Rabobank en de Belastingdienst

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Rabobank en de Belastingdienst"

Transcriptie

1 Rabobank en de Belastingdienst Inhoudsopgave 1. Afzien van in eigen beheer gehouden pensioenaanspraken 2 2. Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Loonbelasting. Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten 7 3. Ministerie van Financiën, Vragen van de leden Remkes en Blok over particuliere pensioen b.v.'s Modelstamrechtovereenkomst Belastingdienst Uitgesteld ingaand stamrecht Modelstamrechtovereenkomst Belastingdienst Direct ingaand stamrecht Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 18a (V&A ) Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 18a (V&A ) Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 19b (V&A ) Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 19b (V&A ) 31

2 Afzien van in eigen beheer gehouden pensioenaanspraken Mede vanwege de kredietcrisis zijn pensioentoezeggingen, die in eigen beheer worden gehouden, sterk in waarde gedaald. Om die reden willen veel dga s afzien van een deel van hun pensioentoezegging. Het probleem wordt urgenter naarmate de pensioeningangsdatum nadert. De vraag is vervolgens of afzien van (een deel van) de toezegging fiscaal mogelijk is, zonder sancties. Recentelijk heeft de staatssecretaris van Financiën hierover Kamervragen beantwoord 1 en heeft het Gerechtshof Den Haag vonnis gewezen omtrent het afzien 2. In deze bijdrage wordt deze problematiek uitsluitend behandeld vanuit de Wet op de Loonbelasting 1964 (hierna Wet LB). Fiscale gevolgen van afzien Bij het afzien van pensioenaanspraken is artikel 19b Wet LB van cruciaal belang. Artikel 19b, lid 1, onderdeel c Wet LB bepaalt dat ingeval op enig tijdstip een aanspraak ingevolge een pensioenregeling, welke in eigen beheer wordt gehouden, wordt prijsgegeven, op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip de aanspraak aangemerkt wordt als loon uit een vroegere dienstbetrekking. Dit betekent dus dat de omkeerregel van artikel 11, lid 1, onderdeel c Wet LB wordt teruggedraaid. Deze sanctie blijft achterwege als de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is. Het Centraal aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de belastingdienst heeft op haar website hieromtrent zijn standpunt gepubliceerd 3. Er is volgens het CAP sprake van niet voor verwezenlijking vatbare aanspraken als er dwingende maatschappelijke redenen zijn om af te zien van de aanspraken. Dit kan het geval zijn bij faillissement, surséance van betaling en schuldsanering. Het moet dus gaan om bijzondere situaties waarin de financiële middelen van het lichaam waarbij de aanspraken zijn ondergebracht, niet toereikend zijn. Is daarvan geen sprake, dan moet de uitkering worden voortgezet zolang het lichaam waarbij de aanspraken zijn ondergebracht daarvoor nog voldoende middelen bezit 4. Van schuldsanering is sprake als alle schuldeisers afzien van (een deel van) hun vorderingen. Indien alleen de DGA afziet van zijn pensioenrechten en eventuele overige vorderingen, is geen sprake van schuldsanering. In de parlementaire behandeling ter gelegenheid van de invoering van artikel 19b (voorheen: 11c), eerste lid, onderdeel c, van de Wet LB is vermeld dat de invoering van deze bepaling er toe strekt om oneigenlijke handelingen tegen te gaan met aanspraken die zijn verzekerd bij een eigen pensioenlichaam of werkmaatschappij. Om een overkill te voorkomen is de zinsnede toegevoegd: "behoudens voorzover de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is". Deze toevoeging voorkomt dat aanspraken in de belastingheffing worden betrokken voorzover deze om zakelijke redenen worden prijsgegeven in geval van bijzondere situaties zoals faillissement, surséance van betaling of schuldsanering. Aangezien in deze situaties de aanspraken feitelijk geen waarde hebben, kunnen ze ook geen voorwerp vormen van oneigenlijke handelingen. Het zou niet redelijk zijn ze toch te belasten. In de bijzondere situaties die door de wetgever zijn genoemd, is het voortbestaan van het lichaam waarbij de aanspraken zijn ondergebracht in het geding. Door het afzien van aanspraken in deze situaties buiten de heffing te laten vormt artikel 19b, eerste lid, onderdeel c, van de Wet LB geen belemmering voor het eventuele voortbestaan van het lichaam. De schuldenlast wordt verminderd zonder gevolgen voor de loonbelasting. Wellicht ten overvloede: het is niet juist is om voor het begrip niet voor verwezenlijking vatbare aanspraken zonder meer aansluiting te zoeken bij de jurisprudentie die is gewezen inzake de vrijstelling van voordelen uit een onderneming verkregen door het prijsgeven van niet voor 1 Brief van 1 februari 2010, DB/2010/0838U 2 Hof Den Haag, 26 januari 2010, nr. BK-09/00274; LJN: BL Vraag & Antwoord en Zie ook Hof Amsterdam, 27 november 2000, nr. 99/2650 2

3 verwezenlijking vatbare rechten door schuldeisers. Deze vrijstelling voor de debiteur van een vordering is geregeld in artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 (voorheen: artikel 8, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 1964). Bij die vrijstelling wordt de vraag of sprake is van dergelijke rechten beoordeeld vanuit het standpunt van de crediteur. De bepaling van artikel 19b, eerste lid, onderdeel c, slot, van de Wet LB bevat evenwel een vrijstelling voor de crediteur van de door hemzelf prijsgegeven pensioenaanspraak. Er dient dan sprake te zijn van een objectief waarneembare situatie van niet vatbaar zijn voor verwezenlijking. Een enkele, zelfs zeer forse, daling van de waarde van een aandelenpakket of een beleggingsverzekering kan nimmer aanleiding vormen voor belastingvrij prijsgeven van pensioenrechten. Het betreft dan een aandelenpakket dat of een verzekering die dient ter dekking van de pensioenverplichting. Ook het gedeeltelijk prijsgeven van een voor verwezenlijking vatbare aanspraak leidt tot het toepassen van de sanctie van artikel 19b Wet LB. Als dit belastbare feit zich voordoet, is vervolgens slechts de waarde van de voor verwezenlijking vatbare rechten belastbaar. Voorbeeld De waarde van de totale pensioenaanspraak bedraagt Na een schuldsanering bij de vennootschap is de pensioenaanspraak slechts voor voor verwezenlijking vatbaar. Alternatieven: 1. Er wordt voor of minder afgezien van de pensioenaanspraak. Uitwerking: Er is geen belastbaar feit. Geen heffing. 2. Er wordt voor afgezien van de pensioenaanspraak. Uitwerking: In deze situatie wordt belast op grond van artikel 19b, eerste lid, onderdeel c, en slot, van de Wet LB. 3. Er wordt afgezien van de volledige pensioenaanspraak. Uitwerking: Ook in dit geval heffing over De bovenstaande interpretatie is in overeenstemming met een redelijke wetsuitleg en de bedoeling van de wetgever. De Memorie van toelichting bij onderdeel c van artikel 19b, eerste lid, van de Wet LB 5 spreekt slechts over de onbelastbaarheid van het (volledige) prijsgeven van een (volledig) niet voor verwezenlijking vatbare aanspraak. Uit onderdeel c in samenhang met het slot van het eerste lid kan echter worden afgeleid dat er slechts sprake is van een belastbaar feit voor zover een voor verwezenlijking vatbare aanspraak wordt prijsgegeven. Anders gezegd: Er is geen belastbaar feit als alleen maar niet voor verwezenlijking vatbare rechten worden prijsgegeven. Daarmee is nog niets gezegd over het bedrag dat in de heffing moet worden betrokken als het belastbare feit zich voordoet. Volgens de letterlijke tekst van het slot van het eerste lid van artikel 19b zou dan de gehele waarde van de aanspraak (inclusief het niet voor verwezenlijking vatbare deel) moeten worden belast. Dit zou echter tot de onredelijke uitkomst leiden dat indien er 1 van de voor verwezenlijking vatbare rechten zou worden prijsgegeven de waarde van de gehele aanspraak in de heffing zou worden betrokken. De bedoeling van de wetgever is in dit geval echter zie de Memorie van toelichting juist niet te heffen over niet voor verwezenlijking vatbare aanspraken. Een redelijke wetsuitleg voert daarom tot de volgende oordelen: 1. Er is pas sprake van een belastbaar feit als een voor verwezenlijking vatbaar deel van de aanspraak geheel of gedeeltelijk wordt prijsgegeven. 2. In die situatie is er slechts een belastbaar bedrag ter grootte van de waarde van het voor verwezenlijking vatbare deel. 5 MvT, Kamerstukken II 1994/95, , nr. 3, 3

4 Dat niet iedereen bovenstaande standpunten onderschrijft blijkt uit vakartikelen 6 en het feit dat op 1 februari 2010 kamervragen zijn gesteld door de leden Remkes en Blok. Op 28 februari 2010 heeft de Staatssecretaris van Financiën deze vragen beantwoord 7. Kamervragen De staatssecretaris beantwoordt de vragen mede namens de minister van Sociale Zaken. Op de vraag hoe om te gaan met beleggingsverliezen bij pensioenen in eigen beheer bij vooral oudere dga s antwoordt hij dat deze verliezen grotendeels worden veroorzaakt doordat de vennootschap de voor pensioenuitkeringen bedoelde gelden belegt in risicodragende vermogensbestanddelen (lees de eigen BV). De vennootschap kan deze gelden beter omzetten naar risicomijdende waarde, zoals dit thans op basis van de zorgplicht als verplichting is opgenomen in de Pensioen Wet (PW). Vervolgens onderschrijft de staatssecretaris het bovenstaande beleid van de Belastingdienst, onder verwijzing naar de parlementaire behandeling van artikel 11c Wet LB (oud) Dit artikel is later vernummerd naar het huidige artikel 19b Wet LB. De bedoeling van de wetgever was en is om oneigenlijke handelingen met pensioenaanspraken in eigen beheer tegen te gaan. Afzien van opgebouwde pensioenaanspraken kan slechts in uitzonderlijke gevallen. Een eventueel beroep op toepassing van de hardheidsclausule zullen dan ook door hem worden afgewezen. Hij verwijst hierbij naar het feit dat de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven van de Tweede Kamer ook heeft geoordeeld dat een beroep op de hardheidsclausule zal moeten falen 8. De kamerleden vragen vervolgens of er dan geen sprake is van ongelijke behandeling tussen een dga, die niet mag afzien en een gepensioneerde werknemer die van een onder toezicht van DNB staand pensioenfonds wel een lager pensioen zal kunnen gaan ontvangen. Volgens de staatssecretaris is in het geheel geen sprake van gelijke gevallen, die ongelijk worden behandeld. Bij een onder toezicht van DNB staand pensioenfonds aangesloten werknemer heeft immers geen doorslaggevende invloed op het beleggingsbeleid van het pensioenfonds, terwijl de dga helemaal zelf kan bepalen hoe en waarin zijn pensioen BV belegt. Deze beleggingsvrijheid betekent echter niet dat met de geldmiddelen van de pensioen BV (extra) beleggingsrisico moet worden gelopen. Daarnaast kan een onder toezicht staand pensioenfonds slechts onder strikte voorwaarden 9 de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen. Als het fonds hiertoe overgaat is de sanctie van artikel 19b Wet LB niet van toepassing, omdat de pensioengerechtigde zijn rechten tot het bedrag van de vermindering definitief kwijt is. Deze situatie is niet van toepassing op in eigen beheer gehouden pensioenen. Op de vraag of de staatssecretaris bereid is om de definitie van niet voor verwezenlijking vatbare aanspraken te verruimen antwoordt hij ontkennend. Een verruiming van dit begrip zal volgens hem enerzijds leiden tot oneigenlijk gebruik en anderzijds tot een disproportionele administratieve lastenverzwaring. Hij geeft tot slot aan dat een gewone crediteur in vergelijkbare omstandigheden ook niet akkoord zou gaan met een verlaging van zijn pensioenrechten. Procedure Hof Den Haag, BK-09/00274 In deze procedure heeft de vennootschap in 1990 aan de toenmalige dga pensioenaanspraken toegekend op basis van een eindloonregeling. In de pensioenbrief is opgenomen dat de vennootschap zich het recht voorbehoud de gedane pensioentoezegging te wijzigen als de bedrijfsresultaten het niet 6 Zie o.a. mr. M.E. Kastelein, Prijsgeven van pensioen door de dga, Pensioen Actief augustus Antwoorden Kamervragen, 22 februari 2010, DGB2010/0838U 8 Kamerstukken II, 2009/ , nr zie artikel 135 Pensioenwet 4

5 toelaten langer voor de benodigde pensioenaanspraken de noodzakelijke reserveringen ten laste van het resultaat te doen. Reserveringen vonden in casu plaats tot en met 1992, daarna is niet meer gedoteerd aan de voorziening. In 2002 gaat de dga met pensioen. De dga ziet vervolgens af van uitbetaling van zijn pensioenrecht, zodat er geen enkele pensioenuitkering heeft plaats gevonden. Als argument wordt de slechte financiële situatie van de vennootschap aangevoerd. Feit is echter dat in de jaren 2002 tot en met 2005 wel uitkeringen aan de dga worden gedaan uit hoofde van een stamrechtovereenkomst die hij met deze vennootschap heeft. Ook is het salaris van de nieuwe directeur (de zoon van de toenmalige dga) in dezelfde periode jaarlijks fors verhoogd. Het Hof geeft allereerst aan dat bij afzien van pensioenaanspraken artikel 19b, lid 1, letter c Wet LB van toepassing kan zijn, tenzij de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is. Ook het Hof gaat bij zijn argumentatie uit van de eerder aangehaalde dwingende maatschappelijke redenen. Van enige schuldsanering, faillissement of surseance van betaling was over de periode 2002 tot en met 2005 echter geen sprake. De slechte financiële positie van de vennootschap was blijkbaar niet zo erg, dat er wel stamrechtuitkeringen en salarisverhogingen konden worden toegekend. Hieruit leidt het Hof af dat de dga zijn pensioenaanspraak heeft prijsgegeven met het oog op aandeelhoudersbelangen van zichzelf en zijn zoon. Aldus heeft het aandeelhoudersbelang en niet het werknemersbelang voorop gestaan bij de keuze om af te zien van de pensioenaanspraken. Dit voert volgens het Hof tot de slotsom dat de dga zijn pensioenaanspraak heeft prijsgegeven, terwijl niet gezegd kan worden dat de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar was. De sanctie van artikel 19b Wet is door de inspecteur terecht opgelegd, verhoogd met 20% revisierente 10 Zoals blijkt uit zowel bovenstaande jurisprudentie als de beantwoording van de Kamervragen is het standpunt van het CAP dus in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever. Oplossingen Om, bij het naderen van de pensioeningangsdatum, toch de balansvoorziening meer in overeenstemming te brengen met de pensioenverplichting zijn diverse oplossingen mogelijk. 1. Afstorten bij een professionele verzekeraar. Als de financiële middelen van de vennootschap ontoereikend zijn om het pensioen volledig uit te keren en de vennootschap heeft ook geen andere mogelijkheden meer om volledig aan haar verplichtingen te voldoen, dan is er altijd de keuze het resterende kapitaal onder ter brengen bij een professionele verzekeraar. Deze verzekeraar zal het ontvangen bedrag vervolgens omzetten in een levenslang pensioenrecht. Dit bedrag is onvoldoende om de hele aanspraak toe te kennen. De pensioenuitkering zal dan ook lager uitvallen. De dga ziet in die situatie weliswaar af van een deel van zijn pensioen, maar dit deel is dan ook echt niet voor verwezenlijking vatbaar. De Belastingdienst zal vervolgens wel eisen dat de vennootschap wordt ontbonden. Als de vennootschap niet wordt ontbonden, bestaat er namelijk altijd de kans dat er toch nog winst wordt behaald, die vervolgens omgezet zou moeten worden in een hoger pensioen. Afstorten naar een professionele verzekeraar, teneinde de sanctie van artikel 19b Wet LB te ontlopen zal dan ook nagenoeg uitsluitend voorkomen vlak voor de pensioeningangsdatum. 2. Uitstellen van pensioen en (gedeeltelijk) doorwerken 11 Een andere mogelijkheid is de pensioendatum uit te stellen. De uitkeringen moeten uiterlijk ingaan bij het bereiken van de 70-jarige leeftijd 12. Op het moment dat het ouderdomspensioen 100% van het pensioengevend loon komt te bedragen voordat de dga de 65- jarige leeftijd bereikt, moeten de uitkeringen uiterlijk ingaan op de 65-jarige. Indien het 10 Artikel 30i Algemene wet inzake rijksbelangen 11 Voor meer info: V&A , 045 en Zie artikel 18a, lid 4, onderdeel 5 Wet LB 5

6 ouderdomspensioen 100% van het pensioengevend loon komt te bedragen nadat de dga de 65-jarige leeftijd heeft bereikt moet het pensioen direct ingaan. Als de uitkeringen later ingaan dan de vastgestelde ingangsdatum, mag de opbouw van pensioen doorgaan. Bestaande pensioenrechten moeten actuarieel worden opgerent. Het ouderdomspensioen mag echter niet hoger worden dan 100% van het pensioengevend loon. Uitstel van de pensioendatum is alleen mogelijk indien en voorzover de pensioengerechtigde na die datum blijft doorwerken in de dienstbetrekking. Deze voorwaarde volgt uit artikel 18a, vierde lid, 2º, van de Wet LB en de artikelsgewijze toelichting daarop. Het artikellid is erop gericht te voorkómen dat een werknemer de ingangsdatum van zijn pensioen uitstelt als hij ophoudt met werken. Verder is ook de artikelsgewijze toelichting op artikel 18a, vijfde lid, van de Wet LB 13 van belang. In die toelichting is alleen sprake van de werknemer. Dit duidt erop dat sprake moet zijn van een bestaande, tegenwoordige dienstbetrekking. Voor niet-actieve werknemers hanteert de Wet fiscale behandeling van pensioenen de aanduiding gewezen werknemer. Indien de pensioendatum wordt uitgesteld zonder dat sprake is van voortzetting van de dienstbetrekking, wordt de regeling onzuiver en treedt artikel 19b, eerste lid, aanhef, onderdeel a en onderdeel c, slot, van de Wet LB in werking. De gehele aanspraak wordt dan belast. Uitstel voor een evenredig deel is ook mogelijk. Als een dga na het bereiken van de in de regeling vastgestelde pensioendatum blijft doorwerken maar zijn arbeidsduur verkort (deeltijd), kan hij het pensioen voor een evenredig deel uitstellen en wel voor het gedeelte dat hij nog in de dienstbetrekking doorwerkt. Voor het overige deel moet het pensioen wel ingaan. Op het uitgestelde deel van het pensioen is artikel 18a, vijfde lid, van de Wet LB van toepassing Conclusie Afzien van een in eigen beheer opgebouwd pensioen is nagenoeg niet mogelijk zonder de sanctie van artikel 19b Wet LB. Dit is recentelijk bevestigd door zowel het Ministerie van Financiën als de rechtelijke macht. Slechts in bijzondere omstandigheden is afzien zonder fiscale gevolgen mogelijk. Wel bestaat de mogelijkheid dat de dga zijn gehavende pensioenreserve fiscaal geruisloos overdraagt aan een professionele verzekeraar. Wel zal dan de vennootschap moeten worden ontbonden. Ook kan de dga er voor kiezen zijn pensioen uit te stellen in afwachting van betere tijden. Hij zal dan wel verplicht moeten doorwerken. Mr. J.J. Buijze CPL Hans Buijze is werkzaam bij de Belastingdienst. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel 13 Wet fiscale behandeling van pensioenen, Kamerstukken II, , nr. 3, blz. 24 6

7 Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Loonbelasting. Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven en beleidsbesluiten Besluit van 3 juli 2008, nr. CPP2008/447M, Stcrt. nr. 133 De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. Dit besluit is een samenvoeging van het besluit van 11 november 2005, nr. CPP2005/2740M en het besluit van 28 maart 2006, nr. CPP2005/2742. Bij de samenvoeging zijn de besluiten herschreven en, waar nodig, aangepast aan de sedertdien verschenen jurisprudentie (HR 14 april 2006, nr , HR 1 september 2006, nr en HR 10 augustus 2007, nr ). De inhoudelijke wijzigingen betreffen met name de onderdelen A.1, A.3.3, B.1.1 en B.2.1. Inleiding Dit besluit behandelt twee aandachtsgebieden. In hoofdstuk A staat de waarde in het economische verkeer centraal. Die speelt een rol bij het beoordelen van de zakelijkheid van pensioenaanspraken, die door een naamloze of besloten vennootschap (werkgever) aan een directeurgrootaandeelhouder (DGA) zijn toegekend. Tevens wordt ingegaan op de premiebetalingen aan met de DGA of de werkgever gelieerde lichamen waar het pensioen door de werkgever is verzekerd. In de onderdelen 2 en 3 van hoofdstuk A zijn goedkeuringen opgenomen. Hoofdstuk B van het besluit behandelt het beleid dat de Belastingdienst hanteert met betrekking tot de waardering van pensioen- en lijfrenteverplichtingen in het kader van de jaarwinstbepaling. Daarbij komen de volgende onderwerpen aan de orde: - waardering pensioenverplichtingen in eigen beheer; - waardering verzekerde pensioenverplichtingen; - waardering van lijfrenteverplichtingen; - overgangsregeling rekenrente 1 januari 2001; - inbouw elders verzekerd kapitaal; en - waardering bij stelselwijziging door ontvoeging uit fiscale eenheid. Ook in hoofdstuk B zijn goedkeuringen opgenomen. Begrippenlijst DGA Directeur-grootaandeelhouder Pensioenlicha Lichaam als bedoeld in art. 19a, eerste lid, onderdeel d, Wet am LB, dat niet zelf de pensioenaanspraak heeft toegekend UBLB Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 URIB Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Wet LB Wet op de loonbelasting 1964 Wet VPB Wet op de vennootschapsbelasting 1969 Wet VPL Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling A. Waarde in het economische verkeer A.1 Overdrachtswaarde pensioenverplichtingen In HR 14 april 2006, nr was in geschil de overdrachtsprijs van pensioenverplichtingen met een open indexatie. Van een open indexatie is sprake als in een pensioenregeling is toegezegd dat ingegane pensioenen en de opgebouwde rechten vóór de pensioendatum zoveel mogelijk worden aangepast aan de loon- of prijsontwikkeling. De Hoge Raad oordeelde dat de waarde van een open geïndexeerd pensioenrecht kan worden bepaald door uit te gaan van de waarde van een pensioen met vaste indexatie dat 7

