VVA

Transcriptie

1 Directie Voedings- en Veterinaire Aangelegenheden De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum onderwerp doorkiesnummer bijlagen Destructietarieven tweede halfjaar 2004 VVA Geachte Voorzitter, Hierbij ontvangt u de tariefstelling voor het in rekening brengen van kosten voor destructie in het tweede halfjaar van Ik ben voornemens hieraan mijn instemming te verlenen. Instemming wordt niet eerder verleend dan nadat vier weken zijn verstreken na dagtekening van deze schriftelijke mededeling aan beide Kamers der Staten-Generaal. Tevens wil ik u hierbij informeren over de uitkomst van de voorhangprocedure voor de tarieven voor het eerste halfjaar. Tarieven eerste halfjaar Tarieven kadavers Bij brief van 12 januari jl. heb ik de destructietarieven voor het eerste halfjaar voorgehangen bij beide Kamers der Staten-Generaal (LNV kenmerk VVA.2003/3678; TRC 2004/109; Kamerstukken II, , , nr. 16). Naar aanleiding hiervan heeft op 27 mei jl. een algemeen overleg plaatsgevonden met de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De Tweede Kamer heeft tijdens dit overleg in meerderheid aangedrongen op het bevriezen van de destructietarieven op het niveau van Ik heb toegezegd daaraan gehoor te zullen geven. Daarbij teken ik het volgende aan. Zoals ik u heb meegedeeld bij brief van 5 december 2002 (Kamerstukken , , nr.13) gelden met ingang van 1 januari 2003 door de Europese Commissie vastgestelde Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun betreffende TSE-tests, gestorven dieren en slachthuisafval. Deze bepalen dat lidstaten vanaf 1 januari 2004 staatssteun mogen geven op het terrein van destructie tot 75 procent van de verwerkingskosten en 100 procent van de transportkosten. Indien de destructietarieven voor kadavers die in 2003 golden ook in 2004 onverkort zouden worden toegepast, zou dit betekenen dat de overheid 78 procent zou bijdragen in de verwerkingskosten hetgeen in strijd zou zijn met de richtsnoeren. Dit kan betekenen dat de onderhavige staatssteun niet door de Europese Commissie zal worden goedgekeurd en dat Nederland door de Commissie verplicht zal worden de ten onrechte uitgekeerde steun terug te vorderen.

2 Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad VVA Daarom heb ik de destructietarieven voor kadavers aan de richtsnoeren aangepast, door de staatssteun op verwerking te verminderen terwijl tegelijkertijd de staatssteun op transport is verhoogd. De totale bijdrage is hierdoor hetzelfde als in de situatie dat de tarieven ongewijzigd zouden zijn gebleven. Tarieven overig materiaal De tarieven voor slachtafval en bloed zijn al enkele jaren kostendekkend en volgen de begroting van Rendac Son B.V. van de werkelijke kosten voor het ophalen en verwerken van dit materiaal. De tarieven voor slachtafval voor het eerste halfjaar zijn daarom kostendekkend vastgesteld zoals voorgehangen. Tarieven tweede halfjaar Tarieven kadavers Op grond van mijn toezegging tijdens het algemeen overleg van 27 mei jl. om de kadavertarieven te bevriezen ben ik voornemens voor het tweede halfjaar van 2004 mijn instemming te verlenen aan de destructietarieven voor kadavers zoals vermeld in tabel 1 van bijlage 1. Dit conform het voorstel van de ondernemer (zie bijlage 2). Deze tarieven zijn identiek aan de tarieven die worden vastgesteld voor het eerste halfjaar. Ik verwijs u in dat verband naar mijn toelichting eerder in deze brief. Tarieven overig materiaal Elementen in de tariefstelling Voor overig materiaal, zijnde slachtafval en bloed, gelden kostendekkende tarieven. In mijn voornoemde brief van 12 januari jl. betreffende de tarieven voor het eerste halfjaar heb ik aangegeven dat de kostendekkende tarieven voor het tweede halfjaar zouden afwijken van de tarieven voor het eerste halfjaar indien de uitkomst van een tweetal processen daartoe aanleiding zou geven. Ten eerste diende er een review te worden uitgevoerd door de Auditdienst (AD) van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op de controle die de accountant van Rendac heeft verricht op de nacalculatie van de werkelijke kosten van Rendac in het jaar Deze review is inmiddels afgerond. De AD is van oordeel dat de accountant van Rendac uitgevoerde werkzaamheden zijn verricht in overeenstemming met het controleen informatieprotocol dat tussen Rendac, zijn accountant en het ministerie was overeengekomen. De werkzaamheden van de accountant geven naar het oordeel van de AD dan ook een toereikende mate van zekerheid dat de door Rendac ingediende verantwoording in overeenstemming is met artikel 21 van de Destructiewet. Er is vanuit dat oogpunt dan ook geen aanleiding voor aanpassing van de tarieven. Ten tweede dienden nog definitieve afspraken te worden gemaakt met de ondernemer over de ondernemersvergoedingen die tot de werkelijke kosten mogen worden gerekend. Bij de gesprekken hierover heb ik mij tot doel gesteld om alle drie voorheen overeengekomen vergoedingen opnieuw te bezien en te beoordelen (zie ook mijn brief van 21 oktober 2003, Kamerstukken II, , , nr. 15).

3 Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad VVA Dit heeft ertoe geleid dat ik met de ondernemer ondernemersvergoedingen overeen ben gekomen die lager zijn dan de vergoedingen die golden in De vermogenskostenvergoeding is verlaagd van 10,5% naar 9,25% na vennootschapsbelasting. De regievergoeding per ton verbrand diermeel wordt in 2004 gehalveerd tot 1,70 per ton en per 1 januari 2005 beëindigd. De regievergoeding van 10% over transportkosten door derden wordt voor wat betreft afvoer van producten ter verbranding in 2004 gehalveerd en per 1 januari 2005 beëindigd; voor wat betreft aanvoer van SRM-grondstoffen wordt de regievergoeding verlaagd tot 9%. In bijlage 3 worden deze vergoedingen nader toegelicht. Ik ben van mening dat hiermee vergoedingen zijn overeengekomen die met recht zowel maatschappelijk als bedrijfseconomisch verantwoord kunnen worden genoemd. Ik heb dan ook met de ondernemer afgesproken dat deze afspraken nu steeds jaarlijks stilzwijgend zullen worden verlengd, tenzij een van beide partijen tijdig aangeeft opnieuw in onderhandeling te willen treden. Op middellange termijn zou de herziening van het destructiebestel hiertoe aanleiding kunnen geven. Overigens zal wel het percentage van de vermogenskostenvergoeding jaarlijks worden bijgesteld aan de hand van de actuele rente op staatsobligaties. Op basis van de nu overeengekomen vergoedingen zijn de kostendekkende destructietarieven naar beneden bijgesteld. Tarieven Op grond van het voorgaande ben ik voornemens in te stemmen met de tarieven voor transport en verwerking van categorie 1- en 2-materiaal, voor zover het betreft bloed, à 73,80 per ton, exclusief BTW, zoals voorgesteld door de ondernemer (zie bijlage 2). Tevens ben ik voornemens in te stemmen met de tarieven voor overig categorie 1- en 2- materiaal 1, zoals voorgesteld door de ondernemer (zie bijlage 2). De tarieven zijn weergegeven in tabel 2 en 3 in bijlage 1. 1 Onder meer slachtafval, kadavers van in het kader van dierziektebestrijding gedode dieren, gezelschapsdieren, dierentuindieren en wilde dieren waarvan wordt vermoed dat zij met een op mens of dier overdraagbare ziekte zijn besmet.

4 Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad VVA Procedure In de tarieven voor het ophalen en verwerken van kadavers is een bijdrage van de overheid verwerkt. Deze overheidsbijdrage moet binnen de hierboven geschetste kader van de richtsnoeren voor staatssteun passen. Dit is ter beoordeling en goedkeuring door de Europese Commissie. Mocht ik binnen vier weken na dagtekening van deze brief geen reactie van u hebben ontvangen, dan zal ik de voorliggende tarieven voor het tweede halfjaar in de Staatscourant bekend laten maken, conform artikel 21, vierde lid, van de Destructiewet. Gelet op hetgeen ik met Uw Kamer heb besproken tijdens het algemeen overleg van 27 mei jl. ga ik er vanuit dat ik na afloop van deze termijn inderdaad met uw instemming tot vaststelling van de voorliggende tarieven kan overgaan. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, dr. C.P. Veerman

