Gedichten. Vergeet de Vader niet. Vergeet de Vader niet, al klinkt het engelenlied, zijn Zoon moest van Hem scheiden, om ons heil te bereiden.

Transcriptie

1 Gedichten Vergeet de Vader niet. al klinkt het engelenlied, zijn Zoon moest van Hem scheiden, om ons heil te bereiden. Zijn Liefde is zo groot, dat Hij zijn Kind wou zenden, al in een wisse dood. toen Hij zijn Zoon ons bracht, toen Hij hem achter liet, in d ijzig koude nacht. wees dankbaar voor Zijn Liefde, de pijn en het verdriet, dat s Vaders hart doorkliefde. Zo groot is nu Gods trouw, Hij heeft beloofd en doet, al brengt het Hem zelf rouw, de mensen steeds weer goed. en geef aan Hem de eer, want Hij heeft U gezonden, uw Heiland en Uw Heer.

2 De nacht in het veld De nacht is zwart, alleen het licht der sterren, verlicht de kille velden, en ook de maan schijnt zacht, de schapen in hun warme vacht, hebben niets meer te melden. De herder speelt de fluit, klaar helder en ook luid, doorklieft hij zo de stilte, een melodie van harmonie, klinkt door de koude kilte. Zijn maten willen slapen, de dag was lang en zwaar, het veld is koud en kil, en niet zonder gevaar. In slechts een ogenblik, verdwijnt zomaar de nacht, en is het rondom licht, volslagen onverwacht, is heel de lucht gaan stralen, en komt van wie weet waar, een engel nederdalen. Met angst en schrik begeven, staan al die herders daar, hun lichamen die beven, de engel spreekt hun aan, herders blijf hier niet staan, want heden is uw Heer, in Bethlehem geboren, en u bent allen hier door God thans uitverkoren. Ga dan en breng Hem eer, zoekt Hem zodat u vindt, uw Heiland en uw Heer, uw Koning in een stal, een pasgeboren Kind. De lucht is vol van licht, en engelenstemmen dragen, ver in de kille nacht, van eer zij God en in de mensen welbehagen.

3 Gods Merel. Niemand kan in jouw schreden gaan, niemand die in jouw plaats kan staan. Wordt jij voor moeite niet gespaard, en overkomt ook jou soms kwaad, wordt niet benauwd, vertrouw op God, dan draag je moediger je lot. Hij helpt, want Hij geeft levenskracht, en al wat is zo zwaar zo hard, dat maakt Hij licht en zijdezacht, als teken van zijn mededogen, zo opent Hij vandaag jouw ogen, als aanbreekt t nieuwe ochtendgloren, dan kun jij ook de merel horen, de merel uit Gods grote schepping, die zingt, zelfs bij triest weer en regen, de merel die de dag begroet, en zo verkondigt jou Gods zegen, getuigt van nieuwe kracht en moed. Als dan Gods Merel zonder zorgen, aankondigt weer een nieuwe morgen, gedenk dan, God zal met je gaan, met Hem kun jij de dag weer aan!

4 Ik ben bij je. Je hoeft niet op te stijgen, naar ongekende hoogte, want Ik ben bij je. Je hoeft niet ver te reizen, in nat gebied of droogte, want Ik ben bij je. Altijd ben Ik geweest, dichtbij, Ik liet je gaan, in doen en laten vrij. Dan ging je vaak niet op mijn wegen. En toch, ik liet je gaan, hield jou niet tegen. Ik zag je dwalen, ver van mijn Liefde en Mededogen, ook toen jij inzag, je had jezelf bedrogen. De weg naar Mij terug, die leek te zijn verdwenen, je hart werd zwaar en bitter ging je wenen. Maar Ik hou zo van jou, nooit zal Ik jou verlaten! Ik kom je tegemoet, al dwaal je door de straten. De éénzaamheid, de regen, de mist en duisternis, doorbreek Ik met Mijn Licht, omdat Ik jou zo mis!

5 Samen op de goede weg. Samen op de goede weg, de weg die leidt tot zegen, struikelblokken opgeruimd, géén tijd van overwegen, maar kiezen voor die éne Heer, alleen Hij is de Waarheid, samen op de goede weg, voor nu en alle tijd. Verschillen die zijn opgebouwd, in tijden van t verleden, problemen die zijn vastgeroest, wij mogen niet ontleden, maar denken aan de jeugd van nu, zij zijn gemeente later. Als beekjes vormend één geheel, tot helder stromend water, in een rivier van Liefde één, heel helder klaar en rein. Samen op de goede weg, en één in Jezus zijn. Oecumene. Zie daar, een landschap ruim en wijd. Een horizon zonder einde met lijnen uit velerlei richtingen. Lijnen die overgaan in één grote brede hoofdlijn. Die lijnen zijn paden en wegen, die allen uitkomen op één grote brede hoofdweg. Aan de horizon verschijnen stippen. Die komen dichterbij en worden groter. Het zijn mensen die wandelen op paden en wegen, zoekend naar de Stad. De Heilige Stad.

