Tweede Kamer der Staten Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten Generaal Vergaderjaar Koninklijke marechaussee Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage, 23 september 1988 Met verwijzing naar mijn brief van 6 april 1987, over de organisatie van de Koninklijke marechaussee ( X nr. 44) en het verzoek van de vaste Commissie van Defensie van 30 maart 1988, geef ik u hierbij - na overleg met mijn ambtgenoten van Justitie en van Binnenlandse Zaken - een inzicht in het takenpakket, de organisatie en de personeelssituatie van de marechaussee en in ontwikkelingen die daarbij van belang zijn. Deze brief vormt de grondslag voor het beleid, waarbinnen ook de voorgenomen reorganisatie en het nieuwe personeelssysteem van de marechaussee passen. Het reorganisatieplan «de Koninklijke marechaussee in de jaren negentig» wordt u eveneens aangeboden'. De marechaussee is een onderdeel van de krijgsmacht dat als hoofdtaak heeft het verrichten van politietaken ten behoeve van de strijdkrachten en de totale defensie-inspanning. De organisatie, de omvang en de personeelssterkte zijn afgestemd op deze taak. Daarnaast zijn - zoals uit het vervolg van deze brief blijkt - de marechaussee ook andere taken opgedragen. Ontwikkelingen die zich voordoen in krijgsmacht en maatschappij hebben vanzelfsprekend ook hun betekenis voor het functioneren van de marechaussee. Zij dwingen daarom tot een voortdurende bezinning op de taken, de taakuitvoering en de organisatie van de marechaussee. I. DE TAKEN VAN DE KONINKLIJKE MARECHAUSSEE Het takenpakket van de Koninklijke marechaussee heeft zijn grondslag in het Koninklijk besluit van 6 februari 1954 (Stb. 45). In dit zogenoemde Takenbesluit worden de taken beschreven die de marechaussee ten behoeve van krijgsmacht en maatschappij dient uit te voeren. De taken die de marechaussee uitvoert liggen op de volgende gebieden: - politietaak ten behoeve van defensie - uitvoering vreemdelingenwetgeving - beveiliging 1 Ter inzage gelegd op de bibliotheek. - bijstandsverlening Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 1

2 De marechaussee voert haar taken uit in vredestijd en in tijden van oplopende spanning en oorlog. De taak ten behoeve van de krijgsmacht en de totale defensie inspanning is de hoofdtaak van de marechaussee. Deze taak wordt uitgevoerd onder gezag van de Minister van Defensie en - in oorlogstijd - onder bevel van de Bevelhebber der Landstrijdkrachten. De marechaussee bereidt zich in vredestijd, naast de vervulling van haar taken, voor op haar oorlogstaak. Dit betekent dat de omvang en inhoud van de taken, de personele sterkte (ook de vredessterkte), de opleiding en tewerkstelling van het personeel én de organisatie op de oorlogstaak moeten zijn en blijven afgestemd. A. Politietaak ten behoeve van defensie Deze taak omvat de op de bescherming van defensiebelangen gerichte handhaving van de (rechts)orde. Voor de uitoefening van deze taak beschikt de marechaussee met name over territoriale eenheden en eenheden ten behoeve van het Eerste Legerkorps. Zij wordt overal waar zich Nederlandse Militaire eenheden en objecten bevinden uitgevoerd. Zowel in Nederland als daarbuiten. Zo opereert de marechaussee permanent ten behoeve van eenheden van de Koninklijke Landmacht en van de Koninklijke luchtmacht in de Bondsrepubliek Duitsland en van de Koninklijke marine en Koninklijke luchtmacht in het Caraïbisch gebied en tijdelijk ten behoeve van militaire eenheden, die in het buitenland oefenen of optreden in het kader van vredesoperaties. De politietaak van de marechaussee ten behoeve van defensie wordt in de volgende deeltaken onderscheiden: - De politietaak ten behoeve van de Nederlandse en andere strijdkrachten. Deze taak omvat het (mede) handhaven van zowel de interne als de openbare