Drugsbeleid op Kortrijkse middelbare scholen: Het stappenplan "omgaan met drugs op school" onder de loep genomen.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Drugsbeleid op Kortrijkse middelbare scholen: Het stappenplan "omgaan met drugs op school" onder de loep genomen."

Transcriptie

1 FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Drugsbeleid op Kortrijkse middelbare scholen: Het stappenplan "omgaan met drugs op school" onder de loep genomen. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door Room Silke Academiejaar Promotor : Prof. Dr. Brice De Ruyver Commissaris: Snoeck Gaëtane

2 Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen Ondergetekende, Room Silke ( ) geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: 17 mei 2016 Handtekening:

3 Woord vooraf Deze masterproef is het eindstuk voor het behalen van een masterdiploma in de Criminologische wetenschappen aan de Universiteit Gent. Het schrijven van een masterproef is geen simpele opdracht en vraagt veel tijd en energie. Dit werkstuk was een ontwikkelingsproces met vallen en opstaan. Zonder de hulp van bepaalde personen was het realiseren van dit onderzoek niet mogelijk geweest. Langs deze weg wil ik van de gelegenheid gebruik maken om hen van harte te bedanken voor hun steun en medewerking. Vooreerst richt ik mijn dankwoord tot Prof. Dr. Brice De Ruyver die zich bereid stelde de taak van promotor op zich te nemen en voor het vertrouwen om dit project te mogen onderzoeken. Hij heeft mij veilig door deze thesisperiode begeleid met wijze raad en daad. Verder wil ik parketcriminologe Mevr. Isabelle Monbaillieu bedanken voor de vele hulp tijdens het ontwikkelings- en schrijfproces van deze masterproef. Ze stond mij steeds bij met goede raad. Ze was altijd bereikbaar en hielp mij met volle enthousiasme. Zonder haar zou ik nooit zo ver staan als waar ik nu ben. Tevens wil ook Dhr. Bjorn Van Hamme bedanken voor de ondersteuning tijdens deze masterproef en aanbrengen van belangrijke informatie die noodzakelijk was voor het slagen van dit onderzoek. Daarbij wil ik ook alle respondenten en scholen bedanken die hebben meegewerkt aan dit onderzoek. Zonder jullie openheid en enthousiasme was het niet mogelijk dit onderzoek af te ronden. Jullie hebben mij op een gastvrije manier ontvangen en jullie volledige medewerking verleent. Tot slot wil ik ook mijn vriend Ruben bedanken voor de vele steun en motiverende woorden tijdens het laatste jaar van deze opleiding. Alsook mijn ouders, familie en vrienden ben ik dankbaar voor hun luisterend oor. Hartelijk dank, Silke Room

4 Inhoudstafel 1 Inleiding Probleemstelling Praktische en theoretische relevantie Doelstelling en onderzoeksvragen Kernbegrippen Onderzoeksmethode Beperkingen binnen het onderzoek Besluit Stappenplan omgaan met drugs op school en zijn context Inleiding Drugs en cijfers Internationaal Nationaal Resultaten VAD leerlingenbevraging Tabak Alcohol Psychoactieve medicatie Cannabis Andere illegale drugs Polygebruik Drugs in cijfers III Geïntegreerd en integraal drugsbeleid Drugsbeleid internationaal Drugsbeleid nationaal Drugsbeleid lokaal Drugsbeleid opstellen in een schoolcontext Drugsbeleid binnen de school Drugsbeleid buiten de school Stappenplan omgaan met drugs op school Secundaire scholen Kortrijk Externe partners Politiezone VLAS Stad Kortrijk: drugspreventiedienst CLB CGG Largo t Circuit Kompas vzw Parket West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk Besluit Kwalitatief onderzoek Inleiding Methodologie Onderzoeksstrategie Onderzoeksmateriaal Onderzoeksmethode Interview Ethiek van het onderzoek Resultaten kwalitatief onderzoek Inleiding Hoe wordt het stappenplan in de praktijk toegepast? i

5 Wordt het stappenplan toegepast door de secundaire scholen? Wie is betrokken bij de toepassing van het stappenplan binnen de secundaire scholen? Welke samenwerkingen met externe partners worden aangegaan? Wat zijn de positieve aspecten en de knelpunten van het stappen? Is het stappenplan een aanvulling op het drugsbeleid van de secundaire scholen? Hoe verloopt de samenwerking tussen de partners? Besluit Evaluatie en SWOT-analyse Sterktes Zwaktes Opportuniteiten Bedreigingen Aanbevelingen Conclusie Bibliografie Bijlage Bijlage 1: Stappenplan omgaan met drugs op school Bijlage 2: Respondenten Bijlage 3: Informed consent Bijlage 4: Interviewvragen ii

6 Afkortingenlijst CDO Centrum Deeltijds Onderwijs CGG Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg CLB Centrum voor Leerlingenbegeleiding DOS Drugbeleid op School JAC Jeugd Advies Centrum MOF Misdrijf Omschreven Feit PTI Provinciaal Technisch Instituut pv proces verbaal TAD Tabak, Alcohol en Drugs VAD Vereniging voor Alcohol- en andere Drugsproblemen VOS Verontrustende OpvoedingsSituatie vzw vereniging zonder winstoogmerk iii

7 1 Inleiding In 2013 werd het stappenplan omgaan met drugs op school ontwikkeld in Kortrijk. Dit plan is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de Kortrijkse secundaire scholen, CLB Groeninge, CLB Mandel en Leie, Kompas vzw, Politiezone Vlas, CGG Largo en Stad Kortrijk. Het stappenplan werd ontwikkeld met het oog een aanvulling te zijn op het drugsbeleid dat binnen de middelbare scholen werd gehanteerd. Deze masterproef beoogt een evaluatie van het stappenplan. 1.1 Probleemstelling Het instituut in de samenleving waar jongeren de meeste tijd doorbrengen is het onderwijs. Net als de ouders heeft de school een grote invloed in het groei- en opvoedingsproces van jonge mensen. In het groeiproces vindt ook de confrontatie plaats met genotsmiddelen, zowel legaal als illegaal. De verschillende onderwijsinstellingen nemen een plaats in ten opzichte van dit fenomeen aan de hand van een drugsbeleid. Voor de Kortrijkse secundaire scholen zijn er twee belangrijke beleidsplannen. De eerste is het drugbeleidsplan dat individueel wordt uitgewerkt door elke secundaire school. Dit plan wordt eventueel ondersteund door het DOS, een tool uitgewerkt door de VAD. Hierin staan vier belangrijke pijlers centraal: regelgeving, begeleiding, educatie en structurele maatregelen. De school moet deze vier pijlers beleidsmatig uitwerken, over communiceren en bevorderen van de deskundigheid van het schoolteam (De Paepe & Melis, 2015). Naast het individueel drugsbeleidsplan is er ook het stappenplan omgaan met drugs op school dat in 2013 werd opgesteld. Het werd opgemaakt in samenwerking met alle Kortrijkse secundaire scholen en verschillende externe partners. In de praktijk ervaarden de scholen dat de individuele beleidsplannen een bepaalde grens hebben. Die grens is vaak de schoolmuur. Het drugsfenomeen doet zich echter voor binnen de school en buiten de school, waar het eigen beleidsplan vaak niet van toepassing is. Op vraag van het werkveld werd een stappenplan opgesteld om tegemoet te kunnen komen aan de grenzen van het individuele beleidsplan. Het stappenplan is een verlengde voor de drugsbeleidsplannen van elke school. De realisatie van dit stappenplan gebeurde in een samenwerking tussen alle Kortrijkse secundaire scholen, CLB Groeninge, CLB Manden en Leie, Kompas vzw, Politiezone VLAS, het Parket, CGG Largo en Stad Kortrijk. 1

8 Het stappenplan is nu al een tijd in gebruik bij de secundaire scholen en de externe partners. In deze masterproef wordt het stappenplan omgaan met drugs op school een eerste keer geëvalueerd met als doel inzicht te krijgen in de positieve aspecten en de knelpunten in het gebruik ervan. Het grootste doel van dit onderzoek is om beschrijvende kennis te verzamelen over enerzijds het stappenplan zelf en anderzijds het gebruik ervan met hierin als centrale thema de samenwerking tussen de scholen en de externe partners. De onderzoeksvragen waarop deze masterproef een antwoord wil bieden zijn: Hoe wordt het stappenplan in de praktijk toegepast en wat zijn de positieve punten en knelpunten van het stappenplan? Om op deze onderzoeksvragen te kunnen antwoorden, wordt verschillende data verzameld. Deze informatie wordt enerzijds bekomen via een literatuuronderzoek en anderzijds aan de hand van een bevraging. De actoren die betrokken waren bij de opstelling en de uitvoering van het stappenplan worden bevraagd. Deze bevindingen worden gebundeld, weergegeven en bestudeerd met eventuele aanbevelingen voor de toekomst. 1.2 Praktische en theoretische relevantie In het derde bachelor-jaar van de opleiding Criminologie werd een stageperiode doorlopen op het Parket West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk. Daar kon ik even in de voetsporen meelopen van de parketcriminoloog. Mijn stagebegeleidster werkte in de jeugddossiers i.v.m. drugsmisdrijven. De stage schetste een beeld van de werking van het parket maar ook van de samenwerking met verschillende partners in en rond Kortrijk. Enkele van deze partners waren de politie, secundaire scholen, CGG, Kompas vzw etc. Op het parket wordt reactief gereageerd op overtredingen onder andere in verband met drugs, de overtredingen worden geverbaliseerd door de politie en bij de bevoegde magistraten voorgelegd. Er moet ook aandacht geschonken worden aan de preventieve en nazorg kant van het verhaal. Zo ontstond de interesse naar het drugsbeleid in al zijn facetten. Verschillende mogelijke drugsgerelateerde onderwerpen voor mijn masterproef werden besproken met voorgaande instanties. Op aanraden van Ilse Himpe van het CGG Largo, werd Bjorn Van Hamme gecontacteerd. Hij was preventiecoördinator drugs bij Stad Kortrijk en was de grote kracht in het opstellen van het stappenplan. Hij stelde voor om het stappenplan te evalueren. Uit grote interesse voor dit onderwerp en de maatschappelijke relevantie van het onderzoek werd dit het thema van deze masterproef. Dit onderzoek is een zogenaamd praktijkgericht onderzoek. Praktijkgericht onderzoek kan leiden naar het oplossen van een vraag of een probleem binnen de praktijk. Vaak wordt de vraag of probleem geformuleerd door praktijkmensen of beleidsmakers (Mortelmans, 2007). 2

9 Ondanks dat het onderzoek praktijkgericht is, moet dit ook bekeken worden vanuit een theoretische invalshoek. Het drugsfenomeen is een multidimensionaal gegeven. Het beleid moet op deze verschillende dimensies inspelen. Een integraal beleid (allesomvattend, volledig beleid) is noodzakelijk. Er moet rekening gehouden worden met alle aspecten van het drugsfenomeen zoals gezondheid, veiligheid, internationale context, economische situatie etc. Om zo n beleid te kunnen uitbouwen, is er een samenwerking nodig tussen verschillende sectoren en moet er aandacht zijn voor gezondheids-, schadebeperkende-, preventieve en hulpverlenende elementen. Daardoor is ook een geïntegreerd beleid noodzakelijk, dit betekent dat alle relevante actoren en diensten betrokken moeten worden (Vander Laenen, et al., 2010). Daarnaast kan worden opgemerkt dat in de verschillende beleidsdocumenten, zowel internationaal, nationaal als lokaal, de nadruk wordt gelegd op een evidence-based beleid. Dit betekent dat de beleidsbeslissingen gebaseerd moeten zijn op wetenschappelijk onderzoek en niet op intuïtie en speculatie. Deze beslissingen moeten gemaakt worden aan de hand van beschikbare wetenschappelijke bevindingen ( evidence ). Het is een begrip dat al langer bekend is binnen de gezondheidszorg en sinds enkele jaren wordt toegepast in de publieke sector en zo ook in de criminologie. Deze nieuwe benadering kent zijn voorstanders en zijn tegenstanders (Burssens, 2008). Goethals omschrijft dit op een specifieke manier. Hij spreekt over een no-nonsense criminologie in onderzoek en beleid. Via onderzoek moet worden aangegeven welke programma s en interventiestrategieën werkzaam zijn. Er wordt aangeraden om in het beleid de programma s waarvan de effectiviteit wordt aangetoond te implementeren en te financieren (Goethals, 2006). 1.3 Doelstelling en onderzoeksvragen Het doel van het onderzoek is het stappenplan te evalueren door inzicht te krijgen in de positieve aspecten en de knelpunten in het gebruik ervan. Dit zal worden verwezenlijkt door het verzamelen van beschrijvende kennis (Hardyns, 2015) over enerzijds het stappenplan zelf en anderzijds het gebruik ervan met hierin als centrale thema de samenwerking tussen de scholen en externe partners. Aan de hand van deze kennis wordt een zo goed mogelijk beeld geschetst van het stappenplan en de betrokken actoren. Hieronder staan de centrale onderzoeksvragen opgesomd met de verschillende deelvragen. Hoe wordt het stappenplan in de praktijk toegepast? Wordt het stappenplan toegepast door de secundaire scholen? 3

10 Wie is betrokken bij de toepassing van het stappenplan binnen de secundaire scholen? Welke samenwerkingen met welke externe partners worden aangegaan? Wat zijn de positieve aspecten en de knelpunten van het stappenplan? Is het stappenplan een aanvulling op het drugsbeleid van elke secundaire school? Hoe verloopt de samenwerking tussen de partners? Is er nood aan een actualisatie van het stappenplan? 1.4 Kernbegrippen Het eerste centrale begrip binnen het onderzoek is drugs. Zoals eerder werd aangegeven is drugs een multidimensionaal fenomeen met vele verschillende aspecten. In dit onderzoek verstaan wij onder drugs: alcohol, illegale drugs, tabak en psychoactieve medicatie. De keuze om drugs zo te omschrijven, is afkomstig van de verschillende beleidsdocumenten in het Belgisch drugsbeleid. De Federale Drugsnota van 2001 nam in zijn beleidsplan deze vier middelen op. Alcohol, illegale drugs, tabak en psychoactieve medicatie zijn ook opgenomen in de Gemeenschappelijke Verklaring van de Interministeriële Conferentie Drugs van 2010 (Federale Regering, 2001) (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010). De uitgangspunten in beide beleidsplannen is dat drugs een probleem is voor de volksgezondheid. Er wordt in dit onderzoek gekozen voor een ruime definitie van drugs en niet enkel de illegale middelen zoals cannabis, cocaïne, heroïne etc. In deze masterproef zal vaak het begrip problematisch druggebruik aan bod komen. Problematisch gebruik blijft veelal een ruim begrip. In de Federale drugsnota wordt problematisch gebruik gedefinieerd als een gebruikspatroon dat men niet meer onder controle heeft, wat tot uiting komt in bijvoorbeeld drugafhankelijkheid, druggerelateerde criminaliteit etc. (Federale regering, 2001). Het blijft een begrip met vele verschillende invullingen. In deze masterproef wordt problematisch gebruik geïnterpreteerd als druggebruik waarbij de leerling een zekere afhankelijk vertoont en het druggebruik zijn functioneren beïnvloedt met mogelijks uitval uit verschillende levensgebieden zoals school, vrije tijd, sociale relaties etc. Zoals eerder werd aangegeven is de effectiviteit van een interventie of plan een hot topic. Deze masterproef staat hier niet vrij van. De definitie van effectief die we in dit onderzoek toepassen is waardoor het beoogde doel bereikt wordt (Van Dale, 2015). Dit is geen onderzoek naar de effectiviteit, in de zin van een verminderd aantal druggebruikers in de 4

11 secundaire scholen. Het is een onderzoek naar de effectiviteit van het stappenplan zelf. Het stappenplan werd opgesteld met het doel de scholen te helpen op het punt waar hun eigen beleidsplan de grens heeft bereikt. De effectiviteit hangt af van het feit of het een hulpmiddel is zoals men had vooropgesteld. 1.5 Onderzoeksmethode In kwalitatief onderzoek staat niet de onderzoeker centraal maar de onderzochte. De onderzoeker wil de betekenisgeving en de sociale processen die hiermee gepaard gaan van naderbij bestuderen. Je gaat die betekenisgeving en die sociale processen gaan bekijken vanuit de leefwereld van de betrokkenen zelf. Tijdens een kwalitatief onderzoek kunnen steeds onverwachte situaties plaatsvinden. Daarom is het nodig een onderzoeksdesign te hanteren die zo open mogelijk is om zich hieraan te kunnen aanpassen. De onderzoeker moet tijdens een kwalitatief onderzoek zo open mogelijk zijn onderzoeksterrein benaderen (Mortelmans, 2007). Concreet zal in deze thesis worden gepeild naar de perceptie over het stappenplan en de samenwerking binnen het drugsbeleid aan de hand van kwalitatieve interviews bij de betrokken actoren. De betrokken actoren die hebben meegewerkt aan deze masterproef zijn acht middelbare Kortrijkse scholen en vier externe partners. De verzamelde kennis wordt in een SWOT-analyse gegoten waarbij de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen aan elkaar worden gekoppeld. 1.6 Beperkingen binnen het onderzoek Het moet duidelijk worden gesteld dat deze masterproef geen onderzoek is naar de effectiviteit van het stappenplan, bijvoorbeeld het verminderd aantal druggebruikers in de secundaire scholen. Het werd opgesteld met het doel de scholen te ondersteunen als hun eigen beleidsplannen op grenzen stuiten. De effectiviteit in deze masterproef gaat om het feit of het stappenplan een hulpmiddel is zoals men had vooropgesteld. Het onderzoek is hoofdzakelijk een kwalitatief onderzoek. De beschikbaarheid van noodzakelijk informatie hangt af van de respons van de middelbare scholen in Kortrijk en de verschillende externe partners. Aan de hand van een goede aanmeldingsstrategie wordt geprobeerd een maximale respons na te streven. Dit is immers een masterproef waarin het onderzoek binnen een beperkte periode wordt uitgevoerd en beschreven. Hierdoor moet bij het opstellen en uitvoeren van het onderzoek keuzes worden gemaakt en prioriteiten worden vastgelegd. 5

12 1.7 Besluit Deze inleiding beschreef kort het opzet van deze masterproef. Het onderzoeksthema werd aangebracht door Bjorn Van Hamme die voorstelde om een evaluatie van het stappenplan omgaan met drugs op school uit te voeren. Dankzij de stage in de 3 e bachelor Criminologie was er al een goed contact opgebouwd met enkele partners zoals Bjorn Van Hamme, de politie, t Circuit etc. Het stappenplan is het resultaat van een samenwerking tussen de secundaire scholen en verschillende externe partners werkzaam in Kortrijk. Dit onderzoek is een praktijkgericht onderzoek die gericht is op een eerste evaluatie van het stappenplan. Het doel van deze masterproef is na te gaan hoe het stappenplan in de praktijk wordt toegepast en wat de positieve-en knelpunten zijn. Aan de hand van de opgestelde onderzoeksvragen en aansluitende onderzoeksmethode wordt de data verzameld en verwerkt. Deze informatie wordt verzameld aan de hand van een literatuuronderzoek en interviews. Natuurlijk moet er rekening houden worden met de beperkingen van elk wetenschappelijk onderzoek en de gebruikte methodes. 6

13 2 Stappenplan omgaan met drugs op school en zijn context 2.1 Inleiding Het tweede deel van deze masterproef omvat een literatuurstudie. In de eerste plaats zal deze zich richten op de context waarin het stappenplan tot stand is gekomen. Hierin staan de verschillende beleidsniveaus centraal, alsook de verschillende domeinen (integraal en geïntegreerd). Ten tweede behandelt deze literatuurstudie twee verschillende onderzoeken die doorheen de jaren zijn gevoerd naar druggebruik bij jongeren en de overheidsuitgaven aan drugs en alcohol. De keuze voor jongeren ligt voor de hand, het is de doelgroep van de secundaire scholen. Deze onderzoeken helpen om kennis te verzamelen over de verschillende aspecten van het drugsfenomeen. Deze gegevens helpen bij het schetsen van de context waarin de scholen en de externe partners werken. 2.2 Drugs en cijfers Het is niet makkelijk een antwoord te formuleren op de vraag hoeveel mensen illegale drugs gebruiken. Verder ontbreekt er een sluitende definitie van problematisch druggebruik. Daarnaast vertonen de verschillende onderzoeken onvolledigheden die eigen zijn aan het onderzoek, de populatie en de registratiesystemen. Belangrijke bronnen die bijkomende informatie verschaffen zijn schoolenquêtes en bevolkingsonderzoeken. De informatie die onderzoekers ontvangen, kan ook verschillen naargelang de soort illegale drugs. Er is zo meer informatie over cannabis dan over bijvoorbeeld heroïne of cocaïne. Dit kan te maken hebben met het gebruik in de samenleving en de sociale aanvaardbaarheid (De Donder Eds, 2007) Internationaal Uit verschillende onderzoeken en cijfers blijkt dat de meest gebruikte drug alcohol is bij adolescenten in Europa. Cannabis is de meest gebruikt illegale drug bij adolescenten in Europa. 1 op 5 Europese studenten zouden illegale drugs geprobeerd hebben. Verschillende praktijkwerkers en beleidsmakers worden geconfronteerd met problemen die gelinkt zijn aan het misbruik van drugs en alcohol. Het misbruik van deze middelen kan leiden tot fysische en psychische problemen. Beleidsmakers willen hierop inspelen vooral door de sociale en economische kost die gelinkt is aan drugmisbruik (Emmers et al., 2015). Het EMCDDA publiceerde onlangs The European Drug Report Het is de 20 e jaarlijkse analyse van het drugsfenomeen in Europa. Het rapport is een overzicht van de drugsproblematiek in Europa en hoe deze wordt aangepakt. Toen het eerste onderzoek werd 7

14 uitgevoerd in 1996, waren vijftien Europese landen betrokken. Vandaag staat de teller op 30 landen. Om zo n rapport mogelijk te maken zijn een goede samenwerking en kwaliteitsvolle gegevens nodig van de betrokken landen. De manier waarop het rapport wordt opgemaakt is in de loop van geschiedenis veranderd. Alsook is de drugsproblematiek in Europa verder ontwikkeld. De drugsmarkten evolueren zeer snel. Denk maar aan de hoeveelheid nieuwe psychoactieve middelen die beschikbaar zijn. De cijfers die worden opgenomen in The European Drug Report hebben hoofdzakelijk betrekking op het jaar 2013 (EMCDDA, 2015). Terwijl in de Verenigde Staten van Amerika zich verschillende initiatieven ontwikkelen rond het reguleren van de verkoop van cannabis producten en cannabis, blijft in Europa de discussie grotendeels beperkt tot de gezondheidskosten die geassocieerd worden met cannabis. In nieuwe data wordt vastgesteld dat bij 80 procent van druggerelateerde criminaliteit cannabis betrokken is en bij 60 procent is er cannabisbezit of gebruik vastgesteld. Problemen rond het gebruik van heroïne is in Europa nog het grootst bij sociale kost en druggerelateerde gezondheid. We moeten aandacht blijven hebben voor de smokkelroutes via Afghanistan en Pakistan (waar het grootste deel van de heroïne wordt geproduceerd) naar Europa. In korte tijd is ook de bezorgdheid bij de beleidsmakers rond nieuwe psychoactieve stoffen toegenomen. Dankzij het internet kon de markt zich verder ontwikkelen. Zo zijn er webshops waar je direct kunt aankopen en het internet geeft indirect informatie aan de producenten over farmaceutische informatie en onderzoek van nieuwe psychoactieve middelen. De EU Early Warning system merkt op dat de variëteit en de kwantiteit van nieuwe psychoactieve middelen blijft stijgen (EMCDDA, 2015) Nationaal Gegevens over het gebruik van illegale middelen bij de Belgische bevolking zijn niet talrijk aanwezig. De informatiebron die hiervoor hoofdzakelijk wordt gebruikt, is de nationale gezondheidsenquête uitgevoerd door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Deze enquête polst naar verschillende gezondheidsonderwerpen zoals gezondheidstoestand, levensstijl, preventie en medische consumptie. Er zijn maar enkele vragen opgenomen in verband met middelengebruik. De laatste survey werd afgenomen in Enige opmerking bij deze algemene onderzoeken is dat de prevalentie van illegaal middelengebruik vaak wordt onderschat. Bepaalde groepen in de samenleving (zoals daklozen, gevangenen, geïnstitutionaliseerde personen) worden uit de steekproef gelaten. De vraag om deel te nemen aan het onderzoek wordt alleen naar gezinnen opgestuurd na telefonisch contact. Zo zijn deze onderzoeken niet geschikt om middelengebruik met een hoog risico te bestuderen, 8

15 bijvoorbeeld het injecteren van drugs (WIV, z.d.) (De Donder Eds, 2007) (Plettinckx et al., 2015). Naast de algemene onderzoeken worden ook grootschalige enquêtes afgenomen onder scholieren. Er zijn verschillende onderzoeken zoals het HBSC-onderzoek elke 4 à 5 jaar, de European School Survey Project on Alcohol and other Drugs (ASPAD) in 2003 in België en 2007, 2010 in Vlaanderen. Als derde is er de leerlingenbevraging van de VAD die sinds 2001 jaarlijks wordt uitgevoerd bij Vlaamse scholieren. De laatste afgenomen bevraging dateert van (Plettinckx et al., 2015) Resultaten VAD leerlingenbevraging De VAD kreeg in 1998 de opdracht van de Vlaamse overheid om preventie op school te steunen en te stimuleren. Daarvoor werkten ze een draaiboek uit, Een drugbeleid op school en diverse educatieve pakketten. Daarnaast voeren ze ook een VAD-leerlingenbevraging uit bij de secundaire scholen. De bevraging geeft de deelnemende scholen een beeld over het middelengebruik bij de leerlingen. Er wordt gepeild naar verschillende thema s: tabak, alcohol, cannabis, andere illegale drugs, psychoactieve medicatie, gokken en gamen. Elke school ontvangt na de analyse van de gegevens een rapport met hun resultaten. Jaarlijks nemen 70 à 80 scholen deel aan de VAD-leerlingenbevraging. De laatst gepubliceerde resultaten zijn afkomstig van het schooljaar (Melis, 2016) Tabak Een meerderheid van de jongeren, 71,4 procent, heeft nog nooit tabak gerookt. De gemiddelde leeftijd waarop jongeren beginnen roken is 14,9 jaar. 7,8 procent van de leerlingen ziet zichzelf als een regelmatige roker. Het aantal leerlingen die ooit hebben gerookt neemt gradueel toe bij de verschillende leeftijdscategorieën. Uit de statistieken komt voort dat iets meer jongens ooit tabak hebben gerookt dan meisjes procent jongens tegenover 25.3 procent van de meisjes. Er is een verschil waar te nemen in de statistieken over roken binnen de verschillende onderwijsvormen (ASO-TSO-BSO). In het ASO geven de meeste leerlingen aan nog nooit gerookt te hebben, gevolgd door het TSO en dan het BSO. Alhoewel de verkoop van tabak aan jongeren onder de 16 jaar verboden is, geeft 15.7 procent van de -16 jarige leerlingen aan ooit te hebben gerookt. De wet die de verkoop van tabakswaren aan jongeren onder de 16 jaar verbiedt, is het best gekend bij leerlingen boven de 16 jaar (82.3 procent). Van de jongeren onder de 16 jaar is 68.5 procent hiervan op de hoogte. Er wordt ook een sterke link opgemerkt tussen het eigen tabaksgebruik en het aantal vrienden dan rookt (Melis, 2016). 9

16 Alcohol 65.3 procent van alle ondervraagde leerlingen heeft ooit alcohol gedronken en 59.2 procent dronk alcohol het afgelopen jaar. De gemiddelde beginleeftijd voor het drinken van alcohol is 14.3 jaar. Bier is de vaakst gekozen alcoholische consumptie procent van de bevraagde leerlingen dronk het laatste jaar bier, 38.9 procent dronk het laatste jaar wijn en 34.9 procent had het laatst jaar sterke drank gedronken. Van alle jongeren was 35.8 procent ooit al eens dronken geweest en heeft 34.8 procent ooit al eens aan bingedrinken gedaan. Bingedrinken is een term die wordt gelinkt aan jongeren die teveel drinken. Een gekend synoniem is ook wel comadrinken. Dit gebeurt als iemand tijdens één gelegenheid een grote hoeveelheid alcohol drinkt. Dit niet met het doel van de drankjes te genieten maar om zo snel mogelijk in een dronken roes verzeild te geraken (De druglijn, 2016). Van de jarigen heeft 39 procent ooit al eens alcohol gedronken. Dit stijgt bij de jarigen tot 84 procent. Bij de jarigen heeft 93 procent ooit alcohol gedronken. Het verschil in het drinken van een alcoholische consumptie bij jongens of meisjes is veeleer klein, 61.2 procent van de jongens dronk het afgelopen jaar alcohol en bij de meisjes was dit 57.2 procent. Het verschil in frequentie is groter procent van de jongens drinkt regelmatig alcohol, bij de meisjes is dit 10.2 procent. Tussen de verschillende onderwijsvormen voor de tweede en derde graad zijn de verschillen niet groot. (Melis, 2016) De motieven om geen alcohol te drinken werden ook bevraagd bij de leerlingen. De redenen die werden aangegeven om geen alcohol te nuttigen zijn de volgende: als eerste drinkt men niet omdat het niet nodig is. Als tweede omdat ze alcohol ongezond vinden. Als derde omdat alcohol drinken voor hun leeftijd verboden is. Het laatste argument wordt vooral aangehaald door de jongere leeftijdsgroep van jarigen (Melis, 2016). De meeste aangegeven motieven om wel alcohol te drinken zijn: de gezelligheid met vrienden (73.8 procent) en de zin in alcohol. Deze redenen werden hoofdzakelijk opgegeven bij de oudere leeftijdsgroepen. Bij de jongere leeftijdsgroep wordt vooral alcohol gedronken voor de gezelligheid, uit nieuwsgierigheid en omdat het hen werd aangeboden. Naar geslacht en onderwijsvormen zijn er weinig verschillen waar te nemen. 12 tot 15 procent van de ondervraagde jongeren geeft aan alcohol te drinken om zich goed te voelen, hun zorgen te vergeten of om dronken te worden. 5.8 procent geeft aan te drinken tegen de verveling. Bijna 50 procent van de jongeren die aangaf het laatste jaar alcohol te hebben gedronken, had een slechte ervaring na het drinken ervan. Voor het grootste deel van de leerlingen bleef dit beperkt tot misselijk worden (48.4 procent) procent van de jongeren schaamde zich de 10

17 dag erna over hun gedrag en 12.2 procent was betrokken bij een ruzie of gevecht. Van de ondervraagde leerlingen had 7.3 procent seksueel contact onder invloed van alcohol waar men achteraf spijt van had. Uit de bevraging bleek dat problemen op school of met de politie ten gevolge van alcohol eerder beperkt zijn (Melis, 2016). De wetgeving bepaalt dat jongeren onder de 16 jaar geen alcohol mogen consumeren. Uit de bevraging blijkt dat 49.2 procent van de -16 jarigen ooit alcohol heeft gedronken en 40.9 procent had het laatste jaar nog alcohol genuttigd. De overgrote meerderheid van de jongeren is op de hoogte van de alcoholwetgeving. Van de jongeren onder de 16 jaar weet 96.1 procent dat de verkoop en het schenken van alcohol verboden is voor jongeren onder de 16 jaar procent weet dat de verkoop en het schenken van sterke drank onder de 18 jaar verboden is (Melis, 2016) Psychoactieve medicatie De bevraging rond psychoactieve medicatie bevat slaap- en kalmeringsmiddelen, ADHDmedicatie en opwerkmiddelen. Slaap- en kalmeringsmiddelen worden bij de leerlingen het vaakst gebruikt (13.4 procent). Van de bevraagde leerlingen gebruikte 7.2 procent ooit ADHD-medicatie en 3.4 procent nam ooit opwekmiddelen (Melis, 2016) Cannabis Cannabis is de meest gebruikte illegale drug onder de leerlingen. Ongeveer 15.3 procent van alle bevraagde leerlingen heeft ooit cannabis geprobeerd. Cannabis wordt hoofdzakelijk occasioneel gebruikt en 2 procent geeft aan regelmatig te gebruiken. De gemiddelde leeftijd voor het gebruik van cannabis is 15.7 jaar. De leerlingen die ooit cannabis hebben gebruikt ligt het hoogt bij de jarigen met 36 procent. Uit de bevraging blijkt dat er meer jongens dan meisjes ooit cannabis hebben gebruikt. Als we kijken naar de verschillende onderwijsvormen hebben meer leerlingen uit BSO en TSO ooit cannabis gebruikt dan leerlingen uit het ASO (Melis, 2016). Er werd ook gevraagd naar de motivatie bij jongeren om al dan niet cannabis te gebruiken. De meest aangehaalde motivatie bij de bevraagde leerlingen om geen cannabis te gebruiken zijn de volgende. Als eerste geven ze aan dat ze het niet nodig vinden (77.3 procent). Als tweede wordt aangegeven dat ze het gevaarlijk vinden en als derde dat het ongezond is. Bij de 12 tot 14 jarigen wordt vaker aangegeven geen cannabis te gebruiken omdat het verboden is. De motieven om cannabis wel te gebruiken, hebben vooral te maken met de gezelligheid met vrienden, de nieuwsgierigheid en om te kunnen ontspannen procent van de bevraagde 11

18 leerlingen geeft aan te gebruiken om high te worden, 26.7 procent om zich goed te voelen, 18.8 procent om hun zorgen te vergeten en 9.6 procent uit verveling (Melis, 2016). Van de leerlingen die aangaven het laatste jaar een illegale drug te hebben gebruikt, werd 29.9 procent minstens één keer ziek. Daarnaast schaamde 12 procent van de leerlingen zich de dag nadien voor hun gedrag. 5.9 procent raakt hierdoor betrokken bij een ruzie of gevecht en 5.3 procent had seksuele contacten waarvan men achteraf spijt had. 9.5 procent van de leerlingen kwam hierdoor in de problemen op school en 6.8 procent met de politie. Van de bevraagde leerlingen is 74.7 procent op de hoogte van de wetgeving rond cannabis (Melis, 2016) Andere illegale drugs Van de bevraagde leerlingen in de enquête had 2.7 procent ooit eens een andere illegale drug gebruikt. XTC is de meest voorkomende andere drug, van de 17 tot 18 jarigen heeft 4.3 procent ooit eens XTC gebruikt. De beginleeftijd voor het gebruiken van andere illegale drugs is gemiddeld 15.9 jaar. Het gebruik van andere illegale drugs komt hoofdzakelijk voor bij de twee oudste leeftijdscategorieën. Hoewel de groep leerlingen die andere illegale drugs gebruiken eerder klein is, zijn er iets meer jongens dan meisjes die gebruiken (Melis, 2016) Polygebruik Van de jongeren binnen de leeftijdscategorie 17 tot 18 jaar die aangeven ooit te hebben gerookt, geeft 60.8 procent ook aan ooit cannabis te hebben gebruikt. Van de leerlingen die hadden aangegeven regelmatig alcohol te drinken, gebruikte 37.6 procent ook cannabis het afgelopen jaar. Bij regelmatige alcoholdrinkers toonden de statistieken dat 10.7 procent van hen ooit andere illegale drugs hadden gebruikt. Van alle bevraagde jongeren die vermelden ooit cannabis te hebben genomen, gaf 17.2 procent ook aan ooit andere illegale middelen te hebben gebruikt. Ook omgekeerd gaan andere illegale drugs vaak samen met cannabis (Melis, 2016) Drugs in cijfers III De aandacht voor illegale drugs en de aanpak ervan is niet vreemd binnen de politiek en de media. Vooral de aanpak van illegale drugs bij de politie en justitie staat centraal. Alcohol en psychoactieve medicatie krijgen een minder prominente rol. Maar uit het onderzoek blijkt dat meer dan de helft van de overheidsuitgaven in het Belgische drugsbeleid naar beleid voor alcoholmisbruik, -afhankelijkheid, -intoxicatie gaat. In totaal gaat 76.5 procent van de overheidsuitgaven in het Belgische drugsbeleid naar de hulpverlening, gevolgd door procent naar veiligheid. De uitgaven voor preventie bedraagt 1.24 procent en als laatste harm 12

19 reduction dat 0.24 procent bedraagt. Zowel in de Federale drugsnota als in de Gemeenschappelijke Verklaring van de Interministeriële Conferentie Drugs benadrukken ze het belang van preventie en hulpverlening. Aan de hand van deze cijfers is duidelijk dat de verhouding nog niet volledig juist zit. De studie van de overheidsuitgaven legt nog altijd geen verband tussen beleidsmaatregelen en de resultaten, ofwel de effectiviteit van een beleid. Het zorgt wel voor nuttige informatie (Vander Laenen, 2012). De publicatie Drugs in Cijfers III is een vervolgonderzoek op Drugsbeleid in Cijfers. De overheidsuitgaven in het Belgische drugsbeleid worden in deze bijdrages in beeld gebracht. Bij het opstellen van een beleid wordt steeds meer de nadruk gelegd op het beschikken van evidence-based gegevens. Een essentieel onderdeel van een beleidsevaluatie zijn de overheidsuitgaven om de doelstellingen te kunnen realiseren. Het is ook interessant de sociale kost van drugs en de kosteneffectiviteit te onderzoeken. Het belang van onderzoek naar overheidsuitgaven werd benadrukt in de Federale drugsnota van De onderzoeksmethode werd telkens verfijnd over de verschillende uitgaves. Eerst was er het onderzoek Drugs in cijfers I onder leiding van Prof. Dr. Brice De Ruyver in de periode In werd een nieuwe meting uitgevoerd genaamd Drugs in Cijfers II. In de laatste publicatie Drugs in Cijfers III is de methodiek verder verfijnd en werden ook legale drugs zoals tabak, alcohol en psychoactieve medicatie mee opgenomen (Vander Laenen et al., 2011). In deze publicatie werd de hoeveelheid informatie in België geanalyseerd en beoordeeld. De Federale overheidsdienst wil deze optimaliseren en Belgische gegevens over de overheidsuitgaven verzamelen voor latere periodes (Plettinckx et al., 2015). Drugs in Cijfers III behandelt de overheidsuitgaven voor het beleid rond illegale en legale drugs anno In het totaalplaatje zijn de gemeenschappen en gewesten de belangrijkste financierders. Ze staan in voor 65 procent van de totale overheidsuitgaven aan preventie van illegale drugs, alcohol en psychoactieve medicatie. De inspanningen tussen de Vlaamse en de Waalse overheid zijn hierin gelijk verdeeld. De tweede grote finacierder is de Federale overheid die 20 procent subsidieert aan de hand van de strategische veiligheids- en preventieplannen. Via deze plannen krijgen de lokale overheden subsidies voor de aanpak van onder andere druggerelateerde maatschappelijke overlast. De derde zijn de lokale en provinciale overheden die ongeveer 15 procent van de uitgaven financieren. Er moet natuurlijk rekening mee worden gehouden dat dit cijfers en verhoudingen zijn berekend in 2008 (Vander Laenen et al., 2011). 13

20 Preventie van tabak is vooral een belangrijke uitgavepost op Vlaams en lokaal niveau. Daarentegen, voor hulpverlening betreffende tabak worden de grootste inspanningen geleverd op federaal niveau, vooral door het fonds verslaving. Het tweede grootste aandeel is voor de Vlaamse overheid, de bijdrage lokaal is eerder beperkt. Voor tabak ligt de grootste uitgavenspost bij veiligheid, gevolgd door hulpverlening en preventie. De uitgaves binnen de pijler veiligheid en tabak is een exclusieve bevoegdheid van de Federale overheid. Deze financiering gaat hoofdzakelijk naar de controle van het rookverbod in de horeca, openbare plaatsen en werkplaatsen (Vander Laenen et al., 2011). Voor illegale drugs, alcohol en psychoactieve medicatie bevindt de grootste uitgave zich op federaal niveau, vanwege door de hoge hospitalisatiekosten. Minstens 82.8 procent van de totale druggerelateerde hospitalisatie-uitgaven zijn ter behandeling van afhankelijkheid/misbruik van alcohol. 1.6 procent van de uitgaven voor hulpverlening was afkomstig van de gemeenschappen en gewesten. Voor de illegale drugs, alcohol en psychoactieve medicatie gaan de meeste uitgaven uit naar hulpverlening en veiligheid. De verklaring hiervoor ligt, zoals hierboven aangegeven bij de hoge uitgaven voor de behandeling van alcohol afhankelijkheid in de hospitalisatiesector. (Vander Laenen et al., 2011). Bij harm reduction is de federale subsidiëring eerder beperkt in vergelijking met de gemeenschappen en gewesten. De uitgaven van de Franse gemeenschap en het Waals gewest tellen voor procent van het budget, de Vlaamse overheid 20 procent en het Brussels hoofdstedelijk gewest 7.5 procent. De focus van de projecten is wel verschillend. In Vlaanderen wordt exclusief gewerkt op spuitenruil. In Wallonië wordt hoofdzakelijk gewerkt rond verschillende projecten waar risicovermindering centraal staat. De lokale overheden werken ook binnen deze pijler, het provinciaal niveau ontbreekt (Vander Laenen et al., 2011). De uitgaven op de pijler veiligheid en illegale drugs, alcohol en psychoactieve medicatie verschilt naargelang de verschillende echelons van de strafrechtsbedeling. De grootste uitgaven worden gemaakt op het niveau van de opsporing terwijl iets kleinere uitgaven worden gemaakt op het niveau van vervolging en straftoemeting. Dit komt hoofdzakelijk door de processen-verbaal en veroordelingen die alcohol gerelateerd zijn. De uitgaven groeien dan wel terug bij de strafuitvoering (Vander Laenen et al., 2011). 14

21 2.3 Geïntegreerd en integraal drugsbeleid Het drugsfenomeen is multidimensionaal gegeven. Het beleid moet op deze verschillende dimensies inspelen. Een integraal beleid (allesomvattend, volledig beleid) is noodzakelijk. Er moet rekening gehouden worden met alle aspecten van het drugsfenomeen zoals gezondheid, veiligheid, internationale context, economische situatie etc. Om zo n beleid te kunnen uitbouwen is er samenwerking nodig tussen verschillende sectoren en moet er aandacht zijn voor gezondheid, schade-beperkende, preventieve en hulpverlenende elementen. Daardoor is ook een geïntegreerd beleid noodzakelijk, dit betekent dat alle relevante actoren en diensten betrokken moeten worden (Vander Laenen et al., 2010). Een verticale afstemming (verschillende beleidsniveaus) en horizontale beleidsafstemming tussen de verschillende beleidssectoren (preventie, hulpverlening, repressie) is vereist (De Ruyver Eds., 2007) Drugsbeleid internationaal Op Europees niveau werd in het verdrag van Lissabon in 2007 een belangrijk artikel betreffende drugsbeleid opgenomen. Dit betreft het artikel 168 onder de sectie volksgezondheid. Dit artikel bepaalt dat de Europese Unie in haar beleid en elk optreden een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid moet nastreven. Een onderdeel daarvan is de vermindering van de schade door druggebruik op de volksgezondheid, met hierin centraal de voorlichting en preventie (Europese Commissie, z.d.) (Europese Unie, 2010). Daarnaast zijn er ook de Europese Drugsstrategie en de EU drugsplannen. Er werd een nieuwe drugsstrategie ontwikkeld voor De strategie wil de verschillende betrokken nationale lidstaten geen verplichtingen opleggen maar een aanzet geven tot gedeelde prioriteiten, objectieven en acties. De leden van de Europese Unie kunnen dit als basis gebruiken voor hun nationaal beleid. De Europese drugsstrategie neemt een duidelijke positie in: verlagen van de drugvraag, verlagen van de afhankelijkheid, verlagen van de gezondheids- en sociale problemen en het verlagen van het drugsaanbod. Deze doelen worden vertaald naar specifieke acties. In de strategie voor worden nieuwe aandachtspunten opgesteld, zoals de opkomst van nieuwe psychoactieve middelen en het gebruik van communicatie technologieën voor de verspreiding van drugs. Verder wordt voor het eerst in de strategie de volgende doelstelling opgenomen: Reduction of the health and social risks and harms caused by drugs. (EMCDDA, 2015a) naast het verminderen van de vraag en het aanbod. De evidence-based benadering staat in het drugbeleid centraal. Er moet in het opmaken van een beleid meer rekening gehouden worden met wetenschappelijke bevinden (EMCDDA, 2015b) (Europese Commissie, z.d.). 15

22 De Europese drugsplannen zijn ontwikkeld voor een periode van drie jaar ( ). Het belang van evidence-based werken komt opnieuw terug. De acties moeten wetenschappelijk onderbouwd, realistisch, tijdsbepaald en meetbaar zijn. Als eerste wordt gefocust op het verminderen van de drugsvraag. In dit onderdeel wordt meteen ingezet op preventie, bijvoorbeeld het vermijden dat jongeren op jonge leeftijd beginnen met het gebruik van drugs. Het tweede topic is het verminderen van het drugsaanbod. Met als laatste coördinatie, internationale samenwerking, onderzoek, informatie, monitoring en evaluatie. Er is op te merken dat de drugsplannen in het verlengde liggen van de VN verdragen (Official Journal of the European Union, 2013) (Europese Commissie, z.d.) Drugsbeleid nationaal De fundamenten voor het Belgische drugsbeleid werden gelegd door de parlementaire werkgroep drugs van Ze verkozen om te werken vanuit een bottom-up benadering waarbij het werkveld een zeer belangrijke rol speelde. Ze gaven aan waar de noden lagen en dit werd vertaald naar een beleid. De keuze werd gemaakt voor een geïntegreerd beleid met preventie als hoogste prioriteit, gevolgd door hulpverlening. Repressie is hoofdzakelijk gericht op drugsproductie en drugshandel. Het doel van preventie is het ontraden, terugdringen en afremmen van druggebruik (zowel legaal als illegaal). Dit moet gebeuren in vele voorzieningen die persoonsgericht werken maar ook aandacht hebben voor structurele problemen. Er is ook nood aan goede cijfers en evaluaties zoals een uniforme registratie van de drughulpverlening en cijfers uit de strafrechtsbedeling. In het verslag wordt ook verwezen naar het Europees drugsbeleid. Als laatste punt moet er een lokaal drugsbeleid ontwikkeld worden om te kunnen inspelen op lokale overlast in samenwerking met alle sectoren (Dienst voor strafrechtelijk beleid, z.d.) (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010). De Federale Drugsnota van 2001 is een belangrijk speerpunt in het Belgisch drugbeleid. In deze nota werd de drugsproblematiek hoofdzakelijk benaderd als een probleem van de volksgezondheid. De nota is tot stand gekomen mede door aanbevelingen van de parlementaire werkgroep. Enkele hoofdpunten van de nota zijn: normaliseringsbeleid, rationele risicobeheersing en geïntegreerde en globale benadering. Deze beleidsnota beslaat zowel illegale drugs als legale drugs zoals tabak, alcohol en medicatie. In 2009 richtte de federale Minister van Volksgezondheid de Algemene Cel Drugsbeleid (ACD) op. De taak van deze cel is doelen te formuleren voor de verschillende beleidsniveaus en deze te concretiseren en te coördineren. De federale regering ontwierp een samenwerkingsakkoord waarbij de 16

23 federale staat, de gemeenschappen en gewesten zich inzetten om hun drugsbeleid op elkaar af te stemmen (Dienst voor strafrechtelijk beleid, z.d.) (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010). In 2010 werd de Gemeenschappelijke Verklaring van de Interministeriële Conferentie Drugs opgesteld. De meeste beleidslijnen in deze verklaring sluiten aan bij deze van de Federale Drugsnota maar zijn aangepast aan recente ontwikkelingen. De Interministeriële Conferentie Drugs en de ACD zijn bevoegd voor de uitwerking van het drugsbeleid met hierin tabak, alcohol, illegale drugs en medicatie. Het beleid moet globaal en geïntegreerd zijn met de nadruk op preventie, vroeginterventie, hulpverlening en repressie. In deze paper wordt dieper ingegaan op het luik preventie omdat dit het meest relevant is voor de masterproef. Het preventiebeleid bestaat uit twee luiken, het eerste luik is preventie op het vlak van gezondheid. Het uitgangspunt is dat drugs een probleem is van de volksgezondheid (zoals in de Federale drugsnota van 2001). Een belangrijk aandachtspunt hierin is het terugdringen van de gezondheidsschade van drugs door een ontradingsbeleid te voeren. De middelen hiervoor zijn: de beginleeftijd uitstellen, voorkomen dat jongeren drugs gebruiken, verantwoordelijk gedrag en vaardigheden aanleren, vroegtijdige aanpak van het probleem stimuleren etc. Om dit doel te kunnen nastreven is een samenwerking nodig tussen verschillende sectoren op verschillende beleidsniveaus. Het tweede luik is de preventie van druggerelateerde maatschappelijke overlast. Het doel van dit luik is een systematisch en globaal beeld te krijgen van druggerelateerde overlast (Dienst voor strafrechtelijk beleid, z.d.) (Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid, 2010) (Plettinckx et al., 2015). Er worden inspanningen geleverd om een geïntegreerd, evenwichtig en wetenschappelijk drugsbeleid te ontwikkelen die ook voldoet aan de eisen van de EU-drugsstrategie en de EUactieplannen. In de laatste EU-drugstrategie wordt de nadruk gelegd op het belang van wetenschappelijke studies bij het ondernemen van acties en interventies. In België zijn er verschillende initiatieven om aan deze vraag te voldoen. Sinds de Federale Drugsnota van 2001 worden meer dan 60 wetenschappelijke onderzoeksprojecten gefinancierd om de implementatie van het drugbeleid te ondersteunen (Plettinckx et al., 2015) Drugsbeleid lokaal Er is een Vlaams actieplan tabak, alcohol en drugs opgesteld voor de periode Het gebruik van alcohol, tabak en illegale drugs kunnen schade veroorzaken aan het individu, de omgeving en de samenleving. Er wordt integraal gewerkt op drie niveaus. Het eerste niveau is 17

24 het Vlaamse niveau waarin volgende punten centraal staan: het uitwerken van een beleid, financiering, voorlichtingscampagnes om te informeren en te sensibiliseren, wetgeving en controle. Op lokaal niveau wil men werken aan de hand van een omgevingsgerichte aanpak. Hierin staan volgende punten centraal: lokale regels en voorschriften, sociaal draagvlak en omgevingsinterventies. Het derde en laatste niveau is het individuele niveau waar wordt gewerkt aan educatie, interventie en behandeling. Een goede samenwerking tussen de Vlaamse en de Federale overheid is noodzakelijk. Daarnaast zijn voldoende financiële middelen een werkpunt. Het onderwijs is een belangrijke sector waar preventie een grote rol kan spelen. De scholen kunnen hun rol opnemen binnen de vroegdetectie en vroeginterventie en van daaruit een toeleiding doen naar gepaste begeleiding. Het actieplan rond de verschillende gezondheidsdoelstellingen met betrekking tot middelengebruik (drugs, alcohol en tabak) loopt in 2015 af. Er is nood aan een actualisering en bijdrage van wetenschappelijke onderzoeken in het nieuwe actieplan (Vlaamse Regering, 2009) (Vandeurzen, 2014). Daarnaast zijn er ook de Nationale- en Zonale veiligheidsplannen. Het Nationaal Veiligheidsplan van zet op bepaalde punten specifiek in op drugs zoals rijden onder invloed, import en export van drugs, verkopen van drugs, smokkel van synthetische drugs etc. In deze thesis wordt het Zonaal veiligheidsplan van Politie Zone Vlas besproken voor de periode In het Zonaal Veiligheidsplan is een hoofdstuk drugsdealen opgenomen. In het vorige beleidsplan werd al gewerkt rond het dealen van drugs maar het blijft een actuele problematiek. In een bevolkingsbevraging in 2011 werd gepolst naar de verwachting die de burgers hebben van de lokale politie Vlas. Hieruit bleek dat het aanpakken van dealen van drugs een prioriteit moest zijn/blijven. Het zoekgedrag naar illegale drugs staat in de top vijf van meest voorkomende overtredingen in Het parket heeft ook een beleidsplan die zo goed mogelijk probeert aan te sluiten op de veiligheidsplannen (Politie Zone Vlas, 2013). Momenteel wordt er in Kortrijk gewerkt aan een integraal drugsbeleid. Hiervoor werd een interview afgenomen met Meneer Van Hamme. Hij was tot voor kort drugspreventie coördinator bij Stad Kortrijk en kon extra informatie verschaffen over een drugsbeleid op het niveau van de Stad Kortrijk. Men hoopt dit drugsbeleid zo snel mogelijk te vervolledigen maar er is nog niets formeel goedgekeurd (B. Van Hamme, persoonlijke mededeling, 21 maart 2016). 18

25 2.4 Drugsbeleid opstellen in een schoolcontext Drugsbeleid binnen de school Het opstellen van een drugsbeleid bij de secundaire scholen gebeurt niet in een vacuüm. Het moet gekaderd worden binnen ontwikkelingen zowel internationaal, nationaal en lokaal. De secundaire scholen hebben de keuze een eigen drugsbeleidsplan op te stellen. DOS is een tool uitgewerkt door de VAD om deze onderwijsinstellingen te ondersteunen. Het helpt hen een beleid uit te stippelen om druggebruik of dealen aan te pakken. In dit beleid worden prioriteiten vastgelegd in vier pijlers. Deze pijlers zijn regelgeving, begeleiding, educatie en structurele maatregelen. Het uitvoeren van het beleid gebeurt aan de hand van drie acties: beleid uitwerken, communicatie en deskundigheidsbevordering. De gids die de VAD opstelde, behandelt zowel illegale als legale drugs (zoals alcohol, tabak en geneesmiddelen). (De Paepe, Melis, 2015) (Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen, z.d.) Drugsbeleid buiten de school In deze thesis wordt met het drugsbeleid buiten de school, het stappenplan omgaan met drugs op school bedoeld. Deze werd opgesteld in 2013 in een samenwerking tussen de verschillende secundaire scholen in Kortrijk en enkele externe partners. Deze externe partners zijn CLB Groeninge, CLB Mandel en Leie, Kompas vzw, Politiezone VLAS, het Parket, CGG Largo en Stad Kortrijk. Het is een beleidsplan die de scholen een ondersteuning moet aanbieden om stappen te ondernemen buiten de schoolcontext. Dit als een bepaalde problematiek niet aan de hand van het eigen drugsbeleid kan worden opgevangen. 2.5 Stappenplan omgaan met drugs op school De aanzet tot het opstellen van het stappenplan was een reeks problemen die door verschillende scholen werd ervaren als een kritische situatie. Er werden drugs gedeald over de verschillende scholen heen. De secundaire scholen waren hiervan niet op de hoogte. Soms waren er ook botsingen tussen de verschillende drugsbeleidsplannen, die al dan niet aanwezig waren. Meneer Van Hamme ontwikkelde een initiatief om met de verschillende scholen in overleg te gaan. Het werd snel duidelijk dat het om een Kortrijks probleem ging en niet was beperkt tot enkele individuele scholen. De verschillende scholen en partners werden gecontacteerd en keurden uiteindelijk dit stappenplan goed. Het is een overkoepelend plan die de scholen nog altijd de vrijheid geeft om hun drugsbeleid in te vullen naargelang hun eigen schoolcontext. Er werd bewust voor gekozen om de scholen die vrijheid aan te bieden. Iedere school heeft een eigenheid en dat wou men behouden (B. Van Hamme, persoonlijke mededeling, 21 maart 2016). 19

26 Door het voeren van verschillende gesprekken en het organiseren van vergaderingen met vertegenwoordigers van de diverse partijen, kwam men uiteindelijk tot het stappenplan omgaan met drugs op school. Eerst ontwikkelde men volledige plannen met grote schema s die onoverzichtelijk waren. Na een bespreking met de lay-out dienst kwam men tot het huidige systeem. Samen met de partners werd dit dan besproken, hoofzakelijk om enkele details te bevestigen. De uitwerking van het stappenplan verliep heel snel. Er was een zekere sense of urgency. Ook alle nodige partners waren aanwezig en iedereen wou dat er iets gebeurde. Het plan is niet alomvattend en dat is ook niet de bedoeling. Vooral het laatste stukje van het plan is belangrijk, waar de contactgegevens van de partners genoteerd staan. In de eerste plaats moeten de scholen bij de juiste persoon terecht kunnen en als dat lukt, is het op zich al een geslaagd project. Dit moet blijken uit de evaluatie (B. Van Hamme, persoonlijke mededeling, 21 maart 2016). Het stappenplan 1 bestaat uit drie onderverdelingen. Het stappenplan hanteert een aantal basis omschrijvingen om de scholen naar de juiste partner te begeleiden. De scholen selecteren de voorgestelde situatie die het best aanleunt bij hun eigen casus (oranje gedeelte). Aan de hand van cijfers of letters wordt de persoon die dit plan gebruikt naar het aansluitende stukje doorverwezen (blauwe gedeelte met het kader). De persoon blijft dit schema volgen tot deze uiteindelijk eindigt bij een specifieke instantie (blauwe gedeelte met de externe instanties). In het volgende onderdeel worden de betrokken partners verder toegelicht Secundaire scholen Kortrijk Kortrijk heeft in totaal 22 verschillende campussen. Deze campussen behoren tot verschillende scholengroepen (Onderwijskiezer, 2016). Hierbij is het mogelijk dat één campus van een school maar leerlingen kan onderwijzen tot het 4 e middelbaar. Op een andere campus worden dan lessen aangeboden aan het 5 e en 6 e middelbaar. De eerste school die wordt besproken is het Don Bosco college. Deze school is een ASO school en biedt lessen aan voor de 1 e, 2 e en 3 e graad. De school bevindt zich enkele kilometers van het stadscentrum (Don Bosco College Kortrijk, z.d.). Daarnaast is er de katholieke scholengroep RHIZO. Deze scholengroep heeft zeven campussen, ook buiten Kortrijk. In deze school wordt een verscheidenheid aan opleidingen aangeboden, gaande van Hotelschool tot Kapperschool tot Sportschool (RHIZO Katholieke scholengroep, z.d.). 1 Zie bijlage 1 20

27 Als derde zijn er de Athena scholen. Deze hebben ook verschillende campussen binnen en buiten Kortrijk die verschillende opleidingen aanbieden. Ze zijn een onderdeel van GO!, onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (Athena school, z.d.). De vierde is het VTI van Kortrijk die ook verschillende technische opleidingen aanbiedt zoals elektriciteit, mechanica, houtbewerking, garage etc. Ze hebben drie campussen gelegen in Kortrijk, Gullegem en Harelbeke (VTI Kortrijk, 2015). De vijfde school is het PTI te Kortrijk. Het PTI heeft twee campussen in Kortrijk. De eerste is de campus Techniek en Design. Deze campus biedt opleidingen aan in elektriciteit, mechanica en textiel. De tweede campus is de Tuinbouwschool. Ze geven verschillende studierichtingen binnen de land- en tuinbouw (PTI Kortrijk, z.d.) Als zesde heeft het Guldensporencollege verschillende campussen in Kortrijk zoals Groeninge, Harelbeke, Kaai, Plein en Zuid. Deze campussen geven lessen voor verschillende graden in verschillende studierichtingen (Guldensporencollege, z.d.). De voorlaatste school is de Spes Nosta school die op hun campus in Heule hun lessen aanbieden. De leerlingen kunnen er terecht voor richtingen binnen ASO, TSO en BSO, dit van de eerste tot de tweede graad (Spes Nostra Heule, z.d.). Als laatste school is er het CDO. Deze school combineert de lessen met werkervaring voor de leerlingen. De leerlingen volgen twee maal in de week les en de drie resterende dagen gaan ze ervaring opdoen bij bedrijven of binnen projecten. Binnen het CDO worden verschillende opleidingen aangeboden (Centrum Deeltijds Onderwijs Kortrijk, z.d.). Uit respect voor de anonimiteit van de respondenten zal in het kwalitatief luik niet worden weergegeven welke scholen hebben meegewerkt aan het onderzoek. Het stappenplan is een samenwerking tussen alle scholen waardoor specifieke informatie over welke scholen hebben deelgenomen niet noodzakelijk is voor de evaluatie Externe partners Bij het opstellen van het stappenplan waren verschillende externe partners betrokken. Hieronder wordt elke partner kort besproken samen met hun specifieke functie binnen het drugsbeleid en het stappenplan Politiezone VLAS In de politiezone VLAS zijn drie steden opgenomen. Dit zijn Kortrijk, Kuurne en Lendelede. De politiezone is een gevolg van de Octopus-akkoorden eind de jaren 90. Het politielandschap werd hertekend en er werd afgestapt van de vroegere indeling in InterPolitieZones. De nieuw indeling zorgde voor het ontstaan van de politiezone Kortrijk- Kuurne-Lendelede als de grootste politiezone in het toenmalige gerechtelijke arrondissement Kortrijk. Door de hervormingen binnen justitie zijn er nu twaalf gerechtelijke 21

28 arrondissementen. De politiezone VLAS valt nu binnen het gerechtelijk arrondissement West- Vlaanderen, afdeling Kortrijk (Belgische Federale Overheidsdienst Justitie, 2016). De naam van de politiezone werd ingevoerd in VLAS verwijst naar de teelt en het verwerken van vlas, dat gekend is in de streek rond Kortrijk en een zekere welvaart bracht voor de bevolking. De politiezone streeft gemeenschapsgerichte politiezorg na binnen zeven basisfunctionaliteiten. Deze zijn onthaal, interventie, wijkwerking, politionele slachtofferbejegening, lokale opsporing en onderzoek en verkeer. Binnen het korps werken verschillende directies hiërarchisch over verschillende diensten: directie operaties, directie lokale recherche, directie wijkwerking, directie verkeer en mobiliteit en directie politiezorg. Naast deze verschillende directies staat een belangrijk sleutelfiguur in elke politiezone, de korpschef. Sinds 6 februari 2015 is de korpschef van de politiezone VLAS Rino Defoor. De korpschef voert verschillende taken uit. Hij werkt mee in de uitvoering van het politiebeleid en zit voor in het politiecollege. Hij staat in voor de organisatie en de taakverdeling binnen zijn politiekorps. De korpschef wordt bijgestaan door een staf. Daarnaast wordt het korps ondersteund door drie andere directies: directie informatiebeheer, directie personeel en de directie logistiek (Politiezone VLAS, 2012a) (Politiezone VLAS, 2012b). Op het stappenplan staat de politie als partner vermeld onder het Meldpunt scholen 2. Dit is een vast politioneel aanspreekpunt voor jeugdcriminaliteit voor de schoolgemeenschappen, waaronder drugs. De contactpersoon is Isabelle Degraeve. Ze is adviseur bij de sociale dienst van de politiezone (Politiezone Vlas, 2012c). De ontwikkeling van dit meldpunt hangt samen met de Ministeriële omzendbrief PLP 41 tot versterking en/of bijsturing van het lokaal veiligheidsbeleid en de specifieke aanpak van de jeugdcriminaliteit, met in het bijzonder een aanspreekpunt voor de scholen. De Ministeriële omzendbrief werd opgesteld om maatregelen en initiatieven binnen de preventie en aanpak van jeugdcriminaliteit te versnellen en is gericht naar de lokale overheden en de lokale politie. De omzendbrief bespreekt twee assen. De eerste as zijn sociaal preventieve maatregelen. Door het versterken van de sociale cohesie wil men voorkomen dat jongeren wegglijden in de criminaliteit. Hierbij staat het ontwikkelen van één of meerdere vangnetten centraal. De tweede as behandelt eerder orde handhavende maatregelen. In deze Ministeriële omzendbrief wordt aangemaand om te voorzien in flankerende maatregelen ter vrijwaring van een veilige 2 Partner A op het stappenplan 22

29 schoolomgeving. Er wordt gevraagd om een samenwerking aan te gaan tussen de politie en de schoolgemeenschappen. In deze partnerschap worden procedures voor doorverwijzing en samenwerking vastgelegd in een overeenkomst. Hierbij staat duidelijk vermeld dat binnen de werking van de lokale politie een vast aanspreekpunt moet worden voorzien voor de schoolgemeenschappen. Dit is niet enkel een meldpunt voor drugsfeiten maar ook voor geweldsdelicten, diefstallen, spijbelgedrag etc. (Ministeriële omzendbrief PLP 41, 2006) Stad Kortrijk: drugspreventiedienst Bjorn Van Hamme is één van de aanzetters tot het uitwerken van het stappenplan. Hij was werkzaam bij de dienst drugspreventie bij de Stad Kortrijk toen het stappenplan werd ontwikkeld. Momenteel oefent hij een andere functie uit binnen de stadsdienst en is men op zoek naar een nieuwe kandidaat om onder andere drugspreventie op te nemen samen met andere taken binnen Stad Kortrijk. Ondertussen volgt Dirk Staessens als veiligheidscoördinator deze materie op tot een nieuwe kandidaat wordt aangesteld (B. Van Hamme, persoonlijke mededeling, 21 maart 2016). Op het stappenplan staat deze dienst beschreven als Coördinatie drugsbeleid 3. De secundaire scholen kunnen bij hen terecht voor vragen, opmerkingen of onzekerheden. De stadsdienst is een belangrijke schakel binnen het drugsbeleid van de stad CLB In Kortrijk bevinden zich twee CLB s. De eerste is CLB GO! Mandel en Leie, de tweede is CLB Groeninge. Het CLB is werkzaam op vier grote punten, deze zijn: leren en studeren, onderwijsloopbaan, psychisch en sociaal functioneren en preventieve gezondheidszorg. Binnen deze vier domeinen heeft het CLB een leerlinggebonden aanbod en een aanbod van schoolondersteuning. Het leerlinggebonden aanbod is de vraaggestuurde werking naar de leerlingen toe. Op vraag van de leerling, de ouders of de school bieden ze begeleiding en hulpverlening aan. Daarnaast is er een verplicht aanbod naar de leerlingen toe bij onder andere spijbelen, bepaalde medische onderzoeken en inentingen. Hier speelt de school een belangrijke rol als aanmelder. Ze kunnen een signaalfunctie verzorgen als ze zich zorgen maken om een leerling. Om een begeleiding te kunnen opstarten, heeft het CLB altijd de toestemming van de leerling nodig als deze ouder is dan 12 jaar. Het CLB biedt ook schoolondersteuning aan. Dit gaat om informatieverstrekking, tussenpersoon, overlegmomenten met de school met betrekking tot leerlingbegeleiding en deelnemen aan schoolprojecten (Vlaamse overheid, z.d.). 3 Partner E op het stappenplan 23

30 Elke school is verbonden aan een bepaalde CLB en heeft vaak een specifiek contactpersoon voor de leerlingbegeleiding binnen de school. In het stappenplan kan de naam en de contactgegevens van deze specifieke persoon binnen het CLB worden genoteerd of opgenomen CGG Largo t Circuit In West-Vlaanderen zijn er vier Centra Geestelijke Gezondheidszorg: CGG Mandel en Leie, CGG Largo, CGG Noord-West-Vlaanderen en CGG Prisma. Elk centra neemt een aantal steden onder zijn hoede en zorgt voor de uitwerking en de aanbieding van hulpverlening. Elke CGG wordt gesubsidieerd door de Vlaamse Overheid en twee daarvan krijgen extra subsidies voor het aanbieden van preventie. Zo heeft elke provincie twee CGG s die ook een preventiedienst binnen hun algemene werking opnemen. Deze preventie is ten eerste gericht naar tabak, alcohol en drugs en ten tweede naar suïcide. Aangezien maar twee CGG s deze subsidies krijgen neemt CGG Largo ook de preventie op binnen het gebied van CGG Mandel en Leie waaronder Kortrijk valt (Externe respondent 2, persoonlijke mededeling 19 april 2016). CGG Largo biedt ambulante hulpverlening aan, aan mensen met psychische en psychiatrische stoornissen. Ze ontvangen doorverwijzingen van de 1 e lijn en de 3 e lijn. Het CGG Largo is werkzaam op vier vestigingen: Ieper, Diksmuide, Roeselare en Veurne. De dienst preventie Tabak, Alcohol en Drugs heeft vier kerntaken. Als eerste bieden ze deskundig advies en ondersteuning aan. Ten tweede geven ze ook vormingen op maat. Deze vormingen en trainingen worden georganiseerd voor intermediairen, en niet rechtstreeks voor de doelgroep bijvoorbeeld een klasgroep. Ten derde coachen ze bij het uitwerken van een drugsbeleid op de scholen. De laatste kerntaak is het aanbieden van vroeginterventie t Circuit (Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg, z.d.) (Externe respondent 2, persoonlijke mededeling, 19 april 2016). t Circuit 5 is een vroeginterventieproject, dat is ontwikkeld tussen verschillende partners: CGG Largo, Sint-Jozefskliniek Pittem en Kompas vzw. Vroeginterventie is een verzamelnaam voor verschillende methodieken en werkvormen. Het bevindt zich op het grensvlak tussen preventie en behandeling. Wat deze term juist inhoudt, blijft immers vaag. CGG Largo biedt een aangepaste ambulante begeleiding aan, gericht op verschillende doelgroepen, voornamelijk personen met psychische en psychiatrische problemen. Ze zijn 4 Partner B op het stappenplan 5 Partner C op het stappenplan 24

31 gevestigd in Roeselare maar kunnen hun werking verspreiden naar verschillende steden in West-Vlaanderen. De Sint-Jozefskliniek in Pittem is een gespecialiseerd en vernieuwd psychiatrisch ziekenhuis. De derde partner is Kompas vzw. Deze organisatie begeleidt personen met een drugsproblematiek. Ze hebben een ambulante en een residentiële werking. Hun werking is verspreid over verschillende steden in West-Vlaanderen (Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Largo, z.d.) (Sint-Jozef Pittem, 2014) (Kompas vzw, z.d.). De doelgroep van het vroeginterventieproject t Circuit zijn jongeren uit middelbare scholen die experimenteren met alcohol en/of andere drugs. Aan de hand van groepssessies of individuele sessies willen ze de jongeren informatie verschaffen, actieve vormingen aanbieden en ervaringen delen. Het doel is om de jongeren te laten nadenken over hun gebruik en hen daarmee verantwoord te laten omgaan. Jongeren kunnen zich hiervoor vrij aanmelden. Na de aanmelding wordt een afspraak gemaakt voor een intake gesprek. Tijdens dit gesprek worden zowel de jongere als de ouders betrokken. Er wordt gepolst naar het gebruik van de jongere, de producten, persoonlijkheid, vrienden etc. Na deze intake wordt beslist of het aanbod geschikt is voor de jongere of niet. Indien niet, wordt de jongere geïnformeerd over het aanbod van andere partners in de regio. De deelname aan het project is gratis. t Circuit biedt de jongeren individuele sessies en groepssessies aan. Het groepsprogramma bestaat uit vijf sessies rond verschillende thema s. Deze zijn effecten en risico s van druggebruik, druggebruik en adolescentie, inzicht in het eigen gebruikspatroon, eigen mening over hun gebruik, inzicht in eigen sterktes etc. Het is belangrijk dat de ouders in dit proces betrokken worden. Er zijn verwachtingen naar de ouders dat ze participeren in het intakegesprek, het afrondend gesprek en op een informatieavond. Het individueel aanbod bestaat uit maximum vijf sessies van één uur. In deze sessies wordt stilgestaan bij het gebruik van de jongere. Er wordt ook individueel gewerkt aan de effecten en risico s van gebruik, de gevolgen op het leven van de jongere, sociale vaardigheden etc. Als de jongere de verschillende sessies heeft gevolgd, is er een afrondend gesprek samen met de jongere en zijn/haar ouders. De jongeren zijn niet verplicht om te stoppen met hun gebruik. Het doel van dit project is om hen voldoende kennis aan te bieden zodat ze zelf een doordachte beslissing kunnen nemen. Ouders en/of doorverwijzers kunnen enkel feedback krijgen over de aanwezigheid en de inzet van de jongere. Inhoudelijke gegevens worden niet meegedeeld, dit zou indruisen tegen het beroepsgeheim ( t Circuit, z.d., folder). 25

32 Kompas vzw De organisatie Kompas 6 voorziet zorg op maat voor personen met een drugsproblematiek. Ze bieden opvang aan in West-Vlaanderen zowel residentieel als ambulant. De residentiële opvang bevindt zich in Kortrijk en is een begeleiding waarbij de personen overnachten. De residentiële opvang bestaat uit een crisisprogramma en een kortdurend therapeutisch programma De Kier. De ambulante begeleiding wordt verzorgd in heel Zuid-West- Vlaanderen. De ambulante werking bestaat uit zes multidisciplinaire centra, oudergroepen en verschillende projecten zoals Kompas aan Huis. In de ambulante begeleiding gaat de persoon samen met een vaste begeleider op zoek naar oplossingen. Er wordt individueel begeleid alsook een behandeling aangeboden op psychisch, sociaal, medisch en psychiatrisch vlak (Kompas vzw, z.d.) Parket West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk Het parket staat ook beter gekend als het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie vertegenwoordigt de samenleving in de rechtbank. De grootste taak is het opsporen en vervolgen van misdrijven. De andere grote taak is het verlenen van advies in burgerlijke zaken. De procureur des Konings en zijn substituten treden op als openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de politierechtbank en de rechtbank van koophandel (Openbaar Ministerie, 2015). Door de gerechtelijke hervormingen is het landschap van de rechtbanken en de parketten wat aangepast. Het parket van belang voor deze thesis is het parket West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk. De andere afdelingen in West-Vlaanderen zijn Ieper, Veurne en Brugge. Per afdeling in het gerechtelijk arrondissement is een afdelingsprocureur aangesteld. In Kortrijk is er één afdelingsprocureur met een aantal eerste substituut procureurs des Konings en verschillende substituten procureurs des Konings. Het parket te Kortrijk werkt samen met verschillende politiezones. Deze zijn politiezones VLAS, RIHO, MIDOW, Grensleie, MIRA en Gavers. Vanuit deze politiezones worden de pv s opgestuurd naar het parket te Kortrijk. Op het parket worden dossiers aangemaakt en aan de bevoegde sectie en magistraat voorgelegd. Voor een MOF of VOS wordt voor de minderjarige telkens een jeugddossier opgesteld (Openbaar Ministerie, 2015). Het parket te Kortrijk is opgedeeld in verschillende secties waarin verschillende misdrijven worden behandeld. Deze secties zijn de volgende: gemeenrechtelijke misdrijven, zware 6 Partner D op het stappenplan 26

33 criminaliteit, politieparket, ecofin, bijzondere wetgeving, jeugd & gezin en zeden (Parket Kortrijk, z.d.). Voor het behandelen van de drugsdossiers bij minderjarigen zijn verschillende magistraten aangesteld alsook een parketcriminoloog. De parketcriminoloog volgt de verschillende jeugddossiers op en formuleert een advies voor de betrokken magistraat. Het wederrechtelijk bezit of het te koop aanbieden van drugs is verboden. Er wordt gesproken van een nultolerantiebeleid naar minderjarigen toe. Alle dossiers worden behandeld en krijgen een gevolg. Voor meerderjarigen wordt vaak gesproken in termen van een gedoogbeleid. Maar dit is een opgeblazen begrip. Er wordt wel degelijk iets gedaan met de drugsdossiers. Het beleid wordt dan ook zo optimaal mogelijk opgevolgd en indien nodig aangepast aan de huidige stand van zaken en evoluties (Externe partner 3, persoonlijke mededeling, 28 april 2016). 2.6 Besluit Het stappenplan omgaan met drugs op school is tot stand gekomen binnen een context die niet onbesproken kan blijven. De context waarin deze documenten en afspraken tot stand komen, hangt af van diverse ontwikkelingen op dat ogenblik. Doorheen de jaren zijn verschillende onderzoeken gevoerd naar de prevalentie van drugs zowel internationaal als nationaal. Ze bieden interessante informatie maar niet alles wordt in beeld gebracht. We zitten nog altijd met een dark number waar er geen informatie over beschikbaar is. Internationaal wordt aan de hand van The European Drug Report een jaarlijkse analyse gemaakt van het drugsfenomeen in Europa. In België worden verschillende onderzoeken gevoerd zoals de nationale gezondheidsenquête en de VAD leerlingenbevraging. Uit de leerlingenbevraging blijkt dat een meerderheid van de jongeren nog nooit tabak heeft gerookt. Uit de bevraging naar alcohol blijkt dat 65.3 procent ooit al alcohol heeft gedronken waarvan bier de meest gekozen consumptie is. Wat wel opvalt is dat 34.8 procent al eens aan bingedrinken heeft gedaan. Uit de bevraging blijkt dat cannabis de meest gebruikte illegale drug is bij de leerlingen procent heeft ooit al eens cannabis geprobeerd. 6.8 procent van de leerlingen die aangaven in het laatste jaar cannabis te hebben gebruikt, had problemen met de politie en 9.5 procent kwam in de problemen op school. Van de bevraagde leerlingen had 2.7 procent ooit eens andere illegale drugs gebruikt, voornamelijk XTC. Naast een onderzoek naar het gebruik bij de leerlingen worden ook analyses uitgevoerd van de overheidsuitgaven binnen het Belgisch drugsbeleid. Hieruit blijkt dat de grootste uitgaven gaan naar hulpverlening en veiligheid. Terwijl in de Federale drugsnota en de Interministeriële Conferentie Drugs de nadrukt ligt op het belang van preventie en hulpverlening. 27

34 Verder werden in dit hoofdstuk enkele belangrijke beleidsdocumenten beschreven op de verschillende beleidsniveaus. Het is belangrijk dat een beleid integraal en geïntegreerd is. Een beleid moet verticaal afgestemd zijn op de verschillende beleidsniveaus en horizontaal tussen de verschillende beleidssectoren. Op het niveau van Stad Kortrijk is er momenteel nog geen drugsbeleidsplan voor handen maar daar wordt momenteel hard aan gewerkt. Het stappenplan omgaan met drugs op school werd opgesteld in 2013 na een noodkreet van verschillende scholen. Het doel achter het stappenplan is om de scholen bij de juiste externe partner te brengen in het geval van druggerelateerde problemen aan de hand van een kort schema. Bij de uitwerking van het stappenplan waren alle secundaire scholen uit de Kortrijkse regio betrokken. Het gaat in totaal om 22 campussen die behoren tot diverse scholengroepen. Naast de secundaire scholen zijn ook verschillende externe partners betrokken bij de toepassing en uitwerking van het stappenplan zoals Politiezone VLAS, drugspreventiedienst Stad Kortrijk, CLB, t Circuit, Kompas vzw en Parket West-Vlaanderen afdeling Kortrijk. 28

35 3 Kwalitatief onderzoek 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk behandelt het kwalitatief onderzoek uitgevoerd in het kader van deze masterproef. Als eerste wordt de focus gelegd op de methodologie en de gebruikte methode. Om interessante data te verzamelen rond de toepassing van het stappenplan werden interviews afgenomen bij verschillende secundaire scholen in Kortrijk en de betrokken partners. De belangrijkste resultaten worden gepresenteerd aan de hand van de opgestelde onderzoeksvragen. De resultaten van de dataverzameling worden via een SWOT-analyse geëvalueerd. 3.2 Methodologie Onderzoeksstrategie De beste inzichten in sociale processen kan je verkrijgen door verschillende gewone activiteiten die iedereen in het dagelijks leven uitoefent, zoals observeren, participeren, luisteren en praten. Maar kwalitatief onderzoek is meer dan dat. Kwalitatieve onderzoekers moeten observeren, hun participatie plannen, systematisch notities nemen en strategische vragen stellen aan hun respondenten. Kwalitatieve methoden zoals interviews, focusgroepen en participerende observaties hebben verschillende overeenkomstige kenmerken. Het eerste kenmerk is dat ze vooral kwalitatieve data willen verzamelen. Het tweede is dat kwalitatief onderzoek een inductief proces is. Kwalitatieve onderzoekers beginnen niet met het toetsen van een hypothese maar met het onderzoeken naar wat mensen denken, waarom en hoe ze in een bepaalde situatie handelen. Pas na verschillende onderzoeken gaat de onderzoeker proberen om algemene conclusies te formuleren. Ten derde heeft kwalitatief onderzoek een voordeel bij nieuwe onderwerpen/fenomenen ten opzichte van meer kwantitatieve methodes. Het is gericht op de sociale context en is gefocust op de subjectiviteit van de mensen (Bachman & Schutt, 2008). Het doel van deze onderzoeksstrategie is om een diepgaand en integraal inzicht te krijgen over een object of proces, ook wel een casestudy genoemd. In deze thesis is dit object, en de processen die eraan vasthangen, het stappenplan omgaan met drugs op school. Een casestudy heeft verschillende kenmerken die verder worden toegelicht (Hardyns, 2015). Het eerste kenmerk is dat er met een relatief beperkt aantal onderzoekseenheden wordt gewerkt (Hardyns, 2015). 29

36 Een tweede kenmerk van een casestudy is dat het onderzoek zich vooral richt op kennis in de diepte in plaats van in de breedte (wat vooral met een survey bereikt wil worden). Het wordt ook gekenmerkt door arbeidsintensieve vormen van dataverzameling (Hardyns, 2015). Een derde kenmerk is de strategische steekproeftrekking. Bij deze steekproeftrekking laat een onderzoeker zich leiden door zijn ontwerp en selecteert doelbewust de onderzoekseenheden waarover hij meer te weten wil komen (Hardyns, 2015). Het vierde kenmerk is dat een casestudy een integraal beeld wil krijgen van het onderzoekobject. Er wordt gewerkt aan de hand van een holistische werkwijze die gekenmerkt wordt door een open manier van dataverzameling (Hardyns, 2015). Een laatste kenmerk van een casestudy is dat het onderzoeksobject in zijn natuurlijk omgeving wordt bestudeerd. De onderzoeker gaat ter plaatse onderzoeken en informatie zoeken. Bijvoorbeeld, in dit onderzoek zal de empirische data verzameld worden in Kortrijk bij de verschillende onderzoekseenheden (Hardyns, 2015). Voordat er gegevens worden verzameld, is het noodzakelijk om een steekproef samen te stellen van respondenten die zullen worden geïnterviewd. In kwalitatief onderzoek wordt doorgaans geopteerd voor doelgerichte steekproeven. Bij deze steekproef zal de onderzoeker bepaalde criteria opstellen om zijn onderzoekseenheden te selecteren. Deze criteria zorgen ervoor dat de onderzoeker diepgaand inzicht kan verwerven in het thema en een antwoord kan vinden op zijn onderzoeksvraag. De steekproef in deze masterproef is eerder pragmatisch/ convenience sampling. De onderzoeker kiest zijn onderzoekseenheden omdat die er extra in geïnteresseerd is of de onderzoeker alvorens het onderzoek begint al de juiste contacten heeft. Het gebruik van deze criteria is niet verkeerd zolang de onderzoeker bij het selecteren van de verschillende onderzoekseenheden zorgt dat deze niet te homogeen zijn. Het onderzoek kan wel in gevaar komen als de onderzoeker de onderzoekseenheden selecteert uit gemakzucht (Mortelmans, 2007). In de masterproef is het aantal onderzoekseenheden beperkt tot de secundaire scholen van Kortrijk en ongeveer zeven externe partners. Om kennis in de diepte te kunnen verzamelen werd er gekozen om face-to-face interviews af te nemen bij de onderzoekseenheden. Het afnemen, transcriberen en analyseren van deze interviews neemt veel tijd in beslag. De onderzoekseenheden voor dit onderzoek zijn strategisch gekozen en liggen op voorhand al vast. Dit zijn de betrokken partijen bij het opstellen van het stappenplan. Om de interviews af 30

37 te nemen, verplaatste de onderzoeker zich naar Kortrijk naar de werkplaats van de verschillende respondenten. Elke onderzoeksstrategie, dus ook een casestudy, heeft zijn voor- en nadelen. Een casestudy heeft de volgende voordelen. De onderzoeksstrategie geeft de mogelijkheid om een integraal beeld te krijgen van het onderzoeksobject. Een casestudy heeft minder voorstructurering nodig dan een survey of een experiment maar het is nog altijd noodzakelijk. Dit is handig als je onderzoek wil doen in een snel veranderende situatie, wat kan voorkomen in een praktijkonderzoek. Een laatste voordeel is dat de resultaten vaker door het werkveld zullen geaccepteerd worden. De onderzoeker heeft een minder afstandelijke rol dan in bijvoorbeeld een survey of een experiment. Doordat de methoden en de gegevens herkenbaarder zijn, zullen ze mogelijks beter geaccepteerd worden. Een nadeel van de casestudy is de externe validiteit. Doordat er minder onderzoekseenheden worden geselecteerd, is het moeilijk een verklaring te formuleren over het geheel en kan er moeilijk worden veralgemeend (Hardyns, 2015). Elke onderzoekstrategie heeft zijn voor- en nadelen. Het is belangrijk de juiste strategie aan de onderzoeksdoelstelling te koppelen. In deze masterproef wordt vooral gestreefd naar kennis in de diepte, met weinig onderzoekseenheden en wordt het onderzoek in de natuurlijke omgeving uitgevoerd. Deze strategie moet kennis en data opleveren over het gebruik van het stappenplan en de positieve- en knelpunten ervan Onderzoeksmateriaal De gegevens en bronnen die worden gebruikt voor dit onderzoek kunnen worden onderverdeeld in twee grote groepen. De eerste groep zijn personen en de tweede groep zijn situaties, voorwerpen en processen. Daarnaast kunnen deze onderzoeksbronnen verschillende soorten informatie opleveren. We spreken zo van databronnen of kennisbronnen (Hardyns, 2015). In deze masterproef zijn personen de belangrijkste bron van informatie. Deze personen zijn de actoren die in 2013 betrokken waren bij het opstellen van het stappenplan. Aangezien zij aan de basis liggen van de opmaak van het stappenplan, zijn ze een zeer belangrijke databron (Hardyns, 2015). De tweede databron is de media, met hierin hoofdzakelijk het internet. Via de verschillende zoeksystemen werd informatie verzameld voor de literatuurstudie evenals voor het empirisch onderzoek. Met deze bron moet kritisch en selectief 31

38 worden omgegaan omdat de validiteit van bepaalde bronnen op het internet zeer laag kan zijn (Hardyns, 2015). De derde databron zijn documenten. Documenten zijn belangrijk voor de achtergrondinformatie en de context van het onderzoek. Zoals in het theoretische werkstuk werd aangegeven zijn beleidsdocumenten en rapporten een interessante bron (Hardyns, 2015). De laatste databron is de literatuur. Bronnen die in deze masterproef worden geraadpleegd zijn redactiebundels, wetenschappelijke artikelen in vaktijdschriften, handboeken etc. Deze bronnen zijn makkelijk te raadplegen in de bibliotheek (Hardyns, 2015). In het teken van deze masterproef is het belangrijk deze verschillende onderzoeksmaterialen te combineren. Dit wordt bronnentriangulatie genoemd. Elke bron heeft zijn specifieke doel- en vraagstelling, sterktes en zwaktes. Zo is het interessant verschillende bronnen te combineren om zo tot de beste data en kennis te komen (Hardyns, 2015). De keuze voor de onderzoeksetting is in deze masterproef vanzelfsprekend. Het onderzoeksthema is het stappenplan omgaan met drugs op school. Zo worden ook enkel de secundaire scholen in Kortrijk en de externe partners hieraan verbonden bevraagd. 3.3 Onderzoeksmethode Interview De centrale onderzoeksmethode in deze masterproef is het afnemen van face-to-face interviews. Dit is een kwalitatieve onderzoeksmethode. Interviewen, praten met mensen, is één van de belangrijkste onderzoeksmethodes binnen het kwalitatief onderzoek. Men gaat ervan uit dat de sociale realiteit kan onderzocht worden door te spreken met respondenten. Ze leggen de focus op de belevingen en de ervaringen van de betrokkenen. Met het interview wil je het perspectief en de belevingswereld van de respondent leren kennen. Kwalitatief onderzoek zit nog altijd in de strijd om als volwaardige onderzoeksmethode te worden aanzien. Zo moet een goed kwalitatief interview aan bepaalde standaarden voldoen (Beyens & Tournel, 2010). De interviews die werden afgenomen zijn half gestructureerd. Voor dit soort interviews wordt een topiclijst/interviewschema opgemaakt. Die lijst bestaat uit logisch opgebouwde vragen of thema s die aan bod moeten komen tijdens het interview. De interviewer is wel vrij om van deze lijst af te wijken. Het is vooral een instrument om het gesprek te begeleiden. Er wordt 32

39 ruimte gelaten voor de spontaniteit van het gesprek maar een kleine voorbereiding is wel noodzakelijk. De voorbereiding kan er wel voor zorgen dat het gesprek een kunstmatige indruk geeft. Zo moet de interviewer een zo natuurlijk mogelijke indruk geven in de interviewsituatie. Dit zorgt voor bepaalde eisen aan de onderzoeker zoals specifieke interviewvaardigheden. Via uitdiepende vragen kan de respondent worden aangemoedigd om verdere duiding te geven. Een voorbeeld van een uitdiepende vraag is: Kunt u me meer vertellen over. Suggestieve vragen moeten vermeden worden. (Beyens & Tournel, 2010). Het doel van een kwalitatief interview is om de respondent zo weinig mogelijk te sturen. Om het interview zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij een gewoon gesprek, worden de vragen in een logische volgorde gesteld. Er moet ook aandacht gevestigd worden op de relatie tussen de interviewer en de respondent. Een goede aanmeldingsstrategie mag niet onderschat worden want dit geeft een eerste indruk over jezelf. Er kan bijvoorbeeld een brief opgesteld worden met hierin informatie over het onderzoek, waarom die persoon werd geselecteerd en de garantie van anonimiteit en vertrouwelijkheid. Dit kan opgevolgd worden met een telefoongesprek met de mogelijkheid om te antwoorden op bepaalde vragen en eventueel enkele respondenten te overtuigen. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de gevaren van interviewer- of respondenten bias. Bepaalde kenmerken van de interviewer of de respondenten kunnen het interview beïnvloeden (Beyens & Tournel, 2010). Interviewen is meer dan enkel vragen stellen. Er moet gelet worden op paralinguïstische aspecten en non-verbaal gedrag. Belangrijke elementen van het paralinguïstisch taalgebruik zijn spreektempo, ritme, accentueringen, volume, articuleren, melodie van de stem, stopwoordjes van de interviewer, etc. Non-verbaal gedrag is ook zeer belangrijk: de kijkrichting, oogcontact is zeer belangrijk voor een interviewer, praten met je handen, luisterhouding (glimlach, knikken, hummen.) (Mortelmans, 2007). De respondenten in deze masterproef zijn de directie of de leerlingbegeleiders binnen de secundaire scholen in Kortrijk en de externe partners van het stappenplan. Ze zijn geselecteerd omdat ze de meest interessante informatie kunnen verschaffen. De leerlingen en hun ouders worden niet opgenomen in dit onderzoek omdat ze in principe niet op de hoogte zijn van dit stappenplan. De contactpersoon bij Stad Kortrijk, Bjorn Van Hamme, beloofde een volledig medewerking van Stad Kortrijk en bezorgde de contactgegevens van de secundaire scholen in Kortrijk. De contactgegevens van de externe partners zijn publiekelijk beschikbaar. De eerste weken van de maand januari zijn de directies en leerlingbegeleiders 33

40 van alle Kortrijkse middelbare scholen gecontacteerd aan de hand van een mail. Deze mail bevatte een korte toelichting over het opzet van het onderzoek en de vraag om aan het onderzoek deel te nemen. Bij deze mail werden ook nog twee bijlages toegevoegd. De eerste bijlage was het stappenplan en de tweede was een informatiebrief met uitgebreide informatie over het opzet van het onderzoek. Een maand later zijn de externe partners gecontacteerd op gelijkaardige wijze. Na een tijdspanne van twee weken zijn de scholen of de externe partners die niet hadden geantwoord opnieuw gecontacteerd aan de hand van een herinneringsmail. Als de scholen of de externe partners een positieve respons hadden gegeven, werd er zo snel mogelijk een afspraak vastgelegd voor een interview. Aangezien het om een halfgestructureerd interview gaat, is op voorhand een vragenlijst opgesteld. Alle interviews zijn afgenomen op verplaatsing. De interviews duurden minimum 30 minuten tot maximum 45 minuten, afhankelijk van de verschillende respondenten. De onderzoeker is bij alle respondenten op een vriendelijke en openhartige wijze ontvangen Ethiek van het onderzoek Voor het interview wordt afgenomen wordt een informed consent ondertekend. Bij het opstellen van een onderzoek moet gereflecteerd worden over de ethische aspecten ervan. Een belangrijk onderdeel hiervan is de privacy en de vertrouwelijkheid van de verkregen informatie. Criminologen (net als andere sociale wetenschappers) hebben de verantwoordelijkheid om het fysieke, het sociale en het psychologische welzijn van zijn respondenten te garanderen en ervoor te zorgen dat deze door het onderzoek niet in negatieve zin worden beïnvloed. (O Gorman & Vander Laenen, 2010, pp.533). De procedurele ethiek zijn basisregels van wetenschappelijk onderzoek en komen hoofdzakelijk neer op vier principes: geïnformeerde toestemming/informed consent, vermijden van misleiding, geen schade toebrengen en de privacy garanderen. In de geïnformeerde toestemming staan drie elementen centraal: de eerste is de toestemming van een persoon die daartoe in staat is, ten tweede voldoende informatie aanbieden over het onderzoek dat zal plaatsvinden en ten derde de vrijwillige toestemming. Het eerste criterium is vaak geen probleem bij volwassen personen omdat die in staat zijn zelf te beslissen of ze willen deelnemen aan het onderzoek. Voor het tweede criterium ondertekent de persoon een formulier waarin die persoon is ingelicht over het onderzoek en uit vrije wil beslist om deel te 34

41 nemen. Bij dit formulier hoort ook een brief waarin het onderzoek volledig wordt toegelicht. Het derde punt is de vrijwilligheid waarbij de respondenten altijd vrijwillig uit het onderzoek kunnen stappen als ze dit wensen. Daarnaast is er ook de bescherming van de privacy (Mortelmans, 2007). De informed consent of geïnformeerde toestemming 7 is een sleutelbegrip. De onderzoeker moet de respondenten voldoende informatie verschaffen zodat ze bewust en goed geïnformeerd een keuze kunnen maken om aan het onderzoek deel te nemen. Daarnaast moet de anonimiteit en privacy van de gegevens en de respondenten voldoende verzekerd worden (O Gorman & Vander Laenen, 2010). Vooraleer het interview wordt afgenomen, ondertekenen de respondenten een geïnformeerde toestemming. In dit document wordt aangegeven dat de gegevens anoniem zullen worden verwerkt met respect voor de privacy. De bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien kunnen ook enkel worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden als deze anoniem worden verwerkt. De respondent heeft het recht om inzage te krijgen in de gegevens die bij die persoon werden verzameld en participanten hebben het recht de deelname aan het onderzoek ten allen tijde stop te zetten. Er wordt ook de toestemming gevraagd om het interview op te nemen aan de hand van een audio-opname. Dit laat toe om het interview makkelijker te verwerken. Alle respondenten gaven de toestemming voor de audio-opname en tekenden de informed consent. 3.4 Resultaten kwalitatief onderzoek Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten van de afgenomen interviews geanalyseerd. Een kwalitatieve analyse vraagt een zekere creativiteit van de onderzoeker (Mortelmans, 2007). Deze analyse gebeurt aan de hand van de onderzoeksvragen die samen met de probleemstelling zijn geformuleerd. Het doel is een antwoord te kunnen formuleren op deze vragen aan de hand van de verkregen informatie. Deze analyse wordt in het volgende hoofdstuk aangevuld aan de hand van een SWOT-analyse. De data is verzameld aan de hand van face-to-face interviews met personen werkzaam binnen de secundaire scholen en de verschillende externe organisaties. Rekening houdende met de anonimiteit en met respect voor de privacy zullen geen persoonsgegevens worden vermeld eveneens welke secundaire scholen hebben deelgenomen aan het onderzoek. In totaal zijn er interviews afgenomen van vijftien personen waaronder respondenten uit acht verschillende 7 Zie bijlage 3 35

42 scholen en vier externe partners. Bij twee scholen waren er meerdere respondenten aanwezig tijdens het interview. Deze scholen behoren tot verschillende scholengroepen en bieden verschillende opleidingen aan. Daarnaast reageerden andere scholen via mail. Enkelen hebben aangegeven dat ze momenteel niet met illegale drugs in contact komen en zo ook geen interessante informatie kunnen aanbieden. Eén school vertelde met het stappenplan te werken, maar wou verder niet meewerken aan het onderzoek. Nog een andere school gaf in de s aan dat ze geen tijd hadden voor een interview, maar bood toch wat informatie aan rond het stappenplan. Deze school volgt het voorgestelde drugsbeleid. De school vervult een signaalfunctie en soms vinden er drugscontroles plaats, vooral voor de training van nieuwe drugshonden. Ze zijn vertrouwd met het stappenplan. Als het noodzakelijk is, wordt de leerling verder doorverwezen en het CLB en de ouders worden op de hoogte gebracht Hoe wordt het stappenplan in de praktijk toegepast? Dit is de eerste hoofdvraag. Deze onderzoeksvraag wordt opgesplitst in drie deelvragen. Deze worden verder besproken met telkens een analyse van de verkregen data Wordt het stappenplan toegepast door de secundaire scholen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn verschillende interviewvragen gesteld. Naast het gebruik van het stappenplan wordt ook gepolst naar de aanwezigheid van een individueel drugsbeleid. De antwoorden op deze vragen zijn zeer ruim. Het drugsbeleid wordt door elke school individueel ingevuld, maar toch was deze op enkele raakpunten gelijklopend tussen de scholen onderling. Elke school/scholengroep heeft zijn eigen missie en visie. Binnen de waarden en normen die gelden binnen een school, wordt hun drugsbeleid opgesteld en uitgevoerd. Alle scholen die bereid waren om mee te werken aan het onderzoek waren op de hoogte van het stappenplan dat in 2013 was opgesteld. Drie scholen hadden aangegeven enkel het stappenplan te gebruiken en hadden naast dit plan geen eigen drugsbeleid ontwikkeld of ter beschikking. Bij één van de scholen is er een schoolreglement met leefregels waarin wordt verwezen naar het verbod op illegale drugs en alcohol. Een andere school is nog bezig met het ontwikkelen van een eigen drugsbeleid. In dit ontwikkelingsproces doen ze vooral beroep op het stappenplan van In een derde school die meewerkte aan het onderzoek is men afgestapt van hun drugsbeleidsplan omdat deze nooit werd geraadpleegd. Volgens de respondent hadden ze geen nood aan een individueel drugsbeleid. Het stappenplan van 2013 blijft wel in hun database beschikbaar indien ze deze in de toekomst willen raadplegen. Het 36

43 merendeel van de scholen had het stappenplan verwerkt of er inspiratie uit gehaald om hun eigen drugsbeleid/stappenplan te ontwikkelen. We hebben een actieplan en we hebben de inspiratie uit verschillende dingen gehaald. We hebben die brochure en enkele dingen uit nascholing en we hebben daar de saus van ons pedagogisch project over gegoten. School H Dat drugsbeleid is een proces dat al jaren aansleept. Ik denk dat we daar drie jaar geleden mee begonnen zijn. Door veranderingen in team en dergelijke zaken is dat nog altijd niet to the point gemaakt. Er zit een visie achter. Ons stappenplan is gebaseerd op dat van Kortrijk. School G Alcohol en illegale drugs zijn absoluut verboden binnen de scholen en het schooldomein. De ene school geeft aan meer met illegale drugs in contact te komen dan de andere. Om dit op te vangen, wordt het drugsbeleid in elke school op een eigen manier ingevuld. Dit gebeurt vaak aan de hand van eigen opgesteld drugsbeleidsplan. De beleidsplannen van deze scholen zijn vaak geformuleerd in drie luiken: het preventieve, begeleidende en sanctionerende luik. Bij de vaststelling van druggebruik wordt er onderzoek gedaan naar de situatie en het gebruik van de leerling. Als een leerling voor de eerste maal experimenteert, zal deze uiteraard gesanctioneerd worden, maar daarbij wordt niet altijd een begeleiding opgestart. Indien het gaat om een leerling met een problematisch gebruik, is sanctioneren niet voldoende. De leerling moet begeleid worden op school en door externe organisaties binnen de drughulpverlening. We werken in feite met een aantal basisstappen. We hebben een aantal stappen en een aantal uitgangspunten voor bepaalde situaties gekozen. School E We zijn vrij streng wat betreft de drugsubcultuur. Bijvoorbeeld truitjes of petjes met wiet of ADH, oorringen waar er duidelijk wietblaadjes op staan, verbieden wij. Daar zeggen we duidelijk, we willen dit niet. School C Hoe deze sanctie of begeleiding wordt ingevuld kan binnen elke school op specifieke punten verschillen. Bepaalde ondervraagde scholen stellen samen met de leerling een begeleidingscontract op. Dit is een document waarin enkele streefpunten worden opgesomd en die de leerling moet naleven. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd dat de leerling zich laat 37

44 begeleiden en geen drugs meeneemt of gebruikt op school. Indien de leerling dit contract verbreekt, kan de leerling definitief worden uitgesloten uit de school. Dit begeleidingscontract wordt niet in alle scholen toegepast. Anderzijds verwijzen de scholen de leerling door naar een externe organisatie en blijven ze deze leerling opvolgen. Indien het gaat om nietproblematisch druggebruik, kan de school opteren voor verschillende maatregelen. Dit is vaak een strafstudie en een gesprek met de leerlingbegeleiding of directie. Alle scholen zijn ervan overtuigd dat er naast een sanctionerend luik zowel een hulpverlenings- als preventieluik nodig is. Hoe deze luiken precies worden ingevuld, is terug afhankelijk van de missie en visie die binnen de secundaire scholen worden gehanteerd. Alle ondervraagde scholen zijn vertrouwd met de VAD en de meeste hebben al eens een leerlingenenquête van de VAD laten afnemen op school. Enkele scholen geven aan dat een enquête voor hen een interessante ervaring is. Vooral omdat ze zelf beter zicht krijgen in het gebruik van alcohol, illegale drugs en psychoactieve middelen bij hun leerlingen en ze deze cijfers ook kunnen terugkoppelen naar leerkrachten en ouders. De resultaten van de VADenquête is voor sommige scholen een belangrijk element in het opstellen van een drugsbeleid. Aan de hand van de resultaten kunnen ze inspelen op ontwikkelingen in hun school. Bijvoorbeeld: veel leerlingen geven aan cannabis te gebruiken of veel leerlingen geven juist aan hierin niet betrokken te willen worden. Alle scholen die al hebben samengewerkt met de VAD geven een tevreden indruk. Ze tonen interesse tot het afnemen van een nieuwe enquête. Bij sommige scholen is dit niet mogelijk doordat ze binnen het schooljaar andere prioriteiten hebben gelegd in hun preventiebeleid. Deze quotes van respondenten tonen aan dat met de resultaten van de enquête wordt gewerkt om het drugsbeleid verder vorm te geven. Het is nu de tweede keer dat we een VAD enquête georganiseerd hebben. We hebben dat ook enkele jaren geleden gedaan. Vorig jaar hebben we de resultaten gekregen dus daar werken we wel mee. School E Ja, we hebben een aantal jaar geleden meegedaan aan de enquête en dan kregen we opnieuw de vraag omdat het al drie jaar geleden is en we zullen opnieuw daaraan deelnemen. Het is wel interessant om uw school eens doorgelicht te zien om over drugs op je school te leren en om een aantal werkpunten aan ons stappenplan te hangen en er dingen uit te leren. School C 38

45 Hoewel roken geen onderdeel is van het stappenplan, kwam dit in elk interview met de scholen aan bod. Alle scholen waren unaniem dat roken op het schoolterrein strikt verboden is en hieraan een sanctie is verbonden als de leerling wordt betrapt. Deze sanctie verschilt naargelang de school. Er zijn wel leerlingen die proberen in het geniep te roken. Dan gaan we daaraan een kleine sanctie verbinden. Meestal betekent dat dat ze in de volgende kleine pauze niet op de open ruimtes een pauze mogen nemen. We hebben twee ontspanningsplaatsen waar leerlingen op niet-lesmomenten kunnen zijn, een open ruimte en een ontspanningsruimte. Rokende leerlingen worden daar dan weerhouden. Zij mogen dan even geen gewone pauze nemen maar moeten dat dan in een lokaaltje apart doen. Voor de leerlingen die deze regels heel regelmatig gaan overtreden worden ouders uitgenodigd of kan de directie tussenkomen. In het laatste geval wordt er gekeken of het nodig is om een time-out in te schakelen. Men stelt de vraag of het gaat over het roken op zich of het negeren van een opmerking. School C Als iemand betrapt wordt op roken krijgt die persoon een strafstudie. De eerste keer moet die leerling een werkje maken over middelengebruik en dergelijke. De tweede keer moet die een tekst die te maken heeft met sigaretten vertalen. We proberen altijd een sanctie te vinden die aansluit bij het probleem. School H Het verbod op roken kan in bepaalde scholen ook worden aangepast als leerlingen op extramuros activiteit gaan. Als de buitenschoolse activiteit enkele dagen inneemt, kunnen afspraken worden gemaakt voor leerlingen die roken om onder toezicht een sigaret te roken. Dit is een beslissing die door elke school apart wordt genomen en past binnen de visie van elke school. De afspraken betreffende roken gelden binnen en buiten het schoolgebouw. Op iedere aankondiging van een extra-muros activiteit, studie uitstap, tweedaagjes, wordt er op gewezen dat dezelfde afspraken gelden als tijdens de schooluren. Bijvoorbeeld, er wordt niet gerookt over de middag tijdens een sportdag of een studie-uitstap. Bij de 3 e graad kunnen er bij een meerdaagse uitstap wel afspraken worden gemaakt dat er na 18 uur een moment is voor een geplande rookpauze maar allemaal binnen bepaalde grenzen. School D 39

46 Wie is betrokken bij de toepassing van het stappenplan binnen de secundaire scholen? De eerste sleutelfiguur in het drugsbeleid binnen de secundaire scholen is de directie. De directeur/directrice is vaak een belangrijk contactpersoon binnen het drugsbeleid. Ze dragen de eindverantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen binnen hun school. Uit de interviews blijkt dat de directeur/directrice een belangrijke functie heeft in het gesprek met de ouders volgend op een vaststelling van drugsfeiten bij de leerling. In bepaalde scholen wordt aangegeven dat de directie bepaalde externe partners contacteert, bijvoorbeeld de politie als een leerling zou dealen op school. Ze zijn ook verantwoordelijk voor het nemen van tuchtmaatregelen, zoals een schorsing van de leerling. Mijn taak is een beetje superviseren wat er gebeurt rond die dingen. Als er inderdaad moeilijke gesprekken plaatsvinden en we moeten naar ouders stappen zijn we daar bij als directie. Tuchtmaatregelen kunnen ook. Een tuchtmaatregel is voor de directie en niet voor de leerlingbegeleiding. Bijvoorbeeld een preventieve schorsing. School D Als we met drugsfeiten gecontacteerd worden, moet er een tuchtmaatregel of een begeleidingscontract opgesteld worden door ofwel mijn collega voor ASO ofwel ik (directeur) voor TSO/BSO. Wij volgen ook alle leerlingen op die een begeleidingscontract hebben en een tuchtprocedure hebben. Alles wat hiervoor komt is voor de leerlingbegeleiding. Als de ouders moeten ingelicht worden is dat meestal door de directeur. School E De tweede sleutelfiguur zijn de leerlingbegeleiders binnen de secundaire scholen. De leerlingbegeleider staat dicht bij de leerlingen en vervult een vertrouwensfunctie. Ze zijn de eerste lijn binnen het drugsbeleid. Ze vangen vaak, als eerste, vermoedens op van druggebruik of van het dealen van drugs. Wat er verder met de hulpvraag of vermoedens gebeurt, wordt in iedere school op hun eigen manier ingevuld. Binnen de ene school voert de leerlingbegeleider een gesprek, bij de andere scholen wordt dit meteen voor een klassenraad gebracht of wordt de directeur onmiddellijk ingeschakeld. Enkele van de ondervraagde scholen beschikken over verschillende werkgroepen waarin het onderwerp drugs aan bod komt. Eén van de scholen beschikt over een werkgroep drugs waarbij directie, leerlingbegeleiders, leerkrachten en het CLB samenzitten om dit thema te bespreken. Een andere school werkt met een werkgroep gezondheidsbeleid waar illegale middelen en alcohol worden besproken samen met andere relevante thema s. Een derde school beschikt over een preventiegroep waar de adjunct-directeur samen met enkele 40

47 leerkrachten en de graadcoördinator zetelt en waar men prioriteiten vastlegt voor het lopende/komende schooljaar. Het komt erop neer dat ik als leerlingbegeleider een beetje de spilfiguur ben waarbij informatie wordt verzameld bij vermoedens van druggebruik/drugsbezit. Ik kan ook een leerling aanspreken of contact opnemen met het CLB. Ik kan bij ernstige vermoedens of bij vaststellingen contact opnemen met de politie en uiteraard ook met de ouders. School B Als er meldingen binnenkomen van verschillende drugsfeiten is dat ofwel mondeling ofwel via onze leerlingenvolkssysteem waar leerkrachten iets op kunnen melden. Deze meldingen komen bij mij terecht. De volgende stap is dat de cel leerlingbegeleiding, die elke week samenkomt, met het CLB bespreekt hoe ze dat verder zouden opvolgen. De eerst vaststellingen van drugs worden altijd aan mij of aan onze studiemeester/opvoeder gemeld. School F We zijn de eerste lijn en we spreken de leerling effectief aan als de leerkracht een vermoeden heeft. Het gebeurt niet door de leerkracht zelf, de leerkracht komt bij ons en wij gaan het gesprek aan. We gaan we zo eerlijk mogelijk communiceren met de leerling over die vermoedens. School G Enkele scholen beschikken over een gezondheidscoördinator. Deze functie wordt door elke school verschillend ingevuld. Hieronder een voorbeeld van de functie van de gezondheidscoördinator van één van de deelnemende scholen. Wat drugsbeleid betreft maak ik de leerlijnen op. Ik bespreek de verschillende onderdelen met de collega s en hoe zij dat gaan verwerken in hun les. Ik verzamel alle informatie en maak een leerlijn op per jaar. Voor de praktische uitwerking, als er bijvoorbeeld iemand betrapt wordt op het dealen van drugs, is het voornamelijk de leerlingbegeleider en de directie die daar rond werkt. Alsook de vertrouwensleerkracht waar die persoon eventueel naartoe is geweest. School E. De laatste sleutelfiguur binnen de scholen zijn de leerkrachten. Elke school geeft een verschillende invulling aan de betrokkenheid van leerkrachten in het drugsbeleid. In enkele ondervraagde scholen zijn leerkrachten een belangrijk ankerfiguur en dragen ze mee de verantwoordelijkheid voor de preventie rond drugs. Ze verzorgen ook een signaalfunctie. Ze 41

48 merken bijvoorbeeld op als een leerling niet goed functioneert in de les, bizarre gedragingen vertoont of ze merken een specifieke geur op. In andere scholen zijn leerkrachten weinig betrokken bij het drugsbeleid en is dit vooral de taak van de leerlingbegeleiding. Vooral de leerlingbegeleiders en de directie zijn op de hoogte van het stappenplan en het eigen drugsbeleid. Het plan en het beleid wordt vaak meegegeven aan de leerkrachten via een personeelsvergadering of een internetplatform op school. Stel dat een leerkracht aangeeft dat een bepaalde leerling niet in staat is om een bepaalde les bij te wonen. Dan is het de leerlingbegeleider die daaropvolgend tussenkomt volgens de richtlijnen van het drugsstappenplan. Dan is het werken volgens het stappenplan. School C Er zijn maatregelen die mogen getroffen worden door de leerkrachten. Bijvoorbeeld straf schrijven tot en met strafstudie. Per pijler hebben we een ankerfiguur, een ankerleerkracht. Die vertrouwensleerkracht wordt in het begin van het schooljaar door de leerlingen zelf gekozen. De vertrouwensleerkracht wordt door de leerlingbegeleiding op de hoogte gebracht welke leerlingen voor hem/haar gekozen hebben. Als er iets is, gaan de leerlingen naar de klassenleerkracht of naar de vertrouwensleerkracht. Daarna spreken we verder af met de leerlingbegeleiding. School E Welke samenwerkingen met externe partners worden aangegaan? In de interviews met de deelnemende scholen wordt gevraagd naar de externe partners waarmee wordt samengewerkt. Enkele scholen hebben een ruime samenwerking met de externe partners. Binnen andere scholen is dit eerder beperkt en zijn niet alle geïnterviewde respondenten vertrouwd met alle partners die vermeld staan op het stappenplan. De partner waarmee de scholen heel nauw samenwerken, is het CLB. Elke school is verbonden met een CLB. In de Kortrijkse regio zijn er twee actieve CLB s. Elke school heeft wekelijks of tweewekelijks contact met het CLB. Deze organisatie zetelt vaak mee binnen bepaalde werkgroepen of de cel leerlingbegeleiding. Binnen deze cel worden meldingen gedaan en worden verdere stappen besproken. Ze zijn hoofdzakelijk doorverwijzers naar de 2 e of 3 e lijn voor preventie of verdere hulpverlening. De tweede partner die wordt besproken in deze context is het meldpunt van de politie of de samenwerking met de politie in het algemeen. De persoon achter dit meldpunt is Isabelle Degraeve. Ze is geen operationeel lid van de politie, maar werkt er als burgerpersoneel. Ze is 42

49 een adviseur en een aanspreekpunt voor alle jeugdproblematieken. Ze werkt samen met het responsteam voor het operationele luik om de drugsproblematiek aan te pakken. Mevrouw Degreave is zich gaan voorstellen bij alle scholen en bood hen alle nodige contactgegevens aan. De politie kan ook zoekacties organiseren op de secundaire scholen. Hiervoor wordt samen met het parket en de school overlegd. Tijdens zo een actie komt de politie binnen in de secundaire scholen en wordt er gecontroleerd met drugshonden. De acties worden enkel georganiseerd als er specifieke aanwijzingen zijn. Het is onmogelijk om een volledige school te controleren louter gebaseerd op speculaties. Nadat een zoekactie heeft plaatsgevonden, krijgen de leerlingen een informatiebrief mee waarin de zoekactie wordt toegelicht. De politie treedt hoofdzakelijk repressief op, maar vervult ook een rol binnen de preventie. Scholen kunnen bijvoorbeeld de politie vragen om te komen spreken over drugproblematiek, drugssoorten etc. Als de politie contact heeft met de secundaire scholen is dit voornamelijk met de directie en soms met de leerlingbegeleiders. De politie zetelt ook in het drugoverleg in Kortrijk samen met het parket, Stad Kortrijk en verschillende preventie- en hulpverleningsinstanties. Uit de interviews blijkt dat alle scholen, met uitzondering van één school, al contact hebben gehad met de politie of het meldpunt in verband met drugszaken. De derde partner is het coördinatiepuntdrugbeleid van de drugspreventiedienst van Stad Kortrijk. Zoals eerder werd vermeld, wordt deze functie vervuld door Bjorn Van Hamme. Momenteel schrijft men een nieuwe vacature uit voor de preventiedienst. Als de scholen het meldpunt coördinatie drugsbeleid contacteren, komen ze voorlopig nog altijd bij Meneer Van Hamme terecht. Tijdens het interview lichtte hij toe dat het werken binnen de drugspreventie over de jaren heen is veranderd. In het begin van de drugspreventie binnen de stad gingen zijn collega s op bezoek bij de verschillende scholen. Dit was hoofzakelijk voor het aanbieden van vormingssessies aan leerlingen en leerkrachten. Dit is met de tijd verder geëvolueerd naar het ondersteunen van directies en leerkrachten in het uitwerken en uitvoeren van een drugsbeleid op school. Vroeger bestond een drugsbeleid uit een omvangrijk boek. Nu wordt dit in een duidelijk schema gegoten dat makkelijker te consulteren is. Binnen de secundaire scholen heeft Meneer Van Hamme het meeste contact met de directie en de leerlingbegeleiding, in mindere mate met de leerkrachten. Er zijn structurele overlegorganen ontwikkeld om het contact en de communicatie op peil te houden. 43

50 Ik denk dat dat echt wel de functie is die binnen een stad werkt. Je moet de verbindende factor zijn, niet alleen op overlegmomenten maar ook persoonlijk. Durven de telefoon nemen en mensen in contact brengen en bemiddelen. Dat is heel belangrijk. Van Hamme Bjorn, 21 maart Tijdens de interviews werden de scholen bevraagd naar hun contact met de stadsdiensten. Vijf contactpersonen kennen Meneer Van Hamme persoonlijk. De respondenten hebben vaak contact met Stad Kortrijk voor vormingen en bijscholingen over onder andere drugs. Alsook in momenten van crisis of bij structurele problemen contacteren ze de stadsdienst voor antwoorden en ondersteuning. Ze staan de scholen ook bij in het uitwerken van preventieve acties. Eén van de respondenten geeft aan dat Stad Kortrijk naast drugs ook rond alcohol mag blijven verder werken. Een andere school vertelt dat het interessant zou zijn om enkele vormingen of infosessies te ontwikkelen rond gamen. De vierde partner is CGG Largo, vroeginterventie project t Circuit. Uit de interviews met scholen blijkt dat twee respondenten deze organisatie kennen en al leerlingen hebben doorverwezen naar deze organisatie. Drie respondenten geven aan op de hoogte te zijn van hun aanbod, maar hebben de organisatie nog niet geraadpleegd. Twee respondenten kennen t Circuit niet. Uit het interview komt naar voor dat ze vanuit TAD preventie van het CGG Largo weinig contact hebben met de Kortrijkse scholen. Vanuit t Circuit zijn er wel geregeld contacten, vaak via de leerlingbegeleiders en uitzonderlijk met de directies. Dit gebeurt sporadisch aan de hand van een doorverwijzing via het CLB. Recentelijk is het contact tussen t Circuit, de politie en het parket heel erg verbeterd. Dit komt door een nieuwe samenwerking die sinds kort is aangegaan. Met het CLB van de scholen is er wat minder contact. De meeste aanmeldingen uit Kortrijk verlopen via de scholen zelf of mensen melden zichzelf aan. Met Kompas vzw heeft t Circuit een heel nauwe samenwerking. Ze zijn partners en zitten geregeld samen. Een medewerker van Kompas sluit geregeld aan bij het werkoverleg waar de intakes besproken worden. De voorlaatste partner is Kompas vzw. Er zijn zes geïnterviewde respondenten die vertrouwd zijn met de organisatie en deze al hadden geraadpleegd in het verleden. Eén van deze respondenten gaf aan dat de doorverwijzing naar Kompas verliep via het CLB, die zijn rol als doorverwijzer opneemt. Twee respondenten melden de organisatie te kennen, maar hadden deze nog niet geraadpleegd. Geen enkele respondent is niet op de hoogte van deze organisatie. 44

51 De laatste en niet onbelangrijke partner in dit verhaal zijn natuurlijk de ouders van de leerling. In het stappenplan wordt een specifieke verwijzing gemaakt naar de ouders 8. Elke school onderhoudt contact met de ouders, deze verloopt hoofzakelijk via de directie. Bij alle scholen worden de ouders gecontacteerd indien de leerling onder invloed op school verschijnt of in het bezit is van drugs. Natuurlijk verloopt de samenwerking met de ouders in elke case verschillend, maar ze zijn een belangrijke actor binnen dit verhaal Wat zijn de positieve aspecten en de knelpunten van het stappen? Dit is de tweede hoofdvraag binnen dit onderzoek. Om een goede evaluatie uit te voeren moeten de positieve aspecten en de werkpunten worden uitgelicht. Aan de hand van deze informatie kunnen tips voor de toekomst geformuleerd worden Is het stappenplan een aanvulling op het drugsbeleid van de secundaire scholen? Eén school gaf aan dat ze vorig jaar hun drugsbeleid vernieuwd hebben en het stappenplan als inspiratie gebruikten. Het opstellen van het drugsbeleid gebeurt in overleg met de directie, opvoeders, leerlingbegeleiders en het CLB. De reden tot het uitwerken van een nieuw drugbeleid was omdat de school te maken had met een druggerelateerde case. Het is natuurlijk wel gemakkelijk als je dat hebt. Want anders zou je misschien iemand vergeten in te lichten. Je kan er altijd op terugvallen. Uiteindelijk ken je het stappenplan wel vanbuiten maar je kan er altijd op terugvallen. School A Dit is niet de enige school waarbij het stappenplan een inspiratie of aanvulling was voor het eigen drugsbeleid. Vijf andere respondenten vertelden dat het stappenplan is geïntegreerd in hun eigen drugsbeleidsplan die ze vandaag toepassen. Het stappenplan wordt bij wijze van spreken ingepast in de realiteit van de eigen onderwijsinstelling. Ons drugsbeleid is een beetje meer uitgewerkt dan hetgeen wat in het stappenplan uitgeschreven staat. In het stappenplan wordt bijvoorbeeld zeer weinig naar de ouders verwezen, wat wij hier wel veel meer doen. School D 8 Partner F op het stappenplan 45

52 Dat is wel iets wat wij misten. Natuurlijk moet elke school dat voor zichzelf uitmaken wat ze er mee doen. Je kan niet verwachten dat ze vanuit Stad Kortrijk dat ook nog eens meenemen. Een school kan verschillen naar publiek, visie, doelstelling. Elke school moet dat voor zichzelf zien. Het is wel iets dat ik zou aanraden. School C Een andere contactpersoon was betrokken bij de opmaak van het stappenplan. Het grote voordeel is dat het stappenplan niet van bovenaf is opgelegd. Het is ontstaan uit een samenwerking met de scholen en de verschillende partners. Deze contactpersoon is enthousiast over het stappenplan. De school van deze contactpersoon gebruikt het volledige stappenplan en geeft aan daar een zeer goede ervaring bij te hebben. De respondent ervaart een betere samenwerking tussen de diensten en weet met zekerheid bij wie de scholen terecht kunnen. Daarnaast is er ook een beter contact tussen de leerlingbegeleiders van andere scholen. Dit geeft vertrouwen en zorgt voor een betere communicatie. De tweede grote meerwaarde is dat alle scholen in Kortrijk hetzelfde stappenplan ter beschikking hebben. Dit wordt ook aangehaald door andere respondenten van andere meewerkende scholen. Het belangrijkste voordeel van het stappenplan, dat door zes respondenten wordt aangehaald, is dat het een zekere houvast biedt. Dit is vooral van nut voor nieuwe personeelsleden en als een drugproblematiek niet veel voorvalt binnen een specifieke school. Niet alle respondenten moeten evenveel beroep doen op het plan. Diegenen die het al enkele malen ter hand hebben moeten nemen, zijn er meer en meer vertrouwd mee. Voor andere scholen is het een plan waarop ze altijd kunnen terugvallen indien zo een situatie zich voordoet binnen hun schoolcontext. Dit geeft een geruststellend gevoel. Een respondent vertelt dat het plan soms moeilijk uitvoerbaar is. Je bent nog altijd afhankelijk van de medewerking van de leerling en de ouders. Daarnaast geeft een tweede respondent aan dat bepaalde stappen in het plan niet altijd concreet kunnen gevolgd worden. Niet alle situaties die zich in de school voordoen, komen overeen met de situaties die op het stappenplan worden aangehaald. Dan wordt nog altijd een bepaalde creativiteit gevraagd van de persoon die stappen wil ondernemen. Dit wordt in bepaalde scholen ingevuld aan de hand van een eigen drugsbeleidsplan. Een laatste belangrijk element dat uit de interviews blijkt, is dat het plan moet gedragen worden door de betrokken partners. Een respondent betwijfelde of alle leerkrachten op de hoogte zijn van het plan. Daarbij wordt meteen de reflectie gemaakt of dit ook nodig is. Is het 46

53 voldoende dat de leerlingbegeleiders, opvoeders, directie etc. op de hoogte zijn van dit stappenplan? Het belangrijkste is dat er een cultuur heerst rond het plan en als er zich een situatie voordoet, dat dit wordt gemeld. Dit wordt ook opgemerkt door Mr. Van Hamme, het stappenplan is geen opgelegd plan van bovenaf. Het is een informeel plan dat ter beschikking wordt gesteld bij de betrokken partners. Het plan is bottom-up opgesteld. Het slagen ervan is afhankelijk van de toepassing en de samenwerking die informeel is afgesproken. In het algemeen kan worden afgeleid dat het plan positief is onthaald en ruim wordt toegepast. Het plan kan worden toegepast zoals het is voorgesteld of het wordt geïntegreerd in een drugsbeleidsplan dat door de scholen individueel is opgesteld Hoe verloopt de samenwerking tussen de partners? Er werd aan de respondenten gevraagd hoe de samenwerking verloopt met de verschillende partners die op het plan staan aangegeven. Naast deze partners worden ook andere organisaties opgenoemd waarmee respondenten ervaring hebben. Deze zijn onder andere het JAC, De Sleutel, crisishulp aan huis, spoeddienst, Ligand etc. De eerste samenwerking die wordt besproken, is deze tussen enkele secundaire scholen en de politie. Twee scholen hebben ervaring met het meldpunt alsook met het operationele team die drugscontroles uitvoert. Zes respondenten melden in het interview een goed contact te hebben met de politie. Eén school geeft aan dat ze informatie aan de politie doorgeven over het dealen van drugs of het gebruik ervan in en rondom de school. Ze verwachten geen nadrukkelijke terugkoppeling van de politie, maar soms zorgt geen feedback voor een onzeker gevoel. Soms vragen ze zich af of er iets met de verschafte informatie is gebeurd of niet. Eén van de scholen vertelt dat het meldpunt van de politie meer wordt geraadpleegd dan vroeger. Dit is een ontwikkeling die samengaat met het opmaken van het stappenplan. Dat is gedeeltelijk gevraagd bij de ontwikkeling van dit stappenplan van: Meld het ons, want als jullie te lang de dingen met de mantel der liefde toedekken dan komt de hulpverlening veel te laat. School D Twee andere scholen melden een zeer goede ervaring te hebben met het meldpunt, niet enkel voor het melden van druggebruik of verkoop, maar ook voor andere jeugdproblematieken. 47

54 We krijgen signalen binnen en melden dit aan de politie. Vervolgens is de politie daar zeer professioneel mee aan de slag gegaan. Discreet. Niemand heeft ooit geweten dat die melding van ons kwam. Dat geeft ons vertrouwen om nog zo n meldingen te doen. Als tweede, die melding is serieus genomen en men heeft daarmee iets gedaan. Ten derde, men heeft naar mij teruggekoppeld. School B Er wordt telkens geprobeerd, in de mate van het mogelijk, terug te koppelen naar de partners en de scholen. Het meldpunt wordt ervaren als een positief gegeven en de informatie komt goed door. Het is dan aan de politie intern om zich goed te organiseren en om deze informatie te behandelen. Het is duidelijk wie achter het meldpunt zit en hoe ze kan worden gecontacteerd. De samenwerking met de scholen kan verschillen, vooral op het vlak van het organiseren van een zoekactie op school. Bepaalde scholen zijn hiervoor vragende partij, andere scholen vertellen hieraan niet te willen meewerken. Ze hebben de indruk dat de scholen hiervoor doorheen de jaren meer en meer voor openstaan. Volgens de respondent heeft dit ook te maken met het feit dat de scholen en de politie meer contact hebben met elkaar. De scholen krijgen een beter inzicht over de werking van een zoekactie. De politie werkt hierin ook nauw samen met de stadsdienst om deze acties zo goed mogelijk te kaderen en de leerlingen een begeleidende brief mee te geven waarin alles wordt toegelicht. De politie neemt ook deel aan verschillende overlegorganen binnen Kortrijk met verschillende partners zoals t Circuit, kompas, parket, stadsdienst etc. De tweede partner die wordt besproken, is de preventiedienst van Stad Kortrijk. Deze functie wordt ingevuld door Meneer Van Hamme. De preventiedienst is hoofdzakelijk belangrijk voor bijscholingen en vormingssessies, niet enkel over drugs maar ook andere jongerenproblematieken zoals spijbelen. Daarnaast zijn ze ook goed bereikbaar in momenten van crisis en ze ondersteunen de scholen bij het ondernemen van preventieve acties. Vele scholen vertellen een goed contact te hebben met Meneer Van Hamme. De derde partner die wordt besproken, is het CLB. Het CLB is een partner waarmee elke school verbonden is. Vijf respondenten melden dat de samenwerking met het CLB goed tot zeer goed verloopt. Enkele respondenten hebben een kleine kritische reflectie. Bepaalde respondenten merken op dat de CLB-medewerkers veel taken op zich nemen. Door besparingen en veranderingen in het beleid zijn de taken van de CLB-medewerkers op bepaalde punten aangepast. Maar daarbij halen ze aan dat als ze de CLB-medewerker nodig hebben, deze altijd te bereiken is voor samenwerking. 48

55 De vierde partner die is bevraagd, is t Circuit. Niet elke respondent heeft ervaring met deze organisatie. Enkele respondenten hebben deze organisatie leren kennen door informatie die wordt meegedeeld op informatiesessies. Eén respondent, die al leerlingen heeft doorverwezen, heeft een goede ervaring met deze organisatie. t Circuit probeert als organisatie de communicatie met de scholen en andere partners zo transparant mogelijk te houden. Omwille van het beroepsgeheim kan er nooit inhoudelijke informatie over de begeleiding van de jongere worden vrijgegeven. Maar middels goede afspraken kan worden aangegeven of de jongere het traject al dan niet heeft doorlopen. Er moet rekening gehouden worden met de beperkingen van elke organisatie in het drugsverhaal en hierin moet een werkbare manier gevonden worden. Sinds het ontstaan van het stappenplan ervaart t Circuit veel meer doorverwijzingen uit de Kortrijkse regio, niet enkel van de secundaire scholen; maar ook van andere partners. Er is ook een nieuwe samenwerking opgestart tussen t Circuit, het parket en de politiezone VLAS. Als het parket een dossier ontvangt over druggebruik gaat de parketcriminoloog na hoe ernstig de situatie is en legt het dossier voor aan de magistraat. Als het gaat om een eerste drugsfeit wordt een waarschuwingsbrief verstuurd met een lichte verwijzing naar t Circuit. Deze samenwerking verloopt zeer vlot. De respondent heeft het gevoel dat sinds het ontwerp van het stappenplan, t Circuit als organisatie meer gekend is en er ook een positieve bereidheid is tot samenwerking tussen de verschillende partners. Desondanks heeft de respondent het gevoel dat t Circuit nog niet bij iedereen voldoende gekend is. De contactpersoon merkt op dat ze vooral gekend zijn bij de leerlingbegeleiders, maar minder bij de directies. Het plan mag nog gerust meer doorstromen zowel naar boven als naar onder toe. Het is ook belangrijk dat dit plan herhaald en levendig wordt gehouden. De respondent mist ook een contact met eerstelijnsorganisaties in Kortrijk. Die is ervan overtuigd dat hierin nog vooruitgang kan geboekt worden en nieuwe samenwerkingen kunnen worden aangegaan wat betreft drugspreventie. De vijfde partner is Kompas. Indien een school meent dat een leerling deskundige hulpverlening nodig heeft, wordt de leerling vaak doorverwezen naar het Kompas. Bepaalde scholen stellen samen met de leerling een begeleidingscontract op. Hierin wordt de voorwaarde opgenomen dat de leerling zich moet laten begeleiden, vaak door Kompas. Kompas is een organisatie werkzaam in Kortrijk en is zo makkelijk bereikbaar voor de jongeren. Deze doorverwijzing verloopt hoofdzakelijk via het CLB. De school die zelf contact heeft gehad met het kompas, geeft aan dat deze goed is verlopen. Daarnaast kan Kompas ook worden geraadpleegd voor vragen en infosessies. Niet alle scholen hebben al contact gehad 49

56 met Kompas, maar diegenen die al hebben samengewerkt, omschrijven de samenwerking als goed en vlot. De voorlaatste en zeker geen onbelangrijke partner in het volledige verhaal zijn de ouders van de minderjarige. Als de jongere onder invloed is, in het bezit is van drugs of drugs verkoopt op school, worden altijd de ouders gecontacteerd. Aangezien de jongere meestal minderjarig is, zijn de ouders burgerlijk aansprakelijk voor hun kind. Eén van de respondenten vertelt dat de samenwerking met de ouders alle kanten uit kan. Niet alle ouders zijn even gemakkelijk bereikbaar. Soms kan het zelfs gebeuren dat ze alles ontkennen of op een relatieve agressieve manier communiceren. Als dit gebeurt, is het des te jammer voor de samenwerking tussen de school en de ouders. Het doel is natuurlijk om een samenwerking te bekomen. Bepaalde scholen geven aan dat ze de cijfers van de VAD-enquête communiceren naar de ouders. Dit helpt om hen op de hoogte te houden en de situatie te schetsen zoals ze is. Soms verloopt de communicatie naar de ouders stroef of is er een verschil in mentaliteit. Desondanks blijven het belangrijke partners binnen het drugsverhaal van de minderjarige. De laatste partner die in deze analyse wordt besproken, is het parket. De scholen hebben vaak geen rechtstreeks contact met het parket. Echter, binnen het repressieve luik, is het wel een belangrijke speler. De werking van de politie en het parket zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Binnen de strafrechtelijke keten zijn het onmisbare schakels. Binnen het parket worden beslissingen genomen over het al dan niet vervolgen van de jongere en ze stippelen een beleid uit. Recent is het parket een nieuwe samenwerking aangegaan tussen t Circuit en de politiezone VLAS. Om deze samenwerking op te starten, werd eerst met de verschillende partijen rond de tafel gezeten en werd gekeken wat de taak van elke partner inhoudt in deze nieuwe samenwerking. Om een goede toekomstige samenwerking op te starten, is het belangrijk dat iedereen op de hoogte is van de missie, visie en taken van elke organisatie aan de overlegtafel. De nieuwe samenwerking verloopt zeer positief. Met Kompas is er ook een goede samenwerking. Binnen het DrugsOverleg Kortrijk heeft het parket ook contact met de preventiedienst van Stad Kortrijk. Algemeen kan de samenwerking tussen de partners samengevat worden als volgt. De meerderheid van de respondenten geeft aan dat de partners vlot en goed bereikbaar zijn. De communicatie verloopt vlot. Een respondent vertelt dat er een veel betere samenwerking is tussen alle diensten dan voor het ontstaan van het stappenplan. De betrokken personen weten waar ze terecht kunnen en het geeft hen vertrouwen. Feedback krijgen is hierin wel 50

57 belangrijk. Soms komt er geen feedback van de externe organisaties en dit kan ervoor zorgen dat de scholen op hun honger blijven zitten. Bepaalde respondenten merken op dat de middelen bij bepaalde partners verminderd zijn. Dit wordt gelukkig gecompenseerd door hard werk en inzet bij deze partners. Daarnaast is de communicatie met de ouders niet altijd gemakkelijk, maar het zijn belangrijke actoren in het levensverhaal van de jongere. Die mensen doen heel goed werk en ze doen wat ze kunnen maar het is spijtig dat de middelen zodanig ingeperkt worden. Dat de verwachtingen t.o.v. die organisaties zo stijgen... Dat lijkt mij geen houdbare situatie. Maar goed, tot op vandaag is dat de realiteit. School B Vroeger had je het gevoel wanneer je leerlingen uitgaf aan externen dat de communicatie heel karig terugkwam. Dan vroeg je jezelf af, ze zijn daar wel bezig maar lukt dat of lukt dat niet? Nu heb ik het gevoel dat dat wel beter is. Dat er meer openheid is. Ik word ook overal uitgenodigd om te gaan kijken van wat ze doen en hoe ze tewerk gaan. Ik ga daar ook graag op in. Want dan leer je iets bij en leer je de mensen kennen waarnaar je normaal alleen maar mailt. School F 3.5 Besluit Elke school geeft een eigen invulling aan het drugsbeleid en dat is ook noodzakelijk. Uit de interviews blijkt dat de ene school meer met illegale drugs in aanmerking komt in vergelijking met een andere school. Het drugsbeleid wordt zo aangepast aan de specifieke situatie op elke school. Met uitzondering van één school was bij iedere school een drugsbeleid aanwezig. In elke school zijn roken, alcohol en illegaal druggebruik strikt verboden. De meerderheid van de scholen hadden het stappenplan geïntegreerd in hun eigen drugsbeleidsplan of als inspiratie gebruikt. Zo is het stappenplan ingewerkt binnen de visie en missie van elke school. Er werden ook enkele belangrijke sleutelfiguren binnen de school belicht. Als eerste werd de directie besproken. De directie is de eindverantwoordelijk voor alles in en rond de school. Ze nemen contact op met externe actoren en zijn verantwoordelijk voor eventuele tuchtmaatregelen. De tweede sleutelfiguur zijn de leerlingbegeleiders. Ze zijn de vertrouwenspersonen voor de leerlingen binnen de school. Ze zijn vaak de eerste die vermoedens van druggebruik of verkoop opvangen. De laatste sleutelfiguur zijn de leerkrachten. Binnen het drugsbeleid kunnen ze een verschillende functie opnemen. In de ene 51

58 school zijn leerkrachten een belangrijk ankerfiguur in het drugsbeleid terwijl ze in een andere school daar weinig bij betrokken worden. Uit de interviews komt voort dat elke school een gros aan samenwerkingen aangaat. De partner waarmee het meest wordt samenwerkt zijn de CLB s, die wekelijks aanwezig zijn op de school. Het CLB heeft hoofdzakelijk een doorverwijzingsfunctie naar de hulpverlening op de 2 e of 3 e lijn. Deze samenwerking verloopt bij alle scholen zeer goed. Er werd wel opgemerkt dat de werklast voor hen niet te onderschatten is. De tweede partner is het meldpunt van de politie. Op het meldpunt kunnen verschillende jeugdproblematieken worden gemeld zoals drugs, spijbelen, jongerengeweld etc. De meerderheid van de respondenten geeft aan een goede ervaring te hebben met het meldpunt en met de politie in het algemeen. De derde partner op het stappenplan is de drugspreventiedienst van de Stad Kortrijk. Ze staan in voor vormingen, bijscholingen, ondersteuning bij crisis of bij structurele problemen. De deelnemende scholen zijn tevreden over de samenwerking en het aanbod van Stad Kortrijk. De vierde partner is vroeginterventieproject t Circuit. Uit de interviews blijkt dat niet alle scholen vertrouwd zijn met deze partner. Enkele scholen hebben wel al leerlingen doorverwezen. t Circuit krijgt meer en meer doorverwijzingen uit de Kortrijkse regio en ze voelen een betere samenwerking. Desondanks is t Circuit bij bepaalde personen en organisaties nog te weinig gekend. Er is verbetering van informatiedoorstroming mogelijk zowel naar boven als naar onder toe. De vijfde partner is Kompas, waarmee de meerderheid van de scholen vertrouwd is. Uit de interviews blijkt dat de samenwerking met Kompas goed verloopt en de scholen respect hebben voor de begeleiding van de leerling daar. De laatste maar geen onbelangrijke partner in het verhaal zijn de ouders van de scholieren. Aangezien de meeste leerlingen minderjarig zijn, zijn de ouders burgerlijk aansprakelijk voor de daden van de jongere. De communicatie met ouders verloopt niet altijd vlot. Enkele respondenten vertellen dat bepaalde ouders soms moeilijk bereikbaar zijn. Elke school probeert een zo goed mogelijke samenwerking op te bouwen met de ouders maar dit lukt niet altijd in de praktijk. De laatste partner die werd besproken is het parket. De scholen hebben vaak geen rechtstreeks contact met het parket maar het is wel een belangrijke speler binnen het repressieve luik. Ze zijn een belangrijke schakel in de strafrechtelijke keten en ze stippelen een strafrechtelijk 52

59 beleid uit. Binnen de verschillende bestaande samenwerkingsverbanden wordt opgemerkt dat feedback een belangrijk gegeven is. Dit is niet altijd gemakkelijk omdat bepaalde organisaties werken onder hun beroepsgeheim. Maar mits goede afspraken kan dit worden opgelost. Algemeen kan geconstateerd worden dat het plan zorgt voor een goede samenwerking tussen de verschillende partners en een verbetering van de communicatie, niet alleen tussen de scholen en de externe partners maar ook tussen de scholen onderling. Eén van de belangrijke voordelen van het plan is dat het een zekere houvast biedt. Soms in het niet mogelijk alle stappen in het plan correct te volgen. Situaties in de realiteit zijn vaak grijs en niet zwart/wit zoals op papier. Als het plan nuttig wil zijn moet het gedragen worden door de betrokken scholen en partners. Het zijn afspraken die informeel zijn vastgelegd ter goede wil. De opzet van het plan kan pas slagen als iedereen het plan draagt. 53

60 4 Evaluatie en SWOT-analyse De interviews die werden afgenomen bij verschillende scholen en partners bieden heel veel informatie. Om die informatie goed te kunnen verwerken en aanbevelingen te kunnen formuleren, wordt ze weergeven in een SWOT-schema. SWOT staat voor Strenghts-Weaknesses-Opportunities-Threats. Het SWOT-model vertrekt van het basisidee dat interne en externe factoren op elkaar worden afgestemd. Het is een kruispunt van de interne beoordeling zoals de sterktes en zwaktes en de externe factoren zoals kansen en bedreigingen. De strenghts of sterktes zijn de goede interne punten van het stappenplan. Weaknesses of zwaktes zijn de zwakke punten en verbeterpunten. De opportunities of kansen zijn mogelijkheden om te verbeteren. De threats of bedreigingen zijn externe factoren die verzwakkend of bedreigend zijn. Het opmaken van een SWOTanalyse heeft zowel voordelen als nadelen. De voordelen zijn als volgt: het is overzichtelijk, gestructureerd, eenvoudig en laagdrempeling. De nadelen verbonden aan het maken van een SWOT-analyse zijn: soms is het bedrieglijk eenvoudig, soms kan de analyse worden gezien als tijdverlies wanneer er geen conclusie en actie voortkomt uit de analyse en soms zijn er moeilijkheden bij de formuleringen van bedreigingen, kansen, sterktes en zwaktes (Vermeylen, 2004) (Panagiotou, 2003). Deze analyse wordt toegepast op het stappenplan, wat als doel heeft de verschillende partners binnen het drugsbeleid te organiseren met oog op een betere stroomlijning. Enerzijds wordt het onderscheid gemaakt tussen de sterktes en de zwaktes van het plan zelf, en/of de sterktes en de zwaktes die eruit voorgekomen zijn. Anderzijds worden opportuniteiten en bedreigingen besproken die extern aan het stappenplan zijn maar die wel een invloed uitoefenen op het drugsbeleid. 54

61 Factoren Intern Sterktes van het Stappenplan - Betere samenwerking - Verbeterde kennis betreffende externe organisaties - Bottom-up - Houvast in geval van drugsproblemen - Makkelijk toepasbaar Zwaktes van het Stappenplan - Feedback van partners vereist - Bottom-up - Opfrissen van het stappenplan - Situaties op het plan te zwart/wit - Doorstroming informatie Factoren Extern Opportuniteiten buiten het Stappenplan - Drugsbeleid op stadsniveau ontwikkelen - Openheid tot samenwerken - DrugsOverleg Kortrijk (DOK) Bedreigingen buiten het Stappenplan - Perceptie en misvattingen over alcohol en drugs - (On)Voldoende middelen binnen de organisaties - DrugsOverleg Kortrijk (DOK) Sterktes Als eerste worden de interne sterktes van het stappenplan besproken. Dat zijn de sterke punten die rechtstreeks uit het stappenplan en de ontwikkeling ervan, voortkomen. De ontwikkeling van het stappenplan zorgde ervoor dat externe partners en secundaire scholen samen aan tafel gingen zitten met als doel een oplossing te vinden voor een gemeenschappelijk probleem. Die bespreking zorgde ervoor dat de verschillende organisaties elkaar beter leerden kennen. Elke organisatie heeft zijn eigen visie, missie en werkwijze en er kunnen belangrijke verschillen zijn tussen verschillende organisaties. Bijvoorbeeld: de politie werkt hoofdzakelijk binnen het repressieve luik terwijl Kompas en t Circuit binnen het preventieve en curatieve luik werken. De medewerkers zijn gebonden aan hun beroepsgeheim, wat mogelijks tot beperkingen kan leiden bij onderlinge communicatie. Desondanks bewijst de praktijk dat het begrijpen van elkaars grenzen en werking, goede samenwerkingsverbanden kan voortbrengen. Als partners niet rond de tafel gaan zitten, ontstaan er misverstanden en worden er verwachtingen gecreëerd die niet aan de realiteit voldoen. Door het stappenplan zijn de verschillende partners zich ervan bewust dat achter de contactgegevens van elke betrokken organisatie een persoon 55

62 zit met wie eerder al in dialoog werd gegaan. Uit de interviews blijkt dat de drempel om externe organisaties te contacteren is verlaagd en dat scholen sneller de telefoon nemen om een probleem te signaleren. Dat was ook een doel bij het opstellen van het stappenplan. In het verleden werd soms te laat ingegrepen. Zoiets probeert men nu zoveel mogelijk te vermijden. Het plan is bottom-up opgesteld op initiatief van de Kortrijkse scholen en de verschillende externe partners. Het is een informeel afgesproken plan om een goede samenwerking te garanderen. Daarmee wordt bedoeld dat er geen financieel element of sanctie-element aan de samenwerking verbonden is. Het zijn afspraken die op goed vertrouwen met elkaar zijn gemaakt. Doordat er wordt gewerkt aan de hand van de good-will van de berokken organisaties, verloopt de samenwerking veel spontaner. Dat is een groot voordeel. Te veel opgelegde regels zorgen voor verwarring en een overtollige belasting/administratie. Het informeel afgesproken plan houdt de ruimte open voor gesprek en reflectie. Maar het is wel belangrijk om goede afspraken te maken. Een volgende sterkte waarop de nadruk mag worden gelegd, is dat het plan een houvast biedt. Dat werd duidelijk in de verschillende interviews aangegeven. Mensen die bij de ontwikkeling van het stappenplan aanwezig waren, hebben het plan natuurlijk in de vingers zitten. Toch is dit plan ook voor nieuwe personeelsleden een goede ondersteuning. Het is een belangrijke houvast voor de scholen die weinig met een drugsproblematiek worden geconfronteerd of die geen uitgebreid drugsbeleid hebben ontwikkeld. Het is een plan waarop ze altijd kunnen terugvallen indien er iets voorvalt. Ten slotte wordt de laatste sterkte die uit deze evaluatie naar voren komt, besproken. Het stappenplan is erg gemakkelijk te raadplegen, omdat het slechts de grootte van een A4-pagina heeft. Daarin verschilt het plan sterk van sommige andere beleidsplannen die juist heel uitgebreid zijn en daarom heel onoverzichtelijk. Aan de hand van voorgestelde situaties kunnen personen hun weg zoeken naar de juiste externe partner. Bij elke partner staan de contactgegevens zodat deze meteen kunnen worden geraadpleegd Zwaktes In deze paragraaf worden de interne zwaktes van het stappenplan besproken. De eerste zwakte van het stappenplan is het ontbreken van feedback. Enkele respondenten geven aan geen of weinig feedback te krijgen van externe partners. Bij het doorgeven van informatie aan externe partners willen de scholen graag op de hoogte gehouden worden van het feit of er al dan niet 56

63 iets met hun informatie is gebeurd. Bepaalde organisaties kunnen geen informatie vrijgeven, doordat ze werken onder beroepsgeheim of omdat ze het geheim van het onderzoek niet mogen schaden. Daar hebben de scholen respect voor, maar ze vragen of het in die mate mogelijk is aan te geven of er iets of niets is gebeurd. Eén van de respondenten stelde voor om statistieken over, bijvoorbeeld, het aantal meldingen en uitgevoerde interventies op te stellen. Die statistieken kunnen dan worden geraadpleegd en dienen op die manier als een bepaalde vorm van feedback. Het gebrek aan duidelijkheid betreffende feedback bij drugsproblemen kan beschouwd worden als een zwakte binnen het stappenplan. Als eerste kan het feit dat de afspraken bottom-up zijn opgesteld, worden gezien als een sterkte maar ook als een zwakte. Om de doelstelling te kunnen bereiken moet het plan door iedereen gedragen en ondersteund worden. Momenteel is dat het geval, maar desondanks halen de verschillende partners aan dat de afspraken moeten herhaald en opgefrist worden bij alle actoren. De tweede zwakte van het plan is het feit dat wat op papier staat soms verschilt met wat gebeurt in de praktijk. In het stappenplan staan specifieke situaties die de scholen moeten helpen om de juiste externe partner te contacteren. Enkele respondenten merken op dat de situaties op papier kunnen verschillen van die in de praktijk. Ook veranderen en evolueren drugsproblematieken doorheen de tijd. Dat is ook de reden waarom het stappenplan op geregelde tijdstippen moet worden opgefrist. Het laatste punt dat wordt besproken is de doorstroming van informatie binnen de verschillende individuele organisaties. Verschillende respondenten ervaren dat vooral de leerlingbegeleiders op de hoogte waren van het stappenplan maar dit niet altijd het geval was bij de directie of de leerkrachten, hoewel zij ook een belangrijke rol vervullen bij drugsproblemen op school Opportuniteiten Opportuniteiten in de SWOT-analyse zijn externe elementen die een positieve invloed uitoefenen op het stappenplan en het drugsbeleid. Het eerste punt dat binnen de opportuniteiten wordt toegelicht is de aanwezigheid van een drugsbeleid op het niveau van Stad Kortrijk. Dat is een punt dat door verschillende respondenten is aangehaald tijdens de interviews. Het zou zeer interessant zijn om een drugsbeleid te ontwikkelen op het niveau van de Stad Kortrijk waarin de drie luiken (preventie, repressie en hulpverlening) centraal staan. 57

64 Momenteel wordt hieraan gewerkt. Dat zou de integratie van het drugsbeleid en de samenwerking tussen de verschillende partners een grote boost geven. Nog één van de opportuniteiten binnen het drugsbeleid in Kortrijk is het DrugsOverleg Kortrijk. Dat is een overlegorgaan waarin verschillende partners samenzitten om de drugsproblematiek binnen Kortrijk te bespreken. In dat overlegorgaan zitten partners vanuit de verschillende luiken: preventie, hulpverlening en repressie zoals politie, parket, hulpverleningsorganisaties, t Circuit, Stad Kortrijk etc. Het is een belangrijk overlegorgaan waaruit belangrijke initiatieven kunnen groeien. Het brengt ook de partners dichter bij elkaar. In het overleg zijn geen secundaire scholen opgenomen. Immers, dat zou ervoor zorgen dat te veel vertegenwoordigers aanwezig zouden zijn in het overleg, wat het vergaderen zou bemoeilijken. De vertegenwoordiger van Stad Kortrijk fungeert als tussenpersoon en als verbindende factor naar de scholen toe. Daarnaast zijn er nog verschillende overlegmomenten tussen de scholen onderling en de contactpersoon binnen Stad Kortrijk. Het DrugsOverleg Kortrijk zorgt voor een versterking van de banden tussen de verschillende partners van het stappenplan en heeft daardoor een positief effect. Het is een plaats waar nieuwe (beleids)initiatieven kunnen worden uitgedacht of waar wordt geëvalueerd. Positief is ook dat er telkens iemand van elk luik aanwezig is. Het derde punt dat extern een positieve invloed heeft, is de bereidheid tot samenwerking. Wat in dit verhaal zeker mag benadrukt worden, is de openheid tot samenwerking tussen de scholen en de externe partners. Dankzij hun openheid was het ook mogelijk dit onderzoek uit te voeren. Tijdens het onderzoek is de indruk gewekt dat veel scholen vertrouwd zijn met het stappenplan en daardoor ook hun medewerking verleenden aan dit onderzoek. Dat is een grote kracht die Kortrijk uitstraalt. Het is geen simpele opdracht om organisaties met verschillende visies en werkwijzen rond de tafel te krijgen en tot een gezamenlijk instrument te laten komen. Dat Kortrijk daar wel in slaagt, is een bewijs van haar openheid om in te passen binnen het drugsbeleid en de grenzen en krachten van elke organisatie te accepteren. Kortrijk is bereid om verder in het stappenplan en de samenwerkingsverbanden te investeren Bedreigingen Bedreigingen zijn externe invloeden die het stappenplan en drugsbeleid kunnen beïnvloeden op een minder goede manier. De eerste is de perceptie van jongeren en ouders over illegale drugs en alcohol. Enkele respondenten vertellen dat ze merken dat er bij leerlingen en ouders soms misvattingen bestaan over drugs en alcohol. Bij de jongeren wordt soms moeilijk het 58

65 onderscheid gemaakt tussen legaliteit en illegaliteit. Ze nemen dan het woord gedoogbeleid in de mond en denken dat hierdoor cannabis legaal is. Een contactpersoon van de externe partners vertelt dat ze vaak nog veel informatie moeten verschaffen aan de jongeren en dat ze bepaalde verhalen moeten ontkrachten. De wetgeving is nochtans zeer duidelijk. In het bezit zijn van of het te koop aanbieden van drugs is strikt verboden en dat zowel bij minderjarigen als bij meerderjarigen. Minderjarigen worden daarin streng opgevolgd. Daarbij wordt telkens een pv opgesteld door de politie en vervolgens doorgestuurd naar het parket. Op het parket is een parketcriminoloog aanwezig die zich specifiek bezighoudt met de drugsdossiers van minderjarigen. De jeugdrechters hebben een extra mogelijkheid binnen de sanctiemaatregelen die ze kunnen opleggen en dat is clean up. Bij clean up worden jongeren van heel dichtbij opgevolgd binnen de hulpverlening met als doel geen drugs meer te gebruiken. De kennis van jongeren over wat mag en wat niet mag komt ook tot uiting tijdens bepaalde evenementen, zoals de 50-dagen of de dag van de jeugdbeweging. Er is zeker nog preventie en controle nodig voor het aanbieden en de verkoop van alcohol aan minderjarigen. Enkele scholen merken op al ervaring te hebben gehad met leerlingen die dronken aankomen op school. Bepaalde cafés in Kortrijk zijn al vroeg in de ochtend open om alcohol aan te bieden aan de leerlingen. Hierin kan de Stad Kortrijk een belangrijke rol op nemen binnen de preventie en eventueel in overleg gaan met de cafés in Kortrijk. Het tweede punt van bedreiging is de aanwezigheid van (on)voldoende middelen bij de partners voor drugsbeleid, drugspreventie, drughulpverlening en repressie. Enkele respondenten merken in de interviews op dat ze voelen dat besparingen en het stellen van prioriteiten een invloed heeft op de werking van bepaalde organisaties. In de uitbouw van een integraal en geïntegreerd drugsbeleid is het belangrijk dat de betrokken organisaties voldoende middelen en tijd ter beschikking hebben en ze zich voldoende kunnen voorbereiden op de problematieken die zich voordoen. Een laatste bedreiging van het stappenplan is het feit dat het DrugsOverleg Kortrijk nog veel meer kan verwezenlijken. Dit is een belangrijk overlegorgaan maar die volgens enkele respondenten nog meer zou kunnen verwezenlijken. Het is belangrijk dat de stadsdienst een functie opneemt als tussenpersoon, het gesprek op gang brengt, misverstanden wegwerkt en iedereen op een goede manier rond de tafel krijgt. Het is een orgaan waar belangrijke beslissingen en activiteiten kunnen worden vastgelegd voor een toekomstig drugsbeleid. 59

66 5 Aanbevelingen De eerste aanbeveling die als resultaat van dit onderzoek wordt geformuleerd, is het updaten van het stappenplan. Het is realistisch dat de voorgestelde situaties niet altijd overeenstemmen met situaties in de praktijk. Het zou interessant zijn om de secundaire scholen en de externe partners terug rond de tafel te brengen. Tijdens dat overleg kan men spreken over casussen en over hoe men de problemen heeft aangepakt. Ervaringen tussen de scholen en de partners kunnen worden gedeeld. Aan de hand van dat overleg kan het stappenplan worden aangepast aan de actuele situatie. Het is een dynamisch instrument dat op tijd en stond moet worden geëvalueerd en bijgestuurd. Bovendien wordt door zulke intervisies het stappenplan ook nog eens opgefrist bij alle betrokken partners. De functie van de drugspreventiewerker binnen de Stad Kortrijk moet zo snel mogelijk worden ingevuld. Die persoon is een belangrijke schakel en tussenpersoon die een actieve samenwerking aangaat met de verschillende organisaties. Uit de verschillende interviews blijkt dat illegale drugs niet de enige problematiek is die kan worden voorkomen binnen een schoolcontext. Daarnaast is aangehaald dat preventie rond alcohol en gamen interessante onderwerpen zijn om rond te werken. Alcohol is een problematiek waarin al veel preventie en informatie wordt aangeboden. Toch blijft die informatie en preventie nodig. Gamen is dan weer een onderwerp waarnaar nu meer onderzoek gebeurt en waarvoor men alerter wordt. Het is moeilijk te bepalen wanneer gamen problematisch is, maar wel is geweten dat overmatig gamen een gezondheidsrisico kan inhouden en dat het kan zorgen voor verminderde schoolprestaties. Bovengeschetste problemen zijn eventueel interessante onderwerpen om in de toekomst specifiek te behandelen binnen het drugsbeleid. Naast een update van het stappenplan kan het stappenplan nog verder verspreid worden. Tot nu toe is het plan beperkt verspreid geweest: hoofdzakelijk naar de contactpersonen binnen de school. Het plan kan nog verder gecommuniceerd worden naar de leerkrachten en de directie. Uit het onderzoek blijkt dat leerkrachten vaak de eerste zijn die bepaalde cruciale elementen die kunnen worden gelinkt aan drugs, opmerken bij leerlingen. Ze vervullen een belangrijke signaalfunctie die het volledige proces in gang kan zetten. Verschillende respondenten benadrukten het belang van de eerste hulpverlening. Het is belangrijk dat wanneer jongeren met een drugsproblematiek kampen, ze zo snel mogelijk bij de hulpverlening terecht komen en dat dit in de toekomst blijft nagestreefd. 60

67 De laatste aanbeveling die wordt gemaakt heeft betrekking tot het DrugsOverleg Kortrijk. Het is een cruciaal overlegorgaan waar zowel preventie, repressie en hulpverlening samen vergaderen. Zoals aangegeven door verschillende respondenten moet het overleg meer gestructureerd zijn. Aan de hand van een duidelijke missie, visie en agenda kan nog meer uit het overleg worden gehaald. De preventiewerker van Stad Kortrijk heeft daarin een belangrijke verbindende functie naar de secundaire scholen toe. Het is belangrijk dat de structuur van het overleg standvastig is, zodat die niet staat/valt met de aan/afwezigheid van één specifiek persoon. Het ontwikkelen van een drugsbeleid op het niveau van de Stad Kortrijk zou een heel grote meerwaarde zijn. Een beleid waarin de drie sporen aan bod komen: preventie, repressie en hulpverlening. 61

68 6 Conclusie Het doel van deze masterproef is de evaluatie van het stappenplan omgaan met drugs op school dat in 2013 werd opgesteld. Destijds ondervonden verschillende secundaire scholen een probleem rond illegale drugs. Op initiatief van de drugspreventiewerker Van Hamme Bjorn werden de scholen en de externe partners die bezig zijn met illegale drugs, rond de tafel gebracht. De evaluatie in deze thesis brengt inzicht in de positieve aspecten en in de knelpunten rond het gebruik van het stappenplan. Daarnaast stond ook de samenwerking tussen de verschillende partners centraal in dit onderzoek. De eerste reeks onderzoeksvragen polsten naar het gebruik van het stappenplan, de betrokken actoren en de samenwerkingen. De tweede reeks onderzoeksvragen polsten naar de sterke en zwakke punten van het stappenplan. Eerst werd aan de hand van een literatuurstudie een context geschetst van het drugsbeleid van vandaag. Twee belangrijke onderzoeken naar drugs in onze samenleving, Drugs in cijfers en de VAD-leerlingenbevraging, werden besproken. Eén van de belangrijkste conclusies is dat preventie, vroeginterventie en hulpverlening belangrijker worden binnen het drugsbeleid, maar dat komt niet naar voren wanneer men kijkt naar de overheidsuitgaven. Dat is voornamelijk het geval voor preventie. Uit het onderzoek bleek dat preventie zeker geen volledig ontgonnen terrein is. In Kortrijk zijn er nog veel mogelijkheden binnen preventie. De drugspreventiewerker van Stad Kortrijk neemt een cruciale positie in als verbindende factor tussen alle organisaties die actief zijn binnen het drugsbeleid (preventie, repressie en hulpverlening). Het kwalitatief onderzoek en de literatuurstudie tonen het belang aan van een goed afgestemde keten. Het beleid moet integraal en geïntegreerd zijn en de verschillende ketens en sectoren moeten op elkaar worden afgestemd. Bijvoorbeeld: preventie, repressie en hulpverlening, maar ook de strafrechtelijke keten moeten goed op elkaar zijn afgestemd. Om informatie te verkrijgen over het stappenplan werden interviews afgenomen met respondenten die zijn verbonden aan de secundaire scholen in Kortrijk. Elke school die betrokken was in dit onderzoek heeft een drugsbeleid waar roken, alcohol en illegale drugs verboden zijn binnen de school en het schooldomein. Hoe het drugsbeleid is opgemaakt, hangt af van de school. Enkele scholen kiezen ervoor om zelf een beleidsplan op te stellen waarin het stappenplan is geïntegreerd, terwijl anderen enkel het stappenplan toepassen. De belangrijkste sleutelfiguren binnen de school zijn de directieleden, leerkrachten en de 62

69 leerlingbegeleiders. De scholen werken geregeld samen met externe organisaties zoals CLB, de politie, drugspreventiedienst, t Circuit en Kompas. Met de verkregen informatie werd een evaluatie uitgevoerd aan de hand van de interne sterktes en zwaktes van het plan en de externe opportuniteiten en bedreigingen buiten het stappenplan. De absolute sterktes van het stappenplan zijn de verbeterde samenwerking en kennis van de externe partners. Het plan is bottom-up opgesteld en is een belangrijk houvast voor de sleutelfiguren binnen de scholen. Het is een klein stappenplan dat makkelijk toepasbaar is. Enkele zwakkere punten zijn het krijgen van feedback en de nood aan het opfrissen van het plan bij de betrokken actoren. Situaties op het plan zijn soms te zwart-wit geschetst, zodat deze niet altijd overeenstemmen met de realiteit. De doorstroming van de informatie binnen de verschillende organisaties zelf, kan beter. Het is een informeel afgesproken plan en vergt daardoor een vrijwillig engagement van de verschillende partners. De opportuniteiten extern aan het stappenplan zijn het drugsbeleid op het stadsniveau dat momenteel in ontwikkeling is, de openheid en bereidheid tot samenwerking en het DrugsOverleg Kortrijk. Enkele bedreigingen zijn de perceptie en misvattingen over alcohol en drugs bij jongeren en ouders, aan(af)wezigheid van voldoende middelen en tijd bij de organisaties en de werking van het DrugsOverleg Kortrijk. Aan de hand van deze evaluatie kunnen we besluiten dat het stappenplan de positieve vibe die in Kortrijk heerst enkel maar heeft versterkt. De secundaire scholen zullen sneller de stap zetten om een externe partner te contacteren indien zich een drugsproblematiek voordoet. Zelfs als ze met vragen zitten, kunnen ze terecht bij de verschillende partners. Het plan heeft de samenwerking en het vertrouwen versterkt. Het is echter nodig het stappenplan tijdig op te frissen bij de scholen en de partners. Ze kunnen worden samengeroepen om het plan te bespreken en ervaringen uit te wisselen. Dat houdt het stappenplan up to date, waardoor kan worden ingespeeld op recente ontwikkelingen. 63

70 . 7 Bibliografie t Circuit (z.d.). Folder t Circuit. Roeselare: CGG Largo Bachman, R. & Schutt, R.K. (2008). Fundamentals of Research in Criminology and Criminal Justice. California: Sage Publications. Beyens, K. & Tournel, H. (2010). Hoofdstuk 6: Mijnwerkers of ontdekkingsreizigers? Het kwalitatieve interview. In T. Decorte & D. Zaitch (Red.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie. (2e bijgewerkte druk, pp ). Leuven: Acco. Burssens, D. (2008). Valkuilen van een evidence-based criminaliteitsbeleid. Panopticon, 2008(2), De Donder, E. (2007). Het gebruik van illegale drugs. Multidimensionaal bekeken. In J. Casselman & H. Kinable (Eds.), Hoofdstuk 3. Epidemiologie van het gebruik van illegale drugs in Vlaanderen. (pp ). Kortrijk-Heule: Uitgeverij UGA. De Donder, E. (2007). Het gebruik van illegale drugs. Multidimensionaal bekeken. In J. Casselman & H. Kinable (Eds.), Hoofdstuk 3. Epidemiologie van het gebruik van illegale drugs in Vlaanderen. (pp ). Kortrijk-Heule: Uitgeverij UGA. De Paepe, N. & Melis, S. (2015) Gids voor een Drugbeleid op School, Hoe gaat de school op de beste manier om met alcohol, illegale drugs, genotsmiddelen, psychoactieve medicatie, gokken en problematisch games? VAD. Brussel: Van Deun, P. De Ruyver, B. (2007). Het gebruik van illegale drugs. Multidimensionaal bekeken. In J. Casselman & H. Kinable (Eds.), Hoofdstuk 21. Een geïntegreerd drugbeleid: de vlag en de lading (pp ). Kortrijk-Heule: Uitgeverij UGA. Dienst voor strafrechtelijk beleid. (z.d.). Criminaliteit. Drugs. Gedownload op 26 oktober 2015, van. 64

71 Emmers, E., Bekkering G.E., Hannes, K. (2015). Prevention of alcohol and drug misuse in adolescents: An overview of systematic reviews. Nordic studies of Alcohol and Drugs, 32(2) Gedownload op 11 december 2015, van European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA). (2015, 15 mei). Perspectives on drugs. The EU drugs strategy ( ) and its action plan ( ). Gedownload op 16 oktober 2015 van, file:///d:/users/beheerder/downloads/eu%20drugs%20strategy_updated2015.pdf European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA). (2015a, 15 mei). Perspectives on drugs. The EU drugs strategy ( ) and its action plan ( ). Gedownload op 16 oktober 2015 van, file:///d:/users/beheerder/downloads/eu%20drugs%20strategy_updated2015.pdf European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction. (2015b). European Drug Report. Trends and Developments. Gedownload op 12 december 2015, van Europese Commissie (z.d). Illegale drugs. Beleid. Gedownload op 20 oktober 2015, van Europese Unie. (2010). Geconsolideerde versie van het verdrag betreffende de Europese Unie en het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Gedownload op 16 oktober 2015 van, Federale Regering. (2001, 19 januari). Federale Beleidsnota drugs. Gedownload op 4 mei 2016, van Goethals, J. (2006). 'What works? Evidence based no nonsense criminologie?'. Panopticon, 27, (6), 1-6. Hardyns, W., Decorte, T., Tieberghien J., Petintseva, O. (2015). Methoden van criminologisch onderzoek. Ontwerp en dataverzameling. Universiteit Gent, IRCP. 65

72 Melis, S. (2016). VAD-Leerlingenbevraging. In het kader van een drugbeleid op school. Syntheserapport schooljaar VAD: Brussel. Ministeriële omzendbrief PLP 41 tot versterking en/of bijsturing van het lokaal veiligheidsbeleid en de specifieke aanpak van de jeugdcriminaliteit, met in het bijzonder een aanspreekpunt voor de scholen. BS 24 juli Mortelmans, D. (2007) Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden.leuven, Acco O Gorman, A. & Vander Laenen, F. (2010) Hoofdstuk 16: Ethische aspecten van het kwalitatief onderzoek. In T. Decorte & D. Zaitch (Red.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie. (2e bijgewerkt druk, pp ). Leuven: Acco. Panagiotou, G. (2003). Bringing SWOT into focus. Business Strategy Review, 14 (2), Plettinckx, E., Antoine, J., Blanckaert, P., De Ridder, K., Vander Laenen, F., Laudens, F., Casero, L. & Gremeaux, L. (2015). Belgisch Nationaal drugsreport 2014, Nieuwe Ontwikkelingen en Trends. Brussel: WIV-ISP. Official Journal of the European Union. (2013, 30 december) Notices form European union institutions, bodies, offices and agencies. EU action plan on drugs Gedownload op 16 oktober 2015 van, Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid. (2010, 25 januari). Gemeenschappelijke Verklaring van de Interministeriële conferentie Drugs. Gedownload op 11 december 2012, van Politie Zone Vlas (2013, 20 december). Zonaal Veiligheidsplan Gedownload op 12 december 2015, van Stad Kortrijk. (2013). Omgaan met drugs op school. Brochure. Kortrijk: Auteur. 66

73 Vander Laenen, F. (2012). Belgische overheidsuitgaven voor drugs. Preventie van misbruik en afhankelijk van alcohol als kind van de rekening. Verslaving, 8(3), Vander Laenen, F., De Ruyver, B., Christiaens, J., Lievens, D. (2011). Drugs in Cijfers III. Onderzoek naar de overheidsuitgaven van het drugsbeleid in België. Gent: Academia Press. Vander Laenen, F., Vandam, L., & Colman, C. (2010). Met velen aan de tafel: Goede voorbeelden van een integraal en geïntegreerd drugbeleid, Verslaving, 6(4), Vandeurzen, J. (2014). Beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Gedownload op 11 december 2015, van Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (z.d.) Een beleid opzetten. Gedownload op 16 oktober 2015, van Vermeylen, S. (2004). Werken met SWOT-analyse. Brussel: Politeia nv. Vlaamse Regering, (2009). Vlaams actieplan tabak, alcohol en drugs Gedownload op 11 december 2015, van gezondheid.be/beleid/gezondheidsdoelstellingen/vlaams-actieplan-tabak,-alcohol-en-drugs / Athena school. (z.d.) Ons aanbod. Geraadpleegd op 1 april 2016, van Belgische Federale Overheidsdienst Justitie. (2016). Arrondissementen. Geraadpleegd op 1 april 2016 van, Centrum Deeltijds Onderwijs Kortrijk. (z.d.). Home. Geraadpleegd op 1 april 2016 van, 67

74 Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg.( z.d.). Aanbod.Geraadpleegd op 19 april 2016 van CGG Largo (z.d.) t Circuit. Geraadpleegd op 6 april 2016, van De druglijn. (2016). Wat is bingedrinken? Geraadpleegd op 14 april 2016, van Don Bosco College Kortrijk. (z.d.). Visie en studieaanbod. Geraadpleegd op 1 april 2016, van Effectief. (2015). In Dikke Van Dale. Geraadpleegd op 18 december 2015, van Guldensporencollege. (z.d.) Aanbod. Geraadpleegd op 1 april 2016, van Kliniek Sint-Jozef Pittem (2014) Zorgaanbod. Geraadpleegd op 6 april 2016, van Kompas vzw (z.d.) Over Kompas. Geraadpleegd op 6 april 2016, van Kompas vzw. (z.d.). Behandelingscentrum voor druggebruikers. Geraadpleegd op 6 april 2016, van Onderwijskiezer. (2016). Scholen in Kortrijk. Geraadpleegd op 1 april 2016, van Openbaar Ministerie. (2015). Over het OM. Geraadpleegd op 6 april 2016, van Parket Kortrijk. (z.d.). Het parket te Kortrijk. Geraadpleegd op 6 april 2016, van 68

75 Politiezone VLAS. (2012a) Korps. Geraadpleegd op 1 april 2016, van Politiezone VLAS. (2012b). Korpschef. Geraadpleegd op 1 april 2016, van Politiezone VLAS. (2012c). Aanspreekpunt scholen. Vast politioneel aanspreekpunt jeugdcriminaliteit voor de schoolgemeenschappen. Geraadpleegd op 6 april 2016, van PTI Kortrijk. (z.d.). 1 school, 2 campussen. Geraadpleegd op 1 april 2016, van RHIZO Katholieke scholengroep. (z.d.). Studieaanbod. Geraadpleegd op 1 april 2016, van Spes Nostra Heule (z.d.). Studieaanbod. Geraadpleegd op 1 april 2016 van, Vlaamse Overheid. (z.d.). Centra voor leerlingenbegeleiding. Wegwijzer voor leerlingen, ouders, personeel en instellingen, Geraadpleegd op 6 april 2016, van VTI Kortrijk. (2015). Studierichtingen. Geraadpleegd op 1 april 2016, van WIV-ISP. (z.d.). Gezondheidsenquête Geraadpleegd op 20 november 2015, van 69

76 8 Bijlage 8.1 Bijlage 1: Stappenplan omgaan met drugs op school 70

77 71

78 72

79 73

80 74

81 8.2 Bijlage 2: Respondenten Secundaire scholen: School A - Interview op 25 februari 2016 School B Interview op 1 maart 2016 School C Interview op 3 maart 2016 School D Interview op 8 maart 2016 School E Interview op 8 maart 2016 School C Interview op 15 maart 2016 School F - Interview op 15 maart 2016 School G Interview op 24 maart 2016 School H Interview op 11 april 2016 Externe partners: Van Hamme Bjorn - Interview op 21 maart 2016 Externe respondent 1 - Interview op 14 maart 2016 Externe respondent 2 - Interview op 19 april 2016 Externe respondent 3 - Interview op 28 april

Naar een verdere uitbouwing en duurzame verankering van de drughulpverlening in het drugsbeleid

Naar een verdere uitbouwing en duurzame verankering van de drughulpverlening in het drugsbeleid Naar een verdere uitbouwing en duurzame verankering van de drughulpverlening in het drugsbeleid Prof. dr. Brice De Ruyver Studiedag De Kiem 29 maart 2012, Gent 1 Structuur 1. De bevraging van de noden

Nadere informatie

Epidemiologische gegevens

Epidemiologische gegevens Epidemiologische gegevens ESPAD (Vlaanderen) European School Survey Project on Alcohol and other Drugs Deelname van 35 landen 15- en 16-jarigen Sinds 2003 ook deelname van België (n= 2.320) Hieronder de

Nadere informatie

VAD-Leerlingenbevraging In het kader van een drugbeleid op school Syntheserapport schooljaar 2013-2014

VAD-Leerlingenbevraging In het kader van een drugbeleid op school Syntheserapport schooljaar 2013-2014 VAD-Leerlingenbevraging In het kader van een drugbeleid op school Syntheserapport schooljaar 2013-2014 Colofon Auteur Sarah Melis, stafmedewerker VAD Redactie Johan Rosiers, stafmedewerker VAD Nina De

Nadere informatie

VAD-Leerlingenbevraging In het kader van een drugbeleid op school Syntheserapport schooljaar

VAD-Leerlingenbevraging In het kader van een drugbeleid op school Syntheserapport schooljaar VAD-Leerlingenbevraging In het kader van een drugbeleid op school Syntheserapport schooljaar 2014-2015 Colofon Auteur Sarah Melis, stafmedewerker VAD Redactie Johan Rosiers, stafmedewerker VAD Nina De

Nadere informatie

DRUGS IN CIJFERS III: OVERHEIDSUITGAVEN VOOR HET DRUGSBELEID IN BELGIË

DRUGS IN CIJFERS III: OVERHEIDSUITGAVEN VOOR HET DRUGSBELEID IN BELGIË PERSBERICHT DRUGS IN CIJFERS III: OVERHEIDSUITGAVEN VOOR HET DRUGSBELEID IN BELGIË Totale overheidsuitgave voor het Belgisch drugsbeleid* in het jaar 2008 wordt geschat op 975.085.793 euro of 91,4 per

Nadere informatie

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs FEDERAAL WETENSCHAPSBELEID Wetenschapsstraat 8 B-1000 BRUSSEL Tel. 02 238 34 11 Fax 02 230 59 12 www.belspo.be Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs Projectformulier ten behoeve van

Nadere informatie

Overheidsuitgaven voor drugs Alcohol, de grote slokop

Overheidsuitgaven voor drugs Alcohol, de grote slokop Overheidsuitgaven voor drugs Alcohol, de grote slokop Freya Vander Laenen Fado, Utrecht, 17 november 2011 1 1. METHODOLOGIE Achtergrond Sinds j 90: toenemend belang evaluatie drugbeleid Sinds 2001: EMCDDA

Nadere informatie

Alcohol- en druggebruik bij Vlaamse jongeren

Alcohol- en druggebruik bij Vlaamse jongeren Alcohol- en druggebruik bij Vlaamse jongeren VAD-leerlingenbevraging Doel: aanvullend bij educatieve pakketten een zicht geven op middelengebruik bij leerlingen Survey, o.b.v. vragenlijst Gebaseerd op

Nadere informatie

DOS-BELEIDSPLAN

DOS-BELEIDSPLAN DOS-BELEIDSPLAN 2017-2018 DRUGS OP SCHOOL Inhoud 1 Visie DOS... 2 2 Vier pijlers... 3 2.1 Regelgeving met duidelijke grenzen en consequenties... 3 2.2 Begeleiding... 6 2.2.1 Wie doet wat bij VERMOEDEN

Nadere informatie

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs FEDERAAL WETENSCHAPSBELEID Wetenschapsstraat 8 B-1000 BRUSSEL Tel. 02 238 34 11 Fax 02 230 59 12 www.belspo.be Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs Projectformulier ten behoeve van

Nadere informatie

Aanbod voor secundair onderwijs

Aanbod voor secundair onderwijs Aanbod voor secundair onderwijs Schooljaar 2015 2016 Hanne Van Eeckhout 0485/91 00 11 Hanne.vaneeckhout@drugpunt.be www.drugpunt.be @Drugpunt Alcohol- en drugpreventie Wat is Drugpunt? Drugpunt Lokeren

Nadere informatie

Aan de slag met de leerlingenbevraging

Aan de slag met de leerlingenbevraging Aan de slag met de leerlingenbevraging Programma Introductie Resultaten VAD- leerlingenbevraging Actieplan DOS Introductie Vlaams Expertisecentrum Alcohol en andere Drugs Preventie en hulpverlening Methodiek

Nadere informatie

VAD-leerlingenbevraging

VAD-leerlingenbevraging VAD-leerlingenbevraging in het kader van een drugbeleid op school Syntheserapport schooljaar 2011-2012 Colofon Auteur Sarah Melis, stafmedewerker VAD Redactie Ilse Bernaert, stafmedewerker VAD Johan Rosiers,

Nadere informatie

Drugpunt 24 februari 2015. Drugpunt Drugs Druggebruik begrijpen Vroeginterventie Opvallende verschijnselen In de praktijk Vragen

Drugpunt 24 februari 2015. Drugpunt Drugs Druggebruik begrijpen Vroeginterventie Opvallende verschijnselen In de praktijk Vragen Drugpunt 24 februari 2015 Drugpunt Drugs Druggebruik begrijpen Vroeginterventie Opvallende verschijnselen In de praktijk Vragen DRUGPUNT TEAM Filip Claeys filip.claeys@drugpunt.be 09/381 86 63 of 0498

Nadere informatie

VAD-Leerlingenbevraging In het kader van een drugbeleid op school Syntheserapport schooljaar

VAD-Leerlingenbevraging In het kader van een drugbeleid op school Syntheserapport schooljaar VAD-Leerlingenbevraging In het kader van een drugbeleid op school Syntheserapport schooljaar 2016-2017 Colofon Auteur Johan Rosiers, stafmedewerker VAD Redactie Ellen Coghe, stafmedewerker VAD Nina De

Nadere informatie

CHECKLIST DOS (DRUGBELEID OP SCHOOL) Is ons Tabak, alcohol- en drugbeleid nog up-to-date?

CHECKLIST DOS (DRUGBELEID OP SCHOOL) Is ons Tabak, alcohol- en drugbeleid nog up-to-date? CHECKLIST DOS CHECKLIST DOS (DRUGBELEID OP SCHOOL) Is ons Tabak, alcohol- en drugbeleid nog up-to-date? Als school heeft u de opdracht om te werken rond verschillende gezondheidsthema s, gekaderd in een

Nadere informatie

Studievoormiddag VVSG 17 juni 2009

Studievoormiddag VVSG 17 juni 2009 Do s and don ts in een integraal en geïntegreerd drugbeleid Studievoormiddag VVSG 17 juni 2009 Inleiding Federale drugnota: introductie van een integraal en geïntegreerd drugbeleid in België In het kader

Nadere informatie

Drugsbeleid in cijfers Studie naar de overheidsuitgaven voor het Belgisch drugsbeleid

Drugsbeleid in cijfers Studie naar de overheidsuitgaven voor het Belgisch drugsbeleid Drugsbeleid in cijfers Studie naar de overheidsuitgaven voor het Belgisch drugsbeleid Update in de Criminologie Gent, 11 mei 2012 Freya Vander Laenen 1 Structuur 1. Inleiding 2. Methode 3. Resultaten 4.

Nadere informatie

Inleiding TAD. Inhoud. 1. Drinken onze jongeren teveel? 1. Drinken onze jongeren teveel? 2. Kadering TAD-gebruik. 3. Aanpak op school. 4.

Inleiding TAD. Inhoud. 1. Drinken onze jongeren teveel? 1. Drinken onze jongeren teveel? 2. Kadering TAD-gebruik. 3. Aanpak op school. 4. Inleiding TAD Studiedag gezonde school 17/03/2017 Joyce Borremans & Gwen Maris Inhoud 1. Drinken onze jongeren teveel? 2. Kadering TAD-gebruik 3. Aanpak op school 4. Rolmodel 1. Drinken onze jongeren teveel?

Nadere informatie

DRUGS EN DE SAMENLEVING Omgaan met het drugsfenomeen op lokaal niveau

DRUGS EN DE SAMENLEVING Omgaan met het drugsfenomeen op lokaal niveau Drugs en de samenleving.book Page 1 Monday, January 9, 2012 9:19 AM DRUGS EN DE SAMENLEVING Omgaan met het drugsfenomeen op lokaal niveau Freya Vander Laenen & Brice De Ruyver (eds.) Drugs en de samenleving.book

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Gezondheid, onderwijs, politie & justitie, vrije tijd Drugbeleid, druggebruik, drugspreventie, klasklimaat, school, schoolklimaat

Gezondheid, onderwijs, politie & justitie, vrije tijd Drugbeleid, druggebruik, drugspreventie, klasklimaat, school, schoolklimaat 1. Referentie Referentie Kinable, H. (1999). Bevraging van Vlaamse leerlingen in het kader van een drugbeleid op school. Syntheserapport. Onuitgegeven onderzoeksrapport, VAD. Taal Nederlands ISBN / Publicatievorm

Nadere informatie

TABAK ALCOHOL GAMEN. algemene sociale vaardigheden

TABAK ALCOHOL GAMEN. algemene sociale vaardigheden Leerlijnen per graad : 3 de graad LO 10-12j Doelstelling: Versterken van de kennis en vaardigheden die kinderen nodig hebben om gezonde keuzes te maken en niet te roken, geen alcohol te drinken en op een

Nadere informatie

You bet! Educatief pakket over gokken voor 16-18-jarigen

You bet! Educatief pakket over gokken voor 16-18-jarigen You bet! Educatief pakket over gokken voor 16-18-jarigen V.U. Paul Van Deun VAD, Vanderlindenstraat 15, 1030 Brussel - januari 2016 D/2016/6030/3 De DrugLijn is een initiatief van VAD - VAD wordt gefinancierd

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Alcohol- en drugpreventie op school.

Alcohol- en drugpreventie op school. Alcohol- en drugpreventie op school. Aan de slag! Voor leerkrachten in het secundair onderwijs Alcohol, cannabis, psychoactieve medicatie, gokken en gamen zijn niet weg te denken uit de leefwereld van

Nadere informatie

Leerlijnen per drug : ALCOHOL Onderwijsvorm: KLEUTER EN LAGER

Leerlijnen per drug : ALCOHOL Onderwijsvorm: KLEUTER EN LAGER Leerlijnen per drug : ALCOHOL Onderwijsvorm: KLEUTER EN LAGER kleuter 2,5-6j 1 ste graad LO 6-8j 2 de graad LO 8-10j 3 de graad LO 10-12j doelstelling doelstelling doelstelling doelstelling Versterken

Nadere informatie

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 6.2.1. Inleiding Binnen de verschillen factoren van risico gedrag heeft alcoholverbruik altijd al de aandacht getrokken van de verantwoordelijken voor Volksgezondheid. De WGO gebruikt de term "Ongeschiktheid

Nadere informatie

Laatstejaarsgebruik (N=5367)

Laatstejaarsgebruik (N=5367) 9,3 7,9 7,4 2,8 5,5 19,9 83,1 90,7 92,1 92,6 97,2 94,5 ALCOHOL- EN DRUGGEBRUIK BIJ WERKNEMERS: EEN KWESTIE VAN ALCOHOL, MANNEN EN GEVOLGEN OP HET WERK. 21 december 2017 Voor het eerst werd bij Belgische

Nadere informatie

brugge.be/preventie PREVENTIE sherrie smith Dreamstime Stock Photos CHECKLIST DOS of TAD-beleid

brugge.be/preventie PREVENTIE sherrie smith Dreamstime Stock Photos CHECKLIST DOS of TAD-beleid brugge.be/preventie PREVENTIE sherrie smith Dreamstime Stock Photos CHECKLIST DOS of TAD-beleid Is ons Tabak, alcohol- en drugbeleid nog up-to-date? CHECKLIST DOS of TAD-beleid 1 Als school heeft u de

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 oktober 2010 (20.10) (OR. en) 12847/2/10 REV 2 CORDROGUE 68

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 oktober 2010 (20.10) (OR. en) 12847/2/10 REV 2 CORDROGUE 68 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 15 oktober 2010 (20.10) (OR. en) 12847/2/10 REV 2 CORDROGUE 68 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de Horizontale Groep drugs Ontwerp-conclusies van de Raad over

Nadere informatie

brugge.be/preventie PREVENTIE sherrie smith Dreamstime Stock Photos CHECKLIST DOS of TAD-beleid

brugge.be/preventie PREVENTIE sherrie smith Dreamstime Stock Photos CHECKLIST DOS of TAD-beleid brugge.be/preventie sherrie smith Dreamstime Stock Photos PREVENTIE CHECKLIST DOS of TAD-beleid Is ons Tabak, alcohol- en drugbeleid nog up-to-date? CHECKLIST DOS of TAD-beleid 1 Als school heeft u de

Nadere informatie

Infobundel Alcohol-, tabak-, en drugspreventie

Infobundel Alcohol-, tabak-, en drugspreventie Presenteert Infobundel Alcohol-, tabak-, en drugspreventie (9 september 2014) http://www.skillville.be 1 Doelstelling van het pakket Alcohol-, tabak-, en drugspreventie... 4 1.1 Alcohol... 4 1.2 Tabak...

Nadere informatie

CROSS-OVER 2/12/2014

CROSS-OVER 2/12/2014 CROSS-OVER 2/12/2014 SKILLVILLE: Alcohol, tabak en cannabis Historiek Start Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek (PWO) september 2012 Impact van het ontwikkelen en inzetten van een educatieve game ter

Nadere informatie

MIDDELENGEBRUIK IN VLAANDEREN: EEN STAND VAN ZAKEN

MIDDELENGEBRUIK IN VLAANDEREN: EEN STAND VAN ZAKEN MIDDELENGEBRUIK IN VLAANDEREN: EEN STAND VAN ZAKEN Inhoud Dankwoord...7 Leeswijzer...8 HOOFDSTUK 1. HET (MEERVOUDIG) GEBRUIK VAN TABAK, ALCOHOL EN ILLEGALE DRUGS...10 1. Inleiding... 11 2. Gebruik Tabak...

Nadere informatie

Lokaal Overleg Drugs Deinze Verslag vergadering maandag 7 maart Nieuw. Vacature

Lokaal Overleg Drugs Deinze Verslag vergadering maandag 7 maart Nieuw. Vacature Lokaal Overleg Drugs Deinze Verslag vergadering maandag 7 maart 2016 Aanwezig Trees Van Hove (Schepen), De Meulemeester Christine (Leiepoort, campus Sint-Hendrik), Johan De Smet (sportraad Deinze), Chris

Nadere informatie

34300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie. van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016

34300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie. van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016 34300 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016 34300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs,

Nadere informatie

TAD-BELEID OP SCHOOL E-SIGARET. Leen De Rooms

TAD-BELEID OP SCHOOL E-SIGARET. Leen De Rooms 1 TAD-BELEID OP SCHOOL E-SIGARET 13 okt 2017 Leen De Rooms 2 Drugbeleid op school (DOS) Waar denken jullie aan als je deze term hoort? 3 De zin van een DOS 4 Opbouw DOS 5 Succesfactoren 6 Werkgroep Mandaat

Nadere informatie

Leerlijn alcohol, tabak, gamen, cannabis en andere illegale drugs: de context

Leerlijn alcohol, tabak, gamen, cannabis en andere illegale drugs: de context Leerlijn alcohol, tabak, gamen, cannabis en andere illegale drugs: de context Doelstelling De leerlijn is een praktisch instrument dat het schoolteam wil ondersteunen bij het preventief werken rond alcohol,

Nadere informatie

8% MEER ÉN DIVERSERE VRAGEN VOOR DE DRUGLIJN IN 2016

8% MEER ÉN DIVERSERE VRAGEN VOOR DE DRUGLIJN IN 2016 8% MEER ÉN DIVERSERE VRAGEN VOOR DE DRUGLIJN IN 2016 Brussel, 14 juni 2017 2016 werd voor De DrugLijn het op twee na drukste jaar ooit. In totaal werden 6.544 bellers, skypers, mailers en chatters anoniem

Nadere informatie

HOE GEZOND IS DE VLAMING? PERSCONFERENTIE, 12/12/2016 Brussel

HOE GEZOND IS DE VLAMING? PERSCONFERENTIE, 12/12/2016 Brussel HOE GEZOND IS DE VLAMING? PERSCONFERENTIE, 12/12/2016 Brussel AGENDA Context Bevraging burger Omgevingsanalyse Beleidsevaluatie Vraag & antwoord AGENDA Context Bevraging burger Omgevingsanalyse Beleidsevaluatie

Nadere informatie

Advies opgemaakt door Vlaams Instituut Gezond Leven, VAD, Sensoa en VWVJ

Advies opgemaakt door Vlaams Instituut Gezond Leven, VAD, Sensoa en VWVJ Advies op het voorontwerp van decreet betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. Advies opgemaakt door Vlaams Instituut

Nadere informatie

Prioriteiten voor een lokaal harm reductionbeleid: vertrekken vanuit de lokale professionelen en druggebruikers

Prioriteiten voor een lokaal harm reductionbeleid: vertrekken vanuit de lokale professionelen en druggebruikers Prioriteiten voor een lokaal harm reductionbeleid: vertrekken vanuit de lokale professionelen en druggebruikers Freya Vander Laenen FADO, Utrecht, 12/11/2015 Achtergrond 2 Stad Gent Drugbeleidsplan (2013-2018)

Nadere informatie

tel.b esleu d w. eutel. eutel. .desl.desl eutel. eutel. .desl.desl

tel.b esleu d w.  eutel. eutel. .desl.desl eutel. eutel. .desl.desl Middelengebruik bij 12- tot 18-jarige scholieren in Brugge Onderzoeksresultaten Wat voorafging in Brugge... Schoolenquête via individuele bevraging: 93-9 96-9 99- - 6 de jaar 3 de grd 3 de grd 2 de + 3

Nadere informatie

INLEIDING. Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting?

INLEIDING. Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting? INLEIDING Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting? Het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting werd in 1999

Nadere informatie

Preventie Tabak, Alcohol en Drugs

Preventie Tabak, Alcohol en Drugs Preventie Tabak, Alcohol en Drugs Deelwerking Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Doelgroep: sleutelfiguren uit diverse sectoren Aanbod: Ondersteunen van organisaties bij het opstellen van een drugbeleid

Nadere informatie

2 de forum Wetenschap en Samenleving, dialoog op het vlak van drugs

2 de forum Wetenschap en Samenleving, dialoog op het vlak van drugs 2 de forum Wetenschap en Samenleving, dialoog op het vlak van drugs Het drugsaanbod in België: wat weten we? Wat zouden we moeten weten in het licht van de toekomstige ontwikkelingen en uitdagingen? Dinsdag

Nadere informatie

ALCOHOL- EN DRUGGEBRUIK BIJ WERKNEMERS IN BELGIE

ALCOHOL- EN DRUGGEBRUIK BIJ WERKNEMERS IN BELGIE ALCOHOL- EN DRUGGEBRUIK BIJ WERKNEMERS IN BELGIE PREVALENTIE EN GEVOLGEN OP HET WERK Marie-Claire Lambrechts 1,2 Dr. Lieve Vandersmissen 3 Prof. Dr. Lode Godderis 1,3 Brussel, FOD WASO 21/12/2017 1 KU

Nadere informatie

SESSIE ONDERWIJS (ONDERWIJS IN GEZONDHEID)

SESSIE ONDERWIJS (ONDERWIJS IN GEZONDHEID) SESSIE ONDERWIJS (ONDERWIJS IN GEZONDHEID) VLAAMSE GEZONDHEIDSDOELSTELLINGEN > Decreet van 21/11/2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid > Gezondheidsconferentie bespreekt voorstellen van: gezondheidsdoelstelling

Nadere informatie

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer AUTEURS Jonathan Desdemoustier, onderzoeker-doctorandus, Smart City Institute, HEC-Liège, Universiteit van Luik (België)

Nadere informatie

Een preventief A&D-beleid in maatwerkbedrijven

Een preventief A&D-beleid in maatwerkbedrijven Een preventief A&D-beleid in maatwerkbedrijven Marie-Claire Lambrechts Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs KU Leuven, Omgeving en Gezondheid Seminarie Gezondheid op de werkvloer, 22/2/18 Brussel

Nadere informatie

Alcohol- en drugpreventie op school.

Alcohol- en drugpreventie op school. Alcohol- en drugpreventie op school. Aan de slag! Voor leerkrachten in het secundair onderwijs Alcohol, cannabis, psychoactieve medicatie, gokken en gamen zijn niet weg te denken uit de leefwereld van

Nadere informatie

Colofon. Auteur. Redactie. Verantwoordelijke uitgever. Hilde Kinable, stafmedewerker VAD

Colofon. Auteur. Redactie. Verantwoordelijke uitgever. Hilde Kinable, stafmedewerker VAD Colofon Auteur Hilde Kinable, stafmedewerker VAD Redactie Ilse Bernaert, stafmedewerker VAD Marijs Geirnaert, directeur VAD Johan Rosiers, stafmedewerker VAD Verantwoordelijke uitgever F. Matthys, Vanderlindenstraat

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Alcoholverbruik Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Alcoholverbruik Gezondheidsenquête, België, 1997 6.2.1. Inleiding Binnen de verschillen factoren van risico gedrag heeft alcoholverbruik altijd al de aandacht getrokken van de verantwoordelijken voor Volksgezondheid. De WGO gebruikt de term "Ongeschiktheid

Nadere informatie

Sterke stijging aantal drugdoden fors overdreven

Sterke stijging aantal drugdoden fors overdreven Sterke stijging aantal drugdoden fors overdreven Op 4 december 2006 stond er een klein bericht in Het Laatste Nieuws met als kop sterke stijging Vlaamse drugdoden. De Morgen deed het de dag nadien over

Nadere informatie

Inleiding. Johan Van der Heyden

Inleiding. Johan Van der Heyden Inleiding Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail : johan.vanderheyden@iph.fgov.be

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014: Alcoholgebruik

Jongeren en Gezondheid 2014: Alcoholgebruik Resultaten HBSC 214: Alcoholgebruik Jongeren en Gezondheid 214: Alcoholgebruik Inleiding Alcoholgebruik is onderdeel van verschillende culturen en tevens één van de grote globale risicofactoren voor sociale

Nadere informatie

Preventie en hulpverlening in een evoluerend drugsbeleid. Frieda Matthys, MD, PhD

Preventie en hulpverlening in een evoluerend drugsbeleid. Frieda Matthys, MD, PhD Preventie en hulpverlening in een evoluerend drugsbeleid Frieda Matthys, MD, PhD Overzicht Cannabis en gezondheid Prevalentie van gebruik Problemen door gebruik Drugbeleid vanuit gezondheidsperspectief

Nadere informatie

Rookenquête 2018 Een rapport voor Stichting tegen Kanker, uitgevoerd door GfK Belgium

Rookenquête 2018 Een rapport voor Stichting tegen Kanker, uitgevoerd door GfK Belgium Rookenquête 2018 Een rapport voor Stichting tegen Kanker, uitgevoerd door GfK Belgium Context & methodologie Stichting tegen Kanker Stichting tegen Kanker is een Belgische stichting met als missie de strijd

Nadere informatie

Woord vooraf. De promotoren Geert Devos Peter Van Petegem Jan Vanhoof

Woord vooraf. De promotoren Geert Devos Peter Van Petegem Jan Vanhoof Woord vooraf Sinds 2007 zijn de Vlaamse scholen in het secundair onderwijs, alsook de Centra voor Volwassenenonderwijs en de Centra voor Leerlingenbegeleiding, verplicht al hun onderwijzend personeel te

Nadere informatie

Middelengebruik: Cannabisgebruik

Middelengebruik: Cannabisgebruik Middelengebruik: Cannabisgebruik Inleiding Cannabisgebruik geeft zowel gezondheidsrisico s, psychosociale gevolgen als wettelijke consequenties 1,2. Frequent gebruik van cannabis wordt geassocieerd met

Nadere informatie

Genotmiddelen. Genotmiddelen. Bron: http://gezondeleefstijl.slo.nl 1

Genotmiddelen. Genotmiddelen. Bron: http://gezondeleefstijl.slo.nl 1 zijn er altijd al geweest en zullen er ook altijd blijven. Veel jongeren experimenteren in de puberteit met roken, alcohol en drugs en een deel laat zich verleiden tot risicovol gedrag. Jongeren zijn extra

Nadere informatie

VAD-leerlingenbevraging

VAD-leerlingenbevraging VAD-leerlingenbevraging in het kader van een drugbeleid op school syntheserapport schooljaar 2008-2009 Colofon Auteur Hilde Kinable, stafmedewerker VAD Redactie Ilse Bernaert, stafmedewerker VAD Ilse

Nadere informatie

Alcoholgebruik bij helft van de studenten niet zonder risico

Alcoholgebruik bij helft van de studenten niet zonder risico Derde grote bevraging brengt middelengebruik bij Vlaamse studenten in kaart Alcoholgebruik bij helft van de studenten niet zonder risico De Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) en onderzoekers

Nadere informatie

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald PERSMEDEDELING VAN JO VANDEURZEN, VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN 4 oktober 2012 Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald De kans dat Vlamingen

Nadere informatie

Regionaal overleg: Alcohol en andere drugs. CGG Kempen Ellen Van Eynde 17 maart 2015

Regionaal overleg: Alcohol en andere drugs. CGG Kempen Ellen Van Eynde 17 maart 2015 Regionaal overleg: Alcohol en andere drugs CGG Kempen Ellen Van Eynde 17 maart 2015 Kennismaking Preventiewerker van het Alcohol- en drugteam De Meander De Meander is onderdeel van het Centrum voor Geestelijke

Nadere informatie

Samenvatting van het BELGISCH NATIONAAL RAPPORT OVER DRUGS

Samenvatting van het BELGISCH NATIONAAL RAPPORT OVER DRUGS Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Afdeling Epidemiologie Samenvatting van het BELGISCH NATIONAAL RAPPORT OVER DRUGS 2003 Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Afdeling Epidemiologie/ Programma

Nadere informatie

Federaal Fonds ter bestrijding van de verslavingen Subsidieaanvragen voor verlengingen en nieuwe projecten

Federaal Fonds ter bestrijding van de verslavingen Subsidieaanvragen voor verlengingen en nieuwe projecten Federaal Fonds ter bestrijding van de verslavingen Subsidieaanvragen voor verlengingen en nieuwe projecten OPROEP 2012 Mevrouw, Mijnheer, Het Fonds ter bestrijding van de verslavingen werd opgericht in

Nadere informatie

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie Die publieke opinie in de Europese Unie Opiniepeiling besteld en gecoördineerd door de Europese Commissie, Directoraat-generaal Communicatie. Dit werd opgesteld voor de Vertegenwoordiging van de Europese

Nadere informatie

VAD-leerlingenbevraging

VAD-leerlingenbevraging VAD-leerlingenbevraging in het kader van een drugbeleid op school Syntheserapport schooljaar 2009-2010 Colofon Auteur Hilde Kinable, stafmedewerker VAD Redactie Ilse Bernaert, stafmedewerker VAD Marijs

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2010 : Studie

Jongeren en Gezondheid 2010 : Studie Jongeren en Gezondheid 2010 : Studie Algemeen De studie Jongeren en Gezondheid maakt deel uit van de internationale studie Health Behaviour in School-Aged Children (HBSC), uitgevoerd onder toezicht van

Nadere informatie

Forum Opvoedingsondersteuning Westhoek. 8 10 2013 Jonkershove (Houthulst)

Forum Opvoedingsondersteuning Westhoek. 8 10 2013 Jonkershove (Houthulst) Forum Opvoedingsondersteuning Westhoek 8 10 2013 Jonkershove (Houthulst) Programma Timing 9u00-9u15 9u15-10u15 10u15-10u30 10u30-11u30 11u30 Inhoud Verwelkoming Workshop deel I Pauze Workshop deel II Broodjesmaaltijd

Nadere informatie

Middelengebruik: Alcoholgebruik

Middelengebruik: Alcoholgebruik Resultaten HBSC : Alcoholgebruik Middelengebruik: Alcoholgebruik Inleiding Alcoholgebruik is onderdeel van verschillende culturen en tevens één van de grote globale risicofactoren voor sociale en fysieke

Nadere informatie

Improving Mental Health by Sharing Knowledge. Effectieve interventies en aanpakken voor opvoeders van adolescenten

Improving Mental Health by Sharing Knowledge. Effectieve interventies en aanpakken voor opvoeders van adolescenten Improving Mental Health by Sharing Knowledge Effectieve interventies en aanpakken voor opvoeders van adolescenten Alcohol en opvoeding 15 Ouders rond 2008 onderschatten alcoholgebruik van hun kinderen

Nadere informatie

Drugbeleidsplan KOGEKA

Drugbeleidsplan KOGEKA Drugbeleidsplan KOGEKA September 2012 Visie De scholengemeenschap KOGEKA is zich bewust van druggebruik bij jongeren en wil hier uitgesproken begrenzend en begeleidend mee omgaan. In dit drugbeleid hebben

Nadere informatie

«DRUGS IN DE GEVANGENISSEN: EEN BLIK OP HET PENITENTIAIR DRUGBELEID»

«DRUGS IN DE GEVANGENISSEN: EEN BLIK OP HET PENITENTIAIR DRUGBELEID» «DRUGS IN DE GEVANGENISSEN: EEN BLIK OP HET PENITENTIAIR DRUGBELEID» Studiedag De Kiem 29-03-2012 Sara Van Malderen Regionaal Coördinator Drugbeleid Gevangenissen FOD Justitie, Directoraat-generaal Penitentiaire

Nadere informatie

Basisvorming drugs & & drugge g bruik i

Basisvorming drugs & & drugge g bruik i Basisvorming drugs & druggebruik 1. Drugpunt en PZ Deinze -Zulte 2. Productinformatie: soorten drugs 3. Wetgeving 4. Welke drugs worden door onze leerlingen gebruikt? Inhoud 5. Hoe moeten we dat druggebruik

Nadere informatie

JGZ en jongeren: een vrijblijvende relatie?! Groei naar nieuwe methodieken. Leuvense dagen kindergeneeskunde Anouk Vanlander

JGZ en jongeren: een vrijblijvende relatie?! Groei naar nieuwe methodieken. Leuvense dagen kindergeneeskunde Anouk Vanlander JGZ en jongeren: een vrijblijvende relatie?! Groei naar nieuwe methodieken Leuvense dagen kindergeneeskunde 17-5-2018 Anouk Vanlander Partnerorganisatie van de Vlaamse overheid voor preventieve jeugdgezondheidszorg

Nadere informatie

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35 bus 10 1030 Brussel

Nadere informatie

Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen. Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven

Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen. Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven Het gezondheidsbeleid naar een hoger niveau tillen Silvia Van Cauter Stafmedewerker Gezond Leven Vlaams Instituut Gezond Leven Van VIGeZ naar Vlaams Instituut Gezond Leven Expertisecentrum & partnerorganisatie

Nadere informatie

Referentie Vandercammen, M. (2009). Jongeren en kansspelen. Brussel: OIVO.

Referentie Vandercammen, M. (2009). Jongeren en kansspelen. Brussel: OIVO. 1. Referentie Referentie Vandercammen, M. (2009). Jongeren en kansspelen. Brussel: OIVO. Taal Nederlands ISBN - ISSN / Publicatievorm onderzoeksrapport 2. Abstract In dit onderzoek, uitgevoerd door het

Nadere informatie

Indicatorenmeting 2012 Secundair Onderwijs

Indicatorenmeting 2012 Secundair Onderwijs Indicatorenmeting 2012 Secundair Onderwijs Gezondheidsbeleid in Vlaamse scholen VIGeZ 2013 i.s.m. VAD en Logo s Guido Van Hal Indicatorenmeting 2012 Rapport te raadplegen op www.vigez.be Op welke gezondheidsthema

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

WORKSHOP WERKEN MET TOOLKIT

WORKSHOP WERKEN MET TOOLKIT SYMPOSIUM asielzoekers en vluchtelingen met ernstige psychiatrische problematiek WORKSHOP WERKEN MET TOOLKIT Educatieve en begeleidingsmethodieken voor asielzoekers Vlaams expertisecentrum voor alcohol,

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Studie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Studie Jongeren en Gezondheid 2014 : Studie Algemeen De studie Jongeren en Gezondheid maakt deel uit van de internationale studie Health Behaviour in School-Aged Children (HBSC), uitgevoerd onder toezicht van

Nadere informatie

Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden

Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden Drugsbeleid in de gevangenissen Who cares? We all care Opbouw Aanbod vandaag Analyse m.b.t. drugsbeleid in gevangenissen Lichtpunten Met focus op strategisch

Nadere informatie

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari 2006-361-

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari 2006-361- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari 2006-361- VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN INGE VERVOTTE VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Vraag nr. 63 van 21 december

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Gezonde School Stand van zaken, anno 2015

Gezonde School Stand van zaken, anno 2015 Gezonde School Stand van zaken, anno 2015 Gezonde School Aan de slag, een praktijkdag - 17 maart 2017 Tineke Vansteenkiste 1 VIGeZ vzw, 2017, indicatorenbevraging Indicatorenmeting Hoe de voorbije 3 schooljaren

Nadere informatie

Alcohol- en drugpreventie op de werkvloer

Alcohol- en drugpreventie op de werkvloer Alcohol- en drugpreventie op de werkvloer M A A I K E D E C O N I N C K C G G VA G G A B O O M G A A R D S T R A A T 7 2018 A N T W E R P E N 0 3. 2 5 6. 9 1. 4 1 W W W. V A G G A. B E Eigen normen en

Nadere informatie

*** ONTWERPAANBEVELING

*** ONTWERPAANBEVELING EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 2010/0011(E) 16.3.2011 *** ONTWERPAANBEVELING over het ontwerp van besluit van de Raad over de sluiting van

Nadere informatie

Agenda. 1. Verwelkoming 2. Kennismaking 3. Huis van het kind - Toelichting 4. Ronde tafel met kernvragen 5. Cirkels 6. Slot

Agenda. 1. Verwelkoming 2. Kennismaking 3. Huis van het kind - Toelichting 4. Ronde tafel met kernvragen 5. Cirkels 6. Slot Agenda 1. Verwelkoming 2. Kennismaking 3. Huis van het kind - Toelichting 4. Ronde tafel met kernvragen 5. Cirkels 6. Slot 1. Verwelkoming door Schepen Kaat Olivier 2. Kennismaking 3. Huis van het kind

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 63.743/3 van 18 juli 2018 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende het jeugd- en kinderrechtenbeleid 2/6 advies Raad van State 63.743/3

Nadere informatie

Rookgedrag in België

Rookgedrag in België Rookgedrag in België - 2017 Een rapport voor Stichting tegen Kanker Uitgevoerd door GFK Met steun van de overheden 1 Context en methodologie Stichting tegen Kanker is een Belgische stichting met als missie

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Alcoholverbruik Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Alcoholverbruik Gezondheidsenquête, België, 1997 6.2.1. Inleiding Binnen de verschillen factoren van risico gedrag heeft alcoholverbruik altijd al de aandacht getrokken van de verantwoordelijken voor Volksgezondheid. De WGO gebruikt de term "Ongeschiktheid

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 2010 bestaat uit 10772 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het

Nadere informatie

Hulpverlening in de politiecel. Medewerking SODA aan Fortuna-acties 17 juni 2009

Hulpverlening in de politiecel. Medewerking SODA aan Fortuna-acties 17 juni 2009 Hulpverlening in de politiecel Medewerking SODA aan Fortuna-acties 17 juni 2009 Hulpverlening in politiecel - Wat is het doel van Fortuna-acties - Ervaring in het buitenland - Voorbereiding - Aanbod SODA

Nadere informatie

BELEIDSNOTA DRUGBELEID VAGGA

BELEIDSNOTA DRUGBELEID VAGGA BELEIDSNOTA DRUGBELEID VAGGA INHOUD Inleiding 1. Waarom een drugbeleid? 2. Uitgangspunten 3. Regelgeving 4. Procedures 5. Hulpverlening 6. Vorming & Voorlichting 7. Evaluatie Inleiding In onze samenleving

Nadere informatie