Hof van Justitie zaait verwarring in expedia over merkbaarheidsvereiste bij doelbeperkingen
|
|
- Juliana Kok
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Hof van Justitie zaait verwarring in Expedia over merkbaarheidsvereiste bij doelbeperkingen Mr. B.J.H. BraEkEn En Mr. S. TuinEnga Het Hof van Justitie heeft naar aanleiding van een prejudiciële vraag van de hoogste Franse rechter geoordeeld dat nationale mededingingsautoriteiten niet verplicht zijn rekening te houden met de drempels in de de minimis-bekendmaking. Het Hof van Justitie oordeelt ook dat een strekkingsbeperking die de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden naar haar aard en los van elk concreet gevolg ervan een merkbare beperking van de mededinging vormt. Het lijkt auteurs aannemelijk dat merkbaarheid wel nog steeds een toepassingsvereiste is voor doelbeperkingen onder art. 6, lid 1, Mw, al schept het arrest hier geen volledige duidelijkheid over. Feiten aanleiding voor de onderhavige zaak betreft de oprichting van een gemeenschappelijke dochteronderneming ( GL Expedia ) door de Franse spoorwegmaatschappij Société nationale des chemins de fer francais ( SNCF ) en de boekingswebsite Expedia. GL Expedia is een online reisagentschap: via haar website kunnen uiteenlopende soorten reizen worden geboekt. In 2009 besluit de Franse mededingingsautoriteit dat de samenwerking tussen SNCF en Expedia in strijd is met het mededingingsrecht, omdat de dochteronderneming zou worden bevoordeeld ten opzichte van concurrenten op de markt voor de levering van reizen door reisagenten. In beroep voert Expedia aan dat de Franse mededingingsautoriteit het marktaandeel van GL Expedia heeft overschat en dat de overeenkomst met SNCF om die reden onder de de minimis-bekendmaking van de Europese Commissie zou vallen. 1 Expedia stelt zich op het principiële standpunt dat de Franse mededingingsautoriteit geen overtreding mag vaststellen indien een overeenkomst met interstatelijk effect onder de de minimis-bekendmaking valt, aangezien de toepassing van nationaal mededingingsrecht niet mag leiden tot het verbieden van overeenkomsten met interstatelijk effect die de mededinging in de zin van art. 101 VWEU niet beperken. 2 1 Bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten van geringe betekenis die de mededinging niet merkbaar beperken in de zin van art. 81, lid 1 (de de minimis-bekendmaking ). 2 Zie art. 3, lid 2, Verordening 1/2003. De prejudiciële vraag De zaak komt uiteindelijk uit bij de hoogste Franse rechter, de Cour de Cassation. Zij verwijst de zaak naar het Hof van Justitie met de vraag of een nationale mededingingsautoriteit art. 101 (1) VWEU kan toepassen op een overeenkomst tussen ondernemingen die de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden, maar die de door de Commissie in haar de minimis-bekendmaking vastgestelde drempels niet bereikt. 3 Oordeel van het Hof Bij haar beantwoording van de vraag van het Cour de Cassation gaat het Hof in op de twee merkbaarheidsvereisten die besloten liggen in het kartelverbod van art. 101 (1) VWEU. In de eerste plaats bespreekt het Hof het vereiste dat een overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging aan het kartelverbod ontsnapt indien zij de markt slechts in zeer geringe mate beïnvloedt. 4 Het vereiste dat uitsluitend meer dan merkbare beperkingen van de mededinging verboden zijn op grond van art. 101 (1) VWEU is voor het eerst geformuleerd in de zaak Volk/ Vervaecke 5 (het zogeheten van Volk/Vervaecke-merkbaarheidsvereiste ). In de tweede plaats bespreekt het Hof het vereiste dat voor de toepasselijkheid van art. 101 (1) VWEU de 3 R.o R.o Zaak C-5/69, Hof van Justitie 9 juli 1969 (Volk/Vervaecke) TIJDSCHRIFT MEDEDINGINGSRECHT IN DE PRAKTIJK NUMMER 3, JUNI 2013 / SDU UITGEVERS 111
2 Het oordeel van het Hof dat de de-minimisbekendmaking niet bindend is voor de nationale mededingingsautoriteiten past dus naadloos binnen de bestaande jurisprudentie. overeenkomst de handel tussen de lidstaten merkbaar ongunstig moet kunnen beïnvloeden (het zogeheten interstatelijk merkbaarheidsvereiste ). 6 Dit merkbaarheidsbegrip is door de Commissie nader uitgewerkt in de Richtsnoeren betreffende het begrip van de handel in de artikelen 81 en 82 van het Verdrag. 7 Ten aanzien van het Volk/Vervaecke-merkbaarheidsvereiste overweegt het Hof dat de beoordeling of sprake is van een merkbare beperking van de mededinging moet worden gedaan binnen het feitelijk kader van een overeenkomst. Hierbij dienen zowel de bewoordingen, de oogmerken alsook de economische en juridische context in ogenschouw te worden genomen. 8 Het Hof stelt vast dat zij in het kader van exclusiviteitsovereenkomsten eerder heeft geoordeeld dat het mogelijk is dat deze niet voldoen aan het eerste merkbaarheidsvereiste indien belanghebbenden een zwakke positie hebben op de betrokken markt. Er zijn echter ook zaken waarin het Hof tot de conclusie kwam dat geen sprake was van een merkbare mededingingsbeperking, zonder zich daarbij te baseren op de positie van belanghebbenden op de betrokken markt. 9 Na de rechtspraak over het Volk/Vervaecke-merkbaarheidsvereiste te hebben besproken stapt het Hof over naar de de minimis-bekendmaking. Het Hof wijst erop dat de Commissie met behulp van marktaandeeldrempels heeft beoogd te kwantificeren wat geen merkbare beperking van de mededinging in de zin van art. 101 VWEU is. 10 Het Hof stelt verder vast dat de Bekendmaking niet beoogt om nationale mededingingsautoriteiten en gerechten van lidstaten te binden, 11 maar uitsluitend erop is gericht de uitoefening van haar beoordelingsbevoegdheid te beperken. 12 Onder verwijzing naar het Pfleiderer-arrest merkt het Hof vervolgens op dat een mededeling van de Commissie (...) niet bindend is voor de lidstaten. 13 Het Hof voegt daaraan toe dat de de minimis-bekendmaking is gepubliceerd in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie. Anders dan de L-serie, beoogt de C-serie niet de bekendmaking van juridisch bindende handelingen, maar enkel van mededelingen, aanbevelingen en adviezen betreffende de 6 R.o Mededeling van de Commissie, Richtsnoeren betreffende het begrip beïnvloeding van de handel in de artikelen 81 en 82 van het verdrag, 2004/C 101/07. 8 R.o R.o R.o R.o R.o R.o. 29. Unie. 14 Op basis hiervan concludeert het Hof dat bij de beoordeling van de vraag of een beperking van de mededinging al dan niet merkbaar is, mededingingsautoriteiten rekening mogen houden met de drempels uit de de minimis-bekendmaking, maar daartoe niet verplicht zijn. De in deze bekendmaking genoemde drempels vormen immers slechts enkele van de vele aanwijzingen die deze autoriteit in staat kunnen stellen om te bepalen of een beperking in het feitelijk kader van de overeenkomst al dan niet merkbaar is. 15 In feite is hiermee de vraag van de Franse rechter beantwoord. Toch kent het arrest nog een interessant en venijnig staartje. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak overweegt het Hof allereerst dat het overbodig is om met de concrete gevolgen van een overeenkomst rekening te houden wanneer blijkt dat deze ( ) tot doel heeft de mededinging te [beperken]. 16 Bepaalde overeenkomsten zijn immers naar hun aard schadelijk voor de goede werking van de normale mededinging. 17 Tot zover niets nieuws onder de zon. Het echte venijn zit hem evenwel in de daaropvolgende overweging dat een overeenkomst die de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden en een mededingingsbeperkende strekking heeft, naar haar aard en los van elk concreet gevolg een merkbare beperking van de mededinging vormt. 18 Het Hof bevestigt vervolgens dat een nationale mededingingsautoriteit art. 101 (1) VWEU kan toepassen op een overeenkomst tussen ondernemingen die de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden, maar die niet de drempels bereikt die door de Commissie zijn vastgesteld in haar de minimis-bekendmaking mits deze overeenkomst een merkbare beperking van de mededinging in de zin van deze bepaling vormt. 19 betekenis van bekendmaking Commissie voor toepassing mededingingsrecht door nationale mededingingsautoriteiten Aanleiding voor het arrest van het Hof vormt de vraag van de Franse rechter naar de rol en betekenis van de de minimis-bekendmaking. Met advocaat-generaal Kokott deelt het Hof de opvatting dat bekendmakingen van de Commissie op het vlak van het Europees mededingingsrecht voor de nationale instanties en rechters geen dwingende rechtsgevolgen hebben. Dit volgt ook uit art. 288 VWEU op grond waarvan uitsluitend verordeningen, richtlijnen en besluiten juridisch verbindend zijn. In het arrest Grimaldi overwoog het Hof al eerder dat echte aanbevelingen, dat wil zeggen handelingen die ook ten opzichte van hun adressaten geen bindende gevolgen beogen. 20 Daarmee is volgens het Hof in diezelfde zaak niet gezegd dat aanbevelingen geen enkel rechtsgevolg hebben. Volgens 14 R.o R.o Punt Punt Punt Punt Arrest van het Hof van 13 december 1989, zaak C-322/88 (Grimaldi), punt SDU UITGEVERS / NUMMER 3, JUNI 2013 TIJDSCHRIFT MEDEDINGINGSRECHT IN DE PRAKTIJK
3 het Hof zijn nationale rechterlijke instanties gehouden de aanbevelingen bij de oplossing van de bij hen aanhangige geschillen in aanmerking te nemen. Dat is volgens het Hof met name zo wanneer deze aanbevelingen duidelijkheid verschaffen over de uitlegging van nationale bepalingen die ter uitvoering ervan zijn vastgesteld of wanneer zij zijn bedoeld om dwingende communautaire bepalingen aan te vullen. 21 Ook in Pfleiderer onderkende het Hof dat richtsnoeren van de Commissie weliswaar gevolgen [kunnen] hebben voor de praktijk van de nationale mededingingsautoriteiten, maar dat het bij gebrek aan een dwingende Unierechtelijke regeling aan de lidstaten is om nationale regels vast te stellen. 22 Eerder hanteerde het Hof al een vergelijkbare lijn in de zaak Polska Telefonia. 23 Het oordeel van het Hof dat de de minimis-bekendmaking niet bindend is voor de nationale mededingingsautoriteiten past dus naadloos binnen de bestaande jurisprudentie. merkbaarheid bij strekkingsbedingen onder art. 101 (1) vweu In het arrest oordeelt het Hof dat iedere overeenkomst (en, naar moet worden aangenomen, iedere onderling afgestemde feitelijke gedraging) die de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden en een mededingingsbeperkende strekking heeft een merkbare beperking van de mededinging oplevert. Daarmee vormt het arrest een breuk met de tot nu toe algemeen heersende opvatting dat zelfs indien vaststaat dat is voldaan aan het interstatelijke merkbaarheidsvereiste er nog steeds ruimte is om te betwisten dat het Volk/Vervaecke-merkbaarheidscriterium is vervuld. Het begrip merkbaarheid bij het interstatelijkheidscriterium is door de Commissie nader uitgewerkt in de Richtsnoeren betreffende het begrip van de handel in de artikelen 81 en 82 van het Verdrag. Het Hof van Justitie volgt advocaatgeneraal Kokott in haar standpunt dat een overeenkomst die ertoe strekt de mededinging te beperken en de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden, naar haar aard en los van elk concreet gevolg ervan een merkbare beperking van de mededinging vormt. 24 Eerder al had advocaat-generaal Kokott in diezelfde conclusie bepleit dat overeenkomsten met een mededingingsbeperkend doel naar algemene opvatting maatschappelijk schadelijk zijn. Om die reden kunnen dergelijke overeenkomsten volgens Kokott moeilijk als bagateldelicten worden beschouwd. 25 Kokott stelde zich in haar conclusie dan ook op het standpunt dat de marktaandeeldrempels van de de minimis-bekendmaking niet relevant zijn wanneer het gaat om de beoordeling van de merkbaarheid van beperkingen van de mededinging die uitgaan van overeenkomsten tussen ondernemingen met een mededingingsbeperkend doel. 26 Dat standpunt laat zich echter moeilijk verenigen met de Volk/Vervaecke-jurisprudentie waaruit blijkt dat ook bij strekkingsbeperkingen moet worden getoetst of sprake is van een merkbare beperking van de mededinging. Aan het eind van haar conclusie neemt Kokott dan ook gas terug en overweegt dat in geen geval hogere eisen mogen worden gesteld aan het Volk/Vervaecke-merkbaarheidscriterium dan die gelden voor het interstatelijk merkbaarheidsvereiste. 27 Het Hof lijkt deze conclusie te ondersteunen en maakt duidelijk dat op grond van art. 101 (1) VWEU strekkingsbeperkingen altijd merkbaar zijn in de zin van Volk/ Vervaecke indien is voldaan aan het interstatelijke merkbaarheidsvereiste. De consequenties van Expedia voor de toepassing van het nationaal mededingingsrecht zijn echter minder duidelijk. gevolgen van Expedia voor merkbaarheid in het nederlandse mededingingsrecht Volgens vaste rechtspraak van zowel de Hoge Raad als het CBb is ook bij strekkingsbedingen merkbaarheid een toepassingsvereiste. Met andere woorden: uitsluitend doelbeperkingen die de mededinging merkbaar (kunnen) beperken vallen binnen het toepassingsbereik van art. 6, lid 1, Mededingingswet ( Mw ). Zo overwoog het CBb al in 2005 dat hoewel een overeenkomst die de strekking heeft de mededinging te beperken veelal de markt in Daarmee vormt het arrest een breuk met de tot dan toe algemeen heersende opvatting dat zelfs indien vaststaat dat is voldaan aan het interstatelijke merkbaarheidsvereiste er nog ruimte is om te betwisten dat het Volk/Vervaecke-merkbaarheidscriterium is vervuld. meer dan geringe mate beïnvloedt, [het] mogelijk [is] dat een dergelijke overeenkomst vanwege de zwakke positie van betrokken op de desbetreffende relevante markt de concurrentie niet in mededingingsrechtelijk relevante mate beperkt en deswege aan het verbod van artikel 6, eerste lid, Mw ontsnapt. 28 Ook de Hoge Raad overwoog in eerdere zaken in vergelijkbare zin. 29 De vraag is nu wat de implicaties zijn van Expedia voor de toepassing van het Nederlands mededingingsrecht. Is bij strekkingsbepalingen merkbaarheid ook in de toekomst 21 Punt Arrest van het Hof van 14 juni 2011, zaak C-360/09 (Pfleiderer), punt Arrest van het Hof van 12 mei 2011, zaak C-410/09 (Polska Telefonia), punten Arrest, punt Conclusie, punt Conclusie, punt Conclusie, punt CBb 7 december 2005, LJN AU8309 (Secon). Zie ook CBb 12 augustus 2010, LJN BN3895 (T-Mobile). 29 Zie impliciet in HR 18 december 2009, NJ 2010, 140, m.nt. M.R. Mok (Prisma) en expliciet in HR 15 december 2011, NJ 2011, 572, m.nt. M.R. Mok (Batavus). TIJDSCHRIFT MEDEDINGINGSRECHT IN DE PRAKTIJK NUMMER 3, JUNI 2013 / SDU UITGEVERS 113
4 Deze lezing zou betekenen dat onder art. 101 (1) VWEU merkbaarheid bij strekkingsbepalingen nog slechts één keer moet worden getoetst, als onderdeel van het interstatelijkheidscriterium. nog steeds een vereiste voor toepassing van art. 6, lid 1, Mededingingswet? Uitgangspunt is dat het (materiële) Nederlands mededingingsrecht niet strenger en niet soepeler is dan het Europees mededingingsrecht. Dat betekent dat een overeenkomst die op grond van art. 101 (1) VWEU verboden is, in beginsel ook verboden zal zijn op grond van art. 6, lid 1, Mededingingswet. Wel kent art. 101 (1) VWEU nog een extra toepassingsvoorwaarde, te weten de mogelijke beïnvloeding van de handel tussen lidstaten. Het Nederlands mededingingsrecht kent deze toepassingsvoorwaarde vanzelfsprekend niet. De cruciale passage van het arrest van Hof is vervat in het hiervoor reeds genoemde punt 37 van het arrest. Daarin overweegt het Hof dat een overeenkomst die de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden en een mededingingsbeperkende strekking heeft, naar haar aard en los van elk concreet gevolg ervan een merkbare beperking van de mededinging vormt. Deze passage kan zo worden gelezen dat het Hof zich in het arrest uitsluitend heeft willen uitspreken over het Volk/Vervaecke-merkbaarheidscriterium. De strekking van het arrest zou in die lezing kunnen zijn dat, indien eenmaal vaststaat dat een overeenkomst in merkbare mate de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden én de overeenkomst een mededingingsbeperkende strekking heeft, ipso facto is voldaan aan het Volk/Vervaecke-merkbaarheidscriterium. Deze lezing zou betekenen dat onder art. 101 (1) VWEU merkbaarheid bij strekkingsbepalingen