Hoge Raad 3 december 2004 nr. C03/220HR mrs. Neleman, Fleers, Aaftink, Beukenhorst, Van Buchem-Spapens concl. A-G Timmerman

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoge Raad 3 december 2004 nr. C03/220HR mrs. Neleman, Fleers, Aaftink, Beukenhorst, Van Buchem-Spapens concl. A-G Timmerman"

Transcriptie

1 Volledig arrest Van Ree/Damco Van Ree/Damco, HR 3 december 2004, JAR 2005/30 (C03/220HR) JAR 2005/30 Hoge Raad 3 december 2004 nr. C03/220HR mrs. Neleman, Fleers, Aaftink, Beukenhorst, Van Buchem-Spapens concl. A-G Timmerman [BW art. 7:681] [Essentie] Kennelijk onredelijk ontslag. Arbeidsongeschikte werknemer. Bepaling hoogte ontslagvergoeding; alle omstandigheden van het geval relevant. Een arbeidsongeschikte werknemer stelt een vordering in wegens kennelijk onredelijk ontslag. Hij voert aan dat hij door zijn werk arbeidsongeschikt is geworden en dat werkgever onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht. Hij wijst verder op zijn leeftijd en langdurig dienstverband. Aansluitend bij de kantonrechtersformule (correctiefactor 1,5) vordert hij bijna ƒ ,=. De kantonrechter wijst een vergoeding van ƒ ,= toe. In hoger beroep bekrachtigt de rechtbank dit oordeel. Voor een hogere vergoeding is volgens de rechtbank onvoldoende dat de werkomstandigheden bij werkgever zwaar waren, of dat werknemer als gevolg van zijn werk arbeidsongeschikt is geworden. Voor toewijzing van een hoger bedrag op die gronden is volgens de rechtbank - los van eventuele andere voorwaarden - vereist dat de werkomstandigheden bovenmatig zwaar waren of niet aan redelijke eisen voldeden en dat de arbeidsongeschiktheid van werknemer daaraan kan worden toegerekend (rov. 5.15). De Hoge Raad overweegt het volgende. Aldus oordelende heeft de rechtbank miskend dat de rechter ook bij de beantwoording van de vraag welke vergoeding in geval van kennelijk onredelijk ontslag Volledig arrest - Van Ree/Damco 1

2 billijk is te achten alle omstandigheden van het geval ten tijde van het ontslag in onderlinge samenhang in aanmerking dient te nemen. Met deze regel is onverenigbaar aan te nemen dat de zwaarte van de werkomstandigheden of het feit dat de werknemer als gevolg van zijn werk arbeidsongeschikt is geworden in een geval als het onderhavige alleen dan tot een hogere vergoeding dan ƒ ,= kan leiden indien die omstandigheden bovenmatig zwaar waren of niet aan redelijke eisen voldeden en de arbeidsongeschiktheid daaraan kan worden toegerekend, zoals de rechtbank heeft gedaan. [Tekst] Frans van Ree te Rotterdam, eiser tot cassatie, advocaat: mr. E. van Staden ten Brink, tegen: Damco Bakkerijgrondstoffen BV te Vlaardingen, verweerster in cassatie, advocaat: mr. R.A.A. Duk. Rechtbank Rotterdam, 19 maart 2003 (...; red.) 5. De beoordeling van het beroep 5.1. Het principaal hoger beroep is tijdig ingesteld, terwijl het incidenteel hoger beroep op de bij de wet voorgeschreven wijze is ingesteld, zodat partijen in zoverre ontvankelijk zijn Geen grieven zijn gericht tegen het vonnisvan de kantonrechter van 21 augustus In zoverre zal Van Ree niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep. Daarmee staan de in dat vonnis vastgestelde feiten, ook in hoger beroep vast De rechtbank overweegt over het geschil in hoger beroep als volgt. De maatstaf 5.4. Artikel 7:681, lid 2, aanhef en onder b, BW bepaalt dat beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever onder andere kennelijk onredelijk geacht kan worden, wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor die werknemer bestaande mogelijkheden 2 Praktisch Arbeidsrecht

3 om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de beëindiging voor die werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging. Bij de toepassing van deze bepaling dienen alle omstandigheden van het geval ten tijde van het ontslag in aanmerking te worden genomen. 2010, Noordhoff Uitgevers bv De toepassing en uitwerking van die maatstaf voor een geval als het onderhavige: ontslag van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer 5.5. Van Ree grondt zijn conclusie dat er sprake is van kennelijk onredelijk ontslag - samengevat - op het volgende: a. door de omstandigheden waaronder hij zijn werk bij Damco heeft moeten doen is Van Ree arbeidsongeschikt geworden; b. door toedoen van Damco is het niet tot een werkhervatting van Van Ree bij Damco kunnen komen; c. door de houding van Damco tijdens zijn arbeidsongeschiktheid is Van Ree verder nadeel berokkend; d. de eerdere lange staat van dienst van Van Ree bij Damco; de leeftijd van Van Ree; de omstandigheid dat Van Ree ten tijde van zijn ontslag 31 maanden van de VUT-leeftijd verwijderd was; de gestelde omstandigheid dat Van Ree niet eerder gedurende lange perioden arbeidsongeschikt is geweest; een door Van Ree ondervonden inkomensverlies van tenminste 650,= per maand Vast staat dat Van Ree voorafgaande aan zijn ontslag volledig arbeidsongeschikt was voor zijn eigen functie. Ondanks hetgeen Van Ree blijkens 4 sub 4 heeft aangevoerd is er geen reden om te oordelen dat ten tijde van het ontslag van Van Ree te verwachten was dat hij binnen 26 weken weer zodanig hersteld zou zijn dat hij zijn eigen functie zou kunnen uitoefenen Met zijn grieven (zie ook onder 5.5 sub b) heeft Van Ree onder meer aangevoerd dat het aan Damco is te verwijten of toe te rekenen dat het niet tot zijn reïntegratie/werkhervatting bij Damco is gekomen. De rechtbank acht die stelling ongegrond, zulks op grond van de volgende overwegingen. - Uit de bij memorie van antwoord in het geding gebrachte stukken blijkt dat de betrokken Arbo-dienst reïntegratie van Van Ree in principe niet haalbaar achtte. De beslissing van het GAK om aan Van Ree een (gedeeltelijke) WAO-uitkering toe te kennen zal mede Volledig arrest - Van Ree/Damco 3

4 gebaseerd zijn op het oordeel dat reïntegratie van Van Ree niet tot de reële mogelijkheden behoorde. Gesteld noch gebleken is dat Van Ree die beslissing van het GAK in de daarvoor aangegeven rechtsgang heeft aangevochten. - Gelet op het voorafgaande had Van Ree deugdelijk gemotiveerd dienen aan te geven waarom de oordelen van de Arbo-dienst en het GAK in dezen onjuist waren. Aan deze stelplicht heeft Van Ree niet voldaan. - Damco heeft deugdelijk onderbouwd aangevoerd dat zij geen voor Van Ree passende functies beschikbaar had. Van Ree heeft dat niet gemotiveerd weersproken Het gaat derhalve om ontslag van een langdurig (langer dan twee jaar) arbeidsongeschikte werknemer, die voor het eigen werk ongeschikt is verklaard, en voor wie de werkgever geen passende vervangende functie heeft. Alvorens de door Van Ree gestelde grondslag van zijn vordering nader te beoordelen zal de rechtbank bespreken om welke belangen het in een dergelijk geval gaat Het belang van de werkgever bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:681, lid 2, aanhef en onder b, BW is in een dergelijk geval in zoverre beperkt dat hij bij handhaving van de arbeidsovereenkomst in beginsel niet verplicht is om aan de langdurig arbeidsongeschikte werknemer loon te betalen. Zulks op grond van het bepaalde bij de artikelen 7:628 BW (geen arbeid geen loon) en het alsdan uitgewerkt zijn van het bepaalde in artikel 7:629 BW (doorbetaling bij ziekte gedurende een jaar). In dit geval is gesteld noch gebleken dat in uitzondering op het voorafgaande wel als voorheen een verplichting tot betaling van loon (blijvende suppletie van de WAO-uitkering) zou hebben bestaan als de arbeidsovereenkomst niet beëindigd zou zijn. De werkgever heeft desondanks wel belang bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, met name omdat indien de werknemer herstelt of zich nieuwe reïntegratiemogelijkheden aandienen ingeval de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd, hij de werknemer in beginsel weer in zijn organisatie moet opnemen, en bij het einde van de arbeidsongeschiktheid weer loon moet gaan betalen. De grootte van dit belang is afhankelijk van de kans dat de betrokken werknemer zich in de vereiste mate zal herstellen. Er is in hetgeen is gesteld of gebleken geen reden te vinden om deze kans in het onderhavige geval groot te achten. 4 Praktisch Arbeidsrecht

