Inspectierapport PSZ Baselaer (PSZ) Hoefstraat NK TILBURG

Transcriptie

1 Inspectierapport PSZ Baselaer (PSZ) Hoefstraat NK TILBURG Toezichthouder: GGD Hart voor Brabant In opdracht van gemeente: TILBURG Datum inspectie: Type onderzoek : Regulier onderzoek Status: Definitief Datum vaststelling inspectierapport:

2 Inhoudsopgave Het onderzoek... 3 Observaties en bevindingen... 4 Pedagogisch klimaat... 4 Personeel en groepen... 7 Inspectie-items... 8 Gegevens voorziening Gegevens toezicht Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal van 11

3 Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 2.20 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd regulier onderzoek. Beschouwing Peuterspeelzaal Baselaer bevindt zich in de wijk Groeseind/Hoefstraat in wijkcentrum Baselaer. De peuterspeelzaal heeft een groepsruimte en een buitenruimte ter beschikking. De ruimte is overzichtelijk ingedeeld. Er zijn leuke, uitnodigende hoekjes gemaakt. De sanitaire ruimte is vanuit de groepsruimte bereikbaar. Tevens is er voor de beroepskrachten nog een kantoortje beschikbaar, deze ruimte is ook vanuit de groepsruimte bereikbaar. In de groepsruimte is ook een klein keukenblok aanwezig. Inspectiegeschiedenis:Tijdens de inspectie van september 2012 stelt de toezichthouder vast dat de radiatoren niet voldoende zijn afgeschermd. Tevens wordt er een niet erkende VVE methode gebruikt en beschikt een van de medewerksters niet over een erkend VVE certificaat. Tijdens het nader onderzoek van november 2012 stelt de toezichthouder vast dat er een ombouw is geplaatst om de radiatoren van de verwarming. Er wordt nog geen erkende VVE methode gebruikt, ook is er nog geen VVE certificaat voor een van de medewerksters. Tijdens de inspectie van september 2013 stelt de toezichthouder vast dat er geen erkende VVE methode wordt gebruikt. Er is inmiddels wel een keuze gemaakt voor een nieuwe wel erkende VVE methode. Tijdens de inspectie van mei 2014 stelt de toezichthouder vast dat de nieuwe erkende VVE methode met ingang van eind mei 2014 geïmplementeerd gaat worden. Op het moment van inspectie werd deze methode nog niet gebruikt waardoor de voorwaarde alsnog negatief is beoordeeld. Met als toevoeging dat de overtreding op zeer korte termijn wordt opgelost. Tevens stelt de toezichthouder vast dat 1 van de stagiaires niet beschikt over een geldige verklaring omtrent het gedrag. De locatieverantwoordelijke geeft aan dat er voor de stagiaire inmiddels een nieuwe verklaring omtrent het gedrag is aangevraagd. Tijdens de hoor/wederhoor op 28 mei 2014 geeft de locatieverantwoordelijke aan het eens te zijn met de inhoud van het rapport. Er volgt nog een zienswijze. Advies aan College van B&W De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid. Wellicht heeft handhaven op de geconstateerde overtreding met betrekking tot de VVE methode weinig zin. De locatieverantwoordelijke geeft aan met ingang van eind mei 2014 te starten met de wettelijk erkende VVE methode Puk en Ko. 3 van 11

4 Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Tijdens de observaties van de pedagogische praktijk maakt de inspecteur gebruik van het Veldinstrument observatie kindercentrum. Onderstaande beschrijvingen zijn aan dat instrument ontleend, en tijdens het onderzoek op locatie geconstateerd tijdens het observeren op de groep. Na de beschrijving uit het veldinstrument volgt eventueel een voorbeeld uit de waargenomen praktijk. De observatie en de beschrijving van de pedagogische praktijk richt zich op de doelen zoals vastgelegd in de Wet Kinderopvang; 1. Het bieden van een gevoel van emotionele veiligheid. 2. De mogelijkheid bieden tot de ontwikkeling van persoonlijke competenties. 3. De ruimte bieden tot het ontwikkelen van sociale competenties. 4. De mogelijkheid geven om normen en waarden eigen te maken. Pedagogische praktijk Het pedagogisch beleidsplan wordt regelmatig besproken tijdens het teamoverleg. Het is waarneembaar dat de beroepskrachten werken conform de uitgangspunten en werkinstructies van het pedagogisch beleidsplan. Emotionele veiligheid:de beroepskrachten communiceren met de kinderen. De beroepskrachten hebben gesprekjes met de kinderen waarbij zij beurt-wisselen. De beroepskrachten en kinderen dragen beiden bij aan de inhoud en voortgang van het gesprek. Voorbeeld:De kinderen zitten in de kring. De beroepskracht zegt: 'jongens en meisjes we gaan het liedje van goedemiddag allemaal zingen, helpen jullie mee"? Samen zingen de kinderen met de beroepskrachten het liedje. Als het liedje afgelopen is noemt de beroepskracht de naam van de kinderen op, ook de namen van kinderen die niet aanwezig zijn worden opgenoemd. Goedemiddag... "Hebben jullie... gezien"? "Nee, ik ook niet,... komt denk ik de volgende keer weer spelen". De kinderen geven antwoord als de eigen naam wordt genoemd. Een kind heeft moeite om stil te blijven zitten in de kring en te luisteren naar de beroepskracht. Hij staat op, loopt naar de beroepskracht en zegt: "kijk ik heb mijn nagel gebroken". De beroepskracht reageert; Ik zie het, zal ik er even een kusje op geven, zo nu gaat het beter, mag je weer op je poefje gaan zitten". Een ander kind zegt dat hij ook pijn heeft en laat zijn vinger zien aan de beroepskracht. De beroepskracht kijkt naar de vinger en geeft ook een kusje. Als de kinderen weer in de kring zitten gaat ze verder met het opnoemen van de namen. Ook tijdens een later moment als de kinderen aan tafel zitten om naar een verhaaltje te luisteren en het hard gaat regenen reageert een van de kinderen op het geluid en zegt: "stil eens, hoor eens"! De beroepskracht stopt met voorlezen en reageert op het jongetje; "ja, ik hoor het ook, het regent heel hard". Vervolgens gaat ze weer door met voorlezen. Persoonlijke competentie:er is een goede interactie tussen beroepskrachten en individuele kinderen. De beroepskrachten geven de kinderen rust en ruimte om zelf te kiezen of mee te denken over wat zij willen doen, ook als de keuzes van de kinderen anders zijn als dat vooraf gepland was. Voorbeeld:De beroepskracht wil in de kring een groepsactiviteit aanbieden en nodigt de kinderen uit om in de kring een spelletje te komen doen. Eigenlijk was het de bedoeling om buiten te gaan spelen, maar dit laat het weer niet toe. Het betreft een extra activiteit. Een aantal kinderen gaat in het kringetje zitten om mee te doen. Twee kinderen lopen naar de tafel en pakken het noppenbord dat nog op tafel ligt. De beroepskracht vraagt; "komen jullie ook met ons in de kring een spelletje doen"? "Nee", zegt het meisje. "Ik wil dit gaan doen". "Ik ook " zegt een ander kind en gaat met het meisje aan tafel zitten. "Dat is goed"' zegt de beroepskracht. De andere beroepskracht gaat bij de kinderen aan tafel zitten. Sociale competentie:de kinderen maken deel uit van het groepsgebeuren. De beroepskrachten laten veel initiatief voor samenspel over aan de kinderen, maar grijpen in als kinderen niet mee mogen of kunnen doen. Zij helpen kinderen om er weer samen uit te komen. 4 van 11

5 Voorbeeld: Een kind komt sinds 2 maanden naar de peuterspeelzaal, hij spreekt geen Nederlands maar begrijpt wel veel. Het kind zoekt regelmatig contact met de beroepskracht en probeert uit te leggen wat hij wil of nodig heeft. Hij maakt gebruik van gebaren, de beroepskrachten reageren ook met gebaren. De andere kinderen begrijpen het jongetje niet altijd waardoor er soms conflictsituaties ontstaan. Op deze momenten grijpen de beroepskrachten in. Het jongetje krijgt van de beroepskracht krijtjes en mag op het bord tekenen. Hij tekent enthousiast en is trots op wat hij gemaakt heeft. Een ander kind is ook op het bord gaan tekenen, dit gaat goed, ieder kind gebruikt een stuk van het bord. Als de tekening klaar is loopt het jongetje naar de beroepskracht, lacht naar haar en pakt de hand vast. Hij probeert haar mee te trekken en wijst naar het bord. De beroepskracht loopt mee en zegt: "wil jij me iets laten zien"? Het jongetje gaat voor het bord staan en strekt trots zijn handen uit, hij kijkt naar de beroepskracht. De beroepskracht zegt; "wat mooi, dat heb je heel goed gedaan". Het jongetje straalt en kijkt weer naar de beroepskracht. Hij maakt met zijn hand een vegende beweging in de lucht. De beroepskracht vraagt: "wil je de borstel" en pakt daarbij de borstel in haar hand. Het jongetje knikt, pakt de borstel en veegt de tekening uit. Dit gaat iets te enthousiast, hij veegt ook een gedeelte van de tekening van het andere kind uit. Dit kind wordt boos en roept hard "nou, niet doen". De beroepskracht gaat bij de kinderen zitten en legt uit dat dat vast niet de bedoeling is. Ze pakt de borstel en laat zien tot hoe ver het jongetje mag vegen, de andere tekening moet blijven staan. Ze zegt tegen het andere kind dat hij de tekening nog wel goed kan maken en dat het uitvegen niet expres is gebeurd. Even later tekenen de kinderen naast elkaar verder op het bord. Overdracht van waarden en normen:afspraken, regels en omgangsvormen zijn duidelijk. Indien nodig worden de regels opnieuw uitgelegd. Tijdens de inspectie is waarneembaar dat een aantal kinderen moeite hebben om zich aan de regels te houden. Ze weten wel dat het niet mag, maar hebben de discipline niet om zich aan de regels te houden. De beroepskrachten benoemen consequent het gewenste gedrag. Voorschoolse educatie De peuterspeelzaal gebruikte voorheen het programma T3. Dit is een niet wettelijk erkende VVE methode. Op korte termijn (eind mei 2014) volgt er een omschakeling naar de methode Puk en Ko, dit is wel een erkende VVE methode. De beroepskrachten starten in mei 2014 met de scholing behorende bij deze methode. De beroepskrachten die worden ingezet beschikken allemaal over een erkend certificaat. Dit certificaat is voorheen afgegeven en niet gerelateerd aan een methode. De houder kiest ervoor om de beroepskrachten te scholen met betrekking tot de nieuwe methode Puk en Ko. Momenteel werken de beroepskrachten met thema's die zij zelf hebben uitgewerkt. Er zijn boekjes gemaakt voor de kinderen die horen bij het thema. Het voorleesboek behorende bij het thema is op de groep aanwezig, maar alle kinderen hebben ook een exemplaar om mee naar huis te nemen zodat de ouders thuis ook aandacht kunnen besteden aan het thema. De locatieverantwoordelijke geeft aan dat na de eerste cursusdag in mei 2014 wel gestart wordt met onderdelen uit Puk die op de training aan bod komen en dat ze verwachten begin 2015 gecertificeerd te zijn. De toezichthouder stelt vast dat de momenteel gehanteerde VVE methode niet voldoet, maar dat de beroepskrachten wel op een verantwoorde manier VVE aanbieden. Vanaf eind mei 2014 wordt de methode Puk en Ko geimplementeerd en wordt er wel voldaan aan het hanteren van een wettelijk erkende VVE methode. Op basis hiervan is geconstateerd dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan: Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit Gebruikte bronnen: Interview anderen (aanwezige beroepskrachten) Observaties 5 van 11

6 VVE-certificaten Opleidingsplan voorschoolse educatie 6 van 11

7 Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag Alle beroepskrachten die worden ingezet beschikken over een geldige verklaring omtrent het gedrag, zij vallen allemaal binnen de continue screening. Er worden 2 stagiaires ingezet bij de peuterspeelzaal. Een van de 2 stagiaires beschikt niet over een geldige verklaring omtrent het gedrag. Op basis hiervan is geconstateerd dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan: De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder de peuterspeelzaal exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die niet ouder is dan twee jaar. (art 2.6 lid 3 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten die worden ingezet beschikken over een passende beroepskwalificatie. Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio Uit de presentielijsten blijkt dat er voldoende beroepskrachten worden ingezet. Opvang in groepen Er is sprake van 1 peutergroep, deze groep bestaat uit maximaal 15 kinderen. Een groot aantal kinderen komen 4 dagdelen naar de peuterspeelzaal. Gebruikte bronnen: Interview anderen (aanwezige beroepskrachten) Observaties Verklaringen omtrent het gedrag Diploma's beroepskrachten Plaatsingslijsten Presentielijsten Personeelsrooster 7 van 11

8 Inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Voorschoolse educatie Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma s. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. OF De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma s. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit 8 van 11

9 Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder de peuterspeelzaal exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die niet ouder is dan twee jaar. (art 2.6 lid 3 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij een onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij de peuterspeelzaal overgelegd. (art 2.6 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij een onderneming is bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden. (art 2.6 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie overeenkomstig de cao Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio Het aantal beroepskrachten en vrijwilligers per groep bedraagt: - in een groep met maximaal 8 kinderen ten minste 1 beroepskracht; - in een groep met 9 t/m 16 kinderen ten minste 1 beroepskracht, en een vrijwilliger of tweede beroepskracht. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Opvang in groepen De opvang vindt plaats in peuterspeelzaalgroepen. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De peuterspeelzaalgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 9 van 11

10 Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening : PSZ Baselaer Website : Aantal kindplaatsen : 15 Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Ja Gegevens houder Naam houder : Peuterspeelzalen Tilburg B.V. Adres houder : Postbus 769 Postcode en plaats : 5000AT TILBURG KvK nummer : Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD : GGD Hart voor Brabant Adres : Postbus 3024 Postcode en plaats : 5003DA TILBURG Telefoonnummer : Onderzoek uitgevoerd door : A van Lokven Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente : TILBURG Adres : Postbus Postcode en plaats : 5000LH TILBURG Planning Datum inspectie : Opstellen concept inspectierapport : Zienswijze houder : Vaststelling inspectierapport : Verzenden inspectierapport naar houder : en oudercommissie Verzenden inspectierapport naar : gemeente Openbaar maken inspectierapport : van 11

11 Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. VOG van stagiaire is opnieuw aangevraagd en wordt meteen naar GGD gestuurd als die binnen is. Dianne van den Hurk Locatieverantwoordelijke 11 van 11