Werkgever: - de naamloze vennootschap Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V. (NOB) te Hilversum; enerzijds;

Transcriptie

1 cao-nob; 2 e akte van wijziging 2005 blad 1 van 10 COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET NEDERLANDS OMROEPPRODUKTIE BEDRIJF N.V. 2 e AKTE VAN WIJZIGING december 2005 De ondergetekenden, optredend namens Werkgever: - de naamloze vennootschap Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V. (NOB) te Hilversum; enerzijds; en Werknemersorganisaties: - de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid FNV Kunsten, Informatie en Media (FNV KIEM) te Amsterdam; - de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid CNV Dienstenbond te Hoofddorp; - de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening te Houten; anderzijds; overwegende: a. dat tussen partijen van toepassing is de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V. (verder te noemen 'de cao') geldend voor het tijdvak van 1 april 2005 tot en met 31 maart 2006; b. dat partijen bij de 1 e akte van wijziging (30 maart 2005) een aantal vervolgafspraken hebben gemaakt voor het najaar 2005; c. dat partijen thans deze wijzigingen hebben uitgewerkt en daarnaast nog een aantal extra wijzigingen wensen aan te brengen; komen het volgende overeen: 1. voortkomend uit artikel 1.1 van de 1 e Akte van Wijziging "salaris" 1.1 De salarissen zullen in januari 2006 geen structurele wijziging ondergaan. 1.2 In maart 2006 zal NOB aan haar medewerkers een incidentele vergoeding uitkeren van twaalf maal 0,75% van het salaris over maart voortkomend uit artikel 11 van de 1 e Akte van Wijziging "paritaire werkopdracht"

2 cao-nob; 2 e akte van wijziging 2005 blad 2 van (pre)pensioen NOB hanteert per 1 januari 2006 de nieuwe pensioenregeling 1 van PNO Media. In deze nieuwe regeling is het opbouwpercentage verhoogd tot 2,25% en is de franchise verlaagd tot het wettelijk minimum (voor 2006 geldt: ,-) Premieverhouding is conform het PNO reglement. De gereglementeerde standaard inhouding van de pensioenpremie op het salaris van de werknemer bedraagt voor ,9% Om de ongewenste effecten van een onevenredig late uittredeleeftijd enigszins te compenseren zal NOB gedurende vier jaar (2006, 2007, 2008, 2009) een storting in de levensloop doen aan werknemers die op in dienst zijn. Deze bijdrage verschilt per (categorie) werknemer(s). In de eerste plaats omdat het compenseren van pensioenrechten duurder is voor oudere werknemers, in de tweede plaats omdat niet alle medewerkers in gelijke mate pensioenperspectief kwijt raken of in gelijke mate daarvoor gecompenseerd hoeven worden. Het algemene uitgangspunt is dat de gemiddelde leeftijd waarop een pensioenuitkering in zal gaan in de toekomst geleidelijk hoger zal komen te liggen, waarbij NOB in de huidige situatie een uiterste uittredeleeftijd van 63 jaar hanteert. Deze gedifferentieerde bijdrage is fiscaal toegestaan omdat hiermee voor alle medewerkers een gelijkwaardige uittredeleeftijd kan worden bewerkstelligd. Ook de bepalingen van de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd bij Arbeid worden gerespecteerd omdat: a het onderscheid dat gemaakt wordt een zwaarwegend doel dient. Een gelijkwaardige uittredeleeftijd voor alle medewerkers waarbij de gemiddelde uittredeleeftijd geleidelijk hoger zal komen te liggen b deze vorm van uitkering inclusief het gemaakte onderscheid in uitkering het meest geschikt en passend is om het doel van een geleidelijk hogere uittredeleeftijd te bereiken De hoogte van de jaarlijkse storting is als volgt: a b voor medewerkers geboren in de periode 1946 tot en met 1950: 10% van het jaarsalaris. De pensioenleeftijd kan dan naar verwachting tussen de 60 jaar en 1 maand en 60 jaar en 5 maanden liggen; voor medewerkers geboren in de periode 1951 tot en met 1960: 7% van het jaarsalaris. De pensioenleeftijd kan dan tussen de 60 jaar en 5 maanden en 62 jaar en 10 maanden liggen; c voor medewerkers geboren in de periode 1961 tot en met 1970: een percentage van het jaarsalaris variërend van 0 tot 9,2%. Het verschil wordt veroorzaakt door de zwaarder meewegende verruiming van de basispensioenregeling en de verschillende effecten daarvan op verschillende salarisniveaus terwijl voor deze groep gekozen is voor een voor ieder gelijke mogelijke pensioendatum van 63 jaar; d voor medewerkers geboren ná 1970 wordt geen storting gedaan. Deze groep behoeft op basis van de geformuleerde uitgangspunten geen compensatie. Zij kunnen gedurende lange tijd deelnemen aan de verruimde basispensioenregeling en kunnen in dat geval rekenen op een uitkering van 70% bij een pensioendatum tussen 62 en 63 jaar, afhankelijk van het individuele carrièreverloop De individuele medewerker kan er voor kiezen dit beschikbare budget niét in de levensloop te laten storten. Men kan dit ook direct bij het salaris laten uitbetalen, met de wettelijke inhoudingen. Men kan het bruto-budget ook gebruiken voor een storting in het

3 cao-nob; 2 e akte van wijziging 2005 blad 3 van 10 pensioen. NOB zal bij PNO voor iedere medewerker ouder dan 35 jaar een individuele offerte opvragen Deze overgangsregeling zal in een nader overeen te komen reglement worden vastgelegd. 2.2 levensloop Er is een reglement Levensloopregeling afgesproken. Dit reglement wordt als bijlage bij deze overeenkomst gevoegd. In april 2006 zal dit reglement worden opgenomen in de CAO levensfasegericht personeelsbeleid Er is de afgelopen maanden overeenstemming bereikt over de begeleidende partij voor dit traject. De nulmeting is naar verwachting eind december afgerond met een rapportage door die partij (Uniefacet). Deze rapportage zal aan de werknemersorganisaties worden toegezonden. 2.4 technische aanpassingen ten gevolge van o.a. Wet Gelijke Behandeling Afgesproken is om de nog in de huidige CAO gewenste technische aanpassingen tijdens het overleg over de CAO te bespreken. Alle aanpassingen zullen vervolgens in de CAO worden opgenomen. 3. overige afspraken: 3.1 resultatendelingsregeling In december 2005 wordt een eenmalige uitkering van 3,5% betaald. Deze uitkering komt in de plaats van de resultatendelingsregeling juni 2006 welke in overleg met de Ondernemingsraad is opgeschort. Deze wijziging is uitgewerkt in de brief van 2 december 2005 die als bijlage aan deze akte is gehecht en waarover 8 december 2005 een akkoord is bereikt. 3.2 ziektekostenverzekering NOB heeft met PNO een collectieve restitutieverzekering afgesloten voor de duur van één jaar. De premie wordt, indien de medewerker voor deze verzekering kiest, via het salaris ingehouden. Deze collectiviteit levert voor de individuele medewerker een korting op van 8% op de basisverzekering en de aanvullende verzekering NOB heeft met Zilveren Kruis Achmea een collectieve naturaverzekering afgesloten voor de duur van één jaar. Indien de medewerker voor deze verzekering kiest moet de premie door de werknemer zelf worden betaald. Deze collectiviteit levert voor de individuele medewerker een korting op van 7,5% op de basisverzekering en 10% op de aanvullende verzekering NOB zal de besparing als gevolg van de nieuwe ziektekostenverzekering via een extra werkgeversbijdrage ten behoeve van de basisverzekering budgetneutraal aan de werknemers teruggeven. Deze besparing is voor 2006 becijferd op (bruto) 22,- per NOB-medewerker per maand. In deze berekening is de totale besparing gedeeld door het aantal NOB-medewerkers: de werkgeversbijdrage geldt dientengevolge ook alleen voor de NOB-medewerker en niet voor de via hem/haar aangesloten partner.

4 cao-nob; 2 e akte van wijziging 2005 blad 4 van NOB zal onder de volgende voorwaarden een eventueel verlies van de no-claimkorting compenseren: a b c alleen incidenten welke in de loop van het jaar, direct ná het incident, bij de bedrijfsarts zijn gemeld en door de bedrijfsarts als werkgerelateerd zijn aangemerkt, tellen mee; de betrokken medewerker overlegt aan het eind van het jaar een sluitende bewijsvoering, waaruit blijkt dat de medewerker in dat jaar geen (eerdere) privé-declaraties heeft gedaan waardoor de no-claimkorting is verminderd/vervallen; de betrokken medewerker overlegt een verklaring van de zorgverzekeraar, waaruit het totale claimgedrag van de medewerker over het betreffende kalenderjaar blijkt. 3.3 spaartegoeden NOB zal in het voorjaar van 2006 de spaarurentegoeden financieel maken. Bij de berekening van de waarde van deze tegoeden zal dezelfde berekening gehanteerd worden als bij de verkrijging van de verloftegoeden: een verlofuur heeft daarbij de waarde van 1/174 deel van het maandsalaris. Tot het maandsalaris wordt gerekend het functioneel salaris + een eventuele bovenschaligheidstoeslag + een eventuele herindelingstoeslag. Als het salaris in 2006 lager is dan in 2005 ten gevolge van een herwaardering van de functie zal voor de berekening van de waarde het (hogere) maandsalaris uit 2005 worden gehanteerd. De medewerker krijgt de keuze deze tegoeden als volgt te benutten: o overboeken van maximaal nog vast te stellen aantal dagen naar het vakantietegoed; o de waarde overboeken op een levensloopregeling (tot het wettelijke maximum); o de waarde gebruiken voor een pensioenstorting (tot de wettelijke fiscale ruimte); o de waarde laten uitkeren bij het loon (met de gebruikelijke wettelijke inhoudingen). o o 3.4 contributie vakbonden de waarde gebruiken in het kader van de fietsregeling. Voor zover van toepassing; de waarde gebruiken voor een spaarloonstorting, voor zover de medewerker nog voor deze regeling in aanmerking komt en met inachtneming van de maximum bedragen; NOB biedt de mogelijkheid om de vakbondscontributie op een fiscaal vriendelijke manier te verrekenen met het decembersalaris.

5 cao-nob; 2 e akte van wijziging 2005 blad 5 van 10 Aldus overeengekomen, opgemaakt en getekend te Hilversum/Amsterdam/Hoofddorp/Culemborg op 14 december Namens Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V.: FNV KIEM: Dienstenbond CNV: De Unie: BIJLAGE: Brief over de resultatendelingsregeling, d.d Reglement Levensloopregeling. nob hrm-juza/az-tvn

