Huishoudelijk reglement inzake de doorgangswoningen

Transcriptie

1 OCMW Huldenberg Huishoudelijk reglement inzake de doorgangswoningen INLEIDENDE BEPALINGEN Art. 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : 1 "het Centrum": het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van Huldenberg 2 "de Raad": de Raad voor maatschappelijk welzijn van Huldenberg; deze zetelt in principe éénmaal per maand, te weten de derde donderdag van de maand; 3 "het Bestuur": hetzij de voorzitter van het Centrum, hetzij de secretaris van genoemd Centrum, hetzij beiden; 4 "de raadsbeslissing": de in uitvoering van artikel 57 en volgende van de organieke wet op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Raad genomen beslissing waarbij de aan de hulpvrager toegekende hulp wordt vastgesteld die oorzaak is van en onder meer bestaat uit het verlenen van het recht op bewoning, waarvan de modaliteiten bij dit reglement bepaald worden; 5 "de overeenkomst": de overeenkomst inzake individuele maatschappelijke dienstverlening, steunverlening in natura onder de vorm van recht van bewoning (volgens model gevoegd bij dit reglement) waarbij de hulpvrager zich akkoord verklaart met het recht op een tijdelijke huisvesting in geval van acute nood en voor de daartoe hoogst noodzakelijke tijd, alsook met de bepalingen van dit reglement; 6 "de hulpvrager": de persoon of de personen die op grond van de raadsbeslissing het voordeel van de hier bedoelde maatschappelijke dienstverlening geniet(en); 7 "derden": iedere andere persoon dan de personen bedoeld met de term "hulpvrager" of dan de raadsleden en personeelsleden van het Centrum; 8 "het gebouw": het gebouw "Blauwhof" voor zover het eigendom is van het Centrum; 9 "doorgangswoning": een ruimte bestaande uit meerdere kamers en voorzien van de vereiste sanitaire uitrusting om er één of meerdere personen te laten verblijven; 10 "de gemeenschappelijke ruimte": de gangen en traphal gelegen tussen de zijingang van het gebouw en de voordeur van de woning. 11 "de overige delen van het gebouw": alle andere gangen en lokalen van het gebouw, zoals de gangen en ruimten in gebruik als dienstencentrum, deze in gebruik voor de sociale dienst en de administratie; de zolderverdieping en het gedeelte van de kelderverdieping onder het gedeelte van het gebouw dat in gebruik is door de sociale dienst en de administratie.

2 DE DIENSTVERLENING Art. 2. De Raad kan aan de hulpvrager in uitvoering van en onder de gewone voorwaarden van artikel 57 en volgende van de organieke wet op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn een recht van bewoning van een doorgangswoning verlenen in navolgende situaties, wanneer: - de hulpvrager wegens overmacht (brand, uitdrijving, feitelijke scheiding, onenigheid met gezinsleden, enz.) niet langer de beschikking heeft over zijn woning; - de hulpvrager door een te hoge huur in verhouding tot zijn inkomsten in financiële moeilijkheden verkeert; - de hulpvrager gehuisvest is in een ongezonde of onaangepaste woning; - de psycho-sociale, morele of opvoedende begeleiding die de hulpvrager nodig heeft om geleidelijk zelf zijn problemen te boven te komen dusdanig is dat het aangewezen is dat hij in de nabijheid van de sociale dienst woont om toezicht op zijn functioneren beter mogelijk te maken. De doorgangswoningen bevinden zich in het gebouw van het OCMW. De in vorige alinea gegeven opsomming is niet limitatief. Enige beperking is dat het recht van bewoning van een doorgangswoning slechts kan toegekend worden in uitvoering van artikel 57 van genoemde wet, afhankelijk van de beschikbaarheid op het moment van de aanvraag, rekening houdend met de samenstelling van het gezin en van de dringendheid van de vraag. Art. 3. Bij toepassing van artikel 2 wordt door de Raad een maximum duur bepaald voor dewelke het recht van bewoning verleend wordt. In geen geval kan het recht voor meer dan zes maanden worden verleend. Desgewenst kan de Raad beslissen een verlenging van het recht van bewoning toe te staan voor een periode van maximum zes maanden en dit volgens de bepalingen van dit reglement. Art. 4. Het recht van bewoning wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de hulpvrager aan de voorwaarden voor toepassing van genoemde artikelen 57 en volgende dient te blijven voldoen, wat o.a. inhoudt dat de hulpvrager : - in de doorgangswoning dient gedomicilieerd te worden en er tevens zijn hoofdverblijf dient te houden; - blijk geeft van zijn bereidheid tot tewerkstelling in een aan de R.S.Z.- onderworpen betrekking, tenzij dit om redenen van gezondheid, leeftijd of billijkheid onmogelijk is; - zijn rechten laat gelden op de uitkeringen die hij kan genieten krachtens de Belgische of buitenlandse sociale wetgeving; - zijn rechten laat gelden op onderhoudsgelden vanwege daartoe gehouden personen, deze laatste beperkt zijnde tot zijn echtgenoot en tot zijn ascendenten en descendenten in de eerste graad; - zich ertoe verbindt intensief te zoeken naar een andere woongelegenheid. - zich gedraagt naar de verplichtingen opgelegd bij dit reglement en zich onthoudt van de handelingen verboden door dit reglement. Art. 5. De Raad bepaalt een maandelijks bijdrage, evenals de te betalen waarborg. Dit bedrag dient betaald te worden voor de vijfde van de maand waarop het betrekking heeft. Indien slechts een gedeelte van een maand wordt verbleven in een doorgangswoning, wordt de bijdrage berekend volgens het aantal verblijfsdagen.. Art. 6 De hulpvrager gaat de verplichting aan zich aan te melden bij de sociale dienst ten einde deze dienst de informatie te verstrekken die nodig is voor de verdere

3 begeleiding. Bij de toepassing van voorgaande bepaling dient de hulpvrager zich te houden aan de afspraken met de sociale dienst. Ten einde controle op de uitvoering van dit reglement toe te laten, zal de hulpvrager de maatschappelijk assistent, belast met het dossier, minstens éénmaal per maand tot zijn doorgangswoning toelaten. De hulpvrager zal zich strikt schikken naar de richtlijnen van bedoelde maatschappelijk assistent wat het onderhoud en het gebruik van de doorgangswoning betreft. TOEGANG TOT HET GEBOUW Art. 7 Art. 8 Art. 9 Het recht op bewoning is een vorm van individuele maatschappelijke dienstverlening, m.a.w. steun in natura, en wordt derhalve slechts toegekend aan de personen genoemd in de raadsbeslissing. Dit recht is dus strikt persoonlijk en kan niet aan derden overgedragen worden of met derden gedeeld worden.met uitzondering van eenmalige overnachtingen, mag in geen geval zonder voorafgaandelijke toelating van de Raad onderdak worden verleend aan andere personen dan deze vermeld in de raadsbeslissing. Wordt o.a. geacht onderdak bekomen te hebben, de persoon die: - hetzij aanwezig is op het ogenblik waarop de hulpvrager afwezig is; - hetzij er meer dan drie nachten per week overnacht. De hulpvrager ontvangt bij ondertekening van de overeenkomst (een) sleutel(s) van de zijingang die toegang verleent tot de doorgangswoningen evenals de sleutel(s) van de doorgangswoning die hem toegewezen werd. De sociale dienst bepaalt het aantal sleutels, rekening houdend met het aantal gezinsleden. Deze sleutels mogen in geen geval, zonder toelating, worden bijgemaakt. De hulpvrager heeft toegang tot de gemeenschappelijke ruimte en tot de doorgangswoning die voor hem werd aangewezen. Het is de hulpvrager verboden zich in de overige delen van het gebouw te begeven. Hij heeft slechts recht zich naar die delen te begeven in de mate en onder de voorwaarden die gelden voor het overige cliënteel van het Centrum. Art.10 De hulpvrager is ertoe verplicht de zijingang na binnenkomst of verlaten van de doorgangswoning te sluiten. De hulpvrager is zelf verantwoordelijk voor het afsluiten van de eigen woning. In geen geval is het hem toegelaten derden toegang te verlenen tot de overige delen van het gebouw. Art.11 Het is niet toegelaten huisdieren te houden. GEBRUIK VAN DE RUIMTES Art.12 De hulpvrager verbindt zich ertoe binnen de maand, vanaf de ondertekening van de overeenkomst, zijn intrek in de toegewezen doorgangswoning te nemen. Na die termijn dient hij er zowel te wonen als te leven. Art.13 Het recht van bewoning omvat het normale gebruik en onderhoud van de toegewezen doorgangswoning en van de gemeenschappelijke ruimten, evenals het normale verbruik van water, elektriciteit, verwarming en kabeldistributie. In dit recht is de aansluiting van telefoon niet inbegrepen. In geen geval is het de hulpvrager toegestaan een telefoonlijn te plaatsen of te laten plaatsen. Bij vaststelling van verspilling of overdreven hoog verbruik van water, elektriciteit of gas (verwarming), kan de bijdrage in de kosten die op grond van dit reglement door de hulpvrager aan het Centrum betaald dienen te worden aangepast worden. Indien vastgesteld wordt dat de hulpvrager derden toelating of gelegenheid geeft

4 gebruik te maken van zijn keuken en/of badkamer, wordt dit aanzien als een vaststelling van verspilling van water, elektriciteit of gas. Art. 14 Alle elektrische toestellen die de hulpvrager in de doorgangswoning of elders in het gebouw gebruikt of laat gebruiken moeten voldoende veilig zijn en voor zover vereist voorzien zijn van aarding. Bovendien dient bij het gelijktijdig gebruiken van elektrische toestellen erop gelet te worden dat het uitvallen van de elektriciteit wegens overbelasting vermeden wordt. Het is niet toegestaan bijverwarming te gebruiken. Het is de hulpvrager niet toegestaan een wasmachine en/of droogkast in de doorgangswoning te plaatsen met uitzondering van de bewoners van appartement nr. 1 indien zij hiervoor de toelating bekomen van het Centrum en een extra onkostenvergoeding betalen van 25,00 per maand. Art. 15 Het is niet toegelaten om te roken in de woning. Er is rook- en branddetectie voorzien. Art. 16 Het is de hulpvrager verboden vloeibare, gasachtige of andere vluchtige brandstoffen, ongeacht hoeveelheden en aard van verpakking, t.t.z. in bussen, jerrycans of mazouthouders, in enigerlei plaats van het gebouw te brengen. Art. 17 Het is volstrekt verboden bedorven voeding, wapens, drugs en gestolen goederen te bewaren in de woning. Art. 18 De hulpvrager zal ervoor zorgen dat de afvoerleidingen niet verstopt raken. In voorkomend geval zal hij onmiddellijk het Bestuur hiervan in kennis stellen opdat deze de nodige maatregelen zouden kunnen treffen. In elk geval is het verboden ontstoppingsmiddelen te gebruiken die nadelig zijn voor de leidingen. Art. 19 De hulpvrager is verplicht zijn huisvuil in daartoe bestemde plastieken zakken te verzamelen. Bedoelde zakken dienen door de hulpvrager in de loop van de vrijdagochtend op de daartoe bestemde plaats aan de straat gezet te worden, voorzien van een huisvuilstikker. Art. 20 De hulpvrager en zijn bezoekers mogen gelijktijdig slechts één voertuig parkeren langs de straatkant van het OCMW-gebouw. Een eventueel bijkomend voertuig dient geparkeerd te worden op een plaats waar het geen hinder veroorzaakt aan de buren. Desgewenst is er een parking aan de Sint-Jansbergsteenweg ter hoogte van de brug over de Ijse, die toegang geeft tot het kasteel van Loonbeek. Bij gebruik van de parking van het Centrum dient, zowel tijdens de werkdagen als tijdens zon- of feestdagen, ervoor gezorgd te worden dat geen hinder veroorzaakt wordt die het parkeren van voertuigen door de raadsleden of personeelsleden van het Centrum zou bemoeilijken. Het is niet toegestaan rijwielen of andere voertuigen of voorwerpen in de gemeenschappelijke ruimten (gangen) achter te laten. Bromfietsen of motorfietsen dienen op de parking geparkeerd te worden, zodat zij geen olievlekken op de klinkers of toegangswegen rond het gebouw veroorzaken. Art. 21 Bij wangedrag, vechtpartijen, nachtlawaai in of buiten het gebouw waarneembaar, herhaalde dronkenschap, druggebruik of wapenbezit, burenhinder e.d.m. te wijten aan een hulpvrager of zijn bezoeker(s) zal de politie verwittigd worden en kan het recht op bewoning op staande voet, zonder vooropzeg, beëindigd worden. Art. 22 De hulpvrager verbindt zich ertoe de ter beschikking gestelde doorgangswoning en de gemeenschappelijke ruimten als een goed huisvader te gebruiken en te onderhouden. Hij dient het Bestuur, hetzij tijdens de kantooruren onmiddellijk, hetzij na de kantooruren bij de aanvang van de volgende werkdag, in kennis te stellen van elke

5 beschadiging die hij zou hebben aangericht, hetzij van elke herstelling die zich opdringt om de ter beschikking gestelde ruimten volgens hun functie te laten benutten. De hulpvrager dient de schade te vergoeden die hij of een bezoekers vrijwillig, onvrijwillig of door nalatigheid veroorzaakt heeft. Art. 23 Alle belastingen die geheven worden op het gebruik van een woning, zoals de belasting op het ophalen van huisvuil e.d.m., zijn ten laste van de hulpvrager. Art. 24 De hulpvrager neemt er kennis van dat het Centrum een sleutel heeft waarmee het Bestuur of hun afgevaardigde, indien dit nodig zou blijken, zich toegang kan verlenen tot de doorgangswoning. EINDE VAN DE DIENSTVERLENING Art. 25 Het recht op bewoning neemt een einde door: 1 overlijden van de hulpvrager; 2 het verstrijken van de termijn waarvoor het recht verleend werd; 3 overmacht waardoor de doorgangswoning niet langer voor bewoning geschikt blijkt te zijn; 4 afstand van het recht op bewoning uitgaande van de hulpvrager, één week vooruit; 5 het niet onderhouden van de toegekende woning; 6 het tweemaal achtereenvolgens niet betalen van de maandelijkse bijdrage in de maatschappelijke dienstverlening; 7 beslissing van de Raad, waarbij vastgesteld wordt dat de hulpvrager niet langer voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor toepassing van artikel 57 en volgende van de organieke wet op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; 8 het niet uitoefenen van het recht op bewoning gedurende veertien dagen, behoudens voorafgaande gemotiveerde vraag om vrijstelling van deze bepaling; 9 beslissing van het Centrum, aangetekend verzonden aan de hulpvrager op het adres van de doorgangswoning, dat op grond van het gedrag van de hulpvrager een einde gemaakt wordt aan het recht op bewoning, gezien dit gedrag, hetzij een overtreding inhoudt van een of meerdere van de bepalingen van dit reglement, hetzij het vertrouwen tussen hulpvrager en Bestuur dusdanig schendt, dat verdere normale samenwerking tussen beiden onmogelijk zijn. Art. 26 Alle zaken die bij de aanvang van de dienstverlening eigendom waren van het Centrum, blijven eigendom van het Centrum. In geval van verlies van één of meerdere van de aan de hulpvrager overhandigde sleutels van het gebouw zal het betrokken slot vervangen worden op kosten van de hulpvrager, die tevens de bijhorende sleutels voor de andere gebruikers van het gebouw zullen moeten vergoeden. De bij de aanvang van de dienstverlening gevraagde waarborg wordt eigendom van het Centrum indien bij het definitieve vertrek van de hulpvrager mocht blijken dat één of meerdere van de in de eerste alinea van dit artikel bedoelde zaken verdwenen zijn of indien schade aan de doorgangswoning of aan de gemeenschappelijke ruimten zou vastgesteld worden die niet voortvloeit uit het normale gebruik van de doorgangswoning. Dit verlies of deze schade dient vergoed te worden a rato van de werkelijke uitgaven van de herstellingen. Het OCMW is niet verantwoordelijk voor verlies of diefstal van persoonlijke goederen van de hulpvrager. Art. 27 Bij het beëindigen van deze dienstverlening, wat ook de oorzaak hiervan zij, moet de hulpvrager al zijn persoonlijke zaken uit de doorgangswoning verwijderen.

6 Indien de hier bedoelde zaken niet afgehaald worden binnen de zeven dagen na het einde van het recht op bewoning, worden die zaken eigendom van het Centrum. Art. 28 Ongeacht de oorzaak van de beëindiging van het recht op bewoning blijft de bijdrage in de kosten van de maatschappelijke dienstverlening verschuldigd tot op het ogenblik waarop de hulpvrager de sleutels van de doorgangswoning definitief teruggegeven heeft. SLOTBEPALINGEN Art. 29 Dit reglement kan ten allen tijde eenzijdig gewijzigd worden door de Raad. In voorkomend geval zijn de aangebrachte wijzigingen bindend voor de hulpvrager vanaf de kennisgeving ervan. Art. 30 Elke in uitvoering van dit reglement ten aanzien van een hulpvrager genomen beslissing is een beslissing inzake maatschappelijke dienstverlening. Uit voorgaande alinea volgt o.a.: 1 dat bedoelde beslissing kan genomen worden door de Voorzitter van het Centrum en dit bij wijze van dringende beslissing op grond van artikel 28, 3; 2 dat bedoelde beslissing inzake maatschappelijke dienstverlening overeenkomstig artikel 71 van de organieke wet op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn het voorwerp kan uitmaken van een beroep bij de arbeidsrechtbank. Voor akkoord, De hulpvrager(s),