deze bestanddelen in het monster voorkomen. Derhalve heeft elke bepaling momenteel nog een onmiskenbaar researchaspect.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "deze bestanddelen in het monster voorkomen. Derhalve heeft elke bepaling momenteel nog een onmiskenbaar researchaspect."

Transcriptie

1 Op 26 maart en op 17, 23 en 24 april 1974 heeft de bijzondere commissie voor het drugbeleid in het kader van het voorbereidend onderzoek van stuk , nr. 3, waarmede zij belast is, gesproken met een aantal personen, die beschouwd mogen worden als deskundig ten aanzien van enige specifieke aspecten van het drugvraagstuk, waarover de commissie nog nader geïnformeerd wenste te worden. De commissie sprak achtereenvolgens met - hoofdinspecteur Toorenaar, chef van het bureau Bijzondere Zaken van de Amsterdamse politie en inspecteur Elbersen, hoofd van de afdeling verdovende middelen van het bureau Bijzondere Zaken van de Amsterdamse politie; - prof. dr. E. L. Noach, hoogleraar farmacologie aan de Rijksuniversiteit te Leiden; - dr. J. L. van de Lande, hoofd jeugdpsychiatrische kliniek Amstelland te Santpoort; - prof. dr. C. A. Salemink, hoogleraar organische chemie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht; - dr. D. C. Cameron, chief of the office of mental health van de Wereldgezondheidsorganisatie, en dr. S. G. R. Martens, director of the division of narcotic drugs van de Verenigde Naties. De commissie stelt het op prijs deze heren haar dank te betuigen voor hun bereidwilligheid om met haar van gedachten te wisselen. Zij heeft de eer van de gesprekken met de heren Toorenaar en Elbersen, de heer Noach, de heer Van de Lande en de heer Salemink als volgt verslag te doen. Het onderhoud met de heren Cameron en Martens beschouwt de commissie overeenkomstig de wens van deze heren als vertrouwelijk. 1. Gesprek van de bijzondere commissie met hoofdinspecteur Toorenaar, hoofd van het bureau Bijzondere Zaken van de Amsterdamse politie en inspecteur Elbersen, hoofd van de afdeling verdovende middelen van het bureau Bijzondere Zaken van de Amsterdamse politie, 26 maart De bijzondere commissie concentreerde zich in het gesprek met de bovengenoemde heren op het opsporings- en vervolgingsaspect van het drugvraagstuk. Op een vraag van een lid behorende tot de C.P.N.-fractie of er verschil bestaat tussen de opsporing en de bestrijding van drugs met aanvaardbare risico's en van drugs met onaanvaardbare risico's antwoordden de politiefunctionarissen dat daartussen opsporingstechnisch gezien geen verschil bestaat. Een commissielid behorende tot de fractie van de P.v.d.A. informeerde naar de tijd die gemoeid is met het onderzoek naar en het opsporen van gevallen van drugs met onaanvaardbare risico's. De legalisering van deze drugs zou naar zijn mening een verlichting kunnen betekenen van de taken van het politieapparaat (2 vel)

2 De heren stelden in antwoord hierop, dat in beginsel het onderzoek naar gevallen van handel in drugs, ongeacht van welke aard, veel tijd, moeite en inzet van mensen kan vergen. De omvang van de taak van de politie hangt daarbij sterk samen met de hoeveelheid zaken die zich voordoet. De gebruiker van drugs met aanvaardbare risico's is in het algemeen voor de politie weinig interessant. Voor deze gebruiker hanteert de Amsterdamse politie het zogenaamde summier proces-verbaal. Op dit summiere verbaal beslist het openbaar ministerie of tot vervolging zal worden overgegaan. Gevallen als deze hoeven de politie niet veel tijd te kosten. Het onderscheid tussen een gebruiker en een kleinhandelaar is echter vaak niet eenvoudig te bepalen. Herhaalde verbalisering van een gebruiker kan een aanwijzing vormen voor het feit dat men met een handelaar te doen heeft. De vraag van dit lid of de heren de indruk hadden dat gebruikers van drugs met aanvaardbare risico's dikwijls overgaan op het gebruiken van drugs met onaanvaardbare risico's, werd ontkennend beantwoord in die zin, dat de heren van mening waren dat aan de stepping stone-theorie weinig waarde mag worden gehecht. Wel meenden zij dat geconstateerd kan worden dat geen enkele gebruiker van drugs met onaanvaardbare risico's onmiddellijk met het gebruiken van deze categorie van drugs is begonnen. De heren concludeerden dat men in het algemeen overstapt naar gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's om eens iets anders - doch niet beslist iets sterkers - te gebruiken. In antwoord op een vraag van dit lid merkten de politieambtenaren voorts op dat zij de strafbaarstelling van het gebruik van en de handel in drugs hier te lande tamelijk laag vinden. Overigens waren zij van mening dat de gevangenis niet moet worden gezien als een soort afkick-centrum". Een goede opvang van en een goede hulpverlening aan gebruikers is zeer gewenst doch momenteel in te geringe mate aanwezig. Een lid behorende tot de V.V.D.-fractie vroeg vervolgens de mening van de politiefunctionarissen over de stelling dat de strafbaarheid van de gebruiker gehandhaafd dient te blijven juist om door middel daarvan de handelaar te achterhalen. De heren meenden, dat de praktijk inderdaad leert, dat men in bepaalde gevallen via een aantal gebruikers de handelaar kan achterhalen. Dit lid vroeg tevens of er naar de mening van de heren hier te lande eenheid bestaat in het politieel beleid. De politieambtenaren antwoordden hierop dat men per gemeente kan spreken van eenheid in het politieel beleid. Tussen de gemeenten bestaan er in dit beleid echter zeker verschillen. Met name in de grote steden wordt gestreefd naar meer coördinatie. Een lid behorende tot de fractie van de K.V.P. informeerde naar de internationale contacten die de politie onderhoudt om te komen tot een effectievere bestrijding van de drughandel. De heren antwoordden dat er met name met de autoriteiten uit de landen waar de drugs vandaan komen nauwelijks contacten mogelijk zijn, vanwege de andere instelling van deze autoriteiten ten opzichte van de drugs. Binnen Europa en met name in de EEG-landen bestaan daarentegen uitstekende contacten tussen de politie-autoriteiten, waardoor de opsporingsresultaten zeker ten gunste worden beinvloed. Ook met de Verenigde Staten bestaat een goede samenwerking. Dit lid vroeg tevens of er bij de handel in principe onderscheid bestaat tussen drugs met aanvaardbare en drugs met onaanvaardbare risico's. In principe wordt er door de handelaren, zo meenden de heren, geen onderscheid gemaakt tussen de diverse categorieën drugs. Markteconomische principes geven hier de doorslag. Naar aanleiding van een vraag van een ander lid van de K.V.P.-fractie over de invloed van de hoogte van de prijs op het gebruik, stelden de heren dat naar hun mening de prijs nauwelijks invloed heeft op de omvang van het gebruik omdat het hier gaat om genotmiddelen (Ook het sigarettengebruik is niet verminderd door de prijsstijgingen). Wel een gevolg van de hoge prijzen is de bevordering van de criminaliteit. De gebruiker van drugs met onaanvaardbare 2 risico's moet weliswaar in de eerste plaats als patiënt worden beschouwd, maar wordt gedreven tot het plegen van delicten, doordat hij zijn dure middelen moet kunnen bekostigen. Dit probleem speelt niet bij de gebruiker van drugs met aanvaardbare risico's, omdat deze drugs gemakkelijk betaalbaar zijn. Op een vraag van het aan het woord zijnde lid of de gebruiker van drugs met aanvaardbare risico's op één lijn te plaatsen is met de gebruiker van alcohol, luidde het antwoord van de heren, dat dit naar hun mening niet het geval is. Een alcohol-gebruiker zal niet anders gaan gebruiken dan alcohol; hij kan alleen alcohol in grotere hoeveelheden gaan gebruiken, terwijl de gebruiker van drugs met aanvaardbare risico's zich, zoals de praktijk toont, dikwijls niet beperkt tot deze drugs, maar andere drugs gaat proberen. Een lid van de P.v.d.A.-fractie wenste nadere informatie omtrent het summier verbaal. De functionarissen deelden hierover ter aanvulling op hetgeen zij in eerste instantie reeds gezegd hadden mede, dat het summier verbaal enkel wordt opgemaakt voor verbruikers van drugs met aanvaardbare risico's, dus niet voor gebruikers van drugs met onaanvaardbare risico's en evenmin voor personen van wie de politie kan bewijzen dat zij handelen in drugs. Dit lid vroeg tevens of er sprake is van een grotere aanvoer in Amsterdam van heroïne. De heren hadden de indruk dat er niet mag worden gesproken van een vergrote aanvoer van heroïne; de aanvoer blijft ongeveer op hetzelfde peil. Een geringer aanbod meenden de heren te moeten constateren van hash, hetgeen zij weten aan problemen met de leveringen in het Midden-Oosten. Naar aanleiding van een opmerking van dit lid over amfetamine, stelden de heren dat zij in het gebruik van pep-middelen minstens een even groot gevaar zien als in dat van welke drugs dan ook. De strafrechtelijke repressie hiertegen achtten zij veel te gering. Een lid behorende tot de fractie van de A.R.P. stelde de vraag of liberalisatie van drugs met aanvaardbare risico's (b.v. het terugbrengen van de handel tot overtreding) te combineren valt met de bestrijding van de handel. De politieambtenaren waren van mening dat dit voor de opsporingsmensen een zeer moeilijke zaak zou zijn. Een overtreding als deze zou nauwelijks te constateren zijn vanwege de onmogelijkheid om in vele gevallen de handelaar te onderscheiden van de gebruiker. In internationaal opzicht zou ons land naar de mening van de heren een slechte beurt maken, wanneer drugs met aanvaardbare risico's zouden worden gelegaliseerd. Vele jongeren vanuit alle delen van de wereld zouden bovendien worden aangetrokken wanneer bepaalde drugs hier te lande vrij verkrijgbaar zouden zijn. Het door een lid van de P.v.d.A.-fractie gesignaleerde voordeel dat de legale verkoop van enkele drugs een kwaliteitscontrole mogelijk zou maken (b.v. via de Warenwet), achtten de heren verre overvleugeld door de bovengenoemde bezwaren. Daarnaast zagen de politieambtenaren uit legalisatie van bepaalde drugs ook grote douanetechnische problemen met de ons omringende landen voortvloeien. Een lid behorende tot de fractie van D'66 informeerde of er op dit moment een norm bestaat voor de bepaling wie als gebruiker beschouwd moet worden en wie als handelaar. De heren zeiden in antwoord hierop dat een norm met het oog op vervolging nauwelijks te hanteren is. Het vermoeden dat iemand een handelaar is wordt niet slechts bepaald door de hoeveelheid die hij bij zich draagt, maar ook door andere factoren (b.v. door de omstandigheid dat hij een weegschaaltje bij zich heeft). De politie tracht de zaken zoveel mogelijk van geval tot geval te beoordelen. Dit lid vroeg tevens wat de politie buiten de mogelijkheid van insluiting voor mogelijkheden heeft wanneer zij geconfronteerd wordt met een zwaar verslaafde gebruiker. De heren antwoordden op deze vraag dat de politie deze mensen allereerst ziet als patiënten en hen bij voorkeur tracht te doen opnemen in een opvangcentrum. Klinieken zijn er echter veel te weinig. Het aan het woord zijnde lid vroeg voorts of het niet mogelijk was geweest het beleid van de politie en de justitie reeds

3 3 in een vroeg stadium af te stemmen op de destijds gesignaleerde opbloei van de heroïne-handel en of in de toekomst niet sneller op bepaalde tendensen kan worden ingespeeld. De politiefunctionarissen zeiden in antwoord op deze vraag dat het voor de politie zeer moeilijk was en is om met succes op te treden tegen de heroïne-handel. Deze handel bevindt zich voornamelijk in handen van de Chinezen, die een hechte groep vormen, waartoe de politie geen toegang heeft en waaronder zich ook geen tipgevers bevinden die de politie van nut kunnen zijn. In de bestrijding van deze handel worden slechts incidentele successen geboekt, voortvloeiende uit toevallige omstandigheden. Een lid behorende tot de fractie van de V.V.D. vroeg naar de mening van de heren over de onder meer op de hoorzitting van de commissie op 8 maart jl. naar voren gebrachte opvatting, dat de strafbaarstelling van gebruikers moet worden opgeheven, omdat deze met zich meebrengt dat verslaafde gebruikers zich uit vrees voor arrestatie liever verschuilen dan laten behandelen. De heren antwoordden hierop dat zij hun twijfels hebben over het gestelde dat verslaafde gebruikers zich zouden verschuilen. In het algemeen worden verslaafden door de politie alom aangetroffen zonder dat zij pogingen doen zich schuil te houden. Dit lid vroeg ten slotte of de heren aan een wetswijziging in de onderhavige materie een psychologisch effect toekenden op gebruikers en potentiële gebruikers van drugs. De heren waren van mening dat hierover niet gemakkelijk een uitspraak valt te doen, doch dat vermoedelijk het effect noch in de zin van stimulering noch in de zin van afremming groot is. 2. Gesprek van de bijzondere commissie met prof. dr. E. L. Noach, hoogleraar farmacologie aan de Rijksuniversiteit te Leiden, 17 april Aan prof. Noach had de bijzondere commissie vooraf enige vragen doen toekomen, welke hij achtereenvolgens ter vergadering beantwoordde. De weergave van deze vragen en van de antwoorden van prof. Noach alsmede van de discussie waartoe de beantwoording aanleiding gaf moge hieronder volgen. Vraag 1. Welke mogelijkheden zijn er thans wetenschappelijk om de werkzame bestanddelen (THC) in hash en marihuana te bepalen en waar in Nederland kan dat op korte termijn geschieden? Als plaatsen waar op dit moment bepalingen kunnen worden verricht noemde prof. Noach: - de afdeling Farmacologie van de Katholieke Universiteit te Nijmegen; - het gerechtelijk laboratorium te 's-gravenhage; - de apotheek van het Wilhelmina Gasthuis te Amsterdam; - het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid te Bilthoven; - het instituut van prof. Salemink aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Het aantal plaatsen waar bepalingen worden verricht is in beginsel voor uitbreiding vatbaar. Prof. Noach achtte het zinvol om onder meer met het oog op nieuwe wettelijke regelingen te streven naar een netwerk van dergelijke plaatsen, zodat bij voorbeeld in de toekomst op snelle wijze en gedecentraliseerd kan worden vastgesteld of iemand een verkeersovertreding heeft begaan onder invloed van hennepbestanddelen. Naar aanleiding van vragen van een lid van de A.R.P.- fractie en een lid van de C.H.U.-fractie voegde prof. Noach hieraan toe dat er op dit moment in de verrichting van bepalingen nog geen duidelijk onderscheid bestaat tussen routine en research. Elk monster dat geanalyseerd wordt kan verschillen zowel naar de bestanddelen zelf als naar de mate waarin deze bestanddelen in het monster voorkomen. Derhalve heeft elke bepaling momenteel nog een onmiskenbaar researchaspect. Men kan twee hoofdsoorten van bepalingen onderscheiden, nl. de bepaling van de bestanddelen in het plantaardig materiaal en de bepaling van bestanddelen voorkomende in het bloed of de urine. De laatste soort van bepalingen is moeilijker te verrichten en vereist verfijndere apparatuur. De analyse-methoden, zei prof. Noach in antwoord op een vraag van een lid van de V.V.D.-fractie, zijn inmiddels zodanig verbeterd, dat kwantitatieve en kwalitatieve bepaling van de bestanddelen van drugmonsters mogelijk is. Op een vraag van een lid behorende tot de P.v.d.A.-fractie wie op de genoemde instituten bepalingen kunnen laten verrichten, antwoordde prof. Noach dat, voor zover hem bekend, voor particuliere instellingen en groeperingen alleen door de apotheek van het Amsterdamse Wilhelmina-Gasthuis bepalingen worden verricht. Of particuliere groeperingen ook tot de andere instituten toegang zouden hebben was prof. Noach niet bekend. Een lid behorende tot de V.V.D.-fractie vroeg of er naast tetra-hydro-cannabinol (THC) andere werkzame bestanddelen voorkomen in hennepprodukten. In antwoord op deze vraag stelde prof. Noach dat van THC verscheidene isomeren (stoffen die in principe dezelfde atomen bevatten doch in een andere schikking) bestaan. Na vele jaren gewerkt te hebben met de verkeerde isomeren van de stof heeft men enige jaren geleden de juiste (delta-9-) isomeer van THC ontdekt. Daarnaast is thans bekend dat er in het lichaam omzettingsstoffen worden gevormd die qua werkzaamheid sterker zijn dan de oorspronkelijk toegediende stof. Naarmate de stof vaker wordt ingenomen kunnen bepaalde omzettingsstoffen sneller gevormd worden. Antwoordend op een vraag van een lid van de B.P.-fractie, stelde prof. Noach voorts, dat de kennis over de hennepprodukten groeiende is, doch dat er nog een aantal vraagpunten bestaat. Met name de invloed en de werking van de bijbestanddelen is nog te weinig onderzocht. Zeker is dat de belangrijkste effecten afkomstig zijn van de delta-9-isomeer van het THC, doch over de modificerende werking van de bijkomende bestanddelen verkeert men nog in onzekerheid. Belangrijke kwalitatieve verschillen verwachtte prof. Noach overigens door het onderzoek betreffende de bijbestanddelen niet te zullen aantreffen, doch wellicht wel kwantitatieve. Over de opslag van de opgenomen stoffen in het lichaam, waarover dit lid tevens een vraag stelde, is volgens prof. Noach nog niet veel bekend. Wel is duidelijk dat deze niet plaatsvindt in de hersenen. De omzettingsproduktcn kunnen vrij lang in het lichaam blijven, wat derhalve bij herhaald gebruik een cumulatieve werking met zich mee kan brengen. Vraag 2. Acht u het mogelijk om landelijke beleidsnormen vast te stellen van cannabinol-gehalte, waarboven een eventueel vrij verhandelbare stof niet mag komen? Prof. Noach was van mening dat het bijzonder moeilijk is een beleid ten aanzien van een produkt te baseren op het gehalte van werkzame stoffen in dat produkt. Immers, evenals bij alcohol is niet alleen het gehalte van de gebruikte stof van invloed op de reacties bij de gebruiker doch ook de hoeveelheid die wordt gebruikt. De samenstelling voor wat betreft de actieve componenten kan van invloed zijn op de werkzaamheid van het totale produkt; hierover is nog niet voldoende bekend. Bovendien reageert ieder persoon verschillend op het gebruik van een zekere hoeveelheid van een produkt. Naar aanleiding van een opmerking van een lid behorende tot de P.v.d.A.- fractie dat de bepaling van het gehalte van hennepprodukten zinvol geacht mag worden, zei prof. Noach dat hij gehaltebepaling op zich een zinvolle zaak vindt, doch dat het stellen van kwaliteitseisen in het kader van een beleid vooralsnog niet op objectieve gronden kan geschieden. Vraag 3. Wanneer kan gesproken worden van zodanig langdurig gebruik van hennepprodukten, dat vergiftigingsverschijnselen gaan optreden?

4 Prof. Noach meende dat deze vraag voor hem moeilijk te beantwoorden is. In het algemeen zullen zich vergiftigingsverschijnselen voordoen, wanneer zich een bepaalde hoeveelheid eenheden van een produkt in het lichaam bevindt. Wanneer deze hoeveelheid bereikt wordt verschilt per geval en hangt onder meer af van het aantal doseringseenheden dat wordt ingenomen, de grootte van de dosering per keer en de interval in het gebruik. In antwoord op een vraag van een lid behorende tot de V.V.D.-fractie voegde prof. Noach hieraan toe dat er momenteel nog onvoldoende kennis bestaat over psychoses die het gevolg zouden zijn van chronisch marihuanagebruik. De meningen van de geleerden tenderen naar een ontkennend antwoord op de vraag of er een causaal verband bestaat tussen chronisch gebruik van hennepprodukten en psychoses. Vraag 4. Welke suggesties heeft u voor planning en coördinatie van medisch-biologisch onderzoek en tussen gedragsonderzoek en medisch-biologisch onderzoek? In antwoord op deze vraag betoogde prof. Noach, dat hij als wetenschappelijk doel van het onderzoek zag de vergaring van een betere kennis omtrent de omvang, de limieten en het risico van het druggebruik alsmede de afgrenzing van het gebruiken van deze stoffen van dat van andere psycho-actieve genotmiddelen. Het praktische doel van dit wetenschappelijk onderzoek bestaat uit het leveren van een bijdrage aan de beantwoording van de vraag of een wijziging van het beleid noodzakelijk is of niet. Gezien het bestaan van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen kan een besluit tot beleidswijziging naar de mening van prof. Noach slechts genomen worden op basis van internationale samenwerking. De consequentie daarvan is dat ook op het terrein van het wetenschappelijk onderzoek internationale samenwerking primair is. In concreto betekent dit voor de regeringen dat het programma van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ten aanzien van het drugvraagstuk ondersteund dient te worden. Enige jaren geleden publiceerde de WHO een rapport over het gebruik van cannabis. De aan dit rapport gehechte aanbevelingen zijn ook nu nog ter zake. Het nationale research-programma moet hierop aansluiten. Tevens moet het nationale programma hier te lande worden afgewogen aan de in Nederland bestaande expert-kennis. Twee problemen spelen hierbij een rol. - In de eerste plaats dat van de financiering. Eind 1971 stelde de Regering de zogenoemde beleidsruimtegelden ter beschikking. Deze gelden werden beheerd door de beleidsruimtebegeleidingscommissie voor hersenen en gedrag. De gelden zijn momenteel nagenoeg besteed en zijn in de afgelopen jaren door de begeleidingscommissie goed gealloceerd. Met de voortzetting van de met de hierbedoelde gelden gestarte onderzoekwerkzaamheden heeft zich thans de stichting Fungo belast, een stichting die functioneert in het kader van ZWO. Gezien de omstandigheid dat het in dit onderzoek in feite gaat om toegepaste research zou de voortzetting van de werkzaamheden naar het inzicht van prof. Noach beter verricht kunnen worden door de gezondheidsorganisatie van TNO. - Naast het financieringsvraagstuk speelt in het onderzoek het probleem van de mankracht. Er bestaat een chronisch tekort aan deskundigen, zodat opleiding van meer deskundigen wenselijk is. Voor dit soort onderzoek (hersen. en gedragsonderzoek) bestaan internationale trainingsprogramma's Deze programma's verdienen de steun van onze Regering in omvangrijker mate dan thans reeds het geval is. Voor de bepaling van de zwaartepunten van het onderzoek in ons land is, zo merkte prof. Noach op, de expert-kennis die hier te lande bestaat maatgevend. Ter voorkoming van dubbel werk moet tevens gekeken worden naar de research die reeds in andere landen, met name de Verenigde Staten, is en wordt verricht. 4 Hier te lande zou men zich gelet op het bovenstaande kunnen concentreren op het werken met dier-experimentele modellen. Het onderzoek zou gericht moeten zijn op 1. de geheugenfunctie in verband met het gebruik van cannabis; 2. de interactie tussen geneesmiddelen en genotmiddelen (drugs, tabak, alcohol). Daarnaast meende prof. Noach, hoewel hij zich op dit terrein niet deskundig achtte, dat de instelling van een sociologisch onderzoek naar de motivatie van druggebruikers zeer gewenst is. Tevens zou een onderzoek kunnen worden verricht naar de samenhang tussen de omvang van het gebruik en de maatschappelijke tolerantie ten opzichte van het desbetreffende genotmiddel. Op het terrein van de psychiatrie zou een onderzoek kunnen worden ingesteld naar de chronische vergiftiging door het gebruik van bepaalde drugs. Vraag 5. Is het waar dat het roken van hash-produkten niet tot verslaving leidt, terwijl het spuiten van hash-olie wel een verslavende en schadelijke werking heeft? Prof. Noach antwoordde ontkennend op deze vraag. Het spuiten van hash-olie betekent slechts dat men een grotere dosis binnen krijgt. Een acute intoxicatie kan hierdoor veroorzaakt worden, maar de kans op verslaving (waarbij verslaving gedefinieerd is als het onvermogen om van de stof af te blijven) is zeer gering. Vraag 6. Is het juist dat ook valium een schadelijke en verslavende bijwerking heeft? Waaruit bestaat in dat geval de schadelijkheid? Het antwoord van prof. Noach op deze vraag luidde bevestigend. De vraag op zich achtte hij echter niet relevant voor het drugvraagstuk, omdat valium een medicament is, dat door een arts moet worden voorgeschreven op grond van een geneeskundige indicatie. Vraag 7. Bent u van oordeel dat cannabis, opiaten en eventueel amfetaminen onder de term drugs" samengevat kunnen worden, omdat ze verslavend werken, of vindt u dat dit niet mag, omdat deze produkten farmacologisch verschillend zijn? Een farmacologische definitie van drugs kan volgens prof. Noach niet gegeven worden. Slechts een sociale definitie achtte hij enigermate zinnig. Deze zou dan moeten luiden: drugs zijn stoffen, waarvan het gebruik onbehoorlijk is, aangezien zij maatschappelijk niet geaccepteerd zijn. Een farmacologische definitie is onmogelijk, omdat niet zodanige gemeenschappelijke kenmerken (b.v. verslavende werking, hallucinogene werking, bewustzijnsveranderende v/erking) aangegeven kunnen worden dat daarmee de drugs categorisch van alle andere stoffen afgescheiden zouden zijn bepaald. Vraag 8. Is het wetenschappelijk onderzoek naar de farmacologische en toxicologische werking van cannabis-produkten in die zin afgerond dat over deze aspecten van een communis opinio" kan worden gesproken? Zo neen, welk onderzoek is dan nog nodig? Deze vraag werd, gezien het voorafgaande, reeds beantwoord geacht. Vraag 9. In hoeverre is het adagium de dosering bepaalt het effect" van toepassing op het gebruik van cannabis? Welk oordeel hebt u in dit verband over de vloeibare hashish, die een hoog gehalte aan werkzame bestanddelen bevat? Dit adagium achtte prof. Noach volledig van toepassing op het gebruik van cannabis. Zowel subjectief is het effect vastgesteld als objectief door wetenschappelijke waarnemingen. Achter de vraagstelling ging echter naar de mening van prof. Noach een controverse schuil tussen de gedragswetenschappen en de medische wetenschap. Door de beoefenaar van de gedragswetenschappen wordt vaak gezegd dat de druggebruiker gesensibiliseerd raakt. Hij bereikt het gewenste effect geleidelijk

5 5 aan met een kleinere dosis van de stof omdat hij deze stof eerst langzamerhand als prettig gaat ervaren. Uit onderzoekingen hebben sommigen gemeend vast te kunnen stellen dat er onder druggebruikers sprake is van een placebo-effect (een effect teweeg gebracht door een onwerkzame substantie). Er zou derhalve geen dosisafhankelijkheid bestaan, doch enkel suggestie van bepaalde werkingen. Prof. Noach was van mening dat dosisafhankelijkheid wellicht niet de enige bepalende factor voor het effect is, doch beslist wel één van de factoren. De onderzoekingen die hierboven werden aangehaald bewijzen volgens hem slechts dat een placebo-effect kan optreden. Vraag 10. Zijn eventuele veranderingen in het gedragspatroon van de cannabisgebruiker (passief gedrag, indolentie, enz.) terug te voeren tot de farmocologische werking van cannabis of worden deze eventuele veranderingen geïnduceerd door sociaal-culturele factoren? In het voorgaande was, naar de mening van prof. Noch, deze vraag reeds aan de orde geweest. De term geïnduceerd" zou prof. Noach liever vervangen door gemodificeerd". Er zijn bepaalde objectief meetbare effecten inherent aan het gebruik. De subjectieve beleving van de effecten is sterk afhankelijk van het sociaal-culturele patroon waarin de verbruiker leeft. Vraag 11. Welk oordeel hebt u over de stepping stonehypothese? Twee benaderingen zijn mogelijk, volgens prof. Noach. a. de vaststelling dat bijvoorbeeld alle heroïnegebruikers wel eens marihuana hebben gebruikt. Deze benadering zegt niets over de stepping stone-hypothese. b. de benadering waarbij gelet wordt op twee aspecten: nl. de karakterstructuur van de gebruiker en de aard van de gebruikte stoffen. Men kan dan vaststellen dat sommige karakters sneller verslaven dan andere, waarbij zij aan stoffen van allerlei aard kunnen verslaven. Het sociaal-cultureel klimaat is dikwijls bepalend voor de keuze van de stof. Wanneer men dan naar een gemiddelde zoekt, kan men constateren, dat de gemiddelde hennepgebruiker niet verslaafd raakt aan sterkere stoffen, d.w.z. geen sterke innerlijke neiging ontwikkelt om tot gebruik van sterkere stoffen over te gaan. Sociaal-culturele en karakterologische factoren spelen hier een rol, niet farmacologische. Op een vraag van een lid behorende tot de fractie van de C.H.U. of er personen zijn die tot gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's komen zonder ooit drugs met aanvaardbare risico's gebruikt te hebben, antwoordde prof. Noach, dat er vele personen voorkomen, waarvan dit gezegd kan worden. Toevallige omstandigheden zijn hiervoor dikwijls bepalend. Als voorbeeld kan het feit genoemd worden, dat vele morfinisten voortkomen uit medische of para-medische groeperingen, die ambtshalve gemakkelijk aan morfine kunnen komen. Naar aanleiding van een opmerking van dit lid dat een benadering waarbij slechts gekeken wordt naar gemiddelden afkeuring verdient daar elk individu belangrijk is, betoogde prof. Noach dat hij er van uit gaat dat een beleid uitgestippeld moet worden aan de hand van algemene gegevens en algemene verwachtingen en waarschijnlijkheden. Zo redenerend meende prof. Noach te mogen stellen dat het voor de bepaling van een beleid belangrijk is te kunnen vaststellen dat de biologische stepping stone bij gebruik van hennepprodukten niet groot is, maar dat er wel sprake kan zijn van een maatschappelijke stepping stone. Vraag 12. Zijn er ongewenste interacties geconstateerd tussen het gebruik van cannabis en bepaalde geneesmiddelen? Deze vraag bleek in het voorafgaande reeds beantwoord. Vraag 13. Welk eindoordeel hebt u over het standpunt van de Regering ten aanzien van het gebruik en bezit voor eigen gebruik van hennepprodukten? De stap naar het toegestane klein-gebruik en de verboden handel in het groot achtte prof. Noach momenteel niet mogelijk. Deze stap zal in internationaal verband genomen moeten worden op basis van internationaal verricht wetenschappelijk werk. Op een vraag van een lid behorende tot de V.V.D.-fractie of uit deze opmerking van prof. Noach mocht worden geconcludeerd dat deze eigenlijk wel voorstander is van legalisatie van het gebruik van hennepprodukten, antwoordde prof. Noach dat een antwoord hierop moeilijk is. In beginsel voelde prof. Noach weinig voor legalisatie omdat hij het legale gebruik van alcohol al voldoende achtte. Het risico van marihuana is wellicht kleiner dan dat van alcohol, doch een definitief oordeel over legalisatie is enigszins voorbarig. Prof. Noach was tenslotte wel van mening dat een hard justitieel beleid ten aanzien van gebruikers niet zeer wenselijk is. 3. Gesprek van de bijzondere commissie met dr. J. L. van de Lande, hoofd van de jeugdpsychiatrische kliniek Amsteiland te Santpoort, 23 april In het gesprek dat de commissie met dr. Van de Lande voerde kwam voornamelijk het hulpverleningsaspect van het drugvraagstuk aan de orde. Daarnaast werd gesproken over enige algemene onderwerpen binnen het kader van dit vraagstuk. Ter inleiding zei dr. Van de Lande, dat hij in 1968 was begonnen met de oprichting van een jeugdpsychiatrische kliniek, die niet specifiek gericht was op de behandeling van jeugdige druggebruikers. In de praktijk bleken zich onder degenen die voor behandeling op Amstelland in aanmerking kwamen talrijke druggebruikers te bevinden. Toch is de doelstelling van de kliniek voor wat betreft de behandeling van druggebruikers beperkt gehouden. De acute opvang geschiedt door de opnamekliniek van het provinciaal ziekenhuis te Santpoort, op het terrein waarvan Amstelland gelegen is. De wezenlijke behandeling vindt plaats op Amstelland, hetgeen dr. Van de Lande een gelukkige situatie achtte. Een open opvangsituatie beschouwde dr. Van de Lande als ongewenst vanwege de te grote contactmogelijkheden met de buitenwereld (dealers), die zodoende voor de gebruiker blijft gehandhaafd. Van het patiëntenbestand van Amstelland heeft ca. 10 pet. intensief te maken gehad met drugs met onaanvaardbare risico's. Van de andere patiënten heeft ca pet. ervaring met het gebruik van drugs met aanvaardbare risico's. Dr. Van de Lande was echter geen enkel geval bekend, waarin het gebruiken van de laatstgenoemde drugs de aanleiding is geweest tot opname wegens ernstige psychische moeilijkheden. Het gaat dus bij de opvang en behandeling van druggebruikers uitsluu tend om gebruikers van drugs met onaanvaardbare risico's. Dr. Van de Lande stelde met nadruk dat deze gebruikers als patiënten gezien moeten worden. 100 pet. van de verslaafden aan drugs met onaanvaardbare risico's hebben ernstige stoornissen in hun psychisch functioneren. Zij vertonen een chronisch suicidaal gedrag". Gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's staat in directe relatie tot ernstige persoonlijke conflicten en spanningen. Over de diverse vragen die werden gesteld over het gebruik van drugs met aanvaardbare risico's meende dr. Van de Lande vanuit zijn positie als therapeut moeilijk iets te kunnen zeggen, omdat zich eenvoudig niet of nauwelijks problemen op dit vlak voordoen. In het algemeen meende dr. Van de Lande dat het gebruik van drugs met aanvaardbare risico's buiten de justitiële sfeer dient te worden gehouden. Mede in aansluiting op een vraag van een lid behorende tot de P.v.d.A.-fractie, zei dr. Van de Lande dat het verschil tussen drugs met aanvaardbare risico's en alcohol voor de jongeren dermate onduidelijk is dat zij de strafbaarstelling van het gebruik van deze drugs als zeer hypocriet ervaren. De heer Van de Lande stelde in antwoord oo een vraai van een lid van de C.H.U.-fractie, dat het regelmatige gebruik van drugs met

6 6 aanvaardbare risico's de concentratie van de gebruiker enigszins vermindert. Dit gebruik leidt echter vrijwel nooit tot een psychose. Een lid van de P.v.d.A.-fractie stelde over de drugs met aanvaardbare risico's tevens de vraag of de opvang van gebruikers wordt belemmerd doordat het gebruik een strafbaar feit is. Volgens dr. Van de Lande kan slechts van een belemmering worden gesproken in die zin dat gebruikers in een gevangenis zouden worden geplaatst in plaats van elders. Hij had niet de ervaring dat contacten met de gebruikers worden belemmerd, doordat zij geen hulp zouden durven te zoeken. Opvang wordt echter nimmer gezocht vanwege problemen door het gebruik van drugs met aanvaardbare risico's. Een ander lid behorende tot de P.v.d.A.-fractie vroeg meer informatie omtrent het patiëntenbestand van Amstelland. In antwoord hierop deelde de heer Van de Lande mee, dat de leeftijd van de patiënten varieert van 14 tot 21 jaar. De sexeverdeling is vrijwel gelijk, ook onder de druggebruikers. Uit gegevens uit Amsterdam zou blijken dat ender de gebruikers van drugs met onaanvaardbare risico's de mannelijke gebruikers de overhand hebben. In antwoord op een andere vraag van dit lid, zei dr. Van de Lande dat het heroïnegebruik sterk is toegenomen en toeneemt, hetgeen hij een zeer ernstige zaak achtte. Naar de reden van de toename moest ook de heer Van de Lande gissen. Sociale invloeden spelen ongetwijfeld een rol. Ook milieu-invioeden zijn van belang. Dr. Van de Lande had de ervaring dat deze laatste invloeden met name betrekking hebben op het gebruik van een bepaalde soort drugs door jongeren uit verschillende sociale lagen. Door werkende jongeren worden bij voorbeeld relatief meer pepmiddelen gebruikt. Hiermede tevens reagerend op een vraag van een lid van de P.v.d.A.-fractie, stelde de heer Van de Lande dat met name jongeren uit lagere maatschappelijke milieus minder gemakkelijk in contact komen met de psycho-sociale hulpverlening. Deze jongeren belanden niet zelden via politie of kinderbescherming in opvangtehuizen, terwijl pas in een latere fase psychotherapeuten worden ingeschakeld, wanneer men ondekt dat het ook in deze gevallen om een psychisch probleemgebied gaat. Naar aanleiding van een vraag van een lid behorende tot de fractie van de A.R.P. merkte dr. Van de Lande vervolgens op, dat men momenteel nog zoekende is naar de juiste vorm van hulpverlening aan verslaafde gebruikers van drugs met onaanvaardbare risico's. Vele visies zijn mogelijk, zoals klinische behandeling. poli-klinische opvang, behandeling met methadon. In het algemeen vond de heer Van de Lande, dat het gebruik van drugs met onaanvaardbare risico's slechts één van de mogelijkheden is, waarmee men kan reageren op problemen. Anderen zoeken wellicht een uitweg in de alcohol of in agressief gedrag. Bij het verlenen van hulp aan gebruikers van drugs met onaanvaardbare risico's is het derhalve van groot belang deze categorie van personen met psychische stoornissen niet te isoleren van andere categorieën van hulpbehoevenden. De hulpverlening aan druggebruikers op specifieke behandelingscentra die ver van andere vormen van hulpverlening af liggen, bevordert het imago van de specialiteit van het gebruik en de gebruiker van drugs met onaanvaardbare risico's. De heer Van de Lande toonde zich een voorstander van de oprichting van specifieke opvangcentra voor de eerste fase van behandeling gekoppeld aan bestaande voortgezette behandelvormen. Na de eerste opvang en behandeling zou de behandeling van druggebruikers alsdan dienen plaats te vinden in een algemene setting waarin de druggebruikers een zelfde behandeling ondergaan als niet-druggebruikers die kampen met een zelfde soort van psychische problematiek. De Emiliehoeve, aldus dr. Van de Lande in antwoord op een vraag van leden van de A.R.P.- en de V.V.D.-fractie, bevordert het imago van de specialiteit van het druggebruik in die zin, dat voor zover hem bekend de Emiliehoeve zich naast de eerste opvang van druggebruikers tevens bezig houdt met de verdere behandeling en begeleiding. De eis van de Emiliehoeve, dat de druggebruikers alvorens aldaar behandeld te kunnen worden enige tijd drug-vrij en duidelijk gemotiveerd dienen te zijn, achtte dr. Van de Lande erg zwaar. Hij was van mening, dat zodoende slechts een elite onder de druggebruikers, namelijk degenen met een sterke wil om van hun verslaving af te geraken, de kans geboden wordt op behandeling. Vele druggebruikers zijn immers niet in staat om tot de motivatie te komen om van hun verslaving af te komen. Onder deze groep bevinden zich vele personen die vanuit psycho-sociaal oogpunt een onaanvaardbaar risico lopen, wanneer zij verder zouden gaan met het gebruiken van drugs. Dr. Van de Lande meende dat er mogelijkheden zouden moeten bestaan om een druggebruiker, waarvan men vindt dat hij een onaanvaardbaar risico loopt, te pressen zich te laten behandelen, eventueel met behulp van een te creëren specifieke, justitiële of semi-justitiële maatregel. De implicatie daarvan zou onder meer zijn dat de strafbaarheid van de gebruiker van drugs zou moeten worden opgeheven. Een lid behorende tot de fractie van de V.V.D. stelde de vraag of naar de mening van de heer Van de Lande de liberalisatie van het drugbeleid zal leiden tot een vermeerderd gebruik van drugs. Dr. Van de Lande sprak de verwachting uit dat een verruiming van het beleid tijdelijk zal leiden tot een vermeerderd gebruik van drugs met aanvaardbare risico's, zeker niet van drugs met onaanvaardbare risico's. De gebruiker van de laatstgenoemde drugs wordt ook onder druggebruikers gezien als een vreemde eend in de bijt. Een lid behorende tot de P.P.R.-fractie vroeg of, gezien de eerder gemaakte opmerking over personen uit lagere maatschappelijke milieus, de personen die thans op Amstelland worden behandeld beschouwd mogen worden als bevoorrecht. Dit lid koppelde hieraan de vraag of in de hulpverlening aan druggebruikers een kliniek als Amstelland zou kunnen samenwerken met andere echelons en of hulpverleners gestationneerd zouden kunnen worden in de wijken, de buurthuizen, kortom dichter bij de gebruikers, ten einde deze beter te kunnen bereiken. Dr. Van de Lande zei in antwoord op deze vragen, dat de kliniek Amstelland eigenlijk weinig wordt gebruikt als voortgezet behandelcentrum, waarvoor zij in feite is bedoeld. Het scheppen van meer eerste-lijnsvoorzieningen in de wijkcentra achtte de heer Van de Lande van groot belang. Van de teams die alsdan in de wijken werkzaam zijn, moet in ieder geval een deskundige (psychotherapeut) deel uitmaken. Vanuit de gedecentraliseerde eerste-lijnsvoorzieningen zouden in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verwijzingen kunnen plaatsvinden naar verdere echelons. Een lid behorende tot de P.v.d.A.-fractie vroeg ten slotte of suicide-neigingen bij gebruikers van drugs met onaanvaardbare risico's inderdaad in ruime mate voorkomen. Dr. Van de Lande antwoordde hierop, dat hij bij elke gebruiker van drugs met onaanvaardbare risico's suicidaal gedrag aantreft, alleen reeds vanwege het feit dat die persoon deze drugs gebruikt. Het gebruik van deze drugs kan men betitelen als een vorm van bewuste zelfvernietiging. 4. Gesprek van de bijzondere commissie met prof. dr. C. A. Salemink, hoogleraar organische chemie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, 23 april In het gesprek van de bijzondere commissie met prof. Salemink kamen enkele technische punten aan de orde (zoals de samenstelling van cannabis-materiaal en de opzet en uitvoering van diverse onderzoeken op het terrein van cannabis), waarop de commissie meent in haar verslag niet al te diep te moeten ingaan. Mede in antwoord op een vraag van een lid behorende tot de C.H.U.-fractie gaf prof. Salemink ter inleiding een uiteenzetting over de ontwikkeling van het onderzoek van cannabis, waarbij hij betrokken is. Dit onderzoek richt zich voornamelijk op de stikstofverbindingen in cannabis-materiaal. Reeds sinds 1940 vinden in diverse landen onderzoekingen op het terrein van cannabis plaats. Deze onderzoekingen mogen, zo zei prof. Salemink, op zichzelf vaak voortreffelijk

7 7 genoemd worden, doch voor de onderzoekingen buiten het terrein van de chemie is de waarde in de totaliteit van het cannabis-ondcrzoek gering, aangezien zij geeenszins op elkaar aansluiten en de resultaten niet vergelijkbaar zijn. De voornaamste oorzaak hiervan ligt in het feit dat men werkt met cannabis, waarvan de samenstelling niet bekend is. Cannabis is, aldus prof. Salemink, een zeer gecompliceerd mengsel van stoffen en cannabis-materiaal vertoont bovendien in zijn samenstelling een schier eindeloze variatie. De samenstelling van het plantenmateriaal wordt onder meer beïnvloed door het zaad-type, het tijdstip en de wijze van opwerking en het land van herkomst. Dat het onderzoek van prof. Salemink zich aanvankelijk concentreerde op de stikstofverbindingen in cannabis heeft twee redenen. In de eerste plaats constateren wetenschapsmensen dat het farmacologisch testen van cannabis-materiaal in zijn geheel naast het testen van de enkelvoudige stof tetra-hydro-cannabinol (THC) over de gehele linie niet eensluidende resultaten oplevert; andere effecten moeten derhalve een rol spelen. In de tweede plaats bestaat er grote interesse in de stikstofverbindingen (o.a. indol-componenten), omdat vast staat dat diverse hallucinogene stoffen (zoals LSD) een indolring bevatten. Mogelijkerwijze zouden ook in cannabis indolderivaten kunnen worden aangetroffen. Het onderzoek naar de stikstofverbindingen in cannabis verloopt moeizaam, omdat deze verbindingen slechts in zeer geringe mate vóórkomen. Inmiddels zijn enkele nieuwe stoffen in cannabis gevonden, waaronder een indolderivaat, die naar alle waarschijnlijkheid een zekere farmacologische werking bezitten. Deze stoffen worden gesynthetiseerd teneinde hen in grote hoeveelheden te kunnen onderzoeken. Bij het onderzoeken van zowel enkelvoudige stoffen als mengsels van de meest voorkomende cannabinoïden wordt mede de methode van pyrolyse toegepast (waarmede het roken van deze stoffen wordt nagebootst). De chemische aspecten resumerend merkte prof. Salemink op dat het arsenaal van stoffen, die in farmacologisch actieve fracties uit het plantenmateriaal worden geïsoleerd, nog niet in zijn totaliteit is onderzocht. De huidige farmacologische tests verschaffen bovendien geen volledige zekerheid over de farmacologische eigenschappen van de diverse stoffen. Een bijkomende factor van onzekerheid vormt, zo voegde prof. Salemink mede naar aanleiding van een vraag van een lid van de V.V.D.-fractie hieraan toe, de werking van de omzettingsprodukten van deze stoffen in het lichaam. (Van de stof THC bestaan bij voorbeeld een aantal oxidatie-produkten, waarvan er één vermoedelijk een sterkere farmacologische werking heeft dan de oorspronkelijke stof zelve.) In antwoord op een vraag van een lid behorende tot de fractie van de C.H.U. betoogde prof. Salemink vervolgens dat het niet eenvoudig is de psychotrope activiteit van een stof vast te stellen. Hier te lande en elders werkt men met proefdieren, doch voor de bepaling van de werking van een stof op de psyche leveren dierproeven uiteraard weinig resultaat op. In dit verband merkte prof. Salemink op dat prof. Miras in Athene door middel van proeven met chronische cannabisgebruikers een onderzoek instelt naar de werking van cannabisprodukten op de psyche. De commissie toonde zich geïnteresseerd in een nadere uiteenzetting omtrent dit onderzoek. Prof. Salemink zegde toe de commissie dienaangaande schriftelijk te zullen inlichten. Een lid behorende tot de fractie van de P.v.d.A. vroeg of er sprake is van een schadelijke werking van cannabis-produkten bij langdurig gebruik. Ogenschijnlijk, zo antwoordde prof. Salemink, hebben cannabis-produkten bij langdurig gebruik niet of nauwelijks een schadelijke werking voor de gebruiker. Wel kan gesteld worden, dat het effect van cannabis of stoffen hieruit sterk afhangt van de persoonlijke toestand van de gebruiker; een slechte gezondheidstoestand van de gebruiker kan bij voorbeeld een onverwachte agressiviteit tot gevolg hebben. Prof. Salemink had, met andere wetenschapsbeoefenaren de indruk - al kon hij deze nog niet met wetenschappelijk bewijsmateriaal staven - dat cannabis bij langdurig gebruik een persoonlijkheidsverandering bij de gebruiker teweegbrengt die voor hemzelf nauwelijks waarneembaar is en die geleidelijk leidt tot een gewijzigde persoonlijkheidsstructuur. Voorts meende prof. Salemink te mogen stellen dat het reproduceren van waarnemingen die zijn gedaan onder invloed van cannabis voor gebruikers dikwijls niet of nauwelijks mogelijk is. Prof. Salemink sloot zijn bijdrage af met een opmerking over de term soft drugs". Hij was van mening dat deze term ten onrechte de indruk wekt dat de drugs die hiermee worden aangeduid onder alle omstandigheden ongevaarlijk zijn. Van de werking van vele componenten van cannabis, van cannabis zelve en van de interactie tussen cannabis en andere stoffen die tegelijk worden ingenomen is nog te weinig bekend om categorisch het gebruik van deze drugs als zonder risico te kunnen bestempelen. Vastgesteld, 16 mei LAMBERTS KLEISTERLEE ABMA VOOGD VAN LEEUWEN VAN SCHAIK VEDER-SMIT GOUDSMIT GEURTSEN VONHOFF VAN DER LEK ROETHOF VERBRUGH HAAS-BERGER VAN DAM VAN LEIJENHORST DU CHATINIER VAN VEENENDAAL-VAN MEGGELEN HONIG VAN DEN BOSSCHE BEUKER COPPES DE LEEUW SALOMONS LÜCKERS-BERGMANS.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 31.8.2016 COM(2016) 548 final 2016/0262 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het onderwerpen van de nieuwe psychoactieve stof methyl 2-[[1-(cyclohexylmethyl)-1H-indool-3-carbonyl]amino]-3,3-dimethylbutanoaat

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.12.2017 COM(2017) 766 final 2017/0346 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD betreffende het onderwerpen van de nieuwe psychoactieve stof methyl 2-{[1-(5-

Nadere informatie

A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993

A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993 Bijlage A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993 De Voorzitter van de Gezondheidsraad ontving de volgende brief, gedateerd 6 april 1993, nr

Nadere informatie

Biotransformatie en toxiciteit van

Biotransformatie en toxiciteit van Biotransformatie en toxiciteit van paracetamol 062 1 Biotransformatie en toxiciteit van paracetamol Inleiding Paracetamol is het farmacologisch actieve bestanddeel van een groot aantal vrij en op recept

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 6.4.2017 COM(2017) 161 final 2017/0073 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD betreffende het onderwerpen van de nieuwe psychoactieve stof N-(1-fenethylpiperidine-

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 2 december 2014 (OR. en) BEGELEIDENDE NOTA de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal

Raad van de Europese Unie Brussel, 2 december 2014 (OR. en) BEGELEIDENDE NOTA de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal Raad van de Europese Unie Brussel, 2 december 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2014/0340 (NLE) 16240/14 CORDROGUE 94 BEGELEIDENDE NOTA van: aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de heer Jordi AYET PUIGARNAU,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Achtergronden en risico's van druggebruik Eindverslag Vastgesteld 26 juni 1975 1 Samenstelling: Lamberts (PvdA), Kleisterlee (KVP). Abma (SGP), Voogd (PvdA), Van Leeuwen

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 16.11.2000 COM(2000) 737 definitief (97/396/JBZ), over ketamine (97/396/JBZ), over GHB (97/396/JBZ), over ketamine (97/396/JBZ), over GHB Verslag van de

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, drs. M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, drs. M.J. van Rijn Besluit houdende wijziging van lijst I, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op deze lijst van hasjiesj en hennep met een gehalte aan tetrahydrocannabinol (THC) van 15 procent of meer. Daartoe

Nadere informatie

Rijswijk DE OCTROOIGEMACHTIGDEN telefoon 070-3905578 -------- fax 070-3905171 Beschikking A. - B.

Rijswijk DE OCTROOIGEMACHTIGDEN telefoon 070-3905578 -------- fax 070-3905171 Beschikking A. - B. Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk -------- Beschikking A. - B. 1.1 Bij brief van 6 juni 2000 heeft de heer A. (hierna A.) aan de Raad van Toezicht (hierna de Raad) verzocht om een oordeel te geven over een

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.12.2017 COM(2017) 759 final 2017/0342 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD betreffende het onderwerpen van de nieuwe psychoactieve stof N-fenyl-N-[1-(2-

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. betreffende het onderwerpen van 4-methylamfetamine aan controlemaatregelen

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. betreffende het onderwerpen van 4-methylamfetamine aan controlemaatregelen EUROPESE COMMISSIE Brussel, 31.1.2013 COM(2013) 39 final 2013/0021 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het onderwerpen van 4-methylamfetamine aan controlemaatregelen NL NL TOELICHTING

Nadere informatie

1. De Horizontale Groep drugs heeft het bovengenoemde voorstel op 5 september 2007 besproken.

1. De Horizontale Groep drugs heeft het bovengenoemde voorstel op 5 september 2007 besproken. RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 12 december 2007 (18.12) (OR. en) 12970/1/07 REV 1 CORDROGUE 68 SAN 168 NOTA I-PUNT van: aan: Betreft: de Horizontale Groep drugs het Coreper/de Raad Voorstel voor een

Nadere informatie

Hoe doen ze dat: een medicijn maken?

Hoe doen ze dat: een medicijn maken? Hoe doen ze dat: een medicijn maken? Je neemt vast wel eens iets tegen de hoofdpijn of koorts. En vaak waarschijnlijk zonder er bij na te denken. Maar wist je dat het wel twaalf jaar duurt voordat een

Nadere informatie

Presentatie Drugs op het werk Spreker Saskia Schluter Datum 04-2015

Presentatie Drugs op het werk Spreker Saskia Schluter Datum 04-2015 Presentatie Drugs op het werk Spreker Saskia Schluter Datum 04-2015 Controle Onlangs is door een grote opdrachtgever van STAR OGP een drugscontrole gehouden onder alle aanwezigen (dus medewerkers van diverse

Nadere informatie

Klokkenluidersregeling

Klokkenluidersregeling REGELING INZAKE HET OMGAAN MET EEN VERMOEDEN VAN EEN MISSTAND HOOFDSTUK 1. DEFINITIES Artikel 1. Definities In deze regeling worden de volgende definities gebruikt: betrokkene: degene die al dan niet in

Nadere informatie

Evaluatie Wet controle op rechtspersonen. Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld

Evaluatie Wet controle op rechtspersonen. Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld 33750-VI Nr. Evaluatie Wet controle op rechtspersonen Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen ter beantwoording voorgelegd

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 18 maart 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 18 maart 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Rijnstraat 50 2515 XP DEN HAAG T 070 340 79 11 F 070 340 78

Nadere informatie

Nederlandse cannabisbeleid

Nederlandse cannabisbeleid Improving Mental Health by Sharing Knowledge Het Nederlandse cannabisbeleid & de volksgezondheid: oorsprong en ontwikkeling Margriet van Laar Hoofd programma Drug Monitoring CIROC Seminar Woensdag 7 maart,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 4 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/422

Rapport. Datum: 4 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/422 Rapport Datum: 4 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/422 2 Klacht Op 17 mei 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Zaandijk, met een klacht over een gedraging van de Minister

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 417 Kabinetsformatie 2010 Nr. 2 BRIEF VAN DE INFORMATEUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Hierbij zend ik u, daartoe

Nadere informatie

Van moeilijke naar toegankelijkere woorden

Van moeilijke naar toegankelijkere woorden Van moeilijke naar toegankelijkere woorden aandachtig goed aan de hand van met, door aangaande aangezien omdat aanstonds dadelijk, gauw, binnenkort aanvankelijk eerst, eerder, in het begin achten vinden,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 december 2004 Rapportnummer: 2004/497

Rapport. Datum: 30 december 2004 Rapportnummer: 2004/497 Rapport Datum: 30 december 2004 Rapportnummer: 2004/497 2 Klacht Verzoeker klaagt over de wijze waarop het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft gereageerd op zijn brieven waarin hij klachten

Nadere informatie

Tekststudio Schrijven en Schrappen 06-13 59 30 44 www.schrijven-en-schrappen.nl - lotty@schrijven-en-schrappen.nl -

Tekststudio Schrijven en Schrappen 06-13 59 30 44 www.schrijven-en-schrappen.nl - lotty@schrijven-en-schrappen.nl - Graag zou ik je bij dezen iets vertellen betreffende onnodig moeilijk taalgebruik dat geregeld wordt gebezigd. Alhoewel de meeste mensen weten dat ze gerust in spreektaal mogen schrijven, gebruiken ze

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 30 juni 2015 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 30 juni 2015 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 30 juni 2015 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0021 (E) 10010/15 CORDROGUE 49 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Ontwerp-UITVOERINGSBESLUIT

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

De begrippen calculeren, begroten en ramen en de toepassingsgebieden

De begrippen calculeren, begroten en ramen en de toepassingsgebieden De begrippen calculeren, begroten en G1020 1 De begrippen calculeren, begroten en ramen en de toepassingsgebieden 1. Inleiding G1020 3 2. Calculeren G1020 3 3. Begroten G1020 3 4. Ramen G1020 4 5. Toepassingsgebieden

Nadere informatie

Inleiding. 2. Vraagstelling. Advies expertgroep middelen. geweld

Inleiding. 2. Vraagstelling. Advies expertgroep middelen. geweld Advies expertgroep middelen Bijeenkomst 12 december 2012, 12.30-16.00 uur Nederlands Forensisch Instituut, Den Haag en geweld Datum 5 februari 2013 Ons kenmerk 1. Inleiding In maart 2011 heeft de Minister

Nadere informatie

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström 1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström Dr. S.A.M. van de Schans, S. Oerlemans, MSc. en prof. dr. J.W.W. Coebergh Inleiding Epidemiologie is de wetenschap die eenvoudig gezegd

Nadere informatie

Rapport. Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207

Rapport. Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207 Rapport Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207 2 Klacht Op 26 maart 1996 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw M. te Oldenzaal met een klacht over een gedraging van het regionale

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 38 Besluit van 21 december 1995 regelende de deponering van informatie betreffende preparaten (Warenwetbesluit deponering informatie preparaten)

Nadere informatie

Kennisquiz cannabis. 7. Wat is CBD? A. hetzelfde als THC B. Cannabis Bepalings Dosis C. Cannabidiol

Kennisquiz cannabis. 7. Wat is CBD? A. hetzelfde als THC B. Cannabis Bepalings Dosis C. Cannabidiol Kennisquiz Cannabis Weet u welke klachten het gevolg kunnen zijn van cannabisgebruik? Test uw eigen kennis door de antwoorden te omcirkelen. Aan het einde van de quiz geven we de juiste antwoorden en de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 32 859 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs Nr. 9 NADER VERSLAG

Nadere informatie

Lijst van vragen - totaal

Lijst van vragen - totaal Lijst van vragen - totaal Kamerstuknummer : 33149-30 Vragen aan Commissie : Regering : Volksgezondheid, Welzijn en Sport 33 149 Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld------------------

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071 Rapport Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071 2 Klacht Op 18 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Groningen, met een klacht over een gedraging van regionale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) A OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Aanwijzing orgaandonatie bij niet-natuurlijke dood

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Aanwijzing orgaandonatie bij niet-natuurlijke dood STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 4646 26 maart 2010 Aanwijzing orgaandonatie bij niet-natuurlijke dood Categorie: Opsporing Rechtskarakter: Aanwijzing

Nadere informatie

Opdracht Maatschappijleer analyse-opdracht drugs

Opdracht Maatschappijleer analyse-opdracht drugs Opdracht Maatschappijleer analyse-opdracht d Opdracht door een scholier 2076 woorden 2 maart 2002 6 267 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer 1. Wat is het probleem? Kort gezegd is de politieke kwestie:

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270 Rapport Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270 2 Klacht Op 4 november 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Voorburg, met een klacht over een gedraging van het Korps

Nadere informatie

Beslissing ten aanzien van klacht over het LOWI 2015, nr. 1

Beslissing ten aanzien van klacht over het LOWI 2015, nr. 1 Beslissing ten aanzien van klacht over het LOWI 2015, nr. 1 Beslissing van het LOWI van 24 november 2015 ten aanzien van de klacht van A, bij het LOWI ingediend op 22 april 2015 betreffende de verzoekschriftenprocedure

Nadere informatie

Op basis van de processen-verbaal van de stembureaus en de hoofdstembureaus heeft het centraal stembureau de volgende aantallen vastgesteld:

Op basis van de processen-verbaal van de stembureaus en de hoofdstembureaus heeft het centraal stembureau de volgende aantallen vastgesteld: Proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau inzake de vaststelling van de uitslag van het raadplegend referendum over het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa Het centraal

Nadere informatie

Uitspraak 22 oktober rolnr. 95/82 M I. Griffie 3050/81 Type: ev. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer;

Uitspraak 22 oktober rolnr. 95/82 M I. Griffie 3050/81 Type: ev. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer; Uitspraak 22 oktober rolnr. 95/82 M I Griffie 3050/81 Type: ev HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer; GEZIEN het beroepschrift van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 27 augustus 1985,

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Brabant-Noord hem niet financieel tegemoet heeft willen komen toen hij kort na een huiszoeking een geldbedrag van 1.020 miste.

Nadere informatie

JEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE-

JEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE- 4. JEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE- ZONDHEmSZORG. Soms rijst bij hulpverleners binnen de sector van de jeugdhulpverlening een vermoeden dat een kind slachtoffer is (geweest) van ritueel

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374 Rapport Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Limburg-Noord onvoldoende onderzoek heeft verricht naar aanleiding van zijn aangifte

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 30 juni 2015 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 30 juni 2015 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 30 juni 2015 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0207 (E) 10012/15 CORDROGUE 51 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Ontwerp-UITVOERINGSBESLUIT

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 201107210/1/V1. Datum uitspraak: 21 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Werkstuk Maatschappijleer Drugs

Werkstuk Maatschappijleer Drugs Werkstuk Maatschappijleer Drugs Werkstuk door een scholier 2083 woorden 8 maart 2006 4,9 54 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Inhoudsopgave Inhoudsopgave 2 Inleiding 3 Soorten drugs 4 Softdrugs 4 Harddrugs

Nadere informatie

Advies expertgroep middelen en geweld. 1. Inleiding. 2. Vraagstelling

Advies expertgroep middelen en geweld. 1. Inleiding. 2. Vraagstelling Advies expertgroep middelen en geweld Bijeenkomst 12 december 2012, 12.30-16.00 uur Nederlands Forensisch Instituut, Den Haag 5 tabruari 2013 Onalcenmerk 1. Inleiding In maart 2011 heeft de Minister van

Nadere informatie

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 april 2000 (17.04) (OR. en) 7316/00 LIMITE EUROPOL 4 NOTA van: Europol aan: de Groep Europol nr. vorig doc.: 5845/00 EUROPOL 1 + ADD 1 + ADD 2 + ADD 3 Betreft: Artikel

Nadere informatie

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST 13 Geneeskundige behandelingsovereenkomst (P.B. 2000, no. 118) Landsverordening van de 23ste oktober 2000 houdende vaststelling van de tekst van Boek 7 van het Burgerlijk

Nadere informatie

De zienswijze is op de OPTA website onder thema interconnectie te vinden.

De zienswijze is op de OPTA website  onder thema interconnectie te vinden. Inleiding Bij brief van 17 december 2002, kenmerk OPTA/IBT/2002/202957, heeft het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) de markt op de hoogte gebracht

Nadere informatie

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter,

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter, 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Tweede Kamer der Staten-Generaal t.a.v. de voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mevrouw L. Ypma Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt

Nadere informatie

11212/17 CS/sht DGD 2. Raad van de Europese Unie Brussel, 20 juli 2017 (OR. en) 11212/17. Interinstitutioneel dossier: 2017/0152 (NLE)

11212/17 CS/sht DGD 2. Raad van de Europese Unie Brussel, 20 juli 2017 (OR. en) 11212/17. Interinstitutioneel dossier: 2017/0152 (NLE) Raad van de Europese Unie Brussel, 20 juli 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0152 (E) 11212/17 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: CORDROGUE 98 SAN 296 ENFOPOL 357 ONTWERPUITVOERINGSBESLUIT

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Wetenschappelijke Feiten. over. Psychoactieve Drugs. Tabak, Alcohol, en Verboden middelen

Wetenschappelijke Feiten. over. Psychoactieve Drugs. Tabak, Alcohol, en Verboden middelen pagina 1/6 Wetenschappelijke Feiten Bron: WGO (2004) over Psychoactieve Drugs Tabak, Alcohol, en Verboden middelen Samenvatting en details: GreenFacts Context - Psychoactieve drugs zoals tabak, alcohol,

Nadere informatie

B 11 Buitenlandse werknemers 8

B 11 Buitenlandse werknemers 8 B 11 Buitenlandse werknemers 8 Wettelijke maatregelen te~en ille~ale tewerkstellin~ Teneinde illegale tewerkstelling tegen te gaan en de tewerkstelling van buitenlandse werknemers te kunnen reguleren voorziet

Nadere informatie

De werkafspraken hebben vooralsnog alleen betrekking op geneesmiddelenreclame in de zin van hoofdstuk 9 van de Geneesmiddelenwet.

De werkafspraken hebben vooralsnog alleen betrekking op geneesmiddelenreclame in de zin van hoofdstuk 9 van de Geneesmiddelenwet. Werkafspraken tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg (inspectie), de stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR) en de Keuringsraad Openbare Aanprijzing Geneesmiddelen (KOAG) over de wijze van samenwerking

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 29 juni 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 29 juni 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

Yes We Can Fellow onderzoek

Yes We Can Fellow onderzoek Yes We Can Fellow onderzoek Resultaten 2017 1 Inhoud Inleiding... 3 Respons... 3 Eigenschappen responsegroep... 3 Enkelvoudige of meervoudige problematiek... 4 Zorg voorafgaand aan opname... 4 Situatie

Nadere informatie

MIDDELENGERELATEERDE en VERSLAVINGSSTOORNISSEN. Dr. Marie-Catherine Monté en Dr. Marieke Waignein

MIDDELENGERELATEERDE en VERSLAVINGSSTOORNISSEN. Dr. Marie-Catherine Monté en Dr. Marieke Waignein MIDDELENGERELATEERDE en VERSLAVINGSSTOORNISSEN Dr. Marie-Catherine Monté en Dr. Marieke Waignein 28 november 2014 Middelengerelateerde problematiek 1. Algemeen A. Middelengebruik in België B. Gevolgen:

Nadere informatie

Datum 1 juli 2014 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over het onderzoek naar het verband tussen medicijngebruik en agressie

Datum 1 juli 2014 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over het onderzoek naar het verband tussen medicijngebruik en agressie 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

s-gravenhage, 14 januari 2000 De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers

s-gravenhage, 14 januari 2000 De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 14 januari 2000 Onderwerp: Beleidsvisie landelijk kennis/behandelcentrum eetstoornissen Hierbij doe ik u een mijn «beleidsvisie voor

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling 2014000336 Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Het College van Bestuur van Saxion Hogeschool Overwegende: dat het College van Bestuur verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit

Nadere informatie

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083 Rapport Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083 2 Klacht Op 11 juli 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Amerongen, met een klacht over een gedraging van de griffie

Nadere informatie

B17. Slachtoffers van vrouwenhandell

B17. Slachtoffers van vrouwenhandell B17 Slachtoffers van vrouwenhandell B17 Slachtoffers van vrouwenhandel Algemeen Toezicht: opschorting van de verwijdering Algemeen Slachtoffers van vrouwenhandel Getuige-aangevers Vergunning tot verblijf

Nadere informatie

No.W /IV 's-gravenhage, 7 december 2007

No.W /IV 's-gravenhage, 7 december 2007 ... No.W11.07.0382/IV 's-gravenhage, 7 december 2007 Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 oktober 2007 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State het voorstel van

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, tegen. Univé Schade N.V., hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procedure

Samenvatting. Consument, tegen. Univé Schade N.V., hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-51 d.d. 27 januari 2014 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en prof. mr. M.M. Mendel, leden en mr. M. van Pelt, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Turfmarkt 147

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. betreffende het onderwerpen van 5-(2-aminopropyl)indool aan controlemaatregelen

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. betreffende het onderwerpen van 5-(2-aminopropyl)indool aan controlemaatregelen EUROPESE COMMISSIE Brussel, 25.6.2013 COM(2013) 436 final 2013/0207 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het onderwerpen van 5-(2-aminopropyl)indool aan controlemaatregelen NL NL TOELICHTING

Nadere informatie

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Algemeen verbindend voorschrift,

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Functioneel Parket te Den Haag. Datum: 4 juni Rapportnummer: 2012/092

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Functioneel Parket te Den Haag. Datum: 4 juni Rapportnummer: 2012/092 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Functioneel Parket te Den Haag. Datum: 4 juni 2012 Rapportnummer: 2012/092 2 Feiten Verzoeker was directeur van een stichting. Op 21 mei 2010 heeft

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173 Rapport Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat hij, nadat hij op 3 oktober 2006 van Doetinchem naar de legalisatieafdeling van het Ministerie van Buitenlandse

Nadere informatie

Samenvatting. Incidentie en frequentie van problemen

Samenvatting. Incidentie en frequentie van problemen Samenvatting Dit rapport gaat over de Nederlandse ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf (MKB), de bedrijven met maximaal 99 werknemers die gezamenlijk iets meer dan 99% van de bedrijven in Nederland

Nadere informatie

151/2015 KlRz RAPPORT. inzake de klacht van. Verzoeker. tegen. de Minister van Justitie

151/2015 KlRz RAPPORT. inzake de klacht van. Verzoeker. tegen. de Minister van Justitie RAPPORT inzake de klacht van Verzoeker tegen de Minister van Justitie 1. Inleiding Verzoeker heeft op 16 juli 2015 een verzoekschrift ingediend bij de Ombudsman van Curaçao waarin verzocht is om een onderzoek

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg). Rapport Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg). Datum: 18 mei 2011 Rapportnummer: 2011/149 2 Klacht Verzoeker klaagt

Nadere informatie

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG vra2007vws-16 24 077 Drugbeleid VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld... 2007 In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal

Nadere informatie

Vetverbranding in de hersenen?

Vetverbranding in de hersenen? Wetenschappelijk nieuws over de Ziekte van Huntington. In eenvoudige taal. Geschreven door wetenschappers. Voor de hele ZvH gemeenschap. Kan een synthetische olie helpen om de hersenen van voedsel te voorzien

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Limburg-Noord op 14 juli 2008 heeft geweigerd de aangifte van diefstal van haar kat op te nemen. Beoordeling

Nadere informatie

Algemene voorwaarden. Algemeen Artikel 1

Algemene voorwaarden. Algemeen Artikel 1 Algemene voorwaarden ALGEMENE LEVERINGS-, BETALINGS- EN UITVOERINGSVOORWAARDEN VAN TOEPASSING OP DE RECHTSVERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADMINISTRATIEKANTOOR KAANDORP & MOOIJ Algemeen Artikel 1 1.

Nadere informatie

Chemisch toxicologische eigenschappen van acrylonitril en medische aspecten van een blootstelling

Chemisch toxicologische eigenschappen van acrylonitril en medische aspecten van een blootstelling Chemisch toxicologische eigenschappen van acrylonitril en medische aspecten van een blootstelling Prof. Dr. Benoit Nemery KU Leuven Prof. Dr. Christophe Stove UGent Acrylonitril: chemische eigenschappen

Nadere informatie

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD Brussel, 26 oktober 2017 (OR. en) 2016/0261 (COD) PE-CONS 26/17 CORDROGUE 72 DROIPEN 77 JAI 562 SAN 228 CODEC 959 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329 Rapport Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) de gegevens van het arrest van het gerechtshof Arnhem van 20

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 185 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 3 april 2003 Wij Beatrix,

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 21 oktober 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 21 oktober 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres: Postbus 20350, 2500 EJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Rijnstraat 50 2515 XP Den Haag www.rijksoverheid.nl 157617-111785-VGP

Nadere informatie

Samenvatting. Adviesaanvraag

Samenvatting. Adviesaanvraag Samenvatting Adviesaanvraag De afgelopen jaren is uit rapportages van het voormalige Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken (NeCeDo) en de daarna opgerichte Dopingautoriteit gebleken dat in ons land

Nadere informatie

Geconsolideerde TEKST

Geconsolideerde TEKST NL Geconsolideerde TEKST samengesteld door het CONSLEG-systeem van het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen CONSLEG: 2002D0994 03/02/2003 Aantal bladzijden: 5 < Bureau voor officiële

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Zeeland-West-Brabant. Datum: 7 juli Rapportnummer: 2014/071

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Zeeland-West-Brabant. Datum: 7 juli Rapportnummer: 2014/071 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Zeeland-West-Brabant. Datum: 7 juli 2014 Rapportnummer: 2014/071 2 Feiten Op 28 november 2013 hebben politieambtenaren van

Nadere informatie

5. CONCLUSIES ONDERZOEK

5. CONCLUSIES ONDERZOEK 5. CONCLUSIES ONDERZOEK In dit hoofdstuk worden de conclusies van het onderzoek gepresenteerd. Achtereenvolgens worden de definitie van het begrip risicojongeren, de profielen en de registraties besproken.

Nadere informatie

College voor geschillen medezeggenschap defensie

College voor geschillen medezeggenschap defensie ADVIES Dossiernr: Advies van het College voor geschillen medezeggenschap defensie aan de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten naar aanleiding van een verzoek om advies inzake een tussen: de Commandant Maritieme

Nadere informatie

Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk

Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk G. Dekker Aan het kerkelijk gemengde huwelijk wordt vanuit de sociale wetenschappen niet zo bijzonder veel aandacht geschonken. De belangstelling

Nadere informatie

Aan de fractie van Groenlinks Mevrouw F. Willighagen-Brand. Geachte mevrouw Willighagen,

Aan de fractie van Groenlinks Mevrouw F. Willighagen-Brand. Geachte mevrouw Willighagen, Aan de fractie van Groenlinks Mevrouw F. Willighagen-Brand Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon (024) 329 91 11 Telefax (024) 323 59 92 E-mail gemeente@nijmegen.nl Postadres Postbus 9105 6500

Nadere informatie

Klokkenluidersregeling. van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam

Klokkenluidersregeling. van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam Klokkenluidersregeling van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam Amsterdam, 2006 Preambule Klokkenluiden kan worden omschreven als het door een medewerker (de klokkenluider) extern

Nadere informatie

INHOUDSOVERZICHT TEN GELEIDE 11

INHOUDSOVERZICHT TEN GELEIDE 11 SOVERZICHT TEN GELEIDE 11 DEEL 1 BESPREKING VAN DE NIEUWE EN BESTAANDE WETGEVING 15 1. De drugwetgeving 15 1.1. Overzicht van de drugwetgeving 15 1.1.1. Wet 24 februari 1921 15 1.1.2. De uitvoeringsbesluiten

Nadere informatie

Beleidsnotitie gebruik gemeentelijke grondstrookjes.

Beleidsnotitie gebruik gemeentelijke grondstrookjes. Beleidsnotitie gebruik gemeentelijke grondstrookjes. Inleiding. In de loop der jaren is een groot aantal grondstrookjes die eigendom zijn van de gemeente Weert bij overeenkomst in gebruik gegeven aan particulieren.

Nadere informatie

Schizofrenie en comorbide verslaving

Schizofrenie en comorbide verslaving Schizofrenie en comorbide verslaving Wilma Reesink GGZ Verpleegkundig Specialist GGNet Apeldoorn Workshopindeling: 1. Stellingen bespreken aan de hand van het Lagerhuismodel met doel: kennis testen, dilemma

Nadere informatie

%HVOXLWYDQMXOLKRXGHQGHUHJHOVPHWEHWUHNNLQJWRWGH UHJLVWUDWLHHQKHWLQGHKDQGHOEUHQJHQYDQLPPXQRORJLVFKH IDUPDFHXWLVFKHSURGXFWHQ

%HVOXLWYDQMXOLKRXGHQGHUHJHOVPHWEHWUHNNLQJWRWGH UHJLVWUDWLHHQKHWLQGHKDQGHOEUHQJHQYDQLPPXQRORJLVFKH IDUPDFHXWLVFKHSURGXFWHQ Staatsblad 15-07-1993, 461. %HVOXLWYDQMXOLKRXGHQGHUHJHOVPHWEHWUHNNLQJWRWGH UHJLVWUDWLHHQKHWLQGHKDQGHOEUHQJHQYDQLPPXQRORJLVFKH IDUPDFHXWLVFKHSURGXFWHQ %HVOXLWLPPXQRORJLVFKHIDUPDFHXWLVFKHSURGXFWHQ>9HUVLHJHOGLJ

Nadere informatie

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid 27.11.2013 2013/0305(COD) ONTWERPADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid aan

Nadere informatie