TiasNimbas Business School

Transcriptie

1 TiasNimbas Business School Toets Nieuwe Opleiding: Executive Master of Public and Non-Profit Management Executive Master of Management in Education Netherlands Quality Agency (NQA) Juni 2010

2 2/55 NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME

3 Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) twee nieuwe wo-masters heeft beoordeeld. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van Toets Nieuwe Opleiding in wetenschappelijke opleidingen. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 TNO wo-masteropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling TiasNimbas Business School Opleiding(en) Executive Master of Public and Non-Profit Management en Master of Management in Education Variant(en) deeltijd Croho-nummer n.v.t. Locatie(s) Tilburg Auditdatum Auditteam Prof. dr. J.J. Peters (domeindeskundige) Prof. dr. P. Gemmel (domeindeskundige) Prof. dr. mr. L. Witvliet (domeindeskundige) * Mevrouw L. Redder MSc (studentlid auditteam) Mevrouw drs. M.E. Voorthuis (NQA-auditor) De heer drs. J. Betkó (NQA-juniorauditor) *) Prof.dr.mr. L. Witvliet was door ziekte niet in staat om het visitatiebezoek af te leggen. Door TiasNimbas Business School is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de nieuwe executive Masteropleidingen Public and Non-Profit Management (MPM) en Management in Education (MME). Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden, die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 TNO wo-masteropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de nieuwe opleidingen heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleidingen gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot weloverwogen oordelen te komen. Ondanks dat voor de accreditatie van de beide masters gebruik wordt gemaakt van een Toets Nieuwe Opleiding bestaan de beide masters al langer. De opleiding MPM bestaat sinds 1997, de opleiding MME bestaat sinds NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME 3/55

4 Samenvatting Doelstellingen De zeven eindkwalificaties, die gelden voor zowel MPM als MME sluiten aan bij de eisen die gesteld worden door de beroepspraktijk en buitenlandse vakgenoten. De eindkwalificaties zullen worden gevalideerd door de Adviesraad van de masters, zodra de oprichting hiervan voltooid is. De leden van de Adviesraad zijn inmiddels benoemd. De masters hebben aangetoond dat de nagestreefde competenties aansluiten bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master, i.c. de Dublin descriptoren. MME en MPM leiden hun studenten op om multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in de beroepspraktijk waarin zij werkzaam zijn, namelijk als leidinggevende in de publieke, non-profit of onderwijssector. Programma MPM en MME laten studenten kennismaken met de meest recente wetenschappelijke inzichten in de relevante disciplines, zodat zij deze kunnen toepassen in hun dagelijkse werkzaamheden. Docenten hebben allen een academische achtergrond en wetenschappelijke ervaring. Een groot aantal van hen is ook actief in de beroepspraktijk. Het programma sluit aan bij de eindkwalificaties. Door de gekozen werkvormen dienen de zelfwerkzaamheid en de intellectuele en academische groei van studenten gestimuleerd te worden. De academische vaardigheden en methoden en technieken van onderzoek hebben elk een eigen module. Doordat iedere nieuwe module voortbouwt op de kennis die is opgedaan in voorgaande modulen, kent het programma een verticale samenhang. Theorie die wordt aangeboden in de modulen, wordt in praktijk gebracht door middel van een samenhangende casus. Factoren die de studievoortgang belemmeren worden zoveel mogelijk ondervangen. Bij potentiële studenten wordt in een intakegesprek het niveau, de werkervaring, de vooropleiding en de motivatie getoetst. Om de resultaten van de intake te monitoren heeft TiasNimbas een formulier en een protocol voor de intakeprocedure ontwikkeld. Beide masters hebben een studieduur van 15 tot16 maanden. De omvang van MPM is 60 EC. MME heeft drie extra modulen van elk 3 EC, waardoor de omvang uitkomt op 69 EC. Personeel De docenten die in MPM en MME het onderwijs verzorgen, zijn voor het merendeel afkomstig van de Universiteit van Tilburg, de Universiteit Eindhoven of TiasNimbas zelf. Zij zijn allemaal academisch geschoold en de helft van hen is hoogleraar. De meeste docenten dragen bij aan de ontwikkelingen in het vakgebied door onderzoek te doen en te publiceren in internationaal erkende journals. Een deel van de eigen docenten van TiasNimbas doet onderzoek bij het Centrum voor het Bestuur van de Maatschappelijke Onderneming (CMBO). De staf-studentratio van MPM is 1:28, die van MME 1:21, wat aangeeft dat er voldoende personeel is om de masters aan te bieden. Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van de programma s. Veel van de docenten hebben ervaring met executive education. 4/55 NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME

5 Voorzieningen De masters maken gebruik van een Virtual Campus, waar zowel de studenten als de docenten tevreden over zijn. De fysieke faciliteiten zijn ruim opgezet, modern en van alle (technische) gemakken voorzien. De informatievoorziening naar studenten toe vindt plaats via verschillende kanalen, zoals onder andere de Virtual Campus, course outlines, studiegidsen en Student Handbooks, en is adequaat met het oog op de studievoortgang. Ook de studiebegeleiding is van voldoende kwaliteit. Kwaliteitszorg De masters hebben een kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld, waarbij toetsbare streefdoelen worden gehanteerd, periodiek wordt geëvalueerd en concrete verbetermaatregelen worden genomen. Een opleidingscommissie is inmiddels geïnstalleerd en geïnformeerd over haar taken. En de leden van de Adviesraad zijn benoemd. De eerste bijeenkomsten van zowel de opleidingscommissie als de Adviesraad vinden plaats vóór eind september Medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld zijn betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de masters, onder andere door hun deelname aan evaluaties. Condities voor continuïteit TiasNimbas garandeert dat studenten de programma s van de beide masters volledig kunnen doorlopen. Beide masters bestaan al geruime tijd, waardoor de startkosten al zijn gemaakt. De afgelopen jaren zijn winstgevend afgesloten, aanloopverliezen zijn niet te verwachten. TiasNimbas is een financieel gezonde organisatie, de inbedding in de moederuniversiteiten draagt bij aan de waarborg van de continuïteit. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de nieuwe executive wo-masteropleiding Management in Public and Non-Profit Management (MPM) en de nieuwe executive wo-masteropleiding Management in Education (MME) van de TiasNimbas Business School aan de vereiste basiskwaliteit voldoen. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2. NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME 5/55

