LJN: BK2641, College van Beroep voor het bedrijfsleven, AWB 08/74 AWB 08/76 Print uitspraak

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "LJN: BK2641, College van Beroep voor het bedrijfsleven, AWB 08/74 AWB 08/76 Print uitspraak"

Transcriptie

1 LJN: BK2641, College van Beroep voor het bedrijfsleven, AWB 08/74 AWB 08/76 Print uitspraak Datum uitspraak: Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Wet toezicht effectenverkeer 1995, Marktmanipulatie, Marktmisbruik, Koersmanipulatie, Interpretatie/ reikwijdte richtlijn, Bepaaldheidsgebod, Prejudiciële vraag, Op de zaak betrekking hebbende stukken, Functiescheiding, Niet terugkomen op uitspraak op grond van artikel 8:29 Awb Uitspraak College van Beroep voor het bedrijfsleven AWB 08/74 en 08/ Wet toezicht effectenverkeer 1995 Uitspraak in de zaken van: 1. IMC Securities B.V, gevestigd te Amsterdam, (hierna: IMC) AWB 08/74, gemachtigde: mr. G.P. Roth, advocaat te Amsterdam en 2. Stichting Autoriteit Financiële Markten, te Amsterdam (hierna: AFM), AWB 08/76, gemachtigden: mr. H.J. Sachse en mr. Ph.L. Reeser Cuperus, advocaten te Amsterdam, tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2007, verzonden op 20 december 2007, met kenmerk 07/468-NIFT ( LJN: BC0861) in het geding tussen IMC en AFM. 1. De procedure IMC heeft bij brief van 28 januari 2008, door het College dezelfde dag ontvangen, en AFM heeft bij brief van 29 januari 2009, door het College dezelfde dag ontvangen, hoger beroep ingesteld tegen voornoemde uitspraak van de rechtbank Rotterdam (hierna: rechtbank). Bij brief van 15 februari 2008 heeft de griffier van de rechtbank stukken ingezonden. Bij brief van 31 maart 2008 heeft AFM de gronden van het hoger beroep ingediend. Bij brief van 9 april 2008 heeft IMC de gronden van het hoger beroep ingediend. Bij brief van 26 mei 2008 heeft IMC een verweerschrift ingediend. Bij brief van 28 mei 2008 heeft AFM een verweerschrift ingediend. Bij griffiersbrief van 26 mei 2009 is AFM verzocht alle op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen (waaronder de stukken uit de onderzoeksfase en de aanbiedingsbrief van Euronext) voor zover die niet eerder aan de rechtbank zijn overgelegd. Daarbij is door de griffier tevens aangegeven dat, mocht dit om zeer veel stukken gaan, in dat geval wordt verzocht een inventarislijst op te stellen van de aanwezige stukken die betrekking hebben op de onderzoeksfase en een selectie te maken van stukken die in het bijzonder voor de zaak van belang zijn geweest en deze inventarislijst en deze stukken te doen toekomen. Hierbij is AFM er op gewezen dat, voor zover zij meent dat sprake is van gewichtige redenen die tot geheimhouding van bepaalde stukken nopen zij een beroep kan doen op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna:awb), en dat het College ingevolge artikel 8:31 van de Awb juncto artikel 22, eerste lid, Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, indien een partij niet voldoet aan de verplichting inlichtingen te geven dan wel stukken te overleggen, daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die het geraden voorkomen. Bij brief van 9 juni 2009 heeft IMC nog een stuk in het geding gebracht. Bij brief van 16 juni 2009 heeft AFM stukken overgelegd voorzien van een inhoudsopgave onderzoeksdossier. De inhoudsopgave vermeldt onder de nummers 1a tot en met 1kk, 2a tot en met 2c, 3a tot en met 3e, 4a tot en met 4l en 5a tot en met 5i, de stukken van het onderzoekdossier. In deze brief van 16 juni 2009 heeft AFM samengevat weergegeven meegedeeld dat zij in het verweerschrift van 28 mei 2008 het primaire standpunt heeft ingenomen dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken reeds in eerste aanleg zijn ingediend, dat in het verweerschrift is opgemerkt dat drie van de vier door IMC genoemde (beweerdelijk bestaande) stukken zich niet onder de AFM bevinden, dat alleen de aanbiedingsbrief zich onder AFM bevindt en subsidiair heeft AFM in het verweerschrift aangeboden om de 1

2 aanbiedingsbrief te overleggen, met dien verstande dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van dat stuk, onder verwijzing naar artikel 8:29, eerste lid, Awb. In dezelfde brief heeft AFM tevens kort gezegd meegedeeld dat zij, onder handhaving van het primaire standpunt een kopie van het onderzoeksdossier, waarin tevens de aanbiedingsbrief met bijlagen is vervat, op grond van artikel 8:45 Awb aan het College heeft toegezonden, onder aanzegging dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken. Bij brief van 17 juni 2009 heeft IMC gereageerd op de brief van AFM van 16 juni Bij beslissing van 19 juni 2009 heeft het College beslist dat de beperking van de kennisneming van de stukken 1a, 1ee, 1ii, 2c, 5a, 5e voor zover het betreft bijlage 1, 5f, 5g en 5i gerechtvaardigd is. De gevraagde beperking van de kennisneming van de overige stukken, inclusief de inhoudsopgave, heeft het College niet gerechtvaardigd geacht. Bij brief van 22 juni 2009 heeft AFM de stukken zoals door het College in de beslissing gevraagd opnieuw ingezonden, onder de mededeling dat AFM ervan uitgaat dat de toezending plaats vindt op grond van artikel 8:45 Awb. Bij brief van eveneens 22 juni 2009 heeft IMC medegedeeld ermee in te stemmen dat het College uitspraak doet mede op grondslag van de stukken waarvan beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is geacht. Op 25 juni 2009 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Partijen hebben bij monde van hun gemachtigden hun standpunten, toegelicht aan de hand van, nadien aan de stukken toegevoegde, pleitnotities. 2. De grondslag van de geschillen 2.1 Artikel 1, aanhef, tweede lid, van de Nederlandstalige versie van de Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (hierna: Richtlijn Marktmisbruik) luidt: Marktmanipulatie a) transacties of handelsorders - die onjuiste of misleidende signalen geven of waarschijnlijk zullen geven met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van financële instrumenten, of - waarbij een of meer personen samenwerken om de koers van een financieel instrument op een abnormaal of een kunstmatig niveau te houden, tenzij de persoon die de transacties aangegaan is of de handelsorders geplaatst heeft, aantoont dat zijn beweegredenen om de transacties aan te gaan of de orders te plaatsen, gerechtvaardigd zijn en dat de transacties en handelsorders in overeenstemming zijn met de gebruikelijke marktpraktijken op de desbetreffende gereglementeerde markt; b) transacties of handelsorders waarbij gebruik wordt gemaakt van oneigenlijke constructies of enigerlei andere vorm van bedrog of misleiding; c) de verspreiding van informatie, via de media, met inbegrip van internet, of via andere kanalen, die onjuiste of misleidende signalen geeft of waarschijnlijk zal geven met betrekking tot financiële instrumenten, met inbegrip van de verspreiding van geruchten en valse of misleidende berichten, waarvan de persoon die de informatie verspreid heeft, wist of had moeten weten dat de informatie onjuist of misleidend was. Ten aanzien van journalisten die in hun beroepshoedanigheid handelen, moet deze verspreiding van informatie, onverminderd artikel 11, worden beoordeeld met inachtneming van de gedragsregels die voor hun beroepsgroep gelden, tenzij deze personen rechtstreeks of middellijk voordeel of winst behalen uit de verspreiding van deze informatie. De onderstaande gevallen zijn in het bijzonder af te leiden van de hierboven gegeven definitie in a), b) en c): - het door een of meer personen samenwerken om verwerven van een machtspositie ten aanzien van het aanbod van of de vraag naar een financieel instrument met als gevolg dat rechtstreeks of middellijk aan- of verkoopprijzen of andere onbillijke transactievoorwaarden worden opgelegd; - de aankoop of verkoop van een financieel instrument bij het sluiten van de handel om beleggers die op basis van slotkoersen handelen te misleiden; 2