5 De gevolgen voor die werknemer van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de zin van meergenoemd artikel 7:681, lid 2, aanhef en onder b, BW zijn in dienovereenkomstige zin beperkt. Wat ruw samengevat kan worden gezegd dat niet de beëindiging van de arbeidsovereenkomst nadelige gevolgen voor de blijvend arbeidsongeschikte werknemer teweeg brengt, doch dat die nadelige gevolgen uit de arbeidsongeschiktheid voortvloeien Een redelijke toepassing van artikel 7:681 BW kan ondanks het voorafgaande met zich meebrengen dat de werkgever gehouden is om bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst met een blijvend arbeidsongeschikte werknemer aan die werknemer een vergoeding toe te kennen. Van een dergelijke gehoudenheid kan in omstandigheden reeds sprake zijn indien de betrokken werknemer ongeschikt is geworden nadat hij zijn werk lang heeft gedaan en een (nadere) oorzakelijke relatie tussen dat werk en de arbeidsongeschiktheid ontbreekt (HR 25 juni 1999, NJ 1999/601). De rechtbank acht in een dergelijk geval evenwel een grote mate van terughoudendheid op zijn plaats, ook indien het gaat om een oudere werknemer met een langdurig dienstverband. Er is meer reden om een vergoedingsplicht aan te nemen, indien de werkgever is te verwijten of rechtens is toe te rekenen dat de werknemer arbeidsongeschikt is geworden, en die werkgever zodoende indirect is te verwijten of toe te rekenen dat een situatie is ontstaan waarin beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de rede is komen te liggen De belangenafweging van 681, lid 2, onder b, BW zal dan in die zin moeten worden uitgevoerd dat de voor de werknemer getroffen voorzieningen voor de gevolgen van arbeidsongeschiktheid, en de nadelige - materiële en immateriële - gevolgen voor de werknemer van die arbeidsongeschiktheid moeten worden meegewogen Bij dit alles is er op de aangegeven gronden geen reden om als uitgangspunt voor een eventuele vergoeding de zogenoemde kantonrechtersformule te nemen. 2010, Noordhoff Uitgevers bv De omstandigheden van dit geval Een factor die tegen het toekennen van een vergoeding gewicht in de schaal legt vormt de omstandigheid dat gedurende de Volledig arrest - Van Ree/Damco 5

6 eerste twee jaar van de arbeidsongeschiktheid van Van Ree door Damco het volledige loon is doorbetaald. Verder is van betekenis dat Van Ree aanspraak heeft op een WAO-uitkering, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 35-45%, alsmede een gedeeltelijke WW-uitkering In de onderhavige zaak gaat het verder om de onder 4 en 5.5 kort weergegeven stellingen. Ad 5.5 sub a/ad 4 sub 3 e.a Voor toewijzing van de vordering van Van Ree op deze gronden is onvoldoende dat de werkomstandigheden bij Damco zwaar waren, of dat Van Ree als gevolg van zijn werk - inclusief de omstandigheden waaronder dit werd verricht - arbeidsongeschikt is geworden. Voor toewijzing van de vordering op die gronden is - los van eventuele andere voorwaarden waaraan moet zijn voldaan - vereist dat de werkomstandigheden voor Van Ree bij Damco bovenmatig zwaar waren of niet aan redelijke eisen voldeden en de arbeidsongeschiktheid van Van Ree daaraan kan worden toegerekend De hiervoor onder 4 sub 3 e.a. weergegeven stellingen impliceren evenwel niet dat de werkomstandigheden bovenmatig zwaar waren of niet aan redelijke eisen voldeden. Ad 5.5 sub b/ad 4 sub 1, Mede op grond van hetgeen reeds onder 5.7 werd overwogen is dit verwijt in zoverre ongegrond dat het geen reden kan vormen voor toewijzing van de vordering van Van Ree. Ad 5.5 sub c en d/ad 4 sub 1, tweede deel; 6; en Met inachtneming van hetgeen hiervoor in algemene zin omtrent de onderhavige belangenafweging is overwogen, en op grond van hetgeen ad 5.5 sub a en b is overwogen, acht de rechtbank deze omstandigheden eveneens van onvoldoende gewicht om de vordering van Van Ree tot een hoger bedrag toe te wijzen dan de kantonrechter heeft gedaan Hetgeen Damco aan het incidenteel hoger beroep ten grondslag heeft gelegd vormt geen reden om de door de 6 Praktisch Arbeidsrecht

7 kantonrechter toegekende vergoeding, gelet op alle omstandigheden van het geval, bovenmatig te achten. Slotsom Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen - ook alles tezamen overziende - is er geen reden om anders te beslissen dan de kantonrechter heeft gedaan. Dat leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd Aangezien Van Ree in hoger beroep in overwegende mate het ongelijk aan zijn zijde heeft zal hij in de desbetreffende, doch gemitigeerde, proceskosten worden veroordeeld. (...; red.) Conclusie Advocaat-Generaal, (mr. Timmerman) 1. Feiten en procesverloop 1.1. In cassatie kan van de volgende feiten en omstandigheden worden uitgegaan: a. Eiser tot cassatie, hierna: Van Ree, is op 10 mei 1971 in dienst getreden bij verweerder in cassatie, hierna: Damco, in de functie van magazijnbeheerder. b. Van Ree heeft zich op 2 maart 1998 ziek gemeld. c. De salarisspecificatie van maart 2000 vermeldt: einde dienstbetrekking d. Nadat aan Damco op 30 mei 2000 door de RDA een ontslagvergunning is verleend, heeft zij bij brief van 23 juni 2000 de arbeidsovereenkomst met Van Ree opgezegd tegen 21 december e. Van Ree kreeg tot het einde van zijn arbeidsovereenkomst een aanvulling op zijn uitkering. Een deel van die betaling, te weten een bedrag van ƒ ,05 netto, was niet verschuldigd krachtens het "Rechtspositie Reglement Dam-co" dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing was. f. Ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst was Van Ree 31 maanden verwijderd van de VUT-gerechtigde leeftijd Van Ree heeft Damco op 15 maart 2001 gedagvaard voor de Kantonrechter te Schiedam en - kort gezegd - gevorderd het aan hem gegeven ontslag kennelijk onredelijk te verklaren omdat de gevolgen van het ontslag voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang dat Damco daarbij heeft en Damco te veroordelen Volledig arrest - Van Ree/Damco 7

8 tot betaling aan Van Ree van een vergoeding van ƒ ,08 bruto Van Ree heeft daaraan samengevat ten grondslag gelegd dat zijn arbeidsongeschiktheid het gevolg is van het zware, rugbelastende werk dat hij bij Damco deed, Damco minimale inspanningen heeft geleverd om hem binnen Damco passend werk te bieden en hij door de houding van Damco tijdens zijn ziekte - er werd niet of nauwelijks contact met hem opgenomen, hij moest op zijn salarisspecificatie lezen dat zijn arbeidsovereenkomst per maart 2000 beëindigd was en Damco liet hem in het ongewisse of zij het onverschuldigd betaalde salaris zou terugvorderen - psychische klachten heeft gekregen. Wat de hoogte van de schadevergoeding betreft heeft Van Ree aansluiting gezocht bij de kantonrechtersformule met correctiefactor 1, De Kantonrechter heeft op 8 mei 2001 de vorderingen van Van Ree tegen Damco bij verstek integraal toegewezen Damco heeft tegen dat vonnis bij dagvaarding d.d. 22 mei 2001 verzet gedaan Bij vonnis van 30 oktober 2001 heeft de Kantonrechter kort gezegd geoordeeld dat, gelet op de leeftijd van Van Ree, het kort verwijderd zijn van de VUT-regeling waaraan hij niet langer deel kon nemen, de langdurige onzekerheid die was ontstaan door de weinig zorgvuldige afhandeling van het dienstverband en de onzekerheid met betrekking tot het onverschuldigd betaalde salaris het ontslag kennelijk onredelijk was voor zover daarin aan Van Ree geen financiële tegemoetkoming is toegekend. Damco werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan Van Ree van ƒ ,= bruto waarop het onverschuldigd betaalde bedrag aan salaris in mindering dient te worden gebracht Tegen (onder meer) dat vonnis heeft VanRee op 25 januari 2002 hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam. Van Ree wilde dat hem alsnog een vergoeding conform de kantonrechtersformule met een correctiefactor 1,5 wordt toegekend. Bij memorie van antwoord heeft Damco tevens incidenteel beroep ingesteld. Zij heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Van Ree Bij vonnis d.d. 19 maart 2003 heeft de Rechtbank het bestreden vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. 8 Praktisch Arbeidsrecht

9 1.9. Van Ree is tegen het vonnis van de Rechtbank tijdig in cassatie gekomen met drie uit verscheidene onderdelen opgebouwde middelen. Damco heeft geconcludeerd tot verwerping. Partijen hebben hun zaak schriftelijk doen toelichten. Vervolgens heeft Damco gedupliceerd. 2010, Noordhoff Uitgevers bv 2. Bespreking van de middelen 2.1. In cassatie gaat het om klachten die verband houden met de hoogte van de in verband met een kennelijk onredelijk ontslag door de Rechtbank (en de Kantonrechter) toegekende schadevergoeding De middelen betreffen alle de vaststelling van dan wel het oordeel over omstandigheden die volgens Van Ree de beslissing van de Rechtbank met betrekking tot de geringe omvang van de schadevergoeding hebben beïnvloed, te weten dat: - Damco niet valt te verwijten dat Van Ree niet is gereïntegreerd (middel 1); - niet te verwachten was dat Van Ree binnen 26 weken zijn eigen functie weer zou kunnen uitoefenen (middelonderdeel 2.2); - de nadelige gevolgen voor Van Ree niet voortvloeien uit het einde van de arbeidsovereenkomst, maar uit zijn arbeidsongeschiktheid (middelonderdeel 2.3); - de kans op herstel niet groot was te achten (middelonderdeel 2.4); - de werkzaamheden bij Damco niet bovenmatig zwaar waren of niet aan redelijke eisen voldeden (middelonderdelen 2.5 en 2.6) De schadevergoeding in verband met een kennelijk onredelijk ontslag is een schadevergoeding naar billijkheid. De wet bevat geen voorschriften voor de berekening van de schadevergoeding. Het bedrag wordt door de rechter bepaald aan de hand van alle omstandigheden van het geval en berust niet op een begroting van de daadwerkelijk uit de beëindiging voortvloeiende schade. De rechter kan rekening houden met de duur van het dienstverband, de hoogte van het salaris en andere emolumenten, de leeftijd van de werknemer, de (voorzienbare) schade die hij lijdt door het verlies van zijn arbeidsplaats, de omstandigheden waaronder het ontslag is gegeven, in wiens risicosfeer de ontslaggrond is gelegen, de financiële situatie van de werkgever, de mate waarin het ontslag aan elk van de partijen te wijten is enz. De rechter is vrij in de beoordeling van het gewicht dat aan de diverse factoren moet Volledig arrest - Van Ree/Damco 9

10 worden toegekend bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding. Zij is sterk met de feiten verweven en kan in zoverre in cassatie niet op haar juistheid worden getoetst Middel 1 richt zich tegen r.o. 5.7 waarin de Rechtbank als volgt heeft overwogen: Met zijn grieven (...) heeft Van Ree onder meer aangevoerd dat het aan Damco is te verwijten of toe te rekenen dat het niet tot zijn reïntegratie/werkhervatting bij Damco is gekomen. De rechtbank acht die stelling ongegrond op grond van de volgende overwegingen. - Uit de bij memorie van antwoord in het geding gebrachte stukken blijkt dat de betrokken Arbo-dienst reïntegratie van Van Ree in principe niet haalbaar achtte. De beslissing van het GAK om aan Van Ree een (gedeeltelijke) WAO-uitkering toe te kennen zal mede gebaseerd zijn op het oordeel dat reïntegratie van Van Ree niet tot de reële mogelijkheden behoorde. Gesteld noch gebleken is dat Van Ree die beslissing van het GAK in de daarvoor aangegeven rechtsgang heeft aangevochten. - Gelet op het voorafgaande had Van Ree deugdelijk gemotiveerd dienen aan te geven waarom de oordelen van de Arbo-dienst en het GAK in dezen onjuist waren. Aan deze stelplicht heeft Van Ree niet voldaan. - Damco heeft deugdelijk onderbouwd aangevoerd dat zij geen voor Van Ree passende functies beschikbaar had. Van Ree heeft dat niet gemotiveerd besproken Volgens Van Ree heeft de Rechtbank ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd zijn stelling dat het aan Damco is te verwijten of toe te rekenen dat het niet tot zijn reïntegratie/werkhervatting bij Damco is gekomen ongegrond geacht De eerste in (sub)onderdeel aangevoerde klacht houdt in dat de Rechtbank ten onrechte is uitgegaan van de inhoud van stukken die Damco bij memorie van antwoord heeft overgelegd en waarop Van Ree niet meer heeft gereageerd. Ik ga ervan uit dat Van Ree doelt op de als productie 7 bij memorie van antwoord overgelegde brief van de Arbo-arts d.d. 10 december Het is vaste rechtspraak dat de rechter in het algemeen nieuwe stellingen uit de memorie van antwoord en bij memorie van antwoord overgelegde producties niet als onweersproken mag 10 Praktisch Arbeidsrecht

11 aanmerken indien de wederpartij daarop niet meer heeft gereageerd. Dit heeft in beginsel ook te gelden indien het principaal beroep is gevolgd door een incidenteel beroep. Het subonderdeel ziet er evenwel aan voorbij dat het principale en het incidentele beroep met elkaar verweven zijn: Damco heeft de brief van de Arbo-arts, waarop de Rechtbank in r.o. 5.7 kennelijk doelt, in het geding gebracht ter adstructie van haar eerdere stelling dat de Arbo-arts had geoordeeld dat reïntegratie van Van Ree niet meer mogelijk was, een omstandigheid die zowel in het principale beroep (te weten voor de beoordeling van de hoogte van de schadevergoeding) als in het incidentele beroep (te weten voor de vraag of er sprake was van een kennelijk onredelijk ontslag) van belang werd geacht. Bovendien heeft Van Ree zelf in zijn memorie van antwoord in incidenteel beroep (onder 8) van de genoemde stelling van Damco gewag gemaakt. De klacht faalt Voorts klaagt Van Ree in subonderdeel 1.2.1, nader uitgewerkt in subonderdeel erover dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Van Ree ten aanzien van hetgeen blijkt uit de bij de memorie van antwoord overgelegde stukken een motiveringsplicht zou hebben Deze klacht faalt ook. Ik verwijs naar het onder punt 2.7. van deze conclusie opgemerkte. De rechtbank mocht mijns inziens het gehele eerder tussen partijen gevoerde debat in aanmerking nemend de conclusie trekken dat Van Ree de oordelen van de Arbodienst en het GAK onvoldoende deugdelijk gemotiveerd heeft bestreden Onderdeel 1.3 (subonderdelen t/m 1.3.5) richt zich tegen de in het eerste gedachtestreepje van r.o. 5.7 door de Rechtbank gevolgde gedachtegang dat (mede) uit de beslissing van het GAK om aan Van Ree een (gedeeltelijke) WAO-uitkering toe te kennen, kan worden afgeleid dat reïntegratie van Van Ree niet tot de mogelijkheden behoorde Meer specifiek klaagt Van Ree erover dat de Rechtbank ten onrechte een verband heeft gelegd tussen toekenning van een WAO-uitkering en reïntegratiemogelijkheden bij de werkgever, zeker nu het in het onderhavige geval om gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid gaat. Voorts vindt de toetsing van het GAK in een veel later stadium plaats dan het moment waarop aan een 2010, Noordhoff Uitgevers bv Volledig arrest - Van Ree/Damco 11

12 zinvolle reïntegratie moet worden gewerkt, aldus Van Ree (subonderdelen 1.3.1, en 1.3.3) Op zichzelf is juist dat de omstandigheid dat aan een werknemer een WAO-uitkering wordt toegekend, bij andere dan volledige arbeidsongeschiktheid niet van doorslaggevend belang is bij de beantwoording van de vraag of er bij de werkgever reïntegratiemogelijkheden bestaan: volgens het systeem van de WAO wordt het WAO-percentage bepaald aan de hand van het verlies aan verdiencapaciteit en dat staat los van de vraag of de resterende verdiencapaciteit op de een of andere manier bij de werkgever kan worden ingezet. Een belangrijk punt uit r.o. 5.7 uit het bestreden vonnis is dat de Rechtbank heeft aangenomen dat Damco voldoende gemotiveerd heeft onderbouwd dat zij voor Van Ree geen passende functie beschikbaar had. Daarmee en in het licht van de andere in r.o. 5.7 genoemde omstandigheden die mijns inziens meer bijkomend van aard zijn is het begrijpelijk dat de rechtbank tot het oordeel kon komen dat de stelling van Van Ree die erop neerkomt dat het aan Damco te wijten is dat Van Ree niet geintegreerd is dan wel zijnoorspronkelijke werk niet heeft kunnen hervatten ongegrond is. Ik lees r.o. 5.7 aldus dat het feit dat aan Van Ree een gedeeltelijke WAO-uitkering is toegekend, niet zonder meer een doorslaggevende rol (er worden immers drie omstandigheden genoemd), maar uiteraard wel een zekere rol heeft gespeeld bij het oordeel dat er voor Van Ree geen reïntegratiemogelijkheden in een andere passende functie waren. Daarom kan de klacht met betrekking tot het tijdstip van de WAOtoetsing niet slagen De in subonderdeel aangevoerde klacht, die opkomt tegen de overweging van de Rechtbank dat gesteld noch gebleken is dat Van Ree de beslissing van het GAK in de daarvoor aangegeven rechtsgang heeft aangevochten, kan niet tot cassatie leiden. Uit het geheel van de r.o door de rechtbank genoemde omstandigheden is komen vast te staan dat het niet tot reïntegratie van Van Lee bij Damco is gekomen De in subonderdeel aangevoerde klacht komt ertegenop dat Van Ree ten opzichte van de beslissing van het GAK een motiveringsplicht zou hebben Deze klacht faalt om dezelfde reden als de in onderdeel aangevoerde klacht (zie hierboven punt 2.9). 12 Praktisch Arbeidsrecht

13 2.16. Ook de in onderdeel 1.4 aangevoerde klacht dat de Rechtbank Van Ree te dien aanzien ten onrechte niet tot tegenbewijs heeft toegelaten, kan niet slagen. Zoals van Ree zelf terecht stelt, is daarvoor vereist dat hij ten processe voldoende gemotiveerd het tegendeel heeft gesteld. De Rechtbank heeft evenwel niet onbegrijpelijk geoordeeld dat Van Ree aan die stelplicht niet heeft voldaan Onderdeel 1.5, nader uitgewerkt in de subonderdelen t/m richt zich tegen hetgeen de Rechtbank in r.o. 5.7 onder het derde gedachtestreepje heeft overwogen Voor zover Van Ree klaagt dat de Rechtbank heeft miskend dat Van Ree niet meer op het door Damco in de memorie van antwoord gestelde hoefde te reageren, verwijs ik naar mijn opmerkingen in punt 2.7 van deze conclusie hierboven De klacht dat de Rechtbank haar oordeel dat Van Ree onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat Damco geen passende functie voor hem had, onvoldoende dan wel onbegrijpelijk heeft gemotiveerd, snijdt geen hout. Ik wijs hierbij op het volgende: Van Ree heeft in de dagvaarding in eerste aanleg gesteld dat hij heeft aangeboden cursussen te volgen teneinde administratief werk te kunnen verrichten, maar in de verzetdagvaarding heeft Damco daartegen gemotiveerd ingebracht dat administratief werk geen oplossing was, omdat Van Ree's ziekte dat niet toeliet (blijkens het aanvullend bezwaarschrift d.d. 1 februari 2000 is gebogen werken voor Van Ree niet mogelijk gedurende een kwartier achtereen; tijdens een bezoek van Van Ree aan SIOM op 1 november 1999 kon Van Ree door de pijn in zijn rug nauwelijks op een stoel blijven zitten) en deze daarvoor geen adequate vooropleiding had. Weliswaar heeft Van Ree in de conclusie van antwoord in oppositie aangevoerd dat hij gelet op het belastbaarheidspatroon waarop de functies die hij wel zou kunnen vervullen gebaseerd zijn (inpakker, productiemedewerker subassemblage, bediener stikautomaat schoeisel en galvaniseur) wél in staat wordt geacht om gedurende vrijwel de gehele werkdag 1 uur aaneengesloten te zitten, zodat administratief werk wel tot de mogelijkheden zou kunnen behoren, maar Van Ree betwist niet dat hij voor administratief werk geen adequate vooropleiding heeft genoten. 2010, Noordhoff Uitgevers bv Volledig arrest - Van Ree/Damco 13

14 Voorts heeft Van Ree in de memorie van grieven weer andere functies opgesomd die hij zou hebben kunnen uitoefenen, te weten het begeleiden van orderverzamelaars, de telefoon van de expeditie bedienen, magazijn ordenen, klusjesman, maar hij heeft daarbij niet aangevoerd dat Damco deze functies ook beschikbaar had. Damco heeft in de memorie van antwoord gereageerd met de stelling dat de functies die Van Ree noemt geen afzonderlijke functies zijn, maar werkzaamheden die onderdeel uitmaken van verschillende functies en voorts dat die functies niet alleen naast de werkzaamheden die Van Ree opsomt ook andere werkzaamheden in het takenpakket hebben, die Van Ree niet kan verrichten, maar dat die functies ookniet vacant zijn. Voorts heeft Damco gesteld dat zij het zich, gelet op de financiële resultaten, niet kan veroorloven om uit de genoemde werkzaamheden een functie voor Van Ree te creëren. In verband daarmee heeft Van Ree in zijn memorie van antwoord in het incidenteel appèl slechts aangevoerd dat een slechte financiële positie geen reden is om aan ontslagen werknemers geen vergoeding toe te kennen. Daarmee betwist hij dus niet dat Damco in een slechte financiële positie verkeerde Onderdeel 2.2, onderdeel 2.1 bevat geen klacht, is gericht tegen r.o. 5.6 van het bestreden vonnis waarin de Rechtbank heeft overwogen dat zij geen redenen had om te oordelen dat ten tijde van het ontslag van Van Ree te verwachten was dat hij binnen 26 weken weer zodanig hersteld zou zijn dat hij zijn eigen functie zou kunnen uitoefenen De klacht faalt, nu de Rechtbank spreekt over zodanig herstel dat Van Ree weer zijn eigen functie zou kunnen gaan uitoefenen. Van Ree heeft slechts gesteld dat hij andere passende functies bij Damco zou kunnen vervullen (zie hierboven onder 2.19). Dat is iets anders dan het weer volledig gaan vervullen van de eigen functie waarover de Rechtbank spreekt. Bovendien heeft de Rechtbank in r.o. 5.7 aangegeven waarom zij reïntegratie van Van Lee niet mogelijk achtte De onderdelen 2.3 en 2.4 komen op tegen r.o. 5.9 van het bestreden vonnis. Onderdeel 2.4 klaagt erover dat de Rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd dat er, gelet op hetgeen is gesteld en gebleken, geen reden is om de kans dat Van Ree volledig zal herstellen groot te achten is. Onderdeel 2.3 is gericht tegen het onderdeel van de Rechtbank dat niet de beëindiging van de 14 Praktisch Arbeidsrecht