6 6/55 NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME

7 1 Basisgegevens 9 2 Beoordeling Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Condities voor continuïteit 35 3 Bijlagen 39 Bijlage 1 Deskundigheden auditteam 41 Bijlage 2 Onafhankelijkheidsverklaring auditteam 47 Bijlage 3 Bezoekprogramma 53 Bijlage 4 Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal 54 Bijlage 5 Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties 55 NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME 7/55

8 8/55 NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME

9 1 Basisgegevens De basisgegevens van de nieuwe wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME zijn in onderstaande tabel weergeven. 1. Naam instelling TiasNimbas Business School 2. Status instelling Aangewezen universiteit 3. Naam opleiding in CROHO Executive master of Public and Non-Profit Management Executive master of Management in Education 4. Registratienummer in CROHO - 5. Oriëntatie en niveau Wo-master 6. Aantal studiepunten MPM 60 ECTS, MME 69 ECTS 7. Afstudeerrichtingen Executive master of Public and Non-Profit Management Executive master of Management in Education 8. Locatie Tilburg 9. Auditdatum 14 april Code of conduct Ja 11. Variant Deeltijd 12. Inhoudelijk profiel opleiding De Executive Master in Public and Non-Profit Management (MPM) en de Executive Master of Management in Education (MME) hebben de volgende doelstellingen: Begrip en besef van de specifieke aard van het publieke domein op basis van theoretische kennis omtrent de drie fundamentele maatschappelijke coördinatiemechanismen (civil society, markt, overheid) en de betekenis van deze coördinatiemechanismen voor organisaties binnen het publieke domein. Bekend zijn met de dominante kennis, perspectieven en benaderingen wat betreft de generieke functies van bestuur en management en de klassieke managementthema s die de management- en organisatiewetenschappen daarbinnen onderkennen. In staat zijn verschillende wetenschappelijke theoretische benaderingen kritisch te beschouwen en te beoordelen op toepasbaarheid voor een concreet en praktisch vraagstuk. In staat zijn adequate verbindingen te leggen tussen theorie en praktijk, door (a) relevante vraagstukken binnen de eigen organisatie te herkennen en adequaat te plaatsen in de context van theoretische benaderingen, door (b) theoretische benaderingen adequaat toe te passen op een concreet vraagstuk binnen de eigen beroepspraktijk, en door (c) bevindingen uit onderzoek te vertalen naar oplossingsgerichte toepassingen binnen de eigen beroepspraktijk. In staat zijn een complex vraagstuk op een multidisciplinaire wijze te bestuderen en kennis uit verschillende disciplines met elkaar te integreren. In staat zijn zelfstandig en methodologisch verantwoord onderzoek te verrichten rond een vraagstuk binnen de eigen beroepspraktijk. NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME 9/55

10 In staat zijn zelfstandig, onafhankelijk en op adequate wijze kunnen rapporteren over eigen onderzoek, zowel schriftelijk als mondeling. 13. Beoogd werkveld alumni Deelnemers aan het MPM-programma geven leiding aan een non-profit of overheidsorganisatie, of hebben deze ambitie. De deelnemers komen uit verschillende sectoren. Hierdoor ontstaat een groepsdynamiek die uitdaagt om van elkaar te leren en verschillende perspectieven te zien. Zo nemen managers deel met rijke werkervaring, die interessante casuïstiek in kunnen brengen en enkele jonge high-potentials die vaak met een zeer verfrissende blik naar non-profit of overheidsorganisaties kijken. Zij willen zich profileren door het verwerven van de executive master titel Master in Public and Non-Profit Management (MPM). Deelnemers aan het MPM-programma hadden in 2007 gemiddeld 15 jaar werkervaring. 14. Plaats opleiding in organisatiestructuur TiasNimbas 15. Schema opbouw programma Zie onder. Het MME-programma is gericht op managers in het onderwijs met een integrale eindverantwoordelijkheid voor een substantieel onderdeel van een organisatie. Deelnemers aan het programma zijn werkzaam in management en bestuur van complexe onderwijsorganisaties of educatieve dienstverleningsorganisaties. Zij willen zich profileren door het verwerven van de executive master titel Master of Management in Education (MME). De deelnemers aan het MME programma van cohort 2007 hadden gemiddeld 19 jaar werkervaring. Onderdeel van de divisie Executive Masters (degree programmes, minimum 15 maanden doorlooptijd). 10/55 NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME

11 2 Beoordeling Het auditteam komt samenvattend tot de volgende oordelen over de masters: Onderwerp Oordeel Facet Oordeel MPM 1 Doelstellingen P 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2 Programma P 2.1 Eisen wo 2.2 Relatie doelstellingen programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 3 Inzet personeel P 3.1 Eisen wo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4 Voorzieningen P 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5 Interne kwaliteitszorg P 5.1 Systematische aanpak 5.2 Betrokkenheid 6 Condities voor continuïteit P 6.1 Afstudeergarantie 6.2 Investeringen 6.3 Financiële voorzieningen Oordeel MME Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de nieuwe wo-mastermasters of Public and Non-Profit Management en Management in Education van TiasNimbas Business School aan de vereiste basiskwaliteit voldoen en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleidingen. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau. De resultaten van de onderwerpen 3. Inzet van personeel, 4. Voorzieningen, 5. Interne kwaliteitszorg en 6. Condities voor continuïteit zijn onder andere gebaseerd op de resultaten van de Generieke audit, die op 2 maart 2010 is gehouden. Het auditteam heeft deze resultaten geverifieerd voor MPM en MME en meegewogen bij de totstandkoming van de oordelen over de beide masters. Alleen indien er sprake is van een verschil tussen de beide masters in bevindingen en overwegingen wordt dit in de tekst van de onderwerpen en facetten aangegeven. NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME 11/55

12 2.1 Doelstellingen van de opleiding Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen De masters MPM en MME hebben als wetenschappelijke basis de sociale wetenschappen, met name economie, sociologie en bestuurskunde, en de interdisciplinaire vakgebieden management- en organisatiewetenschappen. Onderwerp van onderzoek zijn het bestuur en management van publieke en non-profit organisaties, in het bijzonder onderwijsinstellingen. De masters hebben dezelfde zeven eindkwalificaties, die gerelateerd zijn aan de Dublin descriptoren. In het zelfevaluatierapport wordt een overzicht van de eindkwalificaties gegeven. De zeven eindkwalificaties zijn geoperationaliseerd in 15 leerdoelen. Eén ervan is alleen van toepassing op MME en heeft betrekking op kennis van management van onderwijsorganisaties. Het leerdoel is vertaald naar een drietal modulen (van elk 3 EC). Alleen MME studenten volgen deze modulen. Het management heeft het auditteam tijdens het bezoek laten weten dat de keuze voor twee masters in plaats van één gelegen is in het feit dat de deelnemers van de beide masters leren wat de generieke kenmerken zijn van het publieke en het non-profit domein. Daarnaast is de sectorinhoudelijke insteek van grote waarde voor de beide masters. Tijdens de kennismodulen leren deelnemers uit de verschillende sectoren van het publieke domein samen wat deze generieke kenmerken zijn en ontwikkelen zij een bredere kijk op dit domein en op de positie van de eigen sector daarbinnen. Tijdens de exploratie- en exploitatiefase leren en onderzoeken deelnemers de specificiteit van de eigen sector en de consequenties hiervan. De alumni die het auditteam gesproken heeft, gaven aan dat de behaalde eindkwalificaties aansluiten bij wat ze voor ogen hadden toen ze zich voor de masters inschreven. Voor de beide masters zijn nog geen vastgestelde beroepsprofielen of basiskwalificaties voor de beroepen waarvoor zij opleiden beschikbaar: voor zover er al bekwaamheidseisen zijn opgesteld, zijn deze erg specifiek en sectorgebonden. In het voortgezet onderwijs zijn vijf basiscompetenties voor de schoolleider vo vastgesteld door de VO-raad 1. TiasNimbas maakt hier gebruik van voor MME, vanwege het feit dat deze samen met de beroepsgroep en op basis van wetenschappelijk onderzoek zijn opgesteld. In het zelfevaluatierapport geeft MME aan waar deze basiscompetenties in het programma terugkomen, met de toevoeging dat de eigen eindkwalificaties verder gaan dan deze basiscompetenties. 1 ISISQ5 & VO-raad (2007). Basiscompetenties schoolleider VO. Praktische handleiding voor het werken met basiscompetenties. Utrecht: ISISQ5 & VO-raad. 12/55 NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME

13 Er zijn meer opleidingen in Nederland die zich richten op publiek management. Volgens MPM is het bijzondere aan deze opleiding, dat ze is voortgekomen uit de faculteiten van de Universiteit van Tilburg (UvT), die altijd extra aandacht hebben gehad voor het openbaar bestuur. In tegenstelling tot MPM van TiasNimbas komen de meeste soortgelijke opleidingen voort uit bestaande MBA opleidingen die zijn omgebouwd naar een master publiek management. Een andere onderscheidende factor van MPM is dat de docenten niet alleen theoretisch onderlegd zijn, maar ook werkzaam zijn in de praktijk, bijvoorbeeld als consultant. MPM beschouwt de Master of Public Administration van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) als een geschikte benchmark binnen Nederland, waar de opleiding wat van wil leren op aspecten als internationalisering en leren op basis van casussen. Internationaal vergelijkt MPM zich met de Master of Public Administration van de Warwick Business School. MME kent geen Nederlandse equivalente wo post-experience master. Wel zijn er professional masters en initiële wo-masters. Deze programma s komen meestal voort uit opleidingen rond onderwijs, die ook management in onderwijs aanbieden. MME onderscheidt zich door als uitgangspunt management van publieke zaken te hanteren en vanuit dit thema onderwijsmanagement te behandelen. De bestaande initiële masters Onderwijskunde, die worden gegeven aan de Radboud Universiteit of de Rijksuniversiteit Groningen hebben met name een onderwijskundige inhoud, met enkele beleids- en managementcomponenten. MME benchmarkt zich internationaal met het driejarige Doctor of Education programma van de Rossier School of Education. In deze opleiding wordt echter de nadruk gelegd op onderwijs, terwijl MME meer nadruk legt op klassieke managementthema s. Beide masters werken samen op het gebied van onderzoek. Overwegingen Het auditteam herkent in de eindkwalificaties duidelijk de Dublin descriptoren en stelt vast dat de eindkwalificaties aansluiten bij wat internationaal gangbaar is in dit domein. De koppeling, die gemaakt wordt door MME met de vijf basiscompetenties voor effectief leiderschap in het voortgezet onderwijs, bevestigt de bruikbaarheid van de eindkwalificaties. Uit het gesprek van het auditteam met werkgevers en alumni bleek eveneens dat de eindkwalificaties aansluiten bij de eisen en wensen van de beroepspraktijk. De positionering van de masters is volgens het auditteam duidelijk voor wat betreft Nederland. De internationale positionering vindt het auditteam minder sterk: de masters geven wel aan met welke opleiding wordt samengewerkt, maar niet welke positie zij bekleden in het internationale opleidingsaanbod en welke hun sterktes en zwaktes hierbinnen zijn. Voorafgaand aan de visitatie had het auditteam bedenkingen bij het feit dat de beide masters dezelfde eindkwalificaties en leerdoelen gebruiken. Het management van de masters heeft het auditteam er echter van kunnen overtuigen dat deze keuze in de huidige situatie gelegitimeerd is. Desondanks, zou het auditteam er een voorstander van zijn als op het moment dat de competenties voor onderwijsmanagers meer uitgekristalliseerd zijn, TiasNimbas een keuze zou maken voor ofwel één master met meer uitstroomprofielen óf voor het behoud van de twee afzonderlijke masters. NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME 13/55

14 Conclusie Op basis van bovenstaande overwegingen komt het auditteam voor de beide masters tot het oordeel voldoende op dit facet. Niveau master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen Zoals al aangegeven bij facet 1.1 zijn de eindkwalificaties van de beide masters zichtbaar afgeleid van de Dublin Descriptoren. Een voorbeeld: de Dublin descriptor Kennis en inzicht is terug te vinden in de eindkwalificaties: 1) Begrip en besef van de specifieke aard van het publieke domein op basis van theoretische kennis omtrent de drie fundamentele maatschappelijke coördinatiemechanismen (civil society, markt en overheid) voor organisaties binnen het publieke domein en 2) Bekend zijn met de dominante kennis, perspectieven en benaderingen wat betreft de generieke functies van bestuur en management en de klassieke managementthema s die de management- en organisatiewetenschappen daarbinnen onderkennen. Een ander voorbeeld is de descriptor Communicatie. Deze komt terug in de eindkwalificatie In staat zijn om zelfstandig, onafhankelijk en op adequate wijze te kunnen rapporteren over eigen onderzoek, zowel schriftelijk als mondeling en in de leerdoelen Op onafhankelijke en adequate wijze schriftelijk kunnen rapporteren over eigen onderzoek en Op onafhankelijke, adequate en toegankelijke wijze mondeling kunnen rapporteren over eigen onderzoek en daarover op adequate wijze vragen kunnen beantwoorden van zowel specialisten als niet-specialisten. Overwegingen Het auditteam heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties op een adequate wijze zijn afgeleid van de Dublin descriptoren en voldoen aan de algemeen geaccepteerde beschrijvingen van het wo-masterniveau. Conclusie Op basis van bovenstaande overwegingen komt het auditteam voor de beide masters tot het oordeel voldoende op dit facet. Oriëntatie wo-master (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstig beroepenveld. Een wo-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. 14/55 NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME

15 Bevindingen De beide masters leiden op tot de functie van bestuurder of manager in een publieke organisatie. MPM richt zich op het publieke domein in het algemeen, terwijl MME zich specifiek richt op het domein onderwijs. De Executive Masters van TiasNimbas richten zich nadrukkelijk op het behalen van de kwalificaties om multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is en uitdrukkelijk niet op de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten. De executive component in de masters zorgt ervoor dat het accent ligt op het in de praktijk leren brengen van academische kennis en methoden van onderzoek en niet op het opleiden tot zelfstandig wetenschappelijk onderzoeker. De beide masters zijn bedoeld voor diegenen die al werkzaam zijn als manager of bestuurder in een publieke functie en hebben tot doel om de deelnemers recente vakinhoudelijke kennis aan te reiken en ze in staat te stellen om wetenschappelijk toegepast onderzoek te kunnen uitvoeren en interpreteren. Hiertoe worden de deelnemers getraind in het doen van wetenschappelijk onderzoek, dat geschikt is voor hun beroepspraktijk. De drie papers en de masterthesis spelen hierin een belangrijke rol. In elk van de drie papers dient de hele onderzoekscyclus doorlopen te worden, maar de eisen die hieraan worden gesteld worden gaandeweg uitgebreid en verhoogd. In het eerste paper ligt de nadruk op het formuleren van een probleemstelling. In het tweede paper komen hier het onderzoeksontwerp en het uitvoeren van het onderzoek bij. En in het derde paper ligt de nadruk op de vertaling van de onderzoeksbevindingen naar de probleemstelling en het formuleren van toepassingsgerichte oplossingen voor concrete organisatievraagstukken. Tot slot dienen de deelnemers in de masterthesis zelfstandig alle fasen van onderzoek te doorlopen, van het doen van literatuuronderzoek tot en met het formuleren van toepassingsgerichte oplossingen. Gelet op het karakter van de masters, staat niet alleen een verhoging van het academisch niveau van deelnemers centraal, maar vooral ook de toepassing van academische kennis en vaardigheden in de beroepspraktijk en het kunnen genereren van oplossingen. Hiermee willen de masters bijdragen aan de ontwikkeling van professionele bestuurders, managers en leidinggevenden in de publieke, non-profit en de onderwijssector. De beide masters streven er tevens naar om bij te dragen aan meesterschap in publiek management, zo wordt in het zelfevaluatierapport vermeld. Bij de validering van de eindkwalificaties is tot op heden geen Adviesraad betrokken geweest, omdat deze tot voor kort nog in oprichting is. Zodra de oprichting van de raad voltooid is, zal zij de eindkwalificaties valideren en betrokken worden bij eventuele aanpassingen daarvan (n.b. inmiddels zijn de leden van de Raad benoemd en zal vóór eind september de eerste bijeenkomst worden gehouden). NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME 15/55

16 Overwegingen De eindkwalificaties van de masters hebben naar de mening van het auditteam in voldoende mate een wetenschappelijk karakter. De literatuur is van een wetenschappelijk niveau en de deelnemers worden getraind in het doen van wetenschappelijk onderzoek. Uit de aangeleverde stukken en de gevoerde gesprekken heeft het auditteam kunnen concluderen dat de beide masters zich met name nationaal profileren. Verder kiezen zij er in eerste instantie voor om academische theorieën en methodes aan te leren om multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een complexe omgeving. Het auditteam heeft vastgesteld dat deze keuze breed gedragen wordt, dat wil zeggen door managers, personeel, studenten en alumni. Het auditteam is van mening dat de masters er goed aan hebben gedaan om te kiezen voor een geformaliseerd contact met het beroepenveld, in de vorm van een Adviesraad. Conclusie Op basis van bovenstaande overwegingen komt het auditteam voor de beide masters tot het oordeel voldoende op dit facet. Samenvattend oordeel Doelstellingen van de opleiding Alle facetten van onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding zijn met een voldoende beoordeeld. Op basis hiervan beoordeelt het auditteam het onderwerp Doelstellingen van de opleiding voor de beide masters als positief. 2.2 Programma Eisen wo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Bevindingen In het zelfevaluatierapport wordt vermeld dat de beide masters streven naar het gebruik van de meest recente wetenschappelijke inzichten: het principe van de frontiers of knowledge en deze te relateren aan de praktijk van de deelnemers: het principe van project-based learning. Kennisontwikkeling vindt plaats door het bestuderen van literatuur, het schrijven van papers, het uitvoeren van cases en groepsdiscussies. Het hanteren van wetenschappelijke inzichten wordt gewaarborgd door gebruik te maken van recente academische literatuur uit internationale, vaak peer-reviewd journals. Deelnemers kunnen voor literatuur terecht in de universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Tilburg. De beide masters werken met voor het merendeel dezelfde 16/55 NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME

17 verplichte literatuur en keuzeliteratuur, onder andere in de vorm van artikelen. Het auditteam heeft de lijst van (verplichte) literatuur bestudeerd. De aan de beide masters verbonden docenten hebben allemaal een academische achtergrond en wetenschappelijke ervaring, zo heeft het auditteam vastgesteld. Een aantal docenten van de masters is als onderzoeker actief in de Universiteit van Tilburg en een aantal van hen is verbonden aan het CBMO (het Centrum voor het Bestuur van de Maatschappelijke Onderneming - een expertisecentrum van TiasNimbas voor de ontwikkeling van wetenschappelijk kennis, die relevant is voor bestuur en management van maatschappelijke ondernemingen). Zij begeleiden studenten uit de beide masters bij de masterthesis. Op deze wijze wordt volgens het auditteam een relatie gelegd tussen het onderwijs en het onderzoek. Door (gast)docenten in te huren wordt in de beide masters een relatie gelegd met de beroepspraktijk, omdat zij veelal naast een academische achtergrond ervaring hebben als consultant in het vakgebied van één van de beide masters (in het werkveld van Public en Non-Profit Management en Management van Onderwijs). Verder wordt in de modulen een relatie gelegd tussen de theorie en de praktijk, door praktijkcases te behandelen en door de deelnemers in de gelegenheid te stellen om hun praktijkervaring vanuit hun eigen organisatie in te brengen. In de papers en de masterthesis wordt de theorie zoveel mogelijk gekoppeld aan de beroepspraktijk van de deelnemers. In de beide masters wordt volgens het auditteam enige aandacht besteed aan de ontwikkeling van wetenschappelijke vaardigheden, met name aan vaardigheden die nodig zijn voor bedrijfskundig onderzoek, dat wil zeggen onderzoek dat problemen in de praktijk moet oplossen ; onderzoek dat primair ten dienste staat van de toepassing en waarbij een wetenschappelijke methode wordt gehanteerd. Expliciete aandacht aan deze vorm van onderzoek wordt besteed in de onderdelen Methoden en Technieken van Onderzoek en Academische Vaardigheden en impliciet ook in de drie papers en de masterthesis. In deze onderdelen dienen studenten in hun eigen beroepspraktijk een zelfstandig, onafhankelijk en adequaat onderzoek van beperkte omvang uit te voeren en hierover te rapporteren. Overwegingen Het auditteam heeft op basis van de gesprekken met de docenten tijdens de bezoekdag en hun cv s vastgesteld dat in de beide masters de docenten een belangrijke intermediair zijn tussen het onderzoek en het onderwijs; een aantal van hen participeert in het wetenschappelijke onderzoek van de Universiteit van Tilburg en het CBMO. Het auditteam heeft verder op basis van de cv s vastgesteld dat de docenten toonaangevend zijn in hun vakgebied. De programma s van de beide masters worden gedragen door de docenten, die volgens het auditteam in staat zijn om voortdurend een relatie te leggen met actuele ontwikkelingen in theorievorming van de relevante wetenschappelijke disciplines. Na de bestudering van de literatuur in de beide masters stelt het auditteam vast dat met name in de artikelen wordt gedifferentieerd naar de beide masters. Het auditteam is verder van mening dat de literatuur voldoende actueel is, maar vindt het aandeel Engelstalige literatuur wat mager. De Academic Directors van de masters hebben het auditteam tijdens NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME 17/55

18 de bezoekdag laten weten dat de omvang en het internationale gehalte van de literatuur in de komende leergangen zal toenemen. Doordat in de beide masters de beroepspraktijk van de studenten steeds het kader vormt, waarin zij datgene wat zij in de masters hebben geleerd kunnen toepassen, is er volgens het auditteam een expliciete relatie van de inhoud van de beide masters met de actuele beroepspraktijk. Het auditteam heeft vastgesteld dat in de beide masters in de komende cohorten meer aandacht zal worden besteed aan onderzoeksvaardigheden. In de beide programma s is een module Methoden en Technieken van Onderzoek van drie dagdelen opgenomen. Vanaf cohort september 2010 zal de module vijf dagdelen omvatten en vanaf cohort september 2011 zullen acht dagdelen voor deze module worden ingepland, Conclusie Op basis van bovenstaande overwegingen en de door het management van de beide masters aangekondigde wijzigingen in het curriculum - meer aandacht voor onderzoeksvaardigheden, door uitbreiding van de module Methoden en Technieken van Onderzoek - komt het auditteam voor de beide masters tot het oordeel voldoende op dit facet. Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de doelstellingen en werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen De programma s van MPM en MME zijn gebaseerd op de drie inhoudelijke thema s: Positioneren, Organiseren en Verantwoorden en Leiderschap. Elk thema is opgebouwd uit drie onderdelen: 1) de exploratiefase, 2) twee kennismodules en 3) de exploitatiefase. De onderdelen 1 en 3 zijn verschillend voor de beide masters. De twee kennismodulen zijn hetzelfde. Bij de vormgeving van het onderwijs wordt gebruik gemaakt van de leercyclus van Kolb (Kolb, Experimental learning, Experience as a source of learning and development, 1984) en wordt uitgegaan van de aanname dat reflectie het meest cruciale onderdeel van deze cyclus is. Het auditteam heeft tijdens de bezoekdag een course outline van de beide masters bestudeerd en heeft een duidelijk beeld gekregen van de opbouw van de beide programma s en beoordeelt deze als goed. Van elk van de thema s is ook een meer gedetailleerde outline beschikbaar. Hierin worden de inhoud, de belangrijkste vragen van het thema en de wijze van toetsing beschreven. Voor de leerdoelen wordt verwezen naar de afzonderlijke modulen. In de eerste fase, die van de exploratie, expliciteren de deelnemers hun eigen praktijkkennis en worden geconfronteerd met de praktijkkennis van hun medestudenten (Kolb: fase 1: ervaringsleren) en de wetenschappelijke perspectieven op het thema (Kolb: fase 2: reflecterend leren). De twee daarop volgende kennismodules vormen de kern van het thema. De onderwerpen, die in de modules worden behandeld zijn 18/55 NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME

19 gebaseerd op de belangrijke thema s van de drie generieke functies van bestuur en management. De onderwerpen van Thema 1 Positioneren zijn strategisch management en marketing en dienstverlening. De onderwerpen van Thema 2 Organiseren zijn inrichten van organisaties en mensen in organisaties en die van Thema 3 Verantwoorden en leiderschap zijn finance & control en leiderschap. Centraal in deze modules staat de wetenschappelijk kennis. Verschillende perspectieven op hetzelfde onderwerp komen aan bod (Kolb: fase 3: conceptualiserend leren). Naast deze themagebonden onderdelen/modulen zijn vier thema-overstijgende onderdelen geprogrammeerd: Methoden en Technieken van Onderzoek en Academische vaardigheden. In de andere twee thema-overstijgende modulen wordt aandacht besteed aan internationale aspecten, zoals aan de Europese Unie als strategische factor en public management revisited (in Coventry bij de Warwick Business School). Voor MPM zijn 14 leerdoelen geformuleerd en voor de master MME 15. In het zelfevaluatierapport wordt in een matrix aangegeven welke leerdoel(en) in welke onderdelen aan bod komen en hoe deze gerelateerd zijn aan de Dublin descriptoren (zie ook facet 1.1 en 1.2). In een addendum bij het zelfevaluatierapport zijn voor de beide masters de leerdoelen gekoppeld aan de eindkwalificaties. De drie thema s in de beide masters hebben een omvang van 12 EC; in totaal 36 EC. De vier themaoverstijgende modulen hebben een omvang van 9 EC. En voor de masterthesis is zijn 15 EC geprogrammeerd. MPM heeft een totale omvang van 60 EC. Voor MME zijn drie aanvullende onderwijsmodules geprogrammeerd met een omvang van 9 EC. De totale omvang van de MME komt hiermee op 69 EC. Een belangrijk criterium bij de keuze van de werkvormen is, dat deze de academische en intellectuele groei van studenten bevorderen. Studenten worden zoveel mogelijk tot zelfwerkzaamheid gestimuleerd. De gehanteerde werkvormen zijn casestudies, papers (drie), inhoudelijke discussies en de masterthesis. De programma s van de masters kennen vijf individuele toetsmomenten: drie papers voor elk van de drie thema s, de masterthesis over het eigen onderzoek en het mondelinge examen (de presentatie en het beantwoorden van vragen). Zowel voor MPM als voor MME is een Examenreglement beschikbaar (MPM, leergang 13, 2009/2010 en MME, leergang 9, 2009/2010). Deelnemers dienen alle drie de papers, de masterthesis en het mondeling examen met een voldoende af te ronden en hebben een aanwezigheidsplicht. Zij schrijven in principe drie versies van hun papers, die in subgroepen onder begeleiding van de docent besproken worden (hiervoor zijn een dagdeel per module en drie dagdelen per thema geprogrammeerd). Deelnemers worden door deze aanpak gestimuleerd om zich ook te verdiepen in de papers van hun collega-deelnemers. In de drie papers tezamen dient de student aan te tonen dat hij de hele onderzoekscyclus goed heeft doorlopen. In het eerste paper ligt de nadruk op de eerste fase van de onderzoekscyclus: de probleemverkenning, de probleemformulering en de probleemuitwerking. In het tweede paper komt hier het uitvoeren van onderzoek bij. En in het derde paper worden hogere eisen gesteld aan de vertaling en terugkoppeling van de onderzoeksresultaten naar de probleemstelling en aan het formuleren van toepassingsgerichte oplossingen voor concrete organisatievraagstukken (zie ook facet 2.1). NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME 19/55