3 - het profiteren van incidentele of regelmatige toegang tot de traditionele of elektronische media door een oordeel over een financieel instrument (of indirect over de emittent ervan) te verspreiden, terwijl van te voren posities in dit financieel instrument zijn ingenomen om nadien profijt te trekken van het effect dat dit oordeel heeft gehad op de koers van dit financieel instrument, zonder tegelijkertijd deze belangenverstrengeling naar behoren en daadwerkelijk openbaar te maken. De definities van marktmanipulatie zullen zodanig worden toegepast dat zij ook nieuwe handelwijzen kunnen behelzen die als marktmanipulatie kunnen worden aangemerkt. Ingevolge artikel 5 van de Richtlijn Marktmisbruik verbieden de lidstaten iedere persoon zich in te laten met marktmanipulatie. Artikel 14 van de Richtlijn Marktmisbruik, luidt voorzover hier van belang: Artikel Onverminderd het recht van de lidstaten tot het opleggen van strafrechtelijke sancties, zorgen de lidstaten ervoor dat overeenkomstig hun nationale wetgeving passende administratieve maatregelen of administratieve sancties kunnen worden opgelegd aan de verantwoordelijke personen indien krachtens deze richtlijn vastgestelde bepalingen niet worden nageleefd. De lidstaten zien erop toe dat deze maatregelen doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn. ( ) Artikel 4 van Richtlijn 2003/124/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de definitie en openbaarmaking van voorwetenschap en de definitie van marktmanipulatie betreft (hierna: de Uitvoeringsrichtlijn), luidt als volgt: Artikel 4 Manipulatieve handelingen waarbij onjuiste of misleidende signalen worden gegeven en koersen op een abnormaal of kunstmatig niveau worden gehouden. Voor de toepassing van artikel 1, punt 2, onder a), van richtlijn 2003/6/EG en onverminderd de voorbeelden opgesomd in de tweede alinea van ditzelfde punt 2 dragen de lidstaten er zorg voor dat wordt gelet op de volgende, niet-exhaustieve reeks signalen - die op zichzelf echter niet als marktmanipulatie mogen worden beschouwd - wanneer transacties of handelsorders door marktdeelnemers en bevoegde autoriteiten worden onderzocht: a) in hoeverre geplaatste handelsorders of verrichte transacties een aanzienlijk deel uitmaken van de dagelijkse omzet in het desbetreffend financieel instrument op de betrokken gereglementeerde markt, met name wanneer deze activiteiten leiden tot een wijziging van betekenis in de koers van het financieel instrument; b) in hoeverre door personen met een aanzienlijke koop- of verkooppositie in een financieel instrument geplaatste handelsorders of verrichte transacties leiden tot wijzigingen van betekenis in de koers van het financieel instrument, van het daarvan afgeleid financieel instrument of van het onderliggend instrument dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten; c) of verrichte transacties al dan niet leiden tot een wijziging van de identiteit van de begunstigde eigenaar van een financieel instrument dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten; d) in hoeverre geplaatste handelsorders of verrichte transacties leiden tot het draaien van posities binnen een korte tijdsspanne en een aanzienlijk deel uitmaken van de dagelijkse omzet in het desbetreffend financieel instrument op de betrokken gereglementeerde markt, en in verband zouden kunnen staan met wijzigingen van betekenis in de koers van een financieel instrument dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten; 3

4 e) in hoeverre geplaatste handelsorders of verrichte transacties geconcentreerd zijn binnen een korte tijdsspanne van de handelssessie en leiden tot een koerswijziging die vervolgens omslaat; f) in hoeverre geplaatste handelsorders resulteren in een wijziging van de beste bied- en laatkoersen van een tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten financieel instrument, of meer in het algemeen van de koersen geboden in het kader van het voor de marktdeelnemers toegankelijke orderboek, en worden geannuleerd voordat zij worden uitgevoerd; g) in hoeverre handelsorders worden geplaatst of transacties worden verricht op of omstreeks een bepaald tijdstip wanneer referentiekoersen, afwikkelingskoersen en taxaties worden berekend, en tot koerswijzigingen leiden die van invloed zijn op genoemde koersen en taxaties.. Op 1 oktober 2005 is de Wet marktmisbruik in werking getreden ter implementatie van de Richtlijn Marktmisbruik. Daarbij is onder meer artikel 46b van de Wet Toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Wte1995) gewijzigd. Het artikel luidt, voorzover hier van belang: Artikel 46b 1. Het is verboden om in of vanuit een in artikel 46, eerste lid, onder a of b, bedoelde staat, telkens voor zover het effecten betreft als bedoeld in het desbetreffende onderdeel: a. een transactie of handelsorder in effecten te verrichten of te bewerkstelligen waarvan een onjuist of misleidend signaal uitgaat of te duchten is met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van die effecten; b. een transactie of handelsorder in effecten te verrichten of te bewerkstelligen teneinde de koers van die effecten op een kunstmatig niveau te houden; ( ) De wetsgeschiedenis (TK , , nr. 3, p. 9-11) van artikel 46b van de Wet marktmisbruik vermeldt onder meer het volgende: Bij marktmanipulatie is sprake van het beïnvloeden van de vrije prijsvorming die normaliter het gevolg is van vraag en aanbod. Door het verspreiden van onjuiste berichten of door het verrichten van andere manipulerende handelingen kan invloed worden uitgeoefend op de vraag of aanbodzijde van de effectenmarkt, hetgeen gevolgen kan hebben voor de koersvorming. Gevolg van deze beïnvloeding is dat de koers geen reële waardering van alle beschikbare informatie op de markt weergeeft. Met andere woorden: de koers komt kunstmatig tot stand en vormt geen reële afspiegeling van de daadwerkelijke economische en financiële omstandigheden van de desbetreffende effectenuitgevende instellingen. De richtlijn Marktmisbruik verbiedt vier vormen van marktmanipulatie die op het volgende neerkomen: 1) ( ); 2) Het verrichten of bewerkstelligen van transacties of handelsorders waarbij een of meer personen samenwerken om de koers van een financieel instrument op een abnormaal of een kunstmatig niveau te houden; 3) ( ); en 4) ( ). De richtlijn noemt de volgende gevallen die in het bijzonder zijn af te leiden uit de genoemde vormen van marktmanipulatie: a) het door een of meer personen samenwerken om een machtspositie ten aanzien van het aanbod van of de vraag naar een financieel instrument te verwerven met als gevolg dat rechtstreeks of middellijk aan- of verkoopprijzen of andere onbillijke transactievoorwaarden worden opgelegd; b) ( ); c) ( ) De eerste drie vormen van marktmanipulatie, die zijn geïmplementeerd in het voorgestelde artikel 46b, eerste lid, onderdelen a tot en met c, bevatten geen subjectieve bestanddelen. Er zijn ook gedragingen die als gebruikelijke marktpraktijk op een 4

5 bepaalde markt kunnen worden gezien, maar waarvan desondanks een vals of misleidend signaal kan uitgaan. ( ). In de artikelsgewijze toelichting (TK , , nr. 3, p ) is verder het volgende opgenomen: Het bestanddeel «te houden» in het eerste lid, onderdeel b, moet ruim worden gelezen en omvat mede elke verrichte of bewerkstelligde transactie of handelsorder die als doel heeft de koers van die effecten op een bepaald kunstmatig niveau te brengen. De richtlijn Marktmisbruik gaat in artikel 1, tweede lid, onder a, tweede gedachtestreepje, uit van het op «abnormaal of kunstmatig niveau» houden van de koers. In het wetsvoorstel wordt alleen het bestanddeel «kunstmatig» gehanteerd. Hieronder wordt tevens «abnormaal» verstaan. Kunstmatig hoeft niet, maar kan wel abnormaal zijn: als de koers «normaal» rond de 100 schommelt, zou als gevolg van tegenvallende winstverwachtingen de koers wellicht kunnen zakken naar 80. Wie, dat wetende, de koers zodanig manipuleert dat deze toch rond de 100 blijft bewegen, brengt een «normale», maar kunstmatige koers tot stand. Met de term «abnormaal» wordt geduid op een niveau dat (teveel) afwijkt van de gebruikelijke waarden. Hiervoor kan echter een legitieme oorzaak bestaan. Op het moment dat geen legitieme oorzaak aanwezig is en dus sprake is van een abnormale koers, kan worden gezegd dat de koers ook in dit geval op een kunstmatig niveau wordt gehouden.. Voorts luiden de artikelen 48d en 48l van de Wte 1995, voorzover thans van belang, als volgt: Artikel 48d 1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze, voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste ,-- bedraagt. ( ) 4. Onze Minister kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is. ( ) Artikel 48l De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek Op 1 januari 2007 zijn de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) en de Invoeringsen aanpassingswet Wet op het financieel toezicht (hierna: de Invoerings- en aanpassingswet Wft) in werking getreden en is de Wte voor zover hier van belang - ingetrokken. Het in artikel 46b, eerste lid, onderdeel b, van de Wte 1995 neergelegde verbod is thans neergelegd in artikel 5:58, eerste lid, onderdeel b, van de Wft, luidende: Artikel 5:58 Het is verboden om in of vanuit een in artikel 5:56, eerste lid, onderdeel a, b of d, bedoelde staat telkens voorzover het financiële instrumenten betreft als bedoeld in het desbetreffende onderdeel: a. een transactie of handelsorder in financiële instrumenten te verrichten of te bewerkstelligen waarvan een onjuist of misleidend signaal uitgaat of te duchten is met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van die financiële instrumenten, tenzij degene die de transactie of handelsorder heeft verricht of bewerkstelligd, aantoont dat zijn beweegreden om de transactie of handelsorder te verrichten of te bewerkstelligen gerechtvaardigd is en dat de transactie of handelsorder in overeenstemming is met de gebruikelijke marktpraktijk op de desbetreffende gereglementeerde markt of de desbetreffende multilaterale handelsfaciliteit waarvoor de beleggingsonderneming een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:96; b. een transactie of handelsorder in financiële instrumenten te verrichten of te bewerkstelligen teneinde de koers van die financiële instrumenten op een kunstmatig 5

6 niveau te houden, tenzij degene die de transactie of handelsorder heeft verricht of bewerkstelligd, aantoont dat zijn beweegreden om de transactie of handelsorder te verrichten of te bewerkstelligen gerechtvaardigd is en dat de transactie of handelsorder in overeenstemming is met de gebruikelijke marktpraktijk op de desbetreffende gereglementeerde markt of de desbetreffende multilaterale handelsfaciliteit waarvoor de beleggingsonderneming een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:96; ( ) 2.2. Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaken de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan. - IMC is een handelshuis dat uitsluitend voor eigen rekening in effecten handelt. - Bij brief van 4 oktober 2005 heeft IMC aan AFM aandacht gevraagd voor een handelsstrategie. Die brief luidt voor zover hier van belang als volgt: Graag vragen wij uw aandacht voor een handelsstrategie die wij aan u willen voorleggen. Euronext publiceert dagelijks een lijst van orders via haar informatiedienst NextHistory. Aan de hand van een interne analyse van de gegevens zijn wij tot de conclusie gekomen dat in bepaalde fondsen zich zogenaamde stop loss orders bevinden. Een handelsstrategie kan zijn om, door aandelen te verkopen een vermoedelijke verkoop stop loss order te laten uitvoeren en deze op een lager niveau op te vangen. Vanzelfsprekend levert laag kopen en hoog verkopen [levert] winst op, hetgeen wij nastreven op allerlei manieren. Concreet vragen wij u om naar deze zaak te kijken: Op 3 oktober 2005 om 10:11:52 wordt een order op Euronext-Brussel ingelegd om 6,100 aandelen A te verkopen op EUR 40,90 bij een stop loss niveau met een looptijd tot en met 30 december De gemiddelde koers van die dag was EUR Onze hypothese is dat er een kans is dat een verkooporder op EUR 41 van een zekere grootte deze stop loss order in werking brengt. Onze vraag is: Is deze handelsstrategie wet martkmanipulatie compliant? Als uw antwoord bevestigend is, dan hebben wij verder geen vragen. Als uw antwoord ontkennend is, dan zou onze vervolgvraag zijn op welke grond u deze uitspraak doet. ( ) - Op 6 oktober 2005 heeft IMC, in de persoon van de heer B, telefonisch contact gehad met AFM, in de persoon van de heer C, waarbij de vraagstelling uit de brief van 4 oktober 2005 aan de orde is geweest. - IMC heeft op 11 oktober 2005 uit een openbare bron, te weten het door Euronext uitgegeven periodiek NextHistory, vernomen dat ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO) een zogeheten stop loss order had geplaatst. Die stop loss order, als S vermeld in NextHistory onder Order Price Type hield in dat wanneer een bepaald koersniveau zou worden bereikt, er automatisch aandelen Wereldhave zouden worden verkocht tegen de beste koers die op dat ogenblik beschikbaar zou zijn. - IMC heeft berekend dat de stop loss order van ABN AMRO in het aandeel Wereldhave zou worden uitgevoerd (verder onder meer met partijen aan te duiden als getriggerd ) bij een koersniveau van ongeveer 77,75. IMC heeft haar berekening op 12 oktober 2005 voorbeurs gecontroleerd met behulp van de theoretische openingskoers die het resultaat was van het door haar opgeven en weer intrekken van verkooporders op verschillende koersen. - Op 19 oktober 2005 werd het aandeel Wereldhave voorafgaande aan de in het geding zijnde, hierna te omschrijven, transacties verhandeld op koersen tussen 81,30 en 80,-. Het gemiddeld aantal transacties van het aandeel Wereldhave bedroeg gemiddeld in die periode. - Op 19 oktober 2005 om 14:26:58 uur heeft IMC een zogenoemde iceberg-order opgegeven voor de koop van aandelen Wereldhave tegen een koers van 73,-- Op dat moment stond de zogenoemde threshold van dat aandeel - zijnde het koersniveau waarop de handel in het aandeel zou worden geschorst - op een bedrag van 72, Toen de koers van Wereldhave die dag om 14.29:18 uur op 80,35 stond, plaatste IMC tevens een verkooporder van aandelen Wereldhave met een limiet van 76,50. 6

7 - Deze verkooporder is om 14:29:18 uur in 16 delen uitgevoerd op koersniveau van 80,40 naar 76,50. - Toen die verkooporder ten dele was uitgevoerd - IMC heeft daarbij aandelen Wereldhave tegen een gemiddelde prijs van 79,13 verkocht - zakte de koers binnen dezelfde seconde naar 76,50. De, op 10 oktober 2005 ingelegde, stop loss-order van ABN AMRO werd inmiddels op 77,75 getriggered. Het gevolg was dat de koers binnen diezelfde seconde verder zakte naar 73,-, zijnde de koers van de daarvoor ingelegde kooporder van IMC. Deze stop loss order is volledig uitgevoerd op koersniveaus van 75,40 naar 73. -IMC heeft toen aandelen Wereldhave tegen een koers van 73,- van ABN AMRO gekocht. -Al deze transacties vonden plaats binnen één seconde, om 14:29:18 uur. - De volgende transactie in het aandeel vond enkele minuten later plaats tegen een koers van 80,15. - De koers van de aandelen Wereldhave, die in de maanden voordien niet volatiel was, heeft op 19 oktober 2005 een schommeling te zien gegeven van 10,21%. - AFM heeft bij besluit van 24 augustus 2006 aan IMC een boete opgelegd van ,- wegens overtreding van artikel 46b, eerste lid, onderdeel b van de Wte 1995, omdat IMC op 19 oktober 2005 het verbod van marktmanipulatie heeft overtreden door het verrichten van de hierboven vermelde transacties in aandelen Wereldhave teneinde de koers van die effecten op een kunstmatig niveau te houden. - In dat besluit heeft AFM het volgende geconcludeerd: De AFM komt derhalve tot de conclusie dat IMC, rekening houdende met de threshold van het aandeel Wereldhave, bewust een substantiële duw in de koers van Wereldhave teweeg heeft gebracht om een stoploss order te triggeren. IMC heeft voor zichzelf een machtspositie gecreëerd door het inleggen van de verkooporder van stuks. De omvang van deze order tezamen met de daardoor getriggerde stoploss order had tot gevolg dat de koers van het aandeel Wereldhave met bijna 10% daalde. Daardoor kon IMC de aandelen Wereldhave goedkoop terugkopen. Dat dit een vooropgezet plan was blijkt uit het feit dat van tevoren een koop order door IMC was ingelegd met een limiet van 73. Deze limiet was zo gekozen dat net niet de threshold van 72,95 werd geraakt. IMC heeft met haar transacties in één seconde tijden een koersdaling van 80,35 naar 73,00 van het aandelel Wereldhave teweeggebracht die vervolgens weer is teruggekeerd naar 80,15. Deze koersdaling is naar het oordeel van de AFM, en hierbij wordt verwezen daar de koersafwijking van het aandeel Werledhave ten opzichte van die van AMX en Bereale zoals opgenomen in het feitenkader, niet te beschouwen als een reële afspiegeling van de daadwerkelijke financiële en economische omstandigheden van het aandeel Wereldhave. Het gehele koersverloop is kunstmatig en niet een afspiegeling van de werkelijke vraag en het werkelijke aanbod. De AFM komt op grond van het voorgaande derhalve tot de conclusie dat IMC met haar handelswijze op 19 oktober 2005 artikel 46b, onderdeel b, Wte 1995 heeft overtreden. - Bij besluit van 29 december 2006 heeft AFM het bezwaar van IMC tegen het boetebesluit van 24 augustus 2006 ongegrond verklaard. - Tegen dat besluit heeft IMC bij brief van 5 februari 2007 beroep ingesteld. - Vervolgens heeft de rechtbank de aangevallen uitspraak gewezen. 3. De uitspraak van de Rechtbank Bij de aangevallen uitspraak die aan deze uitspraak wordt gehecht - heeft de rechtbank het beroep, voorzover het de hoogte van de opgelegde boete betreft, gegrond verklaard, het bestreden besluit in zoverre vernietigd, het besluit van 24 augustus 2006, voorzover een boete van ,- is opgelegd, herroepen en de boete op een bedrag van ,- bepaald. De rechtbank heeft - voor zover hier van belang - het volgende overwogen: Verder heeft de rechtbank ter zitting geconstateerd dat verweerster, hoewel daar uitdrukkelijk bij griffiersbrief om is verzocht, bepaalde stukken niet wenst in te brengen en in die houding ter zitting heeft volhard, voorzover het de niet aan de boetefunctiomaris overgedragen stukken betreft, waaronder de stukken die aanleiding gaven voor het onderzoek van verweerster. De rechtbank onderschrijft de strekking van de griffiersbrief van 13 juni 2007 dat die stukken behoren tot de op de zaak betrekking 7

8 hebbende stukken. Voor een tussenuitspraak zoals verweerster heeft verzocht ziet de rechtbank geen aanleiding. Het had op de weg van verweerster gelegen - zoniet uit eigen beweging, dan toch uiterlijk naar aanleiding van voornoemde brief - de stukken over te leggen, al dan niet met een beroep op artikel 8:29 van de Awb. De rechtbank zal daaruit de gevolgtrekkingen maken die haar geraden voorkomen. De rechtbank ziet echter geen aanleiding reeds om die reden het beroep gegrond te verklaren, omdat zij van oordeel is dat zij op grond van de voorhanden stukken tot een voldoende weloverwogen beoordeling ten gronde kan komen, terwijl haar evenmin is gebleken dat eiseres door de handelwijze van verweerster in haar procespositie is geschaad. Voorts heeft de rechtbank notie genomen van de stelling van de zijde van verweerster dat zij niet bekend is met het bestaan van een eindrapport van Euronext. Dat verweerster niet bekend is met het bestaan van een dergelijk rapport, is echter niet een afdoende antwoord op het verwijt van eiseres dat verweerster heeft verzuimd het eindrapport van Euronext over te leggen. Het conceptrapport van Euronext is klaarblijkelijk tot stand gekomen naar aanleiding van een verzoek van verweerster van 3 januari 2006, althans het is naar aanleiding van dat verzoek aan verweerster overgelegd, zodat het in de rede zou liggen dat verweerster ook bij Euronext zou hebben geïnformeerd omtrent het al dan niet gereedkomen van een eindrapport. Dit klemt te meer nu tussen partijen niet in geschil is dat Euronext een dergelijk rapport niet zelf aan eiseres zal verstrekken. Het feit dat het bestaan van een dergelijk eindrapport onzeker is, geeft de rechtbank evenwel evenmin aanleiding om reeds om die reden tot een gegrond beroep te komen. In dit verband stelt zij voorop dat de feiten die verweerster aanleiding hebben gegeven tot de oplegging van een boete niet in geschil zijn en dat verweerster niet verplicht is advies in te winnen bij Euronext omtrent de vraag tot welke feitenkwalificatie zij zou moeten komen. Verweerster is immers de taak toebedeeld om, onafhankelijk van het oordeel van derden als Euronext, te bepalen of er in een gegeven situatie sprake is van marktmisbruik en, zo dat het geval is, te bepalen of en welke maatregelen genomen moeten worden. De vraag die thans voorligt is of de door eiseres op 19 oktober 2005 verrichte transacties en handelsorders in aandelen Wereldhave, oplevert het verrichten of het bewerkstelligen van een transactie of handelsorder in effecten teneinde de koers van die effecten op een kunstmatig niveau te houden als bedoeld in artikel 46b, eerste lid, onderdeel b, van de Wte In dit verband speelt een drietal te beantwoorden deelvragen een rol. Ten eerste de vraag welke verrichte transacties en handelsorders in aandelen Wereldhave precies volgens verweerster in strijd zouden zijn met voornoemde verbodsbepaling. Er zijn op 19 oktober 2005 door eiseres namelijk tenminste drie handelsorders verricht en evenzoveel keer zijn door haar transacties verricht. Eiseres is immers short gegaan voor aandelen op een koers van 76,50 (welke verkooporder ten dele is uitgevoerd en heeft geleid tot het triggeren van de stop lossorder van ABN AMRO), terwijl zij een kooporder heeft ingelegd van stuks op een koers van 73,- (welke handelsorder eveneens ten dele is uitgevoerd), waarna zij uiteindelijk aandelen heeft verkocht tegen een koers van gemiddeld 79,13. Uit het verweerschrift en het verhandelde ter zitting begrijpt de rechtbank dat verweerster vooral aan eiseres verwijt het opzettelijk triggeren van de stop loss-order van ABN AMRO, zodat de verkooporder van stuks tegen een limietkoers van 76,50 de gewraakte handelsorder zal betreffen, alsmede de daadwerkelijke verkoop van die aandelen door eiseres op een koers tussen 80,35 en 76,50. Bij zowel het primaire besluit als het bestreden besluit wordt echter opgemerkt dat het hele koersverloop kunstmatig is en niet een afspiegeling van de werkelijke vraag en het werkelijke aanbod. De rechtbank houdt het er derhalve voor dat verweerster alle gedragingen van eiseres op het oog heeft. De volgende vraag is of die handelingen zijn verricht teneinde de koers van die effecten op een kunstmatig niveau te brengen, in welk verband tevens moet worden beoordeeld of zuiver de koersbeweging of ook de intentie van het handelen in ogenschouw moet worden genomen. Ten slotte moet worden beoordeeld of dit brengen tevens moeten 8

9 worden begrepen onder houden als bedoeld in artikel 46b, eerste lid, onderdeel b, van de Wte 1995, zoals die bepaling luidde vanaf 1 oktober Alvorens tot beantwoording van deze vragen over te gaan, overweegt de rechtbank in meer algemene zin het volgende. Artikel 46b, eerste lid, onderdeel b, van de Wte 1995 betreft de omzetting van de Richtlijn Marktmisbruik. De rechtbank dient deze nationale rechtsregel zo veel mogelijk uit te leggen in het licht van de bewoordingen van de EG-richtlijn teneinde het met die richtlijn beoogde resultaat te bereiken, zodat aan artikel 249, derde alinea, EG voldaan wordt. Dit brengt mee dat de rechtbank bij de uitlegging en toepassing van een dergelijke nationale rechtsregel ervan moet uitgaan dat de wetgever de bedoeling heeft gehad ten volle uitvoering te geven aan de uit de betrokken richtlijn voortvloeiende verplichtingen. De zojuist bedoelde verplichting van de rechtbank kan daarom niet afstuiten op het resultaat van een wetshistorische uitlegging van de betrokken nationale bepaling, indien de bewoordingen van die bepaling een uitlegging toelaten die deze bepaling in overeenstemming doet zijn met de richtlijn. Het beginsel van de rechtszekerheid verlangt in dat geval niet dat de justitiabele die reden vindt zich nader te oriënteren omtrent de betekenis en reikwijdte van de wettelijke bepaling, met voorbijgaan aan het bepaalde in artikel 249 EG moet kunnen afgaan op uitsluitend de gevolgtrekkingen die hij meent te kunnen baseren op toelichtingen en uitlatingen die zijn gegeven of gedaan in het proces van het tot stand brengen van die (nationaal-)wettelijke regeling. Dit is slechts anders indien in zulke toelichtingen of uitlatingen ondubbelzinnig uitdrukking is gegeven aan de welbewuste bedoeling om de nationale regeling te doen afwijken van hetgeen waartoe de richtlijn verplicht. De rechtbank vindt steun voor deze overwegingen in het arrest van de Hoge Raad van 10 augustus 2007 (LJN: AZ3758; AB 2007/291). Uit de in rubriek 2.1 weergegeven citaten blijkt niet dat de wetgever met artikel 46, eerste lid, onderdeel b, van de Wte 1995 welbewust van de Richtlijn Marktmisbruik heeft willen afwijken. Uit de wetsgeschiedenis blijkt veeleer dat de wetgever ten aanzien van de zojuist vermelde punten die hier in het geding zijn, niet anders heeft gewild dan de richtlijnbepaling overnemen. Met inachtneming van deze overwegingen, zal de rechtbank thans de hiervoor geformuleerde laatste deelvraag beantwoorden. Met betrekking tot de vraag of onder houden als bedoeld in artikel 46b, eerste lid, onderdeel b, van de Wte 1995 tevens kan worden begrepen brengen, overweegt de rechtbank dat de wetgever blijkens de hiervoor geciteerde toelichting een ruime uitleg van dat begrip voor ogen heeft gehad, dat wil zeggen dat het in die interpretatie gaat om elke verrichte of bewerkstelligde transactie of handelsorder die als doel heeft de koers van die effecten op een bepaald kunstmatig niveau te brengen. Die uitleg komt, anders dan Doorenbos stelt, niet in strijd met de Richtlijn Marktmisbruik die niet alleen spreekt over een kunstmatig, maar ook over abnormaal niveau, hetgeen juist een koerschommeling veronderstelt. Hoewel het begrip houden strikt taalkundig bezien niet tevens brengen behelst, acht de rechtbank die ruime uitleg aan de verbodsbepaling niet in strijd met de strekking van die bepaling, nu die ruime uitleg in overeenstemming is met het door de Richtlijn Marktmisbruik beoogde resultaat en met de parlementaire geschiedenis. Deze ruime uitleg acht de rechtbank voorts niet in strijd met het in artikel 7, eerste lid, van het EVRM neergelegde bepaaldheidsgebod. Naar het oordeel van de rechtbank diende de strekking van deze bepaling voor een financiële onderneming als eiseres voldoende duidelijk zijn. De rechtbank komt vervolgens toe aan de deelvraag of eiseres de transacties en handelsorders in aandelen Wereldhave heeft verricht teneinde de koers op een kunstmatig niveau te brengen. Blijkens artikel 4 van de Uitvoeringsrichtlijn is een belangrijke indicator dat hiervan sprake is als er door aanzienlijke transacties in een korte tijdsspanne koerschommelingen van betekenis plaatshebben. Daarvan is in onderhavig geval zeker sprake. Door het - via de inleg van een handelsorder van stuks - triggeren van de stop loss van ABN 9

10 AMRO werd immers een koersval van bijna 10% gerealiseerd, die vervolgens direct werd opgevangen door een ingelegde kooporder van eiseres, met als gevolg een stijging tot ongeveer de openingskoers. Deze koersschommeling was aanzienlijk hoger dan de gemiddelde bèta van Wereldhave die ten opzichte van zowel AMX als Bereale juist minder dan 1 bedroeg. Het handelen van eiseres was er op gericht dat die stop loss werd geraakt, zodat er een laatoverschot zou ontstaan en zij voor een veel lagere prijs aandelen kon aankopen en vervolgens weer tegen de normale koers kon verkopen. Deze koersschommeling kwam aldus kunstmatig tot stand en vormde geen reële afspiegeling van de daadwerkelijke economische en financiële omstandigheden van de desbetreffende effectenuitgevende instellingen. In weerwil van de opmerking in de wetgeschiedenis dat de eerste drie onderdelen van artikel 46, eerste lid, van de Wte 1995 geen subjectieve bestanddelen bevatten (TK , , nr. 3, p. 10), acht de rechtbank het niet zonder belang dat de wettekst de term teneinde bevat. Naar het oordeel van de rechtbank duidt die term er op dat er sprake moet zijn van enig oogmerk om de koers op een bepaald niveau te houden of te brengen. Dat sprake is van een dergelijk oogmerk, moet overigens wel worden afgeleid uit het feitelijk handelen; in zoverre gaat het wel om een geobjectiveerde verbodsbepaling. In casu was het feitelijk handelen van eiseres klaarblijkelijk gericht op het veroorzaken van de koersschommeling die op dat handelen volgde. Dat de opzet van eiseres niet altijd succesvol was - zij heeft in andere gevallen ook verlies gedraaid -, maakt dit niet anders. De Minister van Financiën heeft geen gebruik gemaakt van de in artikel 46, derde lid, van de Wte 1995 neergelegde bevoegdheid om bij algemene maatregel van bestuur categorieën transacties of handelsorders aan te wijzen waarop het verbod niet van toepassing is. Evenmin is voldaan aan de in de Richtlijn Marktmisbruik opgenomen voorwaarde, die thans ook in art. 5:58, eerste lid, onderdeel b, van de Wft is gecodificeerd, dat eiseres aantoont dat haar beweegredenen om de transacties aan te gaan of de orders te plaatsen, gerechtvaardigd zijn en dat de transacties en handelsorders in overeenstemming zijn met de gebruikelijke marktpraktijken op de desbetreffende gereglementeerde markt. De gedragingen vallen derhalve niet onder een zogenoemde safe harbour. Eiseres heeft aldus artikel 46b, eerste lid, onderdeel b, van de Wte 1995 overtreden. Verweerster was derhalve bevoegd eiseres ingevolge artikel 48c van de Wte 1995, in verbinding met het op artikel 40 van de Wte 1995 gebaseerde overdrachtsbesluit, een boete op te leggen. Gelet op artikel 48d, eerste lid, van de Wte 1995, in verbinding met de daarbij behorende bijlage, bedraagt de boete ,-. Artikel 1:81 van de Wft in verbinding met het Besluit boetes Wft voorziet per 1 januari 2007 niet in een lagere boete met betrekking tot overtreding van artikel 5:58, eerste lid, onderdeel b, van de Wft. Naar vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: het College) - in welk verband onder meer kan worden gewezen op de uitspraken van het College van 29 april 2004 (LJN: AO9910; AB 2004/317), 15 december 2006 (LJN: AZ5787; AB 2007/280) en 7 juni 2007 (LJN: BA7443; AB 2007/279) - dient de gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid om een boete op te leggen op de voet van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb op redelijkheid te worden getoetst en dient de oplegging van één of meer boetes conform het vaste wettelijke tarief vervolgens vol te worden getoetst in het licht van artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Daarbij dient de in de wet neergelegde bevoegdheid tot matiging - in casu artikel 48d, vierde lid, van de Wte niet te beperkt te worden opgevat. In de laatstgenoemde twee uitspraken is in dit verband overwogen dat al naar gelang de wetgever blijkens de wetsgeschiedenis rekening heeft gehouden met bepaalde omstandigheden, minder of meer ruimte zal bestaan voor toepassing van de matigingsbevoegdheid op grond van die omstandigheden. Op deze wijze zal in de regel recht kunnen worden gedaan aan de vereiste evenredigheid in concreto tussen de hoogte van de boete en de aard en ernst van de geconstateerde overtreding en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd. 10

11 Met inachtneming van dit toetsingskader komt de rechtbank tot de volgende beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerster in redelijkheid gebruik kunnen maken van de haar toekomende bevoegdheid eiseres een boete op te leggen. Er is geen sprake van afwezigheid van iedere schuld bij eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres welbewust de grenzen van het toelaatbare opgezocht. Zij heeft weliswaar tevoren contact opgenomen met verweerster en een vergelijkbare casuspositie voorgelegd, maar gelet op de strekking van de (aangepaste) transcriptie van de telefoongesprekken van 6 oktober 2005 mocht eiseres er niet zonder meer op vertrouwen dat de door haar beoogde handelwijze, te weten het triggeren van een (veronderstelde) stop loss-order van een derde, toelaatbaar was. Gelet op de eigen verantwoordelijkheid van eiseres in deze en op de niet eenduidige antwoorden van de analist van verweerster, C, lag het op de weg van eiseres om zelf met de nodige voorzichtigheid de grenzen van de wet in acht te nemen. In dit verband wijst de rechtbank met name op de volgende op bladzijde 4 van de transcriptie vermelde uitspraken van C (die voor de leesbaarheid zijn overgenomen zonder weergave van wijzigingen): Waar het natuurlijk om gaat is, en dat ligt natuurlijke helemaal aan het fonds ook, op het moment dat je een machtspositie hebt in een fonds waarmee je in staat bent om transactieprijzen op te leggen. Dan op dat moment hoeft er niet noodzakelijkerwijs sprake te zijn van marktmanipulatie, maar dan zit je in gevaarlijk vaarwater. Waar je met terughoudendheid moet handelen. Ik heb nooit van A gehoord. Is nou niet echt liquide. Dan heb je als IMC, toch niet echt een kleine partij, misschien al snel zo een machtspositie. als je dan zo een koers even euro s ergens anders neerzet dan is er al heel snel sprake van prijzen opleggen. Die je misschien als onbillijk kan kwalificeren. ( ) ( ) Het gaat om het ordersize aanpassen vaan de grootte van de markt. Als je een x % van de daghandel in je eentje voor je rekening neemt dan kun je zeggen Kijk hier is een dominante marktpositie. Dat is in ABN Amro van een andere orde van grootte dan in Laurus.. Dit laat onverlet dat de hoogte van de boete, zoals hiervoor is overwogen, indringend dient te worden getoetst op evenredigheid. Met de Wet marktmisbruik is ten aanzien van de overtredingen aansluiting gezocht bij de bijlage bij artikel 48d van de Wte Blijkens de memorie van toelichting bij het wetsontwerp, dat heeft geleid tot invoering van (onder meer) artikel 48d van de Wte 1995, is de hoogte van de uit de daarbij behorende bijlage voortvloeiende boetebedragen met name gestoeld op de ernst van de overtreding en is uitgangspunt dat de hoogte van de boete in ieder geval het voordeel dat in de regel met de overtreding kan worden behaald, dient te overtreffen (TK , , nr. 3, p. 8). De overtreding van artikel 46b, eerste lid, van de Wte 1995 is ingedeeld in de hoogste tariefgroep, terwijl in de betreffende tabel, waarin de bepalingen zijn opgesomd die zich tot een ieder richten, geen onderscheid wordt gemaakt al naar gelang de draagkracht van de overtreder. Niet is gebleken dat eiseres over onvoldoende draagkracht beschikt om een dergelijke boete te kunnen dragen. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat verweerster gebruik had moeten maken van de in artikel 48d, vierde lid, van de Wte 1995 besloten liggende bevoegdheid de boete te matigen. Zij acht in dit verband het een drietal omstandigheden van belang. Ten eerste is tussen partijen niet in geschil dat eiseres op 19 oktober 2005 om en nabij de ,- heeft verdiend met de transacties in aandelen Wereldhalve. De hoogte van de boete ligt vele malen hoger dan deze winst. Zelfs met een forse matiging van de boete zou nog bewerkstelligd kunnen worden dat de boete het in concreto behaalde overtreft. Zonder bijkomende omstandigheden, zoals een zeer hoge mate van verwijtbaarheid, acht de rechtbank de boete dan ook onevenredig hoog. Ten tweede is van belang dat hier ten tijde in geding sprake was van nieuwe wetgeving, waarvan de strekking eiseres weliswaar duidelijk had moeten zijn, maar waarbij zich twijfels konden voordoen omtrent de precieze grenzen van het toelaatbare. Dit laatste 11

