AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1 A/3. Datum uitspraak: 24 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, van 19 mei 2011 in zaak nr, 11/ in het geding tussen: en de vreemdeling de minister voor Immigratie en Asiel.

2 /1/V juni Procesverloop Bij besluit van 18 april 2011 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 19 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 26 mei 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V juni Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van staat. w.g. Offers lid van de enkelvoudige kamer w.g. Hazen ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 24 juni Verzonden: 24 juni 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 26/ :16 FAX BOULEVARD HEUVELINK ADV. AFSCHRIFT tspraak ECHTBANK '3-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Assen Sector Bestuursrecht Zaaknummer: AWB U/15271 VRONTNS4 Uitspraak ran 19 mei 2011 op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende: geboren van Chinese nationaliteit, IND-dossiemummer: [jw.sys.1 justitienr], V-nummen eiser, gemachtigde: mr. H.F.J. van Pelt, advocaat te Arnhem, tegen de minister voor Impwfirflfl«en Asfel. verweerder, gemachtigde; M. tfalhuizen, procesvertegenwoordiger. Procesverloop Bij besluit van 18 april 2011 is eiser op de voet van artikel 59, eerste lid. aanhef en onder a, Vw 2000 in bewaring gesteld. Eiser heeft op 3 mei 2011 beroep ingesteld tegen dit besluit waarbij is verzocht om opheffing van de bewaring onder toekenning van schadevergoeding. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 12 mei Eiser is aldaar In persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Ter zitting was tevens aanwezig een tolk in de Chinese taal. Overwegingen Eiser is op maandag 18 april 2011 te Nijmegen door verbalisanten van de Politie Gelderland-Zuid staandegehouden teneinde hem een bekeuring te geven omdat hij, in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Nijmegen, in het Kronenburgerpaik lag te slapea Omdat eiser geen identiteitsbewijs kon tonen is hij vervolgens aangehouden. Na aanhouding en onderzoek is eiser heengezonden en direct aansluitend, op grond van artikel 50, tweede of derde lid, Vw 2000, overgebracht naar een plaats van verhoor te Nijmegen en aldaar opgehouden. Diezelfde dag is eiser in bewaring is gesteld.

5 6/ :16 FAX BOULEVARD HEUVELINK AD,. ^ > Zaaknummer I i/15271 VRONTN Ten aanzien van eiser is op 18 april 2011 en voorafgaand aan de Inbewaringstelling een terugkeerbes I uil genomen. Beoordeeld dient te worden of de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de wet dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is. De rechtbank overweegt als volgt Namens eiser is betoogd dat eiser ten onrechte strafrechtelijk is aangehouden, omdat de politie geen enkele reden had om naar zijn identiteitsbewijs te vragen. Eiser was namelijk gewoon in het park aan het slapen, wat blijkens de APV Nijmegen is toegestaan. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser strafrechtelijk is aangehouden en dat het vreemde! ingrechtelijk traject is aangevangen nadat eiser - na zijn aanhouding - was heengezonden. Het is niet aan de rechter in vreemdelingenzaken te oordelen over de aanwending van andere dan bij of krachtens de Vw 2000 toegekende bevoegdheden. De rechtbank kan de omstandigheden waaronder eiser is aangehouden dan ook niet betrekken bij haar oordeel omtrent de rechtmatigheid van de bewaring. De procedure leidend tot het besluit tot oplegging van de maatregel is in overeenstemming met de wettelijke vereisten. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig. Nietin geschil is daf eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft, zodat eiser valt onder de in artikel 59, eerste Üd, aanhef en onder a, Vw 2000 genoemde categorie vreemdelingen, De maatregel berust aldus op de juiste grondslag. Verweerder heeft vastgesteld dat eiser niet beschikt over een identiteitsdocument als bedoeld in artikel 4.21 Vreerodelingenbesluit 2000, terwijl eiser voorts geen vaste woon- of verblijfplaats en zich niet heeft aangemeld bij de korpschef. Voorts heeft verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd dat niet is gebleken dat eiser voornemens is uit eigen beweging uit Nederland te vertrekken. Deze gronden zijn door eiser niet betwist. De rechtbank stelt voorts vast dat namens eiser niet is betwist dat verweerder voldoende voortvarend aan zijn uitzetting werkt en evenmin dat voldoende zicht op verwijdering van eiser bestaat. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring als bedoeld in artikel 59 Vw 2000 niet onrechtmatig is. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Het verzoek om schadevergoeding dient derhalve te worden afgewezen.

6 26/ :17 FAX BOULEVARD HEUVELIHK ADV. a 008/006 Zaaknummer. 11/15271 VRONTN Beslissing De rechtbank; verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. E, Läkamp, rechter, bijgestaan door griffier. A. Mensink, mr. M3A. Mensïnk mr. In het openbaar uitgesproken op 19 mei Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen één week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113,2500BÇ te 's- Gravenhage. De vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen, zijn opgenomen 'martikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 85 van de Vreemdelingenwet Afschrift verzonden op:!9mei SNFOHM S-'fi-GHAVteNHAf*

7 26/ M4 FAX +31 2G BOULEVARD HEUVELINK ADV. I&Q01/0OS Boulevard Heuvelink Advocaten PER FAX: Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus BC 'S-GRAVENHAGE I DTT^TTTZ RAAD VAN STATE INGEKOMEN 2 6 MEI 2QU Arnhem 26 mei 2011 Betreft /IND Regio NO \2MKNR y^/ftt. Ons kenmerk HP C [AAN: t/*t~ Dossierar 'BEHANDELD DO: PAR: Hoger beroep Vw 2000 Inzake vreemdelingenbewaring Advocaten: -" mw mr. M.J.G. Voets mr. C.D.AJ. Majoie mr. A.E.LTh, Balken» mr. H.F.J.L. van Pelt mw mr. AJ. v.d. WcrtT-Dost row mr. J.E.A. van Bever«mw mr. M- Pais mw mr. K.J.M. Slangen m* mr E. Weücr Pojf«drej: Postbus DB Arnhem Bezoeludr«: Boulevard Heuvelink KW Arnhem telefoon: f«: 02M i mib@mhadvccatai.nl webiite: Appellant is: Verweerder is;, geboren op I, van Chinese nationaliteit, verblijvende te I, voor dit hoger beroep nadrukkelijk woonplaats kiezende te Arnhem op het adres Boulevard Hcuvelink 130 (postadres: Postbus 3068, 6802 DB Arnhem) ten kantore van de advocaat mr. H.F. J.L. van Pelt, die nadrukkelijk verklaart door appellant tot de indiening van dit hoger beroepschrift bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd. De Minister voor Immigratie en Asiel Het hoger beroep is gericht tegen: een beschikking van de Rechtbank Den Haag, zimngsplaats Assen van 19 mei 2011, verzonden , (procnr, AWB 11/ 15271). Appellant kan zich om de volgende redenen niet met de uitspraak van de rechtbank verenigen: 1. Inzake de reden van staandehouding op 1S april 2011 verwijst eiser naar de overwegingen in de uitspraak van de rechtbank. 2. Het proces-verbaal van aanhouding van 18 april 2011 bevat voor zover hier van belang - de volgende bevindingen: 'Op maandag 18 april 201} omstreeks 0P:30u waren wij verbalisanten belast met de algemene noodhulpdienst te Nijmegen, Wij waren in politie uniform gekleed en reden in een opvallend dienstvoertuig. Rond die tijd zagen wij een persoon liggen in het Kronenburgerpark. De persoon lang onder een plastic zeil. Wij spraken die persoon aan. Wij kregen geen contact in eerste instantie. Na aandringen kregen wij contact met de persoon. Het bleek dat de man aan het slapen was in het Kronenbwgerpark Het is verboden om de

8 26/ :14 FAX BOULEVARD HEUVELIHK ADV. 1002/006 Boulevard Heuvelink Advocaten openbare weg te gebruiken als slaapplaats volgens artikel 2.4.6a lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Nijmegen, Hiervoor hield ik, verbalisant Grotendorst, hem staande teneinde hem een bekeuring te geven. Ik vorderde van hem zijn identiteitsbewijs. ' 3. Namens eiser is bij brief van 10 mei 2011 een afschrift gestuurd van het van belang zijnde gedeelte van de APV Nijmegen. Blijkens dit afschrift luidt art2.4.6a, lid 1 aldus: 'Het is verboden de weg op een voor anderen hinderlijke wijze als slaapplaats te gebruiken, al dan niet in een voertuig, woonwagen, tent ofander vergelijkbaar onderkomen. ' Blijkens art, 1.1 van diezelfde APV moet het park, waarin eiser was aangetroffen, met een weg in de zin van art.2.4.óa lid 1, worden gelijkgesteld. Zulks wordt door appellant ook niet betwist 4. Ter zitting is namens eiser - onder verwijzing naar deze bepaling - betoogd, dat in het proces-verbaal van staandehouding wordt gesteld, dat het verboden is om de openbare weg te gebruiken als slaapplaats, terwijl deze stelling niet kan worden gebaseerd op de wet, ihb de APV van Nijmegen, Volgens de APV is het slapen pas strafbaar, als zulks Op voor anderen hinderlijke wijze gebeurt. In het proces-verbaal van staandehouding wordt niet gesteld, dat eiser voor anderen op hinderlijke wijze Op de bank aan het slapen was. Er wordt dus geen melding gemaakt van een strafbare gedraging, die tot het vorderen van het identiteitsbewijs aanleiding gaf. Grief 1 5. De rechtbank overweegt naar aanleiding van hetgeen namens eiser is aangevoerd met de volgende overweging: De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser strafrechtelijk is aangehouden en dat het vreemdelingrechtelijk traject is aangevangen nadat eiser - na zijn aanhouding - was heengezonden. Het is niet aan de rechter in vreemdelingenzaken te oordelen over de aanwending van andere dan bij of krachtens de Vw 2000 toegekende bevoegdheden. ' De rechtbank overweegt dit ten onrechte. Toelichting bij de grief 6. Zoals de ABvRS in een uitspraak van , procnr , IJN BM3081, overwoog, is in de bij de Wet op de uitgebreide Identificatieplicht gegeven uiteenzetting ontrent de verhouding tussen de uitgebreide identificatieplicht en het vreemdelingentoezicht benadrukt dat uit een procesverbaal duidelijk dient te blijken in welk kader controle heeft plaatsgevonden, onder welke omstandigheden de betrokkene is aangetroffen en onder welke omstandigheden de staandehouding heeft plaatsgevonden. -2-

9 26/05 20t 1 15:1-5 FAX +31 2G BOULEVARD HEUVELINK ADV. 003/008 Boulevard Heuvelink Advocaten 7. Uit het proces-verbaal van staandehouding blijkt, dat de gedraging van appellant, te weten het liggen slapen op een bank in het park, aanleiding was hem naar zijn identiteitsbewijs te vragen. Weliswaar wordt gesteld, dat het om een strafbare gedraging ging en dus om de hantering van een strafrechtelijke bevoegdheid, maar deze is niet op de wet gebaseerd 8. Appellant betwist dan ook dat uit het proces-verbaal blijkt; dat er sprake was van een strafrechtelijke bevoegdheid tot het vragen naar een identiteitsbewijs. Nu ook niet is gebleken van de aanwending van een andere niet-vreemdeliûgrechtelijke bevoegdheid daartoe, moet het ervoor worden gehouden, dat de controle op de identiteit heeft plaatsgevonden in het kader van de uitoefening van de bevoegdheid neergelegd m artikel 50 I Vw. Volgens deze bepaling moet er dan sprake zijn van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. Hiervan blijkt echter in het geheel niet uit het proces-verbaal of anderszins uit de door verweerder overgelegde gegevens. Grief2 De rechtbank heeft dit miskend. 9. Aan het eind van de uitspraak overweegt de rechtbank: 'Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring als bedoeld in artikel 59 Vw 2000 niet onrechtmatig is. Het beroep dient ogengrond te worden verklaard Het verzoek om schadevergoeding dient derhalve te worden afgewezen. ' De rechtbank overweegt dit ten onrechte. Toelichting bij de grief 10. Deze grief moet worden geziea in samenhang met de eerste grief en mist derhalve zelfstandige betekenis. MET CONCLUSIE: Appellant concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en opnieuw rechtdoende bet beroep tegen de beslissing van verweerder van IS april 2011 alsnog gegrond te verklaren, met veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg bij de rechtbank als in dit hoger beroep, Gemachtigde, ' ^&^^ Bijlage: '^^^x&sêêa^w Assen dd , AWB 11 /