6 cao-nob; 2 e akte van wijziging 2005 blad 6 van 10 Van: Aard Zwaal Verzonden: vrijdag 2 december :22 Aan: Martin Kothman; Martijn Donker; Robert Schuurman CC: Tobias van Nimwegen; Ton Tekstra Onderwerp: RE: resultatendelingsregeling Geachte bestuurders, beste Martin, Martijn en Robert, In april 2005 hebben wij aan de Ondernemingsraad ons voorgenomen besluit kenbaar gemaakt de resultatendelingsregeling te willen opschorten. Redenen die hiervoor genoemd zijn, waren de balanspositie van NOB, na verkoop aan PO en de afspraken met het ministerie van Financiën hierover en als tweede een mogelijke verlaagde rendementseis door PO. Effect van een lagere rendementseis van PO zou kunnen zijn dat de resultatendelingsuitkering tot nagenoeg 0% zou kunnen zakken, effect van de eisen van het ministerie konden op dat moment twee kanten op: de hoogte van het eigen vermogen is nl bepalend voor de hoogte van de resultatendelingsuitkering. Wij hebben daarom voorgesteld terug te vallen op de oude eindejaarsuitkering (die tot en met 2004 nog als garantieuitkering heeft gegolden) van 2,5%. De Ondernemingsraad heeft in haar brief van 26 juli en de bevestiging van de directie daarop van 10 augustus ingestemd met het opschorten van de resultatendelingsregeling. U vraagt nu om een eindejaarsuitkering van 3,5%. Voor de goede orde merk ik op dat over 2003 de uitkering als volgt was opgebouwd: 1% vanwege het halen van kwalitatieve doelen, 2,5% vanwege het halen van kwantitatieve doelen (een hoger rendement dan begroot). Over 2004 was de uitkering als volgt opgebouwd: 1% vanwege het halen van kwalitatieve doelen, 1,5% vanwege het halen van kwantitatieve doelen (een rendement gelijk aan de begroting). Een uitkering van 3,5% over 2005 is alleen gerechtvaardigd als de winst van het bedrijf duidelijk boven begroting uitkomt. Dat kunnen we formeel pas in maart 2006 vaststellen. Vandaar dat, normaal gesproken, de uitkering ook pas in juni 2006 plaats vindt. Gezien de huidige prognose van het rendement over 2005 en de aanzienlijke inspanningen van het personeel om dat te bereiken gaan we akkoord met een uitkering van 3,5% in december Daarmee stellen we vast dat het kwalitatieve doel is gehaald (1%) en dat het gerechtvaardigd is te verwachten dat het kwantitatieve doel een uitkering van 2,5% verantwoord maakt. Dit betekent dan ook dat we in maart 2006 niet meer terugkomen op een resultatendelingsuitkering over Die is hiermee volledig uitgevoerd. Wel zullen we t.z.t. afspraken dienen te maken over 2006, aangezien we in dat jaar naar verwachting met een nieuwe aandeelhouder te maken krijgen en de eisen van het ministerie van financiën nog steeds gelden, met alle mogelijke gevolgen voor de uitkering over 2006 vandien. Met dank voor uw reactie, zullen we met het salaris over december dus een eenmalige resultatendelingsuitkering van 3,5% vergoeden, met bovenstaande motivering. met vriendelijke groet, Aard Zwaal - aard.zwaal@nob.nl manager HRM NOB cross media facilities Media Park - Sumatralaan 45 - postvak TC22 Postbus JB Hilversum web tel / fax Disclaimer De informatie verzonden met dit bericht is uitsluitend bestemd voor de geadresseerde(n). Openbaarmaking, vermenigvuldiging, verspreiding en/of verstrekking aan derden is slechts met toestemming van de afzender toegestaan. U wordt verzocht bij onjuiste adressering de afzender direct te informeren door het bericht te retourneren. Wij adviseren u om bij twijfel over de juistheid of de volledigheid van de mail contact met de afzender op te nemen

7 cao-nob; 2 e akte van wijziging 2005 blad 7 van 10 Levensloopregeling Artikel 1 Definities In dit reglement wordt verstaan onder: 1. Werkgever : Inhoudingsplichtige waarbij de werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is. 2. Werknemer : degene die op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is bij de werkgever. 3. Deelnemer : de werknemer die overeenkomstig artikel 3 aan de levensloopregeling deelneemt. 4. Levensloopvoorziening : de voorziening ingevolge de levensloopregeling als bedoeld in artikel Instelling : de door de werknemer aan te wijzen instelling waarbij de levensloopvoorziening wordt aangehouden. 6. Levenslooprekening : een bij de instelling ten name van de deelnemer geopende geblokkeerde rekening -levenslooprekening-, waarop het ingehouden loon gestort wordt. 7. Levensloopverzekering : een bij de instelling ten name van de deelnemer afgesloten verzekering -levensloopverzekering-, waarop het ingehouden loon gestort wordt. 8. Levenslooploon : het ingehouden loon vermeerderd met de daarop gekweekte inkomsten en de daarmee behaalde rendementen bij een levenslooprekening onderscheidenlijk de waarde van de polis bij een levensloopverzekering. 9. Levenslooptegoed : het tegoed op een levenslooprekening onderscheidenlijk het verzekerd kapitaal. Artikel 2 Doel Deze levensloopregeling heeft ten doel het treffen van een voorziening voor het sparen van geld uitsluitend ten behoeve van het opnemen van een periode van verlof. Artikel 3 Deelname 1. Iedere werknemer die in dienst is bij de werkgever als genoemd in artikel 1, heeft het recht deel te nemen aan de levensloopregeling. 2. De deelname geschiedt door invulling en ondertekening van het aanmeldingsformulier. 3. De werknemer kan het verzoek tot deelname slechts één keer per jaar doen (in december van enig jaar of in de eerste maand na indiensttreding), met dien verstande dat de werknemer te allen tijde kan verzoeken om de inhoudingen en stortingen te doen beëindigen. 4. De deelnemer verklaart zich door de ondertekening van het aanmeldingsformulier akkoord met de bepalingen van dit reglement. 5. De deelnemer verklaart schriftelijk aan de werkgever bij welke instelling de voorziening wordt aangehouden. 6. De deelnemer verklaart op het aanmeldingsformulier voor de levensloopregeling, dat hij geen aanspraken ingevolge een levensloopregeling heeft opgebouwd bij een of meer gewezen inhoudingsplichtigen. Indien de deelnemer wel aanspraken heeft opgebouwd bij een of meer gewezen inhoudingsplichtigen verklaart hij eenmalig, schriftelijk aan de werkgever wat zijn inleg in het kalenderjaar van de ondertekening van de verklaring is geweest en hoeveel jaar hij gelden heeft ingelegd in de levensloopregeling van een of meer gewezen inhoudingsplichtigen. 7. De deelnemer verklaart aan het begin van ieder kalenderjaar schriftelijk aan de werkgever wat de omvang is van de opgebouwde aanspraken ingevolge een levensloopregeling bij een of meer gewezen inhoudingsplichtigen.

8 cao-nob; 2 e akte van wijziging 2005 blad 8 van De deelnemer verklaart schriftelijk dat hij geen voorziening ingevolge een levensloopregeling opbouwt in het kalenderjaar waarin hij bij een inhoudingsplichtige ingevolge een spaarloonregeling spaart als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting Artikel 4 Inhouding op brutoloon 1. De inhouding per kalenderjaar ingevolge de levensloopregeling bedraagt: a. Indien aan het begin van het kalenderjaar het levenslooploon minder bedraagt dan 2,1 maal het loon op jaarbasis gerelateerd aan het in het voorafgaande kalenderjaar genoten loon: ten hoogste 12% van het loon in het kalenderjaar. b. Indien aan het begin van het kalenderjaar het levenslooploon gelijk is aan of meer bedraagt dan 2,1 maal het loon op jaarbasis gerelateerd aan het in het voorafgaande kalenderjaar genoten loon: nihil. 2. De hoogte van de inhouding wordt door de deelnemer bij het verzoek tot deelname op het aanmeldingsformulier vastgelegd in een nominaal bedrag per jaar of per maand of als percentage van het brutoloon. 3. Wijziging van de inleg kan geschieden per 1 januari van elk jaar, mits de deelnemer minstens één maand tevoren de werkgever hiervan schriftelijk in kennis stelt. Artikel 5 Wijze van sparen 1. Het ingehouden loon van de deelnemer wordt door de werkgever onmiddellijk na de inhouding op de levenslooprekening gestort of als premie ten behoeve van de levensloopverzekering ten name van de deelnemer gestort, bij de instelling. 2. De op de levenslooprekening gekweekte inkomsten en de daarmee behaalde rendementen worden op de levenslooprekening bijgeschreven. 3. De bij de levensloopverzekering behaalde rendementen worden aangewend voor een verhoging van het verzekerde kapitaal. 4. Het tegoed op de levenslooprekening onderscheidenlijk het verzekerd kapitaal op grond van de levensloopverzekering mag uitsluitend bestaan uit het levenslooploon. Artikel 6 Opname van tegoed 1. Over het levenslooptegoed mag tijdens het bestaan van de dienstbetrekking worden beschikt ten behoeve van loon gedurende een periode van extra verlof. 2. Voor het opnemen van levenslooptegoed, zoals bedoeld in lid 1 doen de deelnemer en de werkgever gezamenlijk een schriftelijk verzoek aan de instelling waar het levenslooptegoed wordt aangehouden. 3. De ontsparing van het levenslooptegoed gedurende de periode van extra verlof bedraagt, tezamen met het mogelijk daarnaast van de werkgever genoten loon, niet meer dan het laatstgenoten loon van de deelnemer. Artikel 7 Afkoop 1. De aanspraken ingevolge de levensloopregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden anders dan ten behoeve van de in artikel 61k Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 bedoelde verpanding. 2. Onverminderd het eerste lid, mogen de aanspraken ingevolge de levensloopregeling worden afgekocht bij de beëindiging van het dienstverband tussen de deelnemer en de werkgever. 3. De werknemer kan bij aanvaarding van een nieuwe dienstbetrekking de aanspraak ingevolge de levenslooprekening inbrengen in de levensloopregeling bij de nieuwe werkgever. 4. In geval van overlijden van de werknemer kan de tegenwaarde van de aanspraak als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van de werknemer ter beschikking van de erfgenamen van de werknemer worden gesteld.

9 cao-nob; 2 e akte van wijziging 2005 blad 9 van Indien de pensioenuitvoerder hiertoe de mogelijkheid biedt, kan de werknemer een aanspraak ingevolge de levensloopregeling omzetten in een aanspraak ingevolge een pensioenregeling voor zover de fiscale grenzen in de Wet op de loonbelasting 1964 niet worden overschreden. Artikel 8 Verlof 1. De werknemer kan alleen het levenslooptegoed opnemen voor een periode van verlof als daarvoor voorafgaand schriftelijk toestemming is verleend door de werkgever. In beginsel wordt toestemming voor verlof verleend als voldaan wordt aan de in de Wet arbeid en zorg gestelde eisen of aan de voorwaarden zoals opgenomen in de arbeidsvoorwaardenregeling (CAO & NOB Wijzer). 2. Indien het verlof langer dan 3 maanden duurt, heeft de werknemer gedurende de periode dat het verlof langer duurt dan 3 maanden in beginsel geen recht op een bijdrage uit de kinderopvangregeling. 3. Indien NOB aan de werknemer een bedrijfswagen heeft toegekend, zal deelname aan de "autoleaseregeling individuele rijders" worden onderbroken gedurende de periode dat het verlof langer duurt dan 3 maanden. De werknemer kan de auto in deze periode wel blijven berijden als hij de leasekosten voor eigen rekening neemt. 4. Indien het verlof langer dan 3 maanden duurt, heeft de werknemer gedurende de periode dat het verlof langer duurt dan 3 maanden in beginsel geen recht op een uitkering uit hoofde van de resultatendelingsregeling. Artikel 9 1. De werkgever behoudt zich het recht voor dit levensloopreglement eenzijdig te wijzigen indien hij daarbij een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad, daardoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. 2. In alle gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, beslist de werkgever. Artikel 10 Deze levensloopregeling treedt in werking op 1 januari 2006.

10 cao-nob; 2 e akte van wijziging 2005 blad 10 van 10 Aanmeldingsformulier Levensloopregeling Werkgever: Werknemer: 1. Werknemer verklaart deel te nemen aan de levensloopregeling ingevolge het reglement Levensloopregeling. Dit aanmeldingsformulier maakt onlosmakelijk deel uit van het reglement Levensloopregeling. 2. De levensloopvoorziening als bedoeld in artikel 1 van het reglement Levensloopregeling wordt aangehouden bij: (naam bank/verzekeraar). 3. Werknemer verklaart geen opgebouwde aanspraken ingevolge een levensloopregeling bij een of meer gewezen inhoudingsplichtigen te hebben. Indien de werknemer wel aanspraken heeft opgebouwd bij een of meer gewezen inhoudingsplichtigen, brengt de werknemer de werkgever eenmalig schriftelijk op de hoogte wat zijn inleg in het lopende kalenderjaar is geweest en hoeveel jaar hij gelden heeft ingelegd in de levensloopregeling van een of meer gewezen inhoudingsplichtigen. Daarnaast brengt de werknemer de werkgever aan het begin van ieder kalenderjaar schriftelijk op de hoogte wat de omvang is van de opgebouwde aanspraken ingevolge een levensloopregeling bij een of meer gewezen inhoudingsplichtigen. 4. Werknemer verklaart geen voorziening ingevolge een levensloopregeling op te bouwen in het kalenderjaar waarin hij bij een inhoudingsplichtige ingevolge een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964 loon spaart. 5. De hoogte van de inhouding op het brutoloon bedraagt bruto (per jaar of per maand ) of. % als percentage van het brutoloon per maand. 6. Werknemer verklaart een schriftelijk exemplaar van het reglement levensloopregeling te hebben ontvangen. Aldus overeengekomen, in tweevoud opgemaakt en getekend op. te... Naam Werknemer Werkgever: Tekeningsbevoegde: Doorhalen wat niet van toepassing is.