8 tussen partijen (op zakelijke wijze) ten tijde van de overdracht ter vervanging van de toegezegde open indexatie zou zijn overeengekomen. Goedkeuring waardering open geïndexeerd pensioenrecht Ik keur goed dat, zonder nader onderzoek, de waarde van een open geïndexeerd pensioenrecht wordt bepaald door uit te gaan van een pensioen met een vaste indexatie van 2% per jaar. Aan deze goedkeuring verbind ik de voorwaarde dat deze waarderingsmethode wordt gehanteerd als een bestendige gedragslijn. A.2. Zakelijkheid pensioenrechten A.2.1. Algemeen Als een aan de DGA toegekend pensioenrecht voor de heffing van de loonbelasting fiscaal zuiver is, betekent dit niet dat deze toezegging voor de heffing van de vennootschapsbelasting altijd als zakelijk kan worden aangemerkt. In de geldende regels voor pensioenen in de Wet LB is niet in alle gevallen een strikt verband aanwezig tussen het salaris en de diensttijd enerzijds en de hoogte van het pensioen anderzijds. Onder omstandigheden kan de DGA bijvoorbeeld extra diensttijd inkopen (hetzij voor eigen rekening, hetzij voor rekening van de werkgever), zonder dat de pensioenregeling de begrenzingen van hoofdstuk IIB Wet LB overschrijdt (artikel 10a, tweede en derde lid, UBLB). In een dergelijk geval kan een voor de loonbelasting zuivere pensioenregeling onder omstandigheden leiden tot een onzakelijke last voor de vennootschapsbelasting; ook al is overigens sprake van een normale arbeidsbeloning (exclusief de pensioenregeling). De grens tussen zakelijk en onzakelijk handelen is niet in zijn algemeenheid aan te geven. Dit zal steeds aan de hand van de feiten en omstandigheden van het geval dienen te worden beoordeeld. Of in een concreet geval sprake is van een zakelijke of onzakelijke last moet volgens vaste jurisprudentie worden getoetst aan de totale arbeidsbeloning (vgl. HR 15 mei 1985, nr , HR 20 januari 1988, nr en HR 24 april 1991, nr ). A.2.2 Kwalificatie van inkoop dienstjaren als onzakelijk In de uitvoeringspraktijk roept vooral de hiervoor genoemde inkoop van dienstjaren vragen op over de zakelijkheid. Als de werknemer geen DGA is, komen de kosten van een dergelijke inkoop doorgaans voor rekening van de werknemer zelf. Als aan een DGA extra pensioenaanspraken worden toegekend en hij daarvoor geen of een geringe eigen bijdrage betaalt, kan toetsing van de concrete feiten en omstandigheden tot de conclusie leiden dat de kosten van de extra pensioenaanspraak dusdanig hoog zijn dat geen redelijk denkende werkgever deze kosten voor zijn rekening had genomen als de werknemer niet tevens aandeelhouder zou zijn, onder overigens vergelijkbare omstandigheden. De extra aanspraak vloeit dan niet voort uit de dienstbetrekking, maar uit de aandeelhoudersrelatie. Van een onvoldoende eigen bijdrage kan ook sprake zijn als het loon wordt verhoogd om daarmee de eigen bijdrage van de DGA te compenseren. In dat geval komt de eigen bijdrage door de loonsverhoging in feite toch voor rekening van de werkgever. Voor de beoordeling van de kosten van de extra aanspraken moet worden uitgegaan van de onvoorwaardelijk toegekende aanspraken. Goedkeuring inkoop dienstjaren Om te voorkomen dat de zakelijkheid moet worden getoetst bij elke inkoop, waarvan de kosten direct of indirect voor rekening van de werkgever komen, keur ik goed dat nader onderzoek naar de zakelijke overwegingen achterwege blijft als in het jaar van inkoop de extra ingekochte diensttijd niet meer bedraagt dan de pensioengevende diensttijd van dat jaar zelf. Die 8

9 zakelijke overwegingen worden in dat geval aanwezig verondersteld. Deze goedkeuring geldt alleen als de totale arbeidsbeloning overigens dus exclusief de kosten van de extra pensioentoezegging als zakelijk kan worden aangemerkt. Als de kosten van de extra aanspraken te hoog zijn, is sprake van onzakelijke lasten en veelal tevens van een uitdeling. Onzakelijkheid heeft tot gevolg dat de kosten van het onzakelijke deel van de aanspraak voor de werkgever niet aftrekbaar zijn. Als tevens sprake is van een uitdeling wordt de waarde in het economische verkeer van het onzakelijke deel van die aanspraak bij de DGA aangemerkt als in het jaar van toekenning genoten inkomen uit aanmerkelijk belang in de zin van hoofdstuk 4 van de Wet IB Indien de als onzakelijk aangemerkte aanspraken nadien worden verhoogd ingevolge een eindloontoezegging of een voorwaardelijke indexatie dienen de voor de vennootschap daarmee samenhangende backservicelasten eveneens als een onzakelijke last te worden aangemerkt. Voor zover bij de toekenning sprake is van een uitdeling, geldt dit ook voor de latere verhoging van de aanspraken. De latere backservicelasten vloeien immers voort uit een als onzakelijk aangemerkte inkoop. Voor de goede orde merk ik nog het volgende op. Als de pensioenverplichting in eigen beheer wordt gehouden en de DGA een belang van ten minste een derde heeft in de vennootschap of in een daarmee verbonden vennootschap, valt de jaarlijkse oprenting van dit onzakelijke deel van de verplichting in beginsel onder de werking van artikel 10a van de Wet VPB. De in eigen beheer gehouden pensioenverplichting vormt voor het onzakelijke deel daarvan een bijzondere vorm van een schuld die verband houdt met een winstuitdeling in de zin van dit artikel. A.2.3 Toegekende aanspraak onzakelijk; gevolgen van uitdeling Voor zover de aanspraak voortvloeit uit de aandeelhoudersrelatie gaat deze over naar het vermogen waarmee resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van afdeling 3.4 van de Wet IB 2001 wordt behaald. Daarbij is niet van belang of deze aanspraak door de werkgever in eigen beheer wordt gehouden dan wel wordt verzekerd bij een ander lichaam als bedoeld in artikel 3.92 van de Wet IB Gevolg van deze overgang is dat dit deel van de aanspraak jaarlijks moet worden gewaardeerd ten behoeve van de heffing van inkomstenbelasting. Bij de bepaling van de waarde in het economische verkeer van het onzakelijke deel van de aanspraak kan in het geval van een open geïndexeerde aanspraak de in onderdeel A.1. opgenomen goedkeuring overeenkomstige toepassing vinden. A.3. Premiebetalingen aan pensioenlichamen A.3.1. Algemeen Bij betalingen aan een pensioenlichaam kan het zakelijke karakter van de overeenkomst tussen de werkgever en het pensioenlichaam in het geding zijn. De aan het pensioenlichaam verschuldigde premies dienen te zijn gebaseerd op een tussen de werkgever en het pensioenlichaam gesloten (financierings)overeenkomst, welke schriftelijk is vastgelegd en waarin is opgenomen welke verplichtingen aan het pensioenlichaam worden overgedragen en welke premie (of koopsom) daarvoor wordt berekend. Om onzekerheid over de omvang van de premies te voorkomen en een gelijke behandeling zoveel mogelijk te bevorderen, geef ik in dit onderdeel mijn opvattingen weer over het vaststellen van de als zakelijk aan te merken premies. Naast een onderzoek naar de hoogte van de premie zal onderzocht moeten 9

10 worden of en in hoeverre de premie een element van vooruitbetaling bevat en of de premie ingevolge de artikelen 3.26 tot en met 3.28 van de Wet IB 2001 slechts beperkt aftrekbaar is. Bij betalingen aan een pensioenstichting zal de aandacht zich voorts richten op de vraag of de premies het vermogen van de werkgever onherroepelijk hebben verlaten en of de beschikkingsmacht niet in feite in handen ligt van de DGA. A.3.2. Nominale of vast geïndexeerde pensioenen De aan pensioenlichamen te betalen premies voor nominale of vast geïndexeerde pensioenen dienen te zijn gebaseerd op de tarieven die levensverzekeringsmaatschappijen voor dergelijke pensioenverzekeringen plegen te hanteren (vgl. HR 24 oktober 2003, nr ). Onder deze tarieven moeten in dit verband worden verstaan de zogenoemde bruto-netto tarieven; dit zijn de bruto tarieven verminderd met alle gebruikelijke kortingen. Dit betekent dat rekening gehouden moet worden met o.a. omvangskortingen en voor zover van toepassing - rentestandskortingen. Daarnaast moeten de tussen onafhankelijke derden gebruikelijke overrenteof winstdelingen zijn overeengekomen. Tussen zakelijk handelende partijen zal de betaling van premies worden beperkt als het uit ontvangen premies verkregen vermogen van het pensioenlichaam reeds voldoende is om de opgebouwde rechten te kunnen veiligstellen (vgl. HR 13 december 2000, nr ). A.3.3. Open geïndexeerde pensioenen De omstandigheid dat levensverzekeringsmaatschappijen geen open geïndexeerde pensioenen verzekeren, vormt geen beletsel voor het bepalen van een premie die zou zijn overeengekomen tussen zakelijk handelende partijen. De waarde van een dergelijk pensioenrecht waarbij een open indexatie overeen is gekomen, kan worden bepaald door uit te gaan van de waarde van een pensioen met een vaste indexatie dat tussen partijen op zakelijke wijze ten tijde van de overdracht ter vervanging van de toegezegde open indexatie zou zijn overeengekomen (vgl. HR 14 april 2006, nr ). Goedkeuring premieberekening open geïndexeerd pensioenrecht Ter voorkoming van discussie over de hoogte van de fictieve vaste indexatie, die dient ter vervanging van de open indexatie, keur ik goed dat deze wordt gesteld op 2% per jaar. Nader onderzoek naar de zakelijke overwegingen kan daarbij achterwege blijven. Ik merk hierbij op dat voor zover de rekenrente per saldo lager uitkomt dan 4%, de artikelen 3.26 tot en met 3.28 van de Wet IB 2001 mee kunnen brengen dat de betaalde premies gedeeltelijk moeten worden geactiveerd. B. Waardering van pensioen- en lijfrenteverplichtingen algemeen B.1. Waardering pensioenverplichtingen in eigen beheer B.1.1. Algemeen Goed koopmansgebruik eist dat pensioenverplichtingen en andere soortgelijke verplichtingen worden gewaardeerd met gebruikmaking van de geldende marktrente voor langlopende leningen en de gebruikelijke overlevingstafels ten tijde van het aangaan van de verplichtingen. Daarbij geldt dat bij een stijging van de verplichting als gevolg van een verzwaring - per saldo - van de grondslagen de verplichtingen dienovereenkomstig hoger mogen worden gewaardeerd en bij een nadien optredende verlichting - per saldo - van die grondslagen de verplichtingen dienovereenkomstig lager moeten worden gewaardeerd, doch niet lager dan zij worden gewaardeerd met gebruikmaking van de oorspronkelijk gehanteerde grondslagen (vgl. HR 28 juni 2000, nr , HR 23 januari 2004, nr , en HR 1 september 2006, nr ) 10

