FUIVLb. Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing. Tav. de heer A.W. Jager Verlaatsterweg PA Gerkesklooster

Transcriptie

1 FUIVLb FrieslandCampina Cheese & Butter BV. Tav. de heer A.W. Jager Verlaatsterweg PA Gerkesklooster Grou, 17december2015 VERZONDEN 17DEC 2015 Ons kenmerk : FUMO Afdeling : Toetsing en Vergunningverlening Behandeld door : van der Weij / Uw kenmerk Betreft : Beschikking maatwerkvoorschriften FrieslandCampina Cheese & Butter BV., Verlaatsterweg 26 te Gerkesklooster Per 1januari 2013 zijn het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (verder: Activiteitenbesluit) en het Besluit omgevingsrecht (verder: Bor) gewijzigd en in werking getreden. Dit heeft tot gevolg dat FrieslandCampina Cheese & Butter BV., Verlaatsterweg 26 te Gerkesklooster per 1januari 2013 gedeeltelijk onder de werking van het Activiteitenbesluit is komen te vallen en delen van de geldende vergunningen waaronder die van 15 september 2004, kenmerk en van 22 april 2008, kenmerk zijn vervallen. Op basis van artikel 8.42 Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit, kunnen wij besluiten een aantal voorschriften uit de gedeeltelijk vervallen vergunning als maatwerkvoorschriften vast te stellen. De maatwerkvoorschriften hebben betrekking op de emissie van NOx en stof van de poederdroger. Het project is geregistreerd onder zaaknummer 2015-FUMO Besluit Wij besluiten om de bijgevoegde maatwerkvoorschriften te stellen aan FrieslandCampina Cheese & Butter BV., Verlaatsterweg 26 te Gerkesklooster. Deze maatwerkvoorschriften worden van kracht naast de artikelen van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling. Namens et college van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân, - Kistemaker Hoofd afdeling toetsing en vergunningverlening Kopie Gemeente Achtkarspelen T.a.v. de heer K. Slagman Postbus ZV Buitenpost Postbus 3347, 8901 DH Leeuwarden J.W. de Visserwei 10, 9001 ZE Grou info@fumo.nl NL93 RABO BTW nr NL B.01 KvK nr

2 - 2 FUIV[b Maatwerkvoorschriften Milieu 2 Lucht 2.1 Emissies van stoffen uit luntbronnen De emissie van stikstofoxiden (NOw) als gevolg van de droger ma bij een ongereinigde massastroom van 2,0 kg/h of meer niet hoger zijn dan 200 mg/m 0. De emissieconcentratie eisen dienen beschouwd te worden als bovengrens voor halfuurgemiddelde concentraties met inbegrip van emissiepieken. Indien de emissievracht 2,0 kg/h of meer bedraagt moeten NO-emissiebeperkende maatregelen zijn getroffen naar de stand der techniek a De stofconcentratie in de gereinigde afgevoerde lucht van de poederdroger mag niet meer bedragen dan 5 mg/m 03 totaal stof. De emissieconcentratie-eis dient beschouwd te worden als bovengrens voor halfuurgemiddelde concentraties. 2.3 Metingen en controle In de controleruimte moeten voortdurend relevante meet- en registratiegegevens zichtbaar zijn. Tevens moet een optische en akoestische alarmering in werking treden als vergunningwaarden worden overschreden. Bij alarmering moeten onmiddellijk maatregelen worden genomen om deze overschrijding op te heffen Bij de uitworppunten waarvoor in deze vergunning een maximum is gesteld aan de emissies naar de lucht moeten op goed bereikbare plaatsen voorzieningen zijn aangebracht die het verrichten van metingen en het nemen van monsters mogelijk maken. /6 - Ons kenmerk: FUMO-OOl 3012

3 FUMb Procedurele overwegingen Huidige vergunning- en meldingsituatie Voor de inrichting zijn eerder de onderstaande vergunningen en/of ontheffingen verleend dan wel meldingen geaccepteerd: 1. Omgevingsvergunning (revisie) van 15 september 2004, kenmerk ; 2. Waterwetvergunning (revisie) voor indirecte lozingen van 15 september 2004, kenmerk WF.2002/331; 3. Omgevingsvergunning (milieuneutraal veranderen) plaatsen dockshelter en afschermen laadplaats van 1 december 2004, kenmerk ; 4. Omgevingsvergunning (milieuneutraal veranderen) met betrekking tot ontgassingsinstallatie en plaatsen lift van 10 december 2004, kenmerk ; 5. Omgevingsvergunning (milieuneutraal veranderen) met betrekking tot verwijderen en plaatsen tanks van 14juli 2005, kenmerk ; 6. Omgevingsvergunning (milieuneutraal veranderen) met betrekking tot proceswaterbehandeling en opslagtank calciumchloride van 20 maart 2007, kenmerk ; 7. Omgevingsvergunning (milieuneutraal veranderen) met betrekking tot plaatsen ME retentaat tanks van 1 november 2007, kenmerk ; 8. Omgevingsvergunning (milieuneutraal veranderen) met betrekking tot laad- en losperron en afschermen tanklokaal van 14januari 2008, kenmerk ; 9. Omgevingsvergunning (ambtshalve wijziging) met betrekking lucht, bodem en PGS15 opslag van 22 april 2008, kenmerk ; 10. Waterwetvergunning (Wvo) voor directe en indirecte lozingen van 1 maart 2010, kenmerk WFN ; 11. Omgevingsvergunning (veranderen) met betrekking tot de ammoniakkoelinstallatie van 8 november 2011, kenmerk ; 12. Omgevingsvergunning (veranderen) met betrekking tot bouwen watertanks van 8 november 2011, kenmerk ; 13. Omgevingsvergunning (veranderen) met betrekking tot CIP gebouw, verdeelstation en tanks, van 16januari 2012, kenmerk ; 14. Omgevingsvergunning (bouwen) met betrekking tot plaatsen van een hekwerk van 17 april 2014, kenmerk PW/201 4-FUMO /20 14/0050; 15. Omgevingsvergunning (kappen) voor het kappen van een boomsingel, van 18 maart 2014, kenmerk PW/201 4-EUMO /201 4/0038; 16. Omgevingsvergunning (bouwen) voor het tijdelijk plaatsen van de opslag van Valess en van twee koelcontainers van 8 augustus 2014, kenmerk 2014-FUMO /0089; 17. Omgevingsvergunning (milieuneutraal veranderen) voor het tijdelijk plaatsen van twee IBC s met zoutzuur voor het pekellokaal van 28 november 2014; 18. Omgevingsvergunning voor het uitbreiden van het waterzuiveringsgebouw van 3maart2015, kenmerk 2014-FUMO ; 19. Omgevingsvergurining voor de nieuwbouw van een kaaspakhuis van 23juni 2015, kenmerk FUMO ; 20. Omgevingsvergunning voor het realiseren van een definitieve leidingbrug over het nieuwe pekellokaal van 18 augustus 2015, kenmerk 2015-FUMO ; 21. Omgevingsvergunning voor de herbouw van het pekellokaal van 6 oktober 2015, kenmerk 2014-FUMO ; -3 / 6 - Ons

4 FUIVLb 22. Omgevingsvergunning voor de realisatie van een leidingbrug ten behoeve van het verplaatsen van het lospunt voor room en geitenmelk van 12 november 2015, kenmerk FUMO Overgangsrecht door het van toepassing worden van het Activiteitenbesluit Op 1januari 2013 zijn het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling voor inrichtingen gedeeltelijk op deze inrichting van toepassing geworden. In het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling zijn voor verschillende activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden algemene voorschriften opgenomen. FrieslandCampina Cheese & Butter B.V. wordt aangemerkt als inrichting type C zoals bedoeld in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit. Dit betekent dat voor de inrichting een omgevingsvergunning milieu nodig is. In artikel 6.1 van het Activiteitenbesluit is bepaald dat gedurende een periode van drie jaar na de inwerkingtreding van de wijziging van het Activiteitenbesluit, nader bepaalde voorschriften uit de vergunning van deze inrichting gelden als maatwerk. Na deze drie jaar komen deze voorschriften van rechtswege te vervallen, tenzij deze voorschriften door middel van een maatwerkprocedure worden opgelegd aan de drijver van de inrichting. Deze procedure voorziet hierin. Bevoegd gezag Gelet op artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit en artikel 8.42, lid 1 bevoegd gezag om maatwerkvoorschriften te stellen. van de Wet milieubeheer zijn wij het Procedure (regulier) en zienswiize Deze beschikking is voorbereid op basis van afdeling van de Algemene wet bestuursrecht. Wij hebben de aanvrager op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht bij van 30november2015 de gelegenheid geboden om tot uiterlijk 14december2015 zienswijzen naarvoren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. -4/6 - Ons

5 FUIV[b Inhoudelijke overwegingen Toetsing Een algemene voorwaarde voor het mogen stellen van maatwerkvoorschriften is dat deze nodig zijn ter bescherming van het milieu. Dezelfde toets geldt in geval het verzoek tot het stellen van een maatwerkvoorschrift wordt geweigerd. Bij het stellen van deze voorschriften hebben wij in ieder geval betrokken: de bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken; de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken; de met betrekking tot de inrichting en de omgeving waarin deze is gelegen, redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu; de mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen; de voor onderdelen van het milieu waarvoor de inrichting gevolgen kan hebben, geldende milieukwaliteitseisen, vastgesteld krachtens of overeenkomstig artikel 5.1 of bij Bijlage 2 van de Wet milieubeheer; de redelijkerwijs te verwachten financiële en economische gevolgen van het voorschrift. Over de noodzaak om in dit geval maatwerkvoorschriften te stellen, merken wij het volgende op: Omdat binnen de inrichting één van de activiteiten uit bijlage 1 van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) plaatsvindt, is sprake van een IPPC-installatie. Het bevoegd gezag bepaalt bij vergunningverlening de beste beschikbare technieken (BBT) voor de inrichting door te toetsten aan de BBT-conclusies en de in de bijlage van de Mor opgenomen BBT-documenten. Als uit de BBT beoordeling blijkt dat het BBT-niveau voor de betreffende installatie het verbinden van strengere voorschriften nodig maakt, worden aan de vergunning strengere voorschriften verbonden (artikel 2.22, lid 5 Wabo). Dit kan nodig zijn om de toepassing van BBT in specifieke gevallen te waarborgen, bijvoorbeeld uit het oogpunt van beter presterende nieuwe installaties. De BBT die in de praktijk worden toegepast en de emissiereducties die daarmee worden gehaald, zijn immers bepalend voor de hoogte van de emissiegrenswaarde. Voorschriften voor monitoring van emissies moeten in de vergunning opgenomen worden: als controle op de goede werking van installaties en eventuele emissiebeperkende voorzieningen en of aan de vergunningvoorschriften wordt voldaan (voor IPPC-installaties: art. 5.5, vierde lid onder a van het Bor); om een vergelijking te kunnen maken met de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus; ter vaststelling van de jaarvracht voor bijv. MJV/E-PRTR (hoofdstuk 12 van de Wm). In het Activiteitenbesluit vallen drogers onder het begrip stookinstallaties. In paragraaf van het Activiteitenbesluit zijn voorschriften met betrekking tot stookinstallaties opgenomen. De emissie-eisen en controlevoorschriften zijn voor drogers niet in het Activiteitenbesluit opgenomen. Wel reguleert het Activiteitenbesluit de keuring en het onderhoud van stookinstallaties. -5 / 6 - Ons

6 FUIVLI. Gelet op artikel 6.1 van het Activiteitenbesluit gelden de voorschriften t/m en tlm van de op 15 september 2004 verleende omgevingsvergunning (milieu) en de voorschriften en a van de op 22 april 2008 verleende omgevingsvergunning (milieu) nu van rechtswege als maatwerk. In de vergunning van 22 april 2008 zijn de emissies van NO en stof als gevolg van de poederdrogers reeds op grond van de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) als BBT beoordeeld. Op grond van die overwegingen en artikel 2.22, lid 5 Wabo is er een NOK- en stofnorm in de voorschriften opgenomen (voorschriften en a van de vergunning van 22april2008). Daarnaast zijn er, gelet op artikel 5.5, lid 4 onder a Bor, in de voorschriften tlm van de vergunning van 15 september 2004 emissiecontrolevoorschriften voor de poederdrogers in de vergunning opgenomen. Voor zover het eenmalige metingen betrof waarvan de termijn is verstreken hebben we deze niet opnieuw als maatwerk vastgelegd. Gelet op het bovenstaande hebben wij de NOK- en stofnorm en de overige controlevoorschriften als maatwerkvoorschriften opgenomen. In de vergunning van 22 april 2008 is sprake van twee poederdrogers: droger 1 (anhydro) en droger 2 (Niro). Droger 1 is inmiddels niet meer in gebruik. De maatwerkvoorschriften gelden derhalve alleen voor droger 2. Voorschrift blijft voor wat betreft de emissies van stof uit andere afvoeren naar de buitenlucht, anders dan van stookinstallaties in stand. Voorschrift betreft de aanwezigheid van voorzieningen om de emissies waaraan normen zijn gesteld te kunnen meten. Dit voorschrift hebben we opnieuw opgenomen. In het belang van de bescherming van het milieu vinden wij het noodzakelijk om de genoemde voorschriften in de vorm van maatwerkvoorschriften voor onbepaalde tijd te stellen. Dit heeft geen gevolgen voor de bedrijfsvoering zoals die nu wordt gevoerd. Er is alleen sprake van het vastieggen van rechten en plichten die al waren vergund, maar die vanwege een wijziging van het Activiteitenbesluit per 1januari 2016 dreigen te vervallen. -6/6 - Ons