REKENKAMERCOMMISSIE VOORNE-PUTTEN

Transcriptie

1 Onderzoek Subsidies Gemeente 1

2 Colofon De rekenkamercommissie Voorne-Putten heeft een onafhankelijke positie binnen de gemeenten, en. Zij adviseert de verschillende raden ten aanzien van hun controlerende en kaderstellende rol. De Rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door de gemeentebesturen gevoerde bestuur. Doelmatigheid Bij dergelijk onderzoek wordt bezien of de gewenste resultaten worden bereikt met zo weinig mogelijk middelen (personeel, geld). Doeltreffendheid Bij dit type onderzoek wordt nagegaan of de gewenste resultaten daadwerkelijk worden bereikt. Rechtmatigheid Bij onderzoek op dit terrein staat de vraag centraal of de uitvoering plaatsvindt volgens geldende wetten en regels. Bij de uitvoering van haar onderzoeken kijkt de rekenkamercommissie Voorne-Putten altijd terug (wat is besloten, wat is gedaan), met als nadrukkelijk doel daarvan te kunnen leren voor de toekomst. De wijze waarop de rekenkamercommissie haar onderzoeken (en overige werkzaamheden) uitvoert, is vastgelegd in het VisieDocument Samenstelling: de heer A.J. Geleijnse (voorzitter) de heer mr. drs. ing. M. van Vliet (plaatsvervangend voorzitter) de heer dr. G.T. Witte (extern lid) de heer drs. D.V.J. Massie (extern lid) de heer W.A. Fijan (extern lid) 2

3 Inhoudsopgave Bestuurlijke Nota 1 ONDERZOEKSVERANTWOORDING CENTRALE BOODSCHAP... 7 Nota van Bevindingen 3 BELEID UITVOERING VERANTWOORDING, EVALUATIE EN BIJSTURING BIJLAGE 1 - BRONNEN

4 Bestuurlijke Nota 4

5 1 Onderzoeksverantwoording 1.1 Aanleiding De rekenkamercommissie Voorne-Putten voert vanaf 2014 de rekenkameronderzoeken uit voor de gemeenten, en. Afgesproken is dat de rekenkamercommissie jaarlijks één onderzoek uitvoert voor de gemeente. In 2014 is onderzoek gedaan naar het onderhoud aan kapitaalgoederen door. Tijdens de vergadering van de commissie Algemene Zaken en Middelen (AZM) op 19 maart 2015 heeft de rekenkamercommissie Voorne-Putten aan de commissie AZM gevraagd om mogelijke onderzoeksonderwerpen voor Vanuit de commissie AZM is door één van de fracties aangegeven dat er behoefte is aan een onderzoek naar de doelmatigheid van het subsidiebeleid. De rekenkamercommissie Voorne Putten heeft dit voorstel overgenomen en het onderzoek uitgevoerd in Doelstelling en vraagstelling Met de uitvoering van dit onderzoek naar het subsidiebeleid van heeft de rekenkamercommissie Voorne-Putten inzichtelijk willen maken in welke mate de door de raad vastgestelde doelstellingen ten aanzien van het verlenen van subsidies zijn bereikt. De onderzoekresultaten hebben ertoe geleid dat de rekenkamercommissie de raad van een aantal handvatten kan aanreiken ter verbetering van de bestaande werkprocessen. De rekenkamercommissie wil met de uitkomsten van het onderzoek naar het subsidiebeleid de toezichthoudende en controlerende rol van de raad versterken. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: Is de uitvoering van het beleid ten aanzien van het subsidies binnen de gemeente doelmatig? 1.3 Onderzoeksvragen Om de hoofdvraag uit de doelstelling te kunnen beantwoorden heeft de rekenkamercommissie een aantal deelvragen geformuleerd: Ten aanzien van het Beleid 1. Welke beleidsdoelstellingen zijn er door de raad geformuleerd, die met de inzet van subsidies moeten worden bereikt? 2. Is er een actuele en heldere subsidieverordening binnen? 3. Op welke wijze komen de beleidsplannen tot uiting in de subsidieafspraken? 4. Op welke wijze anticipeert op de veranderingen als gevolg van de gemeentelijke decentralisaties. 5

6 Ten aanzien van de uitvoering 5. Op welke wijze wordt in de praktijk uitvoering gegeven aan het subsidiebeleid? 6. Is de uitvoering conform de subsidieverordening en overige beleidsdocumenten? Ten aanzien van de evaluatie en bijsturing 7. Op welke wijze vindt evaluatie en verantwoording plaats over de uitvoering het subsidiebeleid? 8. Op welke wijze vindt bijsturing plaats van het beleid nadat evaluatie en verantwoording hebben plaatsgevonden? 9. Op welke wijze wordt de raad van geïnformeerd over de mate van realisatie van het subsidiebeleid? 1.4 Onderzoeksuitvoering Het onderzoek is gestart met het opstellen van een onderzoeksplan dat aan de raad van is aangeboden. Hierna zijn binnen de organisatie alle relevante documenten opgevraagd en is aan de hand hiervan een documentenstudie gedaan. De rekenkamercommissie heeft zich hierbij voornamelijk gericht op de periode Het praktische gedeelte van het onderzoek is gestart met een intakegesprek met het afdelingshoofd Samenlevingszaken. Vervolgens heeft een aantal interviews plaatsgevonden met (beleids)medewerkers van de afdeling Samenlevingszaken, de verantwoordelijke portefeuillehouder en een medewerker van de afdeling Concerncontrol. Na een grondige analyse van de bevindingen zijn deze opgenomen in de concept eindrapportage. De eindrapportage bestaat in eerste instantie alleen uit de nota van bevindingen die voor ambtelijk wederhoor is aangeboden aan de betrokken. Dit onderdeel van het rapport bevat geen conclusies en aanbevelingen. Het gaat hierbij alleen om de feiten. Nadat de eventuele aanpassingen naar aanleiding van het ambtelijk wederhoor zijn verwerkt is de bestuurlijke nota aan het rapport toegevoegd. De bestuurlijke nota bevat de conclusies en aanbevelingen. Het rapport, dat nu bestaat uit een bestuurlijke nota en een nota van bevindingen is aan het college aangeboden voor een bestuurlijke reactie. Na ontvangst van de bestuurlijke reactie heeft de rekenkamercommissie haar nawoord geschreven en vervolgens is het eindrapport aan de raad van aangeboden. Hiermee is het rapport tevens openbaar geworden. 1.5 Leeswijzer Het rapport bestaat uit twee delen: Het eerste deel is de bestuurlijke nota. Dit onderdeel bevat de onderzoeksverantwoording en de centrale boodschap met een samenvatting, de conclusies en aanbevelingen. Het onderdeel wordt afgesloten met de reactie van het college op de conclusies en aanbevelingen en het nawoord van de rekenkamercommissie. In het tweede deel van dit rapport, de nota van bevindingen, is de onderbouwing opgenomen van de bestuurlijke nota. In drie hoofdstukken wordt ingegaan op de onderdelen beleid, uitvoering en de evaluatie en bijsturing door de raad ten aanzien van subsidies. 6

7 2 Centrale boodschap 2.1 Inleiding Subsidiebeleid Met het verstrekken van subsidies wil de gemeente activiteiten mogelijk maken die bijdragen aan de realisatie van maatschappelijke doelstellingen en haar eigen beleidsdoelen. Bijvoorbeeld om de werkgelegenheid te stimuleren of het bevorderen van sportactiviteiten. Hierbij is altijd sprake van een gezamenlijk belang. wil haar beleidsdoelstellingen realiseren en de (gesubsidieerde) vereniging of andere instelling wil haar activiteiten uitvoeren. Het is voor van belang inzicht te krijgen in de effectiviteit van het gevoerde subsidiebeleid. De raad stelt de kaders voor het subsidiebeleid vast. Daarnaast heeft hij een controlerende rol ten aanzien van de realisatie van de beoogde doelstellingen. Hij wil dat de doelen op een zo efficiënt en effectief mogelijke wijze worden bereikt. Met andere woorden: De doelstellingen moeten op de meest doelmatige en doeltreffende wijze worden gerealiseerd. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van het subsidiebeleid. Hij ziet toe op een rechtmatige uitvoering van de beleidsdoelstellingen van de raad. Zowel vanuit het college als de ambtelijke organisatie worden contacten met verenigingen en overige sociale partners onderhouden. Het college legt verantwoording af over het subsidiebeleid in de jaarrekening en overige rapportages. De accountant controleert de rechtmatigheid van de subsidie uitgaven en geeft hiervoor jaarlijks een verklaring af. De begroting, subsidieverordening en het mandateringsbesluit zijn hiervoor belangrijke (beleids)documenten. Actualiteiten De rekenkamercommissie heeft op 2 juni 2015 de raad van geïnformeerd over het voorgenomen onderzoek naar de doelmatigheid van het subsidiebeleid van. Vanuit de ambtelijk organisatie is op 30 juni 2015 als reactie hierop een aantal aandachtspunten gegeven waarmee zij wil bewerkstelligen dat het onderzoek van een grotere toegevoegde waarde kan zijn voor, met name op het gebied van het Welzijnsbeleid. In haar reactie op het voorgenomen onderzoek van de rekenkamercommissie heeft de vakafdeling tevens aangegeven dat de fasering van het onderzoek van de rekenkamercommissie naar de doelmatigheid van het subsidiebeleid exact gelijk loopt met die van de herziening door de vakafdeling zelf. De door de vakafdeling voorgestelde aandachtspunten en verbetersuggesties zijn meegenomen bij dit onderzoek. Herziening welzijnsbeleid Met het in werking treden van de nieuwe decentralisaties is het een goed moment om ook ten aanzien van het sociale domein het subsidiebeleid tegen het licht te houden. Er zijn immers nieuwe maatschappelijke partners bijgekomen die mogelijk in aanmerking komen voor een stimulering in de vorm van subsidies. 7

8 De gemeentelijke decentralisaties zijn voor mede aanleiding zich als gemeente te heroriënteren op hoe het welzijnsbeleid kan bijdragen aan de participatie en eigen kracht van de burgers van. Daarbij wil niet alleen een inhoudelijke overweging maken van welke (soort) welzijnstaken/-activiteiten hier een goede bijdrage aan kunnen leveren en tot de gewenste resultaten zullen leiden, maar ook welke financieringsvorm daar het beste bij past. Zowel subsidieverlening als verschillende vormen van inkoop, behoren daarbij tot de mogelijkheden. Vanuit de organisatie is aangegeven dat dit traject als mogelijke consequentie heeft, dat het huidige subsidiebeleid inclusief bijbehorend subsidieprogramma, sterk kan gaan veranderen in de komende jaren. 2.2 Beantwoording van de centrale vraag Bij het beantwoorden van de centrale onderzoeksvraag en de uitwerking hiervan in een aantal deelvragen, is voornamelijk gekeken naar de wijze waarop haar subsidiebeleid heeft georganiseerd en hoe zij hier in de praktijk invulling aan geeft. De informatie is verkregen uit een aantal interviews binnen de organisatie zelf en de door de organisatie beschikbaar gestelde documenten en beleidsstukken. In de volgende paragraaf treft u de conclusies aan van de rekenkamercommissie Voorne-Putten, alsmede een aantal aanbevelingen om de doelmatigheid van de organisatie ten aanzien van het subsidiebeleid te vergroten. Is de uitvoering van het beleid ten aanzien van het subsidies binnen de gemeente doelmatig? Het wel of niet subsidiëren van activiteiten is alleen zinvol als deze activiteiten daadwerkelijk bijdragen aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen van de raad. Hiervoor is een doelmatig en doeltreffend werkend proces van subsidieverstrekking nodig. De rekenkamercommissie is van mening dat de vraag of het subsidiebeleid wel of niet doelmatig is nooit met een 100% ja of nee beantwoord kan worden. Er zijn immers altijd wel verbeterpunten aan te voeren. Om deze reden hebben wij een beoordeling gemaakt of de organisatie een onvoldoende of een voldoende krijgt voor het uitvoeren van het subsidiebeleid, waarbij in het laatste geval de centrale onderzoeksvraag met ja beantwoord wordt. Op basis van de aan de rekenkamercommissie verstrekte documenten en de interviews die zijn gehouden, concludeert de rekenkamercommissie dat beschikt over een doelmatig functionerende organisatie ten aanzien van het subsidiebeleid. De rekenkamercommissie Voorne-Putten ziet echter wel nog een aantal verbetermogelijkheden ten aanzien van de processen en vooral de rol van de raad. Deze verbeterpunten lichten wij toe aan de hand van de conclusies bij de beantwoording van de deelvragen. 8

