van 14 augustus 2007

Transcriptie

1 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus Brussel Tel Fax info@vreg.be Web: Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt van 14 augustus 2007 met betrekking tot de toekenning van warmtekrachtcertificaten voor de warmtekrachtbesparing gerealiseerd door de warmtekrachtinstallatie bestaande 5 interne verbrandingsmotoren met een elektrisch vermogen van 3289 kw, gelegen te Mussenhoevelaan 160, 2530 Boechout (referentie: WKC-0068) BESL

2 De Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt; Gelet op de artikelen 16 en 25bis van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt; Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 ter bevordering van de elektriciteitsopwekking in kwalitatieve warmtekrachtcentrales (hierna "het WKK-Besluit ); Gelet op het Ministerieel Besluit van 6 oktober 2006 inzake de vastlegging van referentierendementen voor toepassing van de voorwaarden voor kwalitatieve warmtekrachtinstallaties (hierna het Ministerieel Besluit ) Gezien de beslissing van de VREG van 22 december 2006 met betrekking tot de goedkeuring van de aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten voor de productie-installatie Wimceco palmolie, bestaande uit 4 motoren met een totaal elektrisch vermogen van 1930 kw, gelegen te Mussenhoevelaan 160, 2530 Boechout (BESL ); Gezien de aanvraag tot toekenning van warmtekrachtcertificaten voor de warmtekrachtbesparing gerealiseerd door de warmtekrachtinstallatie bestaande uit 5 interne verbrandingsmotoren met een elektrisch vermogen van 3289 kw, gelegen te Mussenhoevelaan 160, 2530 Boechout (hierna de Warmtekrachtinstallatie genoemd), ingediend door Wimceco B.V.B.A. (hierna de aanvrager genoemd), ontvangen door de VREG op 28 februari 2007; Gezien het keuringsverslag van 21 februari 2007; Overwegende dat het aanvraagdossier als volledig wordt beschouwd; Met betrekking tot de naleving van de voorwaarden tot toekenning van warmtekrachtcertificaten: a) Voorwaarde 1 : de Warmtekrachtinstallatie moet gelegen zijn in het Vlaams Gewest Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie gelegen is in het Vlaams Gewest, zoals vereist in artikel 7, 1, van het WKK-Besluit; b) Voorwaarde 2 : de Warmtekrachtinstallatie is een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie, Overwegende dat vervolgens, eveneens op grond van artikel 7, 1 van het WKK-Besluit onderzocht moet worden of de Warmtekrachtinstallatie voldoet aan de voorwaarden van een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie, zoals vastgelegd in bijlage III van het WKK-Besluit; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie een elektrisch nominaal vermogen heeft dat groter is dan 1 MW en bijgevolg overeenkomstig de voorwaarden, opgenomen in bijlage III van het WKK- Besluit een relatieve besparing op primaire energie moet leveren van minstens 10% ten opzichte van de referentiewaarden voor de gescheiden productie van elektriciteit en warmte, opgenomen in bijlage I en II van het Ministerieel Besluit, om te kunnen worden beschouwd als een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie; Overwegende dat de door de Warmtekrachtinstallatie gerealiseerde relatieve besparing op primaire energie ten opzichte van de gescheiden productie van warmte en elektriciteit (hierna BPE), dient te worden berekend op basis van de formule opgenomen in bijlage III van het WKK-Besluit; - bepaling van de referentiewaarde voor gescheiden elektriciteitsproductie Pagina 2 van 17

3 Overwegende dat bij de bepaling van te gebruiken rendementswaarde voor de gescheiden productie van elektriciteit uit Bijlage I bij het Ministerieel Besluit, rekening dient te worden gehouden met de gebruikte brandstof en het constructiejaar van de Warmtekrachtinstallatie; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie als brandstof aardgas, diesel en palmolie verbruikt; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie, met name de eerste twee interne verbrandingsmotoren, in dienst werd genomen in 1997 en dat in 1999, in 2004 en in 2006 een bijkomende motor in dienst werd genomen; Overwegende dat, overeenkomstig artikel 3, laatste lid van het Ministerieel Besluit, bij de bepaling van het constructiejaar van de Warmtekrachtinstallatie enkel rekening gehouden wordt met het kalenderjaar van de eerste elektriciteitsproductie door de Warmtekrachtinstallatie, namelijk het jaar 1997; Overwegende dat de rendementsreferentiewaarden voor gescheiden elektriciteitsproductie overeenkomstig Bijlage I van het Ministerieel Besluit bijgevolg gelijk zijn aan 50,4% voor productie op basis van aardgas, en 40,5% voor productie op basis van palmolie en diesel, voor het constructiejaar 1997; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie gebruik maakt van verschillende brandstoffen gelden, overeenkomstig artikel 5 van het Ministerieel Besluit, de referentierendementen overeenkomstig het gewogen gemiddelde van de energie-input van de verschillende brandstoffen; Overwegende dat de verbruikte hoeveelheid palmolie en diesel 82,78% van het totale brandstofverbruik bedraagt, tegenover 17,22% voor wat betreft aardgas; Overwegende dat op de rendementsreferentiewaarde voor de gescheiden productie van elektriciteit een correctie voor klimaatomstandigheden moet worden toegepast, overeenkomstig artikel 2, 1, van het Ministerieel Besluit en dat de wijze waarop deze correctiefactor moet worden berekend, toegelicht is in bijlage III bij het Ministerieel Besluit; Overwegende dat in bijlage 3 van het Ministerieel Besluit staat dat de correctie moet gebeuren door het referentierendement met 0,1% te verhogen voor elke graad waarmee de gemiddelde jaartemperatuur onder 15 C blijft; Overwegende dat de gemiddelde jaarlijkse buitentemperatuur op de plaats van de Warmtekrachtinstallatie gelijk wordt verondersteld aan de gemiddelde temperatuur van het KMIweerstation te Ukkel, namelijk 9,7 C; Overwegende dat het referentierendement bijgevolg met (5 X 0,1%=) 0,5% dient te worden verhoogd; Overwegende dat op de rendementsreferentiewaarde voor gescheiden elektriciteitsproductie eveneens een correctie voor vermeden netverliezen moet worden toegepast, overeenkomstig artikel 2, 2, van het Ministerieel Besluit; Overwegende dat de aanvrager in het aanvraagdossier verklaart dat de door de Warmtekrachtinstallatie netto geproduceerde elektriciteit naar verwachting op jaarbasis voor 20 % in het distributienet wordt geïnjecteerd op een spanning van 15 kv en/of voor 80 % ter plaatse wordt verbruikt op een spanning van 400 V; Overwegende dat bijgevolg, op basis van bijlage IV bij het Ministerieel Besluit, rekening dient te worden gehouden met een correctiefactor die gelijk is aan 0,945 voor de netto geproduceerde Pagina 3 van 17

