Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave
|
|
- Esther ten Wolde
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling/RIZA Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave RIZA rapport ISBN Auteur: ir. M.H.I. Schropp (red.) RIZA Arnhem, april 2000
2 Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 2
3 Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Zomerbedverdieping tussen Gennep en Grave Het monitoringsplan Leeswijzer Waterstanden en afvoeren Informatiebehoefte Meetmethode Resultaten Bodemligging en sedimenttransport Informatiebehoefte Meetmethode Resultaten Grondwater Informatiebehoefte Meetmethode Resultaten Macrofauna en microverontreinigingen Informatiebehoefte Meetmethode Resultaten Projectorganisatie Organisatie en uitvoering van de monitoring Kostenoverzicht Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen Voortzetting monitoring 1 e baggerbestek Integraal Monitoringsplan Zandmaas/Maasroute Toekomstige baggerbestekken Referenties Bijlagen Overzicht uitgevoerde metingen en rapportages Datarapporten sedimenttransport en boringen Kostenoverzicht monitoring 1 e baggerbestek Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 3
4 Lijst met figuren Figuur 1 Overzicht projectgebied Zandmaas en Grensmaas... 6 Figuur 2 Zomerbedverdieping bij Gennep (foto RWS/MD)... 7 Figuur 3 Overzichtskaart 1 e baggerbestek (km 155,7-174,2)... 9 Figuur 4 Schematisch dwarsprofiel baggertraject Figuur 5 Schematisch lengteprofiel baggertraject Figuur 6 Aanbrengen van bestorting brug Gennep (foto RWS/MD) Figuur 7 Waterstanden Gennep voor en na verruiming Figuur 8 Gemeten en berekende waterstandsdaling Gennep Figuur 9 Gemeten en berekende waterstandsdaling Sambeek-beneden Figuur 10 Brugpijler in het zomerbed bij km 165 (foto RWS/MD) Figuur 11 Zwevend transportmeting met de AZTM Figuur 12 Ontwikkeling erosiekuil rond km Figuur 13 Verandering bodemligging over 70 m breedte (jan 97 - jun 99) Figuur 14 Ligging meetraaien grondwaterstand Figuur 15 Berekende daling grondwaterstand raaien 2 en 3 (golf 1997) Figuur 16 Waterstandsdaling op basis van maandgemiddelde afvoeren Figuur 17 Uitvoering 1 e baggerbestek (foto RWS/MD) Lijst met tabellen Tabel 1 Meetstations in de omgeving van het 1 e baggerbestek Tabel 2 Geselecteerde afvoergolven Tabel 3 Ontbrekende data van de tijdelijke peilschalen Tabel 4 Meetdichtheid peilingen Tabel 5 Uitgevoerde peilingen Tabel 6 Aantal zandtransportmetingen per locatie Tabel 7 Gedefinieerde profielen Tabel 8 Meetlocaties grondwaterstanden Tabel 9 Berekende maximale verschillen grondwaterstand (m) Tabel 10 Aantal taxa macrofauna Tabel 11 Gemiddeld aantal organismen per m Tabel 12 Gemiddelde biomassa in asvrij drooggewicht (g/m 2 ) Tabel 13 Cd en Ni in driehoeksmosselen (gemiddeld, mg/kg drooggew.) Tabel 14 Totaaloverzicht kosten Tabel 15 Totaaloverzicht bootdagen (bd) en mensdagen (md) Tabel 16 Overzicht kosten en activiteiten Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 4
5 Samenvatting In het kader van de MER-studie ter beperking van hoogwateroverlast langs de Maas, is in 1996 het zomerbed van de Maas tussen km 155,7 (Gennep) en km 174,2 (Grave) over een breedte van 50 m verdiept. Dit zogenoemde 1 e baggerbestek ging vergezeld van een monitoringsprogramma naar de effecten van deze verruiming van het doorstroomprofiel, met als voornaamste doel ervaring op te doen voor in de toekomst uit te voeren verruimingsprojecten langs de Maas. Voorliggend rapport, geschreven in opdracht van projectbureau De Maaswerken, is een evaluatie van de tussen medio 1996 en medio 1999 uitgevoerde metingen. Waterstanden Het effect op de waterstand is bepaald aan de hand van afvoer- en waterstandsgegevens uit het bestaande netwerk van het Monitoring Systeem Waterhoogten (MSW), en vier tijdelijke peilschalen die in het kader van de monitoring van het 1 e baggerbestek in 1996 zijn geplaatst. Deze vier peilschalen hebben uiteindelijk echter nauwelijks bijgedragen aan het in beeld brengen van de waterstandseffecten, mede omdat ze zeer storingsgevoelig bleken. De gemeten waterstanden worden uitgedrukt als functie van de afvoer, waarbij is gecorrigeerd voor toevallige verschillen veroorzaakt door het stuwbeheer van stuw Grave. Door waterstanden tijdens afvoergolven vòòr en na de verruiming met elkaar te vergelijken, wordt de waterstandsdaling als functie van de afvoer gevonden. Op het stuwpand Grave is het effect alleen bepaald voor de meetstations Gennep en Sambeek-beneden, omdat voor de overige stations referentiemetingen van vòòr de verruiming ontbreken. Op het stuwpand Sambeek is nog geen meetbare daling opgetreden, omdat in het lage afvoerbereik de stuw bij Sambeek doorwerking van enig effect in bovenstroomse richting verhindert, en in het hoge afvoerbereik het aantal metingen nog te gering is. Voor zowel Gennep als Sambeek-beneden treedt de grootste waterstandsdaling (0,56 m resp. 0,37 m) op bij ca m 3 /s. Bij lagere afvoeren is het effect beperkt als gevolg van de werking van stuw Grave, en bij hogere afvoeren als gevolg van het meestromen van het winterbed (vanaf 1200 m 3 /s). In het gemeten bereik komen de waterstandsdalingen goed overeen met resultaten van de modellen ZWENDL en Sobek. De waterstanden zijn niet merkbaar beïnvloed door morfologische veranderingen in het baggervak in de periode na uitvoering van de verruiming. Waterstandseffecten in het hoge afvoerbereik kunnen alleen goed bepaald worden als boven 1200 m 3 /s handmatige afvoermetingen worden uitgevoerd. Bij toekomstige verruimingsprojecten in het zomerbed dient meer aandacht te worden besteed aan de hinder voor de scheepvaart als gevolg van stroomsnelheidsvariaties in lengterichting. Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 5
6 Figuur 1 Overzicht projectgebied Zandmaas en Grensmaas. Bodem en oevers De bodemligging is vanaf begin 1997 tot medio 1999 met een singlebeam peilsysteem een aantal malen per jaar gebiedsdekkend in beeld gebracht in een stelsel van langs- en dwarsraaien. Aanvankelijk is alleen van km 154 tot km175 gepeild, later van km 140 tot km 190. Op het traject van het 1 e baggerbestek bedroeg de afstand tussen de dwarsraaien 25 m, daarbuiten 100 m. Nog tijdens de uitvoering van het 1 e baggerbestek bleek rond km 156 een erosiekuil van ca. 2 m diepte te zijn ontstaan, als gevolg van het eroderen van een laag fijn sediment. Deze kuil is inmiddels voor een belangrijk deel weer opgevuld door bovenstroomse aanvoer van zand. Op de overige risicolocaties, zoals brugpijlers en afgedekte kabels en leidingen hebben zich geen gevaarlijke ontgrondingen voorgedaan, maar waakzaamheid blijft geboden. De gebaggerde verruiming van zomerbed is qua volume in stand gebleven, maar is wel aanzienlijk van vorm veranderd. De bovenstroomse helft van het baggervak is dieper geworden door het uitspoelen van de fijne fractie uit het bodemmateriaal, in de benedenstroomse helft zijn de gebaggerde taluds in het dwarsprofiel uitgezakt. Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 6
7 Aan de boven- en benedenstroomse begrenzing van het baggervak zijn respectievelijk sedimentatie en erosie opgetreden, en zijn de overgangshellingen flauwer geworden. De profielveranderingen van het baggervak vormen geen acute bedreiging voor de stabiliteit van de oevers, maar in verband met de trend tot erosie blijft het bewaken van de bodemligging wel gewenst. Tussen januari 1997 en juni 1999 is uit het baggervak netto ca m 3 bodemmateriaal verdwenen. De verwachte grootschalige slibafzetting in het baggervak is uitgebleven. Boven- en benedenstrooms van het baggervak zijn geen belangrijke veranderingen in de bodemligging waargenomen. Het maken van een zandbalans op basis van gemeten transporten is vanwege de grote spreiding in de metingen niet zinvol gebleken. Wel zijn ten behoeve van de afregeling van morfologische modellen in totaal vier meetcampagnes uitgevoerd naar het sedimenttransport op de Maas. De metingen zijn 3 uitgevoerd bij afvoeren vanaf 700 m /s, aanvankelijk op drie locaties, later alleen op km 141,3. Bodemtransport is gemeten met de Helley-Smith, zwevend transport met de AZTM. Op de gemeten gehaltes aan zwevend transport is het aandeel spoeltransport in mindering gebracht. Met de afgeleide relatie tussen afvoer en sedimenttransport is de jaarlijkse sedimentvracht van de Maas berekend. Deze komt uit op ca m 3 /jaar exclusief, en ca m 3 /jaar inclusief spoeltransport. Tot nog toe werd voor dit deel van de Maas uitgegaan van ca m 3 /jaar, inclusief spoeltransport Figuur 2 Zomerbedverdieping bij Gennep (foto RWS/MD). Grondwater Een lagere waterstand op de Maas betekent een lagere grondwaterstand in de omgeving. In aanvulling op het bestaande grondwatermeetnet is begin 1996 tussen Gennep en Grave een aantal extra peilbuizen geplaatst, in raaien dwars op de rivier. Tot nu toe kon het effect van de zomerbedverdieping op de grondwaterstanden niet rechtstreeks uit de metingen worden afgeleid, omdat de tijdreeksen te kort waren in relatie tot de spreiding in de metingen. Als alternatief is daarom een relatief eenvoudig 1-dimensionaal grondwatermodel opgezet, dat is gecalibreerd op gegevens uit het meetnet. Uit berekeningen met het model zijn waarden af te leiden voor de demping en de faseverschuiving van het effect op de grondwaterstanden tijdens de passage van een afvoergolf. Nu vier jaar is gemeten, is de meetreeks voldoende lang om het effect op de grondwaterstanden rechtstreeks uit metingen te kunnen bepalen. Dit onderzoek Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 7
