Effectanalyse cross- en trekkertrekterrein Roelendijk

Transcriptie

1 Effectanalyse cross- en trekkertrekterrein Roelendijk Flora- en faunawet, archeologie, kernkwaliteiten landschap, Natura 2000 en het Gelders Natuurnetwerk.

2 Colofon Effectanalyse cross- en trekkertrekterrein Roelendijk Flora- en faunawet, archeologie, kernkwaliteiten landschap, Natura 2000 en het Gelders Natuurnetwerk. Uitgevoerd door: Natuurbank Overijssel Opdrachtgever: Contactpersoon: Stichting Sportevenementen Aalten dhr. H. Demkes Projectnummer en versie: 565, versie 1.0 Projectleider: Ing. P.Leemreise Ligging projectgebied: Roelendijk, Aalten Status: definitief Veldmedewerker(s): Rapportdatum: Ing. P.Leemreise Amersfoortcoördinaten: X Y Correspondentieadres: Postbus AE 1

3 1. Inleiding Stichting Sportevenementen Aalten (SSA) wil het gebruik van twee percelen aan de Roelendijk opgenomen hebben in het bestemmingsplan buitengebied Aalten. Natuurbank Overijssel is gevraagd om te onderzoeken of de voorgenomen activiteit in overeenstemming is met wet- en regelgeving t.a.v. archeologische waarden, landschap, Natura 2000, het Gelders Natuurnetwerk en de flora- en faunawet. In voorliggend rapport worden de bevindingen van het effect op bovengenoemde wet- en regelgeving gepresenteerd. 2. Voorgenomen activiteit SSA wil naar een min of meer vaste locatie voor het organiseren van autocross en trekkertrekwedstrijden aan de Roelendijk in Aalten. Jaarlijks wordt één autocrosswedstrijd en één trekkertrekwedstrijd georganiseerd. De autocrosswedstrijd vindt plaats gedurende twee opeenvolgende dagen, de trekkertrekwedstrijd duurt één dag. 2.1 Autocross De autocross wedstrijden worden gehouden op een vlakke baan. In het parcours worden geen gaten of bulten gecreëerd. Afhankelijk van de gesteldheid van de baan en de mate van onderhoud tijdens het evenement wordt de bovenste 0,2-0,3 meter van de baan omgewoeld door de crosswagens. Nadien wordt het perceel geëgaliseerd en doorgaans weer ingezaaid met gras. Ter bescherming van het publiek kan een aarden wal opgeworpen worden. Deze is doorgaans niet hoger dan 0,5 meter en wordt gecreëerd door oppervlakkig zand te schuiven. Voorbeeld van autocross. 2.2 Trekkertrek Trekkertrekwedstrijden vinden plaats op een vlakke baan. Afhankelijk van de bodemgesteldheid wordt deze gevlakt. Er worden geen bulten of gaten aangelegd. Nadien wordt het perceel geëgaliseerd en doorgaans weer ingezaaid met gras. Omdat de tractoren parallel met het publiek rijden, worden er geen aarden wallen opgeworpen ter bescherming van het publiek. 2

4 Voorbeeld van een trekkertrekbaan 2.3 Publiek Op autocross en trekkertrekwedstrijden komen honderden tot enkele duizenden bezoekers af. Bezoekers die met de auto komen kunnen deze parkeren op naastgelegen graslanden. Om autoparkeerplaatsen te faciliteren wordt geen grondverzet gepleegd. Bezoekers worden middels bebording naar het terrein geleid. De vrije doorgang op doorgaande wegen van en naar het evenemententerrein wordt gewaarborgd en verankerd als te nemen maatregel in de omgevingsvergunning onder het aspect veiligheid. 2.3 Invloedsfeer De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is hoofdzakelijk lokaal. De volgende invloeden zijn waarneembaar buiten het plangebied waarneembaar. Geluid; effect regionaal lokaal, afhankelijk van de wind tot enkele kilometers in de omtrek waarneembaar. Met betrekking tot geluid wordt een separate berekening uitgevoerd. Stof; lokaal m1, afhankelijk van de droogte van de baan en windkracht Uitlaatgassen (NOx en geur): regionaal effect, afhankelijk van de windrichting, windkracht en stabiliteit van de atmosfeer. 3 Locatie 3.1 Ligging De locatie waar de voorgenomen activiteiten gehouden gaan worden ligt op het perceel rondom Roelendijk 1. Het ligt net ten zuiden van de kern Aalten. Op onderstaande afbeelding wordt de globale ligging van het evenemententerrein weergegeven. 3

5 3.2 beschrijving van het plangebied Het plangebied bestaat uit twee van elkaar gescheiden percelen. De percelen bestaan uit agrarisch cultuurland dat wisselend uit maïsland en grasland bestaat. In het plangebied ontbreken bebouwing, opgaande beplanting en open water. Het noordelijke perceel is ca 6,5 hectare groot, het zuidelijke perceel is ca 3,2 hectare groot. Ligging van het plangebied in detail. 4

6 In detail; de drie banen die SSA voor ogen heeft in het plangebied. Baan A (links) baan B (midden) en baan C (rechts) 4 Effectanalyse 4.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt het effect van de voorgenomen activiteit getoetst aan wet- en regelgeving voor archeologie, kernkwaliteiten landschap, Natura 2000 en het Gelders Natuurnetwerk. 4.2 Archeologie Op 16 februari 2010 heeft de raad de Cultuurhistorische inventarisatie, waarden-, verwachtingen- en maatregelenkaart als basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Aalten vastgesteld. Dit naar aanleiding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologische en cultuurhistorische inventarisatie voor het gehele grondgebied van Aalten uitgevoerd en deze aansluitend vertaald naar een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en een daarop gebaseerde archeologische maatregelenkaart. Op de maatregelenkaart is de gemeente Aalten verdeeld in 8 categorieën. De raad heeft aan deze 8 categorieën de volgende maatregelen gekoppeld: 1. Wettelijk beschermd archeologisch monument: vergunningverlening via het rijk (RCE); 2. Gebied of terrein van archeologische waarde, beschermd stads- of dorpsgezicht: altijd verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen dieper dan 40 cm; 3. Dorpskern van 1850: geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen kleiner dan 100 vierkante meter en ondieper dan 40 centimeter; 4. Gebied met een hoge archeologische verwachting: geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen kleiner dan 500 vierkante meter en ondieper dan 40 centimeter; 5. Gebied met een gematigde archeologische verwachting: geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen kleiner dan 2500 vierkante meter en ondieper dan 50 centimeter; 6. Gebied met een lage archeologische verwachting: geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen kleiner dan 5000 vierkante meter en ondieper dan 50 centimeter; 7. Water (geen verwachting): geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek; 8. Gebied of terrein waar geen bodemarchief meer aanwezig is: geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek. Ligging van het plangebied Zoals aangeduid op onderstaande archeologische verwachtingskaart, heeft het gebied grotendeels een lage verwachtingswaarde (groen), maar hebben twee delen van het plangebied een hoge archeologische verwachting. 5

7 Uitsnede van de archeologische verwachtingskaart. Het plangebied wordt met de cirkel aangeduid. Uitsnede van de actuele hoogtekaart van Nederland. Zoals zichtbaar op de hoogtekaart, liggen in beide deelgebieden enkele kampen. Dit zijn oude akkers die vroeger ontstaan zijn op natuurlijke verhogingen in het landschap en in de loop van eeuwen zijn opgehoogd. Hierdoor zijn oude bodemlagen goed geconserveerd. Het esdek zelf is in de loop van eeuwen opgehoogd met plaggen, schadden en mest uit de grupstal en heeft geen archeologische betekenis. Effectanalyse Voor gronden met een lage archeologische verwachting geldt: Geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen kleiner dan 5000 vierkante meter en ondieper dan 50 centimeter; 6

8 Voor gronden met een hoge archeologisch verwachting geldt: Geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen kleiner dan 500 vierkante meter en ondieper dan 40 centimeter; Baan A. Baan A ligt volledig in gebied met een lage verwachting. Geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek. Baan A. Ligging van de baan. Baan B Baan B kent voor een klein deel een hoge verwachting. Het overige deel heeft een lage verwachting. In het deel met de lage verwachting geldt geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek. In het deel met de hoge verwachting geldt wel een verplichting tot archeologisch vooronderzoek mits de ingreep groter is dan 500m2. Baan B. Deel van de baan met een hoge verwachting wordt met de cirkel aangeduid. Baan C Baan C kent voor een klein deel een hoge verwachting. Het overige deel heeft een lage verwachting. In het deel met de lage verwachting geldt geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek. In het deel met de hoge verwachting geldt wel een verplichting tot archeologisch vooronderzoek mits de ingreep groter is dan 500m2. 7

9 Baan C. Deel van de baan met een hoge verwachting wordt met de cirkel aangeduid Conclusie Conform het gemeentelijke beleid t.a.v. archeologie, rust er een onderzoekplicht voor het gebruik van baan B & C indien de ingreep groter is dan 500m2 en dieper dan 40cm. Onder normale omstandigheden wordt de grond van de crossbaan niet dieper omgewoeld dan 20-30cm. Onder normale omstandigheden komt het gebruik van de baan overeen met het normaal landbouwkundig gebruik tijdens het ploegen van de gronden. De bovenste 30 cm van de bodem is daarom sterk verstoord. In de delen van het plangebied die een hoge verwachting hebben geldt geen verplichting tot archeologisch onderzoek. In het kader van het archeologiebeleid zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van voorgenomen activiteit. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden. 4.3 Beschermd Natuurgebied 1 De bescherming van Natura 2000-gebied en Beschermd Natuurmonument-gebied wordt geregeld via de Natuurbeschermingswet. Provincies vormen het bevoegd gezag voor de duurzame veiligstelling van deze gebieden in hun provincie. Voor activiteiten die leiden tot aantasting van de duurzame instandhouding van deze gebieden dient een natuurbeschermingswetvergunning aangevraagd te worden. Ligging t.o.v. Natura 2000-gebied Het plangebied ligt niet in, of in de directe omgeving van Natura 2000-gebied. In een straal van 16 km rondom het plangebied liggen vier Natura 2000-gebieden. De meest nabij gelegen Natura 2000-gebieden zijn Bekendelle en het Korenburgerveen. Beide gebieden liggen ca. 9500m1 ten noordoosten van het plangebied. Het Wooldse Veen ligt 11,7 km ten oosten van het plangebied en de Willink s Weust ligt op 15,4 km ten noordoosten ervan. Op onderstaande kaart worden de gebieden weergegeven. 1 Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen bij inwerkingtreding van de Wet Natuurscherming. Deze wet treedt begin 2015 in werking. 8

10 Ligging van Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied. Het plangebied wordt met de stip aangeduid. Effectanalyse De invloedzone van de voorgenomen activiteiten is lokaal, met uitzondering van milieuverontreinigende stoffen (NOx, CO, VOS en fijn stof) en geluid. Wanneer we naar de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000 gebieden in de omgeving van het plangebied kijken, dan zijn deze gebieden bijzonder kwetsbaar voor vermesting en verzuring (Synbiosys 2014). Dit effect wordt onder andere veroorzaakt door emmissie van stikstofoxiden(nox) welke o.a. vrij komen bij de verbranding van fossiele brandstoffen in voertuigen. Door vervoersbewegingen van deelnemers en bezoekers en tijdens de evenementen wordt fossiele brandstof verbrand. De hoeveelheid is niet bekend, maar aangenomen kan worden dat het enkele honderden liters betreft. De uitvoering van de voorgenomen activiteit leidt tot een uitstoot van stikstofoxide (NOx). Gelet op de beperkte hoeveelheid NOx die vrij komt als gevolg van het evenement, en de forse afstand tot de meest nabij gelegen Natura 2000-gebieden, wordt verondersteld dat het negatieve effect van de voorgenomen activiteit niet meetbaar is en als zodanig als verwaarloosbaar klein wordt beschouwd. Bij de beoordeling van dit effect is geen modelberekening uitgevoerd. De emissie van stikstof uit de lucht (achtergrond depositie) is de laatste decennia afgenomen (PBL, 2014) maar is nog steeds vele malen te hoog voor de duurzame instandhouding van de verschillende habitattypen in de genoemde Natura 2000-gebieden. Conclusie De uitstoot van stikstofoxiden door auto s van bezoekers en door deelnemers is schadelijk voor de duurzame instandhouding van de Natura 2000-gebieden. Deze gebieden liggen echter dusdanig ver van het terrein en de activiteit is incidenteel (1-2 keer per jaar) dat door de voorgenomen activiteit de immissie op deze gebieden verwaarloosbaar klein is. 4.4 Gelders Natuurnetwerk Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk. Het Gelders Natuurnetwerk is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders 9

11 Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een Zoekgebied nieuwe natuur van hectare, voor hectare nog te realiseren nieuwe natuur. Een groot deel van de Gelderse natuurgebieden is internationaal beschermd: de Natura 2000-gebieden. Juist in deze gebieden moet de biodiversiteit worden behouden of verbeterd. De provincie geeft in het natuurbeleid prioriteit aan het behalen van de Natura 2000-doelen in de Natura 2000-gebieden. Het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone vervullen daarnaast een belangrijke rol bij het behoud van de biodiversiteit. De Ecologische verbindingszones maken voor een klein deel uit van het Gelders Natuurnetwerk. De provincie wil de natuur van het Gelders Natuurnetwerk beschermen tegen aantasting en heeft daarom regels opgenomen in de Omgevingsverordening. Centraal staat de bescherming van de kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten bestaan uit bestaande natuurwaarden, uit nog te ontwikkelen potentiële waarden en de omgevingscondities zoals stilte. De (nog te ontwikkelen) natuurwaarden zijn beschreven en als bijlage bij deze visie en bij de Omgevingsverordening opgenomen. De omgevingscondities zijn in de bijlage bij de Omgevingsverordening wel benoemd, maar er heeft geen provinciedekkende inventarisatie plaatsgevonden. Bij projecten kan op maat een effectbeschrijving worden gemaakt voor de relevante omgevingscondities. Ligging van het plangebied t.o.v. het Gelders Natuurnetwerk (GNN) Het plangebied ligt niet in het Gelders Natuurnetwerk (bron: Provincie Gelderland). Baan B ligt net ten oosten van bestaande natuur in het GNN, en grenst aan de boven- en onderzijde een de groene ontwikkelingszone (verder GO genoemd). Baan C grenst aan de west- en zuidzijde ook aan de groene ontwikkelingszone. Op onderstaande afbeelding wordt de begrenzing van het GNN in de omgeving van het plangebied weergegeven. Het bos ten westen van baan A en B behoort wel tot de GNN. Ligging van het GNN in de omgeving van het plangebied. Wat zegt het beleid over GNN en GO De Provincie Gelderland heeft per deelgebied de belangrijkste kwaliteiten op het gebied van natuur en landschap beschreven. Het plangebied ligt in deelgebied 35 IJzerlo -Silvolde. 10

12 De Groene Ontwikkelingszone (GO) bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan natuur die ruimtelijk vervlochten is met het Gelders Natuurnetwerk. Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. Ook weidevogelgebieden en Ganzenfoerageergebieden maken deel uit van de Groene Ontwikkelingszone. Deze liggen niet in het Gelders Natuurnetwerk. In de GO is een sterke verweving sprake van landbouw, landschap, natuur, water en recreatie. In de GO is ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en voor een beperkte uitbreiding van bestaande bedrijven. De Groene Ontwikkelingszone heeft een dubbel doelstelling: -ruimte voor economische ontwikkeling, -in combinatie met versterking van de kernkwaliteiten van natuur en landschap; Uitbreiding mag niet ten koste gaan van de kernkwaliteiten maar per saldo leiden tot een versterking van de kernkwaliteiten. Het beleid voor de Groene Ontwikkelingszone is zodanig aangepast dat in aansluiting op het advies van de Manifestpartners meer recht wordt gedaan aan de reeds aanwezige landbouw, landgoederen en extensieve recreatie in dit gebied. Dit houdt in dat voor de functies grondgebonden landbouw, landgoedbedrijf (volgens de definitie van de Natuurschoonwet) en extensieve openluchtrecreatie ontwikkelingsruimte wordt gegeven ongeacht de schaal van de uitbreiding. Randvoorwaarde is alleen dat de kernkwaliteiten per saldo niet worden aangetast. Er wordt dus geen substantiële versterking gevraagd van natuur en landschap bij uitbreidingen groter dan 30%. De motivatie hiervoor ligt in het feit dat deze functies naar hun aard bijdragen aan het in stand houden van de kernkwaliteiten van natuur en landschap. Kernkwaliteiten van het GNN en de groene ontwikkelingszone zijn als volgt gedefinieerd: Deelgebied natuur en landschap kleinschalig kampenlandschap op dekzandruggen met de overgang naar het Oost-Nederlands Plateau bij Aalten leefgebied steenuil leefgebied kamsalamander bijzondere, langgerekte dekzandrug met essen: Rug van IJzerlo bij Aalten de rand van het Oost-Nederlands Plateau met duidelijk herkenbaar hoogteverschil cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de beken, oude ontginningen en kavelpatronen, hakhout, houtwallen, singels en boerderijen abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir ecosysteemdiensten: recreatie, drinkwater alle door de Flora- en faunawet of Natuurbeschermingswet beschermde soorten en hun leefgebieden in dit deelgebied Ontwikkelingsdoelen natuur en landschap Groene Ontwikkelingszone ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden, heide en schrale graslanden ontwikkeling biotopen voor vogels van bossen en cultuurgronden ontwikkeling biotopen voor reptielen en amfibieën, poelen ontwikkeling cultuurhistorische patronen (bijv. ontginningen, elzensingels) en beheersvormen ontwikkeling ecosysteemdiensten Effectanalyse De kernkwaliteiten van de EHS richten zich op landschapsschaal en niet op evenementen in het landschap. Zo wordt rust en stilte niet als een kernkwaliteit van het GNN beschreven. Het organiseren van 11

13 activiteiten te op agrarische cultuurgrond waarbij het landschap fysiek niet wordt veranderd, is niet strijdig met het beleid voor het GNN en de GO. Conclusie Het plangebied behoort niet tot het Gelders Natuurnetwerk en niet tot de Groene Ontwikkelingszone. Het plangebied grenst aan de westzijde gedeeltelijk aan een bos welke tot het Gelders Natuurnetwerk behoort en grenst aan de westzijde gedeeltelijk aan de Groene Ontwikkelingszone. De Groene Ontwikkelingszone behoort niet tot het Gelders Natuurnetwerk. De voorgenomen activiteit is niet strijdig met de doelstelling voor deze gebieden. 4.5 Nationaal Landschap-waardevol landschap Het plangebied ligt niet in Nationaal Landschap, het Gelders Natuurnetwerk, de Groene Ontwikkelingszone of bijzonder kwetsbaar gebied. Op onderstaande kaart wordt de ligging van het Nationaal Landschap Winterswijk weergegeven. Begrenzing van het Nationaal Landschap Winterswijk. Het plangebied wordt met de stip aangeduid. Conclusie Het plangebied ligt niet in waardevol landschap en de voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op het Nationaal Landschap. 4.6 Flora- en faunawet Inleiding Om te onderzoeken of de voorgenomen activiteit in overeenstemming is met de Flora- en Faunawet, heeft Natuurbank Overijssel opdracht gekregen om te onderzoeken welke natuurwaarden in het onderzoeksgebied aanwezig zijn en welke functie het onderzoeksgebied heeft voor beschermde planten en dieren. Tevens wordt onderzocht of de voorgenomen activiteit het duurzaam voortbestaan van beschermd natuur- en leefgebied van soorten in de omgeving negatief beïnvloedt. Er is in het onderzoeksgebied gekeken naar de aanwezigheid van beschermde planten en dieren, evenals nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten, die 12

14 door de uitvoering van de voorgenomen activiteiten vernield of verstoord worden. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteit een negatief effect heeft op beschermde leefgebieden van dieren in de directe omgeving van het plangebied. In voorliggend rapport worden de consequenties van de voorgenomen activiteit voor beschermde floraen faunasoorten beschreven Mogelijk effect van de voorgenomen activiteiten op beschermde soorten en/of nesten De voorgenomen activiteit bestaat uit een autocross en trekkertrek. Deze evenementen worden niet op een vaste datum in het jaar gehouden, maar vinden vermoedelijk in het voorjaar-zomer plaats. Het terrein wordt na het evenement in de oorspronkelijke staat teruggebracht. Er worden geen vaste voorzieningen aangebracht. Er is daardoor slechts sprake van een tijdelijke activiteit. Mogelijke permanente invloeden: beschadigen/verwonden/doden van beschermde soorten; Verontrusten beschermde soorten; Aantasting van de kwaliteit van beschermd functioneel leefgebied van beschermde soorten; Aantasten beschermde vaste verblijfplaatsen Verstoren/vernielen bezette vogelnesten Vaststellen van de invloedsfeer Naast een tijdelijk effect in het onderzoeksgebied, kan het voorkomen dat een voorgenomen activiteit een negatief effect heeft op beschermde soorten of bezette vogelnesten in de omgeving van het onderzoeksgebied. Dit noemen we de invloedsfeer. De omvang van de invloedsfeer wordt bepaald door de aard en omvang van de tijdelijke en/of permanente nieuwe situatie. Het negatieve effect van de voorgenomen activiteit verschilt per soorten en soortgroep. Beoordeling invloedsfeer van de voorgenomen activiteit: De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit beperkt zich hoofdzakelijk tot het onderzoeksgebied, uitgezonderd het aspect geluid. Deze boven-lokale invloed wordt veroorzaakt door het geluid van de crosswagens, tractoren en omroepinstallatie. Het geluid van een dergelijke cross zal hoorbaar zijn tot enkele kilometers rondom rondom het terrein, afhankelijk van windrichting en windkracht. Voor de overige effecten is de invloedsfeer lokaal, mits de bezoekers zich niet buiten het evenemententerrein begeven. Daar wordt in deze studie dan ook van uit gegaan Soortenbescherming Methode In het kader van het natuurwaardenonderzoek is het plangebied op 6 januari 2015 éénmalig onderzocht op het voorkomen van beschermde planten en dieren en de potentiële aanwezigheid van deze soorten (geschiktheid van het gebied voor de desbetreffende soorten). Er zijn verder geen andere aanvullende onderzoeken uitgevoerd m.b.t. vogels, vleermuizen, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers. De inventarisatie is te voet in het terrein uitgevoerd onder matige weersomstandigheden (half bewolkt, geen neerslag, temperatuur 9 en een matige zuidwestenwind). Bij het bepalen van de mogelijke aantasting van beschermde soorten is gebruik gemaakt van de volgende onderdelen: Veldbezoek op 6 januari 2015, uitgevoerd door een ervaren veldbioloog; Aanvullend bronnenonderzoek (o.a. waarneming.nl, telmee.nl, internet); Broedvogelkartering IJzerlo-Lintelo Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek

15 Specifieke relevante literatuurbronnen zijn o.a. Digitale Atlas van de zoogdieren (VZZ 2013) Digitale atlas van amfibieën en reptielen (RAVON 2013) Flora en vegetatie Het onderzoeksgebied is visueel onderzocht op het voorkomen van beschermde planten. De onderzoeksperiode is beperkt geschikt voor floristisch onderzoek. De onderzoeksperiode ligt buiten de bloeitijd van sommige soorten. Op basis van standplaatsfactoren en abiotische parameters kan een goede inschatting gemaakt worden wat de potentie van het onderzoeksgebied is en of de uitgevoerde inventarisatie voldoet aan de gestelde eisen. Vogels Het onderzoeksgebied is visueel onderzocht op het voorkomen van broedvogels, specifiek de mogelijkheid dat er zich nesten, potentiële nestlocaties, beschermde vaste rust en -verblijfplaatsen in het onderzoeksgebied bevinden. De onderzoeksperiode is beperkt geschikt om alle in Nederland voorkomende broedvogels vast te stellen omdat het onderzoek buiten de broedtijd van de meeste soorten is uitgevoerd. Op basis van een beoordeling van de biotoop kan een goede inschatting gemaakt worden van de potentieel aanwezige soorten, evenals een beoordeling van het onderzoeksgebied op de aanwezigheid van soorten waarvan nesten, nestplaatsen en het functionele leefgebied jaar rond beschermd zijn. Zoogdieren Het onderzoeksgebied is visueel onderzocht op het voorkomen van beschermde zoogdieren. Er is gekeken naar graaf, vraat-, krabsporen, uitwerpselen, prooiresten, pootafdrukken, haren en holen. De onderzoeksperiode is geschikt voor onderzoek naar grondgebonden zoogdieren, maar ongeschikt voor onderzoek naar vleermuizen. Potentieel geschikte verblijfplaatsen van zoogdieren (incl. vleermuizen) in gebouwen en/of natuurlijke holen worden visueel geïnspecteerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een endoscoop met minicamera om holle ruimtes te inspecteren. Amfibieën & reptielen Het onderzoeksgebied is visueel onderzocht op het voorkomen van amfibieën en reptielen omdat deze dieren verstopt zitten in winterverblijven. De onderzoeksperiode is ongeschikt voor onderzoek naar amfibieën en reptielen. Op basis van standplaatsfactoren en abiotische parameters kan goed beoordeeld worden wat de potentie van het onderzoeksgebied is voor beschermde soorten en of de uitgevoerde inventarisatie voldoet aan de gestelde eisen. Dagvlinders Het onderzoeksgebied is visueel onderzocht op het voorkomen van dagvlinders. De onderzoeksperiode is ongeschikt voor onderzoek naar dagvlinders omdat het onderzoek buiten de vliegtijd van bepaalde soorten is uitgevoerd. Op basis van standplaatsfactoren en abiotische parameters kan goed beoordeeld worden wat de potentie van het onderzoeksgebied is voor beschermde soorten en of de uitgevoerde inventarisatie voldoet aan de gestelde eisen. Libellen Het onderzoeksgebied is niet onderzocht op het voorkomen van beschermde libellensoorten. Geschikt habitat voor deze soorten ontbreekt in het plangebied en de directe omgeving. Kevers en mieren Het onderzoeksgebied is visueel onderzocht op het voorkomen van kevers en mieren. De onderzoeksperiode is ongeschikt voor onderzoek naar kevers en mieren. Op basis van standplaatsfactoren en abiotische parameters kan goed beoordeeld worden wat de potentie van het onderzoeksgebied is voor beschermde soorten en of de uitgevoerde inventarisatie voldoet aan de gestelde eisen. 14

16 Vissen en kreeftachtigen Het onderzoeksgebied is niet onderzocht op het voorkomen van beschermde vissen- en kreeftachtigen. Geschikt habitat voor deze soorten ontbreekt in het plangebied en de directe omgeving. Verwachting Op basis van bronnenonderzoek, landschappelijke karakteristieken, inrichting en beheer van het plangebied, dan lijkt het onwaarschijnlijk dat er beschermde soorten worden aangetroffen uit de volgende groepen: Libellen; Kevers; Dagvlinders; Vaatplanten; Vissen en kreeftachtigen; Reptielen; Amfibieën; Het is niet onwaarschijnlijk om soorten uit de volgende soortgroepen aan te treffen: Vogels (akker- en weidevogels); Grondgebonden zoogdieren (algemene- en weinig kritische soorten) Vleermuizen (foerageergebied); Resultaten Planten In het onderzoeksgebied zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Het onderzoeksgebied bestaat uit intensief beheer agrarisch cultuurland. Het gevoerde beheer en de inrichting maken het plangebied tot een ongeschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten. Broedvogels Het is mogelijk dat er Kieviten nestelen in het plangebied. Het is aannemelijk dat ieder voortplantingsseizoen er vogels nestelen de opgaande beplanting en laanbomen langs de rand van het onderzoeksgebied. Daarbij gaat met mogelijk om soorten als Vink, Houtduif, Tjiftjaf, Fitis, Zanglijster. Dit zijn allen soorten waarvan uitsluitende de bezette nesten beschermd zijn, niet de oude nesten op de nestplaats. Zoogdieren; vleermuizen Er zijn geen vleermuizen waargenomen en er zijn geen aanwijzingen gevonden dat vleermuizen een verblijfplaats in onderzoeksgebied hebben. Potentieel geschikte verblijfplaatsen, zoals gebouwen en oude bomen met natuurlijke holen ontbreken. Het is aannemelijk te veronderstellen dat vleermuizen foerageren langs de houtige beplanting welke langs de randen van het onderzoeksgebied staat. Daarbij moet gedacht worden aan soorten als gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis en mogelijk laatvlieger. Door de voorgenomen activiteit wordt het functionele leefgebied niet dusdanig aangetast dat verblijfplaatsen ongeschikt raken of dieren schade ondervinden. 15

17 Grondgebonden zoogdieren Er zijn geen grondgebonden zoogdieren in het onderzoeksgebied waargenomen, maar het is niet uit te sluiten dat het gebied tot het functionele leefgebied van sommige algemene en weinig kritische soorten als haas, konijn, ree, egel en bunzing behoort. Deze soorten hebben geen verblijfplaatsen in de houtsingels in het onderzoeksgebied. Omdat het allen mobiele soorten zijn, worden deze soorten niet verwond of gedood. Amfibieën & reptielen In het onderzoeksgebied zijn geen amfibieën en reptielen waargenomen. Het plangebied vormt een ongeschikte habitat voor deze soorten maar mogelijk vormen de houtsingel en het bosje net buiten het plangebied een geschikte landhabitat voor sommige algemene- en weinig kritische amfibieënsoorten. Door de voorgenomen activiteit worden geen dieren verstoord, verwond of gedood. Voortplantingslocaties ontbreken in het gebied. Dagvlinders Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Er is in het onderzoeksgebieden geen geschikt leefgebied aanwezig voor beschermde soorten. Libellen Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Er is in het onderzoeksgebied geen geschikt leefgebied aanwezig voor beschermde soorten. Kevers en mieren Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Er is in het onderzoeksgebied geen geschikt leefgebied aanwezig voor beschermde soorten. Vissen en kreeftachtigen Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Er is in het onderzoeksgebied geen geschikt leefgebied aanwezig voor beschermde soorten. Toetsingskader Voor het verstoren van soorten van tabel 1 geldt een algemene vrijstelling indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en/of bestendig beheer. Voor verstoren van soorten uit tabel 2 van de Ff-wet geldt ook een vrijstelling, mits er gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Wel dient rekening gehouden te worden met jaar rond beschermde nesten en leefgebieden, evenals met bezette vogelnesten. Soorten uit tabel 3 zijn beschermd. Voor het uitvoeren van werkzaamheden die leiden tot verstoring of het doden van soorten is een ontheffing noodzakelijk. Dit is ook noodzakelijk voor het uitvoeren van werkzaamheden die leiden tot verstoring of het doden van soorten, wanneer er niet gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voorgenomen activiteit wordt niet beschouwd als een ruimtelijke ontwikkeling of bestendig beheer. Hierdoor gelden geen vrijstellingen voor het verstoren, doden en/of verwonden van beschermde soorten. Voor het verstoren, verwonden en/of doden van beschermde soorten, evenals het verstoren/vernielen van bezette vogelnesten en jaar rond beschermde vogelnesten dient een ontheffing ex. art. 75C van de Ffwet aangevraagd te worden. Wettelijke consequenties van de beoogde ingreep Flora De voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op beschermde plantensoorten en heeft daarom geen wettelijke consequentie. Op basis van standplaatsfactoren en abiotische parameters kan een goede inschatting gemaakt worden van de potentie van het onderzoeksgebied en of de uitgevoerde 16

18 inventarisatie voldoet aan de gestelde eisen. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing wordt niet noodzakelijk geacht. (Broed)vogels Er nestelen mogelijk Kieviten in het crossterrein. Van deze soort zijn alleen de bezette vogelnesten strikt beschermd volgens de Ff-wet. Voor het verstoren/vernielen van nesten of het verwonden/doden van vogels kan geen ontheffing verkregen worden. De voorgenomen activiteit wordt niet als een in de wet genoemd belang beschouwd. Werkzaamheden die nadelig zijn voor bezette nesten dienen buiten de broedtijd uitgevoerd te worden. De initiatiefnemer mag maatregelen treffen om te voorkomen dat er vogels gaan nestelen in het crossterrein. Dat kan door een gewas te telen dat ongeschikt is voor Kieviten om in te nestelen. Vermoedelijk nestelen er ook vogels in de houtopstanden langs de randen van het evenemententerrein. Dit zijn soorten waarvan uitsluitend de bezette nesten beschermd zijn, niet de oude nesten of de nestplaat. Aangenomen wordt dat deze houtopstanden niet betreden worden door bezoekers. Nestelende vogels in de houtige opstanden langs de randen van het onderzoeksgebied worden niet verstoord. Het onderzoeksgebied vormt geen essentieel onderdeel van een beschermd functioneel leefgebied van vogelsoorten welke een broedplaats buiten het onderzoeksgebied hebben. Er zijn geen jaarrond beschermde nesten in de directe omgeving van het onderzoeksgebied aangetroffen. De voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op bezette vogelnesten, mits de houtopstanden niet door bezoekers betreden worden. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing wordt niet noodzakelijk geacht. Zoogdieren; vleermuizen Om het effect van de voorgenomen ingreep te toetsen op het leefgebied van vleermuizen, dan moet onderscheid gemaakt worden in de functie die het onderzoeksgebied kan hebben voor vleermuizen. Dit kan als vaste verblijfplaats, als foerageergebied of als schakel in een vliegroute. Functionaliteit als verblijfplaats Verblijfplaatsen van vleermuizen ontbreken in het onderzoeksgebied en de voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op verblijfplaatsen in de directe omgeving. De voorgenomen activiteit heeft geen wettelijke consequentie. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing wordt voor dit aspect van het functionele leefgebied niet noodzakelijk geacht. Functionaliteit als leefgebied; foerageergebied Op basis van gebiedskenmerken kan voldoende geconcludeerd worden over de functionaliteit van het onderzoeksgebied als foerageergebied. Vleermuizen foerageren meestal bij (loof)bomen, vochtige weelderige oevers, waterpartijen, hooilanden, schraalland/heide en sommige soorten soms ook wel rond lichtmasten en bebouwing. Op basis van gebiedskenmerken lijken de randen van het evenemententerrein geschikt foerageergebied voor enkele vleermuissoorten. Door de voorgenomen activiteit wordt deze functie niet aangetast. De activiteit is éénmalig. Zelfs bij een negatief effect op de geschiktheid van het gebied als foerageergebied, dan zal de activiteit geen schadelijk effect hebben op het functionele leefgebied. Er is voldoende alternatief foerageergebied in de directe omgeving. De voorgenomen activiteit heeft geen wettelijke consequentie. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing wordt voor dit aspect van het functionele leefgebied niet noodzakelijk geacht. Functionaliteit als leefgebied; vliegroutes Sommige vleermuissoorten benutten lijnvormige landschapselementen als vliegroute van en naar de verblijfplaats. Op basis van gebiedskenmerken kan voldoende geconcludeerd worden over de functionaliteit van het onderzoeksgebied als vliegroute. De houtsingels langs de randen van het onderzoeksgebied worden mogelijk benut als vliegroute door vleermuizen. Door de voorgenomen activiteit wordt deze functie niet aangetast. De activiteit is éénmalig. Zelfs bij een negatief effect op de 17

19 vliegroute, dan zal de activiteit geen schadelijk effect hebben op het functionele leefgebied. Er zijn voldoende alternatieve vliegroutes in de directe omgeving voorhanden. De voorgenomen activiteit heeft geen wettelijke consequentie. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing wordt voor dit aspect van het functionele leefgebied niet noodzakelijk geacht. Zoogdieren; grondgebonden soorten Het onderzoeksgebied behoort mogelijk tot het functionele leefgebied van grondgebonden zoogdieren die vermeld staan in tabel 1 van de Ff-wet. Soorten van tabel 2 en 3 ontbreken in het onderzoeksgebied. Deze soorten hebben geen vaste verblijfplaats op crossterrein, maar mogelijk wel in de houtopstanden rondom het onderzoeksgebied. Door de voorgenomen activiteit wordt deze functie niet aangetast, maar mogelijk wel tijdelijk verstoord. Daarbij wordt er van uit gegaan dat bezoekers de houtopstanden niet betreden. Deze verstoring is kortdurend waardoor de activiteit geen schadelijk effect heeft op het functionele leefgebied van deze soorten. De meeste zoogdieren zijn mobiel en zullen tijdelijk uitwijken. Het omringende landschap biedt voldoende alternatieve rustplaatsen voor deze dieren. De voorgenomen activiteit heeft geen wettelijke consequentie. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing wordt voor dit aspect van het functionele leefgebied niet noodzakelijk geacht. In het kader van de algemene zorgplicht worden geen nadere maatregelen voorgesteld. Amfibieën en Reptielen In het onderzoeksgebied behoort niet tot het functionele leefgebied van reptielen, maar de houtsingels behoren mogelijk wel tot het landklimaat van enkele amfibieënsoorten. Dit zijn soorten die vermeld staan in tabel 1 van de Ff-wet. De voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op deze soorten. Deze soorten worden niet verstoord door het evenement. De voorgenomen activiteit heeft geen wettelijke consequentie. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten niet vereist. Dagvlinders Gelet op de inrichting en het gevoerde beheer is het onderzoeksgebied ongeschikt als leefgebied voor beschermde soorten. De voorgenomen activiteit heeft geen wettelijke consequentie. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing wordt niet noodzakelijk geacht. Libellen Gelet op de inrichting en het gevoerde beheer is het onderzoeksgebied ongeschikt als leefgebied voor beschermde soorten. De voorgenomen activiteit heeft geen wettelijke consequentie. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing wordt niet noodzakelijk geacht. Kevers en mieren Gelet op de inrichting en het gevoerde beheer is het onderzoeksgebied ongeschikt als leefgebied voor beschermde soorten. De voorgenomen activiteit heeft geen wettelijke consequentie. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing wordt niet noodzakelijk geacht. Vissen en kreeftachtigen Gelet op de inrichting en het gevoerde beheer is het onderzoeksgebied ongeschikt als leefgebied voor beschermde soorten. De voorgenomen activiteit heeft geen wettelijke consequentie. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing wordt niet noodzakelijk geacht. Soortgroep Soorten Verbodsbepalingen* aandachtspunt planlocatie Flora Niet aanwezig Niet van toepassing geen Zoogdieren; grondgebonden Broedvogels tijdens Mogelijk soorten van tabel 1 in de houtopstanden buiten het evenemententerrein Niet van toepassing Houtsingels niet betreden Mogelijk Kievit op Artikel 9: Verbod: opsporen, Houtsingel/bosjes eromheen 18

20 broedseizoen (1) crossterrein, div. soorten in houtopstanden langs de rand vangen, bemachtigen, doden, verwonden van beschermde dieren Artikel 12: Verbod: zoeken, rapen, beschadigen, vernielen of uit nesten nemen van eieren niet betreden en maatregelen nemen zodat er geen vogels gaan broeden op het evenemententerrein. Broedvogels, beschermde vaste nestplaatsen Vleermuizen; functionaliteit van het leefgebied (foerageergebied + vliegroutes) Vleermuizen; vaste verblijfplaatsen Niet aanwezig Niet van toepassing geen onbekend Niet van toepassing; functie wordt niet aangetast geen Niet aanwezig Niet van toepassing geen Reptielen Niet aanwezig Niet van toepassing geen Amfibieën Niet aanwezig Niet van toepassing geen Vissen Niet aanwezig Niet van toepassing geen Dagvlinders Niet aanwezig Niet van toepassing geen Libellen Niet aanwezig Niet van toepassing geen Overige ongewervelden Niet aanwezig Niet van toepassing geen (1) Het broedseizoen verschilt per soort. Indien werkzaamheden worden uitgevoerd in de periode september-februari is de kans op verstoring van vogelnesten minimaal. * Toelichting verbodsbepalingen tabel: Artikel 2: Zorgplicht en Zorgvuldig handelen ten aanzien van alle plant- en diersoorten, al dan niet beschermd Artikel 8: Verbod: plukken, uitsteken, vernielen, beschadigen of verwijderen van beschermde planten Artikel 9: Verbod: opsporen, vangen, bemachtigen, doden, verwonden van beschermde dieren Artikel 10: Verbod: opzettelijk verontrusten van beschermde dieren Artikel 11: Verbod: wegnemen, verstoren, aantasten van verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen Artikel 12: Verbod: zoeken, rapen, beschadigen, vernielen of uit nesten nemen van eieren Artikel 13: Verbod: onder zich hebben van beschermde planten, dieren, eieren of producten hiervan Tabel 1. Aangetroffen of verwachte beschermde soorten (Ff-wet tabel 2 of 3) die mogelijk geschaad worden. Historische gegevens In 2005 is het onderzoeksgebied vlakdekkend onderzocht op het voorkomen van broedvogels (VWG-ZOA, 2006). In 2005 was het onderzoeksgebied in gebruik als grasland. Tijdens deze uitgevoerde broedvogelkarting zijn de volgende broedvogels in het gebied vastgesteld: Patrijs, fazant, wulp, houtduif, zomertortel, Heggemus, Roodborst, Merel, Zanglijster, Spotvogel, Grasmus, Tjiftjaf, Fitis, Gaai, Zwarte Kraai, Kneu, Geelgors. Volledigheid van het onderzoek Het onderzoek is volledig uitgevoerd met geschikte weersomstandigheden. Het volledige onderzoeksgebied is onderzocht Conclusies en advies De voorgenomen activiteit wordt gezien als een evenement met een tijdelijk karakter. Om beschermde soorten te mogen verstoren/verwonden/doden, evenals het verstoren van bezette vogelnesten en jaar rond beschermde vogelnesten dient een ontheffing ex. art. 75C van de Ff-wet aangevraagd te worden. 19

21 Gelet op de aard van de activiteit kan geen ontheffing verleend worden voor het verstoren/vernielen van bezette vogelnesten en/of het verwonden/doden van vogels omdat de voorgenomen activiteit niet als een zodanig in de wet genoemd wettelijk belang beschouwd wordt. Tot het onderzoeksgebied wordt evenemententerrein en de direct aangrenzende houtsingel, bos en laanbeplanting gerekend. Het evenemententerrein vormt het functionele leefgebied van enkele soorten die vermeld staan in tabel 1 van de Ff-wet, sommige vogel- en vleermuissoorten (tabel 3). De in het gebied voorkomende soorten zijn mobiel en zullen door de voorgenomen activiteit wellicht tijdelijk verstoord, maar niet verwond of gedood worden. In het kader van de algemene zorgplicht hoeven er geen nadere maatregelen genomen te worden om onnodig lijden van dieren te voorkomen. Mogelijk nestelen er Kieviten in het evenemententerrein. Bezette vogelnesten zijn strikt beschermd en er kan geen ontheffing verkregen worden om bezette vogelnesten te verstoren of te vernielen, jongen te verwonden of te doden. Om te voorkomen dat door uitvoering van de voorgenomen activiteit bezette nesten vernield/verstoord worden of dat vogels verwond/gedood worden, dient de initiatiefnemer te voorkomen dat er vogels gaan nestelen in het evenemententerrein. In de houtige opstanden, direct naast het evenemententerrein komen mogelijk beschermde soorten voor en het wordt mogelijk als foerageergebied gebruikt door vleermuizen. Deze soorten worden door de voorgenomen activiteit mogelijk tijdelijk verstoord, maar de kwaliteit van het functionele leefgebied wordt niet dusdanig aangetast dat soorten schade ondervinden. In het kader van de algemene zorgplicht hoeven er geen nadere maatregelen genomen te worden. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing ex. art. 75C van de Ffwet aangevraagd te worden. De Ff-wet vormt voor de voorgenomen activiteit geen belemmering, mits bovenstaande advies wordt opgevolgd. 5 Conclusies en aanbevelingen Het plangebied ligt in het buitengebied van Aalten. Het ligt net ten oosten van het Gelders Natuurnetwerk en een gebied dat is aangewezen als Groene Ontwikkelingszone. De voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op het natuurnetwerk of de Groene Ontwikkelingszone. Het ligt het niet in- of direct naast waardevol landschap en op enkele kilometers van het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied. Bezoekers en deelnemers van de te houden evenementen zorgen voor verbranding van fossiele brandstoffen. Dit leidt tot uitstoot van NOx wat schadelijk is voor de duurzame instandhouding van habitattypen en soorten in deze gebieden. De omvang van deze emissie is echter zo kleinschalig en het evenement ligt op een dusdanige afstand van deze gebieden dat gesteld wordt dat het negatief effect verwaarloosbaar klein is en dat er daarom geen significantie aantasting van de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied optreedt. De voorgestelde wedstrijdbanen voor de autocross en de trekkertrek liggen deels op gronden die een hoge verwachting hebben voor archeologie. De mate waarin de bodem wordt omgewoeld bij autocross is niet anders dan bij normaal landbouwkundig gebruik. Oftewel, de bovenste 30 cm is door landbouwkundig gebruik verstoord dat autocross niet zal leiden tot aantasting van mogelijke archeologische waarden. Tijdens trekkertrekwedstrijden wordt de ondergrond niet gewoeld. Deze wedstrijden vinden plaats op een geprepareerde baan waarbij een dunne laag zand wordt opgebracht op de bodem. Deze wedstrijden hebben daarom geen negatief effect op mogelijk aanwezige archeologische waarden in de ondergrond. Vanuit het beleid voor waardevol landschap, het Gelders Natuurnetwerk, de natuurbeschermingswet en archeologie zijn er geen belemmeringen voor het toestaan van de voorgenomen activiteiten aan de Roelendijk. De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een nagenoeg ongeschikte habitat voor beschermde soorten. Het plangebied behoort tot het functionele leefgebied van sommige algemene- en weinig kritische zoogdiersoorten. Deze soorten worden mogelijk tijdelijk verstoord, maar dit effect is dusdanig tijdelijk dat de soorten daardoor niet verwond/gedood worden. Bezette vogelnesten mogen 20

22 door de activiteit niet verstoor/vernield worden. Gelet op de aard van de activiteit, is het niet mogelijk een ontheffing te verkrijgen van de daarvoor geldende verbodsbepalingen. De initiatiefnemer dient maatregelen te treffen die voorkomen dat vogels gaan nestelen in het plangebied (uitgesloten vogels die in bomen/struiken nestelen). Mits geen bezette vogelnesten in het terrein verstoord/vernield worden en er geen jonge (weide)vogels verwond/gedood worden, vormt de Ff-wet geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen activiteit. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing ex. art. 75C van de Ff-wet aangevraagd te worden. Literatuur Krijgsveld K Verstoringsgevoeligheid van vogels Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Bureau Waardenburg, Culemborg. TNO. Praktijkgericht onderzoek naar de verspreiding van luchtverontreiniging. Eigen uitgave TNO, Apeldoorn. Internet: Atlas Gelderland 21