Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. P. Slappendel

Transcriptie

1 Raad vanstate Afdeling bestuursrechtspraak GEIViEE^Ĩ --.ţ,»..y-.. ř -, ^-,-...,. v, -v.,^ Raad van de gemeente Boxtel Postbus DA BOXTEL cc 15 FEB 2016 is.04^77- OVfci afd. fo /L»vtf kop 5İ Datum Ons nummer Uw kenmerk 12 februari /1/R3 Onderwerp Boxtel Herzieningsverzoek uitspraak /1 /R3 Behandelend ambtenaar P. Slappendel Bij deze brief treft u aan een kopie van een beroepschrift, met eventuele bijlagen, in bovenvermelde zaak. De naam en het nummer van deze zaak zijn u eerder meegedeeld. U wordt in de gelegenheid gesteld een schriftelijke uiteenzetting te geven. Uw uiteenzetting kunt u tot en met 1 1 maart 2016 toezenden. Over de verdere behandeling van deze zaak ontvangt u nader bericht. Hoogachtend, de griffier Deze brief is geautomatiseerd aangemaakt en is daarom niet ondertekend I3F1) Postbus EA Den Haag -T F Bij correspondentie de datum en het nummer van deze brief vermelden

2 1 Aangetekend en per gewone post Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Postbus EA Den Haag A.Ĵ.M. van Esch Nieuwstraat CE Eersel Datum: 24 november 2015 Onderwerp: Vastgoed Moorwijk e.a./gemeente Boxtel niet vaststellen bp Boxtel-Noord Uw kenmerk: /3/R3 RAAD VAN STATE INGEKOMEN 2 5 NOV 2015 Geachte leden van de Raad, In bovengenoemde kwestie is door u op 1 juli jl. uitspraak gedaan. Naar aanleiding van deze uitspraak wordt namens Vastgoed Moorwijk B.V. ("VM"), de heer AJ.M. van Esch, mevrouw LM. van Esch, mevrouw A.L.E. van Esch, de heert.m van Esch, mevrouw A.C.M. van Esch-Moors ("Van Esch es.") de heer C.P.M. van de Sande, de heer H.M van de Sande en de heer P.P.J. van Esch het volgende opgemerkt. VM In overweging 2.1 van de uitspraak is door u miskend dat VM na de ontbinding nog steeds bestond omdat met de liquidatie van het vermogen nog diende te worden aangevangen. Er is meermaals aangegeven dat er op 2 oktober 2013 met de vereffening van het vermogen nog niet was gestart. Uw college heeft in deze kwestie een kennelijke misslag begaan, waarvoor u inmiddels is en/of verzocht deze misslag ongedaan te maken bij wijze van vervallenverklaring. In dat licht wordt het volgende in herinnering geroepen. VM is op 2 oktober 2013 door de Kamer van Koophandel ex artikel 2:19a lid 1 sub b en c BW ontbonden (Bijlage A). Onjuist is de overweging dat op dezelfde datum de registratie in het handelsregister is beëindigd in verband met het einde van de liquidatie van het vermogen van VM. Aan de liquidatie was in het geheel nog niet toegekomen. Evenmin was hiermee enig begin gemaakt! De gemeente heeft ten niettemin de onjuiste conclusie getrokken dat door de ontbinding VM is opgehouden te bestaan. Uit de door de Rechtbank opgestelde beschikking blijkt waarom de gemeente die conclusie trekt. De gemeente is en blijft al vanaf 22 oktober 2005 in gebreke om aan de door de gemeente aangegane verplichtingen te voldoen, niettegenstaande dat door VM op 22 oktober 2004 aan al de door haar aangegane verplichtingen, ook wat betreft de betalingen voor een totaal bedrag C ,, had voldaan. De gemeente was en is ervan op de hoogte dat het vermogen nog niet was en is vereffend, zoals ook blijkt uit het door de gemeente bij de Raad van State ingediende verweerschrift. Door de gemeente wordt daarin bevestigd dat de gemeente nog gelden van VM onder zich heeft, die naar de gemeente zegt, zullen worden verrekend met de nieuwe eigenaar. VM had dus nog onverdeelde baten. Terzijde zij opgemerkt dat

3 2 het hierboven genoemde voornemen van de gemeente om de gelden van VM eventueel aan derden te geven, riekt naar het strafbare feit van verduistering. Op grond van artikel 2:19 lid 5 BW blijft de rechtspersoon VM na ontbinding derhalve voortbestaan voor zover dit tot vereffening van het vermogen nodig is. Anders gezegd: is de vennootschap ontbonden dan moet haar vermogen vereffend worden. De vennootschap houdt - in geval van vereffening - pas op te bestaan op het 1 moment dat de vereffening eindigt (artikel 2:19 lid 6 BW). Dat is het moment waarop er geen aan de vereffenaar bekende baten meer bestaan (artikel 2:23b lid 9 BW). ). Ik verwijs in dit kader naar Prof. mr. P. Sanders en mr. W. Westbroek, BV en NV, p. 267: "Indien een vennootschap geen baten heeft houdt zij op te bestaan. Hiervan wordt bij het handelsregister opgave gedaan. Wij komen dan niet meer aan vereffening toe. De rechter kan evenwel toetsen of de rechtspersoon nog baten heeft. In dat geval kan hij aannemen dat de vennootschap niet opgehouden heeft te bestaan." De beschikking van 17 maart 2015 van de Rechtbank Oost-Brabant ter heropening van de vereffening heeft bevestigd dat zich in VM baten bevonden, zowel ten tijde van de ontbinding door de Kamer van Koophandel als daarna. Uw oordeel is op dit punt (civielrechtelijk) dus fundamenteel onjuist en in strijd met de wet, met verstrekkende gevolgen voor VM en Van Esch c.s., die gezien het bepaalde in de wet niet voor VM, Van Esch c.s. en of Van de Sande behoren te komen. Van dit oordeel is vervallenverklaring verzocht. Het gestelde in overweging 5.2, dat nu VM niet meer bestaat (,hetgeen blijkens het voorgaande onjuist is,) het niet aannemelijk is dat het plan binnen de planperiode zal worden uitgevoerd, is derhalve onjuist, en overigens niet ter zake doende. Een bestemmingspìan geeft niet de verplichting tot realisatie, maar de mogelijkheid tot realisatie. Bovendien is er geen termijn van uitvoering overeengekomen tussen de gemeente en VM. Hier komt bij dat namens VM en Van Esch c.s. gemotiveerd is aangegeven dat door VM (en Van Esch c.s.) reeds een groot bedrag aan ontwikkelingskosten is betaald, er voor de gemeente überhaupt geen kosten meer zijn, hetgeen overigens ook blijkt uit de brief ongenummerd d.d. 19 maart 2009 van het college van b en w (Bijlage B) waarin wordt aangegeven dat de op 22 oktober 2004 door VM aan de gemeente betaalde C ,, niet zal worden aangewend voor het plangebied Moorwijk, maar voor doelen buiten het plangebied, en zowel voor de besluitvorming in de gemeenteraad door en/of namens C.P.M. van de Sande, als tijdens de behandeling ter zitting van zaak /01/R3 op 21 mei 2015, door Mr. Theo Linssen, de advocaat van Van de Sande is bevestigd, dat C.P.M. van de Sande de benodigde middelen ter beschikking zou stellen aan VM (en/of Van Esch c.s) om de ontwikkeling van het plan te (kunnen) vervolgen, alsook daarna desgewenst de realisatie daarvan in het belang van de vereffening te kunnen (doen) starten. Van de Sande Hiernaast was de gemeente - in tegenstelling tot hetgeen zij ter zitting heeft gesteld - reeds ten tijde van het bestreden besluit van 9 september 2014, waarin de gemeenteraad heeft besloten de opdracht van de RvS zoals vermeld in de uitspraak van 25 april 2012 niet uit te voeren, op de! Mr. P. van Schijfgaarde. Van de BV en de NV, p. 328

4 '3 hoogte was van de omstandigheid dat de heer C.P.M. van de Sande (hierna: "Van de Sande") de percelen onder de plandelen A en B van de bank heeft/had aangekocht om voor VM en Van Esch c.s, veilig te stellen dat VM en Van Esch c.s. zouden kunnen blijven beschikken over de gronden om de plannen verder te ontwikkelen en desgewenst te kunnen (doen) realiseren. Op 26 februari 2014 is door alle in deze brief genoemde belanghebbenden, ook door Van de Sande bij de gemeente een zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan Moorwijk en het ontwerpexploitatieplan, (Bijlage C) bij deze brief. Desgevraagd is door de gemeente aan elke belanghebbende afzonderlijk de ontvangst van zijn en/of haar zienswijze bevestigd. Op 7 maart 2014 is mede namens Van de Sande een brief aan de gemeente gezonden,, (Bijlage D) bij deze brief. Op 18 maart 2014 heeft Van de Sande bij de gemeente aanvullend zijn zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan en ontwerpexploitatieplan Moorwijk (bijlage 15, p. 13 bij brief van 7 april 2015). Bij brief van 20 maart 2014 (bijlage 15 bij brief van 7 april 2015) is aan de gemeente kenbaar gemaakt dat onder andere Van de Sande belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van de zienswijzen door de gemeente. Van de Sande wenste, o.a. als hypotheekhouder op de gronden, de hoger beroepsprocedure tezamen met VM en Van Esch c.s. voort te zetten. Dit is ook als zodanig bij brief van 2 juni 2014 (bijlage 14 bij brief van 14 april 2015) aan de Afdeling en de gemeente kenbaar gemaakt. In deze brief is ook de levering van de percelen aan Van de Sande aangekondigd. De percelen grond gelegen aan de Parkweg te Boxtel (Boxtel A 2262) en de Halderheiweg (Boxtel A 2473 en Boxtel A 2254) waren eigendom van de kinderen Van Esch. De percelen Halderheiweg (Boxtel A 2473 en Boxtel A 2254) zijn op 12 augustus 2014 geleverd aan Van de Sande. Het perceel gelegen aan de Parkweg te Boxtel (Boxtel A 2262) behoort nog steeds in eigendom toe aan de kinderen Van Esch. De overige percelen waren tot 12 augustus 2014 eigendom van VM, maar zijn eveneens, om ze beschikbaar te houden voor VM (en/of Van Esch) om het plan/de bouwplannen te kunnen (doen) realiseren, op die datum geleverd aan de Van de Sande. Op 20 en 29 augustus 2014 zijn eveneens namens onder meer Van de Sande brieven aan de gemeente gezonden (bijlage 18 en bijlage 19 bij brief van 7 april 2015 aan de RvS). In de brief van 20 augustus 2014 is er expliciet bij de gemeente melding van gemaakt dat een deel van de gronden is overgedragen aan Van de Sande. De ontvangst van deze brieven is ook op 4 september 2014 door de gemeente bevestigd, (Bijlage E) bij deze brief. Voorts waren van Esch c.s. uit hoofde van de cessie (naast VM) gebonden aan de afspraken met de gemeente, zodat ook zij betrokken waren bij de uitvoering van het plan. De gemeente heeft hier op geen enkele wijze rekening mee gehouden en heeft zonder hiernaar onderzoek te doen, simpelweg besloten dat de uitvoerbaarheid van het plan niet aannemelijk was. Dit was en is zonder grondslag. Uitspraak RvS 25 april 2012 Over het feitelijke hoofditem van de procedure, het niet uitvoeren van de door de RvS op 25 april 2012 in haar uitspraak nummer /1/R3 aan de gemeente verstrekte opdracht, wordt in uw uitspraak met geen woord gerept.

5 De gemeenteraad had ingevolge uw opdracht vóór 25 april 2013 een nieuw bestemmingsplan moeten vaststellen dat de realisatie van de (bouw)plannen van VM, Van Esch c.s. mogelijk zou maken. C. van de Sande, H. van de Sande en P van Esch waren en zijn bereid om de daarvoor vereiste middelen beschikbaar te stellen. Vanaf het tijdstip, 22 oktober 2004, dat VM aan alle, op grond van de op 19 juli 2004 met de gemeente gesloten overeenkomsten had voldaan heeft de gemeente de planvorming en de mogelijke realisatie van de bouwplannen (indien mogelijk via een zelfstandige projectprocedure en verlening van de bouwvergunningen op grond van artikel 19 lid2wro oud ), onnodig en in strijd met het bepaalde in de anterieure overkomst van 19 juli 2004 en het bepaalde in de toen geldende Exploitatieverordening, tegen gehouden. De handelwijze van de gemeente die heeft geleid en nog zal leiden tot de nodige schade, die u in uw uitspraak van 25 april 2012 expliciet aan de kaak stelt en veroordeeld, wordt door u "zomaar gepasseerd". U laat VM, Van Esch cs. en Van de Sande zitten met dit 'detournement de pouvoir' van de gemeente. U zou een oordeel moeten hebben en geven over de wijze van handelen van de gemeente vanaf de datum van het definitief worden voor de gemeente (22 oktober 2004) van de anterieure overeenkomst, waaronder het niet (tijdig) opvolgen van een door u in uw uitspraak nummer /1/R3 d.d. 25 april 2012 verstrekte opdracht om, binnen 52 weken na datum verzending van de uitspraak en derhalve, voor 25 april 2013 een bestemmingsplan vast te met stellen, met inachtneming van uw uitspraak. Overigens ingeval het college van b en w de anterieure overeenkomst te goeder trouw had uitgevoerd dan was met toepassing van Artikel 19 lid 2 WRO (oud) terstond na 22 oktober 2004 de procedure verlening bouwvergunning middels vrijstelling gestart, en ingeval dat niet mogelijk was, had de gemeenteraad binnen een redelijke termijn, in uw uitspraak noemt u een termijn van 52 weken, dus voor 22 oktober 2005 een nieuw bestemmingsplan vast dienen te stellen. Gelet op het voorgaande verzoek ik uw uitspraak te herzien en de ontvangst van dit schrijven te bevestigen. Afschrift van deze brief wordt met gelijke post gezonden aan de gemeente Boxtel, t.a.v. mevrouw M. Snellen, hoofd afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling. mevrouw L.M. van Esch, mevrouw A.LE. van Esch, de heert.m van Esch, mevrouw A.C.M. van Esch-Moors, de heer C.P.M. van de Sande, de heer H.M van de Sande en de heer P.PJ. van Esch