8 zou kunnen worden aangevuld met berekeningen met een 2-dimensionaal grondwatermodel, en berekening van de droogteschade via GIS. Het aanvullende meetnet heeft de afgelopen vier jaar goed gefunctioneerd, en de exploitatie ervan dient vooralsnog te worden voortgezet. Ecologie Het ecologisch monitoringsprogramma betrof de aquatische macrofauna en de belasting met microverontreinigingen van driehoeksmosselen en het slib. Er zijn drie meetcampagnes uitgevoerd, te weten voorafgaand aan (najaar 1995), tijdens (1996), en na afloop van (najaar 1997) de baggerwerkzaamheden. Behalve het baggervak zelf is bovenstrooms een referentievak van 2,5 km bemonsterd, en benedenstrooms een vak van 2 km. Aquatische macrofauna is bemonsterd met een Van Veenhapper en op soort gedetermineerd, driehoeksmosselen en slibmonsters zijn door duikers verzameld en vervolgens geanalyseerd op microverontreinigingen. De dichtheid en de biomassa van de macrofaunagemeenschap zijn tijdens het baggeren verlaagd. Deze zijn na een jaar weer hersteld, zij het dat mede door het fijnkorreliger substraat de soortensamenstelling is veranderd. De veranderingen in de macrofaunagemeenschap hadden zich ook door de natuurlijke dynamiek van de rivier kunnen voordoen. De spreiding in de data is te groot voor conclusies ten aanzien van afzonderlijke soorten. Om in de toekomst tot eenduidiger resultaten te komen zal men meer monsters moeten verzamelen, of zal de vraagstelling versmald moeten worden. Hoewel de gehalten aan microverontreinigingen in driehoeksmosselen en slib zijn toegenomen, kan niet eenduidig worden aangetoond dat dit veroorzaakt wordt door het baggeren. De interpretatie wordt bemoeilijkt door de verschillen in analyse tussen verschillende laboratoria, en de betrouwbaarheid van de analysewaarden nabij de detectiegrens. Voor eenduidige conclusies zou ook het ecotoxicologisch onderzoek omvangrijker en breder moeten worden opgezet. Projectorganisatie De kosten voor de monitoring van het 1 e baggerbestek hebben 3,6 miljoen gulden bedragen, waarvan ruim de helft is besteed voor het inwinnen en verwerken van de bodempeilingen. Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 8
9 1 Inleiding Zomerbedverdieping tussen Gennep en Grave Het hoogwater op de Maas in december 1993 leidde tot het instellen van de Commissie Boertien II. De Commissie kreeg als taak de Minister van Verkeer en Waterstaat te adviseren over maatregelen waarmee de hoogwateroverlast in het Maasdal in de toekomst beperkt kon worden. Voor de Zandmaas, tussen Maasbracht en Megen, luidde eind 1994 het advies in hoofdzaak om het zomerbed over de volledige breedte met ca. 3 m te verdiepen. De noodzaak tot rivierverruiming werd kort daarop nog eens onderstreept door het hoogwater van januari Om de verschillende alternatieven voor rivierverruiming uit te werken, werd begin 1995 het project MER-Zandmaas gestart, dat nog in hetzelfde jaar met de reeds lopende MER voor het project Modernisering Maasroute werd geïntegreerd tot het project MER-Zandmaas/Maasroute. Dit project werd vervolgens in 1997 verenigd met het project Grensmaas. De projectdirectie voor de projecten Grensmaas en Zandmaas/Maasroute wordt gevoerd door De Maaswerken, een samenwerkingsverband van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de provincie Limburg Figuur 3 Overzichtskaart 1 e baggerbestek (km 155,7-174,2). In de Trajectnota/MER Zandmaas/Maasroute (Maaswerken, 1999) zijn de alternatieven beschreven waarmee de bescherming tegen hoogwater en de scheepvaartcapaciteit van de Maas kunnen worden verbeterd. De doelstelling voor wat betreft de bescherming tegen hoogwater is om ervoor te zorgen dat de gebieden achter de kaden langs de Maas gemiddeld nog maar eens in de 250 jaar overstromen, tegen eens in de ca. 50 jaar nu. Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 9
10 Om ervaring op te doen met verschillende vormen van rivierverruiming is reeds vòòr het uitbrengen van de Trajectnota/MER in proefprojecten een begin gemaakt met het uitvoeren van verruimingsmaatregelen. Het eerste proefproject was de verdieping van het zomerbed tussen km 155,7 (Gennep) en km 174,2 (Grave), zie Figuur 3 1. Belangrijke overwegingen om juist voor dit traject te kiezen waren dat het een relatief lang traject is met maar een beperkt aantal locaties waar de kabels en leidingen de rivier kruisen, en dat de rivierbodem niet zodanig verontreinigd was dat deze gesaneerd diende te worden (Prins et. al., 1995). In de periode april-november 1996 is tussen Gennep en Grave het zomerbed over een traject van 18,5 km verdiept. De verdieping is uitgevoerd over een breedte van 50 m rond de rivieras, op een totale zomerbedbreedte van ca. 100 m, zie Figuur Figuur 4 Schematisch dwarsprofiel baggertraject. De bovenstroomse helft van het traject (km 155, ,250) is 3 m verdiept, de benedenstroomse helft (km 166, ,200) 1,5 m. De reden voor deze differentiatie was, dat ook in het advies van de Commissie Boertien de verdieping van het zomerbed vanaf Mook (km 165) in benedenstroomse richting geleidelijk afnam, totdat bij Megen (km 190) het oorspronkelijke bodemniveau weer was bereikt. Rond km 165 kruisen enkele kabels en leidingen en de spoorlijn Nijmegen-Venlo de Maas. Eén van de pijlers van de spoorbrug staat midden in het rivier en twee pijlers op beide oevers. Om elk risico op ondermijning van de pijlers uit te sluiten is het zomerbed hier over een lengte van 2 km niet verdiept. Rond de voet van de pijlers is extra bestorting aangebracht, en ook de kabels en leidingen zijn met een stortlaag afgedekt. Een vergelijkbaar probleem deed zich voor rond km 154,6 bij Gennep, waar een verkeersbrug met één pijler in het zomerbed en twee pijlers op de oever staat, 1 De Maas kent voor plaatsbepaling een kilometrering, welke begint even bovenstrooms van de Belgisch-Nederlandse grens (Visé, km 0) en eindigt bij de samenvloeiing van de Amer en Nieuwe Merwede (Anna-Jacominaplaat, km 262). Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 10
11 en eveneens kabels en leidingen de rivier kruisen. Hoewel deze locatie buiten het te verdiepen traject ligt, bestaat toch gevaar voor ondermijning als gevolg van terugschrijdende erosie. Ook hier zijn de pijlers aan de voet extra bestort, en zijn de kabels en leidingen afgedekt met een stortlaag. Een derde locatie waar kabels en leidingen zijn afgedekt is bij km 174,3, net voorbij de benedenstroomse begrenzing van het baggervak. De totale hoeveelheid gebaggerd materiaal bedroeg ca. 1,9 miljoen m 3, gelijk aan enkele tientallen malen het jaartransport van de Maas. In Figuur 5 is een lengteprofiel over het baggertraject geschetst Figuur 5 Schematisch lengteprofiel baggertraject. Meer specifiek kende de zomerbedverdieping van de Maas tussen Gennep en Grave de volgende doelstellingen: Het vergroten van het inzicht in de rivierkundige processen die een rol spelen bij rivierverdieping. Ervaring opdoen met alternatieve vormen van aanbesteding van een dergelijk werk. Het verlichten van de werklast in de uitvoeringsperiode van het Zandmaas/Maasrouteproject, door waar mogelijk nu al te beginnen. Het vestigen van het vertrouwen in de regio dat het de Rijksoverheid ernst is met het bestrijden van de hoogwateroverlast. Het bieden van compensatie voor de opstuwende werking van enkele recent aangelegde kades in de omgeving. 1.2 Het monitoringsplan Ten behoeve van de eerstgenoemde doelstelling, het vergroten van het inzicht in rivierkundige processen, heeft het RIZA eind 1995 een plan opgesteld voor de monitoring van de effecten van de zomerbedverdieping tussen Gennep en Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 11
12 Grave (Schropp, 1995). Dit plan had uitsluitend betrekking op de effecten van de rivierverruiming na afloop van de baggerwerkzaamheden. Dit betekent dat niet is ingegaan op de uitvoeringsmonitoring, zoals vertroebeling van water door baggerwerkzaamheden, hinder voor de scheepvaart, geluidsoverlast, of verstoring van archeologische vindplaatsen. Aan sommige van deze aspecten is tijdens de uitvoering overigens wel aandacht besteed, zie bijvoorbeeld (Mooren, 1999). In het monitoringsplan werden metingen beschreven naar de volgende tien parameters: 1- Bodemligging 2- Zandtransport 3- Waterstanden 4- Afvoeren 5- Grondwaterstanden 6- Macrofauna 7- Driehoeksmosselen 8- Slibkwaliteit 9- Slibtransport en slibsedimentatie 10- Bodemsamenstelling In 1997 is het monitoringsplan bijgesteld op grond van de ervaringen en resultaten tot op dat moment (Schropp, 1997). Dit kwam erop neer dat van bovenstaand lijstje alleen metingen naar de eerste vijf parameters in afgeslankte vorm gecontinueerd werden. Het bijgestelde plan had een looptijd tot medio De opdrachtgever voor het opstellen en het uitvoeren van het monitoringsplan, en het interpreteren van de metingen was het projectbureau De Maaswerken. Contactpersonen namens de opdrachtgever waren ing. M. de Broekert (RWS/BD) en P. Prins (Maaswerken). De gegevensinwinning is grotendeels uitgevoerd door, of met hulp van de Meetdienst van de Directie Limburg. De interpretatie van de resultaten is voor de meeste parameters uitgevoerd door verschillende afdelingen van het RIZA, met uitzondering van (6) Macrofauna, (7) Driehoeksmosselen en (8) Slibkwaliteit, waarvoor bureau Waardenburg verantwoordelijk was. In bijlage 1 is een overzicht gegeven van alle uitgevoerde metingen en de daarbij behorende rapportage. Nu de looptijd van het monitoringsplan is verstreken, heeft De Maaswerken het RIZA verzocht om een evaluatie uit te brengen van de monitoring van het proefproject over de periode Voorliggend rapport is daarvan het resultaat. Het rapport beoogt een overzicht te geven van de uitgevoerde metingen en de resultaten daarvan, en om op grond daarvan aanbevelingen te doen voor de monitoring het project Zandmaas/Maasroute. 1.3 Leeswijzer De metingen naar de in de vorige paragraaf genoemde parameters worden in de navolgende hoofdstukken geëvalueerd. Omdat een aantal parameters een sterke inhoudelijke samenhang vertoont, is daarbij de volgende clustering aangehouden: Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 12
13 Hoofdstuk 2 Waterstanden en afvoeren (3) Waterstanden (4) Afvoeren Hoofdstuk 3 Bodemligging en sedimenttransport (1) Bodemligging (2) Zandtransport (9) Slibtransport en slibsedimentatie (10) Bodemsamenstelling Hoofdstuk 4 Grondwater (5) Grondwater Hoofdstuk 5 Macrofauna en microverontreinigingen (6) Macrofauna (7) Driehoeksmosselen (8) Slibkwaliteit Bodemligging Figuur 6 Aanbrengen van bestorting brug Gennep (foto RWS/MD). Ieder hoofdstuk begint met een beschrijving van de informatiebehoefte zoals die bestond ten tijde van het opstellen van het monitoringsplan, en een verantwoording voor de keuze van de parameters. Vervolgens wordt de meetmethode beschreven, inclusief de eventuele aanpassingen die in de loop van de tijd hebben plaatsgevonden. Tenslotte worden kort de resultaten en conclusies gegeven, waar mogelijk vergezeld van enkele karakteristieke figuren. In elk hoofdstuk wordt verwezen naar de achtergronddocumenten waarop de evaluatie van de betreffende parameter is gebaseerd. Het rapport besluit met een hoofdstuk over de organisatie en de kosten van de monitoring, en een hoofdstuk met conclusies en aanbevelingen. Alle teksten die betrekking hebben Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 13
14 Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 14 op macrofauna en microverontreinigingen zijn aangeleverd door bureau Waardenburg.
15 2 Waterstanden en afvoeren Informatiebehoefte Verruiming van de Maas tussen Gennep en Grave leidt op het baggertraject en bovenstrooms daarvan tot lagere waterstanden ten opzichte van de situatie vòòr verruiming. Ten aanzien van de waterstandsreductie zijn vooral twee afvoerbereiken interessant, namelijk afvoeren tot ca. 500 m 3 /s, omdat deze bepalend zijn voor de grondwaterstanden in het aangrenzende gebied, en extreem hoge afvoeren (met name 3382 m 3 /s bij Borgharen), omdat dit de ontwerpafvoer voor het Zandmaasproject is. In de ontwerpfase van het 1 e baggerbestek zijn met het 1D-waterbewegingsmodel ZWENDL berekeningen gemaakt voor de waterstandsreductie in beide situaties. Aan de hand van metingen dient onderzocht te worden of de voorspelde waterstandsverlaging in de praktijk gerealiseerd wordt. Voor het lage afvoerbereik is dit relatief eenvoudig aan te tonen, omdat deze afvoeren vaak voorkomen. Voor het hoge afvoerbereik is rechtstreeks meten niet mogelijk, omdat de ontwerpafvoer een herhalingstijd heeft van 250 jaar. Hier bestaat het aantonen van het effect uit het verbeteren van het waterbewegingsmodel in het hoge afvoerbereik op grond van wel gemeten, lagere hoogwaters. Omdat gestreefd wordt naar een duurzame rivierverruiming, is het daarnaast voor beide afvoersituaties interessant om te kijken hoe onder invloed van morfologische ontwikkelingen op het baggertraject de waterstandsreductie verloopt in de tijd. De waterstandsreductie dient te worden uitgedrukt als functie van de afvoer, omdat dit een variabele is die, afgezien van enige topvervlakking bij hoogwatergolven, niet wordt beïnvloed door de rivierverruiming. Samenvattend bestaat de informatiebehoefte uit het bepalen van de waterstandsreductie als functie van de afvoer en als functie van de tijd over het hele afvoerbereik. 2.2 Meetmethode Om de waterstandsreductie te kunnen bepalen dient men minimaal de beschikking te hebben over meetreeksen van afvoer en waterstand van vòòr de verruiming. Dit betekent dat vooral gebruik is gemaakt van het reeds aanwezige netwerk van het Monitoring Systeem Waterhoogten (MSW). De waterstand op de MSW-stations wordt met een digitale niveaumeter (DNM) continu ingewonnen, en als 10-minutengemiddelde waarde opgeslagen in DONAR, de database voor 'natte' monitoringsgegevens van Rijkswaterstaat. Van oudere data worden in DONAR uiteindelijk alleen de uurwaarden bewaard. Om het waterspiegelverhang tussen de MSW-stations met meer detail in beeld te kunnen brengen, zijn in het voorjaar van 1996 vier tijdelijke peilschalen geplaatst. Omdat voor deze stations geen referentiereeks beschikbaar is, kunnen ze niet bijdragen aan de directe bepaling van het waterstandseffect. In Tabel 1 is aangegeven welke afvoer- en waterstandsmeetpunten in de omgeving van het 1 e baggerbestek beschikbaar zijn. Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 15
16 Tabel 1 Meetstations in de omgeving van het 1 e baggerbestek. stationsnaam type Maas- periode afvoermeting kilometer van tot Belfeld-beneden MSW 102, , heden Venlo MSW 107, heden ADM vanaf Well MSW 132, heden TP-1 (Bergen) tijdelijk 141, heden Sambeek-boven MSW 144, heden Sambeek-beneden MSW 147, , heden Gennep MSW 155, heden TP-2 (Cuijk) tijdelijk 159, heden Mook MSW 165, heden TP-3 (Overasselt) tijdelijk 168, heden Grave-boven MSW 174, heden Grave-beneden MSW 177, heden TP-4 (Ravenstein) tijdelijk 182, heden Megen MSW 190, heden ADM vanaf Lith-boven MSW 200, heden Lith-dorp MSW 202, heden QH-relatie tot Op drie locaties in Tabel 1 werd of wordt naast de waterstand ook de afvoer gemeten. Bij Lith-dorp, benedenstrooms van de laatste stuw, is tot 1997 de afvoer indirect gemeten op basis van een QH-relatie. Bij Venlo en Megen wordt vanaf 1996 naast de waterstand de afvoer rechtstreeks gemeten met een akoestische debietmeter (ADM). De afvoeren van deze meetlocaties zijn betrouwbaar tot een niveau van ca m 3 /s. Boven dit niveau gaat het winterbed meestromen, en de winterbedafvoer wordt door de ADM niet gemeten. Het monitoringsplan schrijft daarom voor dat bij Ravenstein (km 182,170) boven een niveau van 1200 m 3 /s handmatige afvoermetingen uitgevoerd dienen te worden. In de beschouwde periode zijn bij Ravenstein handmatige afvoermetingen echter niet uitgevoerd, hoewel het niveau van 1200 m 3 /s wel is overschreden. Gezien het grote beroep dat op de Meetdienst wordt gedaan tijdens een hoogwater, waren de handmatige afvoermetingen niet bijtijds te organiseren. 2.3 Resultaten De gemeten waterstandseffecten van de rivierverruiming tussen Gennep en Grave zijn gerapporteerd in (Schropp, 1999). In deze paragraaf wordt een samenvatting gegeven van de resultaten uit dit rapport. Om het effect van de rivierverruiming op de waterstanden te bepalen, zijn de waterstanden van twee afvoergolven die na de verruiming zijn opgetreden vergeleken met de waterstanden van twee afvoergolven van vòòr de verruiming, zie Tabel 2. Qua golfvorm en topafvoer zijn de afvoergolven voor en na verruiming paarsgewijs vergelijkbaar. Door niet alleen naar topafvoeren te kijken, maar ook de hele was en val van de afvoergolven mee te nemen, wordt ook het afvoerbereik bestreken dat voor de grondwaterstanden interessant is. De afvoergolf van oktober/november 1998 is de hoogste die in de beschouwde monitoringsperiode (medio medio 1999) is voorgekomen. Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 16
17 Tabel 2 Geselecteerde afvoergolven. combinatie voor verruiming na verruiming periode topafvoer Lith periode topafvoer Megen I maa/apr m 3 /s feb/maa m 3 /s II jan/feb m 3 /s okt/nov m 3 /s De afvoerreeks van Lith is de enige die beschikbaar is voor de situatie voorafgaand aan de verruiming. Voor de situatie na verruiming is gekozen voor de afvoerreeks van Megen, omdat deze het best aansluit bij die van Lith. De meetlocatie Venlo ligt te ver van Lith om topvervlakking en zijdelingse toestroming van zijrivieren (met name de Niers) te mogen verwaarlozen. Weliswaar is de QH-relatie van Lith onnauwkeurig als gevolg van baggerwerk ter plaatse, maar uit de periode dat de reeksen van Lith en Megen elkaar overlappen blijkt dat de onderlinge vergelijkbaarheid wel goed is. Voorts ontstaat voor afvoeren groter dan 1200 m 3 /s een fout in de afvoermeting bij Megen, omdat het meestromende winterbed niet door de ADM wordt bemeten. Het aantal dagen met dergelijke hoge afvoeren is echter klein, zodat het effect hiervan beperkt zal zijn Figuur 7 Waterstanden Gennep voor en na verruiming jan/feb 1993 okt/nov 1998 verval t.o.v. Grave-boven (m) afvoer (m 3 /s) De invloed van rivierverruiming strekt zich uit in bovenstroomse richting. Zolang stuw Sambeek (km 146,5) in bedrijf is, tot ca m 3 /s, blijft de invloed van de verruiming echter beperkt tot het stuwpand Grave. In oktober/november 1998 is stuw Sambeek enkele dagen gestreken geweest, maar deze periode was, gezien de spreiding in de waterstandswaarnemingen, te kort om bovenstrooms van Sambeek voor een meetbaar effect te zorgen. Tot nu toe is daarom alleen voor de peilmeetstations Gennep en Sambeek-beneden een waterstandsreductie aan te tonen. Beide stations liggen in het stuwpand Grave, bovenstrooms van de verruiming, en voor beide stations zijn meetreeksen van zowel voor als na de ingreep beschikbaar. De waterstanden op het stuwpand Grave staan tot een afvoer van ca m 3 /s onder invloed van de stuw bij Grave. Door de juiste instelling van de stuw wordt getracht de waterstand te Grave-boven, ongeacht de afvoer, op een Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 17
18 streefpeil van 7,60 m+nap vast te houden. In de praktijk is de waterstand echter altijd iets hoger of lager dan het streefpeil. Als bijvoorbeeld de waterstand te Grave-boven 0,05 m hoger is dan het streefpeil, dan is bij benadering op het hele stuwpand de waterstand 0,05 m hoger. Omdat de afwijking toevallig van aard is, neemt de ruis in de gemeten waterstand als functie van de afvoer toe. Om voor deze toevallige afwijkingen te corrigeren, en dus de ruis in de waarnemingen te verminderen, worden de waterstanden te Gennep en Sambeek-beneden uitgedrukt ten opzichte van de waterstand te Grave-boven. In feite wordt dus niet zozeer gekeken naar de waterstand, maar naar het verval tussen het betreffende station en Grave-boven. Ter illustratie zijn in Figuur 7 voor de afvoergolven van jan/feb 1993 en okt/nov 1998 de verschillen in waterstand tussen Gennep en Grave-boven uitgezet Per station en per afvoergolf is de waterstand ten opzichte van Grave-boven uitgezet als functie van de afvoer, en door de resulterende puntenwolken zijn regressielijnen getrokken. Deze regressielijnen zijn gebaseerd op de verhanglijnen tussen het betreffende station (Gennep, Sambeek-beneden) en Grave-boven. Door de regressielijnen voor en na de verruiming van elkaar af te trekken, wordt per station de waterstandsdaling als functie van de afvoer berekend. Het resultaat is in Figuur 8 (Gennep) en Figuur 9 (Sambeek-beneden) weergegeven Figuur 8 Gemeten en berekende waterstandsdaling Gennep. afvoer (m 3 /s) regressie metingen ZWENDL (1995) Sobek (1998) verandering waterstand (m) In beide figuren is tevens de waterstandsdaling opgenomen, zoals die in de ontwerpfase van het 1 e baggerbestek met het 1D-waterbewegingsmodel ZWENDL is voorspeld voor het bereik m 3 /s, alsmede de resultaten met het nieuwere 1D-waterbewegingsmodel voor de Maas in Sobek voor het bereik m 3 /s (Van der Veen et. al., 1998). In de figuur is te zien dat tot 400 m 3 /s de regressielijn voor Sambeek-beneden lager ligt dan die voor Gennep. Dit is geen fysische realiteit, maar een gevolg van het feit dat de fit met de metingen in het lage bereik niet optimaal is. In het lage bereik komen de ZWENDL- en de Sobekresultaten goed overeen met de metingen. Vanaf ca m 3 /s is het verschil tussen de Sobekresultaten en de metingen aanzienlijk. Dit is terug te voeren op het instromen van het winterbed rond dit afvoerniveau, en de daarmee samenhangende discontinuïteiten in de profielen van de Sobekschematisatie. Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 18
19 Figuur 9 Gemeten en berekende waterstandsdaling Sambeekbeneden afvoer (m 3 /s) regressie metingen ZWENDL (1995) Sobek (1998) verandering waterstand (m) In lengterichting gezien is het waterstandseffect nihil bij Grave en maximaal bij Gennep, respectievelijk de benedenstroomse- en de bovenstroomse begrenzing van het baggervak. Bovenstrooms van Gennep dempt de waterstandsdaling geleidelijk uit, en neemt in de gestuwde situatie bij stuw Sambeek abrupt af tot nul. Voor zowel Gennep als Sambeek-beneden treedt de grootste waterstandsdaling (0,56 m resp. 0,37 m) op bij ca m 3 /s. Voor lagere afvoeren wordt het waterstandseffect onderdrukt door de opstuwende werking van stuw Grave, en voor hogere afvoeren is het effect minder omdat dan het (niet verruimde) winterbed meestroomt. In (Schropp, 1999) is voor alle afvoergolven die sinds 1996 zijn voorgekomen de afwijking van de gemeten waterstanden ten opzichte van de regressielijn onderzocht. Als gevolg van aanzanding of uitschuring van het baggervak, zou zich immers een afname, resp. een toename van het waterstandseffect kunnen voordoen. De gemiddelde afwijking van de regressielijn laat geen trend in de tijd zien. Dit was ook niet te verwachten, omdat verschilpeilingen slechts een netto sedimentatie laten zien van enkele tienduizenden m 3, enigszins afhankelijk van de beschouwde periode. Op een totaal gebaggerd volume van 1,9 miljoen m 3 is dit echter te weinig om wezenlijk effect op de waterstanden te hebben. De vier tijdelijke peilschalen zijn geplaatst om een beter beeld te krijgen van de verhanglijn tussen de MSW-stations. Tijdens de analyse van de waterstanden bleek echter dat de tijdelijke peilschalen daar nauwelijks aan bijdragen. De MSW-meetpunten Gennep, Mook en Grave-boven stonden toevallig precies op de goede locaties, namelijk aan het begin, halverwege en aan het einde van het baggervak. De waterstand ter plaatse van de tijdelijke peilschalen kan op enkele centimeters nauwkeurig berekend worden door lineaire interpolatie tussen naastgelegen MSW-stations. Bovendien blijken er nogal wat hiaten in de reeksen voor te komen, vooral als gevolg van slecht functionerende apparatuur. In Tabel 3 is een overzicht gegeven van het percentage data dat in de periode 1 juli juni 1999 verloren is gegaan. De conclusie is dan ook dat het bijplaatsen van tijdelijke peilschalen voor de monitoring van het 1 e baggerbestek bij nader inzien niet nodig is geweest. Dit Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 19
20 sluit echter niet uit dat het voor projecten elders op de Maas kan wel nuttig kan zijn peilschalen bij te plaatsen, bijvoorbeeld bij een grote onderlinge afstand tussen de MSW-stations, en/of wanneer over discontinuïteiten in de verhanglijn heen geïnterpoleerd zou moeten worden. Weliswaar blijft het bezwaar van een ontbrekende referentiereeks dan bestaan, maar de gegevens van de tijdelijke peilschalen kunnen wel gebruikt worden om modellen mee af te regelen Tabel 3 Ontbrekende data van de tijdelijke peilschalen. periode TP-1 km 141,3 TP-2 km 159,3 TP-3 km 168,8 TP-4 km 182,0 van tot Bergen Cuijk Overasselt Ravenstein ,3 % 27,5 % 20,6 % 9,8 % ,3 % 18,0 % 18,3 % 19,6 % ,1 % 25,9 % 32,3 % 26,3 % totaal 26,7 % 26,7 % 26,4 % 18,0 % Veranderingen van het doorstroomprofiel in lengterichting leiden ertoe dat ook de stroomsnelheid in lengterichting varieert. In een interne memo maakt de Dienstkring Nijmegen-Maas melding van hinder die de scheepvaart ondervindt van de profielverruiming, met name op de overgangen van verdiept naar onverdiept, en vice versa. Met betrekking tot het ontwerp van het 1 e baggerbestek en het monitoringsplan kan geconstateerd worden dat dit aspect destijds onvoldoende is onderkend. Een ontwerp met flauwere overgangshellingen zou weliswaar niets hebben veranderd aan het snelheidsverschil in absolute zin, maar omdat de overgang over een langer traject wordt 'uitgesmeerd' zou een flauwere overgangshelling er wel toe bijdragen dat de overgang minder als een knelpunt wordt ervaren. In het monitoringsplan is evenmin aandacht besteed aan de effecten van de verruiming voor de scheepvaart. Dit had vorm kunnen krijgen het meten van stroomsnelheden bij hogere afvoeren, of door het afnemen van interviews aan schippers. Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 20
21 3 Bodemligging en sedimenttransport Informatiebehoefte Bij het bepalen van de informatiebehoefte ten aanzien van de bodemligging en het sedimenttransport zijn drie aspecten te onderscheiden, te weten: 1. Risicosignalering. 2. De duurzaamheid van de rivierverruiming. 3. Kennisontwikkeling ten aanzien van het morfologisch gedrag van de Maas. Globaal kan gesteld worden dat de informatiebehoefte van aspect 1 naar aspect 3 toeneemt, zij het dat er een royale overlap bestaat. In het onderstaande zullen deze drie aspecten nader worden toegelicht. Risicosignalering Tijdens of kort na een hoogwater dient monitoring plaats te vinden om risicovolle situaties vroegtijdig te onderkennen. Hierbij wordt met name gedoeld op locaties waar grootschalige erosie optreedt, en die kunnen leiden tot het plotseling instabiel worden van oevers en constructies. In de ontwerpfase werd op grond van boringen duidelijk, dat rond km 156 de onderlaag van de zomerbedbodem aanzienlijk fijner van samenstelling was dan de toplaag. Bij het wegbaggeren van de bovenste 3 meter wordt deze fijne laag aan de stroming blootgesteld, hetgeen binnen de duur van één hoogwater tot aanzienlijke erosie kan leiden. De mogelijke gevolgen hiervan zijn instabiliteit van de oevers, en sedimentatie van het geërodeerde fijne zand op stroomluwe plaatsen waar het voor de scheepvaart voor overlast zorgt. Door middel van peilingen dient de ontwikkeling van de erosiekuil te worden gevolgd. Risicosignalering is voorts een aspect bij de stabiliteit van de pijlers in het zomerbed onder de verkeersbrug bij km 154,6 (Gennep) en de spoorbrug bij km 165,3 (Mook), en de stabiliteit van de steenbestorting op de kabels en leidingen bij km 154,6, km 164,9 en km 174,3. Om de stabiliteit van de pijler onder de spoorbrug niet in gevaar te brengen is de rivierbodem vanaf één kilometer bovenstrooms tot één kilometer benedenstrooms van de pijler niet verdiept. Bovendien zijn de pijlers van de verkeersbrug bij Gennep en de spoorbrug bij Mook aan de voet van extra steenbestorting voorzien. Of deze veiligheidsmaatregelen voldoende zijn, moet na afloop van een hoogwater aan de hand van peilingen vastgesteld worden. Duurzaamheid van de verruiming Het baggervak vormt in lengterichting een discontinuïteit in het dwarsprofiel. In een alluviale rivier zoals de Zandmaas zal onder invloed van stroming een dergelijke discontinuïteit van vorm veranderen. Bovenstrooms van het baggervak is als gevolg van de waterstandsdaling een geringe, terugschrijdende bodemerosie te verwachten. Aan de bovenstroomse zijde van het baggervak nemen de stroomsnelheden als gevolg van de verruiming af, en zal zand sedimenteren. Benedenstrooms van het baggervak nemen de stroomsnelheden weer toe, en daar vindt erosie plaats. Het netto resultaat is dat het baggervak zich in benedenstroomse richting verplaatst, en in de tijd ondieper wordt. Omdat verruiming van de Maas bedoeld is als duurzame maatregel, is het belangrijk om te weten wat over langere periode bezien het tempo van deze Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 21
22 morfologische processen is. De duurzaamheid van de verruiming is voorts een aspect bij het onderhoud aan hydraulische modellen, zowel voor operationele hoogwatervoorspelling als voor beleidsanalytische studies. Veranderingen in de bodemligging als gevolg van morfologische processen dienen correct in de modellen verwerkt te worden. Vanwege uitstralingseffecten dient behalve het baggervak zelf, ook de bodemligging boven- en benedenstrooms van het baggervak in beeld te worden gebracht Figuur 10 Brugpijler in het zomerbed bij km 165 (foto RWS/MD). Naast veranderingen in de zandbodem is de sedimentatie van slib van belang bij het bepalen van de duurzaamheid van de verruiming. Voorafgaand aan de verruiming bestond de vrees dat de stroomsnelheden in het baggervak dermate zouden afnemen, dat grote hoeveelheden slib zouden bezinken, zie (Meulenberg, 1995). Omdat over slibafzettingen in de stuwpanden in kwantitatieve zin weinig bekend is, bestond de behoefte hierover nadere gegevens te verzamelen. Kennisontwikkeling morfologie Eén van de doelstellingen van het 1 e baggerbestek is om het inzicht in rivierkundige processen van de Maas te vergroten, om daarmee in de toekomst betere ontwerpen voor rivierverruiming te kunnen maken. Omdat rond het baggervak relatief grote morfologische veranderingen te verwachten zijn, kan met de meetgegevens die hier verzameld worden een morfologisch model van de Maas worden geijkt. Zo'n model moet worden gevoed met gegevens over veranderingen in bodemligging in de tijd, de hoeveelheid en de samenstelling Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 22
23 van het zandtransport als functie van de stroomsnelheid of de afvoer, en met gegevens over de opbouw van de bodem. Een methode om morfologische modelberekeningen te toetsen, is door het uitvoeren van een balansberekening. Van een riviertraject wordt de bodemontwikkeling in de tijd bijgehouden, en wordt het in- en uitgaande zandtransport gemeten aan respectievelijk de boven- en de benedenstroomse begrenzing. Na een extreem hoogwater worden bovendien de zandafzettingen op de oever gemeten, zo die er zijn. Omdat van het zandtransport op de Maas zeer weinig bekend is, dienen metingen te worden uitgevoerd naar het bodemtransport en het zwevend transport. Om een balansberekening te kunnen uitvoeren dienen transportmetingen plaats te vinden op minimaal een locatie bovenstrooms en een locatie benedenstrooms van het baggervak. Op het tussenliggende traject worden periodiek peilingen uitgevoerd, met meer detail op het baggervak zelf dan daarbuiten. 3.2 Meetmethode Bodempeilingen Het uitvoeren van bodempeilingen is noodzakelijk voor zowel de risicosignalering, het beoordelen van de duurzaamheid van de maatregel, als kennisontwikkeling. Bij bodempeilingen wordt in verhouding tot de meetinspanning de grootste mate van detail bereikt met een multibeam peilsysteem. Omdat echter het routinematig uitvoeren van peilingen met een multibeam peilsysteem in de periode nog onvoldoende was ontwikkeld, zijn alle peilingen rond het 1 e baggerbestek uitgevoerd met een singlebeam peilsysteem. Daarbij is gemeten in een netwerk van dwars- en langsraaien zoals aangegeven in Tabel 4. De meetdichtheid is het grootst in het baggervak, en kleiner op de trajecten boven- en benedenstrooms daarvan. De begrenzingen van het totale traject vallen samen met de meetlocaties voor het sedimenttransport Tabel 4 Meetdichtheid peilingen. deeltraject van tot dwarsraaien langsraaien km 140 km m -30 / -15 / 0 / +15 / +30 m 2 km 155 km m -30 / -15 / 0 / +15 / +30 m 3 km 175 km m -30 / -15 / 0 / +15 / +30 m Van medio 1996 tot medio 1999 is gemiddeld elke drie maanden een peiling uitgevoerd. Aanvankelijk is meestal alleen het baggervak (deeltraject 2) gepeild, later is steeds het volledige traject bemeten (deeltrajecten 1 t/m 3). Een overzicht van de uitgevoerde peilingen is gegeven in Tabel 5. De datumaanduiding is bij benadering, omdat een volledige peiling soms een doorlooptijd heeft van meer dan één maand. De peilingen zijn uitgevoerd en verwerkt door de Meetdienst van de Directie Limburg, met uitzondering van de peiling van december 1997 die via uitbesteding is ingewonnen. Omdat de resultaten van deze peiling te zeer afwijkend waren, is deze niet verder verwerkt. De eerste verwerkingsstap bestond uit validatie van de meetgegevens en het plotten van de langs- en dwarsprofielen op A0-bladen. Vervolgens werd per vak van 1 à 2 km een digitaal terreinmodel (DTM) vervaardigd door een rooster van 2x2 m over het zomerbed te leggen, en in Digipol op basis van de langs- en dwarsprofielen voor iedere roostercel de bodemhoogte te interpoleren. Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 23
24 Tabel 5 Uitgevoerde peilingen. nummer datum codering van (km) tot (km) januari april juni september december februari juni september december maart juni De DTM's van de bodempeilingen zijn door het RIZA in ArcInfo verder verwerkt. Van iedere peiling is per kilometervak de gemiddelde bodemhoogte berekend over een zekere breedte rond de as van de gebaggerde geul, c.q. de rivieras op plaatsen waar niet gebaggerd is. Eén serie berekeningen is uitgevoerd over een strook van 70 m breedte, zijnde de breedte van de baggergeul (50 m) plus aan weerszijden een rand van 10 m. Een tweede serie is uitgevoerd over een strook van 100 m, zijnde de volledige breedte van het zomerbed exclusief de oevertaluds. Met de gemiddelde bodemhoogtes zijn verschillen in bodemligging tussen opeenvolgende peilingen berekend, en op basis daarvan netto aanzandings- en erosievolumes. Om een ruimtelijk beeld te krijgen van de veranderingen zijn verschilkaarten gemaakt door in ArcInfo roosters van opeenvolgende peilingen van elkaar af te trekken Figuur 11 Zwevend transportmeting met de AZTM. Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 24
25 Zandtransport Bij het opstellen van het monitoringsplan lag het in de bedoeling om het ingaande- en het uitgaande transport te meten, en mede op basis daarvan een zandbalans van het baggervak op te stellen. Daartoe waren meetlocaties geselecteerd aan de randen van het balansgebied (km 141,3 en 183,5), en ter controle een derde locatie in het baggervak zelf (km 158,8). Na de meetcampagne van februari/maart 1997 bleek echter dat de spreiding in de meetuitkomsten dermate groot was, dat het verschil tussen ingaand- en uitgaand transport niet bruikbaar was voor verdere analyse. Bovendien ging steeds een dag verloren met het pendelen tussen de meetlocaties, hetgeen gezien de relatief korte duur van de hoogwatergolf veel meetdagen kostte. Besloten is toen om met ingang van het hoogwaterseizoen 1997/98 alleen nog maar op km 141,3 te meten. De meetlocaties en het aantal uitgevoerde metingen per locatie is aangegeven in Tabel Tabel 6 Aantal zandtransportmetingen per locatie. nummer periode km 141, km 158, km 183, totaal februari/maart januari november februari/maart totaal Aanvankelijk zouden transportmetingen uitgevoerd moeten worden bij afvoeren van meer dan 400 m 3 /s. Op grond van de geringe vangsten bij afvoeren net boven 400 m 3 /s tijdens de metingen van februari/maart 1997, is dit criterium bijgesteld naar 700 m 3 /s. De metingen zijn uitgevoerd vanaf een meetvaartuig in 5 verticalen per meetlocatie. Het doormeten van één raai kost een volledige werkdag, waarbij de bodemtransportmetingen maatgevend zijn voor de totale duur van de meting. Het bodemtransport is gemeten met een Helley-Smith (opening 75 x 75 mm), waarbij per verticaal de meting 10 maal is herhaald. Bij testmetingen in 1996 is getracht de optimale duur van het meetinterval met behulp van een onderwatercamera te bepalen, maar vanwege de troebelheid van het water bleek dit niet mogelijk. In het vervolg is de duur van het meetinterval proefondervindelijk vastgesteld. Van iedere vangst met de Helley- Smith is het natte volume bepaald, en per verticaal zijn de vangsten van de 10 metingen samengevoegd tot een mengmonster. Uit dit mengmonster is een deelmonster getrokken, waarvan de korrelverdeling is bepaald. Het zwevend transport is gemeten met een AZTM (Akoestische ZandTransportMeter). Per verticaal is op diepte-intervallen van 1 m een meting uitgevoerd, nabij de bodem op diepte-intervallen van 0,5 m. Per verticaal worden zo ca. 10 punten doorgemeten, en per punt worden twee metingen verricht. Ter calibratie van de AZTM zijn per verticaal met een pomp watermonsters genomen, om daarvan het zwevend stofgehalte te bepalen. In de watermonsters is echter weinig tot geen zand is aangetroffen, iets dat waarschijnlijk te wijten is aan onvoldoende capaciteit van de pomp. Voor de calibratie zijn daarom in plaats van in situ-monsters de in het laboratorium bepaalde ijklijnen gebruikt. Incidenteel is voorafgaand aan de bodemtransportmetingen ter plaatse van de meetraai over enige honderden meters een langspeiling uitgevoerd om een kwalitatieve indruk te krijgen van de golflengte van de beddingvormen. De Evaluatie monitoring zomerbedverdieping Gennep - Grave 25
Waterstandseffecten van verdieping van de Maas tussen Gennep en Grave
ministerie van verkeer en waterstaat rijkswaterstaat riza rijksinstituut voor integraal zoetwaterbeheer en afvalwaterbehandeling tel. 026-3688911, fax. 026-3688678 doorkiesnummer 026-3688576 Waterstandseffecten
Nadere informatieMorfologie en zandtransport Maas zomerbedverdieping Gennep - Grave
Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling/RIZA Morfologie en zandtransport Maas zomerbedverdieping Gennep - Grave Monitoringsresultaten
Nadere informatie1) Bijsluiter betrekkingslijnen 2013_2014 geldigheidsbereik 1 november oktober 2014
1) Bijsluiter betrekkingslijnen 2013_2014 geldigheidsbereik 1 november 2013-31 oktober 2014 Document 1 van 4 1) "Bijsluiter betrekkingslijnen 2013_2014" 2) "Betrekkingslijnen Maas versie 2013_2014" 3)
Nadere informatieHydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag
nieuwe waterkering Alexander, Roermond WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag i Datum 17 maart 2014 Status Concept, versie 0.2 Project P0056.9 Naam Paraaf Datum Auteur Drs. R.C. Agtersloot 17-03-2014
Nadere informatienotitie Grondbank GMG 1. INLEIDING
notitie Witteveen+Bos van Twickelostraat 2 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44 www.witteveenbos.nl onderwerp project opdrachtgever projectcode referentie opgemaakt
Nadere informatieRivierkundige berekeningen Randwijkse Waard Rivierkundige analyse
Rivierkundige berekeningen Randwijkse Waard 9T5318.A0 Definitief 24 maart 2010 A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND B.V. KUST & RIVIEREN Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen (024) 328 42 84 Telefoon
Nadere informatieGemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397.
Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte Willemskade 19-20 postbus 2397 3000 CJ Rotterdam telefoon 010 244 28 00 telefax 010 244 28 88 Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek
Nadere informatieNotitie. HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning
Notitie Aan: Waterschap De Dommel Van: Onno de Vrind Datum: 17 november 2017 Kopie: - Ons kenmerk: BD5471/N0004/901865/EHV Classificatie: Definitief HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning Onderwerp:
Nadere informatieMaascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst
Maascollege Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst Inhoud presentatie kararkteristiek stroomgebied waar komt het water vandaan hoogwater en lage afvoer hoogwaterbescherming De Maas MAAS RIJN
Nadere informatieNatuurvriendelijke oevers langs de Lek
Natuurvriendelijke oevers langs de Lek Evaluatie van 6 jaar monitoring SAMENVATTING W.M. Liefveld A. Bak In opdracht van Rijkswaterstaat Samenvatting Momenteel stellen de waterbeheerders hun maatregelenprogramma
Nadere informatieMorfologie kwelders en. platen Balgzand
Morfologie kwelders en platen Balgzand Autonome ontwikkeling Hoogwatervluchtplaatsen Werkdocument RIKZ/AB - 99.607x ir. B.B. van Marion December 1999 Samenvatting In het kader van het project GRADIËNTEN
Nadere informatieBijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling
Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling........................................................................................ H. Mulder, RIKZ, juni
Nadere informatieHet groeiende beek concept
Het groeiende beek concept Een ontwikkelingsstrategie voor de Wilderbeek Aanleiding In juni 07 is de Wilderbeek verlegd ten behoeve van de aanleg van de A73. De Wilderbeek kent over het traject langs de
Nadere informatieHydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch
Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Inleiding In deze notitie worden verscheidene scenario s berekend en toegelicht ter ondersteuning van de bepaling van inrichtingsmaatregelen voor de EVZ Ter Wisch.
Nadere informatiehydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon
memo Witteveen+Bos Postbus 2397 3000 CJ Rotterdam telefoon 010 244 28 00 telefax 010 244 28 88 hydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon datum
Nadere informatieWeerstand tegen strorning in de Gorai rivier
Weerstand tegen strorning in de Gorai rivier Samenvatting In deze studie wordt de weerstand tegen strorning in de Gorai rivier onderzocht. Als basis voor deze studie zijn veldmetingen gebruikt die gedaan
Nadere informatieRuimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica
Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica Gemeente Nijmegen 1 oktober 2010 Definitief rapport 9V0718.05 A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND B.V. KUST & RIVIEREN Barbarossastraat
Nadere informatieMonitoring Systeem Water
Minrsterre van Verkeer en Wa tervlar DirectoraatGeneraal Rijkswaterstaat Drenst Getrjdewatererr Monitoring Systeem Water u ONITORING SYSTEEM WATER, EEN SYSTEEM VAN NIVEAU AAHet Monitoring Systeem Water
Nadere informatieRivierkundige effecten voorkeursalternatief Millingerwaard
Rivierkundige effecten voorkeursalternatief Millingerwaard Samenvatting rivierkundig onderzoek VKA Millingerwaard november 2009 21 november 2009 N.G.M. van den Brink 9-nov-09, Rivierkunde Millingerwaard
Nadere informatieSamenvatting van: Effecten van het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) op de waterkwaliteit.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling/RIZA Samenvatting van: Effecten van het Lozingenbesluit
Nadere informatie1 HAALBAARHEID VAN AANPASSING LANGSTALUDS ZOMERBEDVERLAGING
HaskoningDHV Nederland B.V. Logo MEMO Aan : Gerjan Verhoeff en Peter Jesse Van : Johan Henrotte, Ron Stroet Kwaliteitsborging : Lars Hoogduin Kopie : Joost ter Hoeven, Lars Hoogduin, Heleen van de Velde
Nadere informatieSamenvatting rapport Oorzaken en oplossingen kweloverlast omgeving Twentekanaal
Samenvatting rapport Oorzaken en oplossingen kweloverlast omgeving Twentekanaal De aanleiding voor het onderzoek Oorzaken en oplossingen kweloverlast omgeving Twentekanaal betreft de voorgenomen verruiming
Nadere informatieRivierkundige compensatie dijkverbetering - Werkendam Rivierkundige Analyse
Rivierkundige compensatie dijkverbetering - Werkendam 28 oktober 2009 Definitief 9S6258.E0 Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen (024) 328 42 84 Telefoon (024) 360 54 83 Fax info@nijmegen.royalhaskoning.com
Nadere informatieNotitie. : Aanvulling op rivierkundige beoordeling
Notitie HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Aan : Waterschap Peel en Maasvallei Van : Tjeerd Driessen, Marcel van den Berg Datum : 7 april 2015 Kopie : George Peters Onze referentie : 9X4447/N/904200/Nijm
Nadere informatie1 Kwel en geohydrologie
1 Kwel en geohydrologie 1.1 Inleiding Grondwater in de omgeving van de grote rivieren in Nederland wordt door verschillen in het peil sterk beïnvloed. Over het algemeen zal het rivierpeil onder het grondwatervlak
Nadere informatieKennisvraag: wat waren de herhalingstijden van de neerslag-, afvoer- en grondwatersituatie? In beeld brengen situatie zoals die buiten geweest is.
Herhalingstijden Kennisvraag: wat waren de herhalingstijden van de neerslag-, afvoer- en grondwatersituatie? In beeld brengen situatie zoals die buiten geweest is. Antwoord: de herhalingstijden die berekend
Nadere informatieOm in aanmerking te komen voor een beoordeling op basis van Artikel 6d moet de verlaging van waterstanden ten minste 1 cm bedragen.
Afgedrukt: 21 februari 2014 Project : Ontwerp landgoederen Ossenwaard Datum : 17 februari 2014 Onderwerp : Resultaten van de berekeningen Van : Anne Wijbenga; Joana Vieira da Silva Aan : M. van Berkel
Nadere informatiePROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE Imandra: :D
ONDERWERP Gemaal Korftlaan - advies wel of niet verbreden watergang aanvoertracé DATUM 7-7-2016, PROJECTNUMMER C03071.000121.0100 ONZE REFERENTIE Imandra: 078915484:D VAN Arjon Buijert - Arcadis AAN J.
Nadere informatieSamenvatting van het onderzoek Grensoverschrijdende effecten van extreem hoogwater op de Niederrhein, april 2004
Samenvatting van het onderzoek Grensoverschrijdende effecten van extreem hoogwater op de Niederrhein, april 2004 In opdracht van de Duits-Nederlandse werkgroep hoogwater is vanaf 2002 tot 2004 door de
Nadere informatieWaterbericht Maas. Hoogwaterbericht nummer H Uitgegeven om: 08:00 locale tijd. Kleurcode GEEL
18-03-2019 Uitgegeven om: 08:00 locale tijd Waterbericht Maas Hoogwaterbericht nummer H5 Kleurcode GEEL Huidige (gemeten) afvoer St. Pieter 1242m3/s 18-03, 07:30 uur Verwachte afvoer St. Pieter 1050 m3/s
Nadere informatieWaterbericht Maas. Hoogwaterbericht nummer H Uitgegeven om: 20:00 locale tijd. Kleurcode GEEL
17-03-2019 Uitgegeven om: 20:00 locale tijd Waterbericht Maas Hoogwaterbericht nummer H4 Kleurcode GEEL Huidige (gemeten) afvoer St. Pieter 1322 m3/s 17-03, 19:30 uur Verwachte afvoer St. Pieter 1220 m3/s
Nadere informatie1 Verslag 2 effectbepaling Rivierkundige effecten Via15 Depots Scherpekamp
1 Verslag 2 effectbepaling Rivierkundige effecten Via15 26/08/15 06-83 98 30 64 claus@uflow.nl www.uflow.nl Hoenloseweg 3 8121 DS Olst Aan: Mevr. I. Dibbets, Dhr. F. Berben Cc Mevr. S. Malakouti Rijkswaterstaat
Nadere informatieProject Herstel Stuw Grave. Presentatie Greg Smith / Martin Slagboom
Project Herstel Stuw Grave Presentatie 18-04-2017 Greg Smith / Martin Slagboom INLEIDING Aanleiding Door de aanvaring is het gereguleerde stuwpeil bovenstrooms tussen Grave en Sambeek gedaald van +7,90
Nadere informatieSEDIMENTATIE INVAAROPENING EN PLAS WAALWAARD IN BESTAANDE EN VERDIEPTE EN VERBREDE SITUATIE (VARIANT 0+)
SEDIMENTATIE INVAAROPENING EN PLAS WAALWAARD IN BESTAANDE EN VERDIEPTE EN VERBREDE SITUATIE (VARIANT 0+) RIJKSWATERSTAAT 13 juni 2014 077748870:0.2 - Concept, vertrouwelijk C03021.000232.0300 Inhoud 1
Nadere informatieHydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen
Opdrachtgever: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen Achtergrondrapport Hollandsche IJssel (dijkring 14 en 15) Auteurs: Bastiaan Kuijper Nadine Slootjes
Nadere informatieBerekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur
Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur Project: NAUTILUS Werkdocument: RIKZ/OS-98.145X Ministerie van Verkeer en Waterstaat In opdracht van: Directie Noordzee Directie Zuid-Holland
Nadere informatieWaterbericht Maas. Hoogwaterbericht nummer H Uitgegeven om: 10:00 locale tijd. Kleurcode GEEL
19-03-2019 Uitgegeven om: 10:00 locale tijd Waterbericht Maas Hoogwaterbericht nummer H7 Kleurcode GEEL Huidige (gemeten) afvoer St. Pieter 922 m3/s 19-03, 09:00 uur Verwachte afvoer St. Pieter 810 m3/s
Nadere informatieWaterbericht Maas. Hoogwaterbericht nummer H Uitgegeven om: 10:00 locale tijd. Kleurcode GEEL
20-03-2019 Uitgegeven om: 10:00 locale tijd Waterbericht Maas Hoogwaterbericht nummer H8 Kleurcode GEEL Huidige (gemeten) afvoer St. Pieter 804 m3/s 20-03, 09:10 uur Verwachte afvoer St. Pieter 690 m3/s
Nadere informatieWaterbericht Maas. Hoogwaterbericht nummer H Uitgegeven om: 08:00 locale tijd. Kleurcode GEEL
17-03-2019 Uitgegeven om: 08:00 locale tijd Waterbericht Maas Hoogwaterbericht nummer H3 Kleurcode GEEL Huidige (gemeten) afvoer St. Pieter 1540 m3/s 17-03, 07:30 uur Verwachte afvoer St. Pieter 1350 m3/s
Nadere informatie/ DE AFVOERBEPALING VAN DE OVERIJSSELSE VECHT
~~ -. ~..-... -- -~ -....-.. ~.~ -7 / DE AFVOERBEPALNG VAN DE OVERJSSELSE VECHT NOTA B 62-12 - -- DENST DER ZUDERZEEVERKEN. Waterloopkundige afd. B 62-12. nhoud: par. 1 - nleiding par. 1. DE AFVOERBEPALNG
Nadere informatieWat als we geen afvoer uit Vlaanderen hadden gehad
Wat als we geen afvoer uit Vlaanderen hadden gehad Kennisvraag: wat als er geen extra water uit Vlaanderen was gekomen? Wat als er geen onweersbuien in Vlaanderen gevallen waren? Antwoord: het is niet
Nadere informatieAanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten
MEMO datum 18-3-211 van Ir Yves Plancke yves.plancke@mow.vlaanderen.be Ir. Marco Schrijver marco.schrijver@rws.nl titel Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten
Nadere informatieMEMO. Aan Robert in 't Veld (DVS) Van Paul van Lier (Advin B.V.) Datum 27 januari 2012 Projectnummer Status Definitief Versie 6
MEMO Aan Robert in 't Veld (DVS) Van Paul van Lier (Advin B.V.) Onderwerp Evaluatie Spoedaanpak - ontwikkeling verkeersprestatie (VP) per project Datum 27 januari 212 Projectnummer 7211112 Status Definitief
Nadere informatieTU Delft. lodellering morfodynamisch adrag van de Drempel van answeert. C-13809 712 (bijlage) Aanvuliende berekeningen. M.D. Groenewoud.
Bibliotheek C-13809 712 (bijlage) lodellering morfodynamisch adrag van de Drempel van answeert Aanvuliende berekeningen Januari 1998 M.D. Groenewoud 1 Uitgevoerd in opdracht van het Rijksinstituut voor
Nadere informatieMorfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland
Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland Zheng Bing Wang, Wim Eysink, Johan Krol, 9 december 2011, Ameland Onderzochte aspecten Noordzeekust Friesche Zeegat en De Hon Waddenzee
Nadere informatieErosie, sedimentatie en morfologie Afferdensche en Deestsche Waarden
Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq Erosie, sedimentatie en morfologie Afferdensche en Deestsche Waarden RIZA werkdocument 2004.172X Projectnummer 6101.200.03 Auteurs: A.Z. Visser (RIZA-WST) J. Sieben
Nadere informatieHoogwatermaatregelen Mook en Middelaar, Gennep en Bergen
Hoogwatermaatregelen Mook en Middelaar, Gennep en Bergen Hieronder worden de bestuurlijke opvattingen geformuleerd ten aanzien van de hoogwatermaatregelen die vanuit de Limburgse gemeenten Mook en Middelaar,
Nadere informatieOntwerp omleiding Eeuwselse Loop
Ontwerp omleiding Eeuwselse Loop SOBEK resultaten 1 Inleiding... 1 2 Huidige situatie... 3 3 Toekomstige situatie... 6 3.1 Stromingscondities tijdens maximaal debiet... 6 3.2 Afvoergolf met jaarlijkse
Nadere informatieHUISSENSCHE WAARDEN AANVULLENDE GRONDWATERBEREKENING
HUISSENSCHE WAARDEN AANVULLENDE GRONDWATERBEREKENING BASAL TOESLAGSTOFFEN BV 12 december 2013 077461453:0.1 - Definitief C01012.100037.0120 Inhoud 1 Inleiding... 4 2 Rivierwaterstanden... 5 2.1 Rivierwaterstanden
Nadere informatieEffect overstorten op de wateroverlast
Effect overstorten op de wateroverlast Kennisvraag: wat als er geen overstorten waren geweest? Wat is het effect daarvan op de waterstanden en overstromingen? Antwoord: lokaal kunnen overstorten een grote
Nadere informatieWaterbericht Maas. Hoogwaterbericht nummer H Uitgegeven om: 10:00 locale tijd. Kleurcode GROEN
21-03-2019 Uitgegeven om: 10:00 locale tijd Waterbericht Maas Hoogwaterbericht nummer H9 Kleurcode GROEN Huidige (gemeten) afvoer St. Pieter 710 m3/s 21-03, 09:10 uur Verwachte afvoer St. Pieter 610 m3/s
Nadere informatieGrondwaterstandindicator freatisch grondwater Juli 2014
Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Juli 2014 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens
Nadere informatieHydraulische toetsing Dijkverlegging Westenholte. Verslag van hydraulische toetsing variant Hanken Dijkverlegging Westenholte.
Hydraulische toetsing Dijkverlegging Westenholte Verslag van hydraulische toetsing variant Hanken Dijkverlegging Westenholte. Ir. N.G.M van den Brink, 25 januari 2008 Inhoudsopgave........................................................................................
Nadere informatieStuwpand Grave vóór ingrepen. Analyse meetnet Grondwater Zandmaas
Stuwpand Grave vóór ingrepen Analyse meetnet Grondwater Zandmaas Stuwpand Grave vóór ingrepen Analyse meetnet Grondwater Zandmaas Drs. M.J.M. Kuijper Ir. W. van der Linden Dr. W. Borren 1202771-000 Deltares,
Nadere informatieRivierkundige beoordeling Gendtse Polder
Rivierkundige beoordeling Gendtse Polder Provincie Gelderland juli 2014 Concept Rivierkundige beoordeling Gendtse Polder dossier : BD2962-101-100 registratienummer : RDC_BD2962-101_M20140716_NL04500_c0.1
Nadere informatieMeten in de Waddenzee
Meten in de Waddenzee Bestand tegen superstorm De waterkeringen langs de Waddenzee moeten bestand zijn tegen een superstorm die gemiddeld eens in de 4000 jaar kan optreden. Om de sterkte van de waterkering
Nadere informatieNaar een veilige en aantrekkelijke (bedijkte) Maas voor iedereen! Belangrijkste kenmerken van de potentiële voorkeurstrategie voor de bedijkte Maas (van Heumen/Katwijk tot aan Geertruidenberg), december
Nadere informatieHerstel laseraltimetrie projecten Projectgebieden Oosterschelde 2001, Oosterschelde 2007, Westerschelde 2006 en Westerschelde 2007
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat Herstel laseraltimetrie projecten Projectgebieden Oosterschelde 2001, Oosterschelde 2007, Westerschelde 2006 en Westerschelde 2007 Herstel laseraltimetrie
Nadere informatieModelleren bij Beekherstel
Modelleren bij Beekherstel Overbodige luxe of noodzakelijk kwaad Eisse Wijma Juni 2008 Niet het doel maar het middel Beekherstel Kleine Beerze Zuid Bron: WS de Dommel 1 Onze Visie Modelleren draagt bij
Nadere informatieHydraulische toetsing Klaas Engelbrechts polder t.b.v. nieuw gemaal.
MEMO Aan: Van: Kwaliteitsborging: Onderwerp: Koos van der Zanden (PMB) Jeroen Leyzer (WH) Anne Joepen Datum: 27-11-2014 Status: Adviesnummer WH: Hydraulische toetsing Klaas Engelbrechts polder t.b.v. nieuw
Nadere informatieRENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen
Doel pilot GGOR: Gewogen Grondwater- en Oppervlaktewater Regime Verbetering waterhuishouding voor zowel landbouw als natuur Betere stuurbaarheid waterpeil in Buulder Aa Natuurlijker peilverloop (winter
Nadere informatieOnderzoeksrapport van validatie van conserveringstermijn van totaal en vrij cyanide in grond.
Onderzoeksrapport van validatie van conserveringstermijn van totaal en vrij cyanide in grond. Analytico Milieu B.V. November 2003 INHOUDSOPGAVE 1. SAMENVATTING... 3 2. INLEIDING.. 4 3. BESCHRIJVING PROEFOPZET.
Nadere informatieOnderwerp: ramingsanalyse Rijkswaterstaat van de raming Lingewaard ea betreffende een A15 met een lange tunnel
Eusebiusbuitensingel 66 6828 HZ Arnhem Postbus 9070 6800 ED Arnhem T (026) 368 89 11 F (026) 363 48 97 don-info@rws.nl Onderwerp: ramingsanalyse van de raming Lingewaard ea betreffende een A15 met een
Nadere informatieProvinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1
Provinciale weg N231 Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit Afdeling Openbare Werken/VROM drs. M.P. Woerden ir. H.M. van de Wiel Januari 2006 Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en
Nadere informatieReductie opstuwing bij Ommen
Opdrachtgever: Waterschap Vechtstromen Onderzoek verruiming doorstroomprofiel Auteur: P. Termes J. Udo PR1562.30 februari 2014 Inhoud 1 Inleiding... 1 1.1 Aanleiding... 1 1.2 Doel van het onderzoek...
Nadere informatieHydraulische toetsing Alternatief dijkverlegging Westenholte. Verslag van hydraulische toetsing alternatief voor Dijkverlegging Westenholte.
Hydraulische toetsing Alternatief dijkverlegging Westenholte Verslag van hydraulische toetsing alternatief voor Dijkverlegging Westenholte. Ir. N.G.M van den Brink, 22 maart 2008 Inhoudsopgave........................................................................................
Nadere informatieEvalueren van peilbeheer: ervaringen bij Waterschap Brabantse Delta
Evalueren van peilbeheer: ervaringen bij Waterschap Brabantse Delta Geschreven door Ingrid Menger en Judith Cool (Waterschap Brabantse Delta) Samenvatting Waterschap Brabantse Delta heeft in 2009 en 2010
Nadere informatieRapportage Morfologische effecten deelproject De Tollewaard
Rapportage Morfologische effecten deelproject De Tollewaard NR-RAP-104 2 9 maart 2012 versie 2a Rapportage Morfologische effecten deelproject De Tollewaard NR-RAP-104 Document historie Revisienummer. Revisie
Nadere informatieDOORSTROMING LAAKKANAAL
DOORSTROMING LAAKKANAAL GEMEENTE DEN HAAG 15 oktober 2013 : - Definitief C03041.003103. Inhoud 1 Inleiding... 3 2 Overzicht beschikbare gegevens... 5 2.1 Geometrie Laakkanaal... 5 2.2 Bodemprofiel...
Nadere informatieAanvullende rapportage verkeersveiligheidseffecten experimenten 130km/h
Datum 12 december 2011 Bijlage(n) - Aanvullende rapportage verkeersveiligheidseffecten experimenten 130km/h Achtergrond Het kabinet is voornemens de maximumsnelheid op autosnelwegen te verhogen naar 130
Nadere informatieedna als alternatief voor de Passieve Vismonitoring
edna als alternatief voor de Passieve Vismonitoring De toepassing van de edna methode in stromend water Wouter Patberg - 9 april 2015 - Vissennetwerk Inleiding edna de edna methode in een notendop e staat
Nadere informatieDraaiboek Voorkomen schade Waalenburg
Draaiboek Voorkomen schade Waalenburg Februari 2015 Inleiding In opdracht van de Stuurgroep (waarin alle betrokken partijen 1 zitting hebben) heeft de projectgroep dit draaiboek opgesteld. De betrokken
Nadere informatieNatuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum. Natte natuur voor droge voeten
Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum Natte natuur voor droge voeten Marcel Vermeulen projectleider / projectcoördinator Staatsbosbeheer regio Zuid Projectenbureau initiëren, begeleiden, uitvoeren extern
Nadere informatieWaterbericht Maas. Hoogwaterbericht nummer H Uitgegeven om: 20:00 locale tijd. Kleurcode GEEL
16-03-2019 Uitgegeven om: 20:00 locale tijd Waterbericht Maas Hoogwaterbericht nummer H2 Kleurcode GEEL Huidige (gemeten) afvoer St. Pieter 1615 m3/s 16-03, 19:30 uur Verwachte afvoer St. Pieter 1460 m3/s
Nadere informatieEcologische doelstelling
Nevengeulen langs de grote rivieren Leren van de praktijk Margriet Schoor Oost Nederland Platform beek- en rivierherstel Vreugderijkerwaard, oktober 2009 14 december 2011 Waarom nevengeulen? Hoofdgeul
Nadere informatieHydraulisch onderzoek wijzigingen hoogwatergeul Lomm
Hydraulisch onderzoek wijzigingen hoogwatergeul Lomm Bepaling hydraulische effecten EINDRAPPORT Juni 2013 Eindrapport i Datum 17 juni 2013 Status Definitief, versie 2.2 Project Deelproject Wijzigingen
Nadere informatieBergingsberekeningen en controle afvoercapaciteit Plangebied Haatland
Bergingsberekeningen en controle afvoercapaciteit Plangebied Haatland Definitief Gemeente Kampen Grontmij Nederland bv Zwolle, 29 november 2005 @ Grontmij 11/99014943, rev. d1 Verantwoording Titel : Bergingsberekeningen
Nadere informatieDoetinchem, 21 juli 2014
Doetinchem, 21 juli 2014 Deze notitie over het risico op verzakking van bebouwing als gevolg van de plannen is opgesteld in 2011. In de notitie wordt een verwachte grondwaterstandstijging in de bebouwde
Nadere informatieHydraulische analyse schuren van de stadsgrachten. Inleiding. Gegevens
Hydraulische analyse schuren van de stadsgrachten Inleiding Het doorspoelen van de grachten in Gouda, zoals dat tot in de jaren 50 gebruikelijk was, zal een kortstondig effect hebben op de waterstand en
Nadere informatieDe projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = 140.125 en Y = 455.100.
Bijlage I Technische beoordeling van de vergunningsaanvraag van de Gemeente Utrecht voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van het tot stand brengen van de Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) baan
Nadere informatieGrondwaterstanden juni 2016
Grondwaterstanden juni 2016 Kennisvraag: In beeld brengen van de grondwatersituatie zoals die buiten geweest is. Antwoord: op vrijwel alle meetlocaties waar analyse mogelijk was komt de maximale waterstand
Nadere informatiehet noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.
partner in bouwputadvies en grondwatertechniek 1/5 Project : HT140056 Park Waterrijk Hekelingen Datum : 1 September 2014 Betreft : Nota waterhuishouding Opsteller : M. (Marco) Zieverink, MSc Documentstatus
Nadere informatieAchtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011
Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden Juni 2011 Achtergrond van de lagen benadering De oorsprong van de lagenbenadering moet gezocht worden in de negentiende eeuw,
Nadere informatieRegelmatig worden de monitoringprogramma s geëvalueerd. Op dit moment wordt gewerkt
Samenvatting 2 In het kader van de Monitoring Watershakundige Toestand des Lands (MWTL) wordt door RIKZ het monitonngprogramma Ligging Kust en Zeebodem uitgevoerd. Dit meetprogramma heeft als doel de veranderingen
Nadere informatieToetspeilen Oude IJssel
Opdrachtgever: Rijkswaterstaat RIZA Auteurs: A.A.J. Botterhuis H.J. Barneveld K. Vermeer PR1011 december 2005 december 2005 Inhoud 1 Inleiding...1-1 1.1 Aanleiding tot het project...1-1 1.2 Probleembeschrijving...1-1
Nadere informatieHydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen
Opdrachtgever: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen Achtergrondrapport Vollenhove-Noordoostpolder (dijkring 7) en Vollenhove-Friesland/Groningen (dijkring
Nadere informatieVergelijk resultaten van twee modelstudies voor de polder Quarles van Ufford
Vergelijk resultaten van twee modelstudies voor de polder Quarles van Ufford april 2007 Waterbalansen Quarles van Ufford Vergelijk resultaten van twee modelstudies voor de polder Quarles van Ufford April
Nadere informatieProducentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer:
Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl
Nadere informatieZandmaas/Maasroute Tracébesluit
Zandmaas/Maasroute Tracébesluit Peilopzetplan Het Peilopzetplan is een bijlage bij het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute en is opgesteld door projectorganisatie De Maaswerken. De Maaswerken is een samenwerkingsverband
Nadere informatieConclusies. Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes. KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi.
Lotos-Euros v1.7: validatierapport voor 10 en bias-correctie Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi.nl Conclusies Bias-correctie:
Nadere informatieGrondwaterstandindicator freatisch grondwater December 2012
Grondwaterstandindicator freatisch grondwater December 2012 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens
Nadere informatieMONITOR CAPACITEIT KINDEROPVANG 2008-2011 Capaciteitsgegevens in het jaar 2008
MONITOR CAPACITEIT KINDEROPVANG 2008-2011 Capaciteitsgegevens in het jaar 2008 dr. M.C. Paulussen-Hoogeboom dr. M. Gemmeke Amsterdam, 11 februari 2009 Regioplan publicatienr. Regioplan Beleidsonderzoek
Nadere informatie14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007
14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw 06-12-2007 Notitie Concept Contactpersoon Maaike Bevaart Datum 6 december 2007 Geohydrologie Zuidbuurt Eemnes 1 Inleiding Ter voorbereiding op de ontwikkeling van
Nadere informatieMemo. 1 Introductie. +31(0) Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research)
Memo Aan Saskia Huijs (Rijkswaterstaat Zee en Delta) Datum Kenmerk Doorkiesnummer Van +31(0)88335 7945 Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research) Aantal pagina's 9 E-mail kees.denheijer
Nadere informatieRivierkundige effecten terreinuitbreiding Putman te Westervoort
Rivierkundige effecten terreinuitbreiding Putman te Westervoort Putman Exploitatiemaatschappij b.v. 7 mei 2010 Definitief rapport 9V1079.A0 A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND B.V. KUST & RIVIEREN Barbarossastraat
Nadere informatieLand + Water jaargang 40, nummer 9, pag , Auteurs: M.T. Duits H. Havinga J.M. van Noortwijk ISBN
Land + Water jaargang 40, nummer 9, pag. 59-61, 2000 Auteurs: M.T. Duits H. Havinga J.M. van Noortwijk ISBN 90-77051-06-6 nummer 6 april 2002 Onzekerheden in waterstanden en kosten onderzocht M.T. Duits
Nadere informatieGrondwaterstandindicator freatisch grondwater Februari 2013
Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Februari 2013 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens
Nadere informatieWel heeft op deze locatie 20 jaar geleden een dijkverzwaring plaatsgevonden waarbij de dijk verhoogd en verzwaard is aan de binnenzijde.
Pagina 1 van 12 Casus 1: Scheur in kruin van de waterkering. We hebben te maken met een hoogwater situatie op de Rivier Deze hoogwatergolf is zeven dagen geleden begonnen. Op dijkvak.. is op dag 5 een
Nadere informatieWinterbedverruiming in de Maascorridor
verkennende studie in de deelgebieden maasbree en horst Winterbedverruiming in de Maascorridor Rivierverruiming gecombineerd met natuurontwikkeling in de stedelijke context van Venlo en buurgemeenten.
Nadere informatieHydraulische randvoorwaarden 2001: maatgevende afvoeren Rijn en Maas
Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq RIZA Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling Hydraulische randvoorwaarden 2001: maatgevende afvoeren Rijn en Maas Onderzoek
Nadere informatie