nog slechts één keer moet worden getoetst, als onderdeel van het interstatelijkheidscriterium. De conclusie van advocaat-generaal Kokott geeft ook steun voor deze gedachte. In punt 56 concludeert Kokott dat met betrekking tot het aantonen van de merkbaarheid van de beoogde beperking van de mededinging in geen geval hogere eisen mogen worden gesteld dan die welke gelden in het kader van merkbaarheid van het interstatelijkheidscriterium. In deze visie zou Expedia moeten worden gezien als een precisering of mogelijk zelfs: relativering van de bestaande jurisprudentie zoals die zich sinds Volk/ Vervaecke heeft ontwikkeld. Deze lezing heeft tot gevolg dat de toepassing van art. 6, lid 1, Mw niet wijzigt als gevolg van het arrest in Expedia. Immers, omdat bij de toepassing van art. 6, lid 1, Mw merkbaarheid niet wordt getoetst als onderdeel van het interstatelijkheidscriterium, zal merkbaarheid conform de Volk/Vervaecke-jurisprudentie nog steeds moeten worden getoetst bij de beoordeling van de mededingingsbeperking. Het arrest kan ook zo gelezen worden dat een strekkingsbeperking per definitie voldoet aan het Volk/Vervaeckemerkbaarheidscriterium. In die lezing wordt het interstatelijk-merkbaarheidsvereiste uitsluitend genoemd als vereiste voor schending van het Europees mededingingsrecht. Voor een schending van het Nederlands mededingingsrecht vervalt het interstatelijkheidsvereiste. Dit zou betekenen dat een strekkingsbeperking onder Nederlands mededingingsrecht per definitie merkbaar is. De consequentie van die lezing is dat bij de toepassing van het nationaal mededingingsrecht merkbaarheid in het geheel geen toepassingsvereiste meer is bij doelbeperkingen. In arrest na verwijzing door de Hoge Raad in de bekende Batavus-zaak houdt het Hof Arnhem rekening met de juistheid van deze lezing. 30 Het Hof merkt expliciet op dat het arrest van het Hof van Justitie in Expedia twijfel doet rijzen over de vraag of het oorspronkelijke verwijzingsarrest van de Hoge Raad nog wel in overeenstemming is met het geldende EU-recht. Om die reden overweegt het Hof Arnhem ook om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie ter verdere verduidelijking van de rol van het merkbaarheidsvereiste. Het Hof ziet daar echter vanaf aangezien het antwoord op deze vragen voor de beoordeling van de onderhavige zaak uiteindelijk niet zou uitmaken. Het Hof kon immers op basis van de feiten en omstandigheden vaststellen dat hoe dan ook aan het merkbaarheidsvereiste was voldaan. De auteurs achten de tweede lezing van het arrest minder juist. Bepalend daarvoor achten zij dat het arrest geen aanleiding geeft te veronderstellen dat het Hof radicaal heeft willen breken met de door haarzelf in Volk/Vervaecke ontwikkelde doctrine dat overeenkomsten die de markt slechts in zeer geringe mate beïnvloed[en] ontsnappen aan het verbod van art. 101 (1) VWEU. Sterker nog: in het arrest verwijst het Hof zelfs enkele malen naar Volk/ Vervaecke. Bovendien lijkt het Hof van Justitie de conclusie van advocaat-generaal Kokott te volgen die niet overweegt dat het Volk/Vervaecke-merkbaarheidsvereiste irrelevant is, maar slechts dat de eisen die aan deze toepassingsvoorwaarde worden gesteld in geen geval hoger mogen liggen dan de eisen die worden gesteld aan de interstatelijke merkbaarheid. De auteurs trekken hieruit dan ook de weliswaar: voorzichtige conclusie dat na Expedia merkbaarheid nog steeds een toepassingsvereiste is voor het vaststellen van een inbreuk op art. 6, lid 1, Mw, ook wanneer sprake is van een doelbeperking. Daaraan doet volgens de auteurs niet af dat art. 7 Mw ook nog een bagatelvoorziening kent. De bagatelvoorziening is namelijk niet een uitwerking van het merkbaarheidsvereiste. 31 Het is derhalve denkbaar dat een overeenkomst niet voor vrijstelling op grond van art. 7 Mw in aanmerking komt maar toch niet merkbaar is. 32 Hoewel de reikwijdte van de bagatelvoorziening in de afgelopen jaren flink is uitgebreid, is aannemelijk dat er een groep van overeenkomsten blijft bestaan die ondanks dat zij niet zijn vrijgesteld op grond van art. 7 Mw toch niet 30 Gerechtshof Arnhem 22 maart 2013, LJN BZ HR 18 december 2009, NJ 2010, 140 (Prisma), r.o Idem. 114 SDU UITGEVERS / NUMMER 3, JUNI 2013 TIJDSCHRIFT MEDEDINGINGSRECHT IN DE PRAKTIJK
5 merkbaar zijn. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan verticale overeenkomsten met hardcore beperkingen. Met het voorgaande is niet gezegd dat Expedia in het geheel geen veranderingen meebrengt voor de beoordeling van merkbaarheid in het kader van art. 6, lid 1, Mw. In de Nederlandse jurisprudentie wordt merkbaarheid met name ingevuld aan de hand van marktaandelen. In de betreffende jurisprudentie wordt daartoe steeds verwezen naar Volk/Vervaecke. In dat arrest wordt verwezen naar de zwakke positie van marktpartijen die ertoe kan leiden dat een mededingingsbeperkende overeenkomst ontsnapt aan het kartelverbod. In het arrest in Expedia merkt het Hof ten aanzien van Volk/Vervaecke expliciet op dat deze zaak een exclusiviteitsclausule met absolute gebiedsbescherming betrof, en dat in andere gevallen het Hof merkbaarheid niet heeft getoetst aan de hand van de positie van belanghebbenden op de markt. Dit duidt er mogelijk op dat het Hof de zwakke positie van belanghebbenden waarvoor het marktaandeel doorgaans indicatief is relevant acht voor de merkbaarheid van exclusiviteitsclausules, maar daarbuiten mogelijk niet of minder. Wat de merkbaarheidsdrempel nu wél precies inhoudt in die andere gevallen, kan evenwel niet worden opgemaakt uit het arrest. Conclusie De belangrijkste conclusie uit het Expedia-arrest is dat overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken de mededinging te beperken en de handel tussen lidstaten kunnen beïnvloeden steeds ook merkbaar zijn in de zin van het arrest Volk/Vervaecke. Voor de toepassing van art. 101 (1) VWEU behoeft merkbaarheid dus nog maar één keer te worden getoetst, en wel als onderdeel van het interstatelijkheidscriterium. Voor de toepassing van het nationaal mededingingsrecht zijn de consequenties minder duidelijk. Uit het arrest kan evenwel worden opgemaakt dat het Hof niet radicaal heeft willen breken met het in het Volk/Vervaecke ontwikkelde merkbaarheidsvereiste. Om die reden lijkt het aannemelijk dat merkbaarheid nog steeds een toepassingsvereiste is voor doelbeperkingen onder art. 6, lid 1, Mw. over de auteurs Mr. Bas Braeken en mr. Stefan Tuinenga zijn beiden advocaat bij Stibbe N.V. TIJDSCHRIFT MEDEDINGINGSRECHT IN DE PRAKTIJK NUMMER 3, JUNI 2013 / SDU UITGEVERS 115
Het Expedia-arrest: een merkbare koerswijziging?
Mededinging Het Expedia-arrest: een merkbare koerswijziging? Mr. H.M. Cornelissen* In het Expedia-arrest velt het Hof van Justitie van de Europese Unie een opvallend oordeel over twee belangrijke aspecten
Nadere informatieHvJ EU Expedia en de mededingingsrechtelijke merkbaarheid
HvJ EU Expedia en de mededingingsrechtelijke merkbaarheid Gevolgen voor de Nederlandse praktijk Mr. E.F. van Hasselt, mr. H.E. Urlus en A. Baars* HvJ 13 december 2012, zaak C-226/11, Expedia Inc./ Autorité
Nadere informatieMEDEDELING VAN DE COMMISSIE
EUROPESE COMMISSIE Brussel, XXX [ ](2013) XXX draft MEDEDELING VAN DE COMMISSIE EUROPESE COMMISSIE Ontwerpmededeling van de Commissie inzake overeenkomsten van geringe betekenis die de mededinging niet
Nadere informatieFaculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2014-2015 ANALYSE VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN ARTIKEL 101, LID 1 VWEU IN HET LICHT VAN HET EXPEDIA-ARREST Masterproef van de opleiding Master
Nadere informatieBESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nummer 6486/62 Betreft zaak: Easyjet v. N.V. Luchthaven Schiphol 1. Inleiding 1. Op
Nadere informatieBESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nadere informatie2. Onderhandelen met behulp van een zorgmakelaar in de praktijk
Wijziging van paragraaf 3.4.2. van de Richtsnoeren voor de zorgsector met betrekking tot het onderhandelen van de zorgaanbieder met behulp van een zorgmakelaar 1. Considerans 1. In de op 14 oktober 2002
Nadere informatieBESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6109/867 Betreft zaak: Caraat Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het besluit van de
Nadere informatieZaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom
COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2009 2010 31 531 Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Aptroot en Vos houdende wijziging van de Mededingingswet ter versoepeling van de uitzondering
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 19/11/2015
Datum van inontvangstneming : 19/11/2015 Vertaling C-538/15-1 Zaak C-538/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 oktober 2015 Verwijzende rechter: Juzgado de Primera Instancia
Nadere informatieDos & don ts in het kader van prijszetting
Dos & don ts in het kader van prijszetting Stefaan RAES 10 maart 2016 Brussels London - www.liedekerke.com Stefaan RAES Partner Prijszetting in de relatie tussen concurrenten Brussels London - www.liedekerke.com
Nadere informatieSchriftelijk overleg over het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de Mededingingswet ter versterking van de positie van leveranciers uit het mkb
> Retouradres Postbus 20101 2500 EC Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Directoraat-generaal voor Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 30 2594 AV Den
Nadere informatieOndernemingsrecht. Nieuwsbrief
Nieuwsbrief Ondernemingsrecht Prospectusaansprakelijkheid Een prospectus dient een getrouw beeld te geven omtrent de toestand van de uitgevende instelling op de balansdatum van het laatste boekjaar waarover
Nadere informatieKluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid
Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Auteur: Mr. T.L.C.W. Noordoven[1] Hoge Raad 23 maart 2012, JAR 2012/110 1.Inleiding Maakt het vanuit het oogpunt
Nadere informatiePublicatieblad van de Europese Unie L 335/43
18.12.2010 Publicatieblad van de Europese Unie L 335/43 VERORDENING (EU) Nr. 1218/2010 VAN DE COMMISSIE van 14 december 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 28/12/2015
Datum van inontvangstneming : 28/12/2015 Vertaling C-618/15-1 Zaak C-618/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 23 november 2015 Verwijzende rechter: Cour de cassation (Frankrijk)
Nadere informatieVaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie
Vaak gestelde vragen over het Hof van Justitie van de Europese Unie WAAROM EEN HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE (HVJ-EU)? Om Europa op te bouwen hebben een aantal staten (thans 28) onderling verdragen
Nadere informatie2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.
BESLUIT Nummer 2600/ 41 Betreft zaak: Ralet vs CZ en VGZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 14/06/2013
Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Vertaling C-258/13-1 Zaak C-258/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 mei 2013 Verwijzende rechter: Varas Cíveis de Lisboa (Portugal)
Nadere informatieDe Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2247 / 44 Betreft zaak: Griffioen/ De Boer Unigro Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van
Nadere informatieBESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nadere informatieZaak T-29/92. Vereniging van Samenwerkende Prijsregelende Organisaties in de Bouwnijverheid e. a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
Zaak T-29/92 Vereniging van Samenwerkende Prijsregelende Organisaties in de Bouwnijverheid e. a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Mededinging Non-existentie Besluiten van ondernemersverenigingen
Nadere informatieDe toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging
EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging
Nadere informatieARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 *
ARREST VAN 24. 1. 1991 ZAAK C-339/89 ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 * In zaak C-339/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het tribunal de commerce
Nadere informatieVoorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 30.4.2019 COM(2019) 207 final 2019/0100 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Samenwerkingscomité
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 02/02/2016
Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Vertaling C-690/15-1 Zaak C-690/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2015 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel
Nadere informatieBTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast
BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast Samenvatting Op 18 december 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ) arrest gewezen over de aftrek van btw als sprake is
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 531 Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Aptroot en Vos houdende wijziging van de Mededingingswet ter versoepeling van de uitzondering
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 07/06/2013
Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 c. -A601A3-0) Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer c "~" - I: Luxemboure Nr. 11/05307 Entrée 2 8 MARS 2013 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof
Nadere informatieDate de réception : 16/12/2011
Date de réception : 16/12/2011 Vertaling C-560/11-1 Zaak C-560/11 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 november 2011 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale di
Nadere informatie2010/06 Structuur van het Publicatieblad - Aanpassing ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon Publicatieblad, L-serie
200/06 Structuur van het Publicatieblad - Aanpassing ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon Publicatieblad, L-serie L I Wetgevingshandelingen a) Verordeningen b) Richtlijnen c) Besluiten
Nadere informatieIntegraal mededingingsrecht
Integraal mededingingsrecht Verzameling van in Nederland geldende nationale en Europese regelgeving inzake kartelrecht en concentratiecontrole Samengesteid door: mr. P.B. Gaasbeek prof. mr. B.MJ. van der
Nadere informatieGedragscode Mededingingsrecht
Gedragscode Mededingingsrecht MVO - de ketenorganisatie voor oliën en vetten 5 november 2013 MVO - de ketenorganisatie voor oliën en vetten Louis Braillelaan 80 T 079 363 43 50 2719 EK Zoetermeer info@mvo.nl
Nadere informatieRAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1 BEGELEIDENDE NOTA van: de heer V. SKOURIS, Voorzitter van het Hof van Justitie d.d.: 4 februari 2008 aan: de heer
Nadere informatieLJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:
LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak
Nadere informatie2010-Crash course mededingingsrecht
2010-Crash course mededingingsrecht Toegelaten horizontale overeenkomsten Larcier-Contrast Zaventem 17 juni 2010 Prof.dr. A.M. Van den Bossche Het juridisch kader Artikel 101 WEU Verordeningen Raad Verordeningen
Nadere informatieImplementatie van EU-regelgeving
Implementatie van EU-regelgeving mw. mr. drs. Sophie Bots wetgevingsjurist met speciale aandacht voor het recht van de Europese Unie directie Advisering, Raad van State Lezing Academie voor Wetgeving,
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 19/06/2012
Datum van inontvangstneming : 19/06/2012 Vertaling C-218/12-1 Zaak C-218/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 mei 2012 Verwijzende rechter: Landgericht Saarbrücken (Duitsland)
Nadere informatieHoge Raad der Nederlanden
'" 13 februari 2015 Eerste Kamer in naam des Konings 10/02162 LZ Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: l. LEIDSEPLEIN BEHEER B.V., gevestigd te Amsterdam, 2. Hendrikus Jacobus Marinus DE VRIES,
Nadere informatieARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 *
ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 * In zaak C-322/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Brussel, in het aldaar aanhangig
Nadere informatieDate de réception : 18/10/2011
Date de réception : 18/10/2011 Resumé C-463/11-1 Zaak C-463/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof
Nadere informatieGEZAMENLIJKE VERKLARING VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE WERKING VAN HET NETWERK VAN MEDEDINGINGSAUTORITEITEN
GEZAMEIJKE VERKLARING VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE WERKING VAN HET NETWERK VAN MEDEDINGINGSAUTORITEITEN "1. De vandaag vastgestelde verordening betreffende de uitvoering van de mededingingsregels
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 08/04/2014
Datum van inontvangstneming : 08/04/2014 Vertaling C-106/14-1 Datum van indiening: 6 maart 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-106/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Conseil d État (Frankrijk) Datum
Nadere informatieDatum 8 juni 2011 Onderwerp De op het goed werkgeverschap gebaseerde verzekeringsplicht
1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG sector privaatrecht Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus
Nadere informatieBESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend.
Nederlandse mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2855-26 Betreft zaak: Politheek Explorer Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar
Nadere informatieBENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau
COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 07/06/2013
Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder
Nadere informatieKnipperlichten. Mededingingsrecht. Milena Varga 20 februari 2014
2014 Knipperlichten Mededingingsrecht Milena Varga 20 februari 2014 Minervastraat 5 1930 ZAVENTEM T +32 (0)2 275 00 75 F +32 (0)2 275 00 70 www.contrast -law.be Overzicht I. Basisbegrippen II. Knipperlichten
Nadere informatieBENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau
COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau Conclusie van de Avocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/6) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000
Nadere informatieEuropees Economisch en Sociaal Comité ADVIES
Europees Economisch en Sociaal Comité ECO/360 Belastingheffing - Richtlijn moedermaatschappij / dochteronderneming Brussel, 25 maart 2014 ADVIES van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel
Nadere informatieBESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord.
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 17 van de Mededingingswet. Zaaknummer 741/Overeenkomst
Nadere informatieArrest HvJ EG d.d. 2 juli 2009, Bavaria Bayerische Bier
Journaal Warenwet 2009-8 Martin Hemmer AKD Prinsen Van Wijmen Geografische oorsprongsaanduidingen Arrest HvJ EG d.d. 2 juli 2009, Bavaria Bayerische Bier Jurisprudentie Het recht om merken te gebruiken
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 10/06/2014
Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging
Nadere informatieRecente ontwikkelingen inzake de economische analyse van mededingingsafspraken
A r t i k e l e n Recente ontwikkelingen inzake de economische analyse van mededingingsafspraken mr P.P.J. van Ginneken In dit artikel worden enige recente ontwikkelingen in de Europese jurisprudentie
Nadere informatiePDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/133783
Nadere informatieThe clash of the Bulls. The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip geldige reden nader verklaard door HvJ EU. I. Inleiding
The clash of the Bulls The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip geldige reden nader verklaard door HvJ EU I. Inleiding Met de uitspraak van het Europese Hof op 6 februari jongstleden is het dan zo ver...
Nadere informatiePIANOo-congres mr dr H.D. van Romburgh Recente jurisprudentie aanbestedingsrecht
PIANOo-congres 2008 mr dr H.D. van Romburgh Recente jurisprudentie aanbestedingsrecht 2 Recente jurisprudentie Slechts een greep uit de actuele ontwikkelingen Vandaag bijzondere aandacht voor aanbestedingsplicht
Nadere informatieGas terug bij exclusiviteitsbedingen in de brandstofsector
Gas terug bij exclusiviteitsbedingen in de brandstofsector Exclusieve afnamebepalingen in toenemende mate onder druk door het mededingingsrecht? Mr. Stefan Tuinenga* 140 Inleiding Recentelijk heeft de
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 06/03/2017
Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum
Nadere informatieNederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit Nummer 4468-52 Betreft zaak: 4468/ Joost Visser Aannemingsbedrijf B.V. en Visser en Kuyper Beheer B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nadere informatiede voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
> Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus
Nadere informatieVERSLAG VAN DE COMMISSIE
NL VERSLAG VAN DE COMMISSIE over de stand van de werkzaamheden in verband met de richtsnoeren betreffende staatssteun en diensten van algemeen economisch belang 1. DOEL VAN DIT VERSLAG In zijn conclusies
Nadere informatieBESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4445-51 Betreft zaak: 4445/ Aannemingsbedrijf
Nadere informatieBESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_650/35 Betreft zaak: B&U-sector / Beheermaatschappij P. Moll Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren
Nadere informatieARRET Dans l affaire A 2012/1. En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD. Langue de la procédure : le français
COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2012/1/13 ARRET Dans l affaire A 2012/1 En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD Langue de la procédure : le français ARREST In de
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. I. Het verloop van de procedure
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2260-108 Betreft zaak: Vereniging Vrije Vogel vs. KLM Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar van Vereniging
Nadere informatieVoorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.11.2017 COM(2017) 635 final 2017/0278 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de bij het Verdrag
Nadere informatieGedragscode mededingingsrecht DEX
Gedragscode mededingingsrecht DEX Uitgangspunt Deze gedragscode beschrijft de manier waarop DEX omgaat met de regels van het mededingingsrecht. Hij is bedoeld als leidraad voor iedereen die betrokken is
Nadere informatieARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*
STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag
Nadere informatieNo.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012
... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering
Nadere informatieVoorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 5.10.2017 COM(2017) 574 final 2017/0252 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Subcomité
Nadere informatieVoorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 17.1.2018 COM(2018) 30 final 2018/0010 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het namens de Europese Unie in het Associatiecomité EU-Algerije in te
Nadere informatieBESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_777/7 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van
Nadere informatieEUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL CONCURRENTIE
EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL CONCURRENTIE Brussel, 25 maart 2019 KENNISGEVING AAN BELANGHEBBENDEN TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EN EU-MEDEDINGINGSRECHT Op 29 maart 2017 heeft het
Nadere informatieEdèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,
Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij
Nadere informatieMEDEDELING VAN DE COMMISSIE. Richtsnoeren betreffende het begrip beïnvloeding van de handel in de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (2004/C 101/07)
27.4.2004 Publicatieblad van de Europese Unie C 101/81 MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Richtsnoeren betreffende het begrip beïnvloeding van de handel in de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (2004/C 101/07)
Nadere informatieVERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van XXX
EUROPESE COMMISSIE Brussel, XXX [ ](2014) XXX draft VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE van XXX tot wijziging van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 11/03/2014
Datum van inontvangstneming : 11/03/2014 Vertaling C-58/14-1 Zaak C-58/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 6 februari 2014 Verwijzende rechter: Bundesfinanzhof (Duitsland) Datum
Nadere informatieGedragscode mededingingsrecht Focusplaza
Gedragscode mededingingsrecht Focusplaza Uitgangspunt Deze gedragscode beschrijft de manier waarop Focusplaza omgaat met de regels van het mededingingsrecht. Hij is bedoeld als leidraad voor iedereen die
Nadere informatieZaak T-228/97. Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
Zaak T-228/97 Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Artikel 86 EG-Verdrag (thans artikel 82 EG) Machtspositie en collectieve machtspositie Misbruik Geldboete" Arrest van het Gerecht
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 19/06/2015
Datum van inontvangstneming : 19/06/2015 Vertaling C-223/15-1 Zaak C-223/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 mei 2015 Verwijzende rechter: Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland)
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 04/03/2013
Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Vertaling C-49/13 1 Zaak C-49/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 januari 2013 Verwijzende instantie: Úřad průmyslového vlastnictví
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 13/11/2018
Datum van inontvangstneming : 13/11/2018 Vertaling C-629/18-1 Zaak C-629/18 Prejudiciële verwijzing Datum van ontvangst: 8 oktober 2018 Verwijzende rechter: Sofiyski gradski sad (Bulgarije) Datum van de
Nadere informatieInterdepartementale Commissie Europees Recht (ICER)
Bijlage 1 Interdepartementale Commissie Europees Recht (ICER) Aan: Alle Ministers Datum: Doorkiesnummer: 070-370 6093 Onderwerp: Checklist Regelgeving en EG-mededingingsrecht 1. Aanleiding Door de Universiteit
Nadere informatieBESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2960/ 24 Betreft zaak: Abegg - CZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het tegen zijn
Nadere informatieMEDEDINGINGSRECHT VOOR OVERHEDEN. 22 Maart 2007 Prof. dr. Bart Hessel b.hessel@law.uu.nl
MEDEDINGINGSRECHT VOOR OVERHEDEN 22 Maart 2007 Prof. dr. Bart Hessel b.hessel@law.uu.nl EG-MEDEDINGINGSRECHT Europees mededingingsrecht voor ondernemingen: betreft het verbieden van mededingingsbeperkend
Nadere informatieArrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/
BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/4/8 Inzake : Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/4 ------------------------- KANEN tegen GEMEENTE VELDHOVEN Procestaal : Nederlands En cause : Arrêt
Nadere informatieMEDEDELING AAN DE LEDEN
EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 28.2.2015 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0921/2012, ingediend door Sorin Stelian Torop (Roemeense nationaliteit), namens de
Nadere informatieVoorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 15.3.2019 COM(2019) 141 final 2019/0082 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gemengd
Nadere informatieRolnummer Arrest nr. 172/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T
Rolnummer 4725 Arrest nr. 172/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 323 van het Burgerlijk Wetboek, zoals van kracht vóór de opheffing ervan bij artikel
Nadere informatieUitspraak Rechtbank Arnhem Sector civiel recht. Zaak-/rolnummer: 111855 / KG ZA 04-217 Datum vonnis: 19 mei 2004. Vonnis.
Uitspraak Rechtbank Arnhem Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 111855 / KG ZA 04-217 Datum vonnis: 19 mei 2004 Vonnis in kort geding in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 07/06/2013
Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 C -,44Li jj':j - Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 10/04806 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder nr ~3.~o 6..3.s.::.
Nadere informatieBrussel, C(2012) 7541 final
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 07.11.2012 C(2012) 7541 final Betreft: Staatssteun SA.34404 (2012/NN) (ex 2012/CP) Nederland Beweerde aankoop van grond boven de marktprijs en daaropvolgende verkoop van grond
Nadere informatieNijmegen, april 2017, Johan van de Gronden
Voorwoord Het mededingingsrecht is een evergreen in het Europese recht. Al vanaf het eerste begin van het Europese integratieproces tot op de dag van vandaag wordt er een actief mededingingsbeleid gevoerd.
Nadere informatie2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:
'"Sr "- AANTEKENEN Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Datum Referentie Betreft beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (08/00041) op het hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RBSGR:2010:BO3551
ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3551 Instantie Datum uitspraak 27-10-2010 Datum publicatie 10-11-2010 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 343076 - HA ZA 09-2395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieSteunmaatregelen van de staten / Nederland - Steunmaatregel nr. N 8/ Verlenging sociaal-economisch plan veehouderij
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 01-03-2004 C(2004) 706 Betreft : Steunmaatregelen van de staten / Nederland - Steunmaatregel nr. N 8/2004 - Verlenging sociaal-economisch plan veehouderij Excellentie, De Commissie
Nadere informatie