DE IMPACT VAN OLIESCHOKKEN OP SECTORPORTEFEUILLES VAN AANDELEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DE IMPACT VAN OLIESCHOKKEN OP SECTORPORTEFEUILLES VAN AANDELEN"

Transcriptie

1 UNIVERS ITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFS KUNDE ACADEMIEJAAR DE IMPACT VAN OLIESCHOKKEN OP SECTORPORTEFEUILLES VAN AANDELEN Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur Ann-Sophie Belaen onderleidingvan Prof.Dr.G.Peersman

2 PERMISS ION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Belaen Ann-Sophie

3 Dankwoord Met dit dankwoord wil ik me richten de personen die me geholpen hebben bij het tot stand komen van deze thesis. In de eerste plaats wil ik me tot Ine Van Robays richten en haar bedanken voor haar begeleiding gedurende dit eindwerk. Zonder haar adviezen en vele tips was het schrijven van deze thesis een nog moeilijkere opgave geweest. Dank ook aan de mensen van het thuisfront die me steunden en hielpen waar ze konden: mijn vriend, mijn ouders en Julie en Nicolas.

4

5 Inhoud Figuren...2 Tabellen...2 Inleiding THEORIE Literatuuroverzicht Olieschokken Transmissie Aanbodseffecten Vraageffecten Sectoren Keuzemodelenvariabelen Moderneportfoliotheorie Factoren Beïnvloedenolieprijzenaandelenreturns? Anderefactoren EMPIRIE Modelendata Resultaten Algemeneresultatenvoorde3schokken Resultatenvoordeverschillendesectoren Asymmetrie Marktindex Resultatenvoordeverschillendesectoren CONCLUSIE...42 Bronnen...43

6 Figuren Figuur1:SecurityMarketLine...17 Figuur2:OECDEuropePetroleumImports...21 Tabellen Tabel1:effectvaneenoliespecifiekevraagschokopdemarktindex...28 Tabel2:Effectvaneenolieaanbodschokop demarktindex...29 Tabel3:Effectvaneenglobalevraagschokop demarktindex...31 Tabel4:Asymmetrie,effectvaneenoliespecifiekevraagschokop demarktindex...39 Tabel5:Intervallen marktindex...40 Afkortingen Oaanb olieaanbodschok Oglob globale vraagschok Ospec oliespecifieke vraagschok IP IR EX BBP C I G Xgd Zgd MPT CAPM APT Industrial Production Interest Rate Wisselkoers het bruto binnenlands product(een maat voor output) private consumptie bruto-investeringen overheidsconsumptie de netto-uitvoer van goederen en diensten Moderne Portfolio Theorie Capital Allocation Pricing Model Arbitrage Pricing Theory 2

7 CML SML M R i R M r f F Capital Market Line Security Market Line het marktportfolio risicopremievan een individueelaandeel risicopremievanhetmarktportfolio risicovrijerente een macro-economische factor 3

8 Inleiding In mijn paper zal ik onderzoeken welk verband er in de Eurozone bestaat tussen olieschokken en het rendement op aandelen. Ik zal onderzoeken op welke manier aandelenreturns reageren op olieschokken met verschillend onderliggende oorzaken. Als uitbreiding op eerdere werken, zal ik de impact van deze olieschokken op de aandelenkoersen van verschillende sectoren onderzoeken. Daarbij zal ik proberen te bepalen welke transmissiekanalen verantwoordelijk zijn voor deze relaties en zal ik onderzoeken of asymmetrische effecten hierin een rol spelen. In het eerste deel van de paper bespreek ik de bestaande literatuur en enkele theoretische aspecten rond olieprijzen en aandelenreturns. Ik zal een kort literatuuroverzicht geven, gevolgd door een bespreking van de olieschokken en hun invloed op de economie. Daarna leg ik uit hoe de transmissie van olieschokken op de economie verloopt. In een volgend hoofdstuk bespreek ik kort de sectoren, waarna ik het gebruikte model verantwoord. Het tweede deel van de paper bestaat uit het onderzoek. In het eerst hoofdstuk beschrijf ik het gebruikte model en de gebruikte data. In het tweede hoofdstuk in dit deel interpreteer ik de empirische resultaten. Het derde hoofdstuk bespreekt het model voor het (a)symmetrieonderzoek en de empirische resultaten. 4

9 1. THEORIE 1.1 Literatuuroverzicht Sinds de jaren 1970 hebben verschillende onderzoekers interesse getoond in energieprijzen. Er werd onderzoek gedaan naar de invloed van energieschokken op andere economische variabelen. Mork en Hall (1980) bijvoorbeeld, onderzochten de impact van energieschokken op 2 kanalen. Volgens hen hebben de energieschokken van de jaren een allereerst een invloed op de output en daardoor ook op ondermeer investeringen en consumptie. Het tweede kanaal dat Mork en Hall onderzochten was dat van de financiële zijde van de economie. Volgens Mork en Hall zorgen energieprijzen voor een algemene prijsstijging, dus inflatie. Tot begin de jaren 1980 geloofden de meeste onderzoekers (vb. Hamilton (1983)) in een sterk verband tussen energieprijzen en economische activiteit. Midden de jaren 1980, ondervond de relatie tussen olieprijzen en de macro-economie een structurele wijziging. Deze structurele breuk zorgde ervoor dat er minder extreme veranderingen zijn in de BBP-groei en inflatie (Mc Connel en Perez-Quiros (2000) en Baumeister en Peersman (2008)). Baumeister en Peersman (2008) brengen twee redenen naar voor om deze structurele breuk te verklaren. Enerzijds is de oliemarkt structureel gewijzigd. De curve van de vraag naar olie is na halfweg de jaren 1980 steiler en dus minder elastisch geworden. Anderzijds is de economische structuur veranderd. Voorbeelden daarvan zijn de verminderde olie-intensiviteit in productieprocessen en de verhoogde flexibiliteit van de arbeidsmarkten. Deze twee veranderingen verhinderen een goede vergelijking tussen de periode vóór en na midden de jaren 80. Tot op vandaag bestaat er grote interesse naar de impact van olieschokken. De meeste onderzoeken zijn gericht op de Verenigde Staten. Edelstein en Kilian (2007) bijvoorbeeld, onderzochten de invloed van energieschokken op de consumptie. Kilian onderzocht samen met Rebucci en Spatafora (2009) de impact van olieschokken op financiële economische aspecten zoals de betalingsbalans, en samen met Park (2007) onderzocht hij de impact van olieschokken op de aandelenmarkt in de Verenigde Staten. In dit laatste werk toonden ze aan dat, op lange termijn, een significant deel van de variatie in aandelenportefeuilles kan verklaard worden door olieschokken. 5

10 Ook Lee en Ni (2002) onderzochten de invloed van olieschokken in de Verenigde Staten. Ze onderzochten hoe olieschokken vraag en aanbod in verschillende sectoren beïnvloeden. Volgens hen zijn de responsverschillen per sector te verklaren door de verschillende rollen die olie speelt in de sectoren, en door de verschillende transmissiemechanismen die vraag en aanbod van die sectoren bepalen. De responsverschillen vinden volgens Lee en Ni hun oorsprong in de olie-intensiteit die verschilt per sector. Ze komen onder andere tot de conclusie dat olieschokken vooral een invloed hebben op de aanbodzijde van olie-intensieve sectoren, waar ze bij andere sectoren eerder een invloed uitoefenen op de vraagzijde. Hoewel er veel onderzoek is verricht naar de relatie tussen olieprijzen en de economie in de Verenigde Staten, is er in Europa minder aandacht aan besteed. Er zijn echter verschillen tussen de reacties op olieschokken in de Verenigde Staten en die in Europa. Zo stellen Peersman en Van Robays (2009) dat de monetaire overheden verschillend reageren op olieschokken en hun gevolgen. Dit kan ook andere economische factoren beïnvloeden, zodat die verschillend reageren op een olieschok. In mijn paper zal ik onderzoeken welk verband er in de Eurozone bestaat tussen olieschokken en het rendement op aandelen. Ik zal deze relatie onderzoeken voor de verschillende olieschokken, zoals die beschreven zijn in Peersman en Van Robays (2009). Als uitbreiding op het werk van Lee en Ni (2002) zal ik de impact van deze olieschokken op de aandelenkoersen van verschillende sectoren onderzoeken. Daarbij zal ik proberen te bepalen welke transmissiekanalen verantwoordelijk zijn voor deze relaties en zal ik onderzoeken of asymmetrische effecten hierin een rol spelen Olieschokken Een klassieke visie in de literatuur is dat de impact van een olieschok op de economieonafhankelijk is van de onderliggende oorzaak van die olieschok. Jones en Kaul (1996) onderzoeken de impact van olieprijswijzigingen op het rendement van aandelen. Daarbij stellen ze dat olieschokken exogeen zijn en schenken ze geen aandacht aan de onderliggende oorzaak van de olieschok. Ook Sadorsky(1999) gebruikt een enkelvoudige definitie in zijn onderzoek naar de respons van aandelenrendementen op olieschokken. Kilian (2009) daarentegen, toont aan dat deze klassieke interpretatie verkeerd is. Volgens hem hebben olieschokken geen exogene invloed op de economie, maar zijn ze endogene economische 6

11 factoren. Dit wil zeggen dat olieschokken een invloed hebben op andere economische factoren (vb. output), die op hun beurt dan weer de olieprijzen beïnvloeden. De oorzaak van een olieschok is volgens Kilian verbonden met het gevolg ervan. Daarom deelt hij olieschokken op in drie structurele schokken, afhankelijk van de onderliggende oorzaak ervan. Deze schokken zijn: olieaanbodschokken, bijvoorbeeld gedreven door politieke gebeurtenissen in OPEC-landen, schokken door veranderingen in de globale vraag naar goederen en diensten, en schokken door veranderingen in oliespecifieke vraag. Olieaanbodschokken gedreven door politieke gebeurtenissen in OPEC-landen zoals oorlogen of revoluties reageren volgens Kilian (2009) niet op andere schokken. Andere olieaanbodschokken zijn bijvoorbeeld schokken door olieproductie in niet-opec-landen of door kartelvorming (productiequota). Verder definieert Kilian de economische activiteit als oorzaak voor olieschokken door veranderingen in de globale vraag naar goederen en diensten. Hij noemt deze aggregate demand shocks. De vraagschok die daartegenover staat is de schok door veranderingen in de oliespecifieke vraag, dus enkel de vraag naar olie, los van de totale vraag naar goederen en diensten. Kilian en Park (2007) tonen aan dat de aandelenkoersen in de Verenigde Staten verschillend reageren, afhankelijk van de onderliggende oorzaak van de olieschok. Enkel voor oliespecifieke vraagschokken, zoals de precautionaire vraag naar olie, leiden hogere olieprijzen tot lagere returns. Stijgende olieprijzen door veranderingen in de globale vraag naar goederen en diensten zorgen dan weer voor hogere returns. Volgens Kilian en Park zijn olieaanbodschokken minder belangrijk om de impact van olieschokken op aandelenkoersen te verklaren Transmissie Om de impact van olieschokken op aandelen te kunnen interpreteren, is het nodig te begrijpen hoe de transmissie van olieschokken op aandelen werkt. Edelstein en Kilian (2008) onderzoeken het effect van olieschokken op de reële consumptie. Ze beschrijven de invloed van wijzigingen in de koopkracht op de reële consumptie aan de hand van 5 effecten. Ik deel deze effecten van olieschokken op in vraag- en aanbodkanalen. Dit helpt me om, verder in deze paper, de empirische resultaten te interpreteren. Bij vraageffecten hebben olieschokken een invloed op de vraag naar goederen en diensten. Die vraag kan op haar beurt ook 7

12 het aanbod beïnvloeden. Bij aanbodseffecten wordt het aanbod of de productie rechtstreeks gewijzigd, zonder een noodzakelijke wijziging van de vraag te impliceren Aanbodseffecten Inputkosten effecten Als olieprijzen stijgen, zullen de kosten om goederen en diensten te produceren ook stijgen. Dit zorgt voor winstdalingen en prijsstijgingen, en bijgevolg voor inflatie. De grootte van het inputkosten effect hangt af van de olie-intensiteit van de productie. Transportsectoren kunnen bijvoorbeeld sterker beïnvloed worden dan desector van bureaumateriaal en rekenmachines 1, omdat zeeen hogereolieintensiteit hebben. Ik vermoed dat inputkosten effecten symmetrisch zijn. Dit wil zeggen dat, waar bij een olieprijsstijging de winst daalt en de prijzen kunnen stijgen door hogere kosten, bij een olieprijsdaling de winst stijgt en de prijzen kunnen dalen door lagere kosten. Onderzoekers vinden dat inputkosten effecten eerder klein zijn. Dit komt volgens Lee en Ni(2002) en hun referenties, Okun (1975), Perry (1977), en Nordhaus (1980), omdat de energiekosten in productie klein zijn en er op korte termijn weinig substitutie-elasticiteit is tussen energie en andere grondstoffen. Ook Bohi(1991) minimaliseert de inputkosten effecten. Hij bewijst dit aan de hand van het ontbreken van een correlatie tussen output van verschillende industrieën en hun energieintensiteit Vraageffecten Olieschokken zorgen voor wijzigingen in de vraag naar goederen en diensten. Deze vraag heeft een impact op de productie en dus de output. De grootte van de impact van olieprijzen op de vraag is afhankelijk van de elasticiteit van de vraag naar deze goederen en diensten. 1 Volgens Lee en Ni (2002) bedraagt de kost van olie minder dan 2% van de volledige kosten voor deze sector, terwijl dit bij de transportsector logischerwijze veel hoger ligt. 8

13 Lee en Ni (2002) beschouwen vraageffecten als belangrijker dan aanbodseffecten. Ook Hamilton (2008) toont aan dat olieschokken de economie vooral beïnvloeden via wijzigingen in de vraag naar goederen en diensten. In de literatuur en ook bij beleidsmakers heerst er een consensus over deze visie en worden vraageffecten als belangrijker beschouwd dan aanbodseffecten. Beschikbare-inkomenseffecten Een eerste vraageffect is het beschikbare-inkomenseffect. Als olieprijzen stijgen dan daalt het beschikbaar inkomen Y D. Volgens dekeynesiaanse consumptiefunctie (Heylen (2004)) is consumptie een lineaire functie van het beschikbaar inkomen (zie vergelijking 1). Een daling van het beschikbaar inkomenzorgtvoor eendalingvandeconsumptieendus vandevraag. C=C 0 +c.y D (1) Met C : de consumptie C 0 :deautonomeconsumptie c : de marginale-consumptiequote Een lager beschikbaar inkomen zorgt ook voor een daling van de geplande investeringen I P (vergelijking 2), wat op zijn beurt opnieuw de vraag doet dalen.(heylen(2004)) I P =I 0 +a.y b.r (2) Met I P :degeplandeinvesteringen a:outputgevoeligheid van de vraag b: de rentegevoeligheid van de investeringen R: de ex-ante reële langetermijnrentevoet Y=Y D +T T: de netto-ontvangsten(belastingen) van de overheid Volgens Edelstein en Kilian (2008) zijn de inkomenseffecten symmetrisch. Daarmee bedoelen ze dat de stijging van de globale vraag naar goederen en diensten even groot zal zijn bij dalende olieprijzen als de daling van de globale vraag bij stijgende olieprijzen. Bohi(1991) legt uit dat landen die meer afhankelijk zijn van olie-import niet noodzakelijk meer lijden onder een oliecrisis. Het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld, kende tijdens de oliecrisis tussen 1978 en 1981 een veel grotere recessie dan Japan, hoewel het Verenigd Koninkrijk netto olie-exporterend 9

14 was en Japan netto olie-importerend. Dit doet vermoeden dat inkomenseffecten door olieschokken eerder klein zijn. Volgens Peersman en Van Robays (2009) echter, zorgen olieprijsstijgingen vooral in olie-importerende landen voor een daling van het beschikbaar inkomen. Dit komt volgens hen omdat olie eerder inelastisch is. Volgens Edelstein en Kilian (2008) is er een inkomenseffect, maar is dit niet groot genoeg om de reactie van de consumptie op olieschokken volledig te kunnen verklaren. Onzekerheidseffecten Since the 1980s, oil price volatility is more significant in its effect on economic activity than the oil price level. A volatile environment weakens the effect of price level changes since it reduces the "surprise." Increasing volatility creates market uncertainties that induce companies to postpone their investments. Furthermore, volatility affects labor markets by disturbing the reallocative process among sectors. Again, it is the surprise of an oil price increase that matters. (Sauter en Awerbuch, 2002, p ) Onzekerheidseffecten werden eerst vernoemd door Bernanke(1983) 2. Hij toont aandat onzekerheid een belangrijke invloed kan hebben op het financiële systeem. Hamilton (1988) gebruikt onzekerheidseffecten om de effecten van olieschokken op de economie te verklaren. Onverwachte olieschokken vergroten de onzekerheid over het verdere verloop van olieprijzen en de beschikbaarheid van olie. Door die onzekerheid zullen consumenten de aankoop van duurzame consumptiegoederen (bijvoorbeeld een voertuig) uitstellen. Op deze manier vermindert dus de globale vraag naar goederen en diensten. Zowel Hamilton (1988, 2003) als Pindyck en Rotemberg (1984) suggereren dat onzekerheidseffecten belangrijk zijn om recessies door olieschokken te verklaren. In de literatuur wordt aangenomen dat onzekerheidseffecten asymmetrisch zijn ten opzichte van olieschokken. Edelstein en Kilian (2008) bespreken verschillende vormen van asymmetrie die in de literatuur beschreven staan. In de sterkste vorm van asymmetrie zorgen onverwachte prijsstijgingen of -dalingen voor een daling van de consumptie van duurzame consumptiegoederen, omdat huishoudens grote aankopen uitstellen. Bij olieprijsstijgingen wordt zo het beschikbareinkomenseffect versterkt, terwijl het bij olieprijsdalingen afgezwakt wordt. Een zwakkere versie van deze hypothese zegt dat bij olieprijsdalingen de geplande aankopen toch zullen doorgaan, waardoor 2 Bernanke gebruikt de term onzekerheid in de context van de bankcrisis in de jaren Volgens hem is onzekerheid over de economische leefbaarheid van banken een belangrijke oorzaak van het falen van verschillende banken. 10

15 onzekerheidseffecten bij olieprijsdalingen dus zwakker zijn dan bij olieprijsstijgingen. Edelstein en Kilian (2008) stellen dat onzekerheidseffecten asymmetrisch zijn, maar ze maken geen onderscheid tussen de sterke en de zwakkere vorm van asymmetrie. Volgens Mork en Hall (1980) beïnvloeden olieprijzen naast consumptie, ook investeringen. Volgens Kilian(2008b) gebeurt dit door het onzekerheidseffect. Hij legt uit dat het onzekerheidseffect op twee manieren zijn weg vindt in de economie: via de vraagzijde en via de aanbodzijde. Bedrijven kunnen, in het geval van stijgende energieprijzen, onzeker zijn over productiekosten of inkomsten in de toekomst. Daardoor zullen ze minder investeren. In het geval van dalende energieprijzen, zal het onzekerheidseffect de extra investeringen door het geloof in lagere productiekosten en hogere inkomsten tegengaan. In de aanbodzijde van de economie is het onzekerheidseffect dus asymmetrisch. Aan de vraagzijde vindt Kilian echter geen bewijs voor asymmetrie. Edelstein en Kilian (2008) stellen dat onzekerheidseffecten asymmetrisch zijn. In de empirische resultaten van hun onderzoek, vinden ze geen bewijs voor asymmetrie bij duurzame consumptiegoederen, waaruit ze concluderen dat onzekerheidseffecten niet bestaan. Precautionary savings effecten Onverwachte olieschokken zorgen voor onzekerheid en angst over het toekomstig inkomen. Door bijvoorbeeld een stijging van de olieprijzen, kan er angst ontstaan voor toekomstig inkomensverlies door werkloosheid. Huishoudens zullen daarop proberen te anticiperen, waardoor volgens Peersman en Van Robays (2009) de vraag naar goederen en diensten zal dalen. In tegenstelling tot het onzekerheidseffect, beperkt dit effect zich niet tot de duurzame consumptiegoederen. Volgens Edelstein en Kilian (2008) kan dit effect symmetrisch of asymmetrisch zijn: asymmetrisch omdat zowel olieprijsstijgingen als dalingen onzekerheid creëren; symmetrisch omdat consumenten een olieprijsdaling als positief beschouwen. Uit de resultaten van hun onderzoek concluderen Kilian en Edelstein dat precautionary savings effecten bestaan, maar dan enkel in hun symmetrische vorm. Operating cost effecten 11

16 Als olieprijzen stijgen, zullen de kosten om aan olie gerelateerde goederen te producren ook stijgen. Daardoor zullen olie-intensieve producten, zoals zware wagens, minder gebruikt worden, en zullen consumenten overschakelen op olie-efficiëntere goederen. Volgens Hamilton (2008) zijn operating cost effecten asymmetrisch. Hij legt dit uit aan de hand van het volgende voorbeeld: Als olieprijzen stijgen, zullen consumenten de aankoop van een nieuwe wagen uitstellen, terwijl een olieprijsdaling er niet voor zal zorgen dat consumenten een tweede wagen zullen kopen. Volgens Edelstein en Kilian (2008) kan het echter zijn dat consumenten, die geenmiddelenhebben omeen (tweede) wagentekopen,dit tochdoen bijeenprijsdaling.enzelfsal klopt de redenering van Hamilton, dan nog heeft hij geen rekening gehouden met het verschil in energie-efficiëntie van verschillende wagens. Bij een olieprijsstijging bijvoorbeeld, zullen, volgens Edelstein en Kilian, consumenten hun SUV inruilen voor een zuinigere wagen. Kilian en Edelstein vermoeden dus dat operating cost effecten symmetrisch zijn. Re-allocatie effect Het re-allocatie effect, als eerste beschreven door Hamilton (1988), is volgens Kilian ( 2008b) toe te wijzen aan inter- en intra-sectoriële verschuivingen in de economie door een gewijzigde vraag. Deze verschuivingen veroorzaken re-allocaties in kapitaal en arbeidsmarkten, waardoor de werkloosheid stijgt en dus de koopkracht daalt. Het intrasectoriële re-allocatie effect is volgens Kilian asymmetrisch, omdat zowel olieprijsstijgingen als dalingen zorgen voor een dalende output en een stijgende werkloosheid. Volgens Davis en Haltiwanger (2001) en Lee en Ni(2002) is dit indirect effect het belangrijkste kanaal waardoor olieschokken zich voortzetten in de economie. Echter, in het onderzoek van Edelstein en Kilian (2008) wordt het re-allocatie effect enkel teruggevonden in de auto-industrie, maar wegens het kleine aandeel van de auto-industrie in de totale economie van de V.S., vinden ze geen reallocatie effect op de reële consumptie. Dit wordt ook bevestigd door het ontbreken van asymmetrie in hun resultaten. Impact op output en aandelenreturns 12

17 Volgens Heylen(2004) geldt: BBP=C+I+G+Xgd Zgd (3) Met BBP = het bruto binnenlands product(een maat voor output) C = private consumptie I = bruto-investeringen G = overheidsconsumptie Xgd Zgd=denetto-uitvoer vangoederen endiensten Deze vergelijking toont ondermeer het positieve effect van reële consumptie en investeringen op de output, waardoor de vraageffecten kunnen doorgetrokken worden naar output. Als er minder vraag is naar goederen en diensten, kunnen, door lagere winsten, aandelenreturns dalen Sectoren Kilian (2008b) onderzocht reeds de impact van olieschokken op de aandelenkoersen van verschillende sectoren in de Verenigde Staten. Ze kwam tot de volgende resultaten voor een stijging van de energieprijzen met 1% door een oliespecifieke vraagschok. De aandelen van motorvoertuigen kennen een significante daling. Binnen deze sector is er voor personenwagens geen significante daling, wel een verschuiving, door de stijgende vraag naar energie-efficiënte kleinere wagens. Voor andere duurzame consumptiegoederen is er een kleine daling, die echter voor de meeste aandelenkoersen weinig significant is. Op het gebied van voedingswaren werden er enkele verschillende reacties waargenomen. De aandelen voor restaurants kenden een snelle en duidelijke daling, terwijl de daling bij fast-food zich terug herstelde tot het oorspronkelijke niveau. Voedingswaren en alcoholconsumptie thuis kenden dan weer een stijging, en duurdere voedingswaren zoals vis en zeevruchten werden gesubstitueerd door goedkopere voedingswaren zoals varkensvlees. Andere niet-duurzame consumptiegoederen (kledij, speelgoed en cosmetica) kenden een kleine en vaak insignificante daling van de aandelenkoersen. De toeristische sector (hotels etc.) en de luchtvaartsector kenden een daling, terwijl bus- en treinreizen hun aandelen zagen stijgen. De Amerikaanse gezondheidszorg reageerde niet significant op de olieschok, en ook de ontspanning- en entertainmentsector kenden geen daling. Kilian ontdekte dus dat oliespecifieke vraagschokken de sterkste invloed hadden in de energiesector, de autosector, de kleinhandel en toerismegerelateerde sectoren. Een opmerkelijke conclusie die 13

18 Kilian maakt, is dat de energie-intensiteit van een industrie geen belangrijke factor is om verschillen in reactie op olieschokken te verklaren. Ook Bohi(1991) en anderen kwamen tot deze conclusie. Ook Lee en Ni (2002) onderzochten de invloed van olieschokken op verschillende sectoren. Hun aandacht ging uit naar de output en de prijzen van deze sectoren. Ze vertrokken van de olieintensiteit, zowel direct als indirect, van 14 verschillende sectoren. Als de output en prijs een tegengestelde reactie tonen, is er volgens Lee en Ni een dominant effect aan de aanbodzijde, terwijl bij een reactie in dezelfde richting het dominant effect aan de vraagzijde is. De resultaten van hun onderzoek suggereren dat vooral olie-intensieve sectoren reageren aan de aanbodzijde, daar de output gelijk blijft of daalt en de prijs stijgt. Minder olie-intensieve sectoren zoals de auto-industrie reageren met zowel een dalende output als een dalende prijs. Dit is het resultaat van een vermindering van de vraag. Volgens Faff en Brailsford (1999) reageren Australische olie-, gas- en (andere) grondstoffen-sectoren positief op olieschokken, terwijl de papier- en verpakkingssector, de banksector en de transportsector negatief gerelateerd zijn aan olieschokken. Kilian en Park (2007) baseerden zich op de indeling in sectoren aan de hand van olie-intensiteit van Lee en Ni (2002). Ze vulden dit werk aan door aandacht te schenken aan de onderliggende oorzaak van de olieschokken. Ze deelden olieschokken op in olieaanbodschokken, schokken door veranderingen in de globale vraag naar goederen en diensten, en schokken door veranderingen in oliespecifieke vraag. Ze kwamen tot de conclusie dat de 4 meest energie-intensieve sectoren niet significant verschillend reageren dan sectoren met lagere energie-intensiteit. Verder zijn volgens Kilian en Park(2007) olieaanbodschokken minder belangrijk om de impact van olieschokken op aandelenkoersen te verklaren. Verder toont het onderzoek van Lee en Ni (2002) aan dat de output van verschillende sectoren reageren met dezelfde vertraging (10 maanden) en dat ze zich ongeveer 18 maanden na de olieschok allemaal snel herstellen. Dit kan gevolgen hebben voor de vertraging van de reactie van de aandelenkoersen van de verschillende sectoren. Verder vinden Lee en Ni (2002) dat de output van alle sectoren gelijkaardig reageert op olieschokken. Daaruit concluderen ze dat olieschokken simultaan de vraag onderuit halen in vele sectoren, zodat er een recessie in de hele economie ontstaat. Dit sluit echter niet uit dat olieschokken geen allocaties veroorzaken. Omdat ze slechts 14 sectoren onderzoeken, is het mogelijk dat hun resultaten niet alle allocaties aantonen. 14

19 1.5. Keuze model en variabelen Moderne portfolio theorie Ter verklaring van de wijzigingen in de aandelenkoersen gebruik ik de moderne portfolio theorie (MPT). Markowitz (1952) was de grondlegger van de MPT met zijn Markowitz portfolio selection model. De MPT stelt dat iedere investeerder de verwachte opbrengst en het daarmee gepaarde risico afweegt om zo zijn optimale portfolio te bereiken. Het optimale portfolio is afhankelijk van de risicoaversie of tolerantie van elke individuele investeerder. De investeerder streeft een efficiënt portfolio na, dit wil zeggen een portfolio met de hoogste verwachte opbrengst per risico-unit. Meer dan 10 jaar later werd door William Sharpe, John Lintner en Jan Mossin. (1964,1965 en 1966 resp.) het Capital Asset Pricing Model(CAPM) geïntroduceerd. Het CAPM beschrijft de relatie tussen het risico en de verwachte opbrengst van een aandeel. Deze relatie kan op twee manieren gebruikt worden. Ten eerste als een benchmark tussen verschillende aandelen, ten tweede als een methode om de verwachte opbrengst van nieuwe aandelen te schatten. De basisversie van het CAPM omvat enkele assumpties: Er zijn veel investeerders, elk met een klein investeerbaar bedrag tegenover het totale bedrag van alle investeerders. Investeerders zijn in perfecte competitie en zijn dus prijsnemers. Investeerders denken op korte termijn. Investeerders kunnen elk bedrag lenen, aan een vaste, risicovrij tarief. Investeerders betalen geen belastingen of transactiekosten. Alle investeerders zijn rationeel en kiezen voor het optimale portfolio volgens het Markowitz portfolio selection model. Investeerders hebben homogene verwachtingen. Dezeassumpties zijn zoweleen sterkpunt als een zwakpunt van het CAPM. Een sterkpunt, omdat het CAPM op deze manier eenvoudig toe te passen is en een zwak punt, omdat de hypothetische wereld verschilt van de realiteit en daarmee het CAPM niet volledig realistisch is. 15

20 ? Deze assumpties zorgen voor een marktevenwicht, waarin M het marktportfolio is. Het marktportfolio omvat alle verhandelde aandelen. Alle investeerders houden M als hun optimale risicovolle portfolio. De capital market line (CML) is de lijn van de riskfree rate tot M en toont investeerders de beste return ze kunnen behalen aan een bepaald risico-niveau. Derisicopremievan het marktportfolio ( R M ), gedefinieerd in vergelijking 4, is gelijkaan het product vans² M (devariantievanm) en degemiddelderisicoaversievaninvesteerders)(vergelijking6).? ( E(r M ) r f = R M (4) E(r i ) r f = R i (5) R M =s² M * (6) De risicopremie van individuele aandelen (R i ), zoals gedefinieerd in vergelijking 5, is evenredig aan dat van het marktportfolio. Deze relatie wordt uitgedrukt in vergelijking 6. De evenredigheidsfactor in deze vergelijking is de beta-coëfficient, die gedefinieerd wordt als volgt: ßi = cov(ri,rm)/s ²M. De beta-coëfficiënt meet de sensitiviteit van het individueel aandeel tegenover het marktportfolio. E(r i ) r f = ß i *E(r M ) r f (6) E(r i ) = r f +ß i *E(r M ) r f Deze relatie wordt afgebeeld door de Security Market Line (SML) volgens Sharpe (1964). De SML beschrijft de risicopremie van individuele aandelen als functie van het risico, gemeten door de betacoëfficiënt. Volgens het CAPM is de markt in evenwicht en liggen dus alle aandelen op de SML (figuur1). 16

21 FIGUUR 1: SECURITY MARKET LINE Zoals eerder vermeld, heeft de theoretische en hypothetische aanpak van het CAPM nadelen die de implementatie ervan in de weg staan. Een nadeel is dat de returns gebruikt in het CAPM verwachte of ex-ante returns zijn, terwijl er in de praktijk enkel ex-post returns kunnen gemeten worden. Daardoor liggen niet alle aandelen op de SML. Wanneer een aandeel boven/onder de SML ligt is het respectievelijk onder-/overgeprijsd. Een coëfficiënt, alfa, drukt dan het verschil uit tussen de actuele en theoretische return van een aandeel. Inhetindexmodel(vergelijking7)wordthiermeerekeninggehouden. In deze vergelijking is e i de bedrijfsspecifieke storingsterm. R i =a i +ß i *R M +e i (7) TerwijlhetCAPMsteltdat de verwachte waarde vana gelijkis aannulvooralleaandelen,terwijlhet index model stelt dat het gemiddelde van de gerealiseerde waarde van a gelijk zou moeten zijn aan nul. Het index model kan veralgemeend worden tot het single factor model(vergelijking 8). Dit model kan gebruikt worden om de invloed van verschillende factoren te meten op de return van een aandeel i. 17

22 F stelt de onverwachte verandering van een macro-factor voor, wat ons zal toelaten verschillende variabelen dan de risicopremie van het marktportfolio te implementeren. R i =ß i F+e i (8) FamaenFrench(1992)stellendathet CAPMgeengoedmodelisomverwachtereturns vanaandelen te verklaren. Volgens hen kunnen de tekortkomingen van het CAPM verklaard worden in multifactor modellen zoals ICAPM of APT(vergelijking 9). Ri=a i +ß im *R M +ß i1 *F 1 + +ß in *F n +e i (9) OokRollen Ross (1980) stellen dat het APT een beter alternatief is voor het CAPM, omdat er weinig restricties aan verbonden zijn, en omdat het gebruikt kan worden in zowel multi-period als singleperiod gevallen. Hoewel volgens Roll en Ross het APT hetzelfde idee volgt als het CAPM (een lineair return-generating proces), zijn er verschillen. Het APT vereist niet dat het marktportfolio mean variance efficient is. Een ander, en belangrijk verschil is dat het APT meerdere factoren kan aanwenden ter verklaring van aandelen returns Factoren Aandelenkoersen worden beïnvloed door meer factoren dan olieschokken alleen. Volgens Chen et al. (1986) worden aandelenkoersen beïnvloed door alle variabelen die de economie beïnvloeden. From the perspective of efficient-market theory and rational expectations intertemporal asset-pricing theory, [ ]asset prices should depend on their exposures to the state variables that describe the economy. (Chen, Roll en Ross, 1986, p. 402) Beïnvloeden olieprijzen aandelenreturns? In de bestaande literatuur is er reeds veel onderzoek verricht naar de relatie tussen olieprijzen en aandelenkoersen. Hoewel Chen et al. (1986) 3 en Huang et al. (1996) geen significant oorzakelijk verband zien tussen olieprijzen en aandelenkoersen, heerst er bij de meeste andere auteurs een 3 Chen motiveert dit aan de hand van semi marktefficiëntie, die zegt dat er enkel extra return kan komen uit niet-publieke info. Aangezien olieprijzen publiek gemaakt worden, kunnen deze volgens Chen et al. geen bepalende factor zijn voor asset returns. 18

23 consensus dat olieschokken een belangrijke factor zijn ter verklaring van aandelenkoersen. Sadorsky (1999) bijvoorbeeld, onderzocht de invloed van enkele economische variabelen op aandelenkoersen. Uit de resultaten blijkt dat olieprijzen een significante invloed hebben op stock returns. Jones en Kaul(1996) tonen aan dat olieschokken een nadelig effect hebben op de output en real stock returns in de Verenigde Staten, Canada, Japan en het Verenigd Koninkrijk in de na-oorlogse periode. Al- Mudhaf en Goodwin (1993) onderzochten de returns van 29 olie-bedrijven gequoteerd op de New York Stock Exchange. Ze vonden een positieve invloed van olieschokken op de(ex-post) returns voor bedrijven met significante activa in binnenlandse olieproductie. Papetrou (2001) toonde aan dat olieprijzen de aandelenkoersen in Griekenland significant beïnvloeden. Sadorsky (2001) toonde dat aandelenkoersen van Canadese olie- en gasbedrijven positief reageren op olieprijsstijgingen. Hoewel er geen consensus bestaat over de richting van de reactie op olieschokken, doen deze werken vermoeden dat olieprijzen één van de factoren zijn die aandelenkoersen beïnvloeden. Ook Kilan en Park(2007) tonen aan dat olieprijzen een belangrijke factor zijn ter verklaring van aandelenkoersen. Ze gaan hierin nog een stap verder. In plaats van de gemiddelde respons van aandelenkoersen op olieschokken te meten, delen ze olieschokken op in de 3 schokken beschreven in Kilian (2009). Ze tonen aan dat aandelenkoersen vooral beïnvloed worden door olievraagschokken, en minder door olieaanbodschokken. Meer specifiek zorgen hogere olieprijzen door oliespecifieke vraagschokken voor lagere returns, terwijl hogere olieprijzen door veranderingen in de globale vraag naar goederen en diensten voor hogere returns zorgen. Dit onderzoek verklaart de tegenstrijdige resultaten in verschillende eerdere werken, die enkel een eenzijdig effect vonden van olieschokken opaandelenreturns Andere factoren Olieprijzen zijn echter niet de enige factoren die aandelenkoersen beïnvloeden. Ook andere factoren die een invloed hebben op de economie, kunnen een invloed hebben op de returns van aandelen. Voorbeelden zijn: output, interest rates, staatsobligaties, inflatie, Chen et al. (1986) zijn van mening dat volgende variabelen de economie beschrijven en dus aandelenkoersen beïnvloeden: de (totale) output, wijzigingen in de risicopremie, een helling van de 4 Volgens Jones en Kaul (1996) reageren aandelenreturns negatief op olieschokken, terwijl volgens Al-Mudhaf en Goodwin (1993) en Sadorsky(2001) aandelenreturns positief reageren op olieschokken. 19

24 yield curve (wat verband houdt met interest rates), en in mindere mate onverwachte inflatie en veranderingen in verwachte inflatie. Sadorsky (1999) onderzocht de invloed van interest rates, output, real stock returns, olieprijzen en een 3-maand durende schatkistpromesse(3 month T-bill). Uit de resultaten van zijn onderzoek blijkt dat interest rates en olieprijzen een significante invloed hebben op stock returns, terwijl productieschokken weinig impact hebben. In een ander werk gebruikt Sadorsky (2001) een multifactor model om de verwachte returns op aandelen van de Canadese olie- en gasindustrie te schatten. Hij vindt dat wisselkoersen, olieprijzen en interest rates er een grote en significante impact op hebben. In geen enkele paper hiervóór beschreven, worden wisselkoersen gebruikt ter verklaring van aandelenkoersen, maar door de enorme energie-export uit Canada naar de Verenigde Staten, is de Canadese petroleum industrie volgens Sadorsky toch gevoelig voor de wisselkoers. De gevoeligheid voor interest rates is volgens Sadorsky dan weer te wijten aan de hoge kapitaalintensiviteit van de Canadese olie- en gasindustrie. Want veranderingen in interest rates zijn veranderingen in de prijs aangerekend voor krediet, wat een invloed heeft op de bedrijfswinsten. Dit beïnvloedt de prijs die investeerders willen betalen voor aandelen. Sadorsky (1999) heeft nog 2 andere verklaringen voor de impact van interest rates op aandelenkoersen. De eerste is dat veranderingen in interest rates wijzigingen van de relatie tussen financiële activa met zich meebrengen. Een derde verklaring is dat de kosten om aandelen (op marge) te kopen, een invloed hebben op speculaties van investeerders. Interest rates De meeste auteurs zijn er van overtuigd dat interest rates een impact hebben op aandelenkoersen. Daarom zal ik deze ook opnemen in mijn model. Eén van de implicaties van Sadorsky s redenering zou moeten zijn dat aandelenkoersen uit kapitaalintensieve sectoren een grotere invloed zouden moeten voelen van interest rates. Wisselkoersen The EU remains the world s most important source of goods. (Curran en Zignago, 2009, p.10) 20

25 In een rapport van het CEPII CIREM ATLASS consortium schrijven Curran en Zignago dat Europa een belangrijke speler in de international handel is. In 2005 had de Europese Unie volgens hen met 19,6% het grootste marktaandeel in handelswaar. Dit is groter dan China of de Verenigde Staten, die een aandeel van 14% resp. 13% hadden. Deze cijfers tonen aan dat export een belangrijk deel van de Europese economie uitmaakt. Ook import is belangrijk. Een voorbeeld daarvan is de energie-import indeoecd,diesinds2003tussen18en20miljoen(barrels)perdag 5 bedraagt(figuur2). 25,000 20,000 OECD Europe Petroleum Imports ( ) 15,000 10,000 5,000 Total Gross Imports (Million Barrels per Day) 0, FIGUUR 2: OECD EUROPE PETROLEUM IMPORTS Daar import en export belangrijk zijn voor de Europese economie, vermoed ik dat wisselkoersen een invloed zullen hebben op Europese aandelen. De grootte van deze invloed zal niet voor elke sector gelijk zijn, omdat er verschillende import- en exporthoeveelheden worden vastgesteld voor verschillende sectoren. Zo zijn de auto-industrie, de energiesector, de zware industriële machinesector, de grondstoffensector en de voedingssector de grootste importsectoren in Europa 6. Curran en Zignago stellen dat auto s, chemicaliën, industriële machines, agrarische producten, voeding en metalen de meest verhandelde producten zijn tussen lidstaten van Europese Unie en andere landen. Op de aandelenkoersen van deze sectoren vermoed ik dat wisselkoersen een grotere impact zullen hebben. 5 U.S.EnergyInformationAdministration,11/05/2010,< 6 Economy Watch, 21

26 Volgens Stavarek is de relatie met aandelenkoersen sterker voor de reële effectieve wisselkoers dan voor de nominale effectieve wisselkoers. Daarom gebruik ik in mijn regressie een reële effectieve wisselkoers. Output Over output is er geen gelijklopende mening. Sadorsky (1999) vindt dat output weinig impact heeft op aandelenkoersen. Chen et al. (1986) daarentegen, en in een recenter werk, Azeez en Yonezawa (2006), beweren dat output wel een invloed heeft op aandelenkoersen. Dit gebeurt volgens hen via hun invloed op winsten en dus op dividenden. Ikzaloutput welopnemen in mijn model, en als maat voor de output zal ik industriële productie gebruiken. Andere Inflatie en real stock returns zal ik niet gebruiken, daar uit eerdere werken hun invloed op aandelen niet duidelijk bewezen is. 22

27 2. EMPIRIE 2.1.Modelendata Periode Verschillende auteurs houden in hun onderzoek rekening met de structurele breuk van midden de jaren Deze breuk komt omdat volgens Baumeister en Peersman (2008) enerzijds de vraag naar olie minder elastisch is geworden, en anderzijds omdat de economische structuur veranderd is. Kilian (2008b) deelt zijn maandelijkse data op in twee helften, de eerste periode van 1970M02 tot 1987M12 en de tweede periode van 1988M01 tot 2006M07. Uit de resultaten hiervan blijkt dat olieschokken minder belangrijk geworden zijn voor de economie in de Verenigde Staten. De meest aannemelijke verklaring hiervoor is volgens Kilian dat de structuur van de auto-sector van de Verenigde Staten veranderd is. 7 Ook Sadorsky (1999) deelt zijn data op in twee subperioden. Hij vindtdaterin 1986eenstructurelebreukis. Door deze structurele breuk is het moeilijk de resultaten van de periode vóór begin 1986 te vergelijken met deze ná begin Daarom gebruik ik data vanaf ten vroegste 1986M01. Omdat de periode hierdoor matig kort is, gebruik ik maandelijkse data. Macro-economische variabelen In mijn model gebruik ik 3 macro-economische variabelen, namelijk interest rates (IR), output (IP) en wisselkoersen(ex). Voor de interest rates gebruik ik de 3-maandelijkse Euribor-koers voor de 7 Kilian stelt dat, in de jaren 1970, Amerikaanse autoconstructeurs geen kleine, energie-efficiënte auto s maakten, waardoor consumenten kleine auto s uit andere landen kochten. Daardoor was de Amerikaanse auto-industrie gevoelig voor stijgende energieprijzen en de dalende vraag naar grote auto s. In de jaren 1980 werd het verschil tussen Amerikaanse en andere auto-industrie veel kleiner, omdat de Amerikaanse autoconstructeurs ook kleine, energie-efficiënte wagens begonnen te maken en andere autoconstructeurs op de markt van de grotere wagens kwamen. Daarom werd de Amerikaanse auto-industrie minder kwetsbaar voor olieschokken. 23

28 Eurozone. Voor de output gebruik ik de Europese industriële productie van de OECD. De wisselkoers isdievandeeurozone. Aldezedatazijngevonden ineurostat. De output en wisselkoersen zijn niet uitgedrukt in procenten. Dit is niet nodig, omdat deze variabelen enkel in de regressie gevoegd worden ter verbetering van het model. Omdat ik de reactie van de aandelenreturns op deze variabelen niet interpreteer, zet ik ze ook niet om in procenten. In een eerste regressie (appendix A), test ik de toegevoegde waarde van de 3 macro-economische variabelen aan het model aan de hand van de regressie voor de volledige markt. Daaruit blijkt dat, hoewel niet alle macro-variabelen significant verschillen van nul, de adjusted R² stijgt als de variabelen in het model opgenomen worden. In deze regressie verschilt enkel de industrial production (IP) en de interest rate (IR) significant van 0, maar in het onderzoek zal ik ook de wisselkoers (EX) gebruiken, omdat die bij verschillende sectoren wel een extra verklarende waarde toevoegt aan het model. Aandelenkoersen De aandelenkoersen zijn de maandelijkse aandelenkoersen van 104 sectoren van Datastream. Deze sectoren staan beschreven in appendix B. Structurele schokken Ik gebruik de structurele olieschokken uit Peersman en Van Robays (2009). Een olieschokreeks is volgens hen een combinatie van 3 factoren: de olieprijs, de olieproductie en de globale economische activiteit. Voor elk type schok is er een verschillende combinatie van bewegingen van deze factoren. Een positieve olieaanbodschok wordt geassocieerd met een stijging van de olieprijs, een daling van de olieproductie en een daling van de globale economische activiteit. Een positieve olievraagschok gedreven door economische activiteit wordt geassocieerd met een stijging van de olieprijs, de 8 8 Dit zijn de zogenaamde sign restrictions die Peersman en Van Robays (2009) gebruiken om de olie-schokken te identificeren. 24

29 olieproductie en de globale economische activiteit. Een positieve oliespecifieke vraagschok wordt dan weer geassocieerd met een stijging van de olieprijs, een stijging van de productie en een daling van de globale economische activiteit. Vertragingen Olieschokken hebben niet enkel effect op de economie en meer specifiek, op aandelen, in de periode waarin ze voorkomen. Volgens Sadorsky (1999) reageren real stock returns onmiddellijk op olieschokken en duurt dit effect 3 maanden. Lee en Ni (2002) vinden grotere vertragingen van de reactie van output. Volgens hen reageert de output van verschillende sectoren allemaal 10 maanden na een olieschok, en herstellen ze rond de 18 maanden na de olieschok. Volgens deze resultaten en aangezien volgens de resultaten van de regressie in appendix A, aandelenreturns in relatie staan tot output, zullen de olieschokken dus via de output 10 maanden later nog een invloed hebben op aandelenreturns. Om genoeg vrijheidsgraden te behouden, beperk ik het aantal vertragingen tot maximum 18 maanden. Uit een preliminair onderzoek op alle sectoren, met alle 18 vertragingen voor elke schok, blijkt dat iedere schok via verschillende vertragingen een invloed heeft op aandelenkoersen. Voor olieaanbodschokken is dat vooralin deperiode van 0 tot 3 maanden en van 9 tot 12 maanden na de schok. Voor oliespecifieke vraagschokken reageren de meeste aandelenkoersen met vertragingen van 0 tot 3 maanden en van 6 tot 10 maanden, en voor olieschokken door wijzingen in dealgemene vraag naar goederen en diensten, leveren vertragingen van 0, 2, 6 en 15 en 16 maanden het meeste resultaat op. Op basis van deze resultaten neem ik voor olieaanbodschokken 12 vertragingen, voor oliespecifieke vraagschokken 10 vertragingen en voor globale vraagschokken 16 vertragingen op in de vergelijking. Dit aantal vertragingen levert voor elk type schok een aanvaardbare Schwarz-waarde op. Om al deze vertragingen in mijn model te kunnen opnemen, zonder teveel vrijheidsgraden te verliezen, splits ik de regressie op in 3 deelregressies. Dit kan omdat oliespecifieke vraagschokken, globale vraagschokken en olieaanbodschokken onafhankelijk zijn van elkaar. 25

30 Regressievergelijkingen In een volgende regressiereeks, schat ik de invloed van de drie olieschokken op de aandelenkoersen van102verschillendesectoren(sectorreturns) enopdevolledigemarkt 10. Ditzijnde3regressievergelijkingen 11 : 9? = * + 2 * + 3 * + 0 * V + 1 * 0\ * \ * \ * \ * \ * \ * \ * + V * V * \ * \ * \ - 12 (10)? = * + 2 * + 3 * + 0 * \ + 1 * \ * \ * \ * \ * \ * \ * \ * \ * \ * V * V * V * V * V * V * V - 16 (11)? = * + 2 * + 3 * + 0 * V + 1 * V * \ * \ * \ * \ * \ * \ * V * V * \ (- 10) (12) Vergelijking 10 behandelt aanbodschokken (Oaanb), vergelijking 11 behandelt olieschokken door wijzigingen in de globale vraag naar goederen en diensten (Oglob), en vergelijking 12 bevat oliespecifieke vraagschokken(ospec). 9 Deze aandelenkoersen zijn gecorrigeerd voor seizoenseffecten. 10 DeresultatenvandezeregressiesvoorelkesectorzijnterugtevindeninappendixC. 11 Deregressievergelijkingenzijn,indiennodig, gecorrigeerdvoorautocorrelatieenheteroskedasticiteit,aandehandvandenewey-west correctie. 26

31 2.2 Resultaten Algemene resultaten voor de 3 schokken Eerst bespreekikderesultaten van deregressies op demarktindex-returns 12. Ikleg uit hoedemarkt reageert op de 3 types olieschokken. Hierbij leg ik de nadruk op de richting en de timing van de reactie. De resultaten in appendix C zijn telkens een gemiddelde reactie op 1-standaarddeviatie olieschok. De reactie van de olieprijs op de verschillende types olieschokken is op dit moment als volgt: na een olieaanbodschok stijgt de olieprijs met 3%, na een vraagschok gedreven door economische activiteit en na een oliespecifieke vraagschok stijgt de olieprijs met 4%. De resultaten van dit onderzoek zal ik omzetten naar en interpreteren als reacties op een 10%-olieprijsstijging. Deze redenering wordt aangehouden in de rest van hoofdstuk 2.2. Uit de resultaten van de regressie blijkt dat aandelenkoersen vooral reageren op oliespecifieke vraagschokken. Als olieprijzen stijgen door dergelijke schokken, dan dalen de meeste aandelenkoersen significant. Deze reactie is op het 5%-significantieniveau waar te nemen bij 44 van de103sectoren, enop het10%-significantieniveau zelfsbij76van de103sectoren.dit is ooktezien in de marktindex (vergelijking 12). Door hogere olieprijzen daalt de vraag naar allerlei goederen en diensten. Dit kan via verschillende transmissiekanalen: het beschikbare inkomenseffect, het onzekerheidseffect en het precautionary savings effect. Deze negatieve reactie is consistent met de bevindingen van Kilian en Park(2008). Variabele Coëfficient p-waarde C -3,74 0,32 IR -1,83 0,02 12 In deze 3 regressies vindt ik aan de hand van de LM-test en de White-test resp. autocorrelatie en heteroscedasticiteit. De regressies zijn hiervoor gecorrigeerd aan de hand van de Newey-West correctie. 27

32 EX 1,28 0,82 IP 48,40 0,00 Ospec 0,73 0,37 Ospec (-1) 0,18 0,79 Ospec (-2) -0,58 0,42 Ospec (-3) -0,53 0,38 Ospec (-4) -0,30 0,71 Ospec (-5) -0,90 0,28 Ospec (-6) -0,0,28 0,72 Ospec (-7) -1,78 0,06 Ospec (-8) -0,98 0,19 Ospec (-9) -0,85 0,17 Ospec (-10) -1,75 0,07 ADJ(R²) = 0, TABEL 1: EFFECT VAN EEN OLIESPECIFIEKE VRAAGSCHOK OP DE MARKTINDEX De resultaten zijn voorgesteld in tabel 1. In de tabel zijn de coëfficiënten die significante verschillen van 0 vetgedrukt. Uit deze resultaten blijkt dat er een negatieve reactie is, die matig significant is in de 7 de en de 10 de maand na een oliespecifieke vraagschok. Als de olieprijs met 10% stijgt, dan daalt de waarde van het marktaandeel in deze perioden met resp. gemiddeld 1,78 en 1,75%-punt. De reactie op olieaanbodschokken is minder uitgesproken. In 15 sectoren is er reactie zichtbaar op het 5%-significantieniveau en in bijna de helft van de sectoren op het 10%-significantie niveau. De vertraging van deze reacties is voor iedere sector verschillend. Het minder uitgesproken karakter van de reacties op een olie-aanbodschok komt tot uiting in de reactie van de marktindex (tabel 2). Enkel in de tweede, de zesde en de negende maand na een 10% -olieprijsstijging is er een matig significante stijging van resp. gemiddeld 1,43, 1,53 en 2,17%-punt. Variabele Coëfficient p-waarde C -6,22 0,07 IR -1,77 0,04 EX 5,40 0,55 28

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model 1. Opbouw van de AV-lijn A. Relatie tussen reële bbp en rente Fragment: Belgische glansprestatie (Tijd, 31/12/2004) Bestedingen De consumptie van de gezinnen groeide

Nadere informatie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Perscommuniqué Brussel, 15 september 2000 Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) VERSIE DEEL : Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 8 punten). Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een jaar

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Hoofdstuk 3: Arbitrage en financiële besluitvorming

Hoofdstuk 3: Arbitrage en financiële besluitvorming Hoofdstuk 3: Arbitrage en financiële besluitvorming Elke beslissing heeft consequenties voor de toekomst en deze consequenties kunnen voordelig of nadelig zijn. Als de extra kosten de voordelen overschrijden,

Nadere informatie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M) 1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom

Nadere informatie

Internationale varkensvleesmarkt 2012-2013

Internationale varkensvleesmarkt 2012-2013 Internationale varkensvleesmarkt 212-213 In december 212 vond de jaarlijkse conferentie van de GIRA Meat Club plaats. GIRA is een marktonderzoeksbureau, dat aan het einde van elk jaar een inschatting maakt

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. De grafiek hieronder geeft de participatiegraad voor Nederland, de V.S. en de 12 kernlanden

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) 1. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? I. Voorraadinvesteringen kunnen negatief

Nadere informatie

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling VIVES BRIEFING 2018/05 De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling Relatief verlies, absolute winst voor werknemers Yannick Bormans KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen,

Nadere informatie

De Europese schuldencrisis heeft aangetoond dat een zeer hoog niveau

De Europese schuldencrisis heeft aangetoond dat een zeer hoog niveau Chapter 6 Samenvatting (Dutch summary) De Europese schuldencrisis heeft aangetoond dat een zeer hoog niveau van de staatsschuld kan leiden tot oplopende rentelasten die economisch herstel tegengaan. In

Nadere informatie

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag. Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is daarmee een macro-economisch model. Het model maakt sterk gebruik van het marktmodel uit

Nadere informatie

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Module 8 havo 5 Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. laagconjunctuur Reëel binnenlands product groeit

Nadere informatie

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan Economie en onderneming De macro-economische vooruitzichten 2006-2012 voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan Meyermans, E. & Van Brusselen, P. (2006).

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. AANVULLENDE SPECIFIEKE TIPS ECONOMIE VWO 2007 1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. : Leg uit dat loonmatiging in een open economie kan leiden tot

Nadere informatie

EconomieeenInleiding. 1: Wereldreis. o Voorbeelden: VS, EU, Japan 2: Overzicht

EconomieeenInleiding. 1: Wereldreis. o Voorbeelden: VS, EU, Japan 2: Overzicht EconomieeenInleiding 1: Wereldreis o Voorbeelden: VS, EU, Japan 2: Overzicht o Wat is macro-economie? o Concepten, variabelen o Overzicht boek = structuur cursus en lessen #1 1 Op wereldreis Inleiding

Nadere informatie

Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen

Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen De voorbeelden in de casussen zijn verzonnen door de auteurs en komen niet noodzakelijkerwijs

Nadere informatie

Beleggingsthema s 2016. What a difference a day makes (1975), Dinah Washington

Beleggingsthema s 2016. What a difference a day makes (1975), Dinah Washington Beleggingsthema s 2016 What a difference a day makes (1975), Dinah Washington Inleiding De dagen die in 2015 het verschil maakten, zijn de dagen waarop centrale bankiers uitspraken deden, what a difference

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Inflatie is de stijging van het algemeen prijspeil. De jaren 70 en 80 van de vorige eeuw waren periodes van relatief hoge inflatiecijfers in West-Europa, terwijl lage inflatie en deflatie

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Rek in het arbeidsaanbod 1 maximumscore 2 Doordat het aanbod van

Nadere informatie

UIT theorie ASAD

UIT theorie ASAD Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm

Nadere informatie

Macro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1

Macro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1 Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1 Januari 2009 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus lijsten met

Nadere informatie

Kans op Amerikaanse dubbele dip is klein

Kans op Amerikaanse dubbele dip is klein Kans op Amerikaanse dubbele dip is klein De Verenigde Staten gaan meestal voorop bij het herstel van de wereldeconomie. Maar terwijl een gerenommeerd onderzoeksburo recent verklaarde dat de Amerikaanse

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014 01/2010 05/2010 09/2010 01/2011 05/2011 09/2011 01/2012 05/2012 09/2012 01/2013 05/2013 09/2013 01/2014 05/2014 09/2014 Inflatie (%) PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014 Geharmoniseerde consumptieprijsindex

Nadere informatie

6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod

6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod 6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod Opgave 1 a Noem vier factoren die bij een gegeven prijsniveau tot een verandering van de Effectieve Vraag kunnen leiden. b Met welke (macro-economische) instrumenten

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 14 januari 2015

PERSBERICHT Brussel, 14 januari 2015 PERSBERICHT Brussel, 14 januari 2015 Geharmoniseerde consumptieprijsindex - december 2014 o De Belgische inflatie volgens de Europees geharmoniseerde consumptieprijsindex daalt in december naar -0,4%,

Nadere informatie

INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE. Studie in opdracht van Fevia

INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE. Studie in opdracht van Fevia INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE Studie in opdracht van Fevia Inhoudstafel Algemene context transport voeding Enquête voedingsindustrie Directe

Nadere informatie

Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets

Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets December 2008 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus een lijst

Nadere informatie

HOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER

HOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER 1 HOOFDSTUK 21: DE VRGZIJDE DE REELE SFEER Uitgangspunt: J. M. Keynes Bestaan van werkloosheid en niet benutte productiecapaciteit productie kan stijgen zonder dat de prijzen van de productiefactoren stijgen

Nadere informatie

Proefexamen Macro-economie: verbetering

Proefexamen Macro-economie: verbetering Proefexamen Macro-economie: verbetering Deel 1: Drie open vragen op telkens 6 punten. 1. H9 a) Leid wiskundig de Philipscurve af uit de prijszettingsrelatie op de arbeidsmarkt. Verklaar de gebruikte symbolen.

Nadere informatie

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets Lente 2013 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus

Nadere informatie

Reële karakteristieken van beleggingscategorieën

Reële karakteristieken van beleggingscategorieën Reële karakteristieken van beleggingscategorieën Henk Hoek ORTEC Postbus 4074 3006 AB Rotterdam Max Euwelaan 78 Tel. +31 (0)10 498 6666 info@ortec.com www.ortec.com 6 november 2008 Inleiding: nominaal

Nadere informatie

Sprinters Club 22/03/2011

Sprinters Club 22/03/2011 Sprinters Club 22/03/11 PORTEFEUILLE SPRINTERS Aankoop Sprinters Verkoop Sprinters Datum Markt LNG of SHT koers aantal totaal datum koers totaal AEX LNG 2 AEX SHT 9 9/3/11 OLIE LNG 69..02 71 2486.42 34.68

Nadere informatie

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's IP/11/565 Brussel, 13 mei 2011 Voorjaarsprognoses 2011-2012: Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's Het geleidelijke herstel van de EU-economie zet door, zo blijkt uit de vooruitzichten voor

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016

PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016 01/2010 05/2010 09/2010 01/2011 05/2011 09/2011 01/2012 05/2012 09/2012 01/2013 05/2013 09/2013 01/2014 05/2014 09/2014 01/2015 05/2015 09/2015 01/2016 Inflatie (%) PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016 Geharmoniseerde

Nadere informatie

Macro-economische gegevens

Macro-economische gegevens Macro-economische gegevens In de handreikingen en de opgaves voor de werkstukken die je voor deze cursus moet maken, zal je kennismaken met enkele belangrijke bronnen voor macro-economische gegevens. De

Nadere informatie

Overzicht van de fondsen tak 23 in Voorzorg

Overzicht van de fondsen tak 23 in Voorzorg Capital Life Overzicht van de fondsen tak 23 in Voorzorg Situatie op 31/10/2014 Capital Balanced Benchmark obligaties: EuroMTS Global Index Datum Performance (%) Sterren NIW Info oprichting 1 maand 3 maanden

Nadere informatie

0. Wat is Macro-economie? 1. Totale Productie ( Aggregate Output ) 2. Werkloosheid 3. Prijsstijging (Inflatie) 4. Wegwijzer = Structuur cursus

0. Wat is Macro-economie? 1. Totale Productie ( Aggregate Output ) 2. Werkloosheid 3. Prijsstijging (Inflatie) 4. Wegwijzer = Structuur cursus Economie De basis 0. Wat is Macro-economie? 1. Totale Productie ( Aggregate Output ) 2. Werkloosheid 3. Prijsstijging (Inflatie) 4. Wegwijzer = Structuur cursus Slide #2 2.0 Wat is macro-economie Slide

Nadere informatie

De regionale impact van de economische crisis

De regionale impact van de economische crisis De regionale impact van de economische crisis Damiaan Persyn Vives Beleidspaper 11 Juli 2009 VIVES Naamsestraat 61 bus 3510 3000 Leuven - Belgium Tel: +32 16 32 42 22 www.econ.kuleuven.be/vives De regionale

Nadere informatie

BEHEERSVERSLAG TRANSPARANTINVEST 4/3/2015. Macro & Markten, strategie. 1. Rente en conjunctuur : EUROPA

BEHEERSVERSLAG TRANSPARANTINVEST 4/3/2015. Macro & Markten, strategie. 1. Rente en conjunctuur : EUROPA BEHEERSVERSLAG TRANSPARANTINVEST 4/3/15 Macro & Markten, strategie 1. Rente en conjunctuur : EUROPA De Europese rentevoeten zijn historisch laag, zowel op het korte als op het lange einde, en geven de

Nadere informatie

Draai zelf aan de knoppen van de Nederlandse economie: Workshop DELFI-tool. Gerbert Hebbink VECON Studiedag, 22 maart 2017

Draai zelf aan de knoppen van de Nederlandse economie: Workshop DELFI-tool. Gerbert Hebbink VECON Studiedag, 22 maart 2017 Draai zelf aan de knoppen van de Nederlandse economie: Workshop DELFI-tool Gerbert Hebbink VECON Studiedag, 22 maart 2017 Doel van de workshop Uitleg gebruik van online DELFI-tool en ideeën voor lesprogramma

Nadere informatie

ENERBEL. Beheerscommentaren voor 2017

ENERBEL. Beheerscommentaren voor 2017 ENERBEL Beheerscommentaren voor 2017 I. Inleiding Het pensioenfonds Enerbel belegt in de bevek Esperides, die dient als hergroeperingsinstrument voor het beheer van alle financiële activa van onze verschillende

Nadere informatie

Hoofdstuk 10: Kapitaalmarkten en de prijs van risico

Hoofdstuk 10: Kapitaalmarkten en de prijs van risico Hoofdstuk 10: Kapitaalmarkten en de prijs van risico In dit hoofdstuk wordt een theorie ontwikkeld die de relatie tussen het gemiddelde rendement en de variabiliteit van rendementen uitlegt en daarbij

Nadere informatie

Care IS klantbijeenkomst. Hotel Van der Valk oktober 2015

Care IS klantbijeenkomst. Hotel Van der Valk oktober 2015 Care IS klantbijeenkomst Hotel Van der Valk oktober 2015 Welkom Wij heten u van harte welkom in Van der Valk Hotel 2 Programma 19.00 uur Ontvangst 19.30 uur Opening 19.40 uur Chinese groeivertraging 20.00

Nadere informatie

DOUBLEDIVIDEND OUTLOOK 2015 KWALITEIT ONAFHANKELIJK BETROKKEN

DOUBLEDIVIDEND OUTLOOK 2015 KWALITEIT ONAFHANKELIJK BETROKKEN DOUBLEDIVIDEND OUTLOOK 2015 KWALITEIT ONAFHANKELIJK BETROKKEN DECEMBER 2014 1. Economie VS blijg anker Het IMF verwacht een wereldwijde economische groei van 3,8% in 2015 Met een verwachte economische

Nadere informatie

Economische conjunctuur

Economische conjunctuur Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. Ontstaat door veel vraag naar producten Trend (Gemiddelde groei over groot aantal jaren) laagconjunctuur

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen vwo economie II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de particuliere

Nadere informatie

27 april 2010 Emerging Markets Monthly Report

27 april 2010 Emerging Markets Monthly Report 27 april 2010 Emerging Markets Monthly Report Door Wim-Hein Pals, Head Robeco Emerging Markets Equities Vanwege hogere economische groei en sterkere financiële balansen, zijn de opkomende markten aantrekkelijker

Nadere informatie

Commercial and Residential Real Estate Market Liquidity D.W. van Dijk

Commercial and Residential Real Estate Market Liquidity D.W. van Dijk Commercial and Residential Real Estate Market Liquidity D.W. van Dijk Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Marktliquiditeit in residentieel en commercieel vastgoed De hoofdvraag in dit proefschrift

Nadere informatie

Voorspellingen Peakoil Nederland. Realisten of doemdenkers?

Voorspellingen Peakoil Nederland. Realisten of doemdenkers? Voorspellingen Peakoil Nederland Realisten of doemdenkers? Lievelde, Erve Kots, 27 Mei 2009 World Oil Production & Peaking Outlook *Eerste Rapportage Peakoil Nederland met analyse van de toekomstige olieproductie

Nadere informatie

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering. Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie

Nadere informatie

AG Protect + Risk Control Europe 90 / 2. Lancering : 14 september tot en met 30 oktober 2015* *Behoudens vervroegde afsluiting

AG Protect + Risk Control Europe 90 / 2. Lancering : 14 september tot en met 30 oktober 2015* *Behoudens vervroegde afsluiting AG Protect + Risk Control Europe 90 / 2 Lancering : 14 september tot en met 30 oktober 2015* *Behoudens vervroegde afsluiting 1 21/08/2015 Waarom AG Protect + Risk Control Europe 90 / 2? Volgende reeks

Nadere informatie

Dutch Summary. Dutch Summary

Dutch Summary. Dutch Summary Dutch Summary Dutch Summary In dit proefschrift worden de effecten van financiële liberalisatie op economische groei, inkomensongelijkheid en financiële instabiliteit onderzocht. Specifiek worden hierbij

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 7 november 2014

PERSBERICHT Brussel, 7 november 2014 01/2010 05/2010 09/2010 01/2011 05/2011 09/2011 01/2012 05/2012 09/2012 01/2013 05/2013 09/2013 01/2014 05/2014 09/2014 Inflatie (%) PERSBERICHT Brussel, 7 november 2014 Geharmoniseerde consumptieprijsindex

Nadere informatie

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden? 1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de

Nadere informatie

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Remediëringstaak: Vraag en aanbod Remediëringstaak: Vraag en aanbod Oefening 1: Verklaar bondig waarom de prijzen in onderstaande tekstjes veranderd zijn door middel van een grafiek met vraag- en aanbod(wijzigingen). a. Stijging olieprijs

Nadere informatie

ECONOMIE IN TIJDEN VAN MONETAIR EXPANSIEVE POLITIEK

ECONOMIE IN TIJDEN VAN MONETAIR EXPANSIEVE POLITIEK ECONOMIE IN TIJDEN VAN MONETAIR EXPANSIEVE POLITIEK Geert Gielens, Ph.D. hoofdeconoom 19 mei 2015 Agenda Het verschil met vorig jaar De euro zone De VS De ECB & haar beleid Besluit 2 Het verschil met vorig

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden

Nadere informatie

UIT De Phillips curve in het kort

UIT De Phillips curve in het kort Phillips ontdekt een verband (korte termijn). De econoom Phillips zag in de gegevens van eind jaren 50 tot eind jaren 60 een duidelijk (negatief) verband tussen werkloosheid en inflatie. Phillips stelde

Nadere informatie

Eindexamen economie havo II

Eindexamen economie havo II Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Hoe beleggen vandaag 19 mei 2015. Jan Vergote Hoofd Investment Strategy Belfius Bank

Hoe beleggen vandaag 19 mei 2015. Jan Vergote Hoofd Investment Strategy Belfius Bank Hoe beleggen vandaag 19 mei 2015 Jan Vergote Hoofd Investment Strategy Belfius Bank Referentieportefeuille Obligaties onderwogen! Overheidsobligaties non investment grade 7% Overheidsobligaties investment

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën. Beste leerling, Dit document bevat het examenverslag voor leerlingen van het vak economie vwo, eerste tijdvak (2019). In dit examenverslag proberen we een zo goed mogelijk antwoord te geven op de volgende

Nadere informatie

Van Lieshout & Partners Nieuwsbrief 3 e kwartaal Bron: Reuters

Van Lieshout & Partners Nieuwsbrief 3 e kwartaal Bron: Reuters In onze eerste nieuwsbrief nieuwe stijl willen wij terugblikken op het afgelopen kwartaal, lichten wij ons beleggingsbeleid nader toe en uiteraard geven wij onze visie op de financiële markten. Terugblik

Nadere informatie

Grafiek 1: Evolutie van de voornaamste aandelenindices in de VS, Eurozone, China en de groeilanden in vergelijking met de evolutie van de goudprijs.

Grafiek 1: Evolutie van de voornaamste aandelenindices in de VS, Eurozone, China en de groeilanden in vergelijking met de evolutie van de goudprijs. BEHEERSVERSLAG 31/3/2015 Macro & Markten, strategie Na de forse klim van de aandelenmarkten in 2014 zetten vooral de Zuidoost Aziatische en Europese aandelenmarkten deze trend in 2015 verder. Meer en meer

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een

Nadere informatie

Tentatieve berekening van de bijdrage van vermogensvolatiliteit aan consumptievolatiliteit

Tentatieve berekening van de bijdrage van vermogensvolatiliteit aan consumptievolatiliteit Tentatieve berekening van de bijdrage van vermogensvolatiliteit aan consumptievolatiliteit CPB Achtergronddocument Jasper Lukkezen en Adam Elbourne Maart 2015 3 Samenvatting In dit document maken wij een

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO- ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO- ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO- ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 20 mei 2005 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

De Wereldeconomie van Morgen: Op Zoek naar Groei

De Wereldeconomie van Morgen: Op Zoek naar Groei De Wereldeconomie van Morgen: Op Zoek naar Groei Jan Van Hove Chief Economist, KBC Group NV Bolero Tips & Trends 2016 10 september 2016 Globalization presumes sustained economic growth. Otherwise, the

Nadere informatie

Multiplicatoren: handleiding

Multiplicatoren: handleiding Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Multiplicatoren: handleiding De multiplicatoren van het finaal gebruik behelzen een klassieke toepassing van het traditionele inputoutputmodel

Nadere informatie

Strategy Background Papers

Strategy Background Papers november 2013 Beleggen in vastgoed Huurder of eigenaar, iedereen krijgt in het dagelijkse leven te maken met vastgoed. De meeste eigenaars van een huis zien hun woning meer als een vorm van comfort dan

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie I

Eindexamen vwo economie I Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing

Nadere informatie

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land. 1 De wisselmarkt 1.1 Begrip Wisselkoers = de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land. bv: prijs van 1 USD = 0,7

Nadere informatie

Automatische loonindexatie

Automatische loonindexatie Automatische loonindexatie Een kritische kijk op voor- en nadelen Gert Peersman Motivatie Heel wat misverstanden in debat over automatische loonindexatie Vraag is niet of lonen aangepast dienen te worden

Nadere informatie

Oktober 2015. Macro & Markten. 1. Rente en conjunctuur :

Oktober 2015. Macro & Markten. 1. Rente en conjunctuur : Oktober 2015 Macro & Markten 1. Rente en conjunctuur : VS Zoals al aangegeven in ons vorig bulletin heeft de Amerikaanse centrale bank FED de beleidsrente niet verhoogd. Maar goed ook, want naderhand werden

Nadere informatie

Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven

Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven America First! Wat is het potentiële banenverlies voor België en Europa? VIVES discussion paper

Nadere informatie

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU?

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis heeft de EU met een laag investeringsniveau te kampen. Alleen met gezamenlijke gecoördineerde

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet

Nadere informatie

Macro-economische gegevens

Macro-economische gegevens Macro-economische gegevens Luc Hens 9 februari 2015 In de handreikingen en de opgaves voor de werkstukken die je voor deze cursus moet maken, zal je kennismaken met enkele belangrijke bronnen voor macro-economische

Nadere informatie

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap 1 Rekenen met procenten, basispunten en procentpunten... 1 2 Werken met indexcijfers... 3 3 Grafieken maken en lezen... 5 4a Tweedegraads functie: de parabool...

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I 4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord

Nadere informatie

Go with the flow. 2 April 2015

Go with the flow. 2 April 2015 2 April 2015 Go with the flow De financiële markten hebben een bewogen 1 e kwartaal achter de rug. Met name Centrale Bank acties hebben grote geldstromen ( flows ) op gang gebracht die tot sterke marktbewegingen

Nadere informatie

Tactische Asset Allocatie

Tactische Asset Allocatie Tactische Asset Allocatie Enno Veerman Volendam, 2 maart 2012 Tactische Asset Allocatie (TAA) Strategische Asset Allocatie (SAA): portefeuille samenstellen op basis van lange-termijn voorspellingen TAA:

Nadere informatie

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Remediëringstaak: Vraag en aanbod Remediëringstaak: Vraag en aanbod 1. Studeer opnieuw de leerstof van vraag en aanbod in. Tracht steeds zeer inzichtelijk te studeren: ga na dat je alle redeneringen die we in de klas / cursus maakten snapt.

Nadere informatie

Care IS klantbijeenkomst. Hotel Van der Valk april 2016

Care IS klantbijeenkomst. Hotel Van der Valk april 2016 Care IS klantbijeenkomst Hotel Van der Valk april 2016 Welkom! Wij heten u van harte welkom 2 Programma 19.00 uur - Ontvangst 19.30 uur - Opening 19.40 uur - Impact lage olieprijs 20.00 uur - Pauze 20.10

Nadere informatie

Voorjaarsprognose : naar een licht herstel

Voorjaarsprognose : naar een licht herstel EUROPESE COMMISSIE - PERSBERICHT Voorjaarsprognose 2012-13: naar een licht herstel Brussel, 11 mei 2012 Na de productiekrimp eind 2011 wordt de EU-economie nu geacht in een milde recessie te verkeren.

Nadere informatie

5,8. Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december keer beoordeeld

5,8. Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december keer beoordeeld Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december 2007 5,8 10 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuur Deze praktische opdracht gaat over conjunctuur. Ik beantwoord een aantal vragen in mijn

Nadere informatie

: Macro-economie voor Bedrijfseconomie

: Macro-economie voor Bedrijfseconomie TENTAMEN inclusief antwoorden Vaknaam : Macro-economie voor Bedrijfseconomie Vakcode : 330091 Datum tentamen : donderdag 16 mei 2013 Duur tentamen : 3 uur Docent : Dr. B.J.A.M. van Groezen ANR : 649627

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

De gegevens van Hewitt Associates zijn: Hewitt Associates Outsourcing B.V. Beukenlaan 143 Postbus 80040 5600 JP Eindhoven

De gegevens van Hewitt Associates zijn: Hewitt Associates Outsourcing B.V. Beukenlaan 143 Postbus 80040 5600 JP Eindhoven Philips Pensioenfonds heeft de uitvoering van het Philips flex pensioen uitbesteed aan Hewitt Associates Outsourcing B.V. U kunt bij Hewitt Associates terecht met al uw pensioenvragen. De gegevens van

Nadere informatie