5 Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad VVA Bijlage 1 bij brief VVA Tabel 1 Tarieven destructie gestorven landbouwhuisdieren ( excl. BTW) Kostendekkend 2004 Transporttarief: Per stop 18,78 10,11 Verwerkingstarief: Slachtvarken Per dier 3,76 0,94 Big Per vat max. 200 l. 11,76 2,94 Zeug Per dier 14,11 3,53 Rund > 1 jaar Per dier 47,04 11,76 Kalf Per dier 6,59 1,65 Nuka Per dier 3,76 0,94 Schaap Per dier 3,76 0,94 Geit Per dier 1,98 0,49 Lam Per vat max. 200 l. 11,76 2,94 Paard Per dier 32,93 8,23 Veulen Per dier 6,59 1,65 Pony Per dier 15,05 3,76 Pluimvee Per vat max. 200 l. 11,76 2,94 Overig tonmateriaal Per vat max. 200 l. 11,76 2,94 Tabel 2 Tarieven destructie overig categorie 1-materiaal 2004 ( ) Categorie (gewicht per ophaling) Transport Verwerking Totaal Totaal (incl. BTW) per stop per stop Klasse 1: kg 25,00 6,02 31,02 36,92 Klasse 2: kg 25,00 14,06 39,06 46,48 Klasse 3: kg 25,00 22,09 47,09 56,03 Klasse 4: kg 25,00 30,12 55,12 65,59 Klasse 5: kg 25,00 38,15 63,15 75,15 per ton per ton Klasse 6: kg 28,00 80,32 108,32 128,90 Klasse 7: > kg 18,00 80,32 98,32 117,00 Tabel 3 Tarieven destructie overig categorie 2-materiaal 2004 ( ) Categorie (gewicht per ophaling) Transport Verwerking Totaal Totaal (incl. BTW) per stop per stop Klasse 1: kg 25,00 5,83 30,83 36,69 Klasse 2: kg 25,00 13,60 38,60 45,93 Klasse 3: kg 25,00 21,37 46,37 55,18 Klasse 4: kg 25,00 29,14 54,14 64,43 Klasse 5: kg 25,00 36,91 61,91 73,67 per ton per ton Klasse 6: kg 28,00 77,70 105,70 125,79 Klasse 7: > kg 18,00 77,70 95,70 113,89

