrius 3 & J.L. (Leo) Spier 4 1 Goudvink

Nadere informatie

Flora van naaldbossen,

Flora van naaldbossen, Indicator 7 september 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In de naaldbossen in Nederland

Nadere informatie

Ontwikkeling leerlingaantallen

Ontwikkeling leerlingaantallen Ontwikkeling leerlingaantallen Elk jaar wordt op 1 oktober het leerlingaantal van elke basisschool geregistreerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (). Op basis van deze leerlingtelling wordt de bekostiging

Nadere informatie

Wonen binnen bestaand bebouwd gebied,

Wonen binnen bestaand bebouwd gebied, Indicator 6 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel uitbreiding van

Nadere informatie

S A U S R R A O E. Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen

S A U S R R A O E. Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen S R L G S A H R R U T Y O U A E E D R A F O R A S Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen Eolus Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen Het programma Eolus beantwoordt

Nadere informatie

Inwoners en huishoudens per gemeente, provincie en in de Randstad,

Inwoners en huishoudens per gemeente, provincie en in de Randstad, Inwoners en huishoudens per gemeente, provincie en in de Randstad, 2000-2006 Indicator 8 december 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere

Nadere informatie

Flora van open moerassen,

Flora van open moerassen, Indicator 18 november 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In de Nederlandse moerassen

Nadere informatie

Bundeling werken in nationale bundelingsgebieden,

Bundeling werken in nationale bundelingsgebieden, Bundeling werken in nationale bundelingsgebieden, 2000 2008 Indicator 20 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u

Nadere informatie

Emissies naar lucht door huishoudens,

Emissies naar lucht door huishoudens, Indicator 25 maart 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De emissies van kooldioxide (CO

Nadere informatie

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer NO, NO2 en NOx in de buitenlucht Michiel Roemer Inhoudsopgave Wat zijn NO, NO2 en NOx? Waar komt het vandaan? Welke bronnen dragen bij? Wat zijn de concentraties in de buitenlucht? Maatregelen Wat is NO2?

Nadere informatie

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Juli 2014

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Juli 2014 Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Juli 2014 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens

Nadere informatie

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009 Gemeente Ridderkerk Rapportage Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Monitoring 3 1.2 Berekenen versus meten 3 1.3 NO 2 en PM 10 3 1.4 Tot slot 3 2 Berekende

Nadere informatie

PAS herstelmaatregelen en monitoring Wat kan en moet de kleine beheerder daarmee?

PAS herstelmaatregelen en monitoring Wat kan en moet de kleine beheerder daarmee? PAS herstelmaatregelen en monitoring Wat kan en moet de kleine beheerder daarmee? Beheerdersdag 2015 Jan Willem van der Vegte, BIJ12 - PAS-bureau Leon van den Berg, Bosgroepen Programmatische Aanpak Stikstof

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

Naar een nieuwe Rode Lijst. Chris van Swaay U allen!

Naar een nieuwe Rode Lijst. Chris van Swaay U allen! Naar een nieuwe Rode Lijst Chris van Swaay U allen! Wat is een Rode Lijst? Publicatie Rijksoverheid Welke soorten zijn bedreigd of zelfs verdwenen en welke niet? Vaste methode, gebaseerd op combinatie

Nadere informatie

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Maart 2013 2 Samenvatting In deze monitor staat de CO2-uitstoot beschreven in de gemeente s-hertogenbosch. Een gebruikelijke manier om de

Nadere informatie

Woningen en nieuwbouwwoningen per gemeente en provincie,

Woningen en nieuwbouwwoningen per gemeente en provincie, Woningen en nieuwbouwwoningen per gemeente en provincie, 2000-2008 Indicator 20 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Graydon Kwartaalmonitor Q3 2018

Graydon Kwartaalmonitor Q3 2018 Graydon Kwartaal monitor 1 Voorwoord Inhoud De economie zit duidelijk in de lift. Na eerdere positieve berichten over de groeiende omvang van het Nederlandse bedrijfsleven, blijkt ook uit deze Graydon

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Zeist

Luchtkwaliteit in Zeist Luchtkwaliteit in Zeist Inleiding In een eerder artikel is gesproken over Samen het milieu in Zeist verbeteren en de vier pijlers onder het uitvoeringsplan, zie het artikel op deze website van 7 juni en

Nadere informatie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

TB Verdubbeling N33 Stikstofdepositieonderzoek

TB Verdubbeling N33 Stikstofdepositieonderzoek TB Verdubbeling N33 Stikstofdepositieonderzoek Stikstofdepositie Rijkswaterstaat directie Noord-Nederland april 2012 Definitief TB Verdubbeling N33 Stikstofdepositieonderzoek Stikstofdepositie dossier

Nadere informatie

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma

Nadere informatie

WOZ-waarde Hoge inkomens Lage inkomens Bijstandsuitkeringen Beroepsbevolking naar onderwijsniveau. Aa en Hunze 41% Drenthe 41% Nederland 36%

WOZ-waarde Hoge inkomens Lage inkomens Bijstandsuitkeringen Beroepsbevolking naar onderwijsniveau. Aa en Hunze 41% Drenthe 41% Nederland 36% Aa & Hunze 6 5 4 3 Gemiddelde WOZ-waarde woningen per wijk, 4.... Inwoners met hoog inkomen per wijk (%), 3% % % % Inwoners met laag inkomen

Nadere informatie

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, 2000-2015 Indicator 5 december 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010 Gemeente Ridderkerk Rapportage Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Monitoring 3 1.2 Berekenen versus meten 3 1.3 NO 2 en PM 10 3 1.4 Tot slot 3 2 Berekende

Nadere informatie

Emissies naar lucht door de industrie,

Emissies naar lucht door de industrie, Indicator 25 maart 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De industrie levert voor alle

Nadere informatie

CO 2 -uitstootrapportage 2011

CO 2 -uitstootrapportage 2011 Programmabureau Klimaat en Energie CO 2 -uitstootrapportage 2011 Auteurs: Frank Diependaal en Theun Koelemij Databewerking: CE Delft, Cor Leguijt en Lonneke Wielders Inhoud 1 Samenvatting 3 2 Inleiding

Nadere informatie

Megabedrijven in de landbouw,

Megabedrijven in de landbouw, Indicator 30 januari 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aantal megabedrijven in

Nadere informatie

Bundeling wonen in nationale bundelingsgebieden,

Bundeling wonen in nationale bundelingsgebieden, Indicator 20 september 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel woningen en inwoners

Nadere informatie

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100) Het aantal leerlingen in het basisonderwijs is tussen 2011 en 2015 gedaald. In de provincie Limburg nam het aantal leerlingen in deze periode het sterkst af. In het voortgezet onderwijs is het aantal leerlingen

Nadere informatie

Op wegen en paden De openstelling van natuur in Nederland

Op wegen en paden De openstelling van natuur in Nederland Op wegen en paden De openstelling van natuur in Nederland Wegen_paden.indd 1 04-05-2006 17:22:48 Wandelen, genieten en verwonderen Wandelen, hardlopen en fietsen. Of gewoon tot rust komen en vol verwondering

Nadere informatie

Eerste helft 2018 & Q Graydon kwartaal monitor

Eerste helft 2018 & Q Graydon kwartaal monitor Eerste helft & Q2 Graydon kwartaal monitor Eerste helft & Q2 1 Eerste helft & Q2 Inhoud Inleiding 3 Persbericht 4 Faillissementen per branche 23 Opheffingen per branche 24 Netto-groei per branche 25 Overzicht

Nadere informatie

Graydon Kwartaalmonitor. Kwartaal

Graydon Kwartaalmonitor. Kwartaal Graydon kwartaal monitor Kwartaal 1 1 Inhoud Inleiding 3 Persbericht 4 Per branche Overzicht Q3 216, Q4 216 en Q1 6 Starters per branche 7 Faillissementen per branche 8 Opheffingen per branche 9 Netto-groei

Nadere informatie

Graydon Kwartaalmonitor Q1 2018

Graydon Kwartaalmonitor Q1 2018 Graydon Kwartaal monitor 1 Voorwoord Inhoud Als u ooit een bedrijf heeft gestart, dan is de kans het grootst dat u dat in het eerste kwartaal van het jaar heeft gedaan. Veel ondernemers starten traditiegetrouw

Nadere informatie

Samenvatting van de belangrijkste wetenschappelijke inzichten

Samenvatting van de belangrijkste wetenschappelijke inzichten (/Zoeken) Samenvatting van de belangrijkste wetenschappelijke inzichten wetenschappelijk comité CurieuzeNeuzen Vlaanderen, Universiteit Antwerpen Vlaamse Milieumaatschappij VITO et citizen-scienceproject

Nadere informatie

Wonen binnen bestaand bebouwd gebied,

Wonen binnen bestaand bebouwd gebied, Indicator 7 September 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel uitbreiding van

Nadere informatie

Emissies door de zeescheepvaart,

Emissies door de zeescheepvaart, Indicator 26 maart 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het betreft hier de feitelijke

Nadere informatie

Bijlage 1: NO2-concentratiemetingen Utrecht, verkennende metingen luchtkwaliteit (zonder analysecertificaten), Buro Blauw

Bijlage 1: NO2-concentratiemetingen Utrecht, verkennende metingen luchtkwaliteit (zonder analysecertificaten), Buro Blauw Inhoud Stop het schoonrekenen Bijlage 1: NO2-concentratiemetingen Utrecht, verkennende metingen luchtkwaliteit (zonder analysecertificaten), Buro Blauw Bijlage 2: Metingen vergeleken met berekeningen,

Nadere informatie

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater September 2014

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater September 2014 Grondwaterstandindicator freatisch grondwater September 2014 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten Joost Wesseling Inhoud: Doorsneden door de luchtkwaliteit Concentraties: de laatste decennia; EU normen; Nederland in de EU. Luchtkwaliteit en gezondheid.

Nadere informatie

Bodemgebruik in Nederland,

Bodemgebruik in Nederland, Indicator 1 oktober 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken Sinds 1979 zijn de oppervlakten

Nadere informatie

Raadsinformatiebrief

Raadsinformatiebrief Raadsinformatiebrief Van: N. Lemlijn Aan: de leden van de Gemeenteraad Onderwerp: Boeren met buren NR 010 Steller: E. Paree Datum: 1 maart 2013 Nr.: RIB-NL-1305 Het compendium voor de leefomgeving i heeft

Nadere informatie

Recreatief aanbod voor wandelen en fietsen,

Recreatief aanbod voor wandelen en fietsen, Indicator 8 februari 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aanbod aan recreatiemogelijkheden

Nadere informatie

Bijlage 4 - Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 4 - Onderzoek luchtkwaliteit Bijlage 4 - Onderzoek luchtkwaliteit 1 Aanleiding In verband met het in procedure brengen van het bestemmingsplan Buitengebied, dient in het kader van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, te worden gekeken

Nadere informatie