9 2.3 Conclusies en aanbevelingen per deelvraag Tijdens de behandeling van het rapport Onderhoud Kapitaalgoederen in de commissie AZM van 22 oktober 2015 is vanuit één van de fracties verzocht bij de aanbevelingen ook concrete acties te noemen. De rekenkamercommissie heeft hier bij het formuleren van de aanbevelingen rekening mee gehouden Conclusies 1. Welke beleidsdoelstellingen zijn er door de raad geformuleerd, die met de inzet van subsidies moeten worden bereikt? Conclusie: De raad van heeft in een aantal stukken zijn doelstellingen geformuleerd. Allereerst in het samenwerkingdocument dat is opgesteld bij aanvang van de nieuwe coalitie. Deze zijn vervolgens opgenomen in het collegeprogramma Beide stukken bevatten wel een aantal doelstellingen zoals bijvoorbeeld het stimuleren van burgerparticipatie en het financieel steunen van het theater maar deze doelstellingen zijn niet concreet gerelateerd aan subsidies. In artikel 2 van de Financiële verordening is ten aanzien van de begroting opgenomen dat de raad op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vaststelt voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid. Deze indicatoren zijn ook in de begroting opgenomen maar niet gerelateerd aan de behaalde maatschappelijke effecten met specifieke subsidiebijdragen. De Beleidsregels subsidieverstrekking bevatten in Hoofdstuk 2 wel nadere uitgewerkte doelstellingen ten aanzien van subsidies. Deze zijn echter per beleidsterrein weergegeven en niet per activiteit. Er is dus in de verschillende beleidsstukken sprake van overwegend algemeen geformuleerde doelstellingen per beleidsterrein en geen directe link met het behalen van de gewenste maatschappelijke effecten. 2. Is er een actuele en heldere subsidieverordening binnen? Conclusie: Alle stukken in het kader van subsidies zijn zeer helder en actueel. De subsidieverordening en de bijbehorende beleidsregels zijn in 2015 nog geactualiseerd. De subsidieverordening voldoet aan alle wettelijke normen zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De modelverordening van de VNG vormt hiervoor belangrijke basis. In de subsidieverordening wordt ruimte gelaten voor het college om af te wijken van bepalingen in bijzondere situaties (hardheidsclausule) en om in bijzondere situaties over te gaan tot een 100% bevoorschotting i.p.v. 80%. Hierbij loopt wel extra risico s wanneer subsidies moeten worden teruggevorderd. 9

10 3. Op welke wijze komen de beleidsplannen tot uiting in de subsidieafspraken? Conclusie: Basis voor het subsidiebeleid van is de Algemene subsidieverordening en de hieruit volgende beleidsregels subsidieverstrekking. Deze laatste bevat de algemeen geformuleerde doelstellingen van de raad en van het college. De subsidieverordening, beleidsregels subsidieverstrekking en de begroting vormen het uitgangspunt voor de subsidieafspraken. Hierbij wordt voornamelijk uitgegaan van te leveren prestaties en niet van het behalen van maatschappelijke doelstellingen. Ook zijn de afspraken niet altijd concreet geformuleerd zoals bijvoorbeeld bij de Helvoetse reddingsbrigade: Bij de afspraken met de reddingsbrigade wordt wel aangegeven welke opleidingen en trainingen moeten worden gegeven maar niet hoeveel en aan wie en met welk doel. De beleidsplannen komen dus wel in algemene zin naar voren in de subsidieafspraken maar zijn hierbij niet altijd concreet geformuleerd. 4. Op welke wijze anticipeert op de veranderingen als gevolg van de gemeentelijke decentralisaties. Conclusie: Al bij de start van de nieuwe raadsperiode heeft de coalitie het belang van de drie decentralisaties opgenomen in het samenwerkingsdocument. Zij stelt bij de drie decentralisaties (de Participatiewet, de nieuwe Wmo en de Jeugdwet) de eigen (draag)kracht van de inwoner en diens netwerk centraal. Ook in het nieuwe collegeprogramma van is geanticipeerd op de naderende veranderingen met betrekking tot de drie decentralisaties. Het college gaat in op de samenhang tussen jeugd, zorg en participatie en een nieuw samenspel met klanten en partnerorganisaties waarbij eigen kracht en het sociale netwerk van de burgers voorop staat. De gemeente is zich dus bewust van de uitdagingen die op de gemeente afkomen en heeft maatregelen getroffen om hierop te anticiperen. Een aantal van deze maatregelen is gestart in 2015 en wordt verder uitgewerkt in Een belangrijke basis vormt hierbij de startnotitie 0 e lijn die in het vierde kwartaal 2015 aan de raad is aangeboden. Bij de 0 e lijn draait het om eigen kracht en burgerkracht, die in de startnotitie worden genoemd als van onschatbare waarde om de lokale samenleving van voldoende energie te voorzien. De gemeente heeft, samen met en, haar missie, visie en beleidsdoelen voor de drie decentralisaties in het sociaal domein uiteengezet in het beleidsplan De krachten gebundeld. Vanuit de gemeentelijke visie op haar regierol in de 0 e lijn wil zich in beleid en uitvoering primair richten op de organisaties waar zij een directe financiële relatie mee heeft. Ten aanzien van de regionale samenwerking wordt in de startnotitie aangegeven dat de 0 e lijn bij uitstek lokaal geworteld is en dat de aanpak buurt, wijk of gemeente gebonden is. In de notitie is opgenomen dat de overige gemeenten op Voorne niet voornemens zijn om in 2015/2016 de transformatie van de 0 e lijn op te pakken. De samenwerking zal hierdoor met name gericht zijn op informeren en kennis delen. De gemeente Nissewaard is ook doende een plan op te stellen voor de transformatie van de 0 e lijn. De rekenkamercommissie ziet het als positief dat dit traject in navolging van Goeree- Overflakkee inzet ook al kan aan het traject van de 0 e lijn daadwerkelijk pas concreet invulling geven worden in het 2 e jaar (wellicht 3 e jaar) van de decentralisaties. Het is ook goed dat hierbij een regionale regierol speelt mede gezien de intensivering van de toekomstige samenwerking tussen, en. 10

11 5. Op welke wijze wordt in de praktijk uitvoering gegeven aan het subsidiebeleid? 6. Is de uitvoering conform de subsidieverordening en overige beleidsdocumenten? Conclusie: In de praktijk geven de beleidsmedewerkers en de subsidiecoördinator van de afdeling Samenlevingszaken uitvoering aan het subsidiebeleid. De medewerkers kunnen hierbij terugvallen op een actuele subsidieverordening en actuele beleidsregels. Er is veel ervaring binnen de afdeling Samenlevingszaken waardoor alle betrokken medewerkers een optimaal resultaat kunnen afleveren. De beleidsmedewerkers onderhouden ook contacten met verenigingen en overige organisaties. Ook de administratie van de subsidies die bijdraagt aan de opeenvolgende processtappen is goed georganiseerd. Er wordt hierbij geen gebruik gemaakt van speciaal ontwikkelde software maar de coördinator Subsidies heeft met de gangbare software wel volledig inzage in de stand van zaken met betrekking tot de lopende subsidies. Ook is er een procesbeschrijving van de subsidieverstrekking op de vakafdeling aanwezig. Vanuit Concerncontrol wordt de rechtmatigheid bewaakt in de vorm van de verbijzonderde controle. Dit gebeurt aan de hand van controle- en checklijsten. Mede hierdoor heeft over 2014 een goedkeurende accountantsverklaring gekregen met betrekking tot de rechtmatigheid. De rekenkamercommissie is van mening dat uit de onderzochte documenten en de interviews blijkt dat de uitvoering van het subsidiebeleid conform de subsidieverordening, de beleidsregels subsidieverstrekking, alsmede de begroting en de overige werkprocessen plaatsvindt. Omdat niet alle doelstellingen en prestaties SMART zijn geformuleerd is een specifieke controle op de realisatie hiervan echter niet altijd mogelijk. Bijvoorbeeld met de Helvoetse reddingsbrigade is wel afgesproken dat zij EHBO trainingen geeft, maar niet hoeveel en aan wie. Het proces verloopt zeer routinematig vooral ook omdat veel subsidies een meerjarig karakter hebben. Er wordt bij de uitvoering van het proces vooral gelet op de geleverde prestaties en niet op het behalen van door de raad en het college geformuleerde maatschappelijke doelstellingen. 7. Op welke wijze vindt evaluatie en verantwoording plaats over de uitvoering het subsidiebeleid? 8. Op welke wijze vindt bijsturing plaats van het beleid nadat evaluatie en verantwoording hebben plaatsgevonden? 9. Op welke wijze wordt de raad van geïnformeerd over de mate van realisatie van het subsidiebeleid? Conclusie: De jaarlijkse subsidieaanvragen worden in eerste instantie door het college getoetst en beoordeeld op toekenning aan de hand van de algemene subsidieverordening Tegelijk met de aanvraag van een nieuwe subsidie wordt verantwoording afgelegd over de ontvangen subsidie van het afgelopen jaar. De controle hierop vindt plaats door de behandelend ambtenaar en vaststelling vindt plaats door het college. De afdeling Concerncontrol houdt toezicht op het rechtmatig verstrekken van de subsidies en de accountant stelt de rechtmatigheid vast bij de controle van de jaarrekening. Hiermee zijn de subsidies verantwoord. Alle voorgestelde subsidies uit het subsidieprogramma worden verleend onder voorbehoud van het vaststellen van de begrotingsbudgetten door de raad. In het subsidieprogramma wordt vanuit algemeen beleidsmatig oogpunt stil gestaan bij het inhoudelijke en budgettaire kader en het proces van subsidieverlening. Daarnaast geeft het subsidieprogramma een beeld van de beleidsontwikkelingen binnen ieder plafond. 11

12 Het subsidieprogramma wordt vervolgens ter vaststelling aangeboden aan de commissie AZM. De subsidieplafonds worden door de raad vastgesteld als onderdeel van de begroting. De belangrijkste toets vindt dus plaats op basis van de rechtmatigheid en niet op basis van de mate waarin de subsidies bijdragen aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen. Het college biedt de raad jaarlijks verschillende beleids- en verantwoordingstukken aan. Naast de verordeningen, begroting en jaarrekening zijn er ook periodieke rapportages uit de Planning- & Controlcyclus. De raad stelt het subsidieplafond vast in het kader van de begrotingsvaststelling. Het college geeft vervolgens uitvoering aan het beleid. Bovengenoemde stukken uit de P & C cyclus geven voornamelijk informatie over de verstrekking van de subsidies en de afwijkingen ten aanzien van het subsidieplafond. De informatie uit de P & C cyclus gaat doorgaans niet in op de wijze waarop de subsidies hebben bijgedragen aan het behalen van maatschappelijke effecten en het realiseren van de beleidsdoelstellingen Aanbevelingen 1. Gebruik het huidige 0 e lijn traject om het subsidiebeleid te vernieuwen. Met de komst van de decentralisaties is er een vernieuwde kijk op Zorg en Welzijn gekomen. Hierbij worden subsidies niet alleen verstrekt om bepaalde activiteiten uit te voeren maar moeten subsidies vooral een middel zijn om de van te voren bepaalde maatschappelijke doelen te realiseren. De uitvoering van de startnotitie 0 e lijn is hiervoor een goed moment. Wij adviseren u hierbij om: a. Duidelijke beleidsdoelstellingen te formuleren en deze als uitgangspunt voor het subsidiebeleid te hanteren. b. Van subsidieverlening sturingsinstrumenten te maken. Stel hiervoor duidelijke beleidskaders vast voor het college. c. Bij het formuleren van de beleidsdoelstellingen algemene bewoordingen te vermijden. Formuleer ambitieniveaus per beleidsonderwerp en beleidsdoel zo concreet mogelijk. 2. Trek gezamenlijk op om het nieuwe subsidiebeleid vorm te geven. Ga samen (raadsfracties, college en maatschappelijke partners) aan de slag om het nieuwe subsidiebeleid op het gebied van Zorg en Welzijn vorm te geven. Benoem hierbij de rollen van de organisatie, college, raad en maatschappelijke partners en zorg ervoor dat er duidelijkheid is over de rol van alle betrokkenen. a. De raad heeft een kaderstellende rol voor de subsidieverstrekking, de budgetten en het bepalen van de maatschappelijke doelstellingen op het gebied van Zorg en Welzijn. b. Het college is met de ambtelijke organisatie regisseur en laat dus het initiatief over aan de maatschappelijke partners en de raad. Het college faciliteert het proces. c. De maatschappelijke partners zijn de deskundigen in het veld op het gebied van zorg, welzijn, sport en cultuur. Zij kunnen met initiatieven komen om binnen de bestaande budgetten optimaal vorm te geven aan de doelstellingen van de raad door middel van al dan niet gesubsidieerde activiteiten. 12

13 3. Maak het subsidiebeleid evalueerbaar Door het formuleren van heldere (SMART geformuleerde) beleidsdoelstellingen en het vaststellen van de middelen die hiervoor ingezet kunnen worden, wordt het mogelijk (periodiek) te evalueren, te rapporteren en (bij)sturing te geven van het subsidieproces. Op dit moment wordt in de begroting en de jaarrekening wel een aantal kengetallen en de te behalen resultaten genoemd maar er wordt geen relatie gelegd tussen de beoogde maatschappelijke effecten en de mate waarin subsidies hieraan hebben bijgedragen. Door het in de P & C cyclus opnemen van de beleidsdoelen en de mate waarin deze gerealiseerd worden met behulp van subsidies wordt de raad systematisch geïnformeerd over de behaalde resultaten. Hierdoor kan op de realisatie van de beleidsdoelstellingen beter worden gestuurd en kan de doelmatigheid en doeltreffendheid van het subsidies proces beter worden geëvalueerd. a. Stel ten behoeve van het evaluatieproces vast op welke momenten er evaluatie plaatsvindt en de wijze waarop. Bijvoorbeeld in de P & C cyclus en als onderdeel van beleidsnota s zoals het subsidieprogramma. b. Zorg bij het toekennen van subsidies dat de ontvangers zich bewust zijn van het feit dat zij niet alleen aangeven welke activiteiten zij hebben uitgevoerd maar ook in hoeverre deze activiteiten hebben bijgedragen aan het realiseren van de beoogde maatschappelijke effecten die door de raad zijn bepaald. 4. Anticipeer nu al op toekomstige samenwerkingsvormen in de regio Eén van de redenen om samenwerkingsverbanden aan te gaan met omliggende gemeenten is de omvangrijke nieuwe taakstelling die op is afgekomen in het kader van de drie decentralisaties. Inmiddels is er al op veel terreinen bestuurlijke en ambtelijke samenwerking met de omliggende gemeenten. Met betrekking tot het traject 0 de lijn is er (nog) geen algeheel regionale insteek. Een eenduidig beleid bij de uitvoering van subsidies draagt bij tot een efficient werkende organisatie. a. Probeer in ieder geval daar waar er bestuurlijke overeenkomsten zijn zoveel mogelijk regionaal samen te werken en te zoeken naar samenwerkingsvormen. Leer hierbij van elkaars fouten en successen. b. Probeer ook al in een vroeg stadium te achterhalen waar bestuurlijke en inhoudelijke tegenstellingen zijn met betrekking tot het subsidiebeleid zodat deze meegenomen kunnen worden bij nieuwe samenwerkingsvormen. 13

14 2.4 Bestuurlijke reactie op het rapport Wij hebben op 9 februari 2016 het vertrouwelijke concept-rapport van uw Rekenkamer over (de uitvoering van) het subsidiebeleid in van u mogen ontvangen. Bij de aanbieding verzoekt u ons om voor 2 maart 2016 het concept-rapport van een bestuurlijke reactie te voorzien. Daarbij dienen wij ons, op uw verzoek, uitsluitend te richten op het onderdeel de bestuurlijke nota. Met deze brief voldoen wij aan uw verzoek. Algemene reactie Allereerst willen wij u hartelijk danken voor de door uw Rekenkamer gedane aanbevelingen ter verbetering van de doelmatigheid van het subsidiebeleid van. Wij zijn daarnaast ook verheugd om te vernemen dat uw Rekenkamer in zijn algemeenheid concludeert dat beschikt over een doelmatig functionerende organisatie ten aanzien van het subsidiebeleid. Aanbevelingen en opvolging In het onderzoek doet uw Rekenkamer enkele aanbevelingen ter verbetering van de doelmatigheid van ons subsidiebeleid. Deze zullen wij waar mogelijk ook ter harte nemen. Daarbij maken wij een onderscheid tussen aanbevelingen die wij op korte termijn zullen en kunnen implementeren en aanbevelingen die afhankelijk zijn van de verdere ontwikkeling en concretisering van de gemeentelijke sturingsvisie op de transformatie van het sociale domein en de rol van subsidieverlening in dit geheel. Concreet betekent dit voor de verschillende aanbevelingen het volgende: Aanbeveling 1: Gebruik het huidige 0e lijn traject om het subsidiebeleid te vernieuwen. (Formulering duidelijke beleidsdoelstellingen, van subsidieverlening sturingsinstrumenten maken, beleidsdoelstellingen per beleidsonderwerp zo concreet mogelijk maken.) Op korte termijn willen we voor de subsidies voor 2017 een verbeteringsslag maken bij de prestatie-eisen voor subsidies aan organisaties. De prestatie-eisen maken we waar mogelijk SMART er en eenduidiger van opzet, beter leesbaar en meer resultaatgericht door een verdere koppeling met doelen uit bestaande (beleids)nota s, verordeningen en beleidsregels, de begroting en bestaande monitoringsinstrumenten. Voor de langere termijn zullen we bij de verdere ontwikkeling en concretisering van de gemeentelijke sturingsvisie op en transformatie van het sociale domein de door uw Rekenkamer genoemde verbeterpunten onder aanbeveling 1 meenemen. Kern van onze doelstelling daarbij zal zijn om subsidies in de nabije toekomst doelmatiger en doeltreffender in te zetten. Aanbeveling 2. Trek gezamenlijk op om het nieuwe subsidiebeleid vorm te geven. Wij onderschrijven de aanbeveling van uw Rekenkamer om gezamenlijk op te trekken met zowel onze maatschappelijke partners als de gemeenteraad bij de vormgeving van het nieuwe subsidiebeleid. Daarbij zullen we rekening houden met de verschillende rollen en kwaliteiten van de diverse betrokkenen. 14

15 Aanbeveling 3. Maak het subsidiebeleid evalueerbaar. (Formuleren heldere beleidsdoelstellingen en bijbehorende middelen die hiervoor ingezet kunnen worden, inplannen (wijze van) evaluatie(s), ontvangers subsidies aan laten geven hoe eigen activiteiten geholpen heeft bij realiseren beoogde maatschappelijke effecten). Op dit moment worden subsidies vooral geëvalueerd door een controle op de overeengekomen prestatieafspraken met subsidieontvangers. Zoals bij aanbeveling 1 al is vermeld, gaan we op korte termijn voor de subsidies van 2017 de prestatie-eisen van de verschillende subsidies zodanig aanpassen dat deze onder andere beter te controleren en evalueren zijn. Daarbij maken we een eerste koppeling met doelen uit bestaande kaderstellende documenten. In deze fase is echter nog geen sprake van een duidelijke koppeling tussen beoogde beleidsdoelen en bijbehorende middelen. Voor de langere termijn willen we met de transformatie van het sociale domein en een bijbehorend gewijzigd subsidiebeleid deze koppeling wel tot stand brengen. Door het formuleren van heldere beleidsdoelstellingen en beoogde maatschappelijke effecten, en daar specifieke middelen aan te koppelen, moet we het subsidiebeleid beter kunnen evalueren. Subsidieontvangers zullen daarbij ook aan moeten geven hoe hun inzet geholpen heeft bij het realiseren van de beoogde gemeentelijke doelen. Aanbeveling 4. Anticipeer nu al op toekomstige samenwerkingsvormen in de regio. Op dit moment wordt er al op diverse gebieden ambtelijk en bestuurlijk samengewerkt met de omliggende gemeenten. Dit geldt ook voor subsidieverlening bij sommige individuele subsidies en voor inkoop van bepaalde gedecentraliseerde overheidstaken. Daar waar we als gemeenten elkaar kunnen versterken, blijven we dat natuurlijk ook doen in de komende jaren. Afhankelijk van het besluit om tot een gezamenlijke ambtelijke fusieorganisatie over te gaan, zullen eventuele bestuurlijke en inhoudelijke tegenstellingen met betrekking tot het subsidiebeleid verder op elkaar worden afgestemd. 15

16 2.5 Nawoord van de rekenkamercommissie Voorne-Putten Wij danken het college voor zijn inhoudelijke reactie op het conceptrapport Onderzoek subsidies. In dit nawoord zal de rekenkamercommissie haar visie geven op de bestuurlijke reactie. Algemene reactie De rekenkamercommissie constateert dat het college inhoudelijk op alle aanbevelingen uit het rapport een reactie heeft geformuleerd. Hierbij geeft het college aan dat de aanbevelingen worden overgenomen of dat de aanbevolen acties al in uitvoering zijn. De rekenkamercommissie kan zich vinden in de reactie van het college en wil hier graag nog een paar opmerkingen aan toe voegen. Het 0 e lijn traject Het college geeft aan dat op de korte termijn ten aanzien van de subsidies voor 2017 een verbeterslag gemaakt zal worden ten aanzien van de doelmatigheid van het subsidiebeleid. Ook op de lange termijn worden ten aanzien van de verdere ontwikkeling en concretisering van de gemeentelijke sturingsvisie van het sociale domein de aanbevelingen uit het rapport meegenomen. Het is belangrijk dat hierbij ook concreet wordt aangegeven wanneer de plannen/nota s gereed zijn en bestuurlijk worden aangeboden. Wij adviseren u om uw voornemens op te nemen in een concreet actieplan, om zodoende de voortgang van deze acties ter verbetering van de nota s en bedrijfsprocessen te bewaken en eventuele verantwoording aan de raad mogelijk te maken. Maak het subsidiebeleid evalueerbaar De rekenkamercommissie is verheugd dat ook dit belangrijke onderdeel van het subsidiebeleid in de toekomst meer aandacht krijgt van het college. Het is belangrijk dat naast de prestatieafspraken er ook een verband wordt gelegd tussen het realiseren van de beleidsdoelstellingen en de verstrekte subsidies. De rekenkamercommissie is het met het college eens dat hiervoor eerst heldere beleidsdoelstellingen en beoogde maatschappelijke effecten nodig zijn om vervolgens hieraan de specifieke middelen te koppelen. Het is goed om hierbij ook de maatschappelijke partners een rol te laten spelen. Anticiperen op toekomstige samenwerking in de regio Het is goed dat het college ook het subsidiebeleid (voor zover dit nog niet gebeurt) bij de toekomstige samenwerking met de buurgemeenten meeneemt. Hoewel het proces subsidiebeleid bij veel gemeenten in grote lijnen overeenkomt, is het verstandig om voorafgaande aan het verder intensiveren van de samenwerking met de buurgemeenten de overeenkomsten én de verschillen in de uitvoering van het beleid in beeld te hebben. Tenslotte De rekenkamercommissie heeft de afgelopen twee jaar twee onderzoeken voor de gemeente uitgevoerd. De uitvoering van beide onderzoeken verliep zeer voorspoedig, mede dankzij de constructieve houding en grote betrokkenheid van de verschillende (beleids) medewerkers, de afdelingsmanagers en de verantwoordelijke bestuurders ten aanzien van de specifieke taken, waarvoor men verantwoordelijk is. Als rekenkamercommissie zien wij met name deze constructieve houding als een uitstekende basis voor het verder ontwikkelen van de organisatie in de toekomst. Met een goed functionerend ambtelijk apparaat en bestuur, kan ook in de toekomst de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van de verschillende bedrijfsprocessen binnen optimaal worden versterkt en gewaarborgd. 16

17 Nota van Bevindingen 17

18 3 Beleid In dit hoofdstuk beantwoorden we de deelvragen met betrekking tot het subsidiebeleid bij. Hierbij treft u de antwoorden aan op de volgende onderzoeksvragen: 1. Welke beleidsdoelstellingen zijn door de raad geformuleerd, die met de inzet van subsidies moeten worden bereikt? 2. Is er een actuele en heldere subsidieverordening binnen? 3. Op welke wijze komen de beleidsplannen tot uiting in de subsidieafspraken? 4. Op welke wijze anticipeert op de veranderingen als gevolg van de gemeentelijke decentralisaties. 3.1 Beleidskaders Primair zijn de uitgangspunten van het gemeentebeleid van opgenomen in het samenwerkingsdocument dat de verschillende samenwerkende partijen binnen de raad hebben opgesteld. De uitgangspunten uit dit samenwerkingsdocument zijn opgenomen in het collegeprogramma van. heeft vervolgens voor de uitvoering van het subsidiebeleid een aantal beleidskaders tot haar beschikking waarin de verschillende beleidsonderdelen worden vormgegeven. De raad stelt deze beleidskaders vast zoals de Financiële verordening, de Subsidieverordening en het Subsidieprogramma. Deze documenten vormen de basis voor het subsidiebeleid en de uitvoering hiervan. Schematisch geeft dit het volgende beeld: Financiële verordening Subsidie verordening Beleidsregels subsidieverstrekking Subsidieprogramma Programmabegroting Figuur 1: De raad stelt de kaders vast. 18

19 3.2 Samenwerkingsdocument en collegeprogramma Samenwerkingsdocument De huidige coalitie (IBH, VVD en CDA) is in april 2014 gestart met het opstellen van het samenwerkingsdocument. Dit document bevat de visie, missie en bestuursstijl van de coalitie ten aanzien van de vier geformuleerde hoofdlijnen: Bestuur, Samenleving, Ruimte en Financien. Ten behoeve van dit onderzoek is nagegaan in hoeverre een visie is opgenomen ten aanzien van het subsidiebeleid of het bereiken van maatschappelijke doelstellingen door middel van een bijdrage door de gemeente. Met betrekking tot het onderwerp subsidieverstrekking zijn geen specifieke doelstellingen opgenomen in het samenwerkingsdocument. De coalitie geeft ten aanzien van Welzijn en Sport het volgende aan: We willen ondersteunen daar waar dat nodig is, maar de eigen verantwoordelijkheid van de burger staat voorop. Belangrijk is dat iedereen mee kan doen aan de maatschappij. En ten aanzien van Cultuur en Musea is aangegeven: Wel zal Theater Twee Hondjes, naast het realiseren van een sterk toenemende samenwerking met andere (cultuur)instellingen, ook financieel minder afhankelijk van subsidie moeten worden. Het samenwerkingsdocument is uitgewerkt in het collegeprogramma Collegeprogramma In het collegeprogramma worden de vier hoofdlijnen van de coalitie nader uitgewerkt. In het collegeprogramma wordt regelmatig verwoord dat het college inzet op een nieuwe relatie tussen inwoners en overheid. In het onderdeel Een andere tijd, een andere rol merkt hij hierover op: Vraagstukken als de vergrijzing met de bijbehorende zorgvraag kunnen we niet meer op een traditionele manier en vanuit de traditionele overheidsrol of het marktdenken aanpakken. Bij het heroverwegen van deze vraagstukken zal blijken dat een netwerkbenadering waarin burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheid als partners samen optrekken een belangrijke voorwaarde is voor succes. We zullen die participatie nader vorm gaan geven samen met alle betrokkenen. Ten aanzien van het onderdeel meedoen is in het collegeprogramma opgenomen: Burgerparticipatie wordt op tal van fronten een belangrijke succesfactor voor het door ons voorgestelde beleid. Of anders gezegd: de inwoners van én de gemeentelijke organisatie zullen er de komende jaren gezamenlijk de schouders onder moeten zetten. Ook dat is de menselijke maat waarmee we ons beleid gaan vormgeven: iets voor de ander overhebben, je buren een handje helpen als dat nodig is, samenwerken, zorgen voor elkaar. Er liggen voldoende kansen, denken wij. Samen zijn we zeker in staat om creatieve en vernieuwende oplossingen te bedenken voor het lokaal bestuur en voor de verbetering van het woon-, werk- en leefklimaat in ons mooie. 19

20 Tenslotte wordt in het collegeprogramma als één van de 10 bestuurlijke speerpunten in het Sociaal Domein genoemd dat het college de participatie van burgers naar vermogen wil stimuleren en ondersteunen en daarbij meer gebruik willen maken van de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de inwoners en hun sociale verbanden. 3.3 Financiële verordening gemeente beschikt over een Financiële verordening. Deze verordening die begin 2015 is geactualiseerd en in werking is getreden per 1 maart 2015 bevat ondermeer de kaderstelling van de raad ten aanzien van Begroting en Verantwoording en Financieel beleid. In de Financiele verordening zijn geen directe bepalingen opgenomen ten aanzien van het subsidiebeleid. In Artikel 19 is ten aanzien van de administratie opgenomen: 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor: a. Het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen; b. Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden; c. Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties; d. Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid; e. Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; f. De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving. 3.4 De algemene wet bestuursrecht (Awb) De wettelijke regels rondom het verstrekken van subsidies zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In artikel 4:21 eerste lid wordt onder een subsidie verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. De wet Awb gaat in op Titel 4.2 in op de eisen waaraan subsidieverstrekking moet voldoen. Zo is in artikel 4: 23 is opgenomen: Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. 20

21 De Awb bepaald dus dat een subsidie altijd een wettelijke grondslag moet hebben. Hierdoor hebben zowel de subsidieontvanger als de subsidieaanvrager rechtszekerheid. Tevens heeft de wetgever met de regeling bedoeld dat de uitgaven van gemeenschapsgeld zo doelmatig mogelijk worden besteed. Door het subsidiebeleid vast te leggen in wettelijke bepalingen voorkomt de overheid dat er gelden onrechtmatig en willekeurig worden uitgegeven. Het subsidiebeleid is inzichtelijk geworden en controleerbaar. Voor vormt Titel 4.2 van de Awb de wettelijke grondslag voor de vormgeving van het subsidiebeleid dat is vastgelegd in de Algemene subsidieverordening. Jaarlijks worden alle subsidieaanvragen opgenomen in het subsidieprogramma dat aan de raad wordt aangeboden voorafgaande aan de Begrotingsbespreking. Dit document geeft een bondig overzicht van waarom subsidies verleend worden, aan welke organisaties en welke kaders en criteria gehanteerd worden. 3.5 Algemene subsidieverordening gemeente beschikt over een door de raad vastgestelde Algemene subsidieverordening De verordening is actueel en bevat alle wettelijk verplichte onderdelen. In de verordening zijn alle onderdelen ten aanzien van het subsidiebeleid opgenomen zoals de verschillende begrippen en regels met betrekking tot het subsidieplafond, de aanvraag van subsidies, de weigering van een aanvraag, verlening, vaststelling en verantwoording van subsidies. Bij het actualiseren van de verordening in 2015 is ten opzichte van 2014 artikel 11 lid 4 toegevoegd. Hiermee heeft het college de mogelijkheid gekregen om in bijzondere gevallen over te gaan tot een 100% bevoorschotting in plaats van de in artikel 11 lid 3 bepaalde maximale 80%. Dit houdt in dat de verantwoording van de subsidie volledig achteraf zal plaatsvinden. De regels (voorwaarden) om tot 100% bevoorschotting te kunnen overgaan zijn: Artikel 11 Lid 4: In afwijking van artikel 11, lid 3, kan in bijzondere gevallen overgegaan worden tot 100% bevoorschotting, indien; Het voortbestaan van de organisatie in gevaar komt. De door de gemeente gewenste activiteiten van de organisatie tot aan het eind van het subsidiejaar niet meer uitgevoerd kunnen worden. De structurele lasten van de organisatie zo zwaar zijn dat zij als gevolg van artikel 11, lid 3 in de betalingsproblemen komt. Bovenstaand artikel is dus opgenomen voor organisaties die niet met de 80% bevoorschotting kunnen uitkomen en dus een zeer geringe liquiditeitspositie hebben en nauwelijks of geen reserves. Met het toevoegen van deze ruimere bevoorschottingsmogelijkheid loopt het risico dat (een deel van) onrechtmatig bestede subsidies achteraf niet terug te vorderen is. 21

22 3.6 Beleidsregels Subsidieverstrekking De beleidsregels subsidieverstrekking 2015 zijn een uitwerking van de Algemene subsidieverordening van de gemeente. Het bevat een nadere uitwerking van een aantal aspecten die voor alle subsidies relevant (kunnen) zijn en de specifieke beleidsregels voor subsidieaanvragen binnen de verschillende beleidsvelden. De beleidsregels zijn gebaseerd op de Algemene Subsidieverordening 2015 (ASV), artikel 149 van de Gemeentewet en afdeling 4.2. van de Algemene Wet Bestuursrecht. De begripsomschrijvingen uit de ASV zijn van overeenkomstige toepassing. De doelen en activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, zijn ontleend aan beleidsmatige (kader)nota s. De beleidsstukken die van toepassing zijn, worden bij elk afzonderlijk subsidieplafond genoemd. Afspraken over producten, prestaties en aanvullende voorwaarden worden vastgelegd in de subsidiebeschikking die elke subsidieontvanger krijgt na toekenning van de subsidie. In de ASV van wordt vastgehouden aan het juridische onderscheid waarbij subsidies worden onderverdeeld in structurele (jaarlijkse) dan wel eenmalige subsidies. In de beleidsregels zijn deze structurele en eenmalige subsidies verder onderverdeeld, hoewel het aantal verschillende subsidies beperkt blijft ten behoeve van de overzichtelijkheid: Jaarlijkse subsidie De jaarlijkse subsidie heeft betrekking op activiteiten van een organisatie die elk jaar plaatsvinden en waarmee de gemeente een langdurige subsidierelatie mee heeft. Hieronder vallen: Budgetsubsidies Overeenkomst tussen gemeente en organisatie, of groep van organisaties, waarbij een integraal samenwerkingsverband is ontstaan. Gericht op uitvoering van gemeentelijk beleid, uitgewerkt in te behalen doelstellingen en prestaties, waarbij de subsidieontvanger de uitvoering ter hand neemt. Structurele Waarderingssubsidies Bedoeld om waardering voor of belang van bepaalde structurele activiteiten aan te geven. Maximum bedrag is 1.000,--. Eenmalige subsidie Eenmalige subsidies zijn subsidies die voor een eenmalige activiteit van een rechtspersoon of een natuurlijke persoon, of een activiteit waarvoor het college slechts voor een van te voren bepaalde tijd van maximaal 4 jaar subsidie wil verlenen. Hieronder vallen: Investeringssubsidies Een investeringssubsidie kan worden verkregen voor het verwerven, nieuw te bouwen, uit te breiden, of bijvoorbeeld het renoveren van sportaccommodaties. Projectsubsidies Een projectsubsidie is tijdelijk en doelgericht. De subsidie is gericht op een prestatie, activiteit, evenement, product of resultaat, die aansluit op gemeentelijk beleid, die in tijd beperkt is en die inhoudelijk een afgerond resultaat oplevert. 22

23 Incidentele Waarderingssubsidies Bedoeld om waardering voor- of belang van bepaalde incidentele activiteiten aan te geven. Het maximum van waarderingssubsidies is 1.000,--. Ook de bijdrage aan jubilea vallen onder deze categorie. Voor incidentele project- en waarderingssubsidies is een apart budget beschikbaar; de algemene subsidiereserve. Het bedrag wordt jaarlijks bij de begrotingsbehandeling vastgesteld. Het college kan ten laste van dit budget incidentele project- en waarderingssubsidies beschikbaar stellen. 3.7 Subsidieprogramma Jaarlijks worden alle gemeentelijke organisaties in de gelegenheid gesteld een subsidie aan te vragen. Het betreft zowel eenmalige als jaarlijkse subsidies. De aanvragen voor een jaarlijkse subsidie moeten uiterlijk 1 april voorafgaande aan het jaar (of de jaren) waarop de subsidie betrekking heeft worden ingediend. De aanvraag voor een eenmalige subsidie kan het hele jaar door worden gedaan maar wel uiterlijk 14 weken voorafgaande aan de datum waarop de activiteit zal plaatsvinden. Het college beslist uiterlijk voor 31 juli van het jaar waarop de aanvraag voor een jaarlijkse subsidie is gedaan of deze subsidie wordt toegekend. Voor een eenmalige subsidie is dit binnen 13 weken na de aanvraag. Alle subsidies waarover een besluit is genomen worden opgenomen in het jaarlijkse subsidieprogramma. In het subsidieprogramma wordt vanuit beleidsmatig oogpunt stil gestaan bij het proces van subsidieverlening en de achtergronden en -ontwikkelingen die van invloed zijn op de subsidieverlening. Tevens wordt in het subsidieprogramma de invloed van de algemene beleidsontwikkelingen vertaald naar de gevolgen per subsidieplafond. Alle subsidies worden in deze fase aan verenigingen en overige organisaties bevestigd onder voorbehoud van het vaststellen van de subsidieplafonds in het kader van de begrotingsbespreking door de gemeenteraad van. Kaders en criteria Organisaties die in aanmerking komen voor subsidieverlening in 2016 hebben een subsidieaanvraag gedaan die voldoet aan de geldende Algemene Subsidieverordening (ASV) en de bijbehorende Beleidsregels subsidieverstrekking. De gemeente gaat in het subsidieprogramma 2016 uit van de volgende criteria: 1. Reguliere subsidieaanvragen, die niet afwijken van het voorgaande jaar en welke voldoen aan de ASV en de Beleidsregels worden onder voorbehoud van de begroting gehonoreerd. 2. De hoogte van het totale subsidieprogramma voor 2016 is gelijk aan dat van 2015, exclusief toevoegingen als gevolg van (met name) de decentralisaties. 3. Bij meer aanvragen (vanwege aanvullende taken of door gestegen loon- en prijskosten) voor subsidies voor 2016 geldt dat per geval beoordeeld is of deze wel of niet toegekend worden. 4. Voor enkele subsidieaanvragen geldt dat hier nog nadere besluitvorming over plaats moet vinden. Het gaat dan specifiek om: - CJG Rijnmond: Jeugdgezondheidszorg - Ambulante hulpverlening Jeugd: Flexus jeugdplein 5. Gesubsidieerde activiteiten waarvan in de loop van het subsidiejaar duidelijk wordt dat deze niet of slechts gedeeltelijk ingezet zullen gaan worden, kunnen bij noodzaak middels de bestuursrapportage overgeheveld worden naar het plafond Welzijn Onvoorzien. 23