4 elektriciteit die op 15 kv in het distributienet wordt geïnjecteerd en 0,925 voor de netto geproduceerde elektriciteit die op een spanning van 400 V ter plaatse wordt verbruikt; Overwegende dat, overeenkomstig artikel 2, 3, van het Ministerieel Besluit, eerst de correctie voor klimaatomstandigheden dient te worden toegepast, en pas daarna de correctie voor de vermeden netverliezen; Overwegende dat de gecorrigeerde rendementsreferentiewaarde voor gescheiden elektriciteitsproductie (hierna: Ref Eη ) bijgevolg als volgt moet worden berekend: Ref Eη = [(α x 40,5%) + ((1 α) x 50,4%) + 0,5] x [(γ x N 1 ) + ((1 γ) x N 2 )] In deze uitdrukking is: Ref Eη α γ N 1 N 2 het gecorrigeerde referentierendement voor de gescheiden opwekking van elektriciteit; verwachte fractie, op jaarbasis, van het totale brandstofverbruik van de Warmtekrachtinstallatie (in MWh onderste verbrandingswaarde) dat palmolie of diesel betreft, vastgelegd op 0,8278; verwachte fractie, op jaarbasis, van de totale netto elektriciteitsproductie die wordt geïnjecteerd in het distributienet op een spanning van 15 kv, gelijk aan 0,20; correctiefactor voor de vermeden netverliezen voor de elektriciteit die op 15 kv in het distributienet wordt geïnjecteerd, gelijk aan 0,945 volgens bijlage IV van het Ministerieel Besluit; correctiefactor voor de vermeden netverliezen voor de elektriciteit die op een spanning van 400 V ter plaatse wordt verbruikt, gelijk aan 0,925 volgens bijlage IV van het Ministerieel Besluit; Overwegende dat de gecorrigeerde rendementsreferentiewaarde voor gescheiden elektriciteitsproductie (hierna: Ref Eη ) bijgevolg 39,67% bedraagt; - bepaling van de rendementsreferentiewaarde voor gescheiden warmteproductie Overwegende dat bij de bepaling van te gebruiken rendementsreferentiewaarde voor de gescheiden productie van warmte uit Bijlage II bij het Ministerieel Besluit, rekening dient te worden gehouden met de gebruikte brandstof en de warmtedrager; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie warmte produceert in de vorm van warm water; Overwegende dat de rendementsreferentiewaarden voor gescheiden warmteproductie in de vorm van warm water overeenkomstig Bijlage II van het Ministerieel Besluit gelijk zijn aan 90% voor productie op basis van aardgas, en 89% voor productie op basis van palmolie en diesel; Overwegende dat de rendementsreferentiewaarde voor gescheiden warmteproductie (hierna: Ref Wη ) bijgevolg [α x 89% + (1 - α) x 90%] = 89,17% bedraagt; - bepaling van het (werkelijke) elektrisch en thermisch rendement van de Warmtekrachtinstallatie Overwegende dat het elektrisch rendement van de Warmtekrachtinstallatie (hierna: Eη") 40,25% bedraagt, op basis van constructeurgegevens van de totale Warmtekrachtinstallatie; Pagina 4 van 17

5 Overwegende dat het thermisch rendement van de Warmtekrachtinstallatie (hierna Wη") 47,14% bedraagt, op basis van constructeurgegevens van de totale Warmtekrachtinstallatie; - berekening van de relatieve primaire energiebesparing van de Warmtekrachtinstallatie Overwegende dat de door de Warmtekrachtinstallatie gerealiseerde relatieve besparing op primaire energie ten opzichte van de gescheiden productie van warmte en elektriciteit (hierna BPE), bijgevolg 35,20% bedraagt, volgens onderstaande berekening overeenkomstig bijlage III van het WKK-Besluit: 1 BPE = 1 100% Wη Eη + Ref Wη Ref Eη Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie bijgevolg een relatieve primaire energiebesparing realiseert die groter is dan of gelijk is aan 10% ten opzichte van de gescheiden productie van warmte en elektriciteit, zoals vereist in artikel 7 en bijlage III van het WKK-Besluit voor warmtekrachtinstallaties met een elektrisch nominaal vermogen groter dan 1 MW; c) de Warmtekrachtinstallatie werd voldoende gekeurd Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie een elektrisch nominaal vermogen heeft dat groter is dan 1 MW en dat bijgevolg overeenkomstig artikel 4, 1, 4, van het WKK-Besluit, een keuringsverslag van de Warmtekrachtinstallatie dient te worden overgemaakt aan de VREG dat werd opgesteld door een daartoe geaccrediteerde keuringsinstantie, zoals bedoeld in artikel 1, 2, 11, van het WKK-Besluit, waarin wordt bevestigd dat de metingen die met behulp van de meetapparatuur, bedoeld in artikel 3 van het WKK-Besluit, worden verricht, voldoen aan de in dat artikel gestelde voorwaarden en waarin ook de meterstand, de datum van indienstname en de gebruikte energiebron worden vermeld; Overwegende dat het keuringsverslag van 21 februari 2007 hieraan voldoet; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie bijgevolg voldoet aan de cumulatieve voorwaarden voor toekenning van warmtekrachtcertificaten, zoals vastgelegd in artikel 4, 1 en artikel 7 van het WKK- Besluit; Met betrekking tot de identificatie van de certificaatgerechtigde: Overwegende dat de warmtekrachtcertificaten moeten worden toegekend aan de eigenaar van de warmtekrachtinstallatie of aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen; Overwegende dat de aanvrager in het aanvraagdossier verklaart eigenaar te zijn van Warmtekrachtinstallatie en de VREG niet over indicaties beschikt dat dit niet het geval zou zijn; Overwegende dat de VREG de aanvrager bijgevolg beschouwt als de certificaatgerechtigde en dit tot de melding van een wijziging hiervan; Met betrekking tot de datum van de eerste toekenning van warmtekrachtcertificaten: Overwegende dat de eerste toekenning van warmtekrachtcertificaten, conform artikel 5, 3, laatste lid van het WKK-Besluit, zal gebeuren voor de warmtekrachtbesparing die werd gerealiseerd vanaf de datum van het keuringsverslag, met name vanaf 21 februari 2007; Pagina 5 van 17

6 Met betrekking tot de berekening van het aantal toe te kennen warmtekrachtcertificaten: Overwegende dat het aantal warmtekrachtcertificaten dat zal worden toegekend berekend wordt conform artikels 5, 8, 9 en 10 van het WKK-Besluit; Overwegende dat het aantal warmtekrachtcertificaten dat zal worden toegekend gelijk is aan de primaire energiebesparing, ofwel warmtekrachtbesparing (hierna WKB ), die wordt gerealiseerd door gebruik te maken van een warmtekrachtinstallatie in plaats van een referentiecentrale en een referentieketel die dezelfde hoeveelheid netto-elektriciteit en nuttige warmte zouden opwekken als die warmtekrachtinstallatie; Overwegende dat de door de Warmtekrachtinstallatie geproduceerde warmte nuttig wordt gebruikt en voldoet aan een economisch aantoonbare vraag, namelijk de verwarming van serres waarin snijrozen worden gekweekt, en niet voor de verdere productie van elektriciteit of mechanische energie wordt aangewend, zoals vereist in artikel 10, 3, van het WKK-Besluit; Overwegende dat de interne verbrandingsmotor op aardgas (WKK9 in het aanvraagdossier) wordt gebruikt voor de productie van CO 2, en dat de gemeten hoeveelheid nuttige warmte geproduceerd door de aardgasmotor bijgevolg met 10% verhoogd wordt voor de berekening van de warmtekrachtbesparing, overeenkomstig artikel 10, 4, van het WKK-Besluit; Overwegende dat, overeenkomstig artikel 10, 7, van het WKK-Besluit, het thermisch rendement van de referentieketel (hierna η Q ) gelijk wordt gesteld aan 90% voor warmte die door de Warmtekrachtinstallatie wordt afgestaan in de vorm van heet water; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie aan co-verbranding doet van fossiele energiebronnen, zijnde aardgas en diesel, en een hernieuwbare energiebron, zijnde palmolie; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie aangesloten is op een spanningsnet met een nominale spanning, lager dan of gelijk aan 15 kv en overeenkomstig artikel 10, 8, eerste lid, van het Besluit, het elektrisch rendement van de referentiecentrale voor elektriciteitsproductie op basis van aardgas en diesel bijgevolg gelijk is aan 50%; Overwegende dat, overeenkomstig van artikel 10, 8, tweede lid, van het WKK-Besluit, het elektrisch rendement van de referentiecentrale voor elektriciteitsproductie op basis van palmolie gelijk is aan 42,70% ; Overwegende dat, overeenkomstig artikel 10, 8, derde lid van het WKK-Besluit, het elektrisch rendement van de referentiecentrale voor elektriciteitsproductie (hierna η E ) gelijk wordt gesteld aan het gewogen gemiddelde van bovenstaande referentierendementen, op basis van de verbruikte hoeveelheid palmolie, diesel en aardgas; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie voorzien is van de nodige meetapparatuur om permanent de netto-elektriciteitsproductie, de benutte warmte en het brandstofverbruik te meten en deze meetapparatuur, evenals de meetopstelling en de toegepaste meetprocedures voldoen aan de terzake geldende internationale en nationale normen, zoals in artikel 3 van het WKK-Besluit wordt vereist van warmtekrachtinstallaties met een elektrisch nominaal vermogen groter dan 200 kw; Overwegende dat, in opvolging van artikel 9 1, eerste en tweede lid, van het WKK-Besluit, de meting van de door de Warmtekrachtinstallatie opgewekte elektriciteit gemeten en maandelijks gerapporteerd wordt door de beheerder van het distributienet waarop de Warmtekrachtinstallatie is aangesloten, namelijk IVEG; Overwegende dat, om de netto geproduceerde elektriciteit te berekenen, conform de definitie opgenomen in artikel 1, 1, 10 van het Besluit, de gemeten geproduceerde hoeveelheid elektriciteit Pagina 6 van 17

7 dient te worden verminderd met de gemeten elektriciteitsafname en/of de equivalente elektriciteitsafname van de utiliteitsvoorzieningen die behoren bij de Warmtekrachtinstallatie (hulpdiensten); Overwegende dat het verbruik van de elektrische hulpdiensten van de Warmtekrachtinstallatie apart gemeten wordt, en dat deze in mindering gebracht worden van de gemeten hoeveelheid opgewekte elektriciteit voor de bepaling van de netto-elektriciteitsproductie; Overwegende dat het elektriciteitsverbruik van de voorbehandeling van de in de Warmtekrachtinstallatie verbruikte hoeveelheid palmolie apart gemeten wordt, en dat dit in mindering gebracht wordt van de gemeten hoeveelheid opgewekte elektriciteit voor de bepaling van de nettoelektriciteitsproductie; Overwegende dat, in opvolging van artikel 9 1, eerste en tweede lid, van het WKK-Besluit, de meting van de door de Warmtekrachtinstallatie verbruikte hoeveelheid aardgas gemeten en maandelijks gerapporteerd wordt door de beheerder van het aardgasdistributienet waarop de Warmtekrachtinstallatie is aangesloten, namelijk IVEG; Overwegende dat, in opvolging van artikel 9 1, vierde lid, de andere metingen die vermeld zijn in artikel 3 1 van het WKK-Besluit en die van toepassing zijn op de Warmtekrachtinstallatie, door de certificaatgerechtigde maandelijks gemeten en gerapporteerd worden; Overwegende dat uit de aanvraag blijkt dat de door de Warmtekrachtinstallatie geproduceerde nuttige warmte zo dicht mogelijk bij de plaats van de aanwending wordt gemeten, zoals vereist in artikel 3 van het WKK-Besluit; Overwegende dat er tussen de warmtemeting en de plaats van de aanwending zich een buffervat bevindt voor opslag van heet water, en dat de warmteverliezen in het buffervat niet als nuttige warmte worden beschouwd; Overwegende dat deze warmteverliezen in het buffervat door de aanvrager geschat worden op 2,756 MWh/maand op basis van constructeurgegevens, en dat deze hoeveelheid dus in mindering moet gebracht worden van de gemeten geproduceerde warmte in de vorm van heet water; Met betrekking tot de aanvaardbaarheid van de toe te kennen warmtekrachtcertificaten; Overwegende dat om te voldoen aan de certificatenverplichting, overeenkomstig artikel 14 van het WKK-Besluit, enkel warmtekrachtcertificaten kunnen worden aanvaard die toegekend worden voor de warmtebesparing die gerealiseerd werd door gebruik te maken van een warmtekrachtinstallatie 1 die gelegen is in het Vlaams Gewest, 2 die voldoet aan de voorwaarden voor kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, vastgelegd ter uitvoering van artikel 16 van het Elektriciteitsdecreet, 3 en die voor het eerst in dienst werd genomen of ingrijpend werd gewijzigd na 1 januari 2002; Overwegende dat hierboven reeds werd aangetoond dat in casu voldaan is aan de voorwaarden 1 en 2 ; Overwegende dat bijgevolg nu nog moet worden onderzocht wanneer de Warmtekrachtinstallatie in dienst werd genomen of, in voorkomend geval, ingrijpend werd gewijzigd; Overwegende dat de eerste twee interne verbrandingsmotoren voor het eerst in dienst genomen werden in 1997; Overwegende dat er in de Warmtekrachtinstallatie pas sinds september 2006 palmolie wordt verbrand; Pagina 7 van 17

8 Overwegende dat de 4 interne verbrandingsmotoren die sinds september 2006 aan co-verbranding van palmolie en diesel doen, voorheen enkel diesel verbruikten; Overwegende dat de koppeling met het 15 kv-net werd gerealiseerd in maart 2007, en dat bijgevolg voorheen alle opgewekte elektriciteit ter plaatse werd verbruikt; Overwegende dat in 1999, in 2004 en in 2006 een bijkomende motor in dienst werd genomen; Overwegende dat bijgevolg onderzocht moet worden of deze laatste uitbreiding dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging, zoals bedoeld in artikel 1, 7, c, van het WKK-besluit, met name met name een wijziging die een toename van het elektrisch of mechanisch vermogen van de Warmtekrachtinstallatie met minstens 25% en een toename van de relatieve primaire energiebesparing tot gevolg heeft; Overwegende dat het geïnstalleerd elektrisch vermogen van de Warmtekrachtinstallatie vóór de uitbreiding kw bedroeg; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie op 1 maart 2006 werd uitgebreid met een bijkomende interne verbrandingsmotor met een vermogen van kw, waardoor het totaal geïnstalleerd elektrisch vermogen van de Warmtekrachtinstallatie nu kw bedraagt; Overwegende dat het elektrisch vermogen van de Warmtekrachtinstallatie door deze uitbreiding bijgevolg met meer dan 25% is gestegen; Overwegende dat vervolgens dient te worden nagegaan of de uitbreiding een toename van de relatieve primaire energiebesparing tot gevolg heeft; Overwegende dat de relatieve besparing op primaire energie vóór de uitbreiding wordt bepaald op basis van het elektrisch en thermisch rendement van de oorspronkelijke Warmtekrachtinstallatie, en op basis van de referentierendementen voor de gescheiden productie van elektriciteit en warmte die terug te vinden zijn in bijlage I en II van het Ministerieel Besluit; - bepaling referentierendement voor de gescheiden productie van elektriciteit vóór de uitbreiding Overwegende dat bij de bepaling van het referentierendement voor de gescheiden productie van elektriciteit vóór de wijziging van de Warmtekrachtinstallatie dezelfde waarden gebruikt kunnen worden als hiervoor reeds bepaald in het kader van het onderzoek of de Warmtekrachtinstallatie al of niet kan beschouwd worden als een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie, met uitzondering van de volgende waarden: Overwegende dat de rendementsreferentiewaarde voor gescheiden elektriciteitsproductie op basis van diesel gelijk is aan 40,5%, overeenkomstig Bijlage I van het Ministerieel Besluit voor het gegeven type brandstof, namelijk diesel, en het gegeven constructiejaar van de oorspronkelijke Warmtekrachtinstallatie, namelijk 1997; Overwegende dat de door de Warmtekrachtinstallatie netto geproduceerde elektriciteit vóór de uitbreiding volledig ter plaatse werd verbruikt op een spanning van 400 V; Overwegende dat bijgevolg bij de bepaling van de rendementsreferentiewaarde voor gescheiden elektriciteitsproductie vóór de uitbreiding, op basis van bijlage IV bij het Ministerieel Besluit, rekening dient te worden gehouden met een correctiefactor die gelijk is aan 0,925 voor de netto geproduceerde elektriciteit die op een spanning van 400 V ter plaatse wordt verbruikt; Pagina 8 van 17

9 Overwegende dat op de rendementsreferentiewaarde voor gescheiden elektriciteitsproductie op basis van diesel bijgevolg een correctie voor vermeden netverliezen moet worden toegepast, overeenkomstig artikel 2, 2, van het Ministerieel Besluit; Overwegende dat de correcties voor klimaatomstandigheden enerzijds en vermeden netverliezen anderzijds als volgt worden toegepast, overeenkomstig artikel 2, 3, van het Ministerieel Besluit: Ref Eη_voor = (40,5% + 0,5 %) x N In deze uitdrukking is: Ref Eη_voor N het gecorrigeerde referentierendement voor de gescheiden opwekking van elektriciteit; correctiefactor voor de vermeden netverliezen voor de elektriciteit die op een spanning van 400 V ter plaatse wordt verbruikt, gelijk aan 0,925 volgens bijlage IV van het Ministerieel Besluit; Overwegende dat de gecorrigeerde rendementsreferentiewaarde voor gescheiden elektriciteitsproductie voor de ingrijpende wijziging (hierna: Ref Eη_voor ) bijgevolg 37,93% bedraagt; - bepaling referentierendement voor de gescheiden productie van warmte vóór de uitbreiding Overwegende dat de rendementsreferentiewaarde voor gescheiden warmteproductie in de vorm van warm water en op basis van diesel (hierna: Ref Wη_voor ) 89% bedraagt, overeenkomstig bijlage II van het Ministerieel Besluit; - bepaling werkelijk elektrisch en thermisch rendement vóór de uitbreiding Overwegende dat het werkelijk elektrisch rendement van de Warmtekrachtinstallatie voor de uitbreiding wordt bepaald op basis van meetgegevens zoals geregistreerd door de aanvrager in 2005 voor wat betreft het aantal draaiuren, het brandstofverbruik en de elektriciteitsproductie; Overwegende dat het elektrisch rendement van de Warmtekrachtinstallatie vóór de uitbreiding (hierna: Eη_voor") 39,47% bedraagt, op basis van de gerapporteerde meetgegevens van 1 januari tot 31 december 2005, te weten een periode van 365 opeenvolgende dagen die eindigt in de maand van ingrijpende wijziging; Overwegende dat de warmteproductie voorheen niet gemeten werd en meetgegevens van een periode van 365 opeenvolgende dagen die eindigt in de maand van ingrijpende wijziging dus niet beschikbaar zijn; Overwegende dat het thermisch rendement bijgevolg enkel kan worden berekend op basis van steekproefsgewijze metingen in februari 2007 voor wat betreft de warmteproductie; Overwegende dat het thermisch rendement van de Warmtekrachtinstallatie voor de aanmaak van warm water vóór de uitbreiding (hierna Wη_voor") bijgevolg geschat wordt op 39,43%, op basis van berekeningen gebaseerd op steekproefsgewijze metingen in februari 2007; - relatieve primaire energiebesparing vóór de uitbreiding Overwegende dat de door de Warmtekrachtinstallatie gerealiseerde relatieve besparing op primaire energie ten opzichte van de gescheiden productie van warmte en elektriciteit voor de ingrijpende wijziging (hierna BPE_voor), bijgevolg 32,6% bedraagt, volgens onderstaande berekening overeenkomstig bijlage III van het WKK-Besluit: Pagina 9 van 17

10 1 BPE _voor = 1 100% Eη _voor Wη _voor + refeη _voor refwη _voor - relatieve primaire energiebesparing ná de uitbreiding Overwegende dat hiervoor reeds werd aangetoond dat de gerealiseerde relatieve besparing op primaire energie ten opzichte van de gescheiden productie van warmte en elektriciteit na de uitbreiding 35,20% bedroeg, namelijk in het kader van het onderzoek of de Warmtekrachtinstallatie al of niet kan beschouwd worden als een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie; Overwegende dat de relatieve besparing op primaire energie bijgevolg gestegen is als gevolg van de uitbreiding; Overwegende dat de uitbreiding van de Warmtekrachtinstallatie dus kan beschouwd worden als een ingrijpende wijziging, zoals gedefinieerd in artikel 1, 2, 7, c, van het WKK-Besluit; Overwegende dat, in opvolging van artikel 1, 2, 6 van het WKK-Besluit, de datum van indienstname van de Warmtekrachtinstallatie bijgevolg gelijk wordt gesteld aan de datum van de ingrijpende wijziging, namelijk 1 maart 2006; Overwegende dat, conform artikel 14 van het WKK-Besluit, de warmtekrachtcertificaten die worden uitgereikt voor de door de Warmtekrachtinstallatie gerealiseerde warmtekrachtbesparing in de productiemaanden die ten hoogste 4 jaar na de ingrijpende wijziging van de Warmtekrachtinstallatie vallen, bijgevolg allen aanvaardbaar zijn voor de certificatenverplichting bedoeld in artikel 11 van het WKK-Besluit; Overwegende dat, conform artikel 14 van het WKK-Besluit, X% van de warmtekrachtcertificaten die worden uitgereikt voor de door de Warmtekrachtinstallatie gerealiseerde warmtekrachtbesparing in de productiemaanden die meer dan 4 jaar na de indienstneming of ingrijpende wijziging van de Warmtekrachtinstallatie vallen, aanvaardbaar zijn voor de certificatenverplichting bedoeld in artikel 11 van het WKK-Besluit, en dat (100-X)% van deze warmtekrachtcertificaten niet aanvaardbaar zijn voor de certificatenverplichting, waarbij X berekend wordt zoals in artikel 3 van deze beslissing; Met betrekking tot de bruikbaarheid van de warmtekrachtcertificaten als garantie van oorsprong; Overwegende dat de VREG, overeenkomstig artikel 12, 2, 10 van het Besluit, per warmtekrachtcertificaat de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling die het warmtekrachtcertificaat vertegenwoordigt, moet melden; Overwegende dat deze hoeveelheid geproduceerde elektriciteit dient te worden berekend overeenkomstig de principes opgenomen in bijlage II van het Besluit; Overwegende dat het totaal rendement van de Warmtekrachtinstallatie op jaarbasis groter is dan 75% en dat de elektriciteitsproductie uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling (hierna E WKK ) dus gelijk wordt gesteld aan de totale elektriciteitsproductie van de eenheid, overeenkomstig Bijlage II van het WKK- Besluit; Overwegende dat bijgevolg het aantal warmtekrachtcertificaten dat voor een bepaalde productiemaand moet worden uitgereikt en die elk 1 MWh elektriciteit uit kwalitatieve Pagina 10 van 17

11 warmtekrachtkoppeling vertegenwoordigen, geregistreerd op de vermelding zoals bedoeld in artikel 12, 2, 10 van het WKK-Besluit, gelijk is aan de totale netto-elektriciteitsproductie van de Warmtekrachtinstallatie E WKK in diezelfde productiemaand, uitgedrukt in MWh; Overwegende dat echter voor de door de Warmtekrachtinstallatie geproduceerde elektriciteit deels reeds groenestroomcertificaten worden toegekend, overeenkomstig BESL van de VREG van 22 december 2006, met name voor wat betreft de elektriciteit opgewekt uit palmolie; Overwegende dat, overeenkomstig artikel 12, 7, tweede lid, een aantal van de aan de Warmtekrachtinstallatie toegekende warmtekrachtcertificaten de vermelding niet van toepassing krijgen, met name bij het aantal warmtekrachtcertificaten dat overeenkomt met het aantal groenestroomcertificaten dat werd toegekend voor de door de installatie geïnjecteerde elektriciteit; Overwegende dat deze hoeveelheid elektriciteit waarvoor ook groenestroomcertificaten worden uitgereikt gelijk is aan E GSC, zoals bedoeld in artikel 2 van BESL van de VREG van 22 december 2006 met betrekking tot de goedkeuring van de aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten voor de productie-installatie Wimceco palmolie, bestaande uit 4 motoren met een totaal elektrisch vermogen van 1930 kw, gelegen te Mussenhoevelaan 160, 2530 Boechout; Overwegende dat bijgevolg het aantal warmtekrachtcertificaten dat overeenkomstig artikel 12, 6, van het WKK-Besluit bij de creatie ervan de vermelding nog niet gebruikt dient te krijgen (hierna E WKK,GvO ), bijgevolg gelijk is aan de hoeveelheid elektriciteit die door de Warmtekrachtinstallatie in het net wordt geïnjecteerd (E inj ), verminderd met het aantal certificaten dat overeenstemt met de hoeveelheid elektriciteit waarvoor ook groenestroomcertificaten worden uitgereikt met de vermelding nog niet gebruikt (E GvO ); Overwegende dat, overeenkomstig artikel 12, 7, eerste lid, van het WKK-Besluit, het aantal warmtekrachtcertificaten dat overeenstemt met de hoeveelheid elektriciteit die op de site van de Warmtekrachtinstallatie wordt verbruikt of op een directe lijn wordt geïnjecteerd en waarvoor geen groenestroomcertificaten worden uitgereikt, de vermelding ter plaatse gebruikt dient te krijgen; Met betrekking tot de mogelijke toekenning van warmtekrachtcertificaten die enkel bruikbaar zijn als garantie van oorsprong; Overwegende dat, indien de door de Warmtekrachtinstallatie geproduceerde elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling E WKK in een productiemaand groter is dan de door de Warmtekrachtinstallatie gerealiseerde warmtekrachtbesparing WKB in dezelfde productiemaand, het aantal toe te kennen warmtekrachtcertificaten voor deze productiemaand moet verhoogd worden tot het bedrag van de door de Warmtekrachtinstallatie geproduceerde elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling, met name E WKK, zodat op deze manier de volledige elektriciteitsproductie uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling vertegenwoordigd wordt door warmtekrachtcertificaten met de vermelding ter plaatse gebruikt of nog niet gebruikt of niet van toepassing ; Overwegende dat in dat geval het extra aantal toegekende warmtekrachtcertificaten, gelijk aan (E WKK WKB), geen warmtekrachtbesparing vertegenwoordigen, en bijgevolg niet aanvaardbaar zijn voor de certificatenverplichting, overeenkomstig artikel 14 van het Besluit; Met betrekking tot de mogelijke toekenning van warmtekrachtcertificaten die enkel bruikbaar zijn in het kader van de certificatenverplichting: Overwegende dat, indien anderzijds de door de Warmtekrachtinstallatie geproduceerde elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling E WKK in een productiemaand kleiner is dan de door de Warmtekrachtinstallatie gerealiseerde warmtekrachtbesparing WKB in dezelfde productiemaand, slechts een aantal warmtekrachtcertificaten, namelijk gelijk aan E WKK, de vermelding ter plaatse gebruikt of nog niet gebruikt mogen krijgen, zodat op deze manier de volledige Pagina 11 van 17

12 elektriciteitsproductie uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling vertegenwoordigd wordt door warmtekrachtcertificaten met de vermelding ter plaatse gebruikt of nog niet gebruikt of niet van toepassing ; Overwegende dat in dat geval het resterend aantal toegekende warmtekrachtcertificaten, gelijk aan WKB E WKK, geen elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling vertegenwoordigt, en dat het bijgevolg aangewezen is om deze certificaten bij hun uitreiking de vermelding, zoals bedoeld in artikel 12, 2, 15, niet van toepassing te geven; Overwegende dat de aanvraag en de Warmtekrachtinstallatie bijgevolg voldoen aan de terzake van toepassing zijnde decretale en reglementaire voorwaarden tot toekenning van warmtekrachtcertificaten; Beslist: Artikel 1. De warmtekrachtinstallatie bestaande uit 5 interne verbrandingsmotoren met een elektrisch vermogen van 3289 kw, gelegen te Mussenhoevelaan 160, 2530 Boechout (hierna de Warmtekrachtinstallatie genoemd), voldoet aan de voorwaarden voor de toekenning van warmtekrachtcertificaten, bedoeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 7 juli 2006 ter bevordering van de elektriciteitsopwekking in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties. Artikel 2. Het aantal warmtekrachtcertificaten dat in een bepaalde maand door de VREG zal worden toegekend voor de warmtekrachtbesparing gerealiseerd door de Warmtekrachtinstallatie,(WKB), wordt berekend volgens volgende formule: WKB = E η netto E Q + η netto Q F Hierin is: E netto = (E netto-wkk1 + E netto-wkk2 + E netto-wkk3 + E netto-wkk4 + E netto-wkk9 ) E VB PPO E HD PPO/diesel E HD gas met E netto-wkk1 de netto hoeveelheid elektriciteit geproduceerd door de interne verbrandingsmotor WKK1, uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Socomec Diris A20 met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door IVEG aan de VREG worden overgemaakt; E netto-wkk2 de netto hoeveelheid elektriciteit geproduceerd door de interne verbrandingsmotor WKK2, uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Socomec Diris A20 met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door IVEG aan de VREG worden overgemaakt; E netto-wkk3 de netto hoeveelheid elektriciteit geproduceerd door de interne verbrandingsmotor WKK3, uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Socomec Diris A20 met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door IVEG aan de VREG worden overgemaakt; E netto-wkk4 de netto hoeveelheid elektriciteit geproduceerd door de interne verbrandingsmotor WKK4, uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Socomec Diris A20 met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door IVEG aan de VREG worden overgemaakt; Pagina 12 van 17

13 E netto-wkk9 de netto hoeveelheid elektriciteit geproduceerd door de interne verbrandingsmotor WKK9, uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Socomec Diris A20 met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door IVEG aan de VREG worden overgemaakt; E VB PPO de hoeveelheid elektrische energie nodig om de palmolie voor elektriciteitsopwekking geschikt te maken, uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Socomec Diris A20 met serienummer , zoals maandelijks door de certificaatgerechtigde aan de VREG gerapporteerd; E HD PPO/diesel de hoeveelheid elektriciteit die wordt verbruikt door de hulpdiensten van de 4 interne verbrandingsmotoren die op palmolie en diesel draaien, uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Socomec Diris A20 met serienummer , zoals maandelijks door de certificaatgerechtigde aan de VREG gerapporteerd; E HD gas de hoeveelheid elektriciteit die wordt verbruikt door de hulpdiensten van de interne verbrandingsmotor die op aardgas draait, uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Socomec Diris A20 met serienummer , zoals maandelijks door de certificaatgerechtigde aan de VREG gerapporteerd; Q netto = Q PPO + Q gas Q buffer met Q PPO = Q PPO-ht + Q PPO-lt Q VB-PPO Q PPO-ht Q PPO-lt de netto hoeveelheid hoogwaardige warmte geproduceerd door de 4 interne verbrandingsmotoren op palmolie/diesel (WKK1 t.e.m. WKK4), uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Aqua Metro Calec Light met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door de certificaatgerechtigde aan de VREG worden overgemaakt; de netto hoeveelheid laagwaardige warmte geproduceerd door de 4 interne verbrandingsmotoren op palmolie/diesel (WKK1 t.e.m. WKK4), uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Aqua Metro Calec Light met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door de certificaatgerechtigde aan de VREG worden overgemaakt; Q VB-PPO de hoeveelheid thermische energie nodig om de palmolie voor elektriciteitsopwekking geschikt te maken, uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Aqua Metro Calec Light met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door de certificaatgerechtigde aan de VREG worden overgemaakt; Q gas = (Q gas-ht + Q gas-lt ) x 1,1 Q gas-ht Q gas-lt de netto hoeveelheid hoogwaardige warmte geproduceerd door de interne verbrandingsmotor op aardgas (WKK9), uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Aqua Metro Calec Light met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door de certificaatgerechtigde aan de VREG worden overgemaakt; de netto hoeveelheid laagwaardige warmte geproduceerd door de interne verbrandingsmotor op aardgas (WKK9), uitgedrukt in MWh en gemeten door de Pagina 13 van 17

14 meter Aqua Metro Calec Light met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door de certificaatgerechtigde aan de VREG worden overgemaakt; Q buffer de warmteverliezen van de buffertank, vastgelegd op 2,756 MWh/maand; F = F PPO + F diesel + F gas met F PPO = M PPO x C PPO x ρ PPO M PPO C PPO ρ PPO de door de Warmtekrachtinstallatie hoeveelheid verbruikte palmolie, uitgedrukt in liter en gemeten door de meter Aqua Metro ARD20 met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door de certificaatgerechtigde aan de VREG worden overgemaakt; de onderste verbrandingswaarde van de verstookte palmolie, op basis van de gegevens van de palmolieleverancier vastgelegd op 10,3 kwh/kg; de soortelijke massa van de verstookte palmolie, op basis van de gegevens die door de palmolieleverancier worden geleverd, namelijk 0,892 kg/l; F diesel = M diesel x C diesel M diesel C diesel F gas de door de Warmtekrachtinstallatie hoeveelheid verbruikte diesel (gasolie), uitgedrukt in liter en gemeten door de meter Aqua Metro VZO 15 RC met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door de certificaatgerechtigde aan de VREG worden overgemaakt; de onderste verbrandingswaarde van de in de productie-installatie verstookte diesel, uitgedrukt in MWh per liter, bepaald op 0, MWh/liter; de door de Warmtekrachtinstallatie hoeveelheid verbruikt aardgas, uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Elster Actaris QA Corus PTZ met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door IVEG aan de VREG worden overgemaakt; η E het elektrisch referentierendement, bepaald als het gewogen gemiddelde van de elektrische referentierendementen voor productie op basis van palmolie, zijnde 42,70%, en diesel en aardgas, zijnde 50%, op basis van volgende formule: η E ( F = PPO * 42,70%) + (( F F PPO + F diesel diesel + F + F gas gas ) *50%) η Q het thermisch referentierendement, gelijk aan 90%. Artikel 3. De toegekende warmtekrachtcertificaten, zoals berekend in artikel 2 van deze beslissing, zijn aanvaardbaar voor de certificatenverplichting bedoeld in artikel 11 van het WKK-Besluit. Pagina 14 van 17

15 Vanaf de maand maart 2010 wordt er voor X% van de in artikel 2 berekende warmtekrachtbesparing certificaten toegekend die aanvaardbaar zijn voor de certificatenverplichting, en voor (100-X)% van deze warmtekrachtbesparing certificaten die niet aanvaardbaar zijn voor de certificatenverplichting. X wordt hierbij berekend als volgt: X = 100 ( BPE 0,2 ( T 48 )) jaar BPE In deze uitdrukking is: jaar T BPE jaar de periode tussen de datum van indienstneming en de productiemaand, vermeld op het warmtekrachtcertificaat, uitgedrukt in maanden de actuele relatieve besparing op primaire energie, bepaald na de meest recente controle, uitgedrukt in procenteenheden en berekend aan de hand van de volgende formule: BPE jaar = 1 Wη jaar Ref Wη In deze uitdrukking is: jaar 1 Eη jaar + Ref Eη jaar 100% Wη jaar Eη jaar het thermisch jaarrendement van de warmtekrachtinstallatie, berekend als Q netto /F, waarbij Q netto en F bepaald worden aan de hand van de meetapparatuur en berekeningsmethodes opgenomen in Artikel 2, en op basis van de meetgegevens over een periode van 365 opeenvolgende dagen voorafgaand aan de maand waarin een controle wordt uitgevoerd; het elektrisch jaarrendement van de warmtekrachtinstallatie, berekend als E netto /F, waarbij E netto en F bepaald worden aan de hand van de meetapparatuur en berekeningsmethodes opgenomen in Artikel 2, en op basis van de meetgegevens over een periode van 365 opeenvolgende dagen voorafgaand aan de maand waarin een controle wordt uitgevoerd; Ref Eη jaar het elektrisch referentierendement voor de gescheiden opwekking van elektriciteit, bepaald op basis van volgende formule: Ref Eη jaar = (α jaar x 40,5%) + ((1 α jaar ) x 50,4%) + Delta_T x 0,1] x [(γ jaar x N 1 ) + ((1 γ jaar ) x N 2 )] In deze uitdrukking is: α jaar de onderste verbrandingswaarde van de verbruikte hoeveelheid palmolie en diesel ten opzichte van de onderste verbrandingswaarde van het totale brandstofverbruik op jaarbasis, berekend als (F PPO + F diesel ) / F, waarbij F PPO, F diesel en F bepaald worden aan de hand van de meetapparatuur en berekeningsmethodes opgenomen in artikel 2, en op basis van de meetgegevens over een periode van 365 opeenvolgende dagen Pagina 15 van 17

16 voorafgaand aan de maand waarin een controle wordt uitgevoerd; Delta_T het geheel aantal graden dat de gemiddelde jaartemperatuur onder 15 C bedraagt, gelijk aan 5; γ jaar N 1 N 2 het aandeel van de geproduceerde elektriciteit dat wordt geïnjecteerd in het distributienet op een spanning van 15 kv, berekend als E inj / E netto waarin E netto wordt bepaald aan de hand van de meetapparatuur en berekeningsmethodes opgenomen in artikel 2, en E inj wordt bepaald aan de hand van de meetapparatuur en berekeningsmethodes opgenomen in BESL van 22 december 2006, alledrie op basis van de meetgegevens over een periode van 365 opeenvolgende dagen voorafgaand aan de maand waarin een controle wordt uitgevoerd; correctiefactor voor de vermeden netverliezen voor de elektriciteit die op 15 kv in het distributienet wordt geïnjecteerd, gelijk aan 0,945 volgens bijlage IV van het Ministerieel Besluit; correctiefactor voor de vermeden netverliezen voor de elektriciteit die op een spanning van 400 V ter plaatse wordt verbruikt, gelijk aan 0,925 volgens bijlage IV van het Ministerieel Besluit; Ref Wη jaar het thermisch referentierendement voor de gescheiden opwekking van warmte, bepaald op basis van volgende formule: Ref Wη jaar = [α jaar x 89% + (1 - α jaar ) x 90%] met α jaar zoals hierboven bepaald. Artikel 4. De hoeveelheid elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling E WKK, wordt berekend als volgt: E WKK = E netto In deze uitdrukking wordt E netto verklaard zoals in artikel 2 van deze beslissing. Het aantal toe te kennen warmtekrachtcertificaten, dat bij toekenning de vermelding, zoals bedoeld in artikel 12, 2, 15 van het WKK-besluit, niet van toepassing krijgt, wordt bepaald door E WKK,nvt volgens volgende formule: E WKK,nvt = E GSC In deze uitdrukking wordt E GSC verklaard zoals in artikel 3 van BESL van de VREG van 22 december 2006 met betrekking tot de goedkeuring van de aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten voor de productie-installatie Wimceco palmolie, bestaande uit 4 motoren met een totaal elektrisch vermogen van 1930 kw, gelegen te Mussenhoevelaan 160, 2530 Boechout. Het aantal toe te kennen warmtekrachtcertificaten, dat bij toekenning de vermelding, zoals bedoeld in Artikel 12, 2, 15 van het WKK-besluit nog niet gebruikt krijgt,, wordt bepaald door E WKK,GvO volgens volgende formule: E WKK,GvO = E inj E GvO Pagina 16 van 17

17 In deze uitdrukking worden E inj en E GvO verklaard zoals in BESL van 22 december Het aantal toe te kennen warmtekrachtcertificaten, dat bij toekenning de vermelding, zoals bedoeld in artikel 12, 2, 15 van het WKK-besluit ter plaatse gebruikt krijgt, wordt bepaald als het verschil tussen E WKK enerzijds, en E GSC en E WKK,GvO anderzijds. Indien WKB, zoals berekend in artikel 2 van deze beslissing, groter is dan E WKK zoals berekend in dit artikel, krijgt het aantal warmtekrachtcertificaten, berekend als het verschil tussen WKB en E WKK, bij toekenning de vermelding, zoals bedoeld in Artikel 12, 2, 15, van het WKK-Besluit, niet van toepassing ; Indien WKB, zoals berekend in artikel 2 van deze beslissing, kleiner is dan E WKK zoals berekend in dit artikel, wordt het aantal toe te kennen warmtekrachtcertificaten, zoals berekend in artikel 2 van deze beslissing, verhoogd tot E WKK. De extra (E WKK - WKB) toegekende certificaten zijn niet aanvaardbaar voor de certificatenverplichting zoals bedoeld in artikel 11 van het WKK-Besluit. Artikel 5. De eerste toekenning van warmtekrachtcertificaten zal gebeuren op basis van de warmtekrachtbesparing die wordt gerealiseerd vanaf 21 februari Voor de VREG Brussel, 14 augustus 2007, André Pictoel Gedelegeerd Bestuurder Pagina 17 van 17