Voor noodgevallen contacteer Traffic Control: 02/

Transcriptie

1 BASISREGELS SPOORWEGRISICO S BIJLAGE 3 PBW Versie Een spoorwegomgeving is niet zonder gevaren. Om de risico s op aanrijding door een trein of elektrocutie te voorkomen moet iedereen zich minimaal houden aan de volgende basisregels: 1. Ik blijf altijd op 1.5 meter van de buitenkant van het spoor. 2. Ik blijf steeds op 1.5 meter van de bovenleidingen boven het spoor, ook met voorwerpen. 3. Ik steek nooit een spoor over buiten de publieke overgangen zoals overwegen, tunnels of bruggen. 4. Ik rij met een voertuig in geen geval over kabelgoten in de buurt van het spoor. 5. Ik kijk bij het rijden met een voertuig in de buurt van het spoor uit voor eventuele onstabiele ondergronden (wegzakken). 6. Ik blijf met een voertuig en materiaal zonder begeleiding op 4.5 meter van de buitenkant van het spoor. 7. Indien het niet mogelijk is om bovenstaande regels te respecteren of bij twijfel, contacteer ik Infrabel. Infrabel zal bijkomende veiligheidsmaatregelen (begeleiding van voertuigen binnen de 4.5 meter of afwijken van bovenstaande regels kan enkel na specifieke opleiding en met speciale badge) opleggen. Voor noodgevallen contacteer Traffic Control: 02/

2 WERKEN MET DERDEN ONTHAAL OPLEIDING BIJLAGE 4 PBW Versie Werken in of in de nabijheid van de sporen heeft twee grote risico s: 1. Aangereden of uit evenwicht gebracht worden door een voorbijrijdende trein of ander spoorvoertuig 2. Elektriciteit van de bovenleidingen en andere onderdelen van elektrische tractie Daarnaast zijn een aantal praktische afspraken nodig om het werk vlot te laten verlopen. Om mensen die werken uitvoeren in en in de nabijheid van de sporen maximaal te beschermen dienen ze zich te houden aan de volgende afspraken: A. BASISREGELS Ik ken de basisregels van de spoorwegrisico s van document PBW Deze regels zijn geldig voor bezoekers en leveringen, maar ook voor alle andere werknemers die werken uitvoeren. B. TREINEN OF ANDERE VOERTUIGEN OP HET SPOOR Op spoorwegdomein past elke medewerker het principe horen, zien en gezien worden toe A. Ik draag nooit elektronische apparatuur zoals ipods, MP3, zodat ik steeds aankomende treinen en noodsignalen kan horen. B. Ik zorg ervoor dat ik steeds een goed zicht heb op de sporen om aankomende treinen en eventuele noodsignalen te zien. Draag dus geen last die uw zicht kan belemmeren. C. Ik draag steeds minimaal een geel fluo hesje met reflecterende strepen. Rode kledij of uitrusting (gereedschapskoffers, helm, ) is verboden omdat dit de treinbestuurder doet stoppen. Oranje is enkel voor schildwachten. Ik blijf altijd minimaal op 1.5m van de buitenkant van het spoor waar treinen tot 160km/h kunnen rijden en 2m voor treinen die sneller rijden. Ook alle gereedschappen en machines blijven op deze afstand van het spoor. Deze afstand noemt men de veiligheidsafstand. Ik draag ook alle lange voorwerpen horizontaal en evenwijdig met het spoor. Langsheen perrons wordt de veiligheidsafstand van 1.5m aangeduid door de witte noppentegels (blindengeleidetegels) of witte/gele lijnen. Om mensen te beletten een in dienst zijnd spoor te betreden zet men oranje netten of hekwerk naast de in dienst zijnde sporen op een afstand van minstens 1.5m van de buitenkant van het spoor. Ik mag deze afscheiding in geen geval overschrijden met lichaamsdelen, machines of lasten. Als ik het geluidssein van een trein hoor, ga ik op een veilige afstand staan, draai ik mij naar de aankomende trein en steek ik mijn hand op (niet wuiven) als teken naar de bestuurder dat je hem gehoord hebt. Bij de doorrit van de trein kijk ik uit dat er geen slepend of uitstekend voorwerp mij kan raken. Ik blijf na de doorrit uitkijken omdat er een tweede trein kan volgen. Een schildwacht is een persoon van Infrabel die opgesteld staat naast het spoor om eventuele treinen aan te kondigen. Hij is te herkennen aan zijn oranje hesje. Wanneer een schildwacht werd opgesteld zal er ook steeds een plaats aangeduid worden waar de tewerkgestelde werknemers naartoe moeten gaan op aangeven van de schildwacht. Dit noemt men de uitwijkplaats. Bij het toetersignaal van de schildwacht steek ik mijn hand op en ga onmiddellijk met mijn gereedschap naar de aangewezen uitwijkplaats. Voor werken met 1 of 2 werknemers met lichte handgereedschappen kan de aannemer zelf iemand aanduiden die waakt over de veiligheid van zijn tewerkgestelde

3 werknemers (KIJK-UIT van de aannemer) als dit uitdrukkelijk vermeld is in het bestek en onder volgende voorwaarden: i. De KIJK-UIT voert zelf geen werken uit. ii. De leidend ambtenaar geeft per zone zijn toestemming om op een bepaalde plaats een KIJK-UIT van de aannemer toe te passen. Voor elke zone zal hij op vraag van de aannemer de snelheid van de treinen en de aankondigingsafstand meedelen. Alle treinen moeten op elk moment waarneembaar zijn op de aankondigingsafstand. (vuistregel: AFSTAND = SNELHEID X 5). Voorbeelden: refertesnelheid aankondigingsafstand 60 km/h 60 X 5 = 300 m 90 km/h 90 X 5 = 450 m 120 km/h 120 X 5 = 600 m iii. De KIJK-UIT staat naast het spoor buiten de gevarenzone ter hoogte van de werkende werknemers op maximum 20 meter van elke medewerker zodat ze hem steeds kunnen horen. Hij kijkt voortdurend links en rechts en laat zich niet afleiden (bvb GSM staat af). iv. De KIJK-UIT verwittigt (kondigt aan) onmiddellijk met een claxon als er een trein aankomt en de medewerkers begeven zich onmiddellijk naar de afgesproken uitwijkplaats. v. De werknemers van de aannemer gaan pas terug aan het werk als de KIJK-UIT hiervoor de toelating geeft. Ik moet een spoor oversteken voor het uitvoeren van mijn werk. Dit kan in de volgende gevallen in volgorde van prioriteit: 1. via een brug, onderdoorgang of overweg 2. tijdens een periode van buiten dienst stelling 3. onder toezicht van een schildwacht of KIJK UIT 4. zeer uitzonderlijk onder eigen toezicht, mits voorafgaand akkoord van de werfleiding en met de nodige afgesproken maatregelen Als ik een spoor oversteek stap ik in de ballast omdat dwarsliggers of spoorstaven glad kunnen zijn. Ik plaats mijn voeten nooit tussen de wissels. Ik ga slechts tussen 2 stilstaande voertuigen door als ze zich minstens op 20 meter van elkaar bevinden en blijf op minimaal 5 meter van elk voertuig. C. SPANNING OP ONDERDELEN VAN ELEKTRISCHE TRACTIE De elektrische stroom die langs de bovenleiding van het tractie-onderstation naar de trein gevoerd wordt, keert langs de spoorstaven terug naar het tractie-onderstation. Ik blijf steeds op 1.5 meter van de bovenleidingen boven het spoor, ook met voorwerpen. Ook sommige constructieonderdelen van de bovenleiding en terugstroomleidingen kunnen onder spanning staan. Sommige werken kunnen alleen gebeuren bij buiten spanning stellen van de installaties. Bij een breuk van een bovenleiding verwittig ik eerst alle personen die zich in de omgeving van het gevaar bevinden, en daarna onmiddellijk Traffic Control (02/ ). Zij nemen de nodige maatregelen naar het treinverkeer toe. Ik raak in geen geval de bovenleidingsdraad aan. D. WERKEN MET KRANEN of GRAAFMACHINES Ik kom nooit met mijn voertuig, kraanarm, graafbak, last of wat dan ook in de gevarenzone van het spoor Ik steek nooit een spoor in dienst met een voertuig over. Als een trein nadert na aankondiging door de schildwacht worden alle werkzaamheden met een kraan, graafmachine, gestopt binnen de 4.5 meter naast het spoor nadat de kraanbedienaar zijn giek, graafbak, parallel met het spoor heeft geplaatst op de grond. Hij start zijn werkzaamheden pas terug nadat hiervoor de toelating gegeven wordt.

4 Hangende lasten mogen niet slingeren. Mogelijk moeten deze begeleid worden van op afstand. Bij het manipuleren van grotere lasten zorg ik ervoor dat deze niet op de sporen kunnen vallen. Bij hevige wind of windstoten voeren we zulke manipulaties niet uit. Voor lasten met grote oppervlakte kan dit reeds een probleem vormen bij lagere windsnelheden. Bij werken met een kraan op het spoor (weg-spoor kraan) zal de zwenk- en hoogtebeveiliging ingesteld worden ten opzichte van het spoor of bovenleiding in dienst. E. ORDE en NETHEID op de WERF Ik zorg ervoor dat de spoorwegomgeving en de werf bij het einde van de werkzaamheden en bij het einde van de dagtaak netjes achtergelaten wordt. Ik zorg ervoor dat uitwijkplaatsen en hun toegangen steeds vrij zijn om vlot uit de gevarenzone te kunnen gaan. Ik zorg ervoor dat ikzelf en mijn collega s minimaal zijn blootgesteld aan struikelgevaar door putten, kabels, leidingen en andere materialen. Ik zorg ervoor dat er geen valgevaar vanuit hoogte ontstaat. Ik plaats desnoods tijdelijke borstweringen. Ik gooi afval steeds in de daarvoor voorziene afvalcontainers of neem dit na het werk mee. F. GEREEDSCHAPPEN en MACHINES Alle gereedschappen en machines die gebruikt worden zijn in goede staat en vertonen geen gebreken. Wanneer dit wettelijk vereist is, moet er een periodieke keuring zijn uitgevoerd op de gebruikte gereedschappen en machines. G. NOODPROCEDURE Ik weet wie op elk moment de verantwoordelijke is van de werf en hoe ik hem kan contacteren. Ik laat elke verwonding verzorgen door een hulpverlener (EHBO). Ik weet waar ik hiervoor terecht kan. Ik weet waar ik mij bij eventuele ontruiming van de werfzone moet aanmelden. Wanneer een wagon met gevaarlijk product (te herkennen aan het oranje rechthoekige bord dat op de voertuigen is aangebracht) stopt op de werf, verwijder ik mij onmiddellijk en waarschuw de werfleider en houd mensen op afstand. Als ik door onvoorziene omstandigheden (incident of calamiteit) toch wordt verrast door een trein werp ik mij op de grond naast het spoor. Als een spoor niet vrijgemaakt kan worden voor een aankomende trein begin ik met beide armen grote zwaaibewegingen te maken naar de trein zodat de treinbestuurder een noodremming kan uitvoeren. H. ALGEMEEN GEDRAG OP DE WERF Elke werknemer op de werf zal na de basisopleiding en een positieve test een werfbadge ontvangen die hij steeds moet bijhebben en op elk moment moet kunnen voorleggen wanneer daarom gevraagd wordt. Ik voer mijn opdrachten steeds uit volgens de regels van goed vakmanschap. Ik mag niet in de spoorwegomgeving werken wanneer ik onder invloed ben van alcohol, drugs of medicatie. Ik zorg voor mijn eigen veiligheid en die van mijn collega s. Ik spreek iedereen aan wanneer hij zich niet houdt aan de afgesproken regels.

5 WERKEN MET DERDEN ONTHAAL TEST BIJLAGE 5 PBW Versie Vragenlijst A Naam: Firma: Handtekening: Datum: Project: Resultaat: 1 Ik moet werken uitvoeren langs het spoor. Wat moet ik minimaal dragen. a. Een witte helm b. Een geel fluo hesje met reflecterende strepen c. Een rood herkenningsteken 2 De veiligheidsafstand die geldig is voor treinen met een snelheid tot 160 km/h t.o.v. buitenkant spoor is a. 1 meter b. 1.5 meter c. 4.5 meter 3 De schildwacht geeft een signaal met zijn toeter. Hoe reageer ik? a. Ik steek mijn hand op en ga met mijn gereedschap naar de aangewezen uitwijkplaats b. Ik laat alles vallen en ga op de grond liggen c. Ik werk door en wacht op een tweede signaal 4 Er staat een oranje veiligheidsnet opgesteld naast het spoor. a. De bovenleiding op die plaats is buiten spanning gezet b. Dit wil zeggen dat er een onderzoek bezig is in die zone c. Dit dient om mij op een veilige afstand van het spoor te houden bij de uitvoering van de werken 5 Ik moet een buiten dienst gesteld spoor oversteken. a. Ik stap op de spoorstaven b. Ik stap op de dwarsliggers c. Ik stap in de ballast De schildwacht is te herkennen aan 6 a. Zijn gele helm b. Zijn oranje hesje c. Zijn witte vlag 7 De afstand die ik moet respecteren tot de bovenleiding, is: a. 1 meter b. 1.5 meter c. 3 meter 8 Als een trein nadert a. Steek ik mijn hand op en ga op een veilige afstand staan b. Zwaai ik naar de machinist zodat hij mij gezien heeft c. Steek ik de rode vlag omhoog om mij kenbaar te maken 9 Een bovenleiding is gebroken a. Ik leg de draad opzij en verwittig mijn leidinggevende b. Ik verwittig onmiddellijk de personen die zich in de omgeving van de gebroken kabel bevinden en onmiddellijk daarna Traffic Control c. Meet ik na of er spanning op de draad aanwezig is en breng ik mijn leidinggevende op de hoogte

6 10 Ik moet een in dienst gesteld spoor oversteken a. Dat mag altijd als ik maar een geel hesje draag b. Dit kan alleen via een overweg, de tunnels onder / trappen over het spoor of wanneer dit vooraf was toegelaten door de werfleider c. Dat mag als ik met een rode vlag de trein doe stoppen 11 Een kraanman werkt met een kraan naast het spoor in dienst. Er wordt een trein aangekondigd. a. Hij zet zijn kraan buiten de gevarenzone, zet zijn kraanarm naar beneden en stopt alle bewegingen b. Hij doet verder als hij de oranje netten op 1.5 meter van het spoor maar niet overschrijdt c. De kraanman heeft voorrang op de trein. De trein zal wel stoppen. 12 Een spoor is buiten dienst als a. er al meer dan een kwartier geen trein meer is over gereden b. mijn collega s in het spoor gaan staan c. de ploegbaas of de werfleider dit aan mij heeft gemeld 13 Welk principe dient elke medewerker op spoorwegdomein te respecteren? a. Horen, zien en wijken b. Horen, zien en gezien worden c. Horen, zien en nadenken 14 Ik mag een uitwijkplaats verlaten en me weer in de gevarenzone begeven als a. De trein gepasseerd is b. Traffic Control toelating heeft gegeven c. Ik toelating ontvangen heb van de schildwacht 15 Indien bij een naderende trein het spoor niet tijdig vrijgemaakt kan worden a. Wapper ik met de rode vlag b. Maak ik met beide armen grote zwaaibewegingen naar de trein c. Waarschuw ik de schildwacht 16 Ik sta op het perron. De veiligheidsafstand van 1.5m bevindt zich a. Ter hoogte van de perronboord b. Ter hoogte van de witte noppentegels of witte/gele lijn c. Op 1 meter van de perronboord 17 Er staat een oranje veiligheidsnet opgesteld naast het spoor. Dit oranje veiligheidsnet dient als a. Borstwering om een val van 3 meter te breken b. Om iedereen er attent op te maken dat het nevenliggend spoor in dienst is. c. Om mensen van verschillende aannemers hun werkzaamheden apart te kunnen laten uitvoeren. 18 Wanneer mag je een spoor in dienst met een voertuig (kraan, graafmachine) oversteken? a. Wanneer een collega het treinverkeer in de gaten houdt b. Mits opstelling van een schildwacht c. Nooit 19 Bij het oversteken van het spoor kan ik tussen twee stilstaande voertuigen passeren als ik een afstand van minstens 5 meter t.o.v. ieder voertuig respecteer en de voertuigen zich op a. Minstens 15 meter van elkaar bevinden b. Minstens 20 meter van elkaar bevinden c. Minstens 25 meter van elkaar bevinden 20 Het is niet mijn verantwoordelijkheid om a. De opstelling van de schildwacht te bepalen b. Collega s aan te spreken op onveilig gedrag c. Defecten in gereedschappen of machines te melden

7 PBW WMD BESTEK BIJLAGE AANVULLING ARTIKEL 79 VCO BIJLAGE 6 WERKEN: ARTIKEL 79. Aanvulling bij Veiligheids- en gezondheidsmaatregelen: A. Indien de aannemer niet over een gecertificeerd welzijnsmanagementsysteem (OHSAS, VCA, ) beschikt, voegt hij bij zijn inschrijving documenten als bewijs dat hij en zijn medewerkers werken volgens de welzijnswet, de codex, het ARAB en AREI. Infrabel zal elke aannemer weren waarvan hij kan weten of vaststelt dat deze de verplichtingen opgelegd door de welzijnswet en haar uitvoeringsbesluiten met het oog op de bescherming van de werknemers niet naleeft. B. De aannemer zal zijn medewerkers zelf informeren over de gevaren en risico s van INFRABEL die zijn weergegeven in het document PBW ONTHAAL OPLEIDING AANNEMER in bijlage. De aannemer zal van zijn medewerkers die op de werf komen een test afnemen (voorbeeldvragen in bijlage). De aannemer moet op vraag van Infrabel onmiddellijk de ingevulde testen kunnen voorleggen van alle medewerkers die op de werf aanwezig zijn. De leidende ambtenaar kan bijkomend controleren of de informatie uit het document begrepen werd aan de hand van een bijkomende test. C. De aannemer vult de bijlage bij het veiligheids- en gezondheidsplan in bijlage aan. D. Tijdens de werken kan de veiligheidscoördinator, leidende ambtenaar of zijn toezichter bijkomende maatregelen opleggen om het welzijn op de werf te bevorderen. E. De maatregelen voor eerste hulp, brandbestrijding en evacuatie zijn weergegeven in het V&G-plan. F. Volgende bijzonderheden zijn van toepassing (Art 29 van de welzijnswet) a) de aannemer, de onderaannemer of de zelfstandige verbindt er zich toe zijn verplichtingen inzake het welzijn van de werknemers op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen na te leven. b) indien de aannemer, de onderaannemer of de zelfstandige zijn onder a) bedoelde verplichtingen niet of gebrekkig nakomt, kan de bouwdirectie belast met de uitvoering of de aannemer zelf de nodige maatregelen treffen, in de bij de overeenkomst bepaalde gevallen, op kosten van de persoon die in gebreke is gebleven. Ingeval de aannemer, de onderaannemer of de zelfstandige de verplichtingen inzake welzijn op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen niet of gebrekkig naleeft, na ingebreke-

8 stelling van deze aannemer, onderaannemer of zelfstandige, zelf de nodige maatregelen te nemen. Verduidelijking bij Uitzonderingen (interpretatie) Uitzonderingen zijn bezoekers en leveringen: a. meer dan 4,5 meter van dichtst bij gelegen spoor tot aan de werfomheining naast spoor (minimum 2 meter hoog) geen maatregelen nodig b. minder dan 4,5 meter van dichtst bij gelegen spoor zonder collectieve bescherming WERFBADGE voorzien of Begeleiding door de aannemer na aftekening van document PBW BASISREGELS SPOORWEGRISICO S.