11 B.1.2. Vaststelling marktrente Bij de waardering van in eigen beheer gehouden pensioenverplichtingen kunnen belastingplichtigen gebruik maken van het marktrentebesluit dat ik jaarlijks publiceer. Hierbij wordt opgemerkt dat als de marktrente die in dat besluit wordt gegeven lager is dan 4%, deze verplichtingen op grond van artikel 3.29 van de Wet IB 2001 moeten worden gewaardeerd met inachtneming van een rekenrente van 4%. B.1.3. Sterftegrondslagen De waarderingsregel voor pensioenverplichtingen in eigen beheer van onderdeel B.1.1. wordt ten aanzien van de te hanteren sterftegrondslagen ingeperkt door artikel 8, zesde lid, van de Wet VPB. Op grond van dit artikel mag geen overlevingstafel worden gehanteerd waarin rekening is gehouden met verwachtingen betreffende toekomstige levensverwachtingen. Bovendien mag leeftijdsterugstelling alleen worden toegepast ter correctie van het verschil tussen de gehanteerde overlevingstafel en een overlevingstafel van recentere datum. B.1.4 Jaarlagen De grondslagen van de waardering zijn de marktrente en de gebruikelijke overlevingstafels ten tijde van het aangaan van de verplichting. Bij elke jaarlijkse aangroei van de pensioenaanspraak is sprake van een nieuwe verplichting. Voor de waardering van de nieuwe verplichting moet daarbij worden uitgegaan van de marktrente en de overlevingstafel in het jaar van aangroei. Voor elke jaarlaag moeten daarom de eigen marktrente en overlevingstafel worden bijgehouden. Omdat dit in de praktijk tot problemen leidt, keur ik het volgende goed. Goedkeuring ter beperking van het aantal jaarlagen De jaarlijkse aangroei ten gevolge van toename van de diensttijd of aanpassing aan de loon- of prijsontwikkeling hoeft niet te worden aangemerkt als het aangaan van een nieuwe verplichting. De verplichting mag jaarlijks gewaardeerd blijven tegen de marktrente en de overlevingstafel van het boekjaar waarin de pensioenaanspraak de eerste keer is toegekend. Hierbij kan worden uitgegaan van de grondslagen op het einde van dat jaar. Daarmee wordt in die gevallen voorkomen dat alsnog verschillende jaarlagen ontstaan. Aangroei ten gevolge van andere oorzaken moet, als zijnde een nieuwe pensioenverplichting, wel worden gewaardeerd tegen de marktrente en de overlevingstafel in het jaar van aangroei. Ook pensioenverplichtingen die voortvloeien uit de aanpassing van pensioenregelingen aan de Wet VPL zijn in dit verband nieuwe pensioenverplichtingen. B.1.5. Indexatie De in onderdeel B.1.1. genoemde jurisprudentie maakt geen onderscheid tussen nominale en geïndexeerde verplichtingen. Het door de Hoge Raad voorgeschreven gebruik van de marktrente geldt ook voor geïndexeerde pensioenen. Artikel 3.26 van de Wet IB 2001 verhindert dat bij de bepaling van de winst kosten en lasten in aanmerking worden genomen die samenhangen met de wijzigingen in de hoogte van lonen en prijzen na afloop van het jaar. Artikel 3.28 van de Wet IB 2001 geeft specifiek voor pensioenverplichtingen aan wanneer een verband met wijzigingen in de hoogte van lonen of prijzen na afloop van het jaar niet aanwezig wordt geacht. Dat is het geval als de kosten en lasten van de pensioenverplichting betrekking hebben op een pensioengrondslag die is gebaseerd op een loon dat niet uitgaat boven het loon bij het einde van het jaar en bij de berekening van die kosten en lasten in feite een rekenrente in aanmerking is genomen 11

12 van ten minste 4%. Als rekening wordt gehouden met een indexatieverplichting en wel zodanig dat het saldo van rekenrente en indexatiepercentage minimaal 4% bedraagt, wordt voor de toepassing van artikel 3.26 van de Wet IB 2001 geacht geen rekening te zijn gehouden met indexatie-elementen. B.2. Waardering verzekerde pensioenverplichtingen B.2.1. Algemeen De verplichtingen van een pensioenlichaam staan tegenover de reeds door hem ontvangen premies of koopsommen. Bij het verzekeren van pensioenrechten bij het pensioenlichaam dienen partijen zakelijk te handelen. In het vervolg van dit besluit is uitgegaan van zakelijk handelende partijen. Verzekerde pensioenverplichtingen, zowel ingegane als niet ingegane, moeten op de winstbepalende balans worden gewaardeerd tegen de grondslagen van het tarief, zoals dat heeft gegolden bij de vaststelling van de ontvangen premies of koopsommen. Daarbij geldt dat bij een stijging van de waarde van de verplichting als gevolg van een verzwaring per saldo van de grondslagen, de verplichting dienovereenkomstig hoger mag worden gewaardeerd en bij een nadien optredende verlichting per saldo van de grondslagen de verplichting dienovereenkomstig lager moet worden gewaardeerd, doch niet lager dan naar de, als zakelijk beoordeelde, tariefgrondslagen (vgl. HR 28 juni 2000, nr , HR 23 januari 2004, nr , en HR 1 september 2006, nr ). Een pensioenlichaam kan zijn stelsel van winstbepaling zo kiezen dat een pensioenverplichting op de balans wordt gewaardeerd op de hoogste van twee waarden: de ene berekend op basis van de grondslagen ten tijde van de overeenkomst, de andere berekend op basis van de grondslagen per balansdatum. Slechts de fluctuaties in de grondslagen die zijn toe te rekenen aan de periode na het sluiten van de premieovereenkomst respectievelijk de ontvangst van de koopsom, zijn relevant voor de waardering van de verplichtingen. Als bij het bepalen van de premie (of koopsom) om zakelijk te achten redenen is afgeweken van hetgeen bij een levensverzekeraar gebruikelijk is, mag voor de balanswaarde van de pensioenverplichting niet worden uitgegaan van de grondslagen van een dergelijke verzekeraar, maar moeten de eigen grondslagen aan de opgetreden wijzigingen worden aangepast. B.2.2. Vaststelling marktrente Bij de waardering van de pensioenverplichtingen kunnen pensioenlichamen met inachtneming van het onderstaande gebruik maken van hetgeen in onderdeel B.1.2 staat. In de praktijk worden situaties geconstateerd waarin de gehanteerde tariefrente hoger ligt dan het u-rendement dat ten grondslag ligt aan de marktrente volgens het marktrentebesluit. Om te voorkomen dat door het gebruik van de marktrente uit dat besluit (vrijwel onmiddellijk) na het sluiten van de overeenkomst een niet geleden verlies tot uiting wordt gebracht, kan voor de waardering van de verplichtingen uit dergelijke overeenkomsten niet zonder meer een beroep op het marktrentebesluit worden gedaan. In de praktijk is het lastig de relevante marktrente voor langlopende leningen, die past bij de aard en de duur van de gesloten overeenkomst, te achterhalen. Om hiervoor een oplossing te bieden keur ik het volgende goed. Goedkeuring inzake aangepaste marktrente Bij de waardering van pensioenverplichtingen en andere soortgelijke 12

13 verplichtingen mag worden uitgegaan van een uit de oorspronkelijke tariefrente afgeleide, aangepaste marktrente op de balansdatum. Deze aangepaste marktrente wordt gevonden door de marktrente volgens dit besluit te corrigeren met het verschil tussen de overeengekomen tariefrente en het u-rendement ingevolge dit besluit, geldend voor de maand waarin de premieovereenkomst is aangegaan respectievelijk de koopsom is ontvangen. Hiermee volgt de aangepaste marktrente per balansdatum de fluctuaties van de marktrente volgens dit besluit. B.2.3. Sterftegrondslagen Voor het pensioenlichaam geldt bij de waardering van de pensioenverplichtingen hetgeen is geregeld in artikel 8, zesde lid, van de Wet VPB. Daarin is bepaald dat geen overlevingstafel kan worden gehanteerd waarin rekening is gehouden met verwachtingen omtrent toekomstige levensverwachtingen. Ook is daarbij aangegeven dat een leeftijdsterugstelling alleen kan worden toegepast ter correctie van het verschil tussen de gehanteerde overlevingstafel en een overlevingstafel van recentere datum. Bij financiering door middel van de ontvangst van (gelijkblijvende) premies is de lasten minus baten -methode de meest gebruikelijke methode voor de waardering van de pensioenverplichtingen; bij financiering door middel van (stijgende) koopsommen is de koopsommenmethode het meest gebruikelijk. In beide systemen geldt op grond van artikel 8, zesde lid, van de Wet VPB dat bij de berekening van contante waarden moet worden uitgegaan van de sterftegrondslagen op basis van de meest recente overlevingstafel zonder dat daarbij leeftijdsterugstellingen in aanmerking zijn genomen. De in de lasten minus baten -methode te verrekenen premie moet worden gesteld op de tussen partijen in de financieringsovereenkomst vastgelegde gelijkblijvende premie. Dit kan tot gevolg hebben dat een deel van de ontvangen premie tot de winst moet worden gerekend. B.2.4. Indexatie Zoals hierboven aangegeven moet een pensioenlichaam bij de waardering van zijn pensioenverplichtingen aansluiten bij de grondslagen waarop de premies of koopsommen zijn gebaseerd. Als een pensioenlichaam premies of koopsommen ontvangt waarin een vergoeding zit voor toekomstige inflatie mag de indexatieverplichting in zoverre worden gepassiveerd. Indien bij het lichaam open geïndexeerde pensioenen zijn ondergebracht en de premies tegen een netto rekenrente van 4% zijn berekend, zal de verplichting ook met inachtneming van die netto rekenrente moeten worden bepaald, zonder dat verder met toekomstige inflatie rekening wordt gehouden. Is sprake van vast geïndexeerde pensioenen, voor welke indexatie in het verleden zakelijke premies of koopsommen zijn ontvangen, dan mag bij de waardering van de pensioenverplichting rekening worden gehouden met die vaste indexatie. Het zelfde geldt voor de situatie waarin bij het pensioenlichaam een open geïndexeerd pensioen is verzekerd en waarbij voor de premie- of koopsomberekening is uitgegaan van een fictieve vaste indexatie (vgl. HR 14 april 2006, nr ). Voor zover voor die fictieve vaste indexaties premies of koopsommen zijn ontvangen, komen de kosten niet ten laste van het pensioenlichaam. De actuariële oprenting van de (fictief) vast geïndexeerde verplichting wordt door mij niet aangemerkt als kosten en lasten als bedoeld in artikel 3.26 van de Wet IB Wanneer bij de vaststelling van premies of koopsommen van jaar tot jaar een verschillend percentage wordt gehanteerd voor de fictieve vaste indexatie van een open geïndexeerd pensioen, moet de verzekeraar van het 13

14 pensioen met deze verschillen rekening houden. De overgenomen verplichting kan dan niet met dezelfde berekeningsgrondslagen worden gewaardeerd. Vergelijk de jaarlagenproblematiek van onderdeel B.1.4 van dit besluit. Deze complicatie kan worden voorkomen door bij de vaststelling van de fictieve vaste indexatie, bestendig gebruik te maken van de goedkeuring uit onderdeel A.3.3. van dit besluit. In dat geval kan bij het bepalen van de balanswaarde rekening worden gehouden met 2% naindexatie. B.3. Waardering van zuivere lijfrenteverplichtingen Wat betreft de waardering van zuivere lijfrenteverplichtingen kan worden gedacht aan de situaties waarin een stakingslijfrente is verzekerd bij een lichaam als bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, ten tweede, Wet IB 2001, of een loonstamrecht is verzekerd bij een lichaam als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten tweede, van de Wet LB. Hetgeen hiervoor in onderdeel B.2 is opgemerkt over de waardering van een verzekerde pensioenverplichting is van overeenkomstige toepassing op de waardering van een zuivere lijfrenteverplichting, met uitzondering van hetgeen in onderdeel B.2.3 is opgemerkt over de toepassing van artikel 8, zesde lid, van de Wet VPB. B.4. Overgangsregeling rekenrente voor op 1 januari 2001 bestaande pensioenverplichtingen en andere soortgelijke verplichtingen In HR 28 juni 2000, nr , is beslist dat alle - zowel ingegane als niet ingegane - pensioen- en lijfrenteverplichtingen op de winstbepalende balans moeten worden gewaardeerd tegen de geldende marktrente voor langlopende leningen. Om ten aanzien van, overeenkomstig de casus, nog niet ingegane uitkeringen tegemoet te komen aan het door eerdere jurisprudentie opgewekte vertrouwen, heeft de Hoge Raad voor pensioenen lijfrenteverplichtingen een overgangsregeling geformuleerd. In onderdeel 3.7 van het arrest overweegt de Hoge Raad: "Aan het vertrouwen dat is gewekt door de hiervóór in 3.4 vermelde jurisprudentie moet op redelijke wijze worden tegemoetgekomen. Die jurisprudentie zal daarom haar gelding blijven behouden voor alle verplichtingen ter zake van pensioenen en lijfrenten die zijn aangegaan of overgenomen vóór 1 september Een toename van pensioenverplichtingen door de stijging van de diensttijd wordt daarbij niet aangemerkt als het aangaan van nieuwe verplichtingen, evenmin als een toename daarvan door een aanpassing aan de lonen en prijzen ten gevolge van een vóór 1 september 2000 gemaakt beding." Voor op 1 september 2000 bestaande verplichtingen mag derhalve de rekenrente worden toegepast die tot 28 juni 2000 als goed koopmansgebruik werd aanvaard. In veel gevallen betekent dit een rekenrente van 4%. Ik heb in het verleden goedgekeurd dat voor pensioenverplichtingen de datum 1 september 2000 wordt vervangen door 1 januari Als de pensioentoezegging is gedaan voor deze laatste datum, valt de gehele pensioenverplichting onder het begrip bestaande verplichting in de zin van het arrest van de Hoge Raad. B.5. Inbouw elders verzekerd kapitaal B.5.1. Toepassing artikel 8, zesde lid, van de Wet VPB. Op grond van artikel 8, zesde lid, van de Wet VPB mogen met ingang van 1 januari 2004 bij de waardering van pensioenverplichtingen alleen nog leeftijdsterugstellingen worden toegepast ter correctie van het verschil tussen de gehanteerde overlevingstafel en de overlevingstafel van recente datum (technische correctie). Het komt regelmatig voor dat een 14

15 pensioentoezegging gedeeltelijk elders is verzekerd op basis van een kapitaalverzekering met een in euro s vastgesteld kapitaal. Voor het op de einddatum van de verzekering beschikbaar komende kapitaal worden tegen de alsdan geldende tarieven pensioenuitkeringen verworven. De werkgever vult het elders verzekerde deel van het pensioen aan tot het toegezegde pensioen. Bij de waardering van het in eigen beheer gehouden deel van de pensioenverplichtingen dient met het elders verzekerde deel rekening te worden gehouden. Dit kan met behulp van twee methoden: het verzekerde kapitaal wordt ingebouwd (inbouwmethode) of de uit het verzekerde kapitaal te herleiden pensioenuitkeringen worden ingebouwd (herleidingsmethode). In dit verband is de vraag opgekomen of bij de toepassing van de herleidingsmethode andere dan de in artikel 8, zesde lid, van de Wet VPB bedoelde leeftijdsterugstellingen mogen worden toegepast. Ik beantwoord die vraag ontkennend. Omdat de herleiding onderdeel uitmaakt van de waardering van de op de belastingplichtige rustende pensioenverplichtingen dient ook bij de herleiding artikel 8, zesde lid, van de Wet VPB te worden toegepast. Door bij de herleiding uit te gaan van leeftijdsterugstellingen wordt voor het in eigen beheer gehouden deel van de pensioenverplichtingen indirect met in artikel 8, zesde lid, van de Wet VPB niet toegestane overlevingsgrondslagen gerekend. Bovendien ontstaat bij een herleiding met toepassing van leeftijdsterugstellingen een verschil in de waardering van het in eigen beheer gehouden deel van de pensioenverplichtingen afhankelijk van de directe inbouw van het verzekerde kapitaal of van de inbouw van de uit het verzekerde kapitaal herleide pensioenuitkeringen. Een dergelijk verschil in uitkomst tussen de beide methoden acht ik niet aanvaardbaar. B.5.2. Samenhang met indexatiebepalingen Bij de in onderdeel B.5.1 genoemde herleidingsmethode merk ik ten aanzien van de artikelen 3.26 tot en met 3.28 van de Wet IB 2001 het volgende op. Als bij de herleidingsmethode wordt uitgegaan van geïndexeerde pensioenuitkeringen heeft de premie deels betrekking op kosten als bedoeld in art van de Wet IB In die situatie leidt artikel 3.27, tweede lid, van de Wet IB 2001 er toe dat een deel van de premie hoewel betaald aan een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.27, derde en vierde lid, van de Wet IB 2001, jo. artikel 10, tweede lid, URIB niet aftrekbaar is. Het niet aftrekbare deel van de premies moet op de fiscale balans worden geactiveerd (vgl. HR 8 november 2002, nr , r.o. 4.3). B.6. Waardering pensioenverplichting bij stelselwijziging door ontvoeging uit fiscale eenheid Als een lichaam waarin een pensioenverplichting is ondergebracht wordt ontvoegd uit een fiscale eenheid, waardoor het lichaam zelfstandig belastingplichtig wordt, kan zich de situatie voordoen dat het lichaam gedwongen wordt tot een stelselwijziging voor de waardering van de pensioenverplichtingen. Als in deze situaties het nieuwe stelsel leidt tot een hogere verplichting, kan het waarderingsverschil in het eerste jaar na de ontvoeging ten laste van de winst worden gebracht. Goedkeuring bevriezingsmethode Voor het geval waarin het nieuwe stelsel leidt tot een lagere waardering keur ik goed dat de zogenoemde bevriezingsmethode van artikel 31d Wet VPB overeenkomstige toepassing vindt. C. Ingetrokken regelingen en inwerkingtreding Het besluit van 28 maart 2006, nr. CPP2005/2742M en het besluit van 11 november 2005, nr. CPP 2005/2740M zijn ingetrokken met ingang van de 15

16 inwerkingtreding van dit besluit. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dagtekening van het besluit. Den Haag, de staatssecretaris van Financiën, namens deze, mr. J. Thunnissen, directeur-generaal Belastingdienst<]]> 16

17 Retouradres Postbus EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Belastingdienst Korte Voorhout CW Den Haag Postbus EE Den Haag Ons kenmerk DGB/2010/0838 U Uw brief (kenmerk) 1 februari 2010 (2010Z01935) Bijlagen Datum Betreft Vragen van de leden Remkes en Blok over particuliere pensioen b.v.'s. Geachte voorzitter, Mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontvangt u hierbij de antwoorden op de vragen van de leden Remkes en Blok over particuliere pensioen b.v. s. Hoogachtend, De staatssecretaris van Financiën, mr. drs. J.C. de Jager 17

18 Vragen ven de leden Remkes en Blok, kenmerk 2010Z Bent u er van op de hoogte dat ook sommige particuliere pensioen b.v. s als gevolg van beleggingsverliezen geconfronteerd zijn/ worden met een dekkingsgraad van (ver) beneden de 100%? 2 Onderkent u ook dat het met name voor oudere pensioengerechtigden uiterst moeilijk, zo niet onmogelijk, zal zijn deze onderdekking nog te herstellen en dat dit met name bij aanzienlijke leeftijdsverschillen tussen partners tot problemen kan leiden? Antwoord Een particuliere pensioen b.v. (hierna: eigenbeheerlichaam) kan bij tegenvallende beleggingsresultaten worden geconfronteerd met een lage dekkingsgraad indien zij haar middelen belegt in risicodragende vermogensbestanddelen of indien zij anderszins vermogensverliezen lijdt. Deze onderdekking zal in het algemeen niet tot problemen leiden als de ingangsdatum van het pensioen nog ver weg is. Bij een dicht(er)bij liggende pensioeningangsdatum zal de pensioengerechtigde (de directeur-grootaandeelhouder) minder in staat zijn de onderdekking te herstellen. Een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen partners maakt dit niet wezenlijk anders. Dat de pensioengerechtigde minder in staat is tot herstel is inherent aan de keuze om de risicodragende beleggingen van het lichaam niet om te zetten in risicomijdende waarden naarmate de pensioeningangsdatum dichterbij komt of is gekomen. Dit omzetten naar risicomijdende waarden is een gebruikelijke wijze van uitvoering en is thans op basis van de zorgplicht als verplichting opgenomen in de Pensioenwet. 3 Zijn de berichten waar dat de Belastingdienst verzoeken tot pensioenverlaging om de dekking te herstellen op grond van art. 19b van de Wet op de loonbelasting afwijst, omdat er geen sprake is van faillissement, surseance van betaling of schuldsanering van de b.v.? Antwoord Op grond van artikel 19b van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) behoort de pensioenaanspraak tot het loon indien een bij een eigenbeheerlichaam ondergebrachte aanspraak geheel of gedeeltelijk wordt prijsgegeven. Bij de parlementaire behandeling van (de voorganger van) artikel 19b is vermeld dat deze bepaling ertoe strekt om oneigenlijke handelingen met pensioenaanspraken die zijn verzekerd bij een eigenbeheerlichaam, tegen te gaan. De hier geformuleerde hoofdregel lijdt blijkens artikel 19b slechts uitzondering voor zover de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is. Volgens de parlementaire toelichting moet het dan gaan om dwingende maatschappelijke redenen, zoals surséance van betaling, faillissement of schuldsanering. In overeenstemming hiermee wijst de Belastingdienst verzoeken om artikel 19b buiten toepassing te laten af bij pensioenverlaging in situaties van onderdekking. Indien belanghebbenden een verzoek doen om toepassing van de hardheidsclausule wijs ik die verzoeken om dezelfde redenen af. De Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven uit uw Kamer heeft geoordeeld dat in deze gevallen terecht geen toepassing is gegeven aan de hardheidsclausule1. Uw Kamer heeft zich in haar vergadering van 17 december 2009 verenigd met het standpunt van de Commissie. 4 Acht u dit te rijmen met de fiscale behandeling van een gepensioneerde die van een onder toezicht van de Nederlandse Bank staand pensioenfonds een lager pensioen zal gaan ontvangen? Is er ter zake geen sprake van ongelijke fiscale behandeling? Antwoord De positie van een gepensioneerde die een onder de Pensioenwet vallend pensioen heeft, is niet vergelijkbaar met de positie van een directeur-grootaandeelhouder die zijn pensioen opbouwt in een eigenbeheerlichaam. De eerstgenoemde heeft geen doorslaggevende invloed op het beleggingsbeleid van het pensioenfonds, terwijl de laatstgenoemde geheel zelf kan bepalen hoe de middelen van het eigenbeheerlichaam worden aangewend. Deze beleggingsvrijheid betekent echter niet dat het in de rede ligt om met de middelen van het eigenbeheerlichaam beleggingsrisico te lopen. De verruiming van de toegelaten aanbieders bij pensioentoezeggingen aan de directeur-grootaandeelhouder is van oudsher immers gemotiveerd met de behoefte tot financiering van de onderneming van de werkgever. Wij merken hierbij nog op dat een pensioenfonds de verworven pensioenrechten en pensioenaanspraken slechts onder de strikte voorwaarden van artikel 134 van de Pensioenwet kan 18

19 verminderen. Bij een dergelijke vermindering is de pensioengerechtigde zijn rechten tot het bedrag van de vermindering kwijt. In die situatie is artikel 19b van de Wet LB niet van toepassing. Het is dan ook evenwichtig dat een directeur-grootaandeelhouder buiten de hiervoor genoemde dwingende maatschappelijke redenen onder de werking van artikel 19b valt indien hij zelf beslist om zijn pensioenrechten te verlagen. De directeur-grootaandeelhouder profiteert door de stijging van zijn aandelenbezit van een verlaging van de pensioenverplichting van het eigenbeheerlichaam. 5 Kloppen de berichten dat de Belastingdienst tijdens de vorige (internet) crisis de in vraag 3 bedoelde verzoeken tot geringe pensioenverlaging wel goedkeurde? Antwoord Het standpunt van de Belastingdienst is weergegeven op de site en daarvoor in het beleidsbesluit CPP M3. Het is mij niet bekend of de Belastingdienst de in vraag 3 bedoelde verzoeken bij een vorige crisis heeft goedgekeurd. 6 Is bij de introductie van art.19b van de Wet op de loonbelasting rekening gehouden met onderhavige omstandigheden? 7 Bent u bereid tot aanpassing/verruiming van de definitie van niet voor verwezenlijking vatbare aanspraken in art.19b van de Wet op de loonbelasting om af te zien van pensioenafspraken voor situaties van onderdekking in de pensioen b.v.? Antwoord Met artikel 19b van de Wet LB wordt bewerkstelligd dat ingeval een directeur-grootaandeelhouder zijn voor verwezenlijking vatbare pensioenaanspraken prijsgeeft, de pensioenaanspraak op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip als loon uit vroegere dienstbetrekking wordt aangemerkt. Bij de invoering van deze bepaling is in de toelichting niet afzonderlijk aandacht besteed aan een mogelijk lage waarde van de aangeschafte beleggingen. Op dit aspect is mijn ambtsvoorganger wel ingegaan in zijn reactie op advies 9 van de adviescommissie fiscale behandeling pensioenen. De commissie had geadviseerd om een extra invulling op te nemen van het criterium niet voor verwezenlijking vatbaar wanneer minder dan 75% van de vastgestelde pensioenuitkeringen zouden kunnen worden genoten op grond van een actuariële toets van de waarde. Mijn ambtsvoorganger heeft opgemerkt dat dit advies kan leiden tot oneigenlijk gebruik en dat het tegengaan daarvan tot disproportionele administratieve lasten zou leiden. Gelet daarop heeft hij het advies van de commissie niet gevolgd4. Ik deel dit standpunt van mijn ambtsvoorganger en ben dan ook niet voornemens de hier bedoelde definitie te verruimen. Ik merk daarbij op dat een gewone crediteur in vergelijkbare omstandigheden niet akkoord zou gaan met een verlaging van zijn pensioenrechten. 19

20 Modelstamrechtovereenkomst Belastingdienst Uitgesteld ingaand stamrecht (ex-werknemer wordt zelf gerechtigde) Versie september 2011 Kenmerk De ondergetekenden: (naam) BV, fiscaal nummer (BSN)..., gevestigd te... (vestigingsplaats, adres, postcode), hierna te noemen "partij A", hierbij vertegenwoordigd door haar bestuurder, de heer/mevrouw...(voorletters, naam); en 2. de heer/mevrouw... (voorletters, naam), SoFinummer/BSN..., geboren in... (geboorteplaats, land), op..... (geboortedatum), wonende te...(woonplaats, adres, postcode), hierna te noemen "partij B", verklaren dat zij een stamrechtovereenkomst hebben gesloten op grond van de hierna te noemen overwegingen en onder de hierna te noemen voorwaarden. Artikel 1 Overwegingen a.. (naam (ex-) werkgever van partij B) heeft aan partij B in verband met de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst (alternatief: beëindiging van zijn publiekrechtelijke aanstelling) een schadeloosstelling toegekend ter vervanging van gederfd of te derven loon ten bedrage van.. (bedrag ontslagvergoeding dat wordt aangewend voor het stamrecht). b. Partij B wenst deze schadeloosstelling te genieten in de vorm van een stamrecht als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 ten laste van partij A. c. Partij A heeft het bedrag van de ontslagvergoeding rechtstreeks ontvangen van..(naam (ex-) werkgever van partij B). Artikel 2 Definities a. Partner: - (gewezen) echtgenoot of (gewezen) geregistreerd partner; - degene met wie partij B duurzaam een gezamenlijke huishouding voert of heeft gevoerd en met wie geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat. Tenzij anders aangegeven wordt onder partner verstaan: de in leven zijnde partner. b. Kinderen: de in leven zijnde kinderen of pleegkinderen van partij B die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt. c. Stamrecht: een recht op periodieke uitkeringen in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting d. Kredietinstelling: een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitvoeren. 20

Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Loonbelasting. Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten

Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Loonbelasting. Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten van pensioenen en lijfrenten 1 Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Loonbelasting. Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector

Nadere informatie

Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Loonbelasting. Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten

Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Loonbelasting. Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Loonbelasting. Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven en beleidsbesluiten

Nadere informatie

Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Waardering van pensioen- en lijfrenteverplichtingen algemeen

Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Waardering van pensioen- en lijfrenteverplichtingen algemeen Dit besluit is vervangen door het besluit Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten (besluit van 3 juli 2008, nr. CPP2008/447M, Stcrt. nr. 133). Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Waardering

Nadere informatie

Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Loonbelasting. Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten

Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Loonbelasting. Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten FI Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Loonbelasting. Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten 3 juli 2008/Nr. CPP2008/447M Belastingdienst/Centrum voor procesen productontwikkeling, Sector

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 17206 1 april 2019 Vennootschapsbelasting. Inkomstenbelasting. Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten Belastingdienst/Corporate

Nadere informatie

1. Inleiding. 1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen. 18 maart 2013 Nr. BLKB 2013/27M Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

1. Inleiding. 1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen. 18 maart 2013 Nr. BLKB 2013/27M Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Page 1 of 5 De wegwijzer naar informatie en diensten van alle overheden Tekstgrootte + Hoog contrast Jaargang 2013 Nr. 8018 Te raadplegen sinds donderdag 28 maart 2013 11:00 Loonheffingen. Inkomstenbelasting.

Nadere informatie

Vennootschapsbelasting. Pensioen; knip in de opbouw van pensioenrechten

Vennootschapsbelasting. Pensioen; knip in de opbouw van pensioenrechten Vennootschapsbelasting. Pensioen; knip in de opbouw van Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein winstbelastingen Besluit van 26 juni 2003, nr. CPP2003/1406M De directeur-generaal

Nadere informatie

Invorderingswet. Revisierente. Aansprakelijkheid verzekeraars

Invorderingswet. Revisierente. Aansprakelijkheid verzekeraars Invorderingswet. Revisierente. Aansprakelijkheid verzekeraars Besluit 31-03-2006 nr CPP06-507 Invorderingswet 1990. Aansprakelijkheid verzekeraars in verband met een inkomensvoorziening, een arbeids- of

Nadere informatie

Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen.

Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen. Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der

Nadere informatie

Jurisprudentie leidt tot verruiming jaarwinstbepaling extern eigen beheer

Jurisprudentie leidt tot verruiming jaarwinstbepaling extern eigen beheer Jurisprudentie leidt tot verruiming jaarwinstbepaling extern eigen beheer In 2010 heeft de Hoge Raad beslist dat bij overdracht van een pensioenverplichting tussen vennootschappen voor de overdragende

Nadere informatie

een goedkeuring voor pensioenregelingen met een toezegging van partner en wezenpensioen voor werknemers geboren voor 1950;

een goedkeuring voor pensioenregelingen met een toezegging van partner en wezenpensioen voor werknemers geboren voor 1950; Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten Dit besluit is een herziening van het besluit

Nadere informatie

Dit besluit is vervangen door het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M. Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen.

Dit besluit is vervangen door het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M. Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen. Dit besluit is vervangen door het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M. Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Nadere informatie

Artikel Weekblad Fiscaal Recht: Waardering van pensioen in (extern) eigen beheer

Artikel Weekblad Fiscaal Recht: Waardering van pensioen in (extern) eigen beheer Artikel Weekblad Fiscaal Recht: Waardering van pensioen in (extern) eigen beheer Inleiding Sinds het arrest van de Hoge Raad van 14 april 2006 inzake de overdracht van een open geïndexeerd pensioen naar

Nadere informatie

Bijlage I bij besluit CPP M inzake beschikbarepremieregelingen

Bijlage I bij besluit CPP M inzake beschikbarepremieregelingen Bijlage I bij besluit CPP2007-552M inzake beschikbare-premieregelingen 1 Bijlage I bij besluit CPP2007-552M inzake beschikbarepremieregelingen Aanwijzing als bedoeld in onderdeel 2.3 Staffels met uitgangspunten,

Nadere informatie

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN Februari 2011 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Inleidende bepalingen 1.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten Generaal t.a.v. de vaste commissie voor Financiën Postbus EA DEN HAAG

Eerste Kamer der Staten Generaal t.a.v. de vaste commissie voor Financiën Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Eerste Kamer der Staten Generaal t.a.v. de vaste commissie voor Financiën Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500

Nadere informatie

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein winstbelastingen

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein winstbelastingen . Besluit 20-12-2007 nr CPP07-3321 Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein winstbelastingen Besluit van 20 december 2007, nr. CPP2007/3321M, Stcrt. nr. 3 De staatssecretaris

Nadere informatie

Besluit over prijsgeven van pensioen

Besluit over prijsgeven van pensioen Besluit over prijsgeven van pensioen Inleiding Met ingang van 1 januari 2013 bestaat een mogelijkheid tot het prijsgeven van in eigen beheer verzekerd pensioen. Deze regeling is opgenomen in artikel 19b

Nadere informatie

(Fiscale) problematiek rondom pensioen in eigen beheer (en de stamrecht BV) 25 september 2012

(Fiscale) problematiek rondom pensioen in eigen beheer (en de stamrecht BV) 25 september 2012 (Fiscale) problematiek rondom pensioen in eigen beheer (en de stamrecht BV) 25 september 2012 Inhoud Gevolgen aanpassen pensioenleeftijd naar 66, 67 jaar. Waardering aanspraken. Dividenduitkeringen Wet

Nadere informatie

Loonheffingen. Pensioenen; beschikbare-premieregelingen

Loonheffingen. Pensioenen; beschikbare-premieregelingen Loonheffingen. Pensioenen; beschikbare-premieregelingen 1 Loonheffingen. Pensioenen; beschikbare-premieregelingen Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

Nadere informatie

Fiscale gevolgen collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen

Fiscale gevolgen collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen DD-NR Regelingen en voorzieningen CODE 3.2.1.6 Fiscale gevolgen collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen tekst bronnen Besluit van de staatssecretaris van Financiën d.d. 6.7.2009

Nadere informatie

Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de compensatieregelingen leiden tot de volgende tegemoetkomingen:

Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de compensatieregelingen leiden tot de volgende tegemoetkomingen: Directoraat-Generaal Belastingdienst/ Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 22 januari 2010, nr. DGB 2010/415 M, Staatscourant 2010, 1372 De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Nadere informatie

Ontstaan van de problematiek

Ontstaan van de problematiek Ontstaan van de problematiek Verschil fiscale waardering en werkelijke waarde pensioenverplichting WEV Leeftijdscorrecties Direct ingaand risico vooroverlijden Indexatieverplichting Geen indexatieverplichting

Nadere informatie

de pensioengerechtigde leeftijd of bij eerder overlijden, zoals aanspraken op ouderdomsen nabestaandenpensioen en pré-pensioen.

de pensioengerechtigde leeftijd of bij eerder overlijden, zoals aanspraken op ouderdomsen nabestaandenpensioen en pré-pensioen. de pensioengerechtigde leeftijd of bij eerder overlijden, zoals aanspraken op ouderdomsen nabestaandenpensioen en pré-pensioen. De hierna opgenomen bepalingen worden niet alleen toegepast op formeel overeengekomen

Nadere informatie

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam INHOUD Inleidende bepalingen Artikel 1. Aanvullende pensioenregeling 1 Artikel 2. Deelnemerschap 1 Artikel

Nadere informatie

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende: 34 555 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering

Nadere informatie

RJ-Uiting 2014-1: Pensioenvoorziening directeuren-grootaandeelhouder

RJ-Uiting 2014-1: Pensioenvoorziening directeuren-grootaandeelhouder RJ-Uiting 2014-1: Pensioenvoorziening directeuren-grootaandeelhouder Belangrijkste wijziging Tot nu is door de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) toegestaan om de verplichting voor pensioenregelingen

Nadere informatie

Aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder RJ-Uiting 2017-3: ontwerp-richtlijn Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder Inleiding Op 27 maart 2017 is de gewijzigde Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige

Nadere informatie

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M Loonheffingen. Pensioenen en stamrechten; tegemoetkomingen voor partneren wezenpensioenen, conversie van opgebouwde pensioenaanspraken, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en opnemen van stamrechten

Nadere informatie

Overzicht van voor- en nadelen van pensioenopbouw in eigen beheer

Overzicht van voor- en nadelen van pensioenopbouw in eigen beheer Pagina 1/6 Overzicht van voor- en nadelen van pensioenopbouw in eigen beheer Momenteel bouwt u pensioen op bij uw eigen vennootschap. Dit betekent dat de vennootschap recht heeft op premieaftrek voor uw

Nadere informatie

Appellante kan in haar beroep worden ontvangen, nu het beroepschrift binnen de daarvoor geldende termijn is ingediend.

Appellante kan in haar beroep worden ontvangen, nu het beroepschrift binnen de daarvoor geldende termijn is ingediend. BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 23 april 1998 Vonnisnummer : 1996-128 Datum : 23 april 1998 Rechters : mrs. Bijloos, Moltmaker en Groeneveld Middel : winstbelasting Artikel : Belastingjaar : 1995 Plaats

Nadere informatie

De DGA en de Dividenduitkering

De DGA en de Dividenduitkering Door Rob Korendijk, op persoonlijke titel De DGA en de Dividenduitkering Vanaf 1 oktober 2012 is het nieuwe BV-recht (Flex BV) van kracht. In het nieuwe BV-recht is onder meer het minimum aandelenkapitaal

Nadere informatie

RJ-Uiting : Richtlijn Pensioenvoorziening en oudedags- verplichting directeuren-grootaandeelhouder

RJ-Uiting : Richtlijn Pensioenvoorziening en oudedags- verplichting directeuren-grootaandeelhouder RJ-Uiting 2017-8: Richtlijn Pensioenvoorziening en oudedags- verplichting directeuren-grootaandeelhouder Algemeen Met RJ-Uiting 2017-3 ontwerp-richtlijn Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder

Nadere informatie

Loonheffingen. Pensioenen; beschikbare-premieregelingen

Loonheffingen. Pensioenen; beschikbare-premieregelingen FI Loonheffingen. Pensioenen; beschikbare-premieregelingen 23 oktober 2007/Nr. C2007/552M Belastingdienst/Centrum voor procesen productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Dit besluit bevat

Nadere informatie

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Inleiding Dit memo bevat de argumenten voor de fiscale aftrek van de premie betreffende het vrijwillige gedeelte van een beroepspensioenregeling bij

Nadere informatie

Inhoud. V&A Afkoop i.c.m. stamrecht RB Studiekring Gelderland Wet uitfasering pensioen in eigen beheer september 2017

Inhoud. V&A Afkoop i.c.m. stamrecht RB Studiekring Gelderland Wet uitfasering pensioen in eigen beheer september 2017 RB Studiekring Gelderland Wet uitfasering pensioen in eigen beheer september 2017 Mr. Peter A. ter Beest MPLA info@pensioenpodium.nl Inhoud Wet Uitfasering pensioen in eigen beheer Inleiding V&A s belastingdienst

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563 ECLI:NL:GHDHA:2017:1563 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 29-03-2017 Datum publicatie 02-06-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00505

Nadere informatie

H. Het in artikel 8.11, tweede lid, onderdeel b, laatstgenoemde bedrag wordt verhoogd

H. Het in artikel 8.11, tweede lid, onderdeel b, laatstgenoemde bedrag wordt verhoogd met 42. H. Het in artikel 8.11, tweede lid, onderdeel b, laatstgenoemde bedrag wordt verhoogd I. In artikel 10.1 wordt 6.20, 6.29, 8.10 vervangen door: 6.20, 6.28, 8.10. Artikel II 1. Voor een opleiding

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 141 d.d. 30 mei 2011 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijnen Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijnen Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder RJ-Uiting 2016-15: ontwerp-richtlijnen Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder Inleiding Op 17 november 2016 is het voorstel van de Wet uitfasering pensioen in eigen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429 ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 02-07-2008 Datum publicatie 23-07-2008 Zaaknummer 07/00429 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Feiten. Standpunt inspecteur

Feiten. Standpunt inspecteur Forse stijging van de pensioengrondslag in zicht van pensioeningangsdatum maakt pensioenregeling niet onzuiver! Pensioenpremie niet ingehouden op het loon toch aftrekbaar! Het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

Dit besluit is vervangen door het besluit van 16 december 2014, nr. BLKB2014/2146M Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen.

Dit besluit is vervangen door het besluit van 16 december 2014, nr. BLKB2014/2146M Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen. Dit besluit is vervangen door het besluit van 16 december 2014, nr. BLKB2014/2146M Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds

Nadere informatie

Intermediairdagen 2011

Intermediairdagen 2011 Intermediairdagen 2011 De fiscale behandeling van ontslaguitkeringen Stamrechtvrijstelling of belast loon? November/december 2011 Stel: U wordt ontslagen U ontvangt wel een ontslaguitkering! En nu? Te

Nadere informatie

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M Directie Directe Belastingen De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 16 november 2007 DB 2007-00589 M Onderwerp Vrijwillige

Nadere informatie

Uitfasering pensioen in eigen beheer

Uitfasering pensioen in eigen beheer Uitfasering pensioen in eigen beheer Op Prinsjesdag is het wetsvoorstel uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen ingediend. De mogelijkheid om fiscaal gefaciliteerd pensioen

Nadere informatie

Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer

Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer Inleiding Dit memo bevat de argumenten voor de fiscale aftrek van de premie betreffende het vrijwillige gedeelte van een beroepspensioenregeling

Nadere informatie

RJ-Uiting 2014-4 Pensioenvoorziening directeuren-grootaandeelhouder

RJ-Uiting 2014-4 Pensioenvoorziening directeuren-grootaandeelhouder RJ-Uiting 2014-4 Pensioenvoorziening directeuren-grootaandeelhouder Algemeen RJ-Uiting 2014-4 bevat aanpassingen inzake de verwerking van de pensioenvoorziening van directeuren-grootaandeelhouder in Richtlijn

Nadere informatie

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics Inhoud REGLEMENT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN STICHTING VOORZIENINGSFONDS GETRONICS Begripsomschrijvingen... 3 Artikel 1

Nadere informatie

3.4. Verplichtstelling en maximale hoogte van het pensioen

3.4. Verplichtstelling en maximale hoogte van het pensioen Bij een eindloonregeling bouwt u veel meer pensioen op als u gedurende uw werkzame leven behoorlijk carrière maakt (lees salarisstijgingen ontvangt). Want u ontvangt het pensioen over uw laatste en dus

Nadere informatie

Versobering van de fiscale pensioenopbouw

Versobering van de fiscale pensioenopbouw Versobering van de fiscale pensioenopbouw 1. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel Als het aan het kabinet ligt, dan wordt het Witteveenkader op drie manieren aangepast: verhoging van de pensioenrichtleeftijd,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 330 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen) Nr.

Nadere informatie

Fiscale aspecten van pensioen

Fiscale aspecten van pensioen Fiscale aspecten van pensioen Mr. S.P.N. Brouwer FFP Mw. mr. V.M. Hek-Weghorst FB P.P.M. Lavrijssen FB Mw. mr. J. Polman-Jager Eindredactie: Prof.mr. H.M. Rappelle Vijfde drvk Sdu Fiscale & Financièîe

Nadere informatie

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001 hcersgnagreovewt nitsalebnetsmoknit 102g Overgangsrecht inhaal pensioentekorten (Besluit van 20 december 2000, Stb. 2000, 640, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 2002, Stb. 2002, 635)

Nadere informatie

Een geïndexeerd toegezegd pensioen omzetten in een hoger nominaal pensioen. Mag dat?

Een geïndexeerd toegezegd pensioen omzetten in een hoger nominaal pensioen. Mag dat? Door Rob Korendijk, Pensioenadviseur Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven. Een geïndexeerd toegezegd pensioen omzetten in een hoger nominaal pensioen. Mag dat? In dit artikel ga ik in op de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 31727 11 juni 2018 Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting. Lijfrente in de winstsfeer. Wijziging van het besluit van

Nadere informatie

Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) VOORSTEL VAN WET

Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) VOORSTEL VAN WET Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen

Nadere informatie

Loonbelasting. Pensioen; vragen en antwoorden hoofdstuk IIB en artikel 38a van de Wet op de loonbelasting 1964; deel 3 1

Loonbelasting. Pensioen; vragen en antwoorden hoofdstuk IIB en artikel 38a van de Wet op de loonbelasting 1964; deel 3 1 Loonbelasting. Pensioen; vragen en antwoorden hoofdstuk IIB en artikel 38a van de Wet op de loonbelasting 1964; deel 3 1 Loonbelasting. Pensioen; vragen en antwoorden hoofdstuk IIB en artikel 38a van de

Nadere informatie

Vragen en antwoorden verzekeringen; pensioenaangroei

Vragen en antwoorden verzekeringen; pensioenaangroei Vragen en antwoorden verzekeringen; pensioenaangroei Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein Belastingen op arbeid en vermogen Besluit van 13 augustus 2002, nr. CPP2002/2152M

Nadere informatie

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking

Nadere informatie

Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland. Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197

Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland. Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197 Besluit Wet op de inkomstenbelasting BES. Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197 De staatssecretaris

Nadere informatie

Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001

Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001 Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001 Besluit van 21 december 2000, houdende vaststelling van het Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2000,

Nadere informatie

Pensioenen; aanwijzingen als pensioenregeling 1

Pensioenen; aanwijzingen als pensioenregeling 1 Loonheffingen. Pensioenen; Loonheffingen. Pensioenen; aanwijzingen als pensioenregeling Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Besluit van 16 maart

Nadere informatie

Stamrecht: veel gestelde vragen. De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Stamrecht: veel gestelde vragen. De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten. Stamrecht Stamrecht: veel gestelde vragen De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten. De toepassing van stamrechtvrijstelling, zoals opgenomen

Nadere informatie

Overgangsregeling VPL PME

Overgangsregeling VPL PME Overgangsregeling VPL PME OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN IN DE PERIODE 1950 TOT EN MET 1972 Voor werknemers geboren in of na 1950 en die deelnemer zijn in de Verplichte pensioenregeling van

Nadere informatie

OEFENOPGAVEN Voorzieningen en pensioenen (toets 2)

OEFENOPGAVEN Voorzieningen en pensioenen (toets 2) OEFENOPGAVEN Voorzieningen en pensioenen (toets 2) Opgave 1 Mevrouw H. (geb. datum 15-12-1960) bouwt sinds 1 januari 1983 pensioen op bij het pensioenfonds MPF, dat per 1 januari 2011 overgeschakeld is

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 163 12 januari 2018 Vennootschapsbelasting. Dividendbelasting. Subjectieve vrijstelling pensioenlichamen (artikel 5 Wet

Nadere informatie

Bronlandheffing op pensioenen in belastingverdragen: enkele details - Deel II

Bronlandheffing op pensioenen in belastingverdragen: enkele details - Deel II Bronlandheffing op pensioenen in belastingverdragen: enkele details - Deel II Uit secundaire regelgeving zijn nadere details af te leiden over bijzondere situaties waarin Nederland geacht wordt pensioenen

Nadere informatie

Welke lijfrenten vallen onder het wetsvoorstel? Het wetsvoorstel ziet slechts op pensioen en niet op lijfrente- en stamrechtverplichtingen.

Welke lijfrenten vallen onder het wetsvoorstel? Het wetsvoorstel ziet slechts op pensioen en niet op lijfrente- en stamrechtverplichtingen. Ontwikkelingen pensioen in eigen beheer voor de dga: de meest gestelde vragen Uitfasering pensioen Welke lijfrenten vallen onder het wetsvoorstel? Het wetsvoorstel ziet slechts op pensioen en niet op lijfrente-

Nadere informatie

Overgang VUT naar prepensioen

Overgang VUT naar prepensioen Besluit van 29 februari 2000, nr. DB99/3768M De plv. Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten. 1. Inleiding In de praktijk is een aantal vragen

Nadere informatie

Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer

Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer Op 01 juli 2015 heeft de Staatssecretaris van Financiën, Eric Wiebes, de Tweede Kamer geïnformeerd over de mogelijke oplossingsrichtingen pensioen in eigen

Nadere informatie

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017)

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017) Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in

Nadere informatie

Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu?

Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu? Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu? Het pensioen in eigen beheer wordt per 1 januari 2017 afgeschaft. Tenminste als het Parlement voor die tijd het daartoe op Prinsjesdag 2016 ingediende

Nadere informatie

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer Pagina 1 van het addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, contractnummer 27339 Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van 27339. Stichting Pensioenfonds

Nadere informatie

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Besluit heffingsrente Directoraat-generaal Belastingdienst, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Nadere informatie

Uitvoeringsrichtlijn betreffende deelneming bij werken na de ingang van het ouderdomspensioen

Uitvoeringsrichtlijn betreffende deelneming bij werken na de ingang van het ouderdomspensioen Uitvoeringsrichtlijn betreffende deelneming bij werken na de ingang van het ouderdomspensioen In deze uitvoeringsrichtlijn wordt de mogelijkheid van deelneming bij werken na de ingang van het ouderdomspensioen

Nadere informatie

Aanvullend reglement. Overgangsregeling VPL

Aanvullend reglement. Overgangsregeling VPL Aanvullend reglement Overgangsregeling VPL Inhoudsopgave Overgangsregeling voor deelnemers geboren in de periode 1950 tot en met 1972 3 1. Definities en toelichtingen 3 1.1 Deelnemers 3 1.2 Uitttredingsrichtdatum

Nadere informatie

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer Pagina 1 van het addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma pensioenregeling A, contractnummer 27339 Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland,

Nadere informatie

Pensioen in Eigen Beheer

Pensioen in Eigen Beheer Pensioen in Eigen Beheer Pensioen in eigen beheer wil zeggen dat een pensioenregeling niet is onder gebracht bij een verzekeraar of bij een pensioenfonds. Ten aanzien van het opbouwen in eigen beheer zijn

Nadere informatie

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Besluit 22-06-2006 nr CPP2006-1404 Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling. Sector Ontwerp. Aspectgebied Internationaal belastingrecht

Nadere informatie

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino 1 REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino Artikel 1. Definities In dit reglement wordt verstaan onder: a. het fonds : Stichting Pensioenfonds Holland Casino; b.

Nadere informatie

Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen

Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen 34 662 Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen Nota naar aanleiding van het verslag Inleiding Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement Bijlage B Overzicht maximum pensioengevend salaris, grenssalaris, franchise en maximum uitkeringsloon WIA: Datum Maximum pensioengevend salaris Grenssalaris Franchise Maximum uitkeringsloon WIA 1 januari

Nadere informatie

Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4%

Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4% Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4% ECLI:NL:GHDHA:2015:1984 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 16-06-2015 Datum publicatie 15-07-2015 Zaaknummer Formele

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 De Staatssecretaris van Financiën; Handelende na overleg met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Nadere informatie

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino 1 REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino Artikel 1. Definities In dit reglement wordt verstaan onder: a. het fonds : Stichting Pensioenfonds Holland Casino; b.

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015 PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN Juni 2015 ARTIKEL 1 Begripsbepalingen De definities en de begripsomschrijvingen zoals vermeld in

Nadere informatie

Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu?

Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu? Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu? Het pensioen in eigen beheer wordt per 1 januari 2017 afgeschaft. Tenminste als de Eerste kamer voor die tijd het daartoe op Prinsjesdag 2016 ingediende

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Loonheffingen. Verwerking teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen 2007

Loonheffingen. Verwerking teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen 2007 Loonheffingen. Verwerking teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen 2007 1 Loonheffingen. Verwerking teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet

Nadere informatie

Afzien c.q. prijsgeven van stamrechtuitkeringen aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. Eerste aanleg - meervoudig

Afzien c.q. prijsgeven van stamrechtuitkeringen aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. Eerste aanleg - meervoudig Afzien c.q. prijsgeven van stamrechtuitkeringen aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking ECLI:NL:RBDHA:2014:16603 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 24-10-2014 Datum publicatie 05-08-2015

Nadere informatie

PENSIOENBEREKENING-DGA Mr R. Touw RB

PENSIOENBEREKENING-DGA Mr R. Touw RB PENSIOENBEREKENING-DGA Mr R. Touw RB 015 700 9714 info@pensioenberekening-dga.nl Vergelijking keuzemogelijkheden Algemene informatie Met ingang van 1 januari 2017 is het niet langer mogelijk om fiscaal

Nadere informatie

Foederer. Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft: welke keuze maakt u? 2018

Foederer. Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft: welke keuze maakt u? 2018 Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft: welke keuze maakt u? 2018 Sinds 1 juli 2017 kunt u geen pensioen meer opbouwen in uw eigen bv. Het pensioen in eigen beheer is afgeschaft. Maar wat te

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 VOORWERP VAN DE BELASTING (HOOFDSTUK II VAN DE WET)

HOOFDSTUK 3 VOORWERP VAN DE BELASTING (HOOFDSTUK II VAN DE WET) Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 De Minister van Financiën, Handelende wat betreft de artikelen 8, 8a, 11, tweede lid, 12, 13 en 31 van de Wet op de loonbelasting 1964, in overeenstemming met de

Nadere informatie

Regeling rekenregels waardeoverdracht

Regeling rekenregels waardeoverdracht SZW Regeling rekenregels waardeoverdracht Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 maart 2005, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AVPB/05/16911, tot vaststelling van rekenregels

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's GRAVENHAGE

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming> STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van gevestigd te Legenda Blauw = invullen

Nadere informatie

Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 2,25% per dienstjaar bij middelloonstelsel) OP en uitgesteld opgebouwd PP

Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 2,25% per dienstjaar bij middelloonstelsel) OP en uitgesteld opgebouwd PP Bijlage I bij besluit CPP2009-1487M inzake beschikbare-premieregelingen Aanwijzing als bedoeld in onderdeel 3.3 Staffels met uitgangspunten, toelichting, voorwaarden en bijzonderheden 1. Staffels Tabel

Nadere informatie

De beschikbare premieregeling: de feiten op een rij

De beschikbare premieregeling: de feiten op een rij De beschikbare premieregeling: de feiten op een rij 3 De beschikbare premieregeling In Nederland bestaan grofweg twee categorieën pensioenregelingen: beschikbare premieregelingen enerzijds en middelloon-

Nadere informatie