6 Bijlage 2 bij brief VVA is niet in elektronische vorm beschikbaar

7 Bijlage 3 bij brief VVA Vergoedingsmethodiek Eerder (Kamerstukken II, , , nr. 15 en nr. 17) heb ik u meegedeeld dat ik nader onderzoek heb laten doen naar de vraag welke vergoedingsmethodiek voor destructie bedrijfseconomisch en maatschappelijk verantwoord mag worden geacht. Met vergoedingsmethodiek wordt hierbij geduid op de wijze waarop wordt bepaald wat de hoogte van de destructietarieven mag zijn. In 2003 bestond de vergoedingsmethodiek hieruit dat de ondernemer de destructietarieven mocht baseren op de werkelijke kosten conform artikel 21 van de Destructiewet -, waarbij tot de werkelijke kosten werd gerekend een vermogenskostenvergoeding van 10,5% (na vennootschapsbelasting) 1 over eigen vermogen en werkkapitaal dat wordt geïnvesteerd in de productiecapaciteit die wordt ingezet ten behoeve van SRM-verwerking; een regievergoeding van 10% over door derden aan de ondernemer in rekening gebrachte kosten voor transport, en een regievergoeding van 3,40 per ton onder verantwoordelijkheid van de ondernemer verbrand diermeel. De vergoedingen zijn exclusief BTW. Op mijn verzoek heeft de Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam (SEO) onderzoek gedaan naar de vraag via welke methodiek een redelijke, dat wil zeggen maatschappelijk en bedrijfseconomisch verantwoorde, vergoeding kan worden vastgesteld voor het ophalen en verwerken van destructiemateriaal. De eindrapportage van dat onderzoek doe ik u hierbij toekomen. De drie centrale hoofdstukken in de rapportage zijn de hoofdstukken 3 tot en met 5. In hoofdstuk 3 worden de voor- en nadelen van de bestaande vergoedingsmethodiek geschetst, waarop in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op mogelijke alternatieve reguleringsmodellen. In hoofdstuk 4 wordt vooraleerst ingegaan op de vraag in hoeverre de hoogte van de vermogenskosten- en regievergoedingen binnen het bestaande model reëel wordt geacht. Hoofdstukken 3 en 5 bieden aanknopingspunten voor het beleid voor financiering van destructie op de langere termijn. Voor zover de bevindingen van SEO aanleiding geven om de vergoedingsmethodiek te herzien dan kan dat niet binnen de kaders van de huidige Destructiewet. Ik zal deze bevindingen dan ook betrekken bij mijn visie op de herziening van het destructiebestel waarover ik u in het najaar zal informeren. Ik zal dan ook een inhoudelijke reactie geven op deze elementen in de rapportage. In de gesprekken met de ondernemer voor dit moment heb ik mij primair gebaseerd op het door SEO in hoofdstuk 4 gestelde. SEO hanteert in dit hoofdstuk een in de bedrijfseconomie veelgebruikt berekeningsmodel en concludeert op basis daarvan dat een vermogenskostenvergoeding binnen een bandbreedte van 6,5 tot 7,9% reëel is. Gelijktijdig met het onderzoek van SEO heeft ook Rendac een tweetal gerenommeerde bureaus gevraagd welke vermogenskostenvergoeding reëel zou mogen worden geacht. Deze bureaus kwamen op basis van hetzelfde rekenmodel tot een reële vergoeding van circa 12%. Het verschil tussen beide uitkomsten bleek vooral te worden veroorzaakt door een verschillende opvatting over de mate waarin voor Rendac bepaalde bedrijfsspecifieke risico s enerzijds of juist voordelen anderzijds bestaan die een hogere of juist lagere vergoeding rechtvaardigen dan voor een bedrijf in een gemiddelde risico-omgeving. Zo zijn enerzijds voor de ondernemer bepaalde risico s afgedekt doordat aanbieders leveringsplicht hebben en de Destructiewet een vergoeding van werkelijke kosten garandeert. Anderzijds w ordt bijvoorbeeld de hoogte van de ondernemersvergoeding vastgelegd in kortlopende contracten tussen overheid en bedrijf waardoor op langere termijn weinig zekerheid bestaat over het te behalen rendement. Ten aanzien van de regievergoedingen heeft SEO geoordeeld dat deze moeilijk te verantwoorden zouden zijn. Dit omdat die geen vergoeding bieden voor inspanningen die niet reeds gecompenseerd worden op grond van het recht om werkelijke kosten door te berekenen. 1 Het percentage voor belasting bedraagt ongeveer 14%.

8 Anderzijds heeft Rendac betoogd, en deels kan ik mij in die argumentatie vinden, dat Rendac de keuzevrijheid moet hebben om op grond van een bedrijfseconomische afweging te bepalen of werkzaamheden in eigen beheer worden uitgevoerd of worden uitbesteed. Indien werkzaamheden in eigen beheer worden uitgevoerd, gaat dit gepaard met investeringen waarover op grond van de vermogenskostenvergoeding rendement wordt behaald. Het ligt dan ook in de rede dat ook indien bijvoorbeeld met het oog op efficiency werkzaamheden beter kunnen worden uitbesteed, de ondernemer een zeker rendement kan behalen. Voorgaande overwegingen ten aanzien van de vermogenskostenvergoeding en regievergoeding hebben ertoe geleid dat ik met de ondernemer tot een fundamentele herijking van de in 2003 geldende afspraken ben gekomen. De vermogenskostenvergoeding is verlaagd van 10,45% naar 9,25%. De regievergoeding per ton verbrand diermeel wordt in 2004 van 3,40 gehalveerd tot 1,70 per ton en per 1 januari 2005 beëindigd. De regievergoeding van 10% over transportkosten door derden wordt voor wat betreft afvoer van producten ter verbranding in 2004 gehalveerd en per 1 januari 2005 beëindigd; voor wat betreft aanvoer van SRM-grondstoffen wordt de regievergoeding verlaagd tot 9%.