12 komt ook tot uiting in het feit dat eiseres voorafgaande aan de boetewaardige gedragingen contact heeft opgenomen met verweerster teneinde haar oordeel in te winnen of het inleggen van handelsorders en het doen van transacties als de onderhavige toelaatbaar is en dat in de telefoongesprekken de gewenste duidelijkheid niet is verkregen. Een en ander doet in enigerlei mate afbreuk aan de mate waarin eiseres een verwijt kan worden gemaakt. De derde matigende factor vormt de omstandigheid dat - indachtig de uitspraak van het College van 28 mei 2004 (LJN: AP1330; AB 2004/449) - uit een oogpunt van generale en speciale preventie de oplegging van een boete in dit geval tenminste in enigerlei mate wordt beperkt. De kans dat een financiële onderneming nog over zal gaan tot het verrichten van transacties of handelsorders in effecten met het oogmerk een door een derde ingelegde stop loss-order te triggeren, is namelijk aanzienlijk minder geworden omdat Euronext vlak na 19 oktober 2005 heeft besloten de aanduiding S niet meer op te nemen in haar periodiek NextHistory. Alles overziende komt de rechtbank tot het oordeel dat een boete gelijk aan het behaalde voordeel in onderhavig geval passend is. Het bestreden besluit, voorzover daarin de boete van ,- is gehandhaafd, kan gelet hierop niet in stand blijven. Het beroep is derhalve gegrond. De rechtbank zal - onder toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb - zelf in de zaak voorzien door het primaire boetebesluit te herroepen voor wat betreft de hoogte van de boete. Zij zal de boete zelf vaststellen op ,-, welk bedrag zij passend en geboden acht. 4. Het standpunt van IMC in hoger beroep IMC heeft de uitspraak van de rechtbank bestreden met 8, ter terechtzitting nader toegelichte - hierna in het kort - weergegeven grieven. Met de eerste grief richt IMC zich tegen het oordeel van de rechtbank vervat in de eerst in paragraaf 3 geciteerde overweging van de rechtbank. IMC is van oordeel dat de rechtbank terecht de stukken die AFM bij voortduring heeft geweigerd over te leggen omdat deze geen onderdeel zouden vormen van het boetedossier, als op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 Awb heeft aangemerkt. Evenwel is IMC het niet eens met de conclusie van de rechtbank dat IMC, door het ontbreken van deze stukken in het procesdossier, niet is geschaad in haar procespositie. IMC wijst erop dat deze stukken kennelijk ook onthouden zijn aan die personen binnen de AFM die hebben te beslissen over de boete-oplegging. Aangezien de boetefunctionaris en het bestuur van AFM degenen zijn die moeten beoordelen welke gegevens relevant zijn met het oog op de beantwoording van de vraag of een boete moet worden opgelegd en zo ja, hoe hoog die dan moet zijn, is het niet aan de toezichtmedewerker die het dossier aan de boetefunctionaris overdraagt te beoordelen welke stukken voor de besluitvorming relevant zijn. Deze omstandigheid alleen al dient met zich te brengen dat het boetebesluit niet in stand behoort te blijven. Nu de rechtbank bij de toetsing van het boetebesluit evenmin de beschikking had over de geweigerde stukken is IMC van oordeel dat de aangevallen uitspraak niet concludent is. De door AFM alsnog in hoger beroep - en kort voor de terechtzitting bij het College - bij brief van 22 juni 2009 overgelegde stukken uit het onderzoeksdossier hadden reeds in de bezwaarfase ter beschikking moeten zijn, aldus IMC ter zitting van het College. IMC handhaaft ook na (beperkte) kennisneming van de stukken uit het onderzoeksdossier - zijn standpunt dat de boetefunctionaris binnen de AFM de beschikking had moeten hebben over alle stukken uit het onderzoeksdossier en dat het besluit van AFM derhalve onzorgvuldig tot stand is gekomen. IMC is voorts van mening dat zij ook over de stukken waarvan het College bij beslissing van 19 juni 2009 beperkte kennisneming gerechtvaardigd had geacht, alsnog kennis moet kunnen nemen. In de tweede grief met verwijzing naar de motivering van de eerste grief - stelt IMC zich op het standpunt dat omdat de rechtbank op zich het verwijt van IMC dat AFM heeft verzuimd het eindrapport van Euronext over te leggen heeft gehonoreerd, de rechtbank wel tot gegrondheid van het beroep had dienen te oordelen. Met de derde grief bestrijdt IMC de overweging van de rechtbank dat zij het er voor houdt dat AFM alle transacties en handelingen verricht door IMC op 19 oktober 2005 in strijd zijn met het verbod van artikel 46b, eerste lid, onderdeel b, Wte 1995 op het oog 12

13 had bij de oplegging van de boete, zonder zich bij de toetsing van het bestreden besluit een oordeel te vormen welk verwijt IMC specifiek kan worden gemaakt. IMC heeft, anders dan AFM in het boetebesluit bepaalt, aangevoerd dat door haar de koers van het aandeel Wereldhave niet van 80,35 naar 73 is gebracht. IMC heeft slechts een verkooporder van aandelen ingelegd, door middel van een short positie, tegen een limietkoers van 76,50 hetgeen de koers van dit aandeel slechts heeft doen dalen tot 77,75. De koersbeweging van 77,75 naar 73,- was niet het gevolg van de door IMC verrichte orders of transacties maar uitsluitend door de, niet van een limiet voorziene, stop loss order van ABN AMRO, die reeds op 10 oktober 2005 was ingelegd. De rechtbank had behoren te oordelen dat het verwijt van AFM hoogstens gelegen kan zijn in de bedoelde verkooporder. IMC benadrukt dat voordat de order van ABN AMRO is geraakt IMC 6415 aandelen heeft verkocht tegen een gemiddelde prijs van 79,13 en dat door haar vervolgens, nadat de order van ABN AMRO was geraakt maar 4350 aandelen zijn gekocht, tegen de limietprijs van 73. Daaruit blijkt dat IMC de nodige risico s heeft genomen in de gevolgde strategie en uiteindelijk ook met een shortpositie van 2065 stuks is blijven zitten. Met de vierde grief richt IMC zich tegen het oordeel van de rechtbank dat onder houden als bedoeld in artikel 46b, eerste lid, onderdeel b Wte 95, tevens brengen dient te worden verstaan. De rechtbank heeft ten onrechte in dat kader overwogen dat deze interpretatie geen strijd met de Richtlijn Marktmisbruik oplevert. IMC heeft met verwijzing naar een in het geding gebracht rechtskundig oordeel van mr. D.R. Doorenbos en de daarin opgenomen Engelse, Franse, Duitse, Italiaanse, Portugese en Spaanse versies van deze richtlijn erop gewezen dat uit de meerderheid van deze taalversies blijkt net als letterlijk in de tekst van artikel 46 b, eerste lid, onder b Wte 1995, respectievelijk artikel 5:58, eerste lid, onder b Wft, waar de term houden wordt gebezigd, dat de bedoeling van de communautaire regelgever is geweest om slechts het op een kunstmatig niveau houden (fixeren of vastleggen) van de koers te verbieden. Conform de meeste taalversies van de richtlijn dient aansluiting te worden gezocht bij de taalkundige betekenis van het begrip houden. De eenmalige kortstondige koersdaling waardoor een bestaande stop loss order door IMC werd opgevangen ( gematched ), valt buiten de reikwijdte van de definitie van marktmanipulatie in het tweede gedachtestreepje van artikel 1 lid 2 onder a van de Richtlijn Marktmisbruik en artikel 46b, eerste lid, onder b, Wte Dat de kortstondige koersdaling sterker was dan de gebruikelijke koersafwijking maakt de handelwijze van IMC nog geen marktmanipulatie. IMC wijst er voorts op dat waar de Nederlandse taalversie van de Richtlijn Marktmisbruik, ten aanzien van een voorbeeld van marktmanipulatie, luidt: het door een of meer personen samenwerken om verwerven van een machtspositie ten aanzien van het aanbod van of de vraag naar een financieel instrument met als gevolg dat rechtstreeks of middellijk aan- of verkoopprijzen of andere onbillijke transatievoorwaarden worden opgelegd andere taalversies over fixeren van de prijzen spreken hetgeen overeenkomt met het houden van de prijzen op zeker niveau. IMC bestrijdt voorts de overweging van de rechtbank dat onder houden tevens brengen moet worden verstaan alleen omdat de richtlijn behalve over een kunstmatig koersniveau, ook over een abnormaal niveau spreekt. Dat laatste veronderstelt niet, zoals door de rechtbank overwogen, een koersschommeling. Ten onrechte heeft de rechtbank het begrip houden ruim geïnterpreteerd en geoordeeld dat deze interpretatie in overeenstemming zou zijn met het door de richtlijn beoogde resultaat. Omdat de Richtlijn Marktmisbruik tot volledige harmonisatie strekt wat de definities betreft, staat de Nederlandse wetgever evenmin vrij aan nationale wettelijke terminologie een ruimere betekenis te geven dan de communautaire regelgever heeft beoogd. Een richtlijnconforme uitleg van artikel 46b, eerste lid, onder b, Wte 1995 dwingt ertoe dat onder houden niet kan worden begrepen het eenmalig brengen van de koers naar een ander niveau, zonder dat die koers daar vervolgens ook wordt gehouden. Evenmin brengt de omstandigheid dat IMC de verkooporder van ABN AMRO heeft opgevangen of gematched door middel van haar aankooporder, dat IMC daardoor onbillijke transactievoorwaarden heeft opgelegd in de zin van de Nederlandse taalversie van de Richtlijn marktmisbruik. IMC heeft, op grond van openbaar beschikbare informatie, snel gehandeld en is anderen voor geweest. 13

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 4, vierde lid, van het Besluit marktmisbruik Wft;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 4, vierde lid, van het Besluit marktmisbruik Wft; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 8349 12 mei 2011 Regeling van de Minister van Financiën van 4 mei 2011, nr. FM/2011/8728M, tot aanwijzing van categorieën,

Nadere informatie

Marktmanipulatie bij het handelen op bestensorders

Marktmanipulatie bij het handelen op bestensorders Marktmanipulatie bij het handelen op bestensorders De Autoriteit Financiële Markten (AFM) ziet toe op een eerlijke en efficiënte werking van de kapitaalmarkten. In dit verband onderzoekt de AFM met enige

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200607461/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma appellante,, gevestigd te tegen de uitspraak in zaak nos.

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

- 1 - De Nederlandsche Bank NV (DNB) legt een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80 en 1:81 van de Wft, op aan:

- 1 - De Nederlandsche Bank NV (DNB) legt een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80 en 1:81 van de Wft, op aan: - 1 - Beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete aan Matrix Asset Management B.V. als bedoeld in artikel 1:80 van de Wet op het financieel toezicht Gelet op artikel 1:80, 1:81, 1:98 en 3:72,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2005:AT4996

ECLI:NL:RBROT:2005:AT4996 ECLI:NL:RBROT:2005:AT4996 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 25-04-2005 Datum publicatie 03-05-2005 Zaaknummer 04/2882 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve07001324 200608064/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, appellant, tegen

Nadere informatie

Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om

Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om NOTENKRAKER Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om CBb 14 oktober 2011, nr. AWB 10/85 en 10/86 E.J. Daalder 1 Inleiding Uit het in, onder meer, artikel 6 EVRM neergelegde

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_650/35 Betreft zaak: B&U-sector / Beheermaatschappij P. Moll Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK op het beroep van de Stichting X te Y tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813 ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-12-2009 Datum publicatie 20-01-2010 Zaaknummer 09/947 WI Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 19-12-2006 Datum publicatie 02-02-2007 Zaaknummer SBR 06-1767 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2016:450. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/893

ECLI:NL:CBB:2016:450. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/893 ECLI:NL:CBB:2016:450 Instantie Datum uitspraak 29-12-2016 Datum publicatie 24-01-2017 Zaaknummer 15/893 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 Instantie Datum uitspraak 02-01-2008 Datum publicatie 15-01-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-319 WW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 mei 2004 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 mei 2004 in het geding tussen: LJN: AT7485, Raad van State, 200405147/1 (Printbare versie) Datum uitspraak: 15-06-2005 Datum publicatie: 15-06-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder. LJN: BA9368, Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 06/4958 Datum uitspraak: 12-06-2007 Datum publicatie: 11-07-2007 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Algemeen verbindend voorschrift,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413 ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 08-05-2012 Datum publicatie 04-06-2012 Zaaknummer 11/2280 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2001:AB0533

ECLI:NL:CBB:2001:AB0533 ECLI:NL:CBB:2001:AB0533 Instantie Datum uitspraak 06-03-2001 Datum publicatie 04-07-2001 College van Beroep voor het bedrijfsleven Zaaknummer AWB 99/423 & 99/424 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633 ECLI:NL:CBB:2002:AE1633 Instantie Datum uitspraak 09-04-2002 Datum publicatie 17-04-2002 Zaaknummer AWB 00/25 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2004:AR3508

ECLI:NL:CBB:2004:AR3508 ECLI:NL:CBB:2004:AR3508 Instantie Datum uitspraak 05-10-2004 Datum publicatie 08-10-2004 Zaaknummer AWB 03/647 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet ECLI:NL:RVS:2016:934 Instantie Raad van State Datum uitspraak 06-04-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600302/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BC5947

ECLI:NL:CRVB:2008:BC5947 ECLI:NL:CRVB:2008:BC5947 Instantie Datum uitspraak 29-02-2008 Datum publicatie 06-03-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 06-7122 WTOS Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BM5546

ECLI:NL:RBARN:2009:BM5546 ECLI:NL:RBARN:2009:BM5546 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 24-11-2009 Datum publicatie 26-05-2010 Zaaknummer AWB 08/5062 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP U I T S P R A A K

CENTRALE RAAD VAN BEROEP U I T S P R A A K CENTRALE RAAD VAN BEROEP 02/2895 AOW en 05/6118 AOW in het geding tussen: [appellant], wonende te Spanje, appellant, en U I T S P R A A K de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 Instantie Datum uitspraak 02-03-1999 Datum publicatie 11-09-2001 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 98/6295 ABW Bestuursrecht

Nadere informatie

http://www.legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=1184...

http://www.legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=1184... Page 1 of 6 JOR 2013/309 CBB, 14-08-2013, 13/396, ECLI:NL:CBB:2013:160 Overtreding van art. 4:23 Wft, Publicatie van de opgelegde boete, Afwijzing verzoek tot schorsing van publicatie totdat in hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

REGLEMENT VOORKOMING MARKTMISBRUIK Obligaties Koninklijke FrieslandCampina N.V.

REGLEMENT VOORKOMING MARKTMISBRUIK Obligaties Koninklijke FrieslandCampina N.V. REGLEMENT VOORKOMING MARKTMISBRUIK Obligaties Koninklijke FrieslandCampina N.V. In dit Reglement worden een aantal termen regelmatig gebruikt in een bepaalde betekenis. Deze termen, waarvan de beginletter

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard. Daarbij heeft zij onder meer het volgende overwogen:

De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard. Daarbij heeft zij onder meer het volgende overwogen: Bankgarantie De Nederlandsche Bank (CvBb) DomJur 2007-330 College van Beroep voor het bedrijfsleven Zaaknummer / rolnummer: AWB 06/888 Datum 26 juni 2007 Uitspraak in de zaak van: en A, handelende onder

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201112017/1/V2. Datum uitspraak: 4 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-09-2005 Datum publicatie 21-09-2005 Zaaknummer 200501988/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:2895

ECLI:NL:CRVB:2014:2895 ECLI:NL:CRVB:2014:2895 Instantie Datum uitspraak 02-09-2014 Datum publicatie 03-09-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-615 WIJ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201 202059/1 /V4. Datum uitspraak: 17 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN 0378J KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS JURISPRUDENTIE TUCHTRECHTSPRAAK JT 2005-17 RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN Artikel 10 GBR-1994, geheimhoudingsplicht,

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2003.0351 (005.03) ingediend door: hierna te noemen klaagster', tegen: hierna te noemen verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345 ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345 Instantie Datum uitspraak 16-04-2004 Datum publicatie 26-04-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-hertogenbosch Awb 03 / 930 GEMWT

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAM:2016:86

ECLI:NL:OGEAM:2016:86 ECLI:NL:OGEAM:2016:86 Instantie Datum uitspraak 19-12-2016 Datum publicatie 12-01-2017 Zaaknummer Lar 78/2016 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Nadere informatie

REGLEMENT BELEGGINGEN VAN BESTUURDERS EN COMMISSARISSEN VAN CORIO N.V.

REGLEMENT BELEGGINGEN VAN BESTUURDERS EN COMMISSARISSEN VAN CORIO N.V. REGLEMENT BELEGGINGEN VAN BESTUURDERS EN COMMISSARISSEN VAN CORIO N.V. De Raad van Commissarissen heeft in overleg met de Raad van Bestuur het volgende Reglement vastgesteld 1 I. Inleiding 1.1 Dit reglement

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 Instantie Datum uitspraak 29-03-2005 Datum publicatie 31-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 02/6235 AOW/ANW e.a. Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2014:1169 ECLI:NL:RVS:2014:1169 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-04-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306413/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van mr. X, wonende en kantoorhoudende te [plaats1], K L A G E R,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH2665

ECLI:NL:RBROT:2009:BH2665 ECLI:NL:RBROT:2009:BH2665 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 09-02-2009 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 08/3416 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2822

ECLI:NL:CRVB:2017:2822 ECLI:NL:CRVB:2017:2822 Instantie Datum uitspraak 16-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/4369 AWBZ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 827 Wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van Strafvordering ter implementatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201205237/1/A4 en 201205237/2/A4

Nadere informatie

WIJy yillem/e%lexander, BIJ DE GRATIE GODS, KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE-NASSAU, ENZ. ENZ. ENZ.

WIJy yillem/e%lexander, BIJ DE GRATIE GODS, KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE-NASSAU, ENZ. ENZ. ENZ. WIJy yillem/e%lexander, BIJ DE GRATIE GODS, KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE-NASSAU, ENZ. ENZ. ENZ. Besluit van tot wijziging van het Besluit melding zeggenschap in uitgevende instellingen Wft,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-05-2016 Datum publicatie 23-06-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5196 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: ? Raad vanstate 201111356/1/V4. Datum uitspraak: 19 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 Instantie Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 21-04-2011 Rechtbank 's-hertogenbosch Zaaknummer AWB 10-1012 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743 ECLI:NL:RVS:2012:BY3743 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-11-2012 Datum publicatie 21-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201202162/1/V6 Bestuursrecht Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086

ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086 ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086 Instantie Datum uitspraak 07-07-2006 Datum publicatie 18-07-2006 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 03/1299 AOW en 04/1342

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:1306

ECLI:NL:RBROT:2015:1306 ECLI:NL:RBROT:2015:1306 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 27-02-2015 Datum publicatie 04-03-2015 Zaaknummer ROT 13/7021 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2005:AT4831

ECLI:NL:RBALK:2005:AT4831 ECLI:NL:RBALK:2005:AT4831 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 01-04-2005 Datum publicatie 02-05-2005 Zaaknummer AWB 04/1660 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

BIJLAGE 3 - GESCHILLENREGLEMENT IKB EI

BIJLAGE 3 - GESCHILLENREGLEMENT IKB EI BIJLAGE 3 - GESCHILLENREGLEMENT IKB EI Het bestuur van de Stichting IKB Ei heeft, gelet op Artikel 17 van de Algemene Voorwaarden IKB Ei, terzake van de behandeling van geschillen tussen een deelnemer

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709 ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-02-2007 Datum publicatie 07-03-2007 Zaaknummer 200607659/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht Hoger

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4445-51 Betreft zaak: 4445/ Aannemingsbedrijf

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 Instantie Datum uitspraak 27-07-2016 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer 16 _ 1047 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie

GERECHTSHOF AMSTERDAM

GERECHTSHOF AMSTERDAM Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM kenmerk 13/00004 en 13/00005 30 juli 2014 uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X] te Uithoorn, belanghebbende, gemachtigde: [A]

Nadere informatie

Verweerder heeft op 7 november 1995 een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft op 7 november 1995 een verweerschrift ingediend. Zaaknummer: 1995/147 Rechter(s): mrs. Loeb, Martens, dr Brommer Datum uitspraak: 4 maart 1996 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden: Fatale datum, bekendmaking

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221 ECLI:NL:RBOBR:2017:1221 Instantie Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer 16_2690 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201205761/1/V1. Datum uitspraak: 31 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht {hierna: de Awb) op

Nadere informatie

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO SAMENVATTING 105154 - Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO Het taakbelastingsbeleid van de opleiding is van toepassing op de personeelsleden en heeft gevolgen voor

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-04-2013 Datum publicatie 17-04-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201200753/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 27 augustus 1985,

Nadere informatie

Juridisch kader: mededelingenbrieven financiële verslaggeving

Juridisch kader: mededelingenbrieven financiële verslaggeving Juridisch kader: mededelingenbrieven financiële verslaggeving Hieronder vindt u een overzicht van enige relevante wetsartikelen (1 januari 2019). Voor de meest actuele informatie zie https://wetten.overheid.nl/

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:3233

ECLI:NL:RVS:2015:3233 ECLI:NL:RVS:2015:3233 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-10-2015 Datum publicatie 21-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500429/1/A2 Eerste

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 december 2009, 09/1990 (hierna: aangevallen uitspraak),

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 december 2009, 09/1990 (hierna: aangevallen uitspraak), LJN: BP5058, Centrale Raad van Beroep, 10/596 ZVW Datum uitspraak: 09-02-2011 Datum publicatie: 21-02-2011 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing aanvraag

Nadere informatie

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765

ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765 ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-04-1999 Datum publicatie 10-11-2004 Zaaknummer VMEDED 99/366-Sl Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565 ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565 Instantie Datum uitspraak 22-05-2012 Datum publicatie 29-05-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-1542 WWB + 10-1557

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996 ECLI:NL:RBGEL:2014:6996 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 11-11-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer AWB - 14 _ 1957 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6109/867 Betreft zaak: Caraat Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het besluit van de

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP

CENTRALE RAAD VAN BEROEP CENTRALE RAAD VAN BEROEP KBW 1994/1 U I T S P R A A K in het geding tussen: het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, appellant, en A., wonende te B., gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Onder

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4620/147 Betreft zaak: Besluit op bezwaar - Martens en Van Oord Aannemingsbedrijf B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

vanstate /1 /V1. Datum uitspraak: 26 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1 /V1. Datum uitspraak: 26 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110052/1 /V1. Datum uitspraak: 26 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN4493

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN4493 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN4493 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 20-08-2010 Datum publicatie 20-08-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie SBR 10/2513 (voorlopige voorziening)

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2017:1997 ECLI:NL:RVS:2017:1997 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604542/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:432 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-07-2013 Datum publicatie 24-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206123/1/A2 Eerste

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP U I T S P R A A K. de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.

CENTRALE RAAD VAN BEROEP U I T S P R A A K. de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde. CENTRALE RAAD VAN BEROEP 00/5419 AKW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde. I. ONTSTAAN

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213 ECLI:NL:RBOBR:2014:7213 Instantie Datum uitspraak 27-11-2014 Datum publicatie 13-01-2015 Zaaknummer 14 _ 2026 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Handel. Oogmerk geen winst maar hulp aan kantoorgenoot. Rood voor Roodregeling.

Handel. Oogmerk geen winst maar hulp aan kantoorgenoot. Rood voor Roodregeling. 11-517 RvT Zwolle DE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM. -------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie