DYNAMICTENNIS BOND NEDERLAND (DTBN)

Transcriptie

1 DYNAMICTENNIS BOND NEDERLAND (DTBN) Inhoud: A. SPELREGELS B. TOERNOOIREGLEMENT C. PROCEDURE BIJ TOEKOMSTIGE WIJZIGINGEN uitgave november 2005

2 A. Spelregels dynamictennis van de DTBN. (laatstelijk gewijzigd op de ALV van 19 november 2005). Art. 1 HET SPEELVELD 1.1 De dynamictennisbanen kunnen zowel binnen als buiten worden aangelegd. Bij voorkeur zal het grondoppervlak hard en vlak moeten zijn, dit ter bevordering van het gedrag en stuitvermogen van de bal. De standaardafmetingen van het speelveld zijn 5,18 m. breed en 11,88 m. lang inclusief de lijnen. Voor officiële toernooien (categorie A en B) zijn deze afmetingen verplicht. Voor overige evenementen mag worden afgeweken - mits met toestemming van het bestuur van de DTBN - indien minstens wordt voldaan aan de minimale afmetingen zijnde 4,50 m. breed en 10,50 m. lang inclusief lijnen. De uitloop dient veilig te zijn, waarbij minimaal 1,50 m. wenselijk is. Bij een uitloop van minder dan 1,00 m. is voor het houden van wedstrijden/toernooien dispensatie nodig van de DTBN, of de door deze bond aangestelde competitieleider. Tevens dienen, na verleende dispensatie door de DTBN, de afwijkende maten ruimschoots tevoren (dus voor aanvang van de competitie of bij inschrijving voor een C-toernooi) bij de deelnemers bekend te zijn. 1.2 De 5,18 meter lijnen, min. 3 cm en max. 5 cm breed, worden eindlijnen genoemd en de 11,88 meter lijnen, min. 3 cm en max. 5 cm breed, worden zijlijnen genoemd. Het speelveld wordt door een min. 3 cm en max. 5 cm brede lijn, evenwijdig aan de zijlijnen, in 2 helften verdeeld. Deze lijn heet middenlijn. Lijnen behoren bij het speelveld. Dwars over dit rechthoekig speelveld is in het midden, evenwijdig aan de eindlijnen, een net opgehangen tussen palen die buiten het speelveld staan. Dat net moet in het midden minimaal 82 cm hoog zijn en bij de palen maximaal 85 cm. De aan te brengen belijning dient uit één kleur te bestaan naar keuze, mits voldoende contrast bestaat tussen belijning en ondergrond. 1.3 Het gedeelte van het speelveld vóór het net, gelegen rechts van de middenlijn, ten opzichte van de serveerder heet rechter-speelveldhelft, het gedeelte links van de middenlijn, linker-speelveldhelft. Het gedeelte van het speelveld achter het net, links gelegen van de middenlijn, ten opzichte van de serveerder, heet rechter-speelveldhelft van de ontvanger, het gedeelte rechts van de middenlijn, linker-speelveldhelft van de ontvanger. 1.4 De hoogte van de speelruimte bedraagt tenminste 4,50 meter. Art. 2 HET NET EN DE BEVESTIGING DAARVAN. 2.1 Het speelveld wordt verdeeld in twee helften van gelijke grootte door een net, afgebiesd met een witte bovenrand van ten hoogste 5 cm breedte, gespannen evenwijdig aan de eindlijnen, op een afstand van 5,94 meter (bij standaardafmetingen) van de eindlijnen. Het net moet met inbegrip van de netposten minimaal 6 meter en maximaal 6,50 meter lang zijn. De bovenkant van het net moet in het midden min. 82 cm hoog zijn, en de bevestiging bij de netpalen max. 85 cm. De onderkant van het net moet over de gehele lengte zo dicht mogelijk langs en evenwijdig aan het speelvlak lopen en de neteinden moeten zo dicht mogelijk aansluiten op de netposten. Het net, hetwelk door een koord op de voorgeschreven hoogte wordt gehouden, wordt aan beide zijden van het speelveld bevestigd aan een verticale post, op een hoogte van 85 cm boven het speelvlak.

3 De afstand van de buitenzijde van de netposten tot aan de buitenzijde van de zijlijn moet, horizontaal gemeten, minimaal 30 cm en maximaal 60 cm zijn. Een uitzondering hierop vormen die zalen waar de netten middels enkele steunpalen over de volle breedte van de zaal gespannen zijn. Onverminderd bovenstaande dienen voor wedstrijdgebruik netten en netposten goedgekeurd te zijn door de DTBN. Art. 3 DE BAL 3.1 Voor wedstrijden zijn uitsluitend toegestaan, ballen die zijn goedgekeurd door de DTBN. De bal is vervaardigd van een massief veerkrachtig PU-schuim. De doorsnee is tussen de 6 en 7 cm., en het gewicht bedraagt tussen 12 en 17 gram. De kleur van de bal is bij voorkeur geel. Art. 4 HET RACKET 4.1 Alleen rackets die voldoen aan de volgende specificaties zijn goedgekeurd Het slagoppervlak (de besnaring) van het racket moet vlak zijn en bestaan uit een patroon van gekruiste snaren, die verbonden zijn met een raam (frame) en die om en om gevlochten zijn of aan elkaar bevestigd, waar zij elkaar kruisen en het patroon van besnaren moet zoveel mogelijk gelijkvormig zijn. De dikte van de polyester snaren mag niet meer dan 1,35 mm bedragen. De bespanning van deze snaren bedraagt tussen de 10 en 12 kg De totale lengte van het frame van het racket -de handgreep inbegrepen- mag niet groter zijn dan 54 cm en de totale breedte niet meer dan 27 cm. Het totale bespannen oppervlak mag niet langer zijn dan 34 cm. en niet breder dan 25 cm Het gewicht van het racket mag niet meer bedragen dan 220 gram. N.B. Eerder door de DTBN goedgekeurde rackets, die dit gewicht te boven gaan, zullen worden gedoogd Aan het frame, met inbegrip van de handgreep en de snaren, mogen zich geen voorwerpen en uitsteeksels bevinden, van welke aard dan ook, tenzij deze duidelijk bedoeld zijn om trillingen te beperken of te voorkomen. Deze voorwerpen dienen dan beperkt van afmeting te zijn. Uitzondering. Wel toegestaan zijn polskoordlussen aan het uiteinde van de handgreep. Art. 5 HET ENKELSPEL 5.1 Wijze van spelen. De spelers moeten aan weerszijden van het net staan. De speler die het eerst de bal slaat wordt de serveerder genoemd, de andere de ontvanger. 5.2 De serveerder brengt de bal op de juiste manier in het spel, de ontvanger slaat op juiste wijze terug, waarna de serveerder op correcte wijze retourneert en zo vervolgens ieder op zijn beurt. 5.3 Het tijdvak, waarin de bal in het spel is heet rally. 5.4 Indien een rally wordt beëindigd zonder dat er wordt gescoord (= ongeldige bal), noemt men dit een let. Zie art Indien een rally is beëindigd doordat er is gescoord, noemt men dit een punt.

4 Art. 6 DE BEGINSLAG (DE SERVICE) 6.1 De serveerder moet bij het uitvoeren van de beginslag met beide voeten staan achter de eindlijn (of denkbeeldige verlenging daarvan) en in het eigen serviceveld (het vak dat begrensd wordt door de achterlijn en de denkbeeldige verlenging van de middenlijn). De service wordt afwisselend, na iedere servicebeurt, van de rechter- en linkerkant van de eindlijn uitgevoerd, waarbij de bal over het net in de schuin tegenover de serveerder liggende speelhelft moet worden geslagen (het vak begrensd door eindlijn, middenlijn en zijlijn). De serveerder moet de bal in het eigen speelvlak of het verlengde daarvan laten vallen. Dat vak wordt begrensd door de (verlengde) middenlijn en (verlengde) zijlijn! De eerste servicebeurt begint in het rechter speelvlak. De serveerder begint met de service op het moment dat hij klaar staat achter de eindlijn met de bal in de hand en de tegenstander eveneens klaarstaat. De service wordt uitgevoerd met een rechte neerwaartse beweging, waarbij het raakpunt van de bal niet hoger mag zijn dan nethoogte. Eerst nadat de bal de grond heeft geraakt mag geslagen worden, waarbij tot op het moment van slaan met geen van beide voeten het speelveld mag worden geraakt. De bal moet na één keer stuiten worden geslagen. Bij meerdere keren stuiten wordt de service als fout gerekend (zie ook 6.4). De bal moet rechtstreeks naar de schuin tegenover de serveerder liggende speelhelft worden geslagen, over het net heen zonder dit of de netposten te raken. 6.2 Zichtbare service. De juistheid van de service moet door de scheidsrechter kunnen worden waargenomen. Als een speler dusdanig serveert dat het zicht van de scheidsrechter op de service wordt belemmerd of deze om welke andere reden ook, twijfelt aan de juistheid van een service van een speler, moet hij bij de eerste aanleiding het spel onderbreken en de speler waarschuwen zonder een punt toe te kennen (=Let bal). Bij elke volgende soortgelijke gelegenheid waarbij de scheidsrechter twijfelt aan de juistheid van de service van die speler, moet hij een punt aan de tegenstander toekennen. Onder alle omstandigheden moet bij een duidelijk onjuiste service een punt aan de tegenstander worden toegekend Uitzondering. Bij de beoordeling van het goed uitvoeren van de service heeft de scheidsrechter het recht een speler die lichamelijk niet in staat is de service op de juiste wijze uit te voeren en hem dit vóór het begin van de wedstrijd heeft gemeld, dispensatie te verlenen. 6.3 Het slaan van de bal. Hieronder wordt verstaan het raken van de bal met het racket. Als men het racket heeft laten vallen en de bal speelt met de hand of enig ander lichaamsdeel wordt dit als een fout aangerekend. 6.4 Voetfout. Indien de serveerder tijdens de uitvoering van de service het speelveld raakt wordt de service als fout gerekend. 6.5 Gemiste service. Als de serveerder tijdens de uitvoering van de service de bal niet raakt terwijl hij wel een slagbeweging maakt, wordt de service als fout gerekend. 6.6 Service-let.

5 Indien een correct geserveerde bal het net of de netpost raakt en vervolgens in de goede speelhelft terecht komt is de service een let (= ongeldige bal). De serveerder mag opnieuw serveren. Art. 7 DE SERVICE ONTVANGST 7.1 De plaats van waaruit de speler de service ontvangt is vrij. Wel zal de speler die de service ontvangt eerst de aankomende bal één keer op zijn speelhelft moeten laten stuiten voordat teruggeslagen mag worden. De bal moet zodanig worden geslagen, dat deze rechtstreeks over of via het net, danwel langs of via de netpost de eigen speelhelft verlaat. De bal mag naar willekeur geplaatst worden in het speelveld van de tegenpartij. Art. 8 DE GOEDE TERUGSLAG 8.1 Een terugslag is goed indien de bal nadat deze het net is gepasseerd wordt teruggeslagen met een racket voordat de bal meer dan éénmaal de grond heeft geraakt en vervolgens langs, via of over het net de speelhelft verlaat. Daar waar geen aparte netposten zijn aangebracht, maar een totale bespanning dient onder langs verstaan te worden hoger dan de netrand of de bespanning. Ballen tussen het net en de paal (staander) door zijn dus fout. Een bal die na het raken van het speelveld van de tegenstander uit eigener beweging over het net terugspringt (en niet geraakt is door het racket van de tegenstander) wordt als fout van de tegenstander aangemerkt. Art. 9 DE BAL IN HET SPEL 9.1 Een bal is in het spel vanaf het ogenblik dat bij de service de bal de hand van de speler verlaat met het doel de bal te serveren. Vanaf het moment dat de bal daaraanvolgend met het racket van de serveerder wordt geraakt (met dien verstande dat aan alle overige voorwaarden voor een juiste service dient te zijn voldaan), is het toegestaan dat de overige spelers oplopen (met uitzondering van het bepaalde wat betreft de ontvanger van de service in art. 7.1). 9.2 Bal op de lijn. Een bal op de lijn wordt geacht het speelveld of de speelhelft te raken welke door die lijn wordt begrensd. De bal is uit als de bal de buitenkant van de lijn geheel is gepasseerd op het moment dat de bal de grond raakt. Art. 10 EINDE RALLY 10.1 Een rally wordt beëindigd zodra een der spelers (teams) een punt heeft gescoord Een punt. Behalve wanneer een rally met een let eindigt krijgt een speler (team) een punt: Als de tegenstander er niet in slaagt op de juiste wijze te serveren Als de tegenstander, die de service moet ontvangen, de bal terugslaat alvorens deze gestuit heeft, ook al zou de bal zijn uitgegaan of het net of de netposten hebben geraakt. Dat geldt ook wanneer de tegenstander of iets dat deze draagt of vasthoudt wordt geraakt Als de tegenstander er niet in slaagt op de juiste manier, dus voordat de bal voor de tweede maal de grond heeft geraakt, rechtstreeks langs, via of over het net terug te slaan Als de tegenstander de bal zodanig slaat dat deze buiten het speelveld de grond raakt Als de tegenstander de bal achtereenvolgens meer dan eenmaal raakt of meerdere malen op het racket laat stuiten, de bal draagt of op zijn racket opvangt Als de tegenstander of iets dat hij draagt of vasthoudt tijdens de rally het net of de netpostcombinatie zodanig raakt dat dit/deze beweegt.

6 Als de tegenstander met het racket over het net reikt, ook al heeft deze de bal correct en boven het eigen speelveld geraakt, maar daarbij zijn tegenstander zodanig hindert dat deze geen slag kan maken om de bal te retourneren Als de bal alvorens de grond te raken een tegenstander raakt of iets wat hij draagt, ook al bevindt deze tegenstander zich buiten het veld en heeft hij niet de intentie om terug te slaan Als de tegenstander volleert en hij er niet in slaagt de bal goed terug te spelen, zelfs al staat hij buiten het veld Als de tegenstander de bal raakt voordat deze het net heeft gepasseerd Als de tegenstander zijn racket naar de bal gooit en deze raakt Het spel eindigt ook als de bal via een scheidsrechter, scheidsrechterstoel, scheidsrechtertafel of grensrechter in de juiste speelveldhelft terechtkomt. In dat geval wordt echter een let gegeven. Art. 11 ONGELDIGE BALLEN (LET) 11.1 Let alleen ter beoordeling van de scheidsrechter Een bal wordt overgespeeld: Wanneer bij de beginslag het net of de posten worden geraakt, mits het serveren verder volkomen in orde is, en de bal in de juiste speelveldhelft terechtkomt. Zie ook art Wanneer er geserveerd wordt, voordat de tegenstander gereed is. Indien echter de tegenstander tracht de bal terug te slaan, dan wordt aangenomen, dat deze wel gereed was Wanneer een speler door een gebeurtenis, waarop hij geen invloed heeft, er niet in slaagt goed te serveren of terug te slaan of op een andere manier een regel overtreedt Wanneer een bal tijdens een slagwisseling beschadigd wordt Voor een correctie van een fout in de volgorde van serveren, de volgorde van ontvangen, de speelzijde of een andere fout en tevens voor het waarschuwen of het bestraffen van een speler Zodra een speler wordt gehinderd kan deze bij de scheidsrechter om een let vragen. Art. 12 DE TELLING 12.1 Een game. Een game wordt gewonnen door de speler die het eerst 21 punten behaalt, tenzij beide spelers 20 punten hebben behaald. In dat geval wint die speler, welke het eerst 2 punten meer behaalt dan de tegenstander. (zie 14.2) 12.2 Een match. Een match moet bestaan uit 2 (best of three) of 3 (best of five) gewonnen games. Bij toernooien kan van deze regel afgeweken worden conform toernooireglement Het spel moet ononderbroken zijn met als uitzondering, dat elke speler het recht heeft een pauze van niet meer dan 5 minuten te verlangen tussen de 3e en 4e game van een match en van niet meer dan 2 minuten tussen elke andere opeenvolgende games van een match. Art. 13 KEUZE VAN DE KANT EN DE SERVICE 13.1 De keuze van de kant en het recht om de eerste beginslag te doen of deze te ontvangen worden vóór het begin van iedere wedstrijd door tossen bepaald, met dien verstande, dat, indien de winnaar van de toss het recht kiest om de eerste beginslag te doen of om deze te ontvangen, de andere speler de keuze van de kant heeft en omgekeerd. Ook kan de winnaar van de toss verlangen, dat de tegenstander de eerste keuze doet. Art. 14 WISSELEN VAN KANT EN BEGINSLAG KANT

7 14.1 De speler die aan de ene kant begon in een game, moet in de volgende game aan de andere kant beginnen enzovoort tot het einde van de match. In de beslissende (3e of 5e) game moeten de spelers van kant wisselen zodra één der spelers 10 punten heeft behaald. BEGINSLAG (SERVICE) 14.2 Telkens nadat er 5 punten zijn gescoord, wordt van beginslag gewisseld; degene die heeft geserveerd, gaat ontvangen en omgekeerd. Deze servicebeurt-wisseling gaat regelmatig door, totdat beide spelers 20 punten hebben behaald. In dit geval wordt na elk behaald punt van beginslag gewisseld totdat de game beëindigd is Na iedere servicebeurt verwisselt men van plaats achter de eindlijn. De eerste servicebeurt begint achter de rechter-speelveldhelft. Art. 15 VERKEERDE VOLGORDE VAN PLAATS EN BEGINSLAG 15.1 Wanneer een speler de beginslag doet (serveert) terwijl het zijn beurt niet is, moet het spel worden onderbroken, zodra de vergissing wordt bemerkt en moet worden hervat door die speler die volgens loting voor de aanvang van de wedstrijd gerechtigd is te serveren bij de stand, die is bereikt. Onder alle omstandigheden blijven de punten, die zijn gemaakt vóór deze ontdekking, geldig. Indien de spelers niet van plaats gewisseld hebben wanneer zulks nodig was, wordt de fout, direct na ontdekking, hersteld, tenzij intussen de game geëindigd mocht zijn. In dat geval wordt er gehandeld alsof er geen fout was begaan. In ieder geval blijven de punten, gemaakt voordat de fout werd ontdekt, geldig. Art. 16 HET DUBBELSPEL De voorstaande regels (art. 1 t/m 12, en 14) zijn tevens van toepassing op het dubbelspel met toevoeging van het bepaalde in art. 17 t/m 22. Art. 17 DE GOEDE BEGINSLAG (SERVICE) 17.1 De beginslag geschiedt, zoals is voorgeschreven bij art. 6 met dien verstande dat in elke game slechts over één diagonaal wordt geserveerd. Het paar dat het recht heeft de eerste vijf beginslagen te doen, bepaalt over welke diagonaal de beginslagen in die game worden gespeeld. Dat wil zeggen: alle beginslagen in een game worden van achter de rechter-speelveldhelft van de serveerder naar de rechter-speelveldhelft van de ontvanger geslagen of van achter de linker-speelveldhelft van de serveerder naar de linker-speelveldhelft van de ontvanger. Degene die dus de toss wint heeft de keuze uit de twee volgende mogelijkheden: 1. De beginslag doen en het diagonaal kiezen, dus de plaats van de service (alleen aan de orde in het dubbelspel). 2. De kant (speelhelft) kiezen en de beginslag overlaten aan de tegenstanders. Wordt er b.v. maar 1 game gespeeld dan kan hij dus de voorkeur geven aan het kiezen van de kant en de beginslag (en keuze diagonaal) aan de tegenpartij overlaten. Het kan echter ook zijn dat het wedstrijdreglement anders bepaalt b.v. wisselen van kant zodra de 10 punten bereikt zijn De spelers van de serverende partij dienen zich achter de eindlijn te bevinden totdat de bal, het racket van de serveerder verlaat. De speler van de ontvangende partij die de service gaat ontvangen is vrij in de plaats van waaruit de service wordt ontvangen (hij mag dus in het veld staan). Wel zal de speler die de service ontvangt eerst de aankomende bal één keer op zijn speelhelft moeten laten stuiten voordat teruggeslagen mag worden.

8 De partner van de speler die de service gaat ontvangen dient zich achter de eindlijn te bevinden totdat de bal, het racket van de serveerder verlaat. Art. 18 VOLGORDE VAN SPELEN 18.1 De serveerder geeft een goede service, de ontvanger slaat de bal op de juiste wijze terug, hierna slaat de partner van de serveerder op de juiste wijze terug, gevolgd door een goede terugslag door de partner van de ontvanger, waarna de serveerder de bal weer op de juiste wijze terugslaat en zo vervolgens iedere speler op zijn beurt in die volgorde. Art. 19 DE KEUZE VAN VOLGORDE BIJ HET SPELEN 19.1 In elke match beslist het paar, dat het recht heeft de eerste vijf beginslagen te doen, welke speler dat zal doen (deze speler wordt speler A, de partner speler B) en welke diagonaal wordt gekozen voor hun servicebeurt. In de eerste game van een wedstrijd moet dan het ontvangende paar eveneens beslissen, welke speler van hen het eerst ontvangt (deze speler wordt speler Y, de partner speler X). In de eerste game serveert speler A op speler Y. Daarmee ligt vast welke spelers bij elke volgende game diagonaal tegenover elkaar staan. Bij de tweede game dient de andere partij haar diagonaalkeuze te maken, waardoor ook de diagonaalkeuze voor alle volgende games vast ligt. Speler Y serveert nu op speler A. In de derde en vijfde game start speler A met de service op speler Y (als in de eerste game). In de vierde game start speler Y met de service op speler A (als in de tweede game). Art. 20 DE VOLGORDE BIJ HET SERVEREN 20.1 In elke game worden de eerste vijf beginslagen gegeven door de eerder in art. 19 aangegeven speler van het paar, dat het recht verkreeg met het serveren te beginnen en zal worden ontvangen door de speler van het ontvangende paar, die als zodanig werd aangewezen. Na de eerste vijf beginslagen gaat de ontvangende tegenstander serveren. Het team dat juist geserveerd heeft wisselt om zodat de partner van de serveerder ontvanger wordt. Deze wisseling gaat regelmatig door totdat de game eindigt of totdat beide paren 20 punten hebben behaald. In dit geval wordt na elk behaald punt van beginslag gewisseld, totdat de game beëindigd is, met inachtneming van de volgorde zoals hierboven omschreven In de beslissende game (dus de 3e of 5e) van een match moet het ontvangende paar de volgorde van terugslaan veranderen nadat één van de paren 10 punten heeft behaald. Als op dat moment tevens een servicewisseling moet plaatsvinden (bijv of 10-0), dan wordt eerst bepaald wie serveert (= de ontvanger van de service uit de vorige servicebeurt!) en daarna wie de service zal ontvangen. NB. Met wisseling van tegenspeler! Bovendien moet vanaf dit moment geserveerd worden over de diagonaal zoals deze in de 2e resp. 4e game was gekozen. Art. 21 VERKEERDE VOLGORDE BIJ HET ONTVANGEN VAN DE SERVICE 21.1 Wanneer een speler de service ontvangt, terwijl het zijn beurt niet is, moet het spel worden onderbroken, zodra de vergissing wordt bemerkt. Het spel moet worden hervat door een service op die ontvanger -bij de stand die is bereikt- die daartoe gerechtigd was, hetzij door de volgorde overeengekomen bij het begin van die game, hetzij na de stand 10 in de beslissende game, waarbij deze volgorde gewijzigd is zoals omschreven in art. 20. In ieder geval blijven de punten, gemaakt voordat de fout werd ontdekt, geldig.

9 C. Procedure bij toekomstige wijzigingen/aanpassingen van de reglementen: a. een lid-vereniging dient een schriftelijk verzoek in bij het bestuur van de DTBN b. dit beoordeelt het voorgestelde en neemt hierover een voorlopig besluit c. dit voorlopige besluit gaat ter toetsing/beoordeling naar de aangesloten verenigingen onder vermelding van de duur van de toetsing d. het bestuur komt daarna met een concept-voorstel naar de ALV e. de ALV neemt een definitief besluit, waarbij tevens de datum van invoering van de verandering/aanpassing wordt vastgesteld. N.B. Tenminste 1x gedurende een periode van vijf jaar vindt er een algehele evaluatie van de reglementen plaats.