6 Elk van hun is in het bezit van een kaart die hun de weg wijst, waar ze ook maar vandaan komen. Die kaart is de Bijbel, het Woord van de Koning van de Heilige Stad. Ook is er een Kompas. Zonder Kompas kunnen ze de Kaart niet goed gebruiken en zullen ze de Weg niet vinden. Het Kompas is de Heilige Geest, die de Weg wijst en uitleg geeft. De juiste richting bepaalt en je aanwijst hoe je de Kaart moet houden. Vooral als verdwalen dreigt, blijken de Kaart en het Kompas onmisbaar. Zonder Kompas heb je echter niet veel aan de Kaart. Alleen wel het eerste stukje als je op weg gaat, want dan weet je vanuit de bekendheid nog wel waar het noorden ligt. En je weet dat je de bovenkant van een kaart altijd naar het noorden gericht moet houden om een landkaart goed te kunnen lezen. De mensen komen uit allerlei verschillende richtingen, andere wegen en paden, uit alle windstreken. En zonder dat ze het zelf weten en vermoeden leidt hun Kaart naar dezelfde Hoofdweg. Mensen uit verschillende culturen, volken, huidskleuren, mensen die uiterlijk sterk verschillen, maar innerlijk allen op zoek zijn naar de Heilige Stad. De wegen en paden waarop zij wandelen zijn de verschillende kerken die Jezus Christus belijden. Zoekende naar de Heilige Stad komen ze elkaar tegen op de Hoofdweg. Ze ontdekken dat ze dezelfde Kaart lezen en dat hun Kompassen allen in dezelfde richting wijzen. Het is wel zo dat als je uit een andere richting komt, je het Kompas in een andere hoek houdt. Kijk je naar het oosten, dan wijst de wijzer op je Kompas naar links. Kijk je naar het westen, dan wijst de wijzer naar rechts. Kijk je naar het zuiden dan moet je je helemaal omdraaien want de wijzer wijst achter je. Maar toch komen ze allen uit bij de Hoofdweg. De Hoofdweg naar de Heilige Stad is Jezus. Want Jezus is de Weg, de Waarheid en het Leven, er is geen andere weg die leidt naar de Koning en de Heilige Stad. Er is maar één Weg, die leidt naar de Heilige Stad. De Stad waar God de Vader, de Koning woont en de zijnen verlicht, verblijdt, harmonie en vrede schenkt. Uit alle richtingen komen ze, uit alle kerken van Jezus die gebruik maken van de Kaart, en dankzij het Kompas de weg vinden naar die éne Hoofdweg en het wordt een drukte van belang! Steeds meer mensen vinden de Hoofdweg. Ze voelen en ze vinden zich zo samen met elkaar op weg naar de Heilige Stad. Vol bewondering zijn ze over die veronderstellingen en vooroordelen van vroeger. Maar hoe je het Kompas ook houdt de wijzer blijft steeds dezelfde kant uitwijzen.

7 En vroeger dachten ze dat die anderen op een heel andere weg zouden uitkomen. Het wordt één grote, blijde schare, niet meer te tellen, uit alle windstreken komen ze samen. Alle verschillen vallen weg en ze gaan samen verder, blij zingend, samen op de Goede Weg naar de Heilige Stad. Waar de poorten uitnodigend wijd open staan en de Koning een Feestmaal heeft bereid voor de Zijnen.

8 Wie moe is beurt Hij op. Wie moe is beurt Hij op, wie geen kracht heeft maakt Hij sterk. Jonge kerels raken vermoeid en uitgeput, flinke mannen zakken ineen, maar wie hopen op de Heer, vinden steeds weer nieuwe kracht. Zij zijn onvermoeibaar als adelaars, van het lopen raken zij niet uitgeput, van het gaan worden ze niet moe. Jesaja 40: Ben je te moe. geniet je niet meer van het leven, omdat toch zoveel zorg en lasten jou omgeven? Ben je zo uitgeput en zo terneergeslagen, dat je de dag van morgen niet kunt dragen? Kun je geen kracht meer vinden, en geen vreugde, in zaken waarin jij, je altijd zo verheugde? Is alles om je heen zo zwart, zie je geen uitkomst meer, voel je slechts pijn en doet het leven zeer? Stel dan je hoop op Hem, Hij wil je sterken en getroosten je hart verlichten, je helpen dragen de last van alle dag, leg al je zorgen en de pijn die jij vermag, in vol vertrouwen voor aan Jezus in t gebed, Hij is het die je van het duister redt! Weet dat hoe zwart de nacht ook is, eens komt toch weer de morgen, schijnt weer de zon en dan verbleekt je zorgen, als Hij je bij de hand neemt elke dag, eens sta ook jij weer op, met om je mond een lach.

9