orde, voorzover daarbij de strijdkrachten en/of internationale hoofdkwartieren in Nederland dan wel de daartoe behorende militairen en burgers zijn betrokken. Voorts betreft zij de opsporing van strafbare feiten gepleegd jegens de strijdkrachten en hoofdkwartieren, alsmede van die strafbare feiten die zijn begaan door de tot de strijdkrachten en hoofdkwartieren behorende militairen en burgers. Ook wordt deze politietaak uitgeoefend ten aanzien van de echtgenoten - voor zover deze niet de Nederlandse nationaliteit bezitten - van personen behorende tot buitenlandse strijdkrachten en internationale hoofdkwartieren, alsmede hun kinderen die voor hun onderhoud van hen afhankelijk zijn. Ten aanzien van de NAVO-bondgenoten wordt deze taak uitgeoefend met inachtneming van het NAVO-Status-Verdrag. Tot deze taak behoort eveneens het toezicht op het militaire verkeer. De marechaussee is, wat betreft de politiële aspecten, betrokken bij de zogenoemde LOC-operaties. Het openhouden en veilig stellen van deze «Lines of Communication» is een verantwoordelijkheid van de Nationaal Territoriaal Commandant en is in tijden van oplopende spanning en oorlog van groot belang voor het totaal van de defensie-inspanningen. Bij deze activiteiten zal door de marechaussee intensief met de lokale politiekorpsen worden samengewerkt. Hieraan wordt al in vredestijd gestalte gegeven. - De politietaak op plaatsen onder beheer van het ministerie van Defensie en op plaatsen, die ingevolge de Wet Bescherming Staatsgeheimen zijn aangewezen. Op deze ten behoeve van defensie in gebruik zijnde plaatsen oefent de marechaussee de politietaak uit ten opzichte van een ieder. In tijden van oplopende spanning, zodra de militaire autoriteiten vorderingsbevoegdheden gaan uitoefenen op grond van de Inkwartieringswet, neemt deze taak in omvang toe. Beveiliging en bewaking behoren eveneens tot de politietaak ten behoeve van defensie. Naast de persoonsbeveiliging gaat het hier om de bewaking van vitale defensie-objecten en het, in overleg met militaire Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 2

3 autoriteiten, opnemen van militaire objecten in de patrouillegang. Bij de handhaving van de interne orde treedt de marechaussee op onder gezag van de Minister van Defensie. Bij de opsporing van strafbare feiten, waarvan de kennisneming aan de krijgsraden is opgedragen, oefenen de Commanderende Officieren in het kader van het huidige militair straf- en tuchtrecht het gezag over de marechaussee uit. In de overige gevallen, waarin sprake is van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, oefent de officier van justitie het gezag uit. Voor zover bij de uitvoering van de genoemde politietaken de handhaving van de openbare orde in het geding is, oefent de betreffende burgemeester het gezag over de marechaussee uit. De doelmatigheidsoverwegingen, die ten grondslag liggen aan de verdergaande samenwerking tussen de politiekorpsen, gelden ook voor de marechaussee. Daarom participeert de marechaussee in regionale rechercheteams en in politie-overlegstructuren. Verder wordt aangesloten bij de daarvoor in aanmerking komende automatiseringsprojecten van de politie. Voor de samenwerking van de marechaussee met de reguliere politie is een wettelijke basis gelegd in het ontwerp wijziging van de Politiewet (kamerstuk ). Tevens wordt gedacht aan nadere uitwerking van de Aanwijzingsbeschikking opsporingsambtenaren politie en marechaussee De politietaak ten behoeve van de krijgsmacht en de totale Nederlandse verdedigingsinspanning - als hoofdopdracht van de marechaussee - vereist dat het potentieel op de uitvoering van die taak, zowel in vredes- als in oorlogstijd, is afgestemd. B. Uitvoering vreemdelingenwetgeving Op grond van de bepalingen in de Vreemdelingenwet en het Takenbesluit is de marechaussee belast met de grensbewaking. De uitvoering van deze taak geschiedt in vredes- en oorlogstijd onder gezag van de Minister van Justitie. Deze Minister heeft de bediening van de grote en middelgrote doorlaatposten in beginsel aan de marechaussee toegewezen. Bovendien is de marechaussee belast met de patrouillegang in het zgn. groene grensgebied. De marechaussee bedient thans doorlaatposten aan de Nederlands-Duitse grens en een aantal lucht-/zeehavendoorlaatposten. Op grond van het resultaat van het heroverwegingsonderzoek vreemdelingenwetgeving (grensbewaking) wordt het aantal door de marechaussee bediende doorlaatposten in de jaren verminderd. Ik heb U daarover in mijn brief van 22 september 1987 ingelicht. Sinds 1976 is de marechaussee krachtens Koninklijk besluit van 26 november 1976, nr. 34 (Stb. 1976, 642), belast met het vreemdelingentoezicht in de drie zuidelijke provincies. Dit geschiedt in aanvulling op het door de politie uitgevoerde vreemdelingentoezicht en onder gezag van de hoofden van de plaatselijke politie. Het Akkoord van Schengen voorziet in de beëindiging van de grensbewaking aan de Nederlandse oostgrens per 1 januari Tevens zal de voortschrijdende Europese integratie in 1992 leiden tot het «Europa van de burger». Verder vloeit uit het Akkoord van Schengen voort dat de grensbewaking aan de overblijvende buitengrensdoorlaatposten (luchten zeehavens) zal worden geoptimaliseerd, omdat deze taak mede ten behoeve van de overige Schengen-partners moet worden uitgeoefend. Over de uitvoering van het Akkoord van Schengen wordt thans intensief overleg op internationaal niveau gevoerd. Zoals op 7 maart jl. tijdens de Uitgebreide Commissievergadering voor Justitie is gesteld, noopt de opheffing van de personencontrole aan de binnengrenzen tot compenserende maatregelen, waaronder de intensi- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 3

4 vering van het binnenlands toezicht op vreemdelingen. In de brief van de Staatssecretaris van Justitie, mede namens de Ministervan Binnenlandse Zaken en mijzelf, wordt hier verder op ingegaan. Door de beëindiging van de personencontrole aan de oostgrens zullen circa 325 personeelsleden ter beschikking komen. Uit dit potentieel kunnen - zonder vooruit te willen lopen op het overleg hierover - de naar schatting 200 personeelsleden worden geput in het kader van compenserende maatregelen. Voorts zullen het naar verwachting aanzienlijk groeiende aantal reizigers op de luchthaven Schiphol en de veranderingen in de infrastructuur aldaar voor de marechaussee een verzwaring van de grensbewakingstaak met zich brengen. Op 3 maart jl. berichtte ik U dat door de zorg van de Commandant van de Koninklijke marechaussee een onderzoek zou worden ingesteld naar de sterkte en de bedrijfsvoering van de marechaussee op Schiphol. Dit onderzoek is inmiddels afgerond en daaruit blijkt dat voor de handhaving van de kwaliteit van deze grensbewakingstaak reeds thans een uitbreiding van de betrokken brigade noodzakelijk is met 70 personeelsleden. C. Beveiligingstaken Tot deze taak behoort het waken voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis. Daarnaast worden beveiligingswerkzaamheden verricht ten behoeve van De Nederlandsche Bank NV, de ambtswoning van de Minister-President, alsmede bij een aantal Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland. Het gaat hierbij om de statische beveiliging van objecten en de beveiliging van waardetransporten van de Nederlandsche Bank. Ook in tijden van oplopende spanning en oorlog beveiligt de marechaussee deze objecten. Binnen de taken ten behoeve van defensie worden eveneens beveiligingswerkzaamheden verricht, zoals in het voorgaande reeds is aangegeven. Daarnaast wordt in tijden van oplopende spanning en oorlog de militaire bewaking en beveiliging van objecten, die van belang zijn voor de continuïteit van de defensie-inspanning, uitgebreid en geïntensiveerd. Bij deze activiteiten treedt de betekenis van de reeds genoemde samenwerking met politiële instanties meer aan het licht. Bij de coördinatie van te nemen politiemaatregelen is de marechaussee een schakel tussen de civiele en militaire uitvoerende instanties. D. Bijstandsverlening De marechaussee treedt in het kader van de bijstandsverlening overeenkomstig artikel 47 van de Politiewet op bij de handhaving van de openbare orde. In de praktijk neemt zij ook deel aan de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De noodzaak van een wettelijke grondslag voor deze vorm van bijstandsverlening door de marechaussee kwam bij de behandeling van de wijziging van de Politiewet (kamerstuk ) aan de orde. Hierbij werd voorgesteld een nieuw artikel 50a op te nemen, waarin de grondslag voor het verlenen van deze vorm van bijstand door de marechaussee is neergelegd. De marechaussee vormt het zogenoemde bijstandspotentieel voor de reguliere politie, waaruit voor het leveren van incidentele bijstand kan worden geput. De instandhouding van dat potentieel dient te worden gewaarborgd. Het leveren van incidentele bijstand is alleen mogelijk door andere marechausseetaken tijdelijk minder intensief uit te oefenen. Naast deze incidentele bijstand bestaat semi-permanente bijstand. Die bijstand wordt verleend aan de gemeentepolitiekorpsen van Amsterdam en, gegeven de aldaar aanwezige diplomatieke vestigingen, Den Haag. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 4

5 Voor de semi-permanente bijstand zijn, mede gezien het langdurige karakter, specifieke afspraken op het gebied van formatie, financiën en tijdsduur benodigd. Voor Amsterdam is de uitvoering van de semipermanente bijstand in een convenant met de Minister van Binnenlandse Zaken en de burgemeester van Amsterdam vastgelegd. Hierin is tevens bepaald dat over de voortzetting van deze bijstand aan Amsterdam eind 1992 zal worden beslist. II. PERSONEEL Het beleid dat binnen de marechaussee wordt gevoerd ten aanzien van personeel is geheel in overeenstemming met de grondslagen van het personeelsbeleid van de Koninklijke landmacht. In die gevallen echter waarin het specifieke karakter en de taakstelling van de marechaussee dit noodzakelijk maken zijn afwijkingen van die regelingen mogelijk. A. Personeelsbestand De toegewezen personele middelen in vredestijd dienen toereikend te zijn om de lastenverzwaring ten tijde van oplopende spanning te kunnen opvangen. De sterkte van de territoriale eenheden wordt in oorlogstijd verhoogd van ca tot ca personen. Het op oorlogssterkte brengen geschiedt door het oproepen in werkelijke dienst van reserveen dienstplichtig personeel. Dit opgeroepen personeel beschikt evenwel niet over de noodzakelijke opsporingsbevoegdheid en specifieke kennis en ervaring, zodat het niet mogelijk is beroepspersoneel door nietberoepspersoneel te vervangen. Dit betekent dat een relatief groot bestand aan beroepspersoneel nodig blijft. B. Personeelssysteem Met de invoering van het nieuwe personeelssysteem, zoals uiteengezet in de brief van de Staatssecretaris van Defensie van 13 maart 1986, is reeds een begin gemaakt. Dit sinds medio 1987 gehanteerde personeelssysteem voorziet in een personeelsvoorziening langs twee lijnen. Een deel van de functies wordt vervuld door beroepspersoneel dat voor onbepaalde tijd is aangesteld en in beginsel uitzicht heeft op een volledige carrière die past binnen het huidige functiebestand. Teneinde de werving van de beroepsmilitairen, die voor onbepaalde tijd worden aangesteld, steeds nauwkeurig op de behoefte in de onderofficiersrangen af te stemmen, zullen de in het oude systeem bestaande functies met de rang van marechaussee voortaan bestemd zijn voor beroepsmilitairen die voor bepaalde tijd zijn aangesteld. Een beperkt aantal van deze functies zal bovendien door dienstplichtigen worden vervuld. Met de invoering van het nieuwe personeelssysteem en de implementatie daarvan in de nieuwe organisatiestructuur in het kader van het plan «Koninklijke marechaussee in de jaren negentig» is de rangindeling in evenwicht gebracht met de rangtoedeling elders binnen de krijgsmacht. C. Werving en opleiding Het laat zich aanzien dat, ook in de komende jaren, met handhaving van de aannemingseisen, in de behoefte aan vrijwillig dienend marechausseepersoneel zal kunnen worden voorzien. Teneinde de integratie van de vrouw in de marechaussee-organisatie te bevorderen wordt er naar gestreefd het aandeel van vrouwen in het personeelsbestand van 6% te verhogen tot circa 20%. De opleidingen van het personeel zullen gericht blijven op het optimaal Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 5

6 verrichten van de aan de marechaussee opgedragen taken. Zij zullen regelmatig worden doorgelicht en, waar nodig, bijgesteld, zodat de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel gegarandeerd blijft. Vanwege de herziening van het politie-onderwijs in 1984 dient de overgangsregeling naar de reguliere politie voor beroepsmarechaussees te worden bijgesteld. De nieuwe overgangsregeling «Regeling Dealvorming Nieuwe Stijl» wordt binnenkort afgerond. III. ORGANISATIE Op grond van het Heroverwegingsonderzoek gedeconcentreerde rijksdiensten 1984 is onder meer aanbevolen het divisieniveau bij de marechaussee op te heffen. Deze aanbeveling ligt ten grondslag aan het binnen de marechaussee uitgevoerde onderzoek «Koninklijke marechaussee in de jaren negentig» naar de doelmatigheid en de effectiviteit van zowel de management-niveaus als de operationele en uitvoerende organisatiedelen. Hierbij moest ook aandacht worden besteed aan het terugdringen van de extra beslaglegging en het verwezenlijken van een meer gedecentraliseerde bevoegdhedenstructuur. Op grond van dit onderzoek is, mede rekening houdend met het huidige takenpakket, een nieuwe organisatiestructuur ontwikkeld. Die nieuwe structuur beoogt een verbetering van de doelmatigheid en van de flexibiliteit van de organisatie. Zoals neergelegd in het plan «Koninklijke marechaussee in de jaren negentig» heeft dit geleid tot een verdeling van de werkzaamheden over de centrale staf en vooral over de districtsstaven. Deze nieuwe verdeling is niet rechtstreeks van invloed op de taakstelling, maar wel op de taakuitoefening. De hiermee gegeven versterking van het management op districtsniveau schept gunstige voorwaarden voor een doelmatige taakuitoefening. Naast deze wijzigingen kent het reorganisatieplan als belangrijkste veranderingen: - de reorganisatie van de centrale staf waarin een scheiding is aangebracht tussen beleidsvoorbereiding/beheer en de operationele commandovoering; - de opheffing van het divisiestafniveau; - een kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de districtsstaven en een verzelfstandiging van de executief ondersteunende capaciteit van het districtsniveau ter verbreding en verdieping van de politietaak ten behoeve van defensie; - de invoering van centrumbrigades en gecombineerde marechausseebrigades, alsmede de opheffing van een aantal kleine brigades ter versterking van het executief vermogen van de politietaak ten behoeve van defensie; - de totstandbrenging van een meer evenwichtige afstemming van de personele middelen op de werklast en de omgevingsfactoren bij de brigades; - de introductie van geautomatiseerde systemen ten behoeve van daarvoor in aanmerking komende administratieve en operationele processen. Een overzicht van de huidige organisatie en van de nieuwe organisatiestructuur treft u aan in het plan «Koninklijke marechaussee in de jaren negentig». De betrokken overlegorganen zullen hierover separaat worden geïnformeerd. Zowel de bestaande als de nieuwe organisatiestructuur zullen in tijden van oplopende spanning en oorlog geen wezenlijke verandering ondergaan ten opzichte van de vredesorganisatie. De wijzigingen betreffen met name het uitbreiden van de sterkte, door het oproepen van reserve- en dienstplichtig personeel. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 6

7 Met deze nieuwe organisatiestructuur wordt het executief vermogen van de marechaussee beter afgestemd op de eisen die nu en in de toekomst worden gesteld en kan flexibel worden ingespeeld op ontwikkelingen in de komende jaren. IV. ONTWIKKELINGEN Naast de al aangegeven veranderingen doen zich een aantal ontwikkelingen voor die van invloed zijn op de marechaussee. Enige van deze ontwikkelingen worden hieronder toegelicht. - De herziening van de Politiewet, onder meer betrekking hebbend op de positie van de marechaussee. In het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet worden de politietaken van de marechaussee in artikel 32 wettelijk vastgelegd. Met de inwerkingtreding van deze wijzigingsvoorstellen vervalt het Takenbesluit. Uit het oogpunt van de rechtsbescherming van de burger en rechtszekerheid van het marechausseepersoneel is het van belang dat de taken in een wet in formele zin worden omschreven. Bovendien wordt de marechaussee voor het vervullen van deze politietaken gelijkgesteld met de gemeente- en rijkspolitie. Artikel 30 van het ontwerp-politiewet geeft de grondslag voor de samenwerking tussen gemeente- en rijkspolitie. Aan dit artikel wordt een tweede lid toegevoegd, dat een wettelijke basis geeft voor samenwerking tussen de politie en de marechaussee. Nadere regels kunnen worden opgesteld. Deze samenwerking zal leiden tot een doelmatiger inzet van personeel en opsporingsmiddelen. De effecten daarvan zijn nu al merkbaar in die regio's waar veel gecombineerde onderzoeken plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld in de regio Zuid-Limburg, waar het AFCENThoofdkwartier is gevestigd. - De opheffing van de personencontrole aan de binnengrenzen van de Europese Gemeenschap. Het Akkoord van Schengen van 1985 voorziet in de opheffing per 1 januari 1990 van de personencontrole aan de binnengrenzen van de Benelux, Frankrijk en de Duitse Bondsrepubliek. Voor de gehele EG wordt deze situatie voorzien per 1 januari Tegelijkertijd wordt de grensbewaking aan de EG-buitengrenzen geoptimaliseerd. In Nederland zijn dit de zee- en luchthavens. Deze afspraken leiden tot het wegvallen van de grensbewakingstaak van de marechaussee aan de oostgrens en tot een uitbreiding van deze taak bij een aantal zee- en luchthavens. - De herziening van het militaire straf- en tuchtrecht. In het nieuwe formele militaire strafrecht, waarvan u onlangs de nota naar aanleiding van het eindverslag is aangeboden (Kamerstukken nr ), heeft niet langer de Commanderend Officier maar de officier van justitie de leiding over het onderzoek naar een vermoedelijk strafbaar feit. Het zogenoemde intern huishoudelijk onderzoek naar strafbare feiten wordt afgeschaft. Onderzoeken naar strafbare feiten kunnen dan nog in beginsel uitsluitend door leden van de marechaussee worden uitgevoerd. Deze verandering houdt een intensiever overleg met het openbaar ministerie in. Daarnaast houdt zij een verandering van de opsporingstaak in, omdat, onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie, het beleid voor de uitvoering van de strafrechtelijke onderzoeken in de krijgsmacht bij de leidinggevenden van de marechaussee komt te liggen. Deze taakuitbreiding dwingt tot een versterking van de deskundigheid van het management, zoals dat overeenkomt met één van de doelstellingen van het plan «Koninklijke marechaussee in de jaren negentig». - Ontwikkelingen in de politiefunctie. Een veranderende visie op de rol van het bestuur en openbaar ministerie, nieuwe accenten in de strafrechtelijke handhaving (de zng. criminele politiek), doelmatigheidsoverwegingen en het reageren op andere maatschappelijke ontwikkelingen, Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 7

8 oefenen invloed uit op omvang en inhoud van de politietaken. Als gevolg hiervan wordt ook bij de marechaussee binnen haar taakuitvoering meer aandacht besteed aan misdaadpreventie, slachtofferhulp, bestrijding van discriminatie, bevordering van de verkeersveiligheid, versterking van het executieve element in de politiedienst, politiële samenwerking en de opsporing van milieudelicten. In de brief van de staatssecretaris van Defensie van 10 juni jl. over geweld in de krijgsmacht is aangegeven dat de marechaussee nog meer dan nu reeds het geval is bij de preventie en bestrijding van geweld in de krijgsmacht wordt betrokken. Het is van belang dat de marechaussee in haar taakuitoefening zoveel mogelijk inspeelt op ontwikkelingen in de politiefunctie en dat zij deze vertaalt naar een uitvoeringsbeleid binnen de krijgsmacht, dat doelmatig is en past in een moderne, democratische samenleving. Door de toenemende automatisering binnen de krijgsmacht zal ook aan de computercriminaliteit meer aandacht moeten worden besteed. Opsporingstechnieken en deskundigheid op dit gebied zullen door de marechaussee moeten worden ontwikkeld. Dit geldt ook voor de fraudebestrijding binnen de krijgsmacht. SAMENVATTING EN CONCLUSIES - De marechaussee verricht de opgedragen taken in zowel vredes- als oorlogstijd. De omvang en organisatie in vredestijd dient de verwezenlijking van het functioneren in buitengewone omstandigheden te garanderen. De huidige vredessterkte van de marechaussee is hierop dan ook afgestemd. - De politietaak ten behoeve van defensie is de hoofdtaak. - De noodzaak tot samenwerking met politiële instanties - vooral in buitengewone omstandigheden - maakt reeds nu deelname van de marechaussee aan politiële overleg- en samenwerkingsstructuren wenselijk. - Het Akkoord van Schengen en het «Europa van de burger» zullen leiden tot het wegvallen van de persoonscontrole aan de oostgrens en tot een optimalisering van die controle aan de resterende gemeenschappelijke buitengrenzen. Ook zal het binnenlands toezicht op vreemdelingen - in het kader van de compenserende maatregelen - worden geïntensiveerd. - Door het beëindigen van de personencontrole aan de oostgrens zullen circa 325 personeelsleden ter beschikking komen. Uit dit potentieel kan het benodigde personeel voor de luchthaven Schiphol en voor compenserende maatregelen worden geput. - Een wettelijke grondslag voor de strafrechtelijke bijstand door de marechaussee is opgenomen in het voorgestelde nieuwe artikel 50a van de Politiewet. - Over voortzetting van de semi-permanente bijstand aan de gemeentepolitie Amsterdam zal eind 1992 worden beslist. - De opleidingen zullen regelmatig worden doorgelicht. - De eliminatie van het divisieniveau zal zeker bijdragen aan het doelmatiger functioneren van de organisatie; de versterking van het management op districtsniveau schept gunstige voorwaarden voor een doelmatiger taakuitoefening. - Het is van belang dat de marechaussee in de wijze van taakuitoefening zoveel mogelijk inspeelt op ontwikkelingen in de politiefunctie. Aan de concretisering van het uit deze brief voortkomende beleid wordt voortvarend gewerkt. Het plan voor de nieuwe organisatiestructuur «Koninklijke marechaussee in de jaren negentig» past hierin. De Minister van Defensie, P. Bukman Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 8