20 Voor de papers gelden in de beide masters dezelfde beoordelingscriteria (Beoordelingsformulier Papers MPM en Beoordelingsformulier Papers MME). Beoordeeld worden: de beschrijving van de onderzoeksvraag, het gebruik van literatuur, het gebruik van methoden, de conclusies en aanbevelingen, de vorm en schrijfstijl en de mate waarin de student het onderzoek zelfstandig heeft uitgevoerd. Elk van deze criteria kan met een voldoende (B), goed (A) of onvoldoende (C) worden beoordeeld. Ook kan een A+ (zeer goed) worden toegekend. Het paper wordt met een voldoende (cijfer 6) beoordeeld, indien alle zes de criteria minstens met een B zijn beoordeeld. De begeleiding van de papers is in handen van de faculty. De opleiding wordt afgesloten met de masterthesis. Onderdelen van de masterthesis zijn: het literatuuronderzoek, het onderzoeksontwerp, het empirische onderzoek, de terugkoppeling naar de literatuur en het formuleren van toepassingsgerichte oplossingen. De eisen die aan de masterthesis worden gesteld en de beoordelingscriteria staan geformuleerd in de documenten: Procedure Afstuderen MPM, Master Thesis, leergang , Master in Public and Non-Profit Management en de Procedure Afstuderen MME, Master Thesis, leergang , Master of Management in Education. In de documenten wordt onder andere ingegaan op het doel en de werkwijze van de masterthesis, diegenen die betrokken zijn bij de masterthesis, de procedure en de planning. Ook de examendata zijn vastgelegd in deze documenten. De beoordelingscriteria zijn dezelfde als die van de papers. In de documenten worden ook aanwijzingen gegeven hoe om te gaan met literatuur. De begeleiding van studenten bij de masterthesis wordt gedaan door de faculty en onderzoekers van het CBMO. Het laatste toetsmoment van de beide masters is het mondelinge examen. Hiervoor gelden dezelfde beoordelingscriteria als voor de papers en de masterthesis. Een voorwaarde om dit examen af te leggen is een adequaat bevonden schriftelijke masterthesis. Het examen duurt een uur en kent een aantal vaste onderdelen: 1) een presentatie voor een publiek, dat bestaat uit de begeleider, de tweede lezer en twee medestudenten, 2) een ondervraging door twee collega-studenten (meelezers) en 3) een ondervraging door de eerste en tweede begeleider. Overwegingen Het auditteam heeft geconstateerd dat de programma s een goede afspiegeling vormen van de eindkwalificaties, die op hun beurt zijn afgeleid van de Dublin descriptoren (zie ook facet 1.2). Bij twee van de eindkwalificaties worden de leerdoelen omschreven als kennis van. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de tweede eindkwalificatie, die luidt: Bekend zijn met de dominante kennis, perspectieven en benaderingen wat betreft de generieke functies van bestuur en management en de klassieke managementthema s die de management- en organisatiewetenschappen daarbinnen onderkennen. Het auditteam heeft vastgesteld dat deze eindkwalificatie als zodanig in voldoende mate in het programma aan bod komt en getoetst wordt. Dit gebeurt in de discussies, in de papers en in de masterthesis. Echter, de van de eindkwalificaties afgeleide leerdoelen worden volgens het auditteam niet als kennis in de klassieke vorm van het kunnen reproduceren van getoetst, maar als het indien relevant kunnen toepassen ervan. Dit geldt ook voor de andere leerdoelen, die als kennisdoelen zijn geformuleerd. Gelet op het specifieke karakter en de specifieke doelgroep van de beide masters vindt het auditteam dat deze leerdoelen in de papers en de 20/55 NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME

21 masterthesis voldoende worden getoetst, maar vindt de borging ervan voor verbetering vatbaar. Het auditteam is er een voorstander van om, rekening houdend met het specifieke karakter van de beide masters, die leerdoelen, die betrekking hebben op het verwerven van kennis te herformuleren in het kunnen toepassen van kennis. Het auditteam vindt de beoordelingsformulieren voor de papers en de masterthesis adequaat, maar heeft geconstateerd dat nog niet alle docenten de formulieren consequent en volgens de voorgeschreven beoordelingssystematiek gebruiken. Het management van de beide masters dient er volgens het auditteam bij de toetsing nauwlettend op toe te zien dat de beoordelingsformulieren volgens de gemaakte afspraken worden gehanteerd, zodat de wijze van toetsing beter wordt geborgd. Het management heeft het auditteam tijdens de bezoekdag laten weten dat hier aan gewerkt wordt. Een stap in de richting van een meer objectieve beoordeling is dat de Academic Director van de ene master de papers en de masterthesis van de studenten van de andere master leest en beoordeelt. Het auditteam heeft een aantal masterthesissen en papers bestudeerd. De masterthesissen betreffen in de meeste gevallen kwalitatief onderzoek. Het zijn opdrachten, waarin het accent ligt op toepassing. De opdrachten worden onderbouwd vanuit de literatuur. Het management heeft het auditteam laten weten dat vanaf heden als vervolg op de nieuwe module Methoden en Technieken van Onderzoek in de masterthesis meer expliciete aandacht zal worden besteed aan de gehanteerde methoden en technieken van onderzoek. Het auditteam heeft er vertrouwen in dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. De papers die het auditteam tijdens de bezoekdag heeft bekeken waren van een voldoende wo-niveau en een goede voorbereiding op de masterthesis. Conclusie Op basis van bovenstaande overwegingen komt het auditteam, mede dankzij het feit dat hard wordt gewerkt aan een meer uniform gebruik van de beoordelingsformulieren voor de papers en de masterthesis voor de beide masters tot het oordeel voldoende op dit facet. Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen Het programma van de beide masters heeft een verticale samenhang, doordat in elke module wordt voortgebouwd op de kennis, inzichten en vaardigheden uit de voorafgaande modules. Hierdoor wordt een cumulatieve opbouw gerealiseerd. In elke module is samenhang tussen de theorie en de praktijk, omdat een college in de regel is opgebouwd uit een theoretisch deel en een casus. Ook door te werken volgens de principes van frontiers of knowledge en project based learning wordt samenhang tussen de theorie en de praktijk gerealiseerd. In de masters wordt een directe relatie gelegd met onderzoek, door samen te werken met het CBMO, waarin onderzoekers werkzaam zijn, die hun wetenschappelijk onderzoek verbinden met hun praktijkkennis. NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME 21/55

22 Docenten worden geselecteerd op zowel hun academische achtergrond als op hun relevante ervaring in het vakgebied en in de executive education in het werkveld van de Public en Non-Profit Management en Management van het onderwijs (zie ook facet 2.1), waardoor zij bijdragen aan de samenhang van de theorie met de praktijk. Ook de docenten en de gastdocenten dragen door hun relatie met de beroepspraktijk bij aan de samenhang van de theorie en de praktijk. Docenten worden één maal per jaar door de Academic Director geïnformeerd over de inhoud van het hele programma en de plaats van hun eigen onderdeel hierbinnen. Zo weten zij wat er in de andere modulen wordt behandeld en kunnen zij overlap zoveel mogelijk voorkomen en zoveel mogelijk een horizontale samenhang realiseren. In de beide masters wordt ernaar gestreefd om de onderwerpen van de papers en masterthesis zoveel mogelijk te laten aansluiten op de in de modulen behandelde stof. Begeleiders hebben de taak om er op toe te zien dat de samenhang zo groot mogelijk is. De studenten hebben het auditteam laten weten dat zij tot op heden (na een half jaar) de samenhang voldoende vinden, zowel binnen de thema s als tussen de thema s. Ook de alumni vertelden dat zij de programma s voldoende vonden samenhangen. Overwegingen Het auditteam stelt op basis van het bovenstaande vast dat de beide masters een verticale samenhang hebben, die wordt gerealiseerd doordat steeds wordt voortgebouwd op de behandelde kennis en vaardigheden uit de voorgaande modules. De samenhang tussen de theorie en de praktijk wordt gerealiseerd doordat in elke module zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de beroepspraktijk van de studenten. Zij hebben steeds de mogelijkheid om datgene wat wordt behandeld toe te passen in hun beroepspraktijk. Ook de regelmatig ingehuurde gastdocenten zorgen voor een directe link met de praktijk, zo heeft het auditteam vastgesteld. Samenhang met onderzoek wordt onder andere gerealiseerd via de docenten die onderzoek uitvoeren binnen het CBMO. De beide Academic Directors, die verantwoordelijk zijn voor de samenhang van de programma s voeren deze taak volgens het auditteam naar behoren uit. Zij informeren één maal per jaar de aan de master verbonden docenten, zo hebben zij het auditteam laten weten. Het auditteam heeft geconstateerd dat de docenten, ondanks het grote aantal dat aan de masters verbonden is, op de hoogte zijn van de inhoud, die collega-docenten in hetzelfde thema van de leergang behandelen. Conclusie Op basis van bovenstaande overwegingen komt het auditteam voor de beide masters tot het oordeel voldoende op dit facet. Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. 22/55 NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME

23 Bevindingen Uitgangspunt voor de studielast van de beide masters is, dat de deelnemer de master kan combineren met een fulltime baan. Hieraan wordt nadrukkelijk aandacht besteed in het intakegesprek. Voorwaarde om toegelaten te worden is dat de werkgever van de potentiële deelnemer medewerking verleent aan het gedeeltelijk volgen van de opleiding in werktijd (zie ook facet 2.5). De MME heeft 9 EC meer dan de MPM. De studieduur is voor de beide masters 15 tot 16 maanden. Bij de roostering wordt rekening gehouden met de schoolvakanties. Er zijn tweewekelijks twee dagen colleges en werkgroepen. Voor elke module zijn vijf dagdelen contactonderwijs geprogrammeerd. Voor elk contactuur dienen drie uur zelfstudie te worden gerealiseerd. De totale studielast is rond de 20 uur per week. De masters streven ernaar om de studielast van de modulen zoveel mogelijk gelijk te houden en zo goed mogelijk te spreiden. Studenten ontvangen in het kader van de studeerbaarheid voor aanvang van het programma een informatiemap. Twee weken voor aanvang van elke module ontvangen zij een programmaoverzicht van de module. De literatuur die gebruikt gaat worden, wordt in de voorafgaande module aan de deelnemers overhandigd. Ook wordt een studiewijzer uitgedeeld. Het programma en de literatuur is terug te vinden op de Virtual Campus. De studeerbaarheid van de programma s wordt zoveel mogelijk geoptimaliseerd door de modulestructuur, in combinatie met de relatief kleine groepen, zo wordt in het zelfevaluatierapport vermeld. Ook de aansluiting van de academische kennis bij de professie van de deelnemers zorgt voor de studeerbaarheid van de programma s. Echter, de cohortstructuur, waardoor er in principe geen variatie mogelijk is in doorlooptijd kan een belemmering vormen voor de studeerbaarheid, aldus het zelfevaluatierapport. Immers, een student dient indien hij vertraging oploopt met een paper of zijn masterthesis deze individueel in te lopen. De studenten en de alumni met wie het auditteam heeft gesproken, vertelden dat zij rond de 20 uur per week aan de studie besteden. Uit de schriftelijke evaluaties van de onderdelen blijken echter behoorlijke verschillen in het aantal uren, dat studenten aan een onderdeel hebben besteed. Overwegingen Het auditteam vindt de 20 uur die de studenten naast hun meestal fulltime baan aan de master dienen te besteden, zodat zij de master in 15 tot 16 maanden kunnen afronden aan de zware kant. Een goede motivatie om de studie met succes te kunnen doorlopen is een absolute voorwaarde om het studietempo bij te kunnen houden, zo veronderstelt het auditteam. Het auditteam heeft vastgesteld dat TiasNimbas er alles aan doet om de student terzijde te staan om de studie met goed gevolg te doorlopen. De Virtual Campus speelt hierbij een belangrijke rol, evenals het persoonlijke contact dat studenten met de docenten en de Academic Director hebben. Indien een student onverhoopt toch problemen met de studievoortgang heeft, wordt gezocht naar een oplossing op maat. Het auditteam heeft niet kunnen vaststellen dat de cohortsctructuur een goede studievoortgang in de weg staat. NQA - TiasNimbas Business School: audit TNO wo-masteropleiding cluster TNO MPM en MME 23/55