DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, inzonderheid op artikel ;

Transcriptie

1 Besluit van de Vlaamse Regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Spartacus: lijn Hasselt-Maastricht tussen Diepenbeek en Bilzen DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, inzonderheid op artikel ; Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid inzonderheid op artikel , ingevoegd bij decreet van 18 december 2002; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 1997 houdende de definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij het decreet van 17 december 1997 wat de bindende bepalingen betreft én op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 houdende de definitieve vaststelling van een herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij het decreet van 19 maart 2004 wat de bindende bepalingen betreft; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009; Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1979 houdende de vaststelling van het gewestplan Hasselt-Genk; Gelet op het koninklijk besluit van 5 april 1977 houdende de vaststelling van het gewestplan Sint-Truiden Tongeren, gewijzigd bij BVR van 22 november 1995 en 7 september 2001; Gelet op de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Spartacus: lijn Hasselt-Maastricht tussen Diepenbeek en Bilzen door de Vlaamse Regering op 30 januari 2009; Gelet op de aankondiging door de Vlaamse regering van het openbaar onderzoek over het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, Gelet op het openbaar onderzoek dat plaats vond van 2 maart 2009 tot 30 april 2009; Gelet op het advies van de Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening van 1 september 2009;

2 Overwegende dat in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geopteerd wordt voor de versterking van alternatieven voor het auto- en vrachtwagenverkeer door een selectieve verbetering en uitbouw van de verplaatsingsmogelijkheden met openbaar, collectief en niet-gemotoriseerd vervoer; dat voor het personenverkeer zijn die alternatieven voor de langere afstanden het openbaar en collectief vervoer zijn; dat zowel de mogelijkheden voor de uitbouw van noodzakelijke infrastructuren als de ruimtelijke condities (verdichting bij stations, locatiebeleid, ) volgens het RSV moeten worden voorzien; dat in het RSV Hasselt-Genk als regionaalstedelijk gebied is geselecteerd (delen van de gemeenten Diepenbeek, Hasselt, Genk en Zonhoven) en dat Maastricht-Heerlen-Hasselt/Genk-Aken-Luik geselecteerd is als een grensoverschrijdend stedelijk netwerk dat potentieel structuurbepalend is op Vlaams niveau omwille van de versterking van de stedelijke ontwikkelingen uitgaande van Hasselt/Genk, Maastricht, Heerlen, Aken en Luik en omwille van de complementariteit inzake economische structuur en stedelijke voorzieningen; Overwegende dat de aanleiding tot de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan het Spartacusplan van De Lijn is; dat dit plan de uitbouw beoogt van een hoogwaardig netwerk van regionaal openbaar vervoer in Limburg tot een niveau waarop het een goed en waardevol alternatief biedt voor de personenwagen om tot een wijziging van de verplaatsingsgewoonten in Limburg te leiden; dat daarnaast het plan als doel het verhogen heeft van de efficiëntie van het openbaar vervoer; dat De Lijn een regionaal netwerk van snelle verbindingen tussen de steden wil uitbouwen, waarin de trein samen met ander hoogwaardig railvervoer (sneltram) en snelbussen de ruggengraat vormt voor snelle verplaatsingen op grotere afstanden; dat het bestaande ontsluitend busvervoer in een aantal knooppunten zal instaan voor de aan- en afvoer van reizigers; dat vertrokken is van de bestaande spoorverbindingen; dat dit in een aantal regio s van Limburg evenwel niet volstaat en er een duidelijke nood bestaat aan nieuwe regionale verbindingen, met name vanuit Hasselt naar Maastricht, Maasmechelen, campus Diepenbeek en Noord-Limburg (Lommel- Overpelt-Neerpelt); dat het RUP Spartacus: lijn Hasselt-Maastricht tussen Diepenbeek en Bilzen (een gedeelte van) het sneltramtracé Hasselt campus Diepenbeek Maastricht betreft, met name het deel tussen de campus, via Diepenbeek tot in Bilzen, waar de aan te leggen verbinding de bedding van de voormalige spoorlijn 20 kan volgen tot aan de grens met Nederland; dat deze lijn van strategisch belang is omwille van onder meer de uitbouw van de Transnationale Universiteit Limburg, het woon-werkverkeer tussen beide Limburgen en de aantakking in Maastricht op het Euregionaal openbaar vervoer in Zuid-Limburg en rond Aken; dat daarnaast de lijn ook essentieel is gelet op de toeristische en economische aantrekkingskracht van Hasselt en Maastricht; dat in Lanaken een belangrijke verknoping is gepland met buslijnen in het Maasland; Overwegende dat de Vlaamse commissie voor ruimtelijke ordening de tijdens het openbaar onderzoek ingediende adviezen, opmerkingen en bezwaren heeft onderzocht en op basis daarvan op 1 september 2009 een voorwaardelijk gunstig advies heeft uitgebracht, mits rekening wordt gehouden met de opmerkingen en voorwaarden die in het Vlacoro-advies zijn opgenomen; Overwegende dat het RUP Spartacus: lijn Hasselt-Maastricht tussen Diepenbeek en Bilzen de aanleg van de sneltramlijn faciliteert, met inbegrip van de nodige parallelle infrastructuur, haltes en milderende maatregelen, tussen de universitaire campus in

3 Diepenbeek tot het punt waar spoorlijn 34 afbuigt richting Bilzen, vlak voor Munsterbilzen; dat het tracé van het gedeelte van de sneltramlijn dat is opgenomen in voorliggend RUP vanaf de universitaire campus doorheen agrarisch gebied loopt om aansluiting te zoeken op de bestaande spoorlijn 34 (Hasselt Diepenbeek Bilzen en verder); dat het tracé gebundeld verloopt met de bestaande spoorlijn 34 tot het punt waar spoorlijn 34 afbuigt richting Bilzen en waar wordt overgegaan op de bedding van de voormalige spoorlijn 20; Overwegende dat de aanleg van de sneltramlijn tussen Hasselt en Lanaken onderworpen is aan een MER; dat in de richtlijnen van 2 juli 2007 met betrekking tot dit MER uitdrukkelijk gesteld is dat het MER mee de elementen zal geven voor de milieubeoordeling bij het op te maken ruimtelijk uitvoeringsplan; dat het MER door de bevoegde dienst MER is goedgekeurd op 5 juni 2008; dat in het goedkeuringsbesluit expliciet wordt verwezen naar de afzonderlijke paragraaf uit het MER waarin een tracé-afweging wordt gemaakt in functie van het vast te stellen en goed te keuren RUP; dat tevens wordt aangegeven dat de informatie uit het projectmer kan gebruikt worden als milieubeoordeling bij het RUP overeenkomstig artikel 49 van het decreet van 25 mei 2007 houdende diverse bepalingen inzake Leefmilieu, Natuur en Openbare Werken, dat voor RUP s waarvan de plenaire vergadering voor 1 juni 2008 wordt gehouden het wijzigingsdecreet inzake planmer van 27 april 2007 (nog) niet van toepassing stelt; dat het milieueffectenrapport volledig als bijlage IV bij het RUP is opgenomen (niet-technische samenvatting analoog en volledige rapport digitaal); dat dit eveneens het geval was bij het ontwerp van RUP dat in openbaar onderzoek heeft gelegen; Overwegende dat in de toelichtingsnota bij het RUP omstandig is ingegaan op het milieuonderzoek; dat op planniveau is ingegaan op de strategische tracékeuze, de watertoets en de impact op speciale beschermingszones; dat op projectniveau verder is verduidelijkt welke alternatieven (tracés, doelstellings- en nulalternatief) zijn onderzocht en wat het resultaat was van dit onderzoek, en welke milderende maatregelen in het MER naar voor worden geschoven, zowel op vlak van mens (met onder meer maatregelen voor de mildering van effecten ten gevolge van de ruimteinname door de sneltramlijn, met onder meer de toegang tot bepaalde landbouwpercelen), als op vlak van landschap en natuur; dat deze milderende maatregelen, alsmede die voor de niet in voorliggend RUP opgenomen tracédelen, vanzelfsprekend ook een doorwerking zullen kennen in de stedenbouwkundige vergunning; dat ook elementen als de veiligheid van de overwegen, het functioneren van het onderliggend wegennet, in de verdere procedures een vervolg zullen kennen; dat volgens het advies van de dienst MER naar aanleiding van deze plenaire vergadering de milderende maatregelen die relevant zijn voor het gewestelijk RUP ruimtelijk vertaald zijn door het mogelijk maken van de uitvoering ervan; dat het advies verder nog stelt dat voldoende is ingegaan op de tracékeuze en de onderzochte alternatieven van het MER en dat bij het opstellen van het RUP voldoende rekening is gehouden met de resultaten van de milieubeoordeling en de beslissing over de voorgenomen actie voldoende is gemotiveerd in het licht van de uitgevoerde milieubeoordeling; Overwegende dat in bovengenoemd MER de impact van het project op de waterhuishouding ten gronde is onderzocht; dat de vallei van de Demer wordt gedwarst nabij de universitaire campus en dat op de campus zelf de sneltramlijn in

4 de vallei van de Demer loopt, parallel aan de Demer; dat in deze zones de infrastructuur dwars doorheen een natuurlijk en recent overstromingsgebied loopt, dat ook aangeduid is als een risicozone voor overstromingen; dat de gehele overstromingszone evenwel zeer groot is (3 miljoen m²) en dat volgens het MER de inname van 6000 m² dan ook geen relevante wijziging van de overstromingszone zal inhouden; dat naar aanleiding van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag zal berekend worden welke overstromingsvolumes ingenomen worden en compensatiezones zullen worden voorgesteld; dat de voorwaarde hierbij is dat de aanwezigheid van het tracé geen opstuwing veroorzaakt van overstromingswater; dat daar waar het tracé de Demervallei dwarst het water bij de voorgestelde ecotunnels niet voldoende snel parallel met de Demer kan meestromen om dit te vermijden; dat als maatregel hiervoor wordt voorgesteld om de vier voorgestelde amfibieëntunnels uit te voeren onder de vorm van een brede overspanning; dat langsheen de spoorlijn grachten worden voorzien met een onverharde onderzijde ten behoeve van de opvang en infiltratie van afstromend water; dat daardoor geen grondwaterstandsdaling of verdroging verwacht wordt; dat geen snelle afvoer van neerslagwater naar het oppervlaktewater is voorzien maar enkel via een overloop aan de langsgrachten zal gebeuren; dat de afvoer naar het oppervlaktewater dus zeer beperkt zal zijn waardoor er geen bijkomende bufferbekkens zijn voorzien; dat volgens het MER geen impact op de oppervlaktewaterkwantiteit (inclusief piekdebieten) en kwaliteit wordt verwacht, evenmin als permanente wijzigingen van het grondwater ter hoogte van het plangebied van voorliggend RUP; dat het MER concludeert dat globaal de effecten op het watersysteem en de gevolgen hiervan op de receptoren, mits het uitvoeren van de milderende maatregelen, als niet significant kunnen worden beschouwd; Overwegende dat aan voorliggend RUP geen onteigeningsplan is gekoppeld; dat de noodzakelijke verwervingen en onteigeningen middels sectorale wetgeving zullen gebeuren; Gelet op advies /1 van de Raad van State, gegeven op 24 november 2009, met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 1 en 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport; Na beraadslaging, BESLUIT: Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Spartacus: lijn Hasselt-Maastricht tussen Diepenbeek en Bilzen wordt definitief vastgesteld. De normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als bijlagen I en II: 1 Bijlage I bevat het grafisch plan;

5 2 Bijlage II bevat de stedenbouwkundige voorschriften bij het grafisch plan. De niet-normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als onderdeel van bijlage III, de toelichtingsnota met een weergave van de feitelijke en juridische toestand, meer bepaald de tekstuele toelichting en de kaarten; de relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; een lijst van de voorschriften die strijdig zijn met het voormelde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en die worden opgeheven; in voorkomend geval, een overzicht van de conclusies van het planmilieueffectenrapport, de passende beoordeling, het ruimtelijk veiligheidsrapport en andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten; Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, De minister-president van de Vlaamse Regering, Kris Peeters en De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Philippe Muyters