15 arbeidsovereenkomst nadelige gevolgen voor de blijvend arbeidsongeschikte werknemer teweeg brengt, doch dat die nadelige gevolgen uit de arbeidsongeschiktheid voortvloeien. Volgens Van Ree miskent de Rechtbank daarbij dat het om gedeeltelijke en niet om volledige arbeidsongeschiktheid gaat Deze klachten falen. Onderdeel 2.4 gaat niet op omdat Van Ree niet heeft gesteld dat hij binnen 26 weken weer volledig arbeidsgeschikt zou zijn. Onder andere daaruit mocht het de rechtbank afleiden de kans op herstel van Van Ree niet groot te achten. Ook onderdeel 2.3 faalt. Ervan uitgaande dat de Rechtbank in r.o. 5.7 had vastgesteld dat Damco geen passende functie voor de restcapaciteit van Van Ree beschikbaar had, is haar redenering niet onbegrijpelijk dat, ook bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, de nadelige gevolgen voor Van Ree uit de arbeidsongeschiktheid voortvloeien en niet uit beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Het is immers de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid welke de voor Van Ree ontstane nadelige situatie primair heeft veroorzaakt Onderdeel 2.5 is gericht tegen r.o en 5.15, waarin de Rechtbank als volgt heeft overwogen: Voor toewijzing van de vordering van Van Ree op deze gronden is onvoldoende dat de werkomstandigheden bij Damco zwaar waren, of dat Van Ree als gevolg van zijn werk - inclusief de omstandigheden waaronder dit werd verricht - arbeidsongeschikt is geworden. Voor toewijzing van de vordering op die gronden is - los van eventuele andere voorwaarden - vereist dat de werkomstandigheden voor Van Ree bij Damco bovenmatig zwaar waren of niet aan redelijke eisen voldeden en de arbeidsongeschiktheid van Van Ree daaraan kan worden toegerekend. Van Ree betoogt in middelonderdeel 2.5 dat de Rechtbank bij de begroting van de schadevergoeding rekening had moeten houden met alle omstandigheden van het geval, waartoe ook de zwaarte van de werkomstandigheden en de vraag of de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van die werkomstandigheden en dat de Rechtbank dat niet in het midden had mogen laten Zoals ik hierboven in punt 2.3 al heb aangegeven en zoals Van Ree in de toelichting op middelonderdeel 2.5 ook zelf schrijft, is de begroting van de schadevergoeding bij kennelijk onredelijk 2010, Noordhoff Uitgevers bv Volledig arrest - Van Ree/Damco 15

16 ontslag voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. Hij is vrij om aan bepaalde omstandigheden wel en aan andere geen gewicht toe te kennen. Wanneer de rechtbank in r.o spreekt over toewijzing van de vordering van Van Ree, heeft zij het oog op toewijzing van een hogere vordering dan de door de kantonrechter toegekende schadevergoeding van ƒ ,=. De rechtbank gaat er in r.o vanuit dat de werkomstandigheden voor Van Ree bij Damco zwaar waren en datzijn arbeidsongeschiktheid daarvan het gevolg is geweest. De rechtbank laat deze beide omstandigheden - anders dan het middel stelt - niet in het midden. Het veronderstelt deze juist. M.i. staat het de Rechtbank vervolgens vrij om de omstandigheid dat de werkomstandigheden voor Van Ree bij Damco zwaar waren en zijn arbeidsongeschiktheid daarvan het gevolg was onvoldoende te achten voor toekenning van een hogere vergoeding dan ƒ ,=. Dat oordeel onttrekt zich aan toetsing in cassatie In middelonderdeel 2.6 wordt gesteld dat de rechtbank nader had moeten motiveren waarom voor het toekennen van een hogere vergoeding het noodzakelijk was dat de werkomstandigheden voor Van Ree bij Damco bovenmatig waren en de arbeidsongeschiktheid van Van Ree daaraan kan worden toegerekend M.i. behoefde deze gedachte van de rechtbank geen nadere motivering. De in het vonnis van de rechtbank ontwikkelde gedachte dat voor het toewijzen van een hogere vergoeding zwaardere eisen gelden dan voor het toekennen van een lagere vergoeding is heel wel begrijpelijk Middel 3 bevat geen zelfstandige klachten. 3. Conclusie De conclusie strekt tot verwerping van het cassatie. Hoge Raad 1. Het geding in feitelijke instanties Eiser tot cassatie - verder te noemen: Van Ree - heeft bij exploot van 15 maart 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: Damco - gedagvaard voor de kantonrechter te Schiedam en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: - het aan Van Ree gegeven ontslag kennelijk onredelijk te verklaren; 16 Praktisch Arbeidsrecht

17 - Damco te veroordelen om aan Van Ree te voldoen bij wege van vergoeding als bedoeld in art. 7:681 BW een bedrag van ƒ ,08 bruto dan wel een in redelijkheid vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening. De kantonrechter heeft bij verstekvonnis van 8 mei 2001 de vordering toegewezen. Bij exploot van 22 mei 2001 is Damco tegen voormeld verstekvonnis in verzet gekomen. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 21 augustus 2001 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 30 oktober 2001 het verstekvonnis vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het aan Van Ree gegeven ontslag kennelijk onredelijk verklaard, Damco veroordeeld aan Van Ree te voldoen een bedrag van ƒ ,= bruto waarop het onverschuldigd betaalde bedrag aan salaris ten bedrage van ƒ ,05 netto in mindering dient te worden gebracht, en het meer of anders gevorderde afgewezen. Tegen beide vonnissen heeft Van Ree hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Rotterdam. Damco heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Bij vonnis van 19 maart 2003 heeft de rechtbank Van Ree nietontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het tussenvonnis van de kantonrechter te Schiedam van 21 augustus 2001 en diens vonnis van 30 oktober 2001 bekrachtigd. (...; red.) 2010, Noordhoff Uitgevers bv 2. Het geding in cassatie (...; red.) 3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende. i. Van Ree, geboren op 22 juli 1942, is op 10 mei 1971 als magazijnbeheerder in dienst getreden bij Damco. ii. Op 2 maart 1998 heeft hij zich ziek gemeld. Bij brief van 1 april 1999 heeft de verzekeringsarts van GAK Nederland B.V. aan de huisarts van Van Ree meegedeeld: Hij heeft sinds 1 jaar in wisselende mate last van zijn hoofd, nek en rug op basis van spanningen en verkeerd zitten. Hij is hierdoor beperkt belastbaar ten aanzien van zwaar tillen, lang aaneen of in Volledig arrest - Van Ree/Damco 17

18 een niet adequate stoel zitten en spanningen. Als met zijn beperkingen rekening wordt gehouden is belanghebbende geschikt voor hele dagen werk. Belanghebbende kan zich wel in dit standpunt vinden. iii. Damco heeft, nadat haar op 30 mei 2000 door de RDA een ontslagvergunning was verleend, bij brief van 23 juni 2000 de arbeidsovereenkomst met Van Ree opgezegd tegen 21 december iv. Van Ree kreeg tot het einde van de dienstbetrekking een aanvulling op de uitkering diehij in verband met zijn ziekte ontving. Een deel daarvan, groot ƒ ,05, was niet verschuldigd krachtens het Rechtspositie Reglement Damco dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing was. v. Ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst was Van Ree 31 maanden verwijderd van de VUT-gerechtigde leeftijd. vi. Vanaf 21 december 2000 had Van Ree aanspraak op a) een WAO-uitkering gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 35-45% en b) een gedeeltelijke WW-uitkering De kantonrechter heeft de door Damco gevorderde schadevergoeding ter zake van kennelijk onredelijk ontslag grotendeels afgewezen. Zij stelde die vergoeding niet op ruim ƒ ,= zoals door Van Ree gevorderd, maar op ƒ ,= bruto, op welk bedrag de hiervoor in 3.1 onder (iv) genoemde som van ƒ ,05 in mindering diende te worden gebracht. In hoger beroep, waar Van Ree aan zijn vorderingen ten grondslag legde a. dat hij door de omstandigheden waaronder hij zijn werk bij Damco heeft moeten doen arbeidsongeschikt is geworden; b. dat het door toedoen van Damco niet tot een werkhervatting is kunnen komen; c. dat hem door de houding van Damco tijdens zijn arbeidsongeschiktheid verder nadeel is berokkend en voorts d. dat hij bij Damco een lange staat van dienst had, dat hij ten tijde van het ontslag 58 jaar oud was, dat hij toen 31 maanden van de VUT-leeftijd verwijderd was, dat hij nooit eerder gedurende lange perioden arbeidsongeschikt is geweest en dat zijn inkomensverlies als gevolg van het ontslag ten minste 650,= per maand bedraagt, heeft de rechtbank zowel de grieven van Van Ree als de grieven van Damco verworpen. 18 Praktisch Arbeidsrecht

19 Onderdeel 1 keert zich met een reeks klachten tegen de verwerping in rov. 5.7 van de stelling van Van Ree dat het aan Damco te verwijten is dat het niet tot een reïntegratie/werkhervatting bij Damco gekomen is Onderdeel de onderdelen 1.1 en 1.2 bevatten geen klacht - klaagt dat de rechtbank die verwerping ten onrechte mede daarop heeft gegrond dat uit de bij memorie van antwoord in het geding gebrachte stukken blijkt dat de betrokken Arbo-dienst reïntegratie van Van Ree in principe niet haalbaar achtte, en dat Van Ree deugdelijk gemotiveerd had moeten stellen waarom die Arbo-dienst het wat dit aangaat niet bij het rechte eind had. Aldus heeft de rechtbank volgens het onderdeel in de eerste plaats miskend dat de omstandigheid dat Van Ree niet meer op de memorie van antwoord dan wel de daarbij overgelegde stukken heeft gereageerd, in het algemeen niet meebrengt dat de appelrechter van hetgeen in die memorie of stukken is gesteld, mag uitgaan en voorts dat de appellant geen motiveringsplicht heeft tegenover hetgeen bij memorie van antwoord naar voren wordt gebracht of uit de daarbij in het geding gebrachte stukken zou moeten blijken Deze klachten zijn beide ongegrond. Zij zien eraan voorbij dat Van Ree in zijn memorie van antwoord in het incidenteel appel onder punt 8 heeft gereageerd op de door Damco in zowel het principaal als het incidenteel beroep overgelegde brief van de Arbodienst van 10 december 1998, inhoudende dat reïntegratie in principe niet haalbaar was. Gegeven die reactie stond het de rechtbank, uit wier overwegingen niet kan worden afgeleid dat volgens haar op Van Ree enige motiveringsplicht rustte als in het onderdeel bedoeld, vrij bij de beantwoording van de vraag of het uitblijven van reïntegratie/werkhervatting aan Damco was toe te rekenen in aanmerking te nemen dat Van Ree in zijn memorie van antwoord in het incidenteel appel de juistheid van genoemd oordeel van de Arbo-dienst niet had betwist Onderdeel gaat uit van dezelfde veronderstelling als de tweede klacht van onderdeel en kan dus evenmin tot cassatie leiden De overige in onderdeel 1 aangevoerde klachten hebben deels betrekking op het verband dat de rechtbank in rov. 5.7 heeft gelegd tussen de toekenning van een (gedeeltelijke) WAO-uitkering 2010, Noordhoff Uitgevers bv Volledig arrest - Van Ree/Damco 19

20 aan Van Ree en de onmogelijkheid van reïntegratie, deels op haar oordeel aan het slot van die rechtsoverweging dat Van Ree niet gemotiveerd heeft weersproken dat Damco geen voor Van Ree passende functies beschikbaar had. Ook deze klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling Onderdeel onderdeel 2.1 bevat geen klacht - klaagt dat het oordeel van derechtbank in rov. 5.6, dat ten tijde van het ontslag niet te verwachten was dat Van Ree binnen de termijn van 26 weken van art. 5:2 van het Ontslagbesluit weer zodanig hersteld zou zijn dat hij zijn eigen functie zou kunnen uitoefenen, ontoereikend gemotiveerd is in het licht van de stelling van Van Ree (memorie van grieven, onder 6.4) dat de uitkomst van de WAOkeuring in september 1999 impliceerde dat hij voor 55-65% arbeidsgeschikt was, en dat dus binnen 26 weken (gedeeltelijk) herstel mogelijk was. Het onderdeel faalt. Kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft de rechtbank in deze stelling van Van Ree niet gelezen dat bij het verlenen van de ontslagvergunning op 30 mei 2000 ten onrechte ervan is uitgegaan dat aannemelijk was dat binnen 26 weken niet een zodanig herstel zou optreden dat Van Ree weer aan de voor zijn functie van magazijnbeheerder geldende eisen zou voldoen Onderdeel 2.3 keert zich tegen het oordeel van de rechtbank in rov. 5.9 dat, ruwweg gezegd, niet de beëindiging van de arbeidsovereenkomst nadelige gevolgen voor de blijvend arbeidsongeschikte werknemer teweeg brengt, maar dat die gevolgen uit de arbeidsongeschiktheid voortvloeien. Volgens het onderdeel gaat die redenering alleen (volledig) op in het geval van een arbeidsongeschiktheid die niet alleen blijvend, maar ook volledig is. Dat geval deed zich niet voor omdat Van Ree immers slechts gedeeltelijk arbeidsongeschikt was verklaard. Het onderdeel faalt. In aanmerking genomen dat Van Ree gedeeltelijk arbeidsongeschikt was terwijl er daarenboven voor hem geen uitzicht op reïntegratie bestond, is het bestreden oordeel van de rechtbank geenszins onbegrijpelijk Ook onderdeel 2.4 faalt. Anders dan het onderdeel betoogt, behoefde het oordeel van de rechtbank in rov. 5.9, dat in hetgeen 20 Praktisch Arbeidsrecht

21 gesteld of gebleken was geen reden was te vinden om de kans dat Van Ree zich in de vereiste mate zou herstellen groot te achten, geen nadere motivering in het licht van het feit dat Van Ree voor 55-65% arbeidsgeschikt was Onderdeel 2.5 heeft betrekking op rov De rechtbank behandelt daar - terecht ervan uitgaande dat ook indien, zoals hier naar haar oordeel het geval is, niet de beëindiging van de arbeidsovereenkomst maar de arbeidsongeschiktheid nadelige gevolgen voor de werknemer teweegbrengt de werkgever op grond van art. 7:681 BW gehouden kan zijn die werknemer een vergoeding toe te kennen - de vraag of de werkomstandigheden bij Damco kunnen leiden tot toewijzing van een grotere schadevergoeding dan ƒ ,=. Naar het oordeel van de rechtbank is daartoe onvoldoende dat de werkomstandigheden bij Damco zwaar waren, of dat Van Ree als gevolg van zijn werk arbeidsongeschikt is geworden. Voor toewijzing van een hoger bedrag op die gronden is - los van de eventuele andere voorwaarden waaraan moet zijn voldaan - vereist dat de werkomstandigheden voor Van Ree bij Damco bovenmatig zwaar waren of niet aan redelijke eisen voldeden en de arbeidsongeschiktheid van Van Ree daaraan kan worden toegerekend. aldus de rechtbank, die daaraan in rov toevoegt - in cassatie onbestreden - dat Van Ree niet heeft gesteld dat dit laatste het geval was Het onderdeel klaagt terecht dat de rechtbank aldus oordelende heeft miskend dat de rechter ook bij de beantwoording van de vraag welke vergoeding in geval van kennelijk onredelijk ontslag billijk is te achten alle omstandigheden van het geval ten tijde van het ontslag in onderlinge samenhang in aanmerking dient te nemen. Met deze regel is onverenigbaar aan te nemen dat de zwaarte van de werkomstandigheden of het feit dat de werknemer als gevolg van zijn werk arbeidsongeschikt is geworden in een geval als het onderhavige alleen dan tot een hogere vergoeding dan ƒ ,= kan leiden indien die omstandigheden bovenmatig zwaar waren of niet aan redelijke eisen voldeden en de arbeidsongeschiktheid daaraan kan worden toegerekend, zoals de rechtbank heeft gedaan De overige klachten behoeven geen behandeling. 2010, Noordhoff Uitgevers bv Volledig arrest - Van Ree/Damco 21

22 4. Beslissing De Hoge Raad: vernietigt het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 19 maart 2003; verwijst het geding naar het gerechtshof te s-gravenhage ter verdere behandeling en beslissing; veroordeelt Damco in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Van Ree begroot op 407,34 aan verschotten en 1.590,= voor salaris. 22 Praktisch Arbeidsrecht

Een werknemer, die na langdurige arbeidsongeschiktheid is ontslagen, vordert een vergoeding o.g.v.

Een werknemer, die na langdurige arbeidsongeschiktheid is ontslagen, vordert een vergoeding o.g.v. Nr.118-119 Nr.119 HOGE RAAD 3 december 2004. nr. C03/220HR (Mrs. P. Neleman, J.B. Fleers. H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A.M.j. van Buchem-Spapens; A-G Timmerman; m.nt. GHvV) RvdW 2004. 140 JOL 2004.651

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 13-07-2004 Datum publicatie 22-09-2004 Zaaknummer C0301109-BR Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 4 november 2016 Eerste Kamer 15/00920 LZ/IF Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: tegen STICHTING PENSIOENFONDS PERSONEELSDIENSTEN, gevestigd te Amsterdam, VOOR VERWEERSTER in cassatie, advocaat:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.035.875-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 Instantie Datum uitspraak 05-07-2016 Datum publicatie 08-07-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.183.368_01

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05 ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-08-2007 Datum publicatie 14-12-2007 Zaaknummer 1659/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-02-2017 Datum publicatie 19-05-2017 Zaaknummer 200.179.432/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

pagina 1 van 5 LJN: BR6704, Gerechtshof Amsterdam, 200.072.5489/01 Datum 07-06-2011 uitspraak: Datum 05-09-2011 publicatie: Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:Kennelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer 200.189.286/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-11-2006 Datum publicatie 17-01-2007 Zaaknummer 2006/346 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2003:AF3057

ECLI:NL:HR:2003:AF3057 ECLI:NL:HR:2003:AF3057 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2003:af3057 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21 03 2003 Datum publicatie 21 03 2003 Zaaknummer C01/201HR

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935 ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935 Instantie Datum uitspraak 31-03-2009 Datum publicatie 03-04-2009 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer HD 200.002.315 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2007:BA6231

ECLI:NL:HR:2007:BA6231 ECLI:NL:HR:2007:BA6231 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-07-2007 Datum publicatie 13-07-2007 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C05/331HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA6231

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168 ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168 Instantie Rechtbank Middelburg Datum uitspraak 20-09-2006 Datum publicatie 29-09-2006 Zaaknummer 47429 HA ZA 05-170 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ambtenarenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6748

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6748 ECLI:NL:GHARN:2011:BT6748 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 20-09-2011 Datum publicatie 05-10-2011 Zaaknummer 200.038.641 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-01-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer 200.091.734-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,

Nadere informatie

Hoge Raad , BJN , (Sietses/Sneek)

Hoge Raad , BJN , (Sietses/Sneek) UJA-Nummer Instantie UJA_101944 datum 15-11-2002 wetsartikelen Art. 3:34 BW; art. 3:35 BW 15-11-2002, BJN 101944, (Sietses/Sneek) Samenvatting Casus Op 1 maart 1988 treedt Sneek voor onbepaalde tijd in

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d.

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. LJN: BC8179, Gerechtshof Leeuwarden, 0600557 Datum uitspraak: 12-03-2008 Datum publicatie: 31-03-2008 Rechtsgebied: Soort procedure: Inhoudsindicatie: Civiel overig Hoger beroep [Naar] het oordeel van

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AM2358

ECLI:NL:HR:2004:AM2358 1 of 5 3-8-2014 18:56 ECLI:NL:HR:2004:AM2358 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden C02/239HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2358

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 19-12-2006 Datum publicatie 02-02-2007 Zaaknummer SBR 06-1767 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHARL:2015:9831 ECLI:NL:GHARL:2015:9831 Instantie Datum uitspraak 22-12-2015 Datum publicatie 31-12-2015 Zaaknummer 200.173.880 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2682

ECLI:NL:GHARL:2017:2682 ECLI:NL:GHARL:2017:2682 Instantie Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 30-03-2017 Zaaknummer 200.189.034/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 13-05-2014 Zaaknummer 200.142.615 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 06-05-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer HD 200.134.974_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-15 d.d. 24 mei 2013 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F. Peijster en mr. A. Rutten-Roos, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:752 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-03-2017 Datum publicatie 04-04-2017 Zaaknummer 200.200.465/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

» Samenvatting. JAR 2012/183 Gerechtshof 's-gravenhage 5 juni 2012, 200.076.582/01. ( mr. Mellema mr. Van Coeverden mr.

» Samenvatting. JAR 2012/183 Gerechtshof 's-gravenhage 5 juni 2012, 200.076.582/01. ( mr. Mellema mr. Van Coeverden mr. JAR 2012/183 Gerechtshof 's-gravenhage 5 juni 2012, 200.076.582/01. ( mr. Mellema mr. Van Coeverden mr. Van Rijkom ) Leenderd Eduardus Blom te Rotterdam, appellant in principaal appel, geïntimeerde in

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236 ECLI:NL:HR:2016:2707 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 25-11-2016 Datum publicatie 25-11-2016 Zaaknummer 15/05236 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:874,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-10-2014 Datum publicatie 30-01-2015 Zaaknummer 200.126.703-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 28-10-2016 Zaaknummer 200.177.389 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2017:571 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/03870 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991 ECLI:NL:RBNHO:2016:4991 Instantie Datum uitspraak 20-06-2016 Datum publicatie 04-07-2016 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 4983481 / OA VERZ 16-101 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 18-10-2016 Datum publicatie 21-10-2016 Zaaknummer 200.181.474/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3534

ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3534 ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3534 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 28-12-2011 Datum publicatie 09-02-2012 Zaaknummer 287601 / HA ZA 10-1263 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten, Vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector kanton Locatie Heerenveen zaak-/rolnummer: 371218 CV EXPL i 1-5231 vonnis van de kantonrechter d.d. 14 maart 2012 inzake X wonende te eiser. procederende met toevoeging.

Nadere informatie

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN EERSTE KAMER ARREST

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN EERSTE KAMER ARREST HOGE RAAD DER NEDERLANDEN EERSTE KAMER Nr. C98/080HR ARREST in de zaak van: DE GEMEENTE GRONINGEN,gevestigd te Groningen, EISERES tot cassatie, voorwaardelijk incidenteel verweerster, advocaat: voorheen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 06-10-2015 Datum publicatie 06-10-2015 Zaaknummer 200.173.123/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741 ECLI:NL:RBLIM:2017:4741 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 24052017 Datum publicatie 29052017 Zaaknummer 04 5426165/CV 169694 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01 LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, 200.092.893/01 Datum uitspraak: 20-11-2012 Datum publicatie: 20-11-2012 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Ziektekostenverzekering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414 ECLI:NL:RBNHO:2014:8414 Instantie Datum uitspraak 16-06-2014 Datum publicatie 13-11-2014 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 2896454 CV EXPL 14-830 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 Instantie Datum uitspraak 12-11-2014 Datum publicatie 24-11-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2807368_E12112014

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-01-2011 Datum publicatie 10-02-2011 Zaaknummer 332164 / HA ZA 09-1605 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN.

IN NAAM DER KONINGIN. IN NAAM DER KONINGIN. Uitspraak: 24 april 2007 Rolnummer: 04/1518 Rolnr. rechtbank: 52161 / HA ZA 03-2869 HET GERECHTSHOF 'S-GRAVENHAGE, vierde civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200705297/1. Datum uitspraak: 31 januari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:416, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2017:752, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:416, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2017:752, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2018:1617 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14092018 Datum publicatie 14092018 Zaaknummer 17/02712 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:416,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

GERECHTSHOF AMSTERDAM

GERECHTSHOF AMSTERDAM Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM kenmerk 13/00004 en 13/00005 30 juli 2014 uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X] te Uithoorn, belanghebbende, gemachtigde: [A]

Nadere informatie

ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1535

ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1535 ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1535 Instantie Datum uitspraak 19-02-2013 Datum publicatie 19-02-2013 Rechtbank Oost-Nederland Zaaknummer 134677 KG ZA 13-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:4892 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:4892 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:4892 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 25-11-2014 Datum publicatie 08-01-2015 Zaaknummer 200.132.457-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:541

ECLI:NL:GHDHA:2013:541 ECLI:NL:GHDHA:2013:541 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12032013 Datum publicatie 25102013 Zaaknummer 200.075.38501 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2012:BX2999

ECLI:NL:RBASS:2012:BX2999 ECLI:NL:RBASS:2012:BX2999 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 10-07-2012 Datum publicatie 30-07-2012 Zaaknummer 337492 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2010:BM7336

ECLI:NL:CRVB:2010:BM7336 ECLI:NL:CRVB:2010:BM7336 Instantie Datum uitspraak 12-05-2010 Datum publicatie 15-06-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 09-1922 AW en 09-3529

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHDHA:2017:647 ECLI:NL:GHDHA:2017:647 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 14-03-2017 Zaaknummer 200.207.571/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2006:AY4703

ECLI:NL:RBALK:2006:AY4703 ECLI:NL:RBALK:2006:AY4703 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 06-03-2006 Datum publicatie 20-07-2006 Zaaknummer 197257 CV EXPL 05-3435 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Heeft op 11 april 2012 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van: De partijen worden hierna aangeduid als het ziekenhuis en verweerder.

Heeft op 11 april 2012 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van: De partijen worden hierna aangeduid als het ziekenhuis en verweerder. SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 11/47 Het scheidsgerecht, samengesteld als volgt: mr R.J.B. Boonekamp, wonende te Arnhem bijgestaan door mr M. Middeldorp, griffier, Heeft op 11 april 2012 het navolgende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak 06-09-2016 Datum publicatie 11-10-2016 Zaaknummer 4888855 CV EXPL 16-3386 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Op

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 6 maart 1998 Eerste Kamer Nr. 16.561 (C97/040 HR) AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: Karl Heinz HILLE, wonende te Haarlem, EISER tot cassatie, advocaat : mr E. Grabandt, t e g e n 1. de

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ8119 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ8119 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ8119 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-08-2004 Datum publicatie 30-08-2004 Zaaknummer Rolnummer 0300145 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : 2013/068 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Olivier, Borman Datum uitspraak : 6 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool Utrecht Trefwoorden : Beleidsvrijheid, in stand laten rechtsgevolgen,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384 ECLI:NL:RBGEL:2013:4384 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 28-10-2013 Datum publicatie 08-11-2013 Zaaknummer 2277457 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste

Nadere informatie

de vennootschap naar Duits recht MECKLENBURGER KARTOFFELVEREDLUNG GMBH, gevestigd te Hagenow, Bondsrepubliek Duitsland,

de vennootschap naar Duits recht MECKLENBURGER KARTOFFELVEREDLUNG GMBH, gevestigd te Hagenow, Bondsrepubliek Duitsland, LJN: AD9613, Hoge Raad, C00/311HR Datum uitspraak: 26-04-2002 Datum publicatie: 26-04-2002 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Cassatie Vindplaats(en): JOL 2002, 260 Rechtspraak.nl Uitspraak 26

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9996 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9996 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9996 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 17-03-2009 Datum publicatie 03-04-2009 Zaaknummer HD 103.004.712 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht. arrest GERECHTSHOF 'S-GRAVENHAGE Sector handel Zaaknummer Rolnummer rechtbank : 370789lKG ZA 10-877 arrest van de vijfde civiele kamer d.d. 22 februari 2011 inzake Paul Burger, kantoorhoudende te Amsterdam,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

de besloten vennootschap met beperkte aanprakelijkheid gevestigd te Hoofddorp, gedaagde partij, gemachtigde: mr. M.A.M. Lem.

de besloten vennootschap met beperkte aanprakelijkheid gevestigd te Hoofddorp, gedaagde partij, gemachtigde: mr. M.A.M. Lem. IN NAAM DES Ko"r,,,,'G~ vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team kanton Leiden/Gouda Locatie Alphen aan den Rijn TJ Rolnr.: 1258331 \CV EXPL 13-762 Datum: 2juli 2013 Vonnis in de voorziening bij voorraad )( wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4517

ECLI:NL:CRVB:2016:4517 ECLI:NL:CRVB:2016:4517 Instantie Datum uitspraak 23-11-2016 Datum publicatie 29-11-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/4198 WW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2002:AE4366

ECLI:NL:HR:2002:AE4366 ECLI:NL:HR:2002:AE4366 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2002 Datum publicatie 28-06-2002 Zaaknummer C01/012HR Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2002:AE4366 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-05-2007 Datum publicatie 03-05-2007 Zaaknummer 515624 AV EXPL 07-35 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3477

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3477 ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3477 Instantie Datum uitspraak 29-04-2011 Datum publicatie 04-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-1393 WIA + 10-2553

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C03/1510 KA KG

ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C03/1510 KA KG ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Instantie Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak 23-07-2004 Datum publicatie 09-11-2004 Zaaknummer C03/1510 KA KG Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA5915 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 905/05

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA5915 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 905/05 ECLI:NL:GHAMS:2007:BA5915 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 11-01-2007 Datum publicatie 14-06-2007 Zaaknummer 905/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:GHARL:2015:350 ECLI:NL:GHARL:2015:350 Instantie Datum uitspraak 20-01-2015 Datum publicatie 26-01-2015 Zaaknummer 200.145.738-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

1.2 De Verzekeraar heeft op het beroepschrift gereageerd bij brief van 2 mei 2014.

1.2 De Verzekeraar heeft op het beroepschrift gereageerd bij brief van 2 mei 2014. Uitspraak Commissie van Beroep 2014-028 d.d. 23 september 2014 (mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. F.P. Peijster en mr. J.B.B.M. Wuisman, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep Uitspraak Commissie van Beroep 2016-025 d.d. 12 augustus 2016 (mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. J.B. Fleers, mr. A. Smeeïng-van Hees en mr. A. Bus, leden, en mr. G.A. van de Watering, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M. 106879 - Uitspraak voor zover er nog een ontslagbesluit zou zijn: het ontslag wegens arbeidsongeschiktheid kan niet in stand blijven, omdat herstel binnen 26 weken na het ontslagbesluit niet uitgesloten

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2003:AF2831

ECLI:NL:HR:2003:AF2831 ECLI:NL:HR:2003:AF2831 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 04-04-2003 Datum publicatie 04-04-2003 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C01/186HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AF2831

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:CRVB:2016:4659 ECLI:NL:CRVB:2016:4659 Instantie Datum uitspraak 06-12-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1577 PW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking.

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking. Uitspraak Commissie van Beroep 2014-017 d.d. 8 mei 2014 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, drs. P.H.M. Kuijs AAG en mr. W.J.J. Los, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 04052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer C/03/232895 / KG ZA 17112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:649 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:649 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:649 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 04-03-2014 Datum publicatie 06-05-2014 Zaaknummer 200.128.514-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ5651 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ5651 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ5651 Instantie Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak 18-08-2009 Datum publicatie 20-08-2009 Zaaknummer 105.007.177-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBROT:2016:665 ECLI:NL:RBROT:2016:665 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20012016 Datum publicatie 28012016 Zaaknummer C/10/473480 / HA ZA 15333 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie