Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Subsidiebeleid VWS Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 12 mei Inleiding en samenvatting Op 8 februari 2006 heb ik met uw kamer overleg gevoerd over de nieuwe subsidieregeling die het Fonds voor patiënten-, gehandicaptenorganisaties en ouderenbonden (Fonds PGO) gaat uitvoeren (29 214, nr. 15). Ik heb toen toegezegd een nadere toelichting te sturen op de doelstellingen en gevolgen van deze regeling. Deze brief begint met een korte weergave van een aantal kernpunten. Daarna zal ik uitgebreider ingaan op de punten die tijdens het algemeen overleg zijn ingebracht. Achtergronden nieuwe subsidieregeling Allereerst wil ik duidelijk maken dat met de toepassing van de nieuwe subsidieregeling gelijke gevallen voortaan zoveel mogelijk gelijk worden behandeld. Daarmee wordt de huidige willekeur in de verdeling van subsidies weggenomen. Ook stimuleert de toepassing van de nieuwe subsidieregeling samenwerking tussen patiënten-, gehandicapten- en ouderenorganisaties (pgo-organisaties), daar waar momenteel sprake is van overlap in activiteiten. Ook de ouder- en familieorganisaties worden gestimuleerd om samen te werken met de overige organisaties, die zich op dezelfde doelgroep richten. Het is dus geenszins zo dat ouder- en familieorganisaties bij voorbaat zijn uitgesloten van subsidie van het Fonds PGO. In het overleg met uw kamer op 8 februari jl. kwam het beeld naar voren dat veel pgo-organisaties minder subsidie kunnen krijgen dan momenteel het geval is. Ik wil dit misverstand graag uit de wereld helpen. Voor de patiëntenorganisaties ook de kleine patiëntenorganisaties is evenveel beschikbaar als voorheen. Ouderenbonden en een aantal gehandicaptenorganisaties, die op historische gronden meer kregen dan vergelijkbare organisaties, zullen wel minder subsidie gaan ontvangen. Een aantal organisaties die op historische gronden minder kregen dan vergelijkbare organisaties kunnen juist meer subsidie ontvangen. KST tkkst ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2006 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 16 1

2 Totstandkoming nieuwe subsidieregeling Tijdens het debat van 8 februari jl. vroeg u naar de betrokkenheid van de pgo-organisaties bij de totstandkoming van de nieuwe subsidieregeling. Ik wil graag benadrukken dat zowel de commissie Scheerder als het Fonds PGO overleg heeft gevoerd met de pgo-organisaties over concepten van de regeling. Later in deze brief staat welke aanpassingen er precies zijn aangebracht. Hoofdkenmerken nieuwe subsidieregeling De nieuwe subsidieregeling richt zich op activiteiten van pgo-organisaties die betrekking hebben op zorg of maatschappelijke ondersteuning. De patiënten- en gehandicaptenorganisaties behouden voldoende houvast; zij komen jaarlijks in aanmerking voor een basisbedrag, net zoals dat in de oude situatie voor patiëntenorganisaties gold. Daaraan is wel een voorwaarde verbonden: zij moeten doen waarvoor ze zijn opgericht en kunnen aantonen welke concrete activiteiten zij op het gebied van voorlichting, belangenbehartiging en lotgenotencontact uitvoeren. Ouderenbonden zijn voor hun instandhouding minder afhankelijk van subsidie van het Fonds PGO dan patiënten- en gehandicaptenorganisaties. Voor de activiteiten van ouderenbonden is een geoormerkt bedrag beschikbaar, dat op grond van een door Fonds PGO op te stellen programma wordt verdeeld. Dit programma zal in overleg met de ouderenbonden worden opgesteld. De instandhouding van koepels moet zoveel mogelijk door hun leden worden bekostigd. Wel komt een aantal koepels in aanmerking voor subsidie voor activiteiten van groot belang die iets toevoegen aan het werk van de afzonderlijke lidorganisaties. Ik ben voornemens de subsidieregeling, zoals die in de Staatscourant is gepubliceerd, zodanig aan te passen dat naast de algemene koepels NPCF en CG-raad, ook de Federatie van Ouderverenigingen (FvO, de koepel voor verstandelijk gehandicapten), en het Landelijk Platform cliënten- en familieorganisaties GGZ (Platform GGZ) in aanmerking kunnen komen voor subsidie voor hun activiteiten. De ondersteuning van cliëntenraden en medezeggenschapsorganisaties blijft voorlopig in aanmerking komen voor subsidie van het Fonds PGO. Tot slot is er een geoormerkt budget voor kwaliteitstoetsing vanuit cliëntperspectief. De autonomie van de pgo-organisaties staat geenszins ter discussie. Zij kunnen blijven doen waarvoor zij zijn opgericht. Als pgo-organisaties een beroep doen op bijdragen vanuit de overheid zullen zij daar uiteraard goede plannen voor moeten indienen. Bij het opstellen van de inhoudelijke subsidieprogramma s op grond van de nieuwe subsidieregeling worden de pgo-organisaties ook nadrukkelijk betrokken door het Fonds PGO. Hierbij gaat het om inhoudelijke programma s voor ouderenbonden, koepels, ondersteuning medezeggenschap, kwaliteitstoetsing vanuit cliëntperspectief, en voor de besteding van de budgetruimte (zie hieronder). De inhoudelijke programma s zullen het mogelijk maken dat pgo-organisaties meerjarige subsidies verkrijgen; dat geeft meer zekerheid dan éénjarige subsidies en vermindert «rompslomp» voor pgo-organisaties. Besteding budgetruimte Als gevolg van de bovenbeschreven stroomlijning van de subsidieverstrekking ontstaat er budgetruimte (oplopend tot 6,0 miljoen in 2010). De budgetruimte wordt besteed aan de uitvoering van belangrijke nieuwe plannen van pgo-organisaties en voor nieuwe toetreders. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 16 2

3 Ten aanzien van de financiering van «levensbrede» activiteiten buiten het VWS-domein wil ik geen breuk met het verleden veroorzaken. Ik voer de motie van Miltenburg uit door een deel van de bovengenoemde budgetruimte hiervoor te oormerken. Daarnaast zal ik jaarlijks monitoren hoeveel de andere departementen besteden aan activiteiten van pgo-organisaties. In de bijlage 1 bij deze brief staat hiervan een eerste overzicht. Aangezien het hier vaak gaat om specifieke beleidsdossiergebonden activiteiten is financiering via het Fonds PGO niet de meest doelmatige oplossing. Waar relevant zal dat in de toekomst via Fonds PGO gaan verlopen. Toepassing nieuwe subsidieregeling De nieuwe subsidieregeling wordt zo spoedig mogelijk toegepast, maar vanwege de vertraging de bepalingen in geval van afbouw van subsidies als volgt verruimt: 2006: 100%, 2007: 90% (organisaties met subsidiegarantie: 100%), 2008: 60%, 2009: 30%. (was aanvankelijk in het voorstel van Fonds PGO: 2006: 90% (organisaties met subsidiegarantie: 100%), 2007: 60% (organisaties met subsidiegarantie: 100%), 2008: 30%). Samenvattend De invoering van de nieuwe subsidieregeling door het Fonds PGO bevordert doelgerichtheid, een doeltreffende en samenhangende inzet van publieke middelen, flexibiliteit, samenwerking tussen pgo-organisaties, transparantie, is rechtvaardig, biedt zekerheid en geeft patiënten- en gehandicaptenorganisaties betrokkenheid bij de inhoudelijke programmering. In het vervolg van deze brief geef ik een nadere toelichting op het bovenstaande. Hierbij ga ik in op de tijdens het overleg van 8 februari jl. benoemde thema s: De rol van patiënten-, gehandicapten en ouderenorganisaties (pgoorganisaties) en de autonomie van pgo-organisaties; Achtergronden van de nieuwe subsidieregeling: huidige verdeling subsidies, geen bezuiniging; Totstandkoming van de nieuwe subsidieregeling: betrokkenheid pgo-organisaties, wat is gewijzigd in de laatste fase van totstandkoming van de ministeriële regeling?; Wat verandert er concreet voor de pgo-organisaties: ontwikkeling in beschikbare budgetten, overzicht per pgo-organisatie, ouder- en familieorganisaties, kleine organisaties; Besteding budgetruimte die ontstaat als gevolg van de nieuwe subsidieregeling; De reikwijdte van de nieuwe subsidieregeling; uitvoering van de motie Van Miltenburg; Inwerkingtreding van de nieuwe subsidieregeling. 2 Rol patiënten-, gehandicapten en ouderenorganisaties (pgo-organisaties) Nederland is, voor zover mij bekend, het enige land is dat pgo-organisaties structureel met een aanzienlijk bedrag aan subsidies ondersteunt. Ik vind het belangrijk dat die steun er blijft omdat ik de inspanningen van de pgo-organisaties waardeer en ik hecht aan hun rol binnen de stelsels van zorg en maatschappelijke ondersteuning. 1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. De veranderingen in de stelsels van zorg en maatschappelijke ondersteuning zijn gericht op kwaliteitsverbetering in combinatie met kostenbeheersing. Deze veranderingen zijn niet alleen van groot belang voor de posities van zorgverzekeraars, zorgaanbieders en gemeenten, maar zeker Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 16 3

4 ook voor patiënten, gehandicapten en ouderen en hun organisaties. De veranderingen bieden aan pgo-organisaties meer kansen. Zij kunnen in de stelsels een sterke positie gaan innemen ten opzichte van zorgverzekeraars en zorgaanbieders, en op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. Zij kunnen rollen en taken op zich nemen om zorgverzekeraars en zorgaanbieders te prikkelen tot producten en prestaties die beter aansluiten bij de wensen van patiënten, gehandicapten en ouderen. Ook kunnen de landelijk werkende organisaties een belangrijke rol spelen bij de ondersteuning van lokale organisaties in het kader van de Wmo. Er zijn nieuwe uitdagingen voor de pgo-organisaties. Het gaat bijvoorbeeld om het formuleren van eisen voor een goede inkoop door zorgverzekeraars en gemeenten en het bijdragen aan de ontwikkeling van methoden om vanuit gebruikersperspectief de kwaliteit van de ontvangen zorg en maatschappelijke ondersteuning te toetsen. Richting de doelgroep van pgo-organisaties gaat het bijvoorbeeld om ondersteuning bij het gebruik van bestaande keuze-informatie over het functioneren van zorgverzekeraars en zorgaanbieders en het geven van informatie over best practices. Tijdens het AO van 8 februari jl. kwam het belang van autonomie van pgo-organisaties aan de orde. Ik onderschrijf dit belang volledig. Veel pgo-organisaties zijn voor hun voortbestaan niet afhankelijk van overheidssubsidies. Zij blijken namelijk, naast subsidie vanuit het Fonds PGO, ook andere inkomsten te hebben. Voor zover pgo-organisaties aanvullend budget van de overheid willen, zullen ze daarvoor bij het Fonds PGO goede plannen moeten indienen. Hierbij is geen sprake van aantasting van de automie van pgo-organisaties. Het Fonds PGO zal niet gaan sturen op de inhoud van de structurele belangenbehartiging door pgo-organisaties. 3 Achtergronden nieuwe subsidieregeling In mijn brief d.d. 13 november 2003 (29 214, nr. 5) heb ik het algemene nieuwe VWS-subsidiebeleid nader toegelicht, mede in relatie tot de ambities van dit kabinet ten aanzien van kennis, innovatie en meedoen. Vanuit deze ambitie is de inzet van de VWS-subsidiemiddelen heroverwogen en meer gericht op het bevorderen van eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid, om mensen en organisaties uit te nodigen en in staat te stellen maatschappelijk te participeren en blijvend mee te doen. In vervolg hierop is de afgelopen periode gewerkt aan een nieuwe subsidieregeling voor organisaties van patiënten, gehandicapten en ouderen. Uitgangspunt is om publieke middelen gericht in te zetten voor maatschappelijke doelstellingen als het versterken van de positie van patiënten en cliënten en hun organisaties. Nodig is meer focus aan te brengen in de inzet van de middelen. Daarbij hoort ook een verantwoording in termen van resultaten. Het gaat bij de nieuwe subsidieregeling om: een omslag van organisatie-subsidiëring naar prestatiefinanciering. Het gaat straks om toetsbare activiteiten en zichtbare prestaties. De oude situatie voldeed niet meer. Met name bij de subsidie aan gehandicaptenorganisaties en ouderenbonden werd te weinig uitgegaan van de onderbouwing van de concrete activiteiten ten behoeve van de publieke doelstellingen van de subsidie. het wegnemen van de huidige willekeur in de verdeling van de subsidies. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 16 4

5 In de subsidiëring van de organisaties van gehandicapten en ouderen was in de praktijk een grote verscheidenheid ontstaan zonder dat hiervoor een goede argumentatie leek te zijn. Het Fonds PGO heeft in de loop der jaren een aantal instellingssubsidies aan gehandicapten- en ouderenorganisaties als uitvoerder van VWS overgenomen. Voor deze groep bestaan op dit moment geen criteria. Ook gold er geen beperking ten aanzien van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend. Dit houdt in dat er ook activiteiten buiten het VWS-domein worden gesubsidieerd, zoals belangenbehartiging ten aanzien van wonen, werken, vervoer, etcetera. De subsidiebedragen waarop de betreffende organisaties aanspraak kunnen maken zijn historisch bepaald, waarbij de grondslag wordt gevormd door het destijds door VWS overgedragen budget. In de subsidiebedragen zit dus geen systeem en er bestaan grote verschillen tussen organisaties. Zo komt het voor dat een gehandicaptenorganisatie die een donateursaantal heeft van 4000 thans een subsidiebedrag ontvangt van circa , terwijl een andere organisatie met minder dan 150 leden jaarlijks een subsidie van meer dan , ontvangt. Dit verschil is momenteel niet gebaseerd op inhoudelijke gronden. Dat drie ouderenbonden gezamenlijk 2,7 miljoen ontvangen is in vergelijking tot wat patiënten- en gehandicaptenorganisaties ontvangen niet proportioneel. het wegnemen van de huidige overlap in de verdeling van de subsidies. Op diverse terreinen bestaat, op historische gronden, overlap in de gesubsidieerde activiteiten. Meer samenwerking tussen organisaties is gewenst. Zo zijn er bijvoorbeeld vijf organisaties voor ouders van verstandelijk gehandicapten, met daarnaast nog een aantal organisaties dat zich op specifieke verstandelijke handicaps richt en een tweetal koepels ten behoeve van dezelfde doelgroep. Ik ken verschillende voorbeelden op het terrein van patiëntenorganisaties waarbij samenwerking en bundeling ertoe heeft bijgedragen dat de mening van de betreffende organisatie beter werd gehoord. De Vereniging Spierziekten Nederland heeft bijvoorbeeld op deze wijze de belangen van een grote groep spierziekten die alle relatief weinig voorkomen in de wetenschappelijke wereld kunnen verankeren. Ik wil dergelijke samenwerking met de nieuwe subsidieregeling verder stimuleren. het creëren van meer flexibliteit in de verdeling van de subsidies. In de oude situatie heeft het Fonds PGO weinig mogelijkheden om de publieke middelen voor pgo-organisaties samenhangend in te zetten. Ook heeft het Fonds PGO weinig flexibliteit om budget in te zetten voor belangrijke nieuwe plannen van pgo-organisaties, omdat daar nauwelijks budgetruimte voor is. Het was dus nodig om de beschikbare middelen doelgerichter en doelmatiger in te zetten. Met de nieuwe subsidieregeling wil ik bereiken dat de pgo-organisaties de kansen in het veranderde stelsel kunnen grijpen. Door het opstellen van inhoudelijke programma s, ter besteding van het beschikbare subsidiebudget, zal het Fonds PGO dit meer actief kunnen bevorderen. In 2004 heb ik het Fonds PGO gevraagd een voorstel te doen voor een nieuwe subsidieregeling. Hierbij heb ik een aantal randvoorwaarden meegegeven: het voorstel moest meer dan nu worden toegespitst op zaken met een publiek belang op de terreinen zorg en maatschappelijke ondersteuning, op financiering van activiteiten en niet van organisaties, op het zichtbaar maken van prestaties, en op het gelijk behandelen van gelijksoortige organisaties. Het Fonds heeft hiervoor een adviescommissie ingesteld onder leiding van de heer Scheerder. De commissie heeft de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 16 5

6 genoemde randvoorwaarden als uitgangspunt genomen, en heeft haar ideeën besproken met de organisaties van patiënten, gehandicapten en ouderen. In het rapport van de commissie Scheerder worden richtinggevende voorstellen gedaan op basis van de door VWS gestelde randvoorwaarden: De commissie is van mening dat de functies lotgenotencontact, voorlichting en belangenbehartiging alleen subsidiabel zouden moeten zijn indien deze in onderlinge samenhang worden uitgevoerd. De commissie is van mening dat voor de bekostiging van de functies voorlichting en belangenbehartiging op koepelniveau geen subsidiemiddelen beschikbaar dienen te worden gesteld. Hiervoor draagt de commissie verschillende redenen aan: geen adequate samenwerking en taakafbakening bestaande koepelstructuur, inbreng lidorganisaties in het beleid van de koepels niet altijd optimaal, binnen de koepels dienen de lidorganisaties de dienst uit te maken. De commissie adviseert een volledige bottom-up financiering van de koepels. Wel kunnen koepels in aanmerking komen voor projectsubsidies. De commissie is van mening dat de functie «ondersteuning van medezeggenschap» volledig uit de bijdragen van cliëntenraden zou moeten worden gefinancierd. Totdat een adequate financiering van cliëntenraden is gewaarborgd, acht de commissie vanwege het belang van de functie een subsidie van overheidswege uit het Fonds PGO gerechtvaardigd. Kwaliteitstoetsing vanuit cliëntenperspectief is naar de mening van de commissie een zeer belangrijke functie, met een duidelijk publiek belang, die voor subsidie van overheidswege uit het Fonds PGO in aanmerking komt. Ten aanzien van ouder- en familieorganisaties acht de commissie functies die worden uitgeoefend vanuit het perspectief en de ervaringsdeskundigheid van ouders/familieleden voor het Fonds PGO niet subsidiabel. Wel subsidiabel zijn functies uitgeoefend door familieleden/ouders vanuit het perspectief en de ervaringsdeskundigheid van mensen met de ziekte, aandoening of functiebeperking zelf. Organisaties komen voor subsidie in aanmerking indien de organisatie landelijk werkzaam is en de meerderheid van de leden en donateurs van de organisatie bestaat uit personen die een bepaalde ziekte, aandoening, lichamelijke of verstandelijke functiebeperking hebben en/of hun vertegenwoordigers; of zestig jaar of ouder zijn (in de subsidieregeling wordt overigens een grens van 65 jaar gehanteerd). Het Fonds PGO is bij zijn voorstel uitgegaan van het advies van de commissie Scheerder en van zijn jarenlange ervaring met de subsidiëring van patiëntenorganisaties. De betreffende regeling voor patiëntenorganisaties gaat uit van drie kernfuncties: voorlichting, lotgenotencontact en belangenbehartiging. Het is een regeling met duidelijke criteria die bepalen welke organisaties voor subsidie in aanmerking komen en voor welke activiteiten die organisaties subsidie kunnen krijgen. Voor alle andere organisaties, waaronder ook de gehandicapten- en ouderenorganisaties, bestond nog geen subsidieregeling. Op de onderdelen koepels en ouderenbonden heeft het Fonds PGO het advies van de commissie Scheerder aangepast. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 16 6

7 4 Totstandkoming nieuwe subsidieregeling In het overleg met uw Kamer van 8 februari jl. werd gevraagd naar de betrokkenheid van de pgo-organisaties bij de totstandkoming van de nieuwe subsidieregeling. Zoals ik in mijn eerdere brief over de subsidieregeling d.d. 23 december 2005 meldde, heeft de adviescommissie, onder leiding van de heer Scheerder, haar ideeën voor een nieuwe subsidieregeling besproken met de pgo-organisaties. De uitkomsten van deze gesprekken zijn meegenomen in het uiteindelijke advies aan het Fonds PGO dat de commissie Scheerder in mei 2005 heeft uitgebracht. Het Fonds PGO heeft dit advies uitgewerkt tot een voorstel voor een nieuwe subsidieregeling, en heeft dit in september 2005 voorgelegd aan de pgo-organisaties. Het Fonds PGO heeft bij de voorbereiding verschillende malen met de betrokken organisaties gesproken. Gehandicapten- en ouderenorganisaties, waarvoor de veranderingen over het algemeen het grootst zijn, werden in totaal drie keer geraadpleegd door de commissie Scheerder en het Fonds PGO. De opvattingen van de pgo-organisaties hebben op onderdelen tot aanpassing van het voorstel geleid. Op 30 september 2005 heeft het Fonds zijn voorstel aan mij voorgelegd. Vervolgens is het voorstel in nauwe samenwerking met het Fonds PGO omgevormd tot de onderhavige ministeriële regeling. De belangrijkste inhoudelijke aanpassingen die in deze fase, eind 2005, zijn aangebracht betreffen: Een regeling voor het geval meerdere organisaties, die zich inzetten voor dezelfde doelgroep, subsidie aanvragen. Daarbij wordt samenwerking tussen de betreffende organisaties gestimuleerd. Bij het onderdeel «kwaliteitstoetsing vanuit cliëntenperspectief» is expliciet aangegeven dat openbaarheid (beschikbaarheid voor iedereen) en landelijke vergelijkbaarheid (uniforme meetmethode) subsidievoorwaarden zijn. «Empowerment» van cliënten als doelstelling van kwaliteitstoetsing is geschrapt. De afbouwregeling is verruimd in verband met de vertraging van het tijdstip waarop de nieuwe subsidieregeling wordt toegepast. Het aanvankelijke voorstel bevatte de volgende afbouw: 2006: 90%, 2007: 60%, 2008: 30%. Vanwege de vertraging wordt dit verruimd: 2006: 100%, 2007: 90%, 2008: 60%, 2009: 30%. Voorts is de regeling van een toelichting voorzien. 5 Hoofdkenmerken nieuwe subsidieregeling De nieuwe subsidieregeling richt zich op activiteiten van pgo-organisaties die betrekking hebben op zorg of maatschappelijke ondersteuning. Tijdens het debat op 8 februari jl. kwam de vraag aan de orde of de pgo-organisaties nog wel zouden kunnen blijven voortbestaan met de systematiek van de nieuwe subsidieregeling. Naar aanleiding hiervan merk ik op dat er alle aanleiding is om aan te nemen dat de organisaties die onder de reikwijdte van de regeling blijven vallen, in staat zullen zijn te blijven voortbestaan. De patiënten- en gehandicaptenorganisaties komen op grond van de nieuwe regeling structureel in aanmerking voor een subsidiebedrag. Dit subsidiebedrag bevat een component voor instandhoudingskosten. Daarnaast ontvangen de organisaties contributies en donaties van leden en donateurs. Vele pgo-organisaties blijken een deel van hun activiteiten te kunnen bekostigen uit andere inkomsten dan subsidie vanuit het Fonds PGO. Daarnaast kunnen de pgo-organisaties nog meer subsidie ontvangen door met goede plannen een beroep te doen op het budget speerpunten/ projecten, mits de plannen passen binnen het daarvoor opgestelde programma. Het kan hierbij ook gaan om meerjarige projecten. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 16 7

8 Het Fonds PGO is een ZBO en gaat over de toepassing van de nieuwe subsidieregeling in individuele gevallen. De besluitvorming over individuele subsidies is op grond van de Tijdelijke regeling delegatie subsidiebevoegdheid gedelegeerd aan het Fonds PGO. Alle organisaties moeten, om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, een subsidieaanvraag indienen. Deze aanvraag dient vergezeld te gaan van een begroting en een werkplan. In de bijlage 1 bij deze brief staat een indicatief overzicht, opgesteld door het Fonds PGO, van de consequenties van de nieuwe subsidieregeling voor de diverse individuele organisaties. Dit overzicht is bedoeld om een beeld te geven van de effecten van de nieuwe subsidieregeling. Individuele pgo-organisaties kunnen hieraan geen rechten ontlenen. Hoe het precies voor een individuele pgo-organisatie gaat uitpakken is afhankelijk van diverse factoren, zoals de kwaliteit van de bij het Fonds PGO ingediende plannen, de samenwerking met andere pgo-organisaties, het beroep dat pgo-organisaties kunnen doen op extra subsidie uit het budget speerpunten/projecten en de omvang van de overige inkomsten van de betreffende organisatie. Hieronder volgt een nadere toelichting voor diverse groepen organisaties. Patiënten- en gehandicaptenorganisaties Het Fonds PGO kan aan patiënten- en gehandicaptenorganisaties jaarlijks een subsidie toekennen tot een maximaal bedrag (in 2006 maximaal , ). De subsidie wordt als volgt berekend: een vast basisbedrag (in , ). Daarbovenop komt een omvangstoeslag die is gerelateerd aan de inkomsten uit contributies van leden en bijdragen van donateurs (rekenregel: het aantal leden wordt vermenigvuldigd met de minimumbijdrage die de organisatie voor haar leden heeft vastgesteld. Dit product wordt vermenigvuldigd met een door het Fonds PGO vast te stellen variabele factor die afhankelijk is van het aantal leden/donateurs van de organisatie. Hierbij geldt een maximum van 100, per lid.). Voor iedere ziekte/aandoening geldt een maximum subsidiebedrag van ,. Soms zijn er meerdere organisaties die zich inzetten voor de belangen van mensen met dezelfde ziekte of aandoening. Indien meerdere organisaties een beroep willen doen op het betreffende maximum subsidiebedrag voor deze ziekte/aandoening, dan stimuleert het Fonds PGO dat zij een gezamenlijk plan indienen. Lukt dat niet, dan wordt subsidie verleend aan de organisatie die het beste plan heeft ingediend. Hierbij beoordeelt het Fonds PGO onder meer het beoogde doelbereik van de ingediende plannen. In geval van kwalitatief gelijkwaardige plannen, wordt subsidie verleend aan alle indieners van de gelijkwaardige plannen, waarbij het geldende limietbedrag voor de betreffende ziekte/aandoening wordt verdeeld. Hierbij is het niet de bedoeling dat een versnippering van het limietbedrag ontstaat. 1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. Deze nieuwe systematiek van subsidietoekenning heeft de volgende gevolgen: Bijna alle patiëntenorganisaties blijven structureel in aanmerking komen voor hetzelfde subsidiebedrag als voorheen ten behoeve van voorlichting, lotgenotencontact en belangenbehartiging. Gehandicaptenorganisaties kunnen op grond van de nieuwe subsidieregeling structureel in aanmerking komen voor hetzelfde subsidiebedrag als patiëntenorganisaties. Hiermee worden historisch gegroeide verschillen in ontvangen subsidiebedragen rechtgetrokken. Een aantal gehandicaptenorganisaties gaan er hierdoor op vooruit, een aantal op achteruit. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 16 8

9 Hoeveel patiënten- en gehandicaptenorganisaties daadwerkelijk ontvangen aan subsidie is afhankelijk van het aantal leden, de contributie (zie de rekenregel hierboven) en de kwaliteit van de plannen. Uw Kamer vroeg op 8 februari ook aandacht voor de kleine patiënten- en gehandicaptenorganisaties. Deze organisaties kunnen, voor zover zij aan de voorwaarden van de nieuwe subsidieregeling voldoen, jaarlijks in aanmerking blijven komen voor hetzelfde subsidiebedrag dat zij voorheen ontvingen. Kleine patiënten- en gehandicaptenorganisaties kunnen relatief meer per lid ontvangen dan grote patiëntenen gehandicaptenorganisaties. Op 8 februari jl. kwam aan de orde dat ouder- en familieorganisaties op grond van de nieuwe subsidieregeling niet in aanmerking zouden kunnen komen voor subsidie. Dit is een misverstand. Indien deze organisaties zich inzetten vanuit het perspectief van de patiënten en gehandicapten die zij vertegenwoordigen dan kunnen zij wel in aanmerking komen voor structurele subsidie van het Fonds PGO. Voor de desbetreffende ziekten/ aandoeningen geldt dan wel het maximale subsidiebedrag, waarop deze ouder- en familieorganisaties, als er ook andere organisaties voor dezelfde doelgroep zijn, samen aanspraak kunnen maken. Het heeft de voorkeur als de betreffende organisaties een gezamenlijk plan indienen bij het Fonds PGO. Lukt dat niet dan wordt subsidie verleend aan de organisatie die het beste plan heeft ingediend. Hierbij beoordeelt het Fonds PGO onder meer het beoogde doelbereik van de ingediende plannen. In geval van kwalitatief gelijkwaardige plannen, wordt subsidie verleend aan alle indieners van gelijkwaardige plannen, waarbij het geldende limietbedrag voor de betreffende ziekte/aandoening wordt verdeeld. Hierbij is het niet de bedoeling dat een versnippering van het limietbedrag ontstaat. Ouderenbonden Ouderenbonden ontvingen op historische gronden veel meer subsidie dan patiënten- en gehandicaptenorganisaties. Tegelijkertijd zijn ouderenbonden voor hun instandhouding minder afhankelijk van subsidie van het Fonds PGO dan patiënten- en gehandicaptenorganisaties. Ook was er geen ruimte voor «nieuwe toetreders», ouderenbonden die voorheen geen subsidie ontvingen. Voor de activiteiten van ouderenbonden is een geoormerkt bedrag beschikbaar, dat op grond van een door Fonds PGO op te stellen programma wordt verdeeld. Dit programma zal in overleg met de ouderenbonden worden opgesteld. Bij de verdeling van het beschikbare bedrag wordt voorrang verleend aan die aanvragen die het meeste bijdragen aan de verwezenlijking van het daartoe opgestelde programma. De geoormerkte budgetten voor activiteiten van ouderenbonden bedragen in totaal , en hebben betrekking op zorg en maatschappelijke ondersteuning. Het terrein van maatschappelijke ondersteuning heeft een brede scope, waarin veel activiteiten van ouderenbonden en hun koepel een plaats kunnen krijgen. Voor projecten op het «levensbrede» terrein kunnen ouderenbonden en hun koepel een beroep doen op het daarvoor geoormerkte budget (zie de toelichting verderop in deze brief). Koepels Al in de Nota Met zorg kiezen van 12 juni 2001 (27 807, nr. 2) is aangekondigd dat de financiering van koepels van pgo-organisaties meer prestatiegericht zou worden en dat de financiële binding van koepels met hun leden vergroot zou worden. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 16 9

10 Ik vind het aan de pgo-organisaties om te bepalen of en hoe zij zich willen organiseren in een koepel. De leden moeten bepalen wat de koepel voor hen doet. Hierdoor zullen de activiteiten van de koepels beter aansluiten bij de behoeften van de aangesloten lidinstellingen. In het verlengde hiervan moet de instandhouding van de koepels door hun leden worden gefinancierd. Koepels hebben bij uitstek de positie om activiteiten met een publiek belang uit te voeren die van groot belang zijn en iets toevoegen aan het werk van de afzonderlijke lidorganisaties. Voor dit soort activiteiten kunnen koepels voor subsidie van het Fonds PGO in aanmerking komen. Ik ben voornemens de subsidieregeling, zoals die in de Staatscourant is gepubliceerd, zodanig aan te passen dat naast de algemene koepels NPCF en CG-raad, ook de Federatie van Ouderverenigingen (FvO, de koepel voor verstandelijk gehandicapten), en het Landelijk Platform cliënten- en familieorganisaties GGZ (Platform GGZ) in aanmerking kunnen komen voor subsidie voor hun activiteiten. De genoemde vier koepels zijn op dit moment representatieve vertegenwoordigers voor hun doelgroepen; ze dekken de doelgroep van patiënten en gehandicapten volledig. Voor subsidies aan de genoemde koepels wordt jaarlijks door het Fonds PGO een subsidieplafond vastgesteld. Daarnaast werkt Fonds PGO een regeling uit op grond waarvan patiënten- en gehandicaptenorganisaties, die binnen het bereik van de Regeling vallen, een deel van hun contributie aan de genoemde vier koepels kunnen declareren. Het voor koepels geoormerkte budget is gericht op activiteiten die betrekking hebben op zorg en maatschappelijke ondersteuning. Het terrein van maatschappelijke ondersteuning heeft een brede scope, waarin veel activiteiten van de koepels een plaats kunnen krijgen. Voor projecten op het «levensbrede» terrein kunnen koepels een beroep doen op het daarvoor geoormerkte budget (zie de toelichting verderop in deze brief). Bij de verdeling van de beschikbare geoormerkte bedrag voor de diverse koepels wordt voorrang verleend aan die aanvragen die het meeste bijdragen aan de verwezenlijking van het daartoe door het Fonds PGO opgestelde programma. Ondersteuning medezeggenschapsorganisaties Ik vind dat het aan de cliëntenraden en medezeggenschapsorganisaties is om te bepalen of en hoe zij hun ondersteuning willen organiseren. De cliëntenraden en medezeggenschapsorganisaties moeten bepalen wat de organisatie die hen ondersteunt voor hen doet. In het verlengde hiervan moeten zij hun ondersteuning zelf financieren. In de nieuwe subsidieregeling is echter een voorziening getroffen om de ondersteuning van cliëntenraden en medezeggenschapsorganisaties de komende jaren te kunnen blijven subsidiëren. De voorziening is tijdelijk bedoeld en zal gelden totdat een adequate financiering van cliëntenraden gewaarborgd is. In dit kader is een wijziging van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ) in voorbereiding, zoals vermeld in de brief aan uw kamer van 23 december 2005 (29 214, nr. 13). Voor de instellingssubsidies aan koepels van cliëntenraden en medezeggenschapsorganisaties wordt door het Fonds PGO jaarlijks een subsidieplafond vastgesteld. Bij de verdeling van het beschikbare bedrag wordt voorrang verleend aan die aanvragen die het meeste bijdragen aan de verwezenlijking van het daartoe door het Fonds PGO opgestelde programma. Ook de koepels van cliëntenraden en medezeggenschapsorganisaties kunnen in aanmerking komen voor het budget speerpunten/projecten, mits de plannen passen binnen het daarvoor opgestelde programma. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

11 Budget voor kwaliteitstoetsing vanuit cliëntperspectief In de afgelopen periode subsidieerde het Fonds PGO op bescheiden schaal kwaliteitstoetsing vanuit cliëntperspectief. Op grond van de nieuwe subsidieregeling blijft er een budget voor dit doel beschikbaar. Ik streef ernaar met de beschikbare middelen voor dit doel meer substantiële resultaten te bereiken. Zoals ik in de Kwaliteitsbrief aan de Tweede Kamer d.d. 10 februari 2006 (28 439, nr. 12) heb aangekondigd streven veldpartijen naar de oprichting van een organisatie die zorg gaat dragen voor de invoering van landelijk gestandaardiseerde metingen van patiënten- en cliëntenervaringen, op een meer substantiële schaal. Het is mijn bedoeling dat de financiering vanuit het Fonds PGO daarbij gaat aansluiten. Het Fonds PGO werkt een inhoudelijk programma uit om de budgetten voor kwaliteitstoetsing vanuit cliëntperspectief te kunnen verdelen. De belangrijkste voorwaarden voor subsidie zijn openbaarheid van de toetsingsresultaten, gebruik maken van een gestandaardiseerde meetmethode en uniforme toepassing in alle sectoren van zorg en maatschappelijke ontwikkeling (landelijke vergelijkbaarheid). Hiervoor wordt jaarlijks door Fonds PGO een subsidieplafond vastgesteld. Bij de verdeling van het beschikbare bedrag wordt voorrang verleend aan die aanvragen die het meeste bijdragen aan de verwezenlijking van het daartoe door Fonds PGO opgestelde programma. Het uitgangspunt van dit programma zal zijn dat de toetsingen zelf door zorgverzekeraars en zorgaanbieders worden gefinancierd. Hoe omgaan met organisaties die minder of geen subsidie meer ontvangen? Het Fonds PGO verwacht, op grond van de nieuwe subsidieregeling, van ongeveer 30 organisaties de instellingssubsidie af te gaan bouwen. In een aantal gevallen blijven de betreffende organisaties in aanmerking komen voor subsidie. Daarbij gaat het om onder meer organisaties met overlappende doelgroepen. Een aantal van deze organisaties richt zich vanuit een specifieke levensbeschouwelijke grondslag op een doelgroep die ook door andere organisaties wordt bediend. Een aantal andere organisaties richt zich uitsluitend op kinderen/jongeren, terwijl er ook een algemene organisatie op hetzelfde terrein actief is. Deze organisaties die mensen met een bepaalde ziekte of handicap vertegenwoordigen, kunnen op grond van de nieuwe subsidieregeling voor hun achterban een gezamenlijk plan indienen. Lukt dat niet, dan wordt subsidie verleend aan de organisatie die het beste plan heeft ingediend. Hierbij beoordeelt het Fonds PGO onder meer het beoogde doelbereik van de ingediende plannen. In geval van kwalitatief gelijkwaardige plannen, wordt subsidie verleend aan alle indieners van de gelijkwaardige plannen, waarbij het geldende limietbedrag voor de betreffende ziekte/aandoening wordt verdeeld. In een aantal andere gevallen gaat het om organisaties die zich niet specifiek richten op mensen met een bepaalde ziekte of handicap, en daarom niet voldoen aan de criteria van de nieuwe subsidieregeling. Het gaat om organisaties die zich uitsluitend bezighouden met rouwverwerking of slachtofferhulp, om organisaties die uitsluitend de belangen van familieleden behartigen, organisaties die zich uitsluitend richten op rechtspersonen of om organisaties die zich richten op gezonde personen. Voor de organisaties die minder of geen subsidie meer gaan ontvangen is er een goede afbouwregeling. Ik wil de regeling zo spoedig mogelijk toepassen, maar vanwege de vertraging de bepalingen voor de afbouw Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

12 van subsidies als volgt verruimen: 2006: 100%, 2007: 90%, 2008: 60%, 2009: 30%. De ouderenorganisaties en de meeste gehandicaptenorganisaties krijgen ook in % van het bedrag in 2005, omdat zij bij de overdracht van de subsidiëring van VWS naar het Fonds PGO een zogenaamde subsidiegarantie hebben gekregen, waardoor hun subsidie tot 2008 wordt aangevuld tot het niveau van Organisaties die minder subsidie ontvangen kunnen door goede plannen in te dienen, die passen binnen het daarvoor door het Fonds PGO op te stellen inhoudelijke programma, in aanmerking komen voor subsidie uit het budget speerpunten/projecten. Het Fonds PGO kan op grond van artikel 7 van de nieuwe subsidieregeling besluiten om de activiteiten van organisaties, met een belangrijke aanvullende betekenis voor de positie van patiënten, gehandicapten en ouderen, te subsidiëren. Daarnaast heeft het Fonds PGO in uitzonderingsgevallen de mogelijkheid, wanneer er als gevolg van de nieuwe subsidieregeling doelgroepen met een bepaalde ziekte of handicap buiten de boot dreigen te vallen en dit onbillijke gevolgen heeft, op grond van artikel 10 bepalingen van de regeling ten aanzien van een organisatie al dan niet tijdelijk buiten toepassing te laten. Organisaties die het niet eens zijn met de besluitvorming van het Fonds PGO kunnen de daarvoor geldende bezwaar- en beroepsprocedures volgen. 6 Besteding budgetruimte die ontstaat als gevolg van de nieuwe subsidieregeling Waar gaat het geld naartoe dat «vrijvalt» als de pgo-organisaties in aanmerking komen voor een lager subsidiebedrag dan voorheen, zo vroeg uw Kamer tijdens het overleg op 8 februari Met de nieuwe subsidieregeling zoek ik naar een goede balans tussen continuïteit en ruimte voor vernieuwing. Voorheen bestond er nauwelijks mogelijkheid voor financiering van belangrijke aanvullende plannen van pgo-organisaties of voor financiering van nieuwe toetreders, pgo-organisaties voor ziekten/aandoeningen die voorheen geen subsidie van het Fonds PGO ontvingen. Als gevolg van de nieuwe regeling ontstaat er budgetruimte. Deze budgetruimte neemt toe vanaf 2007 en bereikt in 2010 een omvang van 6,0 miljoen. Ik wil deze budgetruimte zowel inzetten voor vernieuwing op het terrein van zorg en maatschappelijke ondersteuning, als voor «nieuwe toetreders» en belangenbehartiging op het levensbrede terrein. De budgetruimte wil ik als volgt inzetten: Aanvullende belangrijke plannen van pgo-organisaties (projectsubsidies); Uitvoering van de motie Van Miltenburg. (zie paragraaf 7); Jaarlijkse subsidie aan «nieuwe toetreders» die zich inzetten voor ziekten/aandoeningen die voorheen geen subsidie van het Fonds PGO ontvingen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

13 Tabel Budgetruimte als gevolg van de nieuwe subsidieregeling (in miljoenen ) Functiefinanciering voorlichting, lotgenotencontact, belangenbehartiging, medezeggenschap en kwaliteitstoetsing vanuit cliëntperspectief 24,3 24,1 21,5 19,4 18,9 Budgetruimte 0,6 0,8 3,4 5,5 6,0 Totaal 24,9 24,9 24,9 24,9 24,9 Bij de besteding van de budgetruimte beoog ik meer ruimte aan pgo-organisaties te geven om de positie van hun achterban ten opzichte van zorgverzekeraars, zorgaanbieders, gemeenten te versterken. Ik wil de pgo-organisaties stimuleren om met initiatieven te komen en wil tegelijkertijd ook het benodigde budget hiervoor kunnen bieden. De nieuwe subsidieregeling maakt dit mogelijk. Het gaat om belangrijke aanvullende plannen van pgo-organisaties. Om een voorbeeld van een mogelijk toekomstig project te noemen: een meerjarig project gericht op de benutting van de mogelijkheden van het Electronisch Patiënten Dossier door patiënten, gehandicapten en ouderen. Het Fonds PGO werkt in 2006 een inhoudelijk programma uit ter verdeling van de budgetruimte. 7 Uitvoering motie Van Miltenburg Met name de gehandicapten- en ouderenorganisaties zijn momenteel op het gehele levensbrede terrein actief. De nieuwe subsidieregeling richt zich op de terreinen zorg en maatschappelijke ondersteuning. Het terrein van maatschappelijke ondersteuning heeft een brede scope, waarin veel activiteiten van pgo-organisaties een plaats kunnen krijgen. Over de verantwoordelijkheid van de diverse departementen om in hun beleid rekening te houden met mensen met beperkingen zijn in het kabinet afspraken gemaakt, het zogenoemde «inclusief beleid». Dit geldt voor alle beleidsmaatregelen die worden voorbereid. Iedere bewindspersoon is daarmee dus verantwoordelijk voor de positie van mensen met beperkingen binnen zijn eigen beleidsterrein. Als het over de toegankelijkheid van het openbaar vervoer gaat is de minister van Verkeer en Waterstaat verantwoordelijk. Gaat het over pensioenen en sociale zekerheid dan is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid portefeuillehouder. Voor onderwijs is dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Mensen met een beperking zijn eerst en vooral immers reiziger, werknemer of uitkeringsgerechtigd, of leerling. In de meeste gevallen is het doelmatiger om een dienst toegankelijk te maken dan om een aparte voorziening te bouwen. Het mes snijdt dan aan twee kanten: betere mogelijkheid om te participeren, minder uitsluiting en minder maatschappelijke kosten. Ik onderschrijf dat het belangrijke werk van pgo-organisaties buiten het VWS-domein voortgang moet kunnen hebben. Nadat de motie Van Miltenburg door uw Kamer was aanvaard heeft overleg tussen mijn departement en diverse andere departementen plaatsgevonden. 1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. Ook de andere departementen hebben in het verleden een omslag gemaakt naar meer prestatiegerichte subsidiëring. Pgo-organisaties kunnen ook in aanmerking komen voor financiering van activiteiten op de terreinen van andere departementen (ministeries, decentrale overheden en uitvoeringsinstellingen). Dat gebeurt nu ook al (zie kader in de bijlage) 1. Bij deze prestatiegerichte financiering kunnen pgo-organisaties Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

14 de overheadkosten meenemen als percentage van de projectkosten. De andere departementen onderschrijven dit als een logische consequentie van de nieuwe subsidieregeling. Indien departementen in de toekomst activiteiten van pgo-organisaties gaan financieren, zal daar waar relevant bezien worden of dit via het Fonds PGO kan gebeuren. Ik hecht een groot belang aan de continuïteit van de belangenbehartiging door pgo-organisaties op het levensbrede terrein. Ter uitvoering van de motie Van Miltenburg stel ik hiervoor, bovenop de bijdragen door andere departementen, jaarlijks een geoormerkt budget beschikbaar via het Fonds PGO voor «levensbrede» projecten buiten het VWS-domein. Dit wordt bekostigd uit de budgetruimte die ontstaat als gevolg van de nieuwe subsidieregeling. Pgo-organisaties kunnen uit dit geoormerkte budget meerjarige projectsubsidies verkrijgen; dat geeft meer zekerheid dan éénjarige projectsubsidies en vermindert «rompslomp» voor pgo-organisaties. De ouderen- en gehandicaptenorganisaties hebben een budgetgarantie voor financiering van hun levensbrede activiteiten tot en met Aansluitend komt er vanaf 2008 een geoormerkt budget beschikbaar voor deze levensbrede activiteiten. Tabel Besteding budgetruimte Geoormerkt budget uitvoering motie Van Miltenburg 0,0 0,0 2,6 3,5 3,5 Budget speerpunten/projecten en «nieuwe toetreders» (zie hierboven in deze brief) 0,6 0,8 0,8 2,0 2,5 Budgetruimte 0,6 0,8 3,4 5,5 6,0 De geoormerkte middelen worden bij voorkeur ingezet in samenhang met de inzet vanuit andere departementen. Het gaat om prestatiegerichte financiering op grond van een door Fonds PGO op te stellen programma. Bij het opstellen van het programma worden de pgo-organisaties nadrukkelijk betrokken. Daarnaast zal ik, ter uitvoering van de motie van Miltenburg, jaarlijks monitoren hoeveel de andere departementen besteden aan activiteiten van pgo-organisaties. In de bijlage 1 bij deze brief staat hiervan een eerste overzicht. 8 Toepassing nieuwe subsidieregeling Begin januari 2006 zijn de nieuwe Regeling algemene subsidiebepalingen Fonds PGO en de nieuwe Regeling functiefinanciering PGO-organisaties gepubliceerd in de Staatscourant. Ik heb het Fonds PGO verzocht om laatstgenoemde regeling voorlopig niet toe te passen, in afwachting van het overleg dat ik hierover met uw Kamer voer. Dit betekent dat het Fonds PGO voorlopig geen subsidies toekent op grond van de nieuwe subsidieregeling. Om te bereiken dat de betreffende PGO-organisaties hiervan zo min mogelijk hinder ondervinden, heb ik het Fonds PGO verzocht om op grond van de algemene subsidiebepalingen voorschotten te verstrekken aan die organisaties die een subsidie-aanvraag hebben ingediend en die daarvoor in aanmerking komen. Zodra ik het Fonds PGO kan melden dat de subsidieregeling kan worden toegepast, kan het Fonds PGO beginnen met het verstrekken van subsidiebeschikkingen. 1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

15 9 Tot slot Ik verwacht dat de nieuwe subsidieregeling zal leiden tot een sterkere rol van de pgo-organisaties in de zorg en maatschappelijke ondersteuning. De toepassing van de nieuwe subsidieregeling door het Fonds PGO: Geeft een goede balans tussen continuïteit en ruimte voor vernieuwing Bevordert een doeltreffende en samenhangende inzet van publieke middelen (door programmatisch werken) Bevordert doelgerichtheid (goede plannen worden beloond) Bevordert flexibiliteit (ruimte voor nieuwe toetreders, ruimte voor subsidiëring van belangrijke nieuwe plannen van pgo-organisaties) Bevordert samenwerking tussen pgo-organisaties (door programmatisch werken en door organisaties die zich voor dezelfde doelgroep inzetten te stimuleren een gezamenlijk plan in te dienen) Biedt zekerheid voor patiënten en gehandicaptenorganisaties (een subsidiebedrag waarvoor zij structureel in aanmerking komen, een deel bedoeld als instandhoudingsbijdrage, meerjarige projectsubsidies) Is rechtvaardig (gelijke gevallen worden gelijk behandeld) Biedt pgo-organisaties betrokkenheid bij de inhoudelijke programmering van het speerpunten/projectenbudget Bevordert de transparantie over de besteding van publieke middelen en de resultaten die bereikt worden Ik ga ervan uit dat ik spoedig met u een vruchtbare bespreking zal hebben over de nieuwe subsidieregeling van het Fonds PGO. Vervolgens is het mijn inzet om zo spoedig mogelijk duidelijkheid te creëren voor de pgo-organisaties. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J. F. Hoogervorst Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr