MASTERPROEF: PREVENTIE VAN DE OVERMATIGE SCHULDENLAST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MASTERPROEF: PREVENTIE VAN DE OVERMATIGE SCHULDENLAST"

Transcriptie

1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar: MASTERPROEF: PREVENTIE VAN DE OVERMATIGE SCHULDENLAST MIDDELS REGELGEVING Masterproef opleiding Master in de rechten Ingediend door: Katrien De Knibber Major: Sociaal en Economisch recht Promotor: Prof.Dr. Reinhard Steennot Commissaris: Michiel De Muynck

2 Voorwoord Het welzijn van gezinnen hangt vaak af van hun financiële situatie, daarom is het van groot belang om de overmatige schuldenlast, waar veel huishoudens mee kampen zoveel mogelijk te beperken. In dit werk zal ik dan ook trachten de preventieve actiemiddelen die dit fenomeen dienen te bestrijden in kaart te brengen. De reden waarom ik de dit onderwerp koos, is omdat het enerzijds in het verlengde ligt van mijn majorstudie Sociaal en Economisch recht en anderzijds uit interesse voor de bescherming van de zwakkere partij namelijk de consument. Ik hoop dan ook via dit rechtswetenschappelijk werk de aandacht te kunnen trekken op het steeds toenemende probleem van schuldoverlast van veel Belgische gezinnen, ook al leven we in een land met een spaarcultuur. Graag wil ik voor het begeleiden van mijn werk Professor Reinhard Steennot bedanken, wiens deur altijd (letterlijk) openstond, voor het beantwoorden van mijn vragen. Ook wil ik mijn ouders bedanken die mij gedurende mijn hele studieloopbaan hebben gesteund en dit werk hebben ontleed op zoek naar spelling- en grammaticale fouten. Katrien De Knibber 2 e Master Rechten 2

3 Inhoudsopgave Inleiding... 7 Hoofdstuk 1 : Het fenomeen overmatige schuldenlast... 8 Hoofdstuk 2 : Actiemiddelen tegen schuldoverlast uit de regelgeving Preventieve maatregelen Curatieve maatregelen Hoofdstuk 3 : Het consumentenkrediet Algemeen Toepassingsgebied Wet consumentenkrediet 12 juni 1991 (WCK) Richtlijn 2008/48/EG Het wetsontwerp Precontractuele bescherming van de consument Wet Consumentenkrediet 12 juni Richtlijn 2008/48/EG Het Wetsontwerp Precontractuele informatie- en raadgevingsverplichting Wet Consumentenkrediet 12 juni Richtlijn 2008/48/EG Het wetsontwerp De kredietovereenkomst Wet Consumentenkrediet 12 juni Richtlijn 2008/48/EG Het wetsontwerp Verzakingsrecht Wet Consumentenkrediet 12 juni Richtlijn 2008/48/EG Het wetsontwerp Kredietovereenkomst op afstand Wet Consumentenkrediet 12 juni Het wetsontwerp Gelieerde overeenkomsten Wet Consumentenkrediet 12 juni Het wetsontwerp Uitvoering van de overeenkomst

4 3.9.1 De terugbetalingstermijn De kosten en de interesten De vervroegde terugbetaling Wanprestatie van de consument Ontbinding van de kredietovereenkomst Vergoedingen die van de consument kunnen gevraagd worden Onrechtmatige bedingen in het consumentenkrediet Wet Consumentenkrediet 12 juni Richtlijn 2008/48/EG Het wetsontwerp Persoonlijke zekerheidstelling Wet Consumentenkrediet 12 juni Richtlijn 2008/48/EG Het wetsontwerp Bescherming van de consument bij de overdracht van de schuldvordering Wet Consumentenkrediet 12 juni Richtlijn 2008/48/EG Het wetsontwerp Specifieke regels betreffende bepaalde kredietovereenkomsten Verkoop op afbetaling Financieringshuur Lening op afbetaling Kredietopeningen Schuldbemiddeling Algemeen Sancties De Kredietbemiddeling Wet Consumentenkrediet 12 juni Het wetsontwerp Hoofdstuk 4 : Informatie over de debetrente bij zichtrekeningen Toepassingsgebied Informatieverplichting Sanctie Het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet Hoofdstuk 5 De Regeling van de debetrente op zichtrekeningen Toepassingsgebied

5 5.2 Maximale debetrente Sanctie Het wetsontwerp tot wijziging van de wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet Hoofdstuk 6 : Het hypothecair krediet Het toepassingsgebied Dwingende rechtsregels Soorten hypothecaire kredieten Bescherming van de consument bij de rentevoet Informatieverplichtingen De Kredietovereenkomst Totstandkoming van het contract Onrechtmatige bedingen Uitvoering van de overeenkomst Kapitaal ter beschikking stellen Vervroegde terugbetaling Wanprestatie van de kredietnemer Algemeen Hypotheekonderneming Controle CBFA Wetgevende initiatieven? Statuut voor de tussenpersonen in hypothecair krediet Prudentieel toezicht Witboek Europese marktintegratie Hoofdstuk 7 De centrale voor kredieten aan Particulieren Algemeen Organisatie en werking van de kredietcentrale Verplichtingen die rusten op de actoren Plicht tot meedelen kredieten en wanbetalingen Raadpleging van de kredietcentrale Rechten van de kredietnemer Efficiënt middel tegen schuldoverlast? Hoofdstuk 8 : Het Observatorium voor de schuldenlast Hoofdstuk 9 Minnelijke invordering van de schulden Algemeen Toepassingsgebied Minnelijke invordering vs. Activiteit van minnelijke invordering

6 9.4 Regels algemeen voor de minnelijke invordering van schulden Regels betreffende de activiteit van de minnelijke invordering van de schulden Sancties Vordering tot staken Waarschuwing en regeling in der minne Burgerrechtelijke sancties Strafsancties Administratieve sancties Besluit Hoofdstuk 10 Basisbankdienst Toepassingsgebied De basisbankdienst Sancties Hoofdstuk 11 Project Schuldpreventie Hoofdstuk 12 Algemeen besluit

7 Inleiding 1. In dit werk bespreek ik de regelgeving die doelt op een preventieve aanpak van overmatige schuldenlast. Zoals zal blijken uit mijn bespreking is dit immers een stijgend maatschappelijk probleem, dit blijkt zeker in deze tijd van post - crisis waar veel personen geconfronteerd worden met (tijdelijke) werkloosheid. De regelgeving kan daarbij een belangrijk strijdmiddel zijn. Ik zal het dan ook hebben over de actiemiddelen die voor handen zijn uit onder andere de Wet Consumentenkrediet, de Wet Hypothecair Krediet, en dergelijke meer. Men moet daarbij voor ogen houden dat geld beheren voor sommige personen steeds een probleem zal zijn en dat een volledige uitsluiting van overmatige schuldenlast niet mogelijk zal zijn. 2. Voor ik de regelgeving ga bespreken ga ik dieper in op de definitie van overmatige schuldenlast. Aan de hand van cijfergegevens zal ik proberen aan te tonen dat dit en stijgend probleem is. Zoals het verder zal uitgelegd worden dient hierbij al vermeld te worden dat men geen precieze cijfers kan kleven op dit probleem. Men kan zich immers enkel baseren op het aantal betaalachterstanden geregistreerd bij de kredietcentrale (die enkel de consumentenkredieten en de hypothecaire kredieten registreert) of het aantal ingediende aanvragen tot collectieve schuldenregeling. Ik vrees dat dit echter maar het topje van de ijsberg is. 7

8 Hoofdstuk 1 : Het fenomeen overmatige schuldenlast 3. Schuldenoverlast kan gedefinieerd worden als een blijvend onvermogen om achterstallen te betalen en gevormd door een groot onevenwicht tussen inkomsten en lasten. Het is meer bepaald het moment waarop men niet meer in staat is om, op duurzame wijze, de opeisbare of nog te vervallen schulden te betalen. 1 In deze maatschappij worden we overstroomd door reclame alsook de druk die deze teweeg brengt om er bij te horen. Samen met het feit dat consumenten met veel gemak een beroep kunnen doen op kredieten zorgt ervoor dat de aankoop van consumptiegoederen in sterkere mate stijgt dan de mogelijkheid om deze consumptiegoederen te betalen. 2 Wanneer de consumenten zich dan in een situatie bevinden van overmatige schuldenlast, komen ze terecht in een neerwaartse spiraal. Deze spiraal zorgt er zelf voor dat ze uiteindelijk nog meer schulden moeten aangaan alleen maar om te overleven. Men kan verscheidene sociale groepen onderscheiden vatbaar voor het risico van schuldoverlast: jongeren, één oudergezinnen, alleenstaanden, grote gezinnen, mensen met een werkloosheidsuitkering, invaliditeitsuitkering of leefloon, laaggeschoolden, mensen gezondheidsproblemen, 3 4. Opvallend is dat ook de goede verdieners steeds vaker op krediet kopen. 4 De OCMW s (Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn) van de gemeenten Oosterzele en Merelbeke beamen dit. Het zijn niet langer de minst bedeelden van de maatschappij maar ook de middenklasse die in de problemen komt bij het terugbetalen van hun schulden. Dit is vaak te wijten aan een uitbundiger levensstijl waarbij men steeds het nieuwste snufje op de markt wil aankopen of dure reizen boeken die zij zich in feite niet kunnen permitteren. Het feit dat zij hiervoor niet meer naar de bank hoeven te gaan om de financiering te rond te krijgen maar het krediet gewoon van de verkoper van de goederen kunnen krijgen werkt dit alleen maar in de hand. 5. Men onderscheid dan ook een viertal types van schuldenoverlast 5 : 1) Overbestedingschulden: schulden die ontstaan na overconsumptie en door wanbeheer van de beschikbare financiële middelen; 2) Aanpassingsschulden: schulden die ontstaan na een sterke wijziging in de inkomenspositie. Gedacht kan worden aan ziekte, invaliditeit, werkloosheid, echtscheiding ; 3) Overlevingsschulden: schulden die ontstaan als een gevolg van structurele armoede; 4) Compensatieschulden: schulden die ontstaan uit een psychologische oorzaak, gedacht kan worden aan verslavingen als gokken en alcohol. 1 Artikel 1675/2 Gerechtelijk wetboek van 10 oktober S.,GOYGOG, Schuldbemiddeling en budgethulpverlening in de Vlaamse OCMW s, OCMW-visies, 2006, p S.,GOYGOG, Schuldbemiddeling en budgethulpverlening in de Vlaamse OCMW s, OCMW-visies, 2006, p Zie Middenklasse koopt zich arm op krediet, Het nieuwsblad, 18 februari 2005, 5 E., NEIRINCK, Verslag hoorzitting over schulden(over)last, 22 maart 2005, Stuk 260 ( )-Nr. 1, p. 4. 8

9 Vaak zijn meerdere van deze 4 categorieën op één persoon van toepassing. Overmatige schuldenlast is vaak verbonden met de kredietverlening. Hierbij is het voor de kredietverlener van belang om een nieuw evenwicht te vinden want te veel krediet houdt gevaar van schuldoverlast in maar te weinig krediet remt de economische ontwikkeling en ontplooiingskansen van mensen af. De problemen liggen echter niet enkel bij de kredietverlening. Hoge schuldenlast ontstaat ook vaak door te hoge rekeningen van communicatie, telefonie, fiscale en sociale zekerheidsschulden, achterstallen bij nutsbedrijven en huur. 6 Aantal cijfergegevens 7 : 6. In 2009 is het aantal uitstaande achterstallige contracten (kredietovereenkomsten) gestegen met 3,3% in vergelijking met 2008 tot maar liefst contracten (zie tabel (1)). Daarbij is het aantal achterstallige hypothecaire kredieten het meest gestegen, met 6,5% in vergelijking met Dit gevolgd door de achterstallige kredietopeningen die gestegen zijn met 4,2% (zie tabel (3)). Men dient hierbij echter op te merken dat ook het aantal lopende kredieten alsmaar stijgt (zie tabel (2)). Het aantal kredietnemers dat kampt met een betalingsachterstand is sinds 2008 gestegen met 3,6% tot personen. (1) Uitstaande achterstallige contracten en hun kredietnemers 8 : Personen Contracten Achterstallig bedrag* * Bedrag in miljoen Euro (2) Aantal lopende contracten en kredietnemers 9 : Personen Contracten B., DE GROOTE, Overwegingen bij de strijd tegen overmatige schuldenlast, Hoorzitting schulden(over)last, 08/03/2005, Commissie Welzijn, Vlaams Parlement. 7 Zie Statistieken Centrale voor kredieten aan particulieren 2009, Nationale Bank van België, 8 Bron: Statistieken Centrale voor kredieten aan particulieren 2009, Nationale bank van België, 9 Bron: Ibid. 9

10 (3) Het aantal achterstallige contracten in functie van het totaal aantal overeenkomsten 10 : Lening op Afbetaling Verkopen op afbetaling Financieringshuur Kredietopeningen Hypothecaire kredieten Bij deze cijfergegevens moet men echter voorzichtig zijn, het is niet omdat men achterstallig is met de betalingen dat die persoon te kampen heeft met een overmatige schuldenlast. Men kan immers ook niet betalen omwille van een nalatigheid of door een geschil met de kredietgever of omwille van tijdelijke financiële problemen. Deze personen lopen wel meer risico op overmatige schuldenlast. 11 Opvallend is wel dat de consumenten deze achterstanden steeds moeilijker kunnen regulariseren. De Nationale Bank wijt deze stijging aan de economische crisis. Bij de hypothecaire kredieten echter wordt vastgesteld dat deze aanzienlijk sneller geregulariseerd worden dan de andere kredietvormen. 8. Een andere indicator om overmatige schuldenlast te meten kan het aantal aanvragen zijn tot de collectieve schuldenregeling. In 2008 betrof dit procedures, in 2009 steeg dit aandeel naar Daarvan zijn er nieuwe aanvragen, dit was in 2008 nog (zie onderstaande grafiek). Ook hier kan men dus een stijging opmerken die waarschijnlijk voor een groot deel te wijten is aan de economische crisis. Maar ook dit zijn geen absolute cijfers van de overmatige schuldenlast. Er zijn waarschijnlijk nog veel personen met een effectieve overmatige schuldenlast die geen beroep wensen te doen op de procedure voor collectieve schuldenregeling. Een stijging van de cijfers kan er dan gewoon op wijzen dat er meer mensen bereid zijn om de procedure te doorlopen. Wanneer de stijging echter te wijten is aan de economische crisis, zal dit in de nabije toekomst niet verbeteren. Er wordt immers nog geen echte heropleving verwacht voor 2011, veel mensen zullen nog (tijdelijk) 10 Bron: Ibid. 11 Zie statistisch verslag januari 2010 Observatorium voor de Schuldenlast: Wijst het statistisch verslag van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren op een toename van de overmatige schuldenlast?, 10

11 zonder werk komen te vallen. Men zal dus ook dit jaar nog een stijging mogen verwachten. Dit vermoeden wordt dan ook bevestigd door de eerste statistieken van dit jaar. In maart 2010 werd er al een record aantal aanvragen ingediend van maar liefst Op dit moment staat het totaal aantal personen in een collectieve schuldenregeling dan al op Grafiek: Aantal nieuwe aanvragen tot de collectieve schuldenregeling Bron: Jaarverslag 2009 Nationale Bank van België 11

12 Hoofdstuk 2 : Actiemiddelen tegen schuldoverlast uit de regelgeving 2.1. Preventieve maatregelen 9. Onder het motto: Beter voorkomen dan genezen, is het van uitermate groot belang dat er een sterk preventief beleid voor handen is in strijd tegen overmatige schuldenlast. Wetten zoals de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling zijn goede wetten op het curatief vlak maar zij zouden in feite overbodig moeten zijn. 12 In deze thesis worden dan ook enkel preventieve actiemiddelen besproken. Wat de spelers betreft in deze preventieve strijd tegen de overmatige schuldenlast dient vooral gedacht te worden aan OCMW s en CAW s (Centraal Algemeen Welzijnswerk). Zij gaan vooral de consumenten ondersteunen bij hun budgetbeheer en budgetbegeleiding. Het onderscheid tussen deze vormen van begeleiding is dat bij de budgetbegeleiding de cliënt de autonomie over zijn budget behoudt, waar hij dit bij het budgetbeheer geheel of gedeeltelijk verliest. Hierbij wordt vaak gewerkt met een rekening enkel toegankelijk is voor het OCMW. Het loon van de cliënt wordt daar dan op gestort, hij krijgt dan wekelijks of maandelijks zakgeld. Vermits dit werk vooral gericht is op de regelgeving, wordt er op dit aspect niet verder ingegaan. Wel dient hier bij vermeld te worden dat de OCMW s merken dat de barrière nog heel erg groot is om naar het OCMW te stappen en hulp te vragen. Er bestaat duidelijk nog heel wat taboe rond het probleem. 13 De OCMW s gaan ook meer en meer een belangrijke rol spelen bij de schuldbemiddeling. Steeds meer mensen doen een beroep op deze dienst, en dit niet alleen bij het OCMW Wanneer men aan de regelgeving denkt die preventieve actiemiddelen bevatten in strijd tegen de overmatige schuldenlast wordt er vooral aan de volgende regelgeving gedacht: 1) De wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (hierna WCK) 15 Deze wet is vooral bedoeld om preventief de overmatige schuldenlast te bestrijden. De wet legt immers de nadruk op de informatie en bescherming van de verbruikers B., DE GROOTE, Inleidende zitting - Schuldenlast gaat ook juristen aan, V.Z.W. Overleg Schuldoverlast, Rondetafel: Naar een Vlaams krediet observatorium?, 18 mei Om dit te illustreren: voor de gemeente Oosterzele zijn er op een aantal van inwoners slechts 30 personen die om budgetbeheer of budgetbegeleiding vragen. Voor de gemeente Merelbeke is dit aantal 85 op een totaal van inwoners van In beide gemeenten merken zij een lichte stijging. 14 Precieze cijfers zijn niet voorhanden want centrale statistieken over schuldbemiddelingsdiensten zijn niet voor handen. 15 B.S., 9 juli 1991, err., B.S., 6 augustus H., VERWILST, De rol van de overheid bij het voorkomen van overmatige schuldenlast, Jura Falc., , nr. 4, p

13 De WCK werd ingevoerd op 12 juni 1991 in uitvoering van de Europese richtlijn van 22 december 1986, namelijk richtlijn 87/102/EEG die gewijzigd werd bij richtlijn 90/88 EG van 22 februari Voor de wet van 1991 bestond er enkel een regeling betreffende de verkoop op afbetaling. De wet van 1991 werd op een vrij ingrijpende wijze gewijzigd door de wet van 24 maart 2003 met het oog op de verbetering van de preventieve strijd tegen schuldoverlast. Er was immers gebleken dat de wet lacunes en onnauwkeurigheden vertoonde en daarom moeilijk toepasbaar was. Op vlak van consumentenbescherming zorgden de wijzigingen voor een grotere bescherming. Zo werd er gestreefd om de informatiewaarde te verbeteren bij reclame, bepaalde vormen van reclame werden verboden die personen met al een zware schuldenlast aanspoorden tot het nemen van kredieten en er werd gestreefd een grotere verantwoordelijkheid te leggen bij de kredietbemiddelaar. 17 Helaas getuigen een aantal van deze hervormingsmaatregelen van weinig economisch en juridisch realisme. 18 Dit zal verder blijken uit de bespreking ten gronde van de wet consumentenkrediet. De wet zal in haar huidige vorm niet kunnen blijven bestaan. De Europese wetgever vaardigde immers een nieuwe richtlijn uit, namelijk richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 betreffende kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad. De richtlijn viseert een volledige harmonisatie, dit wil zeggen dat de lidstaten geen bepalingen meer mogen handhaven of invoeren in hun nationale wetgeving die afwijken van die welke in de richtlijn zijn vastgesteld (artikel 22, 1 Richtlijn). Deze beperking geldt enkel voor de door de richtlijn geharmoniseerde bepalingen. De Europese wetgever achtte het immers noodzakelijk om te waarborgen dat alle consumenten in de Gemeenschap een hoog en gelijkwaardig niveau van bescherming van hun belangen genieten en om een echte interne markt te creëren. 19 De richtlijn moet voor 12 mei 2010 in nationale wetgeving worden omgezet (artikel 27 Richtlijn). Daarom is er al een wetsontwerp uitgebracht tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. In dit werk zal er dan ook gekeken worden wat de beoogde wijzigingen zullen zijn in de WCK en of deze conform de richtlijn 2008/48/EG zijn. 2) Wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet 20 Voor de wet van 1992, werd het hypothecaire kredieten geregeld door het oude Koninklijk Besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de 17 A., DE BOECK, De Wet van 24 maart 2003: hervormde regelgeving inzake consumentenkrediet overzicht van de financiële aspecten en sommige elementen van het consumentenbescherming, T.Fin.R., 2004, p T., VAN DYCK, De hervormde wet op het consumentenkrediet kritische analyse van het vernieuwd algemeen deel van de WCK, R.W., , nr. 18, p Zie overweging (9) bij richtlijn 2008/48/EG, Publ., 32008L0048, L 133, p B.S., 19 augustus

14 controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen. Het KB nr. 225 kwam tot stand in een de periode van economische crisis en was een antwoord op een groeiend aantal misbruiken en wantoestanden van die tijd, het KB kan dus gekarakteriseerd worden als gelegenheidswetgeving. Toch heeft zij gedurende vele jaren op een bevredigende wijze dienst gedaan in de praktijk, en doet dit nog steeds voor kredieten aangegaan voor Met haar 56 jaar oude bestaan werd zij dan ook wel eens vergeleken met een grand Old lady, met andere woorden was het tijd voor de wetgever om een nieuwe regeling te ontwikkelen. 21 Ook al kan men het niet vergelijken met de WCK op vlak van preventieve beschermingsmaatregelen, de wetgever trachtte de consument toen al te beschermen door de kredietgever te verplichten tot het verstrekken van zo ruim mogelijke informatie. 22 3) De wet van 14 juli 1998 houdende de verplichting om informatie te verstrekken over de debetrente op bij kredietinstellingen of andere rechtspersonen geopende rekeningen 23 Deze wet, ook wel de wet Poty (II) genoemd, wil de aandacht vestigen van de consumenten op de kosten inherent aan debetstanden op rekeningen. Bovendien wil men middels deze wet er voor zorgen dat de debetrentevoeten op jaarbasis vermeld worden. Daar heeft de consument immers meer voeling mee. 24 4) De Wet van 14 mei 2001 tot regeling van de debetrente op zichtrekeningen 25 Deze wet strekt ertoe de debetrente te reduceren die door kredietinstellingen wordt aangerekend wanneer de zichtrekening een debetsaldo vertoont dat niet onderworpen is aan de toepassing van de wet consumentenkrediet. 26 5) De wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren 27 Dit wetsontwerp was erop gericht om een positieve kredietcentrale in het leven te roepen. Deze kredietcentrale dient alle hypothecaire- en consumenten- kredieten te registreren. Op die manier kan de kredietgever controle uitoefenen op de grens van mogelijkheden van terugbetaling van die personen 21 H., COUSY, Algemene situering en krachtlijnen van de nieuwe wet, De nieuwe wet op het hypothecair krediet, Kluwer, 1993, Deurne, p J.-L., DUPLAT, Een appreciatie van de Nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, De nieuwe wet op het hypothecair krediet, Kluwer, 1993, Deurne, p B.S., 18 september P. LETTANY, Wet van 14 juli 1998 houdende verplichting om informatie te verstrekken over de debetrente op bij kredietinstellingen of andere rechtspresonen geopende rekeningen, Artikelsgewijze commentaar Financieel recht, 2001, (losbl). 25 B.S., 13 juni M., TISON, R., STEENNOT, De wet van 14 mei 2001 tot regeling van de debetrente op zichtrekeningen, Bank. Fin.R., 2001, B.S., 25 september

15 die nog geen vertraging hebben in hun terugbetalingen, 28 zij moeten immers voorafgaand verplicht de centrale consulteren. De kredietgever zal zo niet alleen een beeld krijgen van alle lopende kredieten van de consument maar ook van diegene waar er al problemen voor terugbetaling zijn. In het kader van de preventie van de overmatige schuldenlast heerst de vraag of deze kredietcentrale niet moet omgevormd worden naar een schuldencentrale, waarin niet alleen de consumentenkredieten en de hypothecaire kredieten worden opgenomen maar ook de schulden die voortkomen uit huurlasten, Telekom schulden, energieschulden, en dergelijke meer. 6) De wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument (WMI) 29 Het verleden heeft uitgewezen dat de incassobureaus het niet al te nauw nemen met ethische waarden en normen met betrekking tot het invorderen van de schulden. Zij hebben er immers alle belang bij om de vorderingen die ze doorkrijgen van hun klanten zo snel mogelijk te innen. Ze halen daarbij alles uit te kast, zelfs wanneer zij nog geen uitvoerbare titel hebben. Om dit tegen te gaan werd de wet uitgevaardigd betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument. 7) Wet van 24 maart 2003 tot instelling van een basisbankdienst 30 De basis bankdienst zorgt ervoor dat consumenten toegelaten moeten worden tot het openen van een zichtrekening waarop zij dan verscheidene verrichtingen kunnen uitvoeren. Dit kan een goed middel zijn in de bestrijding van de overmatige schuldenlast daar de consument zijn geldzaken goed kan beheren. Op die manier krijgt hij een overzicht van zijn inkomsten en van zijn uitgaven en krijgt hij een idee over de schulden die hij kan dragen. 2.2 Curatieve maatregelen 11. Gezien de curatieve maatregelen in dit werk niet besproken worden verwijs ik hierbij naar de volgende regelingen: 1) De wet van 5 juli 1998 op de collectieve schuldenregeling. 31 Deze wet heeft als doel om mensen uit de neerwaartse spiraal van de schuldoverlast te halen door hen een collectieve schuldenregeling te geven. Aangezien de personen die meewerken aan deze procedure ook niet gratis werken, werd het Fonds ter bestrijding van overmatige schuldenlast opgericht. Dit Fonds zorgt ervoor dat de erelonen en de kosten van de schuldbemiddelaar die niet kunnen gedragen worden door de schuldenaar betaald worden. 28 I., BAMBUST, Kanttekening bij de artikelen 5,8,10 en 11 van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de centrale voor kredieten aan particulieren: een spelletje passez muscade?, R.W., , p B.S., 29 januari B.S., 15 mei B.S., 31 juli

16 2) Om uit een fiscale put te klimmen kan men beroep doen op de regeling betreffende het onbeperkt uitstel van de invordering van directe belastingen. 32 De gewestelijke directeur invordering der directe belastingen kan onbeperkt uitstel toestaan van bepaalde fiscale schulden. Voorwaarden voor dergelijk uitstel zijn: De verzoeker mag zelf zijn kennelijk onvermogen niet hebben bewerkstelligd, Hij moet zich in een toestand bevinden waarin hij niet in staat is om op duurzame wijze zijn opeisbare of nog te vervallen schulden te betalen, Hij mag nog geen akkoord hebben gekregen tot onbeperkt uitstel in de 5 jaar voorafgaand aan het verzoek. 3) De betalingsfaciliteiten die vervat liggen in artikel 38 WCK. De vrederechter kan immers betalingsfaciliteiten, die hij bepaalt, toestaan aan de consument wiens financiële toestand is verslechterd. 4) Voor schulden die niet onder het toepassingsgebied vallen van de WCK kan er verwezen worden naar artikel 1244 BW. De schuldeiser is niet verplicht om een gedeeltelijke terugbetaling te aanvaarden maar de rechter kan met inachtneming van de toestand van de partijen gematigd uitstel verlenen voor de betaling en de vervolgingen doen schorsen. 32 Artikel 413bis tot 413octies Wetboek van de inkomsten belastingen

17 Hoofdstuk 3 : Het consumentenkrediet 3.1 Algemeen 12. Naast de onbenoemde kredietovereenkomsten waarop de algemene regels van toepassing zijn, onderscheid de WCK 4 specifieke kredietovereenkomsten: 1) de lening op afbetaling, 2) de verkoop op afbetaling, 3) financieringshuur 4) kredietopeningen of kredietlijnen. Het is in het bijzonder deze laatste vorm, de kredietopening, die in casu voor het meeste problemen zorgt bij de consumenten. De kredietopening wekt immers de indruk dat financiële middelen onbeperkt beschikbaar zijn. Ook de lange looptijd ervan en het feit dat consumenten de gelden altijd terug kunnen opnemen zorgt ervoor dat de consumenten niet meer beseffen dat het geld dat ze uitgeven niet van hun is. Schuldoverlast heeft dan ook vaak te maken met een gebrek aan rationeel geldbeheer enerzijds en anderzijds en met de ijver van aanbieders van consumentengoederen en kredieten Een groot deel van de beschermingsmaatregelen tegen overmatige schuldenlast komt uit de WCK, aangepast door de wet van 24 maart Het was vooral deze wet die voor wijzigingen zorgde ten voordele van het preventieve beschermingsplan tegen overmatige schuldenlast van particulieren. Sommige auteurs vinden dat de wet een te betuttelend karakter heeft en noemen hem daarom ook wel eens de Keizer - Jozef II wetgeving. 34 Zoals al werd aangehaald zal de wet in haar huidige vorm niet kunnen blijven bestaan doordat de Europese wetgever een nieuwe richtlijn heeft uitgevaardigd. Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 betreffende de kredietovereenkomsten voor consumenten vervangt richtlijn 87/102/EEG van de Raad. Deze heeft tot doel om bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het consumentenkrediet te harmoniseren (Artikel 1). In deze richtlijn is een volledige en doelgerichte harmonisatie voorzien en voor zover de richtlijn geharmoniseerde bepalingen bevat, mogen de lidstaten geen bepalingen handhaven of invoeren in hun nationale wetgeving die afwijken van die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld (Artikel 22). In dit werk wordt dan ook vooral gekeken in welke mate de huidige wetgeving volgens de richtlijn zal moeten veranderen. 33 B., DE GROOTE, Overwegingen bij de strijd tegen overmatige schuldenlast, Hoorzitting schulden(over)last, 08/03/2005, Commissie Welzijn, Vlaams Parlement. 34 C., VAN ACKER, Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Deel II: Documentatiebundel financieel recht, 20 e druk, 2008, p

18 Vervolgens zal er gekeken worden naar de wijzigingen in de WCK en of de wetgever de richtlijn op een goede manier heeft geïnterpreteerd en hem dus goed conform de richtlijn implementeert. 3.2 Toepassingsgebied Wet consumentenkrediet 12 juni 1991 (WCK) 14. Welke preventiemaatregelen heeft deze wet voor handen en welke contracten vallen nu eigenlijk onder het toepassingsgebied van de WCK? Artikel 2 WCK bepaalt het toepassingsgebied. Meer bepaald is de wet van toepassing op de kredietovereenkomsten gesloten met een consument die in België zijn gewone verblijfplaats heeft: 1 Hetzij door een kredietgever die zijn hoofdzetel of voornaamste verblijfplaats in België heeft; 2 Hetzij door een kredietgever die zijn hoofdzetel of zijn voornaamste verblijfplaats in het buitenland heeft op voorwaarde dat: de overeenkomst in België werd voorafgegaan door een bijzonder voorstel of door reclame of dat de kredietgever of zijn vertegenwoordiger de kredietaanvraag van de consument in België heeft ontvangen. 15. Ten eerste moeten we voor de toepassing van dit artikel kijken wat er onder consument dient te worden verstaan: dit is elke natuurlijke persoon die ten aanzien van de onder deze wet vallende verrichtingen handelt met een oogmerk dat geacht kan worden vreemd te zijn aan zijn handelsberoeps- of ambachtelijke activiteiten. Die definitie verschilt daarmee van de definitie vervat in de oude WHPC 35 aangezien daarin de consument zowel een natuurlijk persoon of een rechtspersoon kan zijn. In de nieuwe WMPC 36 die in werking treedt op 12 mei 2010 wordt de rechtspersoon ook geschrapt uit de definitie van de consument. Het bestemmingscriterium verschilt echter nog met de WMPC, daarin is het duidelijk: een consument is elke persoon die uitsluitend handelt voor niet beroepsmatige doeleinden. Bij de WCK kan er nog discussie ontstaan over de zogenaamde gemengde kredieten, dit zijn kredieten die zowel een privaat als een beroepsmatig doel hebben. In de rechtsleer wordt aanvaard dat wanneer het beroepsmatig doel ondergeschikt is aan het privaat doel, de kredieten onder het toepassingsgebied van de wet vallen Ten tweede dient gekeken te worden wat men onder kredietgever dient te verstaan: dit is elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon of elke groep van dergelijke personen, die een krediet toestaat binnen het kader van zijn handels- of beroepsactiviteiten. Een uitzondering wordt daarbij gemaakt voor de persoon die een verkoop op afbetaling of een financieringhuur aanbiedt of sluit wanneer deze 35 Wet 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, BS 10 oktober Wet 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, BS 6 april P. DE VROEDE, Reclame en promotionele methoden inzake kredietverlening. D.A.O.R., 1992, afl. 23, p

19 overeenkomst het voorwerp uitmaakt van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een erkende kredietgever aangewezen in de overeenkomst. Dit valt immers onder het toepassingsgebied van de kredietbemiddelaar. Een kredietbemiddelaar is een natuurlijke- of rechtspersoon die bijdraagt tot het sluiten of to het uitvoeren van een kredietovereenkomst binnen het kader van zijn handels- of beroepsactiviteit. 17. Uit het toepassingsgebied van de wet zijn de volgende zaken uitgesloten (artikel 3 WCK): 1) De verzekeringsovereenkomsten; de overeenkomsten gesloten met het oog op het continu verlenen van diensten waarbij de consument het recht heeft om de prijs van deze diensten, zolang zij geleverd worden, te regelen via gespreide betalingen, en waarvan het onmogelijk is bij het sluiten van de overeenkomst een totale prijs of een totaal tarief vast te stellen; 2) Huurovereenkomsten zonder bepaling over de eigendomsoverdracht; 3) De kredietovereenkomsten waarbij de consument het krediet moet terugbetalen binnen een termijn van drie maanden voor zover het geen kredietopening betreft; 4) Kredietopeningen die binnen de drie maanden terugbetaald moeten worden en die betrekking hebben op bedragen die lager zijn dan 1250 euro; 5) Kredietovereenkomsten die toevallig en zonder winstoogmerk worden verleend; 6) Hypothecaire leningen en kredietopeningen; 7) Hypothecaire kredieten waarop de wet van 4 augustus 1992 van toepassing is; 8) De overeenkomsten van huwelijksbemiddeling; 9) De kredietovereenkomsten van minder dan 200 euro en de kredietovereenkomsten van meer dan euro die werden vastgesteld bij een authentieke akte met uitzondering van een aantal, dat er uitdrukkelijk op van toepassing zijn verklaard Richtlijn 2008/48/EG 18. Voor wat de definities betreft is er een sterke gelijkenis met de definities vervat in de WCK. Maar voor de definitie van de kredietgever werd er in de richtlijn niet voorzien in een uitzondering voor de kredietbemiddelaar zoals die in ons recht wel bestaat. De kredietgever is daarbij elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten krediet verleent of toezegt, zonder meer. Omwille van de harmonisatie zou de Belgische uitzondering in feite niet meer mogen bestaan Ook de definitie van de kredietbemiddelaar is in de Europese richtlijn licht verschillend. Een kredietbemiddelaar is volgens artikel 3 f) van de richtlijn, een natuurlijk persoon of rechtspersoon die 38 Zie art. 2 2 Wet 12 juni 1991 op het Consumentenkrediet. 39 DAUSSOGNE, S, Consumentenkrediet: Toetsing van de huidige Belgische wet aan de nieuwe Europese richtlijn, T.Fin.R, 2008, afl. 4, p

20 niet optreedt als kredietgever en die in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten tegen een vergoeding in de vorm van geld of een andere overeengekomen financiële beloning: 1. Aan consumenten kredietovereenkomsten voorstelt of aanbiedt; 2. Consumenten anderzijds dan onder artikel i) bedoelt, bijstaat bij de voorbereiding van het sluiten van andere dan de onder artikel i) bedoelde kredietovereenkomsten, of 3. Namens de kredietgever met consumenten de kredietovereenkomsten sluit. Een verschil met onze definitie is dat de richtlijn in tegenstelling tot de WCK in haar huidige vorm een vergoeding of een andere overeengekomen financiële beloning vereist om te kunnen spreken van een kredietbemiddelaar. 20. Het toepassingsgebied ligt vervat in artikel 2 van de richtlijn. Daarbij verklaart ze de richtlijn van toepassing op de kredietovereenkomsten. Zowel de richtlijn als de wet consumentenkrediet kent een lijst met uitzonderingen op dit toepassingsgebied. Deze verschillen echter van elkaar. Zo zullen veranderingen nodig zijn voor wat betreft de uitzondering voor kredieten vervat in een authentieke akte die betrekking hebben op bedragen die meer euro zijn. De richtlijn hanteert een algemene grens van euro. En dus zullen de kredieten tussen de euro en euro nu ook alleszins onder de wet consumentenkrediet vallen Het wetsontwerp 21. De definitie van de kredietgever verandert in het wetsontwerp. De uitzondering die eigenlijk zou moeten verdwijnen wordt aangepast. Meer bepaald wordt nu van de kredietgever uitgesloten: iedere persoon of groep van personen die een kredietovereenkomst aanbiedt of sluit wanneer deze overeenkomst het voorwerp uitmaakt van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een erkende kredietgever aangewezen in de overeenkomst. De andere definities zijn gelijklopend met deze uit de richtlijn. Daarbij werd de definitie van de kredietbemiddelaar uitgebreid. De kredietbemiddelaar is nu elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet optreedt als kredietgever en die in het raam van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten tegen een vergoeding in de vorm van geld of een ander overeengekomen economisch voordeel: kredietovereenkomsten voorstelt of aanbiedt, de consumenten helpt bij de voorbereiding van het sluiten van een kredietovereenkomst of namens de kredietgever kredietovereenkomsten sluit met de consument. Dit houdt een soort catch-all bepaling in die verkopers van goederen of diensten gaat fixeren. 22. Opvallend is dat de uitzondering voor de kredietopeningen (artikel 3 1, 4 WCK) die terugbetaalbaar zijn binnen een termijn van ten hoogste drie maanden en die betrekking hebben op bedragen die lager zijn dan 1250 euro verdwijnt (Zie hierover hoofdstuk ). Alsook de kredietovereenkomsten die toevallig en zonder winstoogmerk worden verleend, verdwijnt (artikel 3 1, 5 WCK). De uitzonderingslijst wordt ook aangevuld door de kredietovereenkomsten die voorzien 20

21 in kosteloos uitstel van een bestaande schuld en door de kredietovereenkomsten die zijn toegestaan in het kader van barmhartigheid. 23. In artikel 3 2 worden de bedragen aangepast aan die van de richtlijn. Zo wordt euro aangepast tot euro met behoud van de voorwaarde dat dit krediet moet vastgesteld zijn bij een authentieke akte, terwijl in de richtlijn daar geen sprake van is. 3.3 Precontractuele bescherming van de consument 24. Veel consumenten laten zich meeslepen in de kredieten doordat de reclame het zo eenvoudig laat lijken om kredieten op te nemen en ze terug te betalen. Daarom heeft de wet consumentenkrediet een aantal standaardregels opgenomen die dit nu net moeten voorkomen. Helaas worden deze wetten heel wat met de voeten getreden. Zo blijkt dat 1 op 7 van de kredietreclames de wet overtreedt. De inspecteurs van de taskforce kredietreclame hebben immers in 2009 maar liefst 692 advertenties onder de loep genomen. 40 Daarvan waren er 107 in strijd met de wet. Zo hebben ze verschillende verboden praktijken vastgesteld: een consument die al het hoofd niet kan bieden aan zijn schulden wordt toch een krediet aangepraat, er is sprake van een gratis krediet en men geeft niet het juiste maximale kostenplaatje bij de hergroepering van de schulden Wet Consumentenkrediet 12 juni Definitie en toepassingsgebied 25. Voor de definitie van reclame verwijst de wet op het consumentenkrediet 42 naar de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. Daarin wordt in artikel 93, 3 WHPC reclame als volgt gedefinieerd: Elke mededeling die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel heeft de verkoop van producten of diensten te bevorderen. Er moet dus een mededeling zijn, die vrijwillig wordt verspreid in om het even welk milieu, voor een verkoop verwezenlijkt door een verkoper in de zin van artikel 1 WHPC. 43 Zoals al voorheen werd aangehaald treedt vanaf 12 mei 2010 de nieuwe wet markpraktijken en consumentenbescherming in werking. Men kan daarin de definitie voor reclame terugvinden in artikel 2, 19 WMPC. Daarin wordt er nu letterlijk opgenomen dat de mededeling moet uitgaan van de onderneming Wettelijke verplichtingen in verband met reclame 26. Om de wettelijke verplichtingen op het gebied van reclame te kunnen bepalen moet men voor ogen houden dat niet alleen de regels van de wet op het consumentenkrediet gelden maar ook die van 40 De taskforce kredietreclame werd in 2006 opgericht onder de regering Verhofstad II, in 2009 kregen zij de opdracht van minister Van Quickenborne om het aantal te onderzoeken advertenties te verdubbelen. 41 Bron: De Tijd, 31 maart 2010, 1 op 7 kredietreclames overtreedt de wet, (5 april 2010). 42 Art. 1, 7 Wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 43 LETTANY, P., Kredietpromotie, Het consumentenkrediet De wet van 12 juni 1991, 1993, Kluwer, Deurne, p

22 de wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. De wet consumentenkrediet is in dit geval een Lex specialis, zij kan afwijken van de Lex generalis, de wet handelspraktijken. Wanneer de wet op het consumentenkrediet dus niets in het bijzonder heeft voorzien zal de wet op de oneerlijke handelspraktijken gelden In de WCK liggen de regels in verband met reclame vervat in hoofdstuk II, de kredietpromotie. Artikel 5 1 WCK bepaalt dat reclame op een ondubbelzinnige, leesbare en goed zichtbare of op een hoorbare wijze de volgende gegevens moet bevatten: de identiteit (waaronder het adres en de hoedanigheid van de adverteerder), de kredietvorm waarop zij betrekking heeft, de consumenten moeten immers kunnen afleiden of het gaat om een verkoop op afbetaling, een lening op afbetaling of een andere vorm van krediet. 45 voorwaarden waaraan het consumentenkrediet onderworpen kan zijn. Ook moeten vermeld worden de bijzondere of beperkende In artikel 5 2 WCK wordt de regel opgelegd die er voor zorgt dat, als er een rentevoet wordt opgenomen in de reclame, er bovendien melding moet gemaakt worden van het jaarlijks kostenpercentage. 28. Wanneer in de reclame een jaarlijks kostenpercentage (hierna JKP) wordt opgenomen, moet zij ook de voorwaarden opnemen die vereist zijn voor dit JKP en het basis JKP wanneer niet voldaan zou zijn aan die voorwaarden. Indien het niet mogelijk is om een juist jaarlijkse kostenpercentage weer te geven, volstaat het om het jaarlijkse kostenpercentage te vermelden aan de hand van een representatief voorbeeld. Deze maatregel zorgt ervoor dat klanten niet gelokt worden door zeer gunstige jaarlijkse kostenpercentages terwijl deze uiteindelijk maar in een zeer beperkt aantal gevallen worden toegekend Volgens artikel 6 1 WCK is het verboden een aantal bepalingen op te nemen de reclame voor een kredietovereenkomst. Zo is het verboden: de consument aan te zetten tot het opnemen van een krediet wanneer deze het hoofd niet meer kan bieden aan zijn schulden. op een onrechtmatige wijze het gemak of de snelheid te benadrukken waarmee het krediet kan worden verkregen. Gedacht kan worden aan sites als op een onrechtmatige wijze aan te sporen tot een hergroepering of centralisatie van lopende kredieten. Hergroepering van de kredieten zorgt wel voor een verlichting van de maandelijkse afbetalingslast maar uiteindelijk zal er wel meer moeten afbetaald worden. Goedkoper zal het nooit uitvallen om de kredieten te hergroeperen. Test 44 LETTANY, P., Kredietpromotie, Het consumentenkrediet De wet van 12 juni 1991, 1993, Kluwer, Deurne, p DE VROEDE, P., Reclame en promotionele methoden inzake kredietverlening, D.A.O.R, 1992, afl. 23, R., STEENNOT, Overzicht rechtspraak consumentenbescherming , T.P.R., 2004, p

23 Aankoop raadt de consumenten dan ook aan om de kredieten elk apart te herbekijken wanneer er moeilijkheden zijn, en deze te vervangen door goedkopere leningen, of om de looptijd van de afbetaling te veranderen wanneer het te zwaar wordt. 47 te verwijzen naar een erkenning of een inschrijving in de zin van de wet. te verwijzen naar het maximale jaarlijkse kostenpercentage of naar de wettelijkheid van de toegepaste kostenpercentages de indruk wekken dat deze de enige zijn die kunnen worden toegepast. 30. Artikel 6 2 WCK verbiedt de kredietgever de bewoordingen gratis krediet op te nemen of een gelijkwaardige vermelding anders dan de verwijzing naar het jaarlijkse kostenpercentage. Wanneer met andere woorden de kost verbonden aan dat krediet gelijk is aan nul dan moet dit vermeld worden aan de hand van 0% JKP. 48 Wanneer bovendien het kostenpercentage gelijk is aan 0% dan moet die bovendien wanneer die er zijn de voordelen vermelden die de consument geniet wanneer deze contant betaalt Artikel 7 WCK behelst het verbod op het leuren voor kredietovereenkomsten aan de woonplaats of de verblijfplaats van de consument. 50 Toegelaten is echter wel het leuren dat voorafgaat door een uitdrukkelijk en voorafgaand verzoek van de consument. Dit dient bewezen te worden aan de hand van een te onderscheiden geschrift van de kredietovereenkomst dat is opgesteld voor het bezoek en moet worden geleverd door de kredietgever. 51 Een voorafgaand uitdrukkelijk verzoek is ook nodig opdat er een aanbod tot het sluiten van een overeenkomst naar de woonplaats of werkplaats van de consument kan gestuurd worden. Ook hier rust het bewijs op de kredietgever of kredietbemiddelaar. 32. Met strafsancties wordt de kredietgever bestraft die de artikels 6 tot en met 9 WCK met de voeten treedt. Hij riskeert daarbij een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en/of een geldboete van 26 tot euro (artikel 101, 1, 16 en 17 WCK). 33. Wanneer inbreuken worden vastgesteld tegen de artikels 7,8 en 9 WCK, kan de rechter bovendien kiezen tussen de nietigheid van de overeenkomst of de vermindering van de verplichtingen van de consument tot hoogstens de prijs van het goed of de dienst bij de contante betaling of tot het ontleende bedrag en dit met behoud van het voordeel van de betaling in termijnen (artikel 85 WCK). 47 Y., EVENEPOEL, A.-L., EVRARD, J.-L., MASSE, Moeilijk om rond te komen?, Budget en Recht, 2007, afl. 102, p R., STEENNOT., Handboek Consumentenbescherming en Handelspraktijken, Intersentia, Antwerpen, 2007, Artikel 6bis Wet 12 juni 1991 op het Consumentenkrediet. 50 Ook het leuren aan de werkplaats van de consument is verboden volgens artikel 8 WCK. 51 R., STEENNOT, Overzicht rechtspraak consumentenbescherming , T.P.R., 2004, p

24 Voorbeeld in de praktijk 34. Dit artikel vond ik in het zoekertjes gedeelte in de krant De Zondag. Dit zoekertje kan gekwalificeerd worden als reclame gelet op het feit dat het een mededeling is die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel heeft de verkoop van producten of diensten te bevorderen. De plaats of de aangewende communicatiemiddelen maken immers niets uit (Artikel 93 WHPC) De regels betreffende de kredietpromotie uit de wet consumentenkrediet zijn er dus op van toepassing. Helaas gaat deze reclame tegen veel van deze wettelijke bepalingen in: 1) Zij vermeldt niet op een ondubbelzinnige, leesbare en goed zichtbare wijze: het adres van de adverteerder, de kredietvorm waarop zij betrekking heeft en de bijzondere of beperkende voorwaarden waaraan het consumentenkrediet onderworpen kan zijn (artikel 5, 1 WCK). 2) Zij gaat ook in tegen artikel 6, 1 WCK: Doordat men personen aanspreekt die op de zwarte lijst staan en die veel leningen hebben, zet men eigenlijk juist die personen, die niet meer het hoofd kunnen bieden aan hun schulden, aan tot het opnemen van een krediet. 36. Na wat onderzoek op het internet kwam ik van dezelfde kredietgever op nog een aantal andere advertenties. Ook hier plaatst hij ze deze op sites die zoekertjes verzamelen. Zo vond ik op de volgende advertentie: Zoals u misschien weet kunnen mensen op de zwarte lijst geen nieuw krediet bekomen zolang zij op deze lijst staan! Wet. Bepaling! Maar voor eigenaars van een woning bestaat er wel degelijk een oplossing onder de vorm van een hypotheeklening! Wij nemen al uw lopende leningen en schulden over zodanig dat u nog amper 1 maandelijkse afkorting hebt! Dit is wettelijk toegestaan! Bel mij voor verdere inlichtingen. Hanssens Rony Kred. Mak. Denderstraat 1 Geraardsbergen. T. 0475/ Uit deze advertentie kan men afleiden dat de kredietgever doelt op het hergroeperen van verschillende kredieten tot één krediet die gewaarborgd wordt met een hypotheek. Men kan zich dan afvragen of deze lening valt onder de wet consumentenkrediet of onder de wet hypothecair krediet. De advertentie is daarin niet duidelijk. Wanneer in het pakket van schulden dat zal gehergroepeerd worden, zich een hypothecair krediet bevindt die meer dan 50% vertegenwoordigd van de nog verschuldigde bedragen dan zal het krediet onder het toepassingsgebied vallen van het de wet hypothecair krediet. Zo niet valt het krediet toch onder de wet consumentenkrediet wanneer daar aan het toepassingsgebied is voldaan. 52 Zoals voorheen al uitgelegd moet men vanaf 12 mei 2010 niet langer kijken naar de definitie uit de WHPC maar uit die van de WMPC van 6 april Men kan deze definitie dan terugvinden in artikel 2, 19 WMPC. 24

25 Hoe dan ook is de WHPC ook van toepassing op dergelijke reclame. De kredietgever beweert hier dat de kredietnemer nergens meer krediet kan bekomen zolang hij op de zwarte lijst staat. Meer nog, volgens deze kredietgever zou er een wettelijke bepaling zijn die dit verbiedt. Dit zijn misleidende handelspraktijken in de zin van artikel 94/6 WHPC. 53 Ook kan men artikel 94/8, 17 WHPC er tegen inroepen. 54 Dit artikel verbiedt het verschaffen van feitelijke onjuiste informatie over de marktomstandigheden opdat de consument het product zou aanschaffen tegen voorwaarden die minder gunstig zijn dan de normale marktvoorwaarden Richtlijn 2008/48/EG 38. De richtlijn geeft in artikel 4 de standaardinformatie die moet opgenomen worden in de reclame voor kredietovereenkomsten waarin een rentevoet of andere cijfers betreffende de kosten van het krediet voor de consument vermeldt. Als standaardinformatie wordt op een duidelijke, beknopte en opvallende wijze en aan de hand van een representatief voorbeeld vermeld: a) de debetrentevoet, b) het totale kredietbedrag, c) het jaarlijks kostenpercentage (lidstaten kunnen bepalen dat dit te vermelden of niet), d) de duur van de kredietovereenkomst, e) in geval van uitstel van betaling, de contante prijs en het bedrag van eventuele voorschotten, f) het totale door de consument te betalen bedrag en het bedrag van de afbetalingstermijn. Artikel 5 WCK zal dus conform de richtlijn moeten worden aangepast gelet op de maximale harmonisatie van de richtlijn. De richtlijn spreekt immers enkel maar over reclame waar een rentevoet of andere cijfers betreffende de kosten van het krediet vermeld wordt terwijl artikel 5 WCK spreekt over elke reclame. Een aanpassing zal dus nodig zijn. 39. Over de inhoud van artikels 6 tot en met 9 WCK vermeldt de richtlijn niets. De inhoud ervan wordt dus niet geharmoniseerd, men kan de artikels dus in principe behouden. Maar is het voor sommige artikels wel nog nodig dat ze behouden blijven? Zo verbiedt artikel 6 een aantal onrechtmatige publiciteitsvormen die naar mijn inziens niet zo betuttelend hoeven te zijn. Zo gaat snelheid of gemak bij het verkrijgen van een krediet toch niet noodzakelijk samen met slechte informatievoering. En mocht dat toch nog het geval zijn kan men toch nog altijd terugvallen op een schending van de precontractuele informatieverplichting. 53 In de Wet Marktpraktijken is dit te vinden in artikel 88 WMPC. 54 In de Wet Marktpraktijken is dit te vinden in artikel 91, 18 WMPC. 25

26 3.3.3 Het Wetsontwerp 40. Het wetsontwerp neemt geheel artikel 4,1 van de richtlijn over in het nieuwe artikel 5. Het wetsontwerp gaat dus ook uit van de reclame waarin een rentevoet of ander cijfer wordt vermeld. Maar dan neemt ze nog een aantal strengere bepalingen op voor wat betreft alle reclame: 1) De Koning bepaalt voor iedere reclame de grootte van de lettertekens betreffende informatie met betrekking tot de aard van de verrichting, duur, jaarlijks kostenpercentage en de periode gedurende de welke dit percentage wordt toegepast, de vaste onveranderlijke aard van de debetrentevoet en het bedrag van de aflossing. Eigenlijk gaat de wetgever hier dus in tegen de volledige harmonisatie van de richtlijn, op die manier gaat ze immers toch nog informatie verplicht laten opnemen in elke reclame. Daarboven zal de Koning nog eens de grootte van de lettertekens bepalen waardoor nog een strenger formalisme wordt toegekend. De wetgever meent dat dit een verduidelijking is van wat men bedoelt met opvallend. 55 Mijn inziens is dit niet de invulling die de Europese regelgeving bedoelt. De informatie moet gewoon opvallen zonder dat er iemand bepaalt hoe groot de letters nu precies hoeven te zijn. Deze regel is dus duidelijk strenger dan die van de Europese richtlijn en gaat daarbij dus ook in tegen de volledige harmonisatie. 2) Ook moet in iedere reclame de bewoording opgenomen worden: Let op, geld lenen kost ook geld. Ook hier zal de Koning de grootte bepalen van de lettertekens. De wetgever heeft zich hier geïnspireerd op het Nederlandse recht en wou de consument sensibiliseren voor de gevaren van een grote schuldenlast en het effectieve kostenplaatje van de kredieten Precontractuele informatie- en raadgevingsverplichting 41. Gelet op het feit dat de in de WCK de informatie- en raadgevingsverplichtingen toch wel de preventieve actiemiddelen bij uitstek zijn tegen overmatige schuldenlast, dient hier toch worden stilgestaan. De precontractuele informatie- en raadgevingsverplichting zorgen immers dat de consument geïnformeerd is en daardoor met kennis van zaken een beslissing kan maken. Omdat de WCK de kredietoverlast tracht te voorkomen schiep ze daartoe een zware verantwoordelijkheid in de persoon van de kredietverleners Memorie van toelichting, wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Doc /001, p Memorie van toelichting, wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Doc /001, p Vred. Gent, 17 november 1997, R.W., , nr. 32, p

27 3.4.1 Wet Consumentenkrediet 12 juni Prospectusverplichting 42. Artikel 5 3 WCK legt aan de kredietgever en kredietbemiddelaar de plicht op om een prospectus ter beschikking te stellen van de consument. Deze prospectus bevat de financiële gegevens met betrekking tot de aangeboden kredietovereenkomst, waaronder het bedrag en de looptijd van het krediet, het jaarlijkse kostenpercentage, in voorkomend geval de debetrentevoet en de terugkerende en niet-terugkerende kosten en de betalingsregeling. Hoewel de prospectus bij de kredietpromotie staat in de WCK maakt deze eigenlijk ook deel uit van de precontractuele informatieverplichting. Dienaangaande moet melding gemaakt worden van het KB van 11 januari 2006 tot bepaling van de financiële gegevens die in het prospectus, bedoeld in artikel 5, 3, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet dienen vermeld te worden. Artikel 1 van dat KB geeft een lijst weer van de gegevens die de prospectus in de zin van artikel 5 3 WCK minstens moeten bevatten. 43. De prospectus heeft twee doelstellingen: de consument moet objectieve inlichtingen ontvangen zonder dat hij daar uitdrukkelijk moet naar vragen 58 het moet hem in staat stellen de verschillende rentevoeten die op de markt aanwezig zijn met elkaar te vergelijken. Wat dan weer moet leiden tot meer onderlinge concurrentie tussen de financiële instellingen Schending van de prospectusplicht wordt bestraft met de strafsancties vervat in artikel 101, 1, 16 WCK. Hij kan dus worden blootgesteld aan een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en/of met een geldboete van 26 tot euro Inwinnen van informatie 45. De kredietgever en de kredietbemiddelaar moeten aan de consument die om een kredietovereenkomst verzoekt en, in voorkomend geval, de steller van een persoonlijke zekerheid, de juiste en volledige informatie vragen die zij noodzakelijk achten om hun financiële toestand en hun terugbetalingmogelijkheden te beoordelen en, in ieder geval, hun lopende financiële verbintenissen. De consument en de steller van een persoonlijke zekerheid zijn ertoe gehouden daarop juist en volledig te antwoorden. De gevraagde informatie mag daarenboven geen betrekking hebben op ras, etnische afstamming en dergelijke meer. 60 Eigenlijk komt het er op neer dat de kredietgever en de kredietbemiddelaar alle informatie moeten vragen die relevant is om de solvabiliteit van hun cliënt te beoordelen. Dit is een resultaatsverbintenis waarbij in de rechtspraak werd geoordeeld dat het louter 58 R., STEENNOT, Overzicht rechtspraak consumentenbescherming , T.P.R., 2004, p V.,COLAERT, E., TERRYN, Kredietpromotie, Handboek consumentenkrediet, 2007, Die Keure, Brugge, p Artikel 10 Wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 27

28 consulteren van de centrale gegevensbank van de Nationale Bank van België (waarover verder meer) een onvoldoende nakoming is van de kredietgever zijn onderzoeksplicht. 61 Andere factoren zoals het loon, onderhoudsgelden, familiale toestand, te betalen huurgelden en andere gezinsuitgaven spelen immers ook mee in de beoordeling van de solvabiliteit van de kandidaat-kredietnemer In de praktijk zal de kandidaat - kredietnemer vaak de volgende documenten moeten voorleggen 63 : 1) Het loonstrookje; 2) Het aanslagbiljet; 3) Het rekeninguittreksel; 4) De arbeidsovereenkomst. En zal hij volgende vragen moeten beantwoorden: 1) Burgerlijke staat? 2) Aantal personen in het gezin? 3) Is de aanvrager huurder of eigenaar? 4) Bedrag van de huur of van de hypotheeklening? 5) Netto-inkomen per maand? De consument dient op deze vragen juist en volledig te antwoorden. Zo werd een kredietgever in het gelijk gesteld die een onvolledig antwoord kreeg op de vraag naar de lopende schuldenlast, de consument had enkel geantwoord dat hij een hypothecair krediet lopen had en de rest van zijn lopende schuldenlast had hij bedrieglijk verzwegen Bij artikel 10 WCK moet de vraag gesteld worden wie de bewijslast draagt. Het Hof van Cassatie heeft zich daarover voor het eerst uitgesproken in een arrest van 10 december In dat arrest vernietigt het Hof een vonnis dat de bewijslast bij de kredietgever legt. Het hof legt de bewijslast bij de consument maar de kredietgever draagt bij tot het bewijs binnen de wettelijke bepaalde grenzen. Men mag er niet automatisch vanuit gaan dat de bewijslast nu geheel bij de consument ligt. De kredietgever kan nog gevraagd worden bewijs te leveren van het feit dat hij aan de consument bepaalde vragen heeft gesteld. 65 In de praktijk wordt dan ook de medewerkingsverplichting 61 Vred. Gent, 28 juni 2007, Jaarboek Kredietrecht, 2007, p. 43; Vred.Kortrijk, 17 oktober 2007, Jaarboek Kredietrecht, 2007, p. 68 Vred. Berchem, 5 januari 1999, R.W., , nr. 39, p R., STEENNOT, Overzicht rechtspraak consumentenbescherming , T.P.R., 2004, p L., BUELENS, A.-L., EVRARD, A., VAN LAERE, Lenen: alleen voor de rijken?, Budget en Recht, 2007, afl. 190, p Vred. Gent, 17 oktober 1995, R.W ,nr. 40, p Cass. 10 december 2004, NJW, afl. 121, 2005, p

29 van de kredietgever betreffende het bewijs dan ook geïnterpreteerd dat hij een document moet voorleggen waaruit blijkt dat hij de nodige informatie heeft ingewonnen Ook kan men zich de vraag stellen of er op de kredietverlener eigenlijk een verificatieverplichting rust van de door de consument gegeven informatie? Op basis van artikel 17 WCK moet hij de identiteitsgegevens controleren alvorens een krediet af te sluiten. Maar of hij nu eigenlijk de gegevens die hij krijgt in het kader van artikel 10 WCK moet controleren wordt niet bepaald in de wet. Algemeen wordt in de rechtspraak en rechtsleer aanvaard dat een consument die foutieve antwoorden geeft op de vragen die de kredietverlener hem stelt zich niet kan beroepen op een schending van artikel 10 en 15 WCK noch op een schending van de gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregels van artikels 1382 en 1383 BW De consumenten laten immers zelf op die manier de kredietverlening op een onbesuisde wijze tot stand komen Rond het feit of op de consument een loutere passieve of negatieve informatieplicht rust of een actieve meldingsplicht is geen unanimiteit. De verdedigers 68 van de passieve informatieplicht stellen dat consumenten enkel maar moeten antwoorden op de vragen die de kredietverleners stellen, de wet legt immers geen mededelingsplicht op. Voorstanders 69 van een algemene mededelingsplicht stellen dat een louter passieve informatieplicht aanleiding zal geven tot misbruiken en dus zal leiden tot bewuste of onbewuste verzwijging van belangrijke informatie. Dit zou volgens hen voortvloeien uit het beginsel van de goede trouw. Wanneer het inwinnen van de informatie niet conform deze regels gebeurt zijn er verschillende sancties voorhanden. 50. Een onderscheid moet daarbij gemaakt worden tussen de consument die niet aan zijn verplichtingen voldeed en de kredietgever die dit niet deed. Wanneer de consument foutieve of onvolledige informatie heeft verstrekt kan de rechter de ontbinding van de overeenkomst ten laste van de consument bevelen (artikel 95 WCK). Wanneer de kredietgever niet aan zijn verplichtingen voldeed kan de rechter de consument ontslaan van het geheel of van een gedeelte van de nalatigheidsinteresten en zijn verplichtingen verminderen tot de prijs bij contante betaling van het goed of de dienst of tot het ontleende bedrag (artikel 92 WCK) Informatie- en raadgevingsverplichting 51. Deze verplichting houdt in dat de kredietgever of de kredietbemiddelaar zijn consument op een juiste en volledige manier alle noodzakelijke informatie moet verschaffen in verband met het beoogde krediet. 70 En moeten zij hem het krediet aanbieden dat qua soort en bedrag het best aan de consument is aangepast rekening houdend met zijn financiële toestand op het ogenblik van het sluiten 66 Vred. Kortrijk, 6 februari 2008, NJW, 2008, nr. 180, p Vred. Oostrozebeke, 19 september 1995, noot : K., JOSSART, C.,VERIS, R.W , p O.a. DE MEUTER, S., VAN VLASSELAER, M.J., DAMBRE, M. 69 O.a. BLOMMAERT, D., EN NICHELS F. 70 Artikel 11, 1 Wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 29

30 van de kredietovereenkomst. Deze inspanningsverbintenis zou ervoor moeten zorgen dat de consument het krediet krijgt dat aan zijn solvabiliteit is aangepast en dat hij dan ook over dat krediet voldoende informatie krijgt. Het loutere feit dat een krediet slecht afloopt, bewijst echter niet dat slechte raad werd verstrekt en dat de kredietgever aansprakelijk zou zijn. 71 Men moet zich bij het beoordelen van deze verplichting verplaatsen op het moment dat de overeenkomst is gesloten. 72 Het aangepaste krediet zoeken voor de cliënt houdt echter niet in dat de kredietgever of kredietbemiddelaar een aanbod moet doen aan markttarieven, zij moeten slechts het aangepaste krediet zoeken tussen de kredieten die zij zelf aanbieden. Logischerwijze moeten ze geen krediet zoeken bij een andere kredietgever wanneer deze laatste een lager kostenpercentage zou toepassen Als sanctie op dit artikel kan de rechter de consument ontslaan van het geheel of van een gedeelte van de nalatigheidsinteresten en zijn verplichtingen verminderen tot de prijs bij contante betaling van het goed of de dienst of tot het ontleende bedrag (artikel 92 WCK). Gelet op het feit dat artikel 11 een inspanningsverbintenis bevat moet de kredietnemer wel een fout aantonen in hoofde van de kredietgever. Hij moet met andere woorden aantonen dat de kredietgever niet als een normaal en bekwaam kredietgever heeft gehandeld. Zo werden de verplichtingen van een consument herleid die een lening op afbetaling had gekregen alleen maar om oude schulden te delgen. De rechter maakte uit dat dit een schending was van artikel 11 en 15 WCK omdat er niet voldaan werd aan de informatieplicht en dat niet werd gezocht naar het meest passende krediet. Meer zelf, de verweerders kwamen door deze nieuwe kredietovereenkomsten in een negatieve spiraal terecht zodat de nieuwe kredietovereenkomst duidelijk geen nut had Beoordeling kredietwaardigheid 53. Ten slotte moet de kredietgever de kredietwaardigheid van zijn cliënt beoordelen. Hij moet dat doen op basis van een raadpleging van de centrale voor kredieten aan particulieren en op basis van de informatie die de consument hem verschaft op basis van artikel 10 WCK Hij mag maar een krediet afsluiten met de consument wanneer hij er redelijkerwijze kan van uitgaan dat de consument zijn verplichtingen zal kunnen nakomen. 75 Deze verplichtingen behelzen een inspanningsverplichting. Dus de kredietgever moet handelen als een normaal, redelijk en voorzichtige kredietgever voor het al dan niet toekennen van een krediet. De consument die zich wil beroepen op deze verplichting zal in ieder geval een fout moeten aantonen in hoofde van de kredietgever. De raadpleging van de Kredietcentrale is echter een resultaatsverbintenis. 71 Vred. Beveren, 28 januari 1997, R.W., ,nr. 17, p R., STEENNOT, Overzicht rechtspraak consumentenbescherming , T.P.R., 2004, p Vred. Kortrijk, 29 juni 2004, Jaarboek kredietrecht, 2004, p Vred. Menen, 11 juli 2007, Jaarboek kredietrecht, 2007, p Artikel 15 Wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 30

31 54. Voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de kandidaat-kredietnemer kan de kredietgever zich onder andere baseren op het spaarvermogen van de kredietnemer. Hij kijkt daarbij of de kredietnemer voor het sluiten van het krediet reeds in staat was om een zeker bedrag bijeen te sparen. Wanneer hij dit niet kon, moet de kredietgever op zijn hoede zijn. Het is immers bijzonder moeilijk voor een consument om zijn uitgavenpatroon te wijzigen. 76 Ook mag de kredietgever zich baseren op de gezamenlijke inkomsten van twee consumenten die samen een huishouden hebben en die een lening hoofdelijk aangaan. De WCK verbiedt immers niet dat de kredietgever rekening houdt met de gezamenlijke terugbetalingsmogelijkheden om te beoordelen of de consumenten in staat zullen zijn om de verplichtingen uit te voeren De vraag daarbij is of de kredietgever niet in fout gaat door het salderen van bestaande kredietovereenkomsten. Salderen is het terugbetalen van leningen door het uitgeven van nieuwe leningen. De ene put dus eigenlijk opvullen door een andere. Gaat de kredietgever daarbij niet in de fout wanneer hij weet heeft van de financiële moeilijkheden van de consumenten om de eerste lening terug te betalen en ze dan toch nog nieuwe leningen geeft? De vrederechter van Deurne oordeelde op 9 februari 2001 dat de kredietgever mee aan de basis lag van het feit dat de kredietnemers in een schuldenspiraal zijn terechtgekomen. 78 Vermits de kredietgever weet had van de voorafgaande leningen die al niet stipt konden worden terugbetaald. Maar is herfinanciering dan altijd verboden? In de rechtspraak werd het begrip van de dubbele voorzichtigheid geïntroduceerd. De kredietgever moet bij het toestaan van een nieuw krediet een onderzoek voeren met de grootste nauwkeurigheid, en dubbel voorzichtig zijn. Wat eigenlijk een verhoogde waakzaamheid inhoudt in het kader van artikel 15 WCK. Maar wat houdt deze verhoogde voorzichtigheid dan in? Eerst en vooral moet de kredietgever de vraag stellen naar de consument toe of die al dan niet kredieten lopen heeft. Het antwoord dat de kredietgever krijgt zal hij dan moeten toetsen aan het spaarvermogen van de consument alsook aan de doelstellingen van het krediet Wanneer de kredietgever de kredietwaardigheid van de kredietnemer niet naar behoren heeft nagetrokken, wordt hij blootgesteld aan een sanctie. De rechter kan conform artikel 92 WCK de consument ontslaan van het geheel of van een gedeelte van de nalatigheidsinteresten en zijn verplichtingen verminderen tot de prijs bij contante betalingen van het goed of de dienst of het ontleende bedrag. 76 R., STEENNOT, Overzicht rechtspraak consumentenbescherming , T.P.R., 2004, p Cass. 7 januari 2008, 78 Vred. Deurne, 9 februari 2001, A.R., nr. 00A353, ongepubliceerd; zie ook Vred. Menen, 11 juli 2007, Jaarboek kredietrecht, 2007, p VAN DYCK, T., De aansprakelijkheid van de kredietgever en de kredietbemiddelaar in gevallen van herfinanciering of saldering van consumentenkrediet Het criterium van de dubbele voorzichtigheid, DCCR, 2003, p. 70 e.v. 31

32 3.4.2 Richtlijn 2008/48/EG 57. In de richtlijn wordt gewerkt met drie types van precontractuele verplichtingen: 1) precontractuele informatie 2) precontractuele raadgeving 3) beoordeling solvabiliteit consument. 58. In verband met de precontractuele informatie werkt de Europese richtlijn met een standaardformulier, namelijk de Standard European Consumer Credit information (afgekort de SECCI). De elementen die daarin verplicht moeten worden opgenomen liggen vervat in de artikels 5 tot en met 7 van de richtlijn. Men wil de consument er van behoeden dat die een overaanbod aan informatie krijgt. Sommige auteurs pleiten ervoor dat enkel de SECCI verplichting geldt en dat de prospectusverplichting daarmee afgeschaft zou worden De precontractuele raadgevingsverplichting ligt vervat in artikel 5 (6) van de richtlijn. De lidstaten moeten er op toezien dat de kredietgevers en de kredietbemiddelaars de consument een passende toelichting verstrekken om hem in staat te stellen te oordelen of de voorgestelde kredietovereenkomst aan zijn behoeften en financiële situatie beantwoordt. Dit is bijkomende assistentie naast de standaardinformatie die de consument al krijgt, in de WCK zijn het de kredietgever en bemiddelaar die dat moeten beoordelen. Artikel 11, 2 WCK zal dan ook moeten aangepast worden conform de Europese richtlijn. Artikel 11,2 WCK bepaalt immers dat de kredietgever en de kredietbemiddelaar het krediet moeten geven dat het best aan de consument is aangepast. De richtlijn heeft geen dergelijke bepaling, maar ze bepaalt wel welke informatie dan wel aan de consument gegeven moet worden. In dat geval is er dus een maximale harmonisatie en is er geen plaats meer voor artikel 11,2 WCK De beoordeling van de solvabiliteit van de consument door de kredietgever ligt vervat in artikel 8 van de richtlijn en houdt in dat de hij de kredietwaardigheid van de consument moet beoordelen. Dit heeft voor het Belgische recht weinig gevolgen en is conform artikel 15 WCK. Alleen voegt de richtlijn er nog aan toe dat een verhoging van het totale kredietbedrag gepaard moet gaan met een actualisering van de financiële informatie van de consument en een nieuwe beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument. In het Belgische recht ligt de beslissing of er al dan niet een krediet afgesloten wordt bij de kredietgever. Hij baseert die beslissing op zijn beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument. Het is niet duidelijk of men dat kan behouden. De richtlijn zegt immers niet dat de kredietgever zich moet onthouden van het sluiten van een contract, wanneer hij 80 S., DAUSSOGNE, Consumentenkrediet: Toetsing van de huidige Belgische wet aan de nieuwe Europese richtlijn, T.Fin.R, 2008, afl.4, p R., STEENNOT, Colloquium 19 november 2009, Observatorium Krediet en schuldenlast. 32

33 merkt dat na een beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument hij zijn verplichtingen niet zal nakomen. Toch moet er gepleit worden 82 tot het behoudt van artikel 15 WCK. Een consument die in zware financiële problemen zit, zal zo vlug mogelijk aan geld willen geraken en zal niet rationeel nadenken of hij het krediet wel aankan of niet. De beslissingsbevoegdheid moet bij de kredietgever blijven. In de rechtspraak blijkt dit immers een belangrijke grond Het wetsontwerp 61. De prospectusverplichting uit artikel 5 WCK verdwijnt in het wetsontwerp. 62. Artikel 10 WCK blijft behouden in haar huidige vorm. Artikel 11 wordt wel aangepast. Het is nu de bedoeling dat de consument zelf de beslissing neemt welk krediet hij neemt. In het wetsontwerp wordt er gezorgd dat de consument voldoende informatie krijgt opdat hij zo zelf de verschillende aanbiedingen met elkaar kan vergelijken en zo een geïnformeerd besluit kan nemen over het sluiten van een kredietovereenkomst (Nieuw artikel 11, 1 WCK). Op het eerste zicht lijkt artikel 11, 2 WCK weggelaten en lijkt het de kredietnemer zelf te zijn die op zoek moet gaan naar de kredietovereenkomst die het best aan zijn financiële noden beantwoordt, maar niets is minder waar. De wetgever heeft artikel 11, 2 WCK niet weggelaten maar gewoon verplaatst naar artikel 15 WCK. Op die manier blijft het de kredietgever en kredietbemiddelaar die op zoek moeten gaan naar het gepaste krediet voor de consument. De wetgever stelt dat dit oud artikel 11, 2 WCK kan behouden blijven daar het een verdere verduidelijking is van de passende toelichting die de kredietgevers aan de consument moeten geven (artikel 5, (6) van de richtlijn). Ook steunen zij het behoud van het artikel op overweging 27 van de richtlijn. 83 Daarin is het aan de lidstaten om ervoor te zorgen dat de consument nog aanvullende bijstand krijgt om uit te maken welke kredietovereenkomst in het palet aangeboden producten voor zijn behoeften en financiële situatie het meeste geschikt is. Uit deze tekst is het nochtans duidelijk dat het nog altijd aan de consument zelf is om die keuze te maken en niet aan de kredietgever. De kredietgever dient hem daarbij alleen de nodige bijstand te verlenen. Het wetsontwerp is daarin in mijn ogen niet richtlijn conform. Het wetsontwerp geeft nochtans een hele lijst van informatie die aan de consument moet verstrekt worden voordat die door een aanbod gebonden is. Deze informatie wordt verstrekt conform het formulier Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet (SECCI). De informatie heeft onder andere betrekking op: het soort krediet, de identiteit van de kredietgever of kredietbemiddelaar, het kredietbedrag, de duur van de overeenkomst, de debetrentevoet, het JKP, 82 M., DE MUYNCK, Consumentenkrediet : Richtlijn 2008/48/EG en de Belgische uitdaging, DCCR, nr. 183, 2009, p Memorie van toelichting, wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Doc /001, p

34 63. Artikel 5 en 6 van de richtlijn worden nogal letterlijk overgenomen. Wel heeft het wetsontwerp nog een paragraaf ingevoegd die ervoor zorgt dat de kredietgevers en kredietbemiddelaars de consument een passende toelichting moeten verstrekken. Die moet de consument in staat stellen te beoordelen of de voorgestelde kredietovereenkomst aan zijn behoeften en financiële situatie beantwoordt. De kredietgever moet hem zo nodig de specifieke gevolgen duidelijk maken met inbegrip van de gevolgen indien de consument niet betaald (Nieuw artikel 11 4). Men kan zich de vraag stellen welk nut deze paragraaf heeft. Aangezien het volgens het nieuwe artikel 15 toch nog altijd de kredietgever en de kredietbemiddelaar zijn die verplicht zijn om hem het gepaste krediet aan te bieden. 64. Artikel 15 WCK blijft voor de rest gewoon behouden. Er wordt nu nog een lid aan toegevoegd dat uitdrukkelijk bepaald dat iedere wijziging van het kredietbedrag het sluiten van een nieuwe kredietovereenkomst inhoudt. Het weglaten van artikel 15 WCK zou een drastische verlaging inhouden van de bescherming van de consument. Toch is het niet zeker of dit zal kunnen blijven behouden worden. De richtlijn heeft dergelijke regeling niet opgenomen. De toekomst zal dus moeten uitwijzen wat het Hof van Justitie hierover bepaalt. 3.5 De kredietovereenkomst Wet Consumentenkrediet 12 juni Een kredietaanbod zoals oorspronkelijk in de WCK vereist was, is niet langer nodig. Deze verplichting werd vervangen door de prospectusverplichting. 66. De kredietovereenkomst komt tot stand door het ondertekenen van een geschrift, opgesteld in zoveel exemplaren als er partijen met onderscheiden belang bij de kredietovereenkomst zijn. 84 Doordat de ondertekening vereist is kan de kredietovereenkomst dus gekwalificeerd worden als een plechtig contract. Zolang de overeenkomst niet door alle partijen is ondertekend, mag geen betaling worden gedaan, noch door de kredietgever, noch door de consument (artikel 16 WCK). Deze regel vermijdt dat de consument onder druk wordt gezet om een contract te sluiten met de kredietgever die de consument al gelden geeft. De consument moet immers de mogelijkheid krijgen om verschillende aanbiedingen met elkaar te vergelijken. 85 Wanneer de consument toch reeds betalingen heeft verricht voor de ondertekening kan hij deze terugeisen op basis van artikel 88 WCK. Wanneer de kredietgever reeds betalingen doet aan de consument voor de kredietovereenkomst ondertekend is, mag de consument deze gewoon houden (artikel 89 WCK). 84 Artikel 14 wet 12 juni 1991 op het consumententkrediet. 85 D., BLOMMAERT, F., NICHELS, Artikel 16 Wet Consumentenkrediet, Bijzondere overeenkomsten Artikelsgewijze commentaar met een overzicht van de rechtspraak en rechtsleer, (losbl.). 34

35 67. Deze regels gelden niet voor de kredietovereenkomst op afstand, de overeenkomst komt dan pas tot stand wanneer het voorschot van maximum 15% betaald wordt op vrijwillige basis voor het verlopen van de bedenktermijn of op het moment dat de consument het bedongen voorschot betaalt binnen een termijn van zeven werkdagen na het verstrijken van de bedenktermijn (de overeenkomst komt dan tot stand op het moment dat de kredietgever het voorschot ontvangen heeft) Inzake kredietopening gelden er nog verdere formaliteiten. Zo moet de consument zijn handtekening laten voorafgaan door de geschreven vermelding van de terug te betalen som. De standaardformule Gelezen en goedgekeurd voor euro op krediet kan daarvoor gebruikt worden. Ook moet in handschrift melding gemaakt worden van de datum en het precieze adres van de ondertekening van het contract. 69. De kredietovereenkomst op zich moet ook een aantal gegevens bevatten. Zo moet de overeenkomst de identiteitsgegevens bevatten van de consument, die van de kredietgever, het kredietbedrag, het jaarlijkse kostenpercentage en dergelijke meer. 87 In het bijzonder moet er melding gemaakt worden in de overeenkomst van het verzakingsrecht dat de consument heeft op basis van artikel 18 en 20bis WCK Dit recht en voorwaarden ervan moeten op een ondubbelzinnige, heldere en nauwkeurige manier beschreven worden. 70. Artikel 14 3 WCK bevat nog een aantal streng formalistische bewoordingen die in de kredietovereenkomst moeten vermeld worden in een vorm van afzonderlijke leden, in dikke lettertekens en in een ander lettertype. Zo moet er bijvoorbeeld melding gemaakt worden ter hoogte van de plaats waar de consument zijn handtekening plaatst: onderteken nooit een blanco overeenkomst en De verzekering is nooit verplicht. De bedoeling van deze regels is dat de aandacht van de consument naar bepaalde clausules getrokken wordt. De sanctie op misbreuken hiertegen ligt vast in artikel 86 WCK, de rechter kan de overeenkomst nietig verklaren met bijkomende schadevergoeding voor de consument of hij kan de verplichtingen verminderen van de consument zodat die enkel maar het ontleende bedrag hoeft terug te betalen. Naar mijn inzien is dit toch wel een zeer zware straf voor de miskenning van die streng formalistische regels. Nochtans wordt in de rechtspraak streng vastgehouden aan deze regels. Een aantal vrederechters gaan blijkbaar in op de eis van de kredietnemers die aan hun verplichtingen willen ontkomen door zich te beroepen op dat formalisme. Zo oordeelde een vrederechter van Torhout dat de te vermelden tekst die niet in een afzonderlijk lid werd geplaatst en niet werd weergegeven in dikke lettertekens noch in een ander lettertype artikel 14 WCK schendt. De tekst was wel in kapitalen opgenomen. Maar dit was volgens de rechter niet voldoende. Zo stelde hij immers dat de wet er is om 86 Artikel 20bis wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 87 Voor de volledige lijst zie artikel 14 2 wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 35

36 nageleefd te worden, niet een klein beetje, maar integraal. 88 Op een zelfde wijze oordeelde een vrederechter van Sint Niklaas: Als de wetgever de wijze van vermelding zo uitdrukkelijk en gedetailleerd heeft geregeld, dan is dat uit zorg om ook op deze formele ( en formalistische) wijze de belangen van de consumenten te beschermen. De wettekst is klaar en duidelijk en behoeft daarom geen interpretatie, ook geen teleologische. 89 De vraag is echter of in dergelijke gevallen, wanneer de clausules toch in het oog springen, de belangen van de consument wel geschaad zijn? Naar mijn inzien is dit niet het geval en is het wenselijk dat de wet adequater wordt geïnterpreteerd. 90 Het is wel nuttig om de aandacht van de consumenten te vestigen op rechten die ze bezitten, maar of dit moet in het door de wet voorgeschreven formalisme is toch de vraag. Een soepelere interpretatie zou de contractsluiting in de virtuele omgeving ook vergemakkelijken. Een strikte toepassing van deze regels kan in de virtuele wereld immers tot bijzondere problemen leiden. 91 Ook het Hof van Cassatie bevestigt het strenge formalisme. Zo vernietigde het Hof een vonnis waarbij de rechter de sanctie van artikel 86 WCK niet wou toepassen omdat het doel van de wet toch bereikt was. Het bestreden vonnis had uitgemaakt dat er wel degelijk een schending was op basis van artikel 14, 3, 1 WCK omdat de bewoording onderteken nooit een blanco contract noch in dikke lettertekens werd vermeld noch in een ander lettertype, maar wel in hoofdletters. Niettegenstaande bepaalde hij dat het doel van de wet toch bereikt was en wou als gevolg van daarvan de sanctie vervat in artikel 86 WCK niet toepassen. Het Hof van Cassatie gaat daarmee niet akkoord, wanneer een schending wordt vastgesteld op basis van artikel 14 WCK moet de rechter de sanctie toepassen die in de wet vermeldt staat, zodoende moet hij de overeenkomst nietig verklaren of de verplichtingen verminderen van de consument conform artikel 86 WCK Ook algemene voorwaarden die niet duidelijk genoeg werden opgenomen, worden afgestraft in de rechtspraak. Hiermee probeert men de consument te behoeden voor de kleine lettertjes. De rechtspraak bepaalt dat algemene en bijzondere voorwaarden van een kredietovereenkomst in uiterst klein lichtgrijs lettertype op een wit blad niet in overeenstemming is met de wens van de wetgever dat de consument terecht ingelicht is en van bepaalde gevaren op de hoogte gebracht wordt. Een argument daarbij was dat de lettertjes zodanig klein waren dat de oogarts weigert een bril voor te schrijven om dit soort letters te lezen Vred. Torhout, 16 maart 1999, R.W., , nr. 11, Vred. Sint Niklaas (2 kamer), 4 december 2001, A.J.T., , Y., HOORNAERT, Rechters houden vast aan streng formalisme voor consumentenkrediet, Juristenkrant, 2002, afl. 52, R., STEENNOT, De betutteling van de consument, A.J.T., , p Cass., 7 december 2006, 93 Vred. Turnhout, 3 augustus 2007, NOOT: V., BROEKAERT, Jaarboek Kredietrecht, 2007, p. 23; zie ook Vred. Gent, 8 januari 2007, Jaarboek Kredietrecht, 2007, p

37 Argumenten die kredietgevers vaak inroepen tegen deze vormvoorschriften zijn: 1) De kredietovereenkomsten zijn voorgelegd aan de CBFA in overeenstemming met artikel 75bis WCK, de rechter veegt dit van tafel, het neerleggen van deze modelovereenkomsten gebeurt enkel maar met het oog op de erkenning van de kredietgever. 2) De consument heeft afstand gedaan van de miskenning van de wet daar hij al een aantal periodieke betalingen heeft verricht en hij geen schade heeft geleden Op basis van artikel 14 5 WCK moet in het geval het jaarlijkse kostenpercentage gelijk is aan 0% de overeenkomst de voordelen vermelden die worden toegekend aan de consument die contant betaalt. 73. Ten slotte bepaalt de WCK nog dat zolang de kredietovereenkomst door beide partijen niet ondertekend is, mag er geen betaling plaatsvinden noch door de kredietgever noch door de kredietnemer. 95 Miskenning van dit artikel zorgt ervoor dat de consument de terugbetaling kan eisen van de door hem gestorte bedragen verhoogd met de som van de wettelijke interesten (artikel 88 WCK). Wanneer de kredietgever of kredietbemiddelaar reeds een bedrag gestort heeft of de levering van het goed reeds verricht is, moet de consument dit bedrag niet terugbetalen noch het goed terugzenden Richtlijn 2008/48/EG 74. De regels betreffende de totstandkoming en de geldigheid van de overeenkomst zullen mogen behouden worden. Aangezien de richtlijn wat dat betreft niets bepaalt. Er moet echter gepleit worden om deze regels te actualiseren. De kredietgever kan immers al elke vorm van handtekening hanteren voor zover de consument op het ogenblik van de overhandiging van de kredietovereenkomst duidelijk de kredietgever kan identificeren die zich verbonden heeft. Deze regel geldt enkel maar voor de kredietgever. Voor de consument zou ook dergelijke regel voor handen moeten zijn bovendien moet hij bij de kredietopening nog bepaalde formaliteiten hanteren in handgeschreven vorm. Een aanpassing aan de toenemende handelingen in het elektronische verkeer is dus wenselijk. 75. De lijst van verplicht op te nemen vermeldingen in de overeenkomst van artikel 14, 2 WCK zal moeten aangepast worden aan artikel 10 van de richtlijn. Onder de huidige WCK moet de kredietovereenkomst een aflossingstabel bevatten (behalve voor een kredietopening) die voor elke periodieke terugbetaling het bedrag van het afgeloste kapitaal en van de totale kosten van het krediet vermeldt, evenals het verschuldigd blijvende saldo na iedere betaling. Die plicht zal veranderen in een recht voor de consument. De overeenkomst moet het recht vermelden voor de consument om gratis en op verzoek op enig ogenblik tijdens de loop van de kredietovereenkomst een overzicht van de 94 Vred. Izegem, 14 maart 2001, Jaarboek Kredietrecht, 2001, p Artikel 16 wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 37

38 rekening in de vorm van een aflossingstabel te ontvangen. Volgens de richtlijn moet nu ook onder andere het soort krediet, de duur, een waarschuwing voor de gevolgen van wanbetaling en notariskosten vermeld staan in de kredietovereenkomst. Voor artikel 14 3 en artikel 14 5 WCK zal geen plaats meer zijn volgens de nieuwe richtlijn. Het overdreven formalisme zal nu dus wel moeten losgelaten worden Het wetsontwerp 76. Artikel 14, 1 is aangepast aan de toenemende contractsluiting in de virtuele wereld. De overeenkomst wordt gesloten door de ondertekening van alle contracterende partijen en wordt opgesteld op papier of een andere duurzame drager. Het artikel bepaalt niet meer dat elke vorm van handtekening van de kredietgever geoorloofd is voor zover de consument op het ogenblik van de overhandiging van de kredietovereenkomst duidelijk de kredietgever kan identificeren die zich verbonden heeft. Hieruit kan men afleiden dat het ook voor de consument mogelijk zal zijn om in het elektronisch verkeer zijn handtekening te plaatsen. Bovendien werd bij de kredietopening de term geschreven weggelaten bij de meldingen die de consument moet maken alvorens hij zijn handtekening zet. Bijgevolg leid ik hier ook uit af dat deze meldingen niet in een handgeschreven vorm moeten staan. Ook de vereiste om in handschrift datum en het precieze adres van ondertekening van het contract aan te brengen wordt aangepast. Een gewone vermelding van de datum en het adres is voldoende volgens het nieuwe artikel 14 1 WCK. 77. Artikel 14 2 werd volledig overgenomen uit de richtlijn, meer bepaald uit artikel 10, 2 van de richtlijn. Het overdreven formalisme van artikel 14, 3 is weggelaten, de enige vereiste van de te geven informatie is dat deze op een beknopte en duidelijke wijze moet weergegeven worden. (Nieuw artikel 14, 2 WCK) 3.6 Verzakingsrecht Wet Consumentenkrediet 12 juni Als de consument al een contract gesloten heeft kan hij daar binnen een beperkte tijd terug van afzien. Dit zorgt ervoor dat een consument bedenktijd heeft en kan afzien van onbezonnen gesloten kredietovereenkomsten. Het verzakingsrecht ligt vervat in artikel 18 WCK, dat zegt dat de consument het recht heeft om binnen een termijn van zeven werkdagen van de overeenkomst af te zien. Dit recht is niet van toepassing op de verkoop op afbetaling, de financieringshuur en de lening op afbetaling voor zover het 38

39 kredietbedrag 1250 euro niet overschrijdt. Ook is het artikel niet van toepassing op kredietovereenkomsten op afstand daarvoor is artikel 20bis WCK van toepassing (zie verder). Artikel 18 WCK is wel van toepassing op de onbenoemde kredietovereenkomsten en op overeenkomsten gesloten buiten de onderneming van de kredietgever of kredietbemiddelaar bij aanwezigheid van beide partijen. 79. De wet werkt met een termijn van zeven werkdagen dat zijn alle kalenderdagen met uitsluiting van zondagen en wettelijke feestdagen. 96 Indien de termijn eindigt op een zaterdag wordt hij verlengd tot de eerstvolgende werkdag. 97 Wanneer de consument wenst gebruik te maken van zijn recht dient hij daarvan de kredietgever bij een ter post aangetekende brief op de hoogte te brengen. Hij moet daarbij de ontvangen bedragen of goederen teruggeven alsook de reeds verschuldigde rente van de kredietopeningperiode. Geen enkele andere vergoeding mag van de consument gevraagd worden. Het voorschot door hem betaald bij een verkoop op afbetaling dient te worden teruggestort binnen 30 dagen volgend op de uitoefening van het verzakingsrecht. De ontbinding van de overeenkomst zorgt er ook voor dat alle aangehechte overeenkomsten ontbonden worden van rechtswege. 98 In de rechtsleer was er discussie omtrent het feit of de aangetekende brief de kredietgever binnen de bedenktermijn moet bereikt hebben of de brief binnen de zeven werkdagen moet verstuurd zijn door de consument. Aan die discussie is een einde gekomen met de nieuwe richtlijn, die zegt uitdrukkelijk in artikel 14, 3, a dat de termijn wordt geacht te zijn nagelegd indien de kennisgeving op papier of op een andere duurzame drager waarover de kredietgever beschikt en waartoe hij toegang heeft, voor het verstrijken van de termijn verzonden is. 80. Voor de kredietovereenkomsten op afstand is artikel 20bis WCK van belang. De overeenkomst gesloten op afstand is pas voltrokken na het verstrijken van een bedenktermijn. Die bedenktijd bedraagt ten minste zeven werkdagen. 99 Opdat deze regel van toepassing zou zijn dient de kredietovereenkomst het gefinancierde goed dat werd verkocht op afstand te vermelden of dient het opgenomen bedrag rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper op afstand werd gestort. Voor het verstrijken van die bedenktijd mag geen voorschot geëist worden. Hij mag dit wel vrijwillig doen, in dat geval is de overeenkomst op dat moment voltrokken. 96 R.,STEENNOT,S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, 2007, Intersentia, Antwerpen, p Artikel 1, 21 wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 98 Artikel 18 3 wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 99 Artikel 80 wet 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. 39

40 3.6.2 Richtlijn 2008/48/EG 81. De vorige richtlijnen voorzagen niet in een herroepingsrecht, maar omdat veel lidstaten wel een dergelijk recht hebben, voorziet de richtlijn van 2008 dit wel. 100 Het herroepingsrecht ligt vervat in artikel 14 van de richtlijn. De richtlijn introduceert een verzakingsrecht met een termijn van 14 kalenderdagen. Die termijn gaat in of op de dag van de sluiting van de kredietovereenkomst of op de dag waarop de consument de contractuele voorwaarden en informatie ontvangt als dit na de sluiting van de overeenkomst zou zijn. Dit zal de nodige onzekerheid met zich meebrengen, zeker bij de kredieten op afstand. 101 Er zijn immers geen regels voorzien wanneer de contractuele voorwaarden niet, of niet overeenkomstig artikel 10 worden gegeven. Dan zou volgens de letter van de richtlijn de termijn niet beginnen te lopen. Dit herroepingsrecht geldt voor alle soorten van kredietovereenkomsten. Het onderscheid gemaakt in artikel 18 WCK zal dus moeten verdwijnen. De manier waarop het recht moet uitgeoefend worden laat de richtlijn open. De Belgische regels ter zake kunnen dus van toepassing blijven Het wetsontwerp 82. In het wetsontwerp wordt niet meer gesproken van een verzakingsrecht maar over een herroepingsrecht, dit is een louter terminologische aanpassing aan de richtlijn. Artikel 18 wordt verder volledig aangepast aan artikel 14 van de richtlijn. Een eenvormige herroepingstermijn van 14 kalenderdagen wordt geïntroduceerd. In de richtlijn wordt er niets bepaald met betrekking tot de reconstitutieverplichting bij verkoop op afbetaling, financieringshuur of bij kredietopening waarbij krachtens de overeenkomst lichamelijke roerende goederen ter beschikking werden gesteld van de consument. Artikel 18 WCK wordt daarom aangevuld met de verplichting die rust op de kredietnemer om de ontvangen goederen onmiddellijk terug te geven en de verschuldigde rente te betalen. 3.7 Kredietovereenkomst op afstand Wet Consumentenkrediet 12 juni De kredietovereenkomst op afstand is elke kredietovereenkomst gesloten overeenkomstig artikel 77 WHPC. 102 De overeenkomst moet dus gesloten zijn in het kader van een door de kredietgever georganiseerd systeem voor de dienstverlening op afstand, waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer technieken voor communicatie op afstand tot en met de sluiting van de overeenkomst zelf (Artikel 77, 1, 1 WHPC). 103 Onder een techniek voor communicatie op afstand 100 P., ROTT, Consumer Credit, Understanding EU consumer law, Intersentia, 2009, Antwerp- Oxford- Portland, p S., DAUSSOGNE, Consumentenkrediet: Toetsing van de huidige Belgische wet aan de nieuwe Europese richtlijn. T.Fin.R, 2008, afl. 4, p Artikel 1, 12bis Wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 103 Deze definitie verandert niet in de WMPC, zie artikel 2, 21 WMPC. 40

41 moet verstaan worden: ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van verkoper en consument kan worden gebruikt voor de sluiting van de overeenkomst tussen deze partijen (Artikel 77, 1, 2 WHPC). 104 Dit houdt dus in dat alles van het moment van het aanbod tot de sluiting van de overeenkomst op afstand moet plaatsvinden. Zonder dat er gelijktijdige fysieke aanwezigheid is geweest van beide partijen De kredietovereenkomst op afstand wordt geregeld in artikel 20bis WCK. Dit artikel is ook ingevoerd bij de wet van 24 maart Deze regeling was vereist door het toenemend gebruik van elektronische communicatie. Artikel 20bis WCK bepaalt dat de levering van het goed kan plaatsvinden voor de ondertekening van de kredietovereenkomst door de consument. De consument moet wel ten tijde van de levering al over de contractsvoorwaarden van de kredietovereenkomst beschikken. De voorwaarde voor deze regeling is dat de kredietovereenkomst op afstand het gefinancierde goed vermeldt of het kredietbedrag wordt rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper op afstand gestort. De consument beschikt over een bedenktermijn, overeenkomstig, artikel 80 WHPC, van ten minste 7 werkdagen. Deze termijn gaat in de dag na de levering van de goederen en bij de diensten de dag na het afsluiten van de overeenkomst. Dit is wanneer voldaan is aan de informatieverplichtingen vervat in artikel 79 1 WHPC. Indien dat niet het geval is, is deze bedenktermijn 3 maanden. Tijdens deze bedenktermijn mag er geen voorschot worden geëist (Artikel 20bis 3 e lid WCK). Het herroepingsrecht wordt onder invloed van de nieuwe WMPC aangepast. Op basis van artikel 53 WMPC beschikt de consument over een termijn van minstens 14 kalenderdagen om de overeenkomst op afstand met betrekking tot een financiële dienst te herroepen. De termijn begint te lopen op de dag waarop de overeenkomst op afstand werd afgesloten. Tenzij de consument de informatie met betrekking tot de contractsvoorwaarden maar na deze datum krijgt, het is dan maar vanaf dit moment dat de termijn begint te lopen. 85. De overeenkomst is pas voltrokken bij het verstrijken van deze bedenktermijn (Artikel 20bis, 2 e lid WCK) en het betalen van een voorschot van 15% (Artikel 45, 2 WCK). Dit voorschot mag weliswaar niet geëist worden van de consument tijdens de bedenktermijn, maar hij mag het wel 104 Ook deze definitie verandert niet, zie artikel 2, 22 WMPC. 105 R.,STEENNOT, De totstandkoming en de inhoud van de overeenkomst onder de nieuwe Wet consumentenkrediet, D.C.C.R., 2004, nr. 63, p

42 vrijwillig betalen. Wanneer hij niet wenst af te zien van de overeenkomst moet hij het voorschot betalen binnen 7 werkdagen volgend op het verstrijken van de overeenkomst Het wetsontwerp 86. Artikel 45 betreffende het voorschot wordt opgeheven. In het kader daarvan wordt artikel 20bis, 3 e lid WCK opgeheven. De kredietovereenkomst zal vanaf nu voltrokken zijn bij het verstrijken van de bedenktermijn zonder meer. Het valt te betreuren dat de wetgever geen afstand heeft gedaan van deze toch wel ingewikkelde regeling voor de kredietovereenkomsten op afstand. Waarom moet er immers verwezen worden naar de WHPC/WMPC voor een bedenktermijn te bepalen? Gelieerde overeenkomsten Wet Consumentenkrediet 12 juni Opdat de consument niet zo vasthangen aan een koopovereenkomst waarvoor hij geen krediet kreeg, is de regeling van artikel 20 WCK uitgewerkt. De consument kan door deze regeling geen verbintenis aangaan ten aanzien van de verkoper of de dienstverlener, noch kan er een betaling gedaan worden van de ene aan de andere zolang de kredietovereenkomst niet door hem is ondertekend. De voorwaarden voor deze bepaling zijn: 1) De prijs zal geheel of ten dele worden betaald met behulp van een kredietovereenkomst en 2) de verkoper of dienstverlener treedt op als kredietgever of kredietbemiddelaar met het oog op het sluiten van de kredietovereenkomst. Deze voorwaarde was vereist om te vermijden dat consumenten zich op deze bepaling zouden beroepen tegen een verkoper wanneer hun elders een kredietovereenkomst geweigerd werd Wanneer de consument een koop of dienstverleningsovereenkomst zou afgesloten hebben en er is hem een krediet geweigerd, heeft hij het recht om deze nietig te laten verklaren en om de terugbetaling te vorderen van de door hem reeds gedane betalingen (Artikel 94 WCK). Bovendien is elk beding nietig waarbij de consument zich verbindt om bij weigering van het krediet, de prijs contant te betalen (Artikel 20 WCK). Bovendien krijgen de verplichtingen van de consument slechts uitwerking vanaf de levering van het goed of de verlening van de dienst. En het bedrag mag pas worden overgemaakt aan de verkoper of dienstverlener na kennisgeving aan de kredietgever van de levering van het goed of de verlening van 106 R.,STEENNOT, De totstandkoming en de inhoud van de overeenkomst onder de nieuwe Wet consumentenkrediet, D.C.C.R.,2004, nr. 63, p R.,STEENNOT, De totstandkoming en de inhoud van de overeenkomst onder de nieuwe Wet consumentenkrediet, D.C.C.R., 2004,nr. 63, p R.,STEENNOT, De totstandkoming en de inhoud van de overeenkomst onder de nieuwe Wet consumentenkrediet, D.C.C.R., nr. 63, 2004, p

43 de dienst. Deze kennisgeving gebeurt aan de hand van een geschrift dat door de consument gedagtekend en ondertekend moet zijn. De rente zal pas beginnen te lopen vanaf die kennisgeving (Artikel 19 WCK) Het wetsontwerp 89. Aan artikel 20 WCK wordt er niet gesleuteld. Aan artikel 19 WCK komen er aantal technische wijzigingen. Zo wordt ook dit artikel aangepast aan het toenemende handelen in een virtuele omgeving. Het geschrift in het laatste lid van artikel 19 WCK wordt vervangen door papier of op een andere duurzame drager. 3.9 Uitvoering van de overeenkomst De terugbetalingstermijn Wet Consumentenkrediet 12 juni Artikel 22 WCK bepaalt dat de Koning de maximale termijn kan bepalen voor de terugbetaling van het krediet, rekening houdend met het geleende bedrag en het type van het krediet. Hij dient daarbij het advies in te winnen van de Raad van Verbruik en de Nationale bank van België. 109 De Koning heeft dat dan ook gedaan in artikel 8 en 9 van het KB van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet. Artikel 8 van het KB bepaalt de maximale termijn voor de kredietovereenkomsten waarbij de betalingstermijnen en de terugbetalingsbedragen gedurende de looptijd doorgaans gelijk blijven. Artikel 9 echter bepaalt de termijnen voor de overeenkomsten waarbij de betalingstermijnen doorgaans gelijk blijven maar de termijnbedragen niet. De maximale terugbetalingstermijn begint conform artikel 8 pas te lopen 2 maanden na het sluiten van de overeenkomst. 91. Wanneer het jaarlijks kostenpercentage wijzigt heeft de kredietnemer het recht om het behoud te eisen van het termijnbedrag (artikel 22, 3 WCK). Dit heeft tot gevolg dat de terugbetalingstermijn zal stijgen bij een stijging van het JKP en zal dalen bij een daling van het JKP. De kredietgever moet hem voorafgaand aan het sluiten van de kredietovereenkomst inlichten over dit recht. De consument kan van dit recht geen afstand doen, gelet op het dwingende karakter. 92. Om een blijvende schuldenlast te vermijden werd in artikel 22, 2 het principe ingelast van de nulstelling. Dit principe bepaalt dat de overeenkomsten met een onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan 5 jaar die niet in periodieke terugbetalingen van het kapitaal voorzien, moeten in een termijn voor een nulstelling voorzien waarbinnen het totaal terug te betalen bedrag dient te worden 109 Artikel 115 en 116 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 43

44 betaald. Daardoor wordt het rentesneeuwbaleffect vermeden waarbij consumenten maandelijks slechts interesten terugbetalen waarbij het terug te betalen kapitaal niet verminderd wordt Wanneer de looptijd niet overeenkomt met deze wettelijke bepalingen worden de verplichtingen van de consument van rechtswege verminderd tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag. De consument behoudt daarbij het voordeel van betalingen in termijnen (artikel 87 WCK) Richtlijn 2008/48/EG 94. Over de terugbetalingstermijn bepaalt de richtlijn niets. Deze materie is dus niet geharmoniseerd, bijgevolg mogen de lidstaten hun regels behouden Het wetsontwerp 95. Het wetsontwerp behoudt haar regeling mits een aantal kleine aanpassingen. Maar de Koning blijft bevoegd om de maximale termijn voor de terugbetaling van het krediet te bepalen De kosten en de interesten Wet Consumentenkrediet 12 juni De totale kosten van het krediet houden alle kosten in van het krediet, met inbegrip van de rente en alle andere kosten die verbonden zijn met de kredietovereenkomst, berekend aan de hand van de elementen die de Koning aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt. 111 Men bedoelt dus eigenlijk alle normale kosten van het krediet in de brede zin van het woord, met uitsluiting van die welke gepaard gaan met de gedwongen uitvoering. 112 De totale kosten van het krediet zijn gelijk aan het verschil tussen het totaal terug te betalen bedrag, enerzijds, en, anderzijds, het kredietbedrag. De totale kosten van het krediet omvatten de debetinteresten en de toegevoegde kosten. Die toegevoegde kosten houden in: a) de onderzoekskosten; b) de reclamekosten; c) de kosten van beheer, administratie en inning; d) de kosten verbonden aan een kredietkaart of ieder gelijkaardig betaal- of legitimatiemiddel bedoeld in artikel 1,12 WCK; e) de premie betreffende kredietverzekering en, 110 D., BLOMMAERT, F., NICHELS, Art. 22 Wet Consumentenkrediet, Bijzondere overeenkomsten Artikelsgewijze commentaar met een overzicht van de rechtspraak en rechtsleer, (losbl.). 111 Artikel 1, 5 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 112 P., LETTANY,Het consumentenkrediet De wet van 12 juni 1991, 1992, Kluwer, Deurne, p

45 f) in het algemeen: alle kosten door de kredietgever en, desgevallend, de kredietbemiddelaar gevraagd aan de consument, de borg of iedere andere steller van een persoonlijke zekerheid in het raam van het sluiten van een kredietovereenkomst. Dit is gelet op de bewoording van f) geen limitatieve lijst. Men moet terugvallen op de algemene definitie om te weten of de kosten onder de bewoording kosten van het krediet vallen. 113 Ze omvatten niet: a) de kosten en vergoedingen bedongen bij niet-uitvoering van de kredietovereenkomst; b) de kosten in verband met zakelijke zekerheden; c) de kosten die de consument bij aankoop van goederen of diensten in elk geval moet betalen, ook indien de aankoop contant wordt betaald. Kosten die slechts onder bepaalde voorwaarden onder de totale kosten van het krediet vallen: a) De kosten van overdracht van geldmiddelen; b) De bijdragen die verschuldigd zijn uit hoofde van aansluiting bij verenigingen of groepen en die voortvloeien uit andere overeenkomsten dan de kredietovereenkomst; c) De kosten van verzekeringen; d) De kosten van betaal- of legitimatiekaarten wat de andere doeleinden dan de doeleinden met betrekking tot de kredietverlening betreft Naast de regeling betreffende de totale kosten, bevat de WCK ook een regeling betreffende het maximaal jaarlijks kostenpercentage. Het jaarlijkse kostenpercentage is de uitdrukking van de totale kosten van het krediet in een percentage op jaarbasis berekend aan de hand van de elementen die de Koning aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt. De regeling inzake het maximaal jaarlijks kostenpercentage ligt vervat in artikel 21 WCK. De koning bepaalt de methode tot vaststelling en, in voorkomend geval, tot aanpassing van de maximale jaarlijkse kostenpercentages en bepaalt het maximale jaarlijkse kostenpercentage in functie van het type, het bedrag en eventueel, de duur van het krediet. Dit maximaal percentage werd vastgesteld in het KB van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet. 115 De kredietovereenkomsten met een terugbetalingstermijn van meer dan 5 jaar, kunnen bepalen dat het JKP kan worden aangepast. De kredietovereenkomst moet in dat geval ook bepalen dat de consument het behoud van het termijnbedrag mag eisen, en eveneens de verlenging of de vermindering van de overeengekomen 113 P., LETTANY,Het consumentenkrediet De wet van 12 juni 1991, 1992, Kluwer, Deurne, p Artikel 2 KB 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet. 115 B.S., 8 september

46 terugbetalingstermijn. Dit houdt in dat de bij verlaging van het JKP de terugbetalingstermijn wordt ingekort en bij de verhoging van het JKP wordt die termijn verlengd. 116 Wanneer de kredietgever een kredietovereenkomst heeft toegezegd tegen een percentage dat hoger ligt dan het percentage dat de Koning heeft vastgesteld conform artikel 21 WCK, zijn de verplichtingen van de consument van rechtswege beperkt tot de prijs bij de contante betaling van het goed of de dienst of tot het ontleende bedrag (artikel 87, 1 WCK). De consument houdt daarbij het voordeel van de betaling in termijnen Richtlijn2008/48/EG 98. Onder de totale kosten van het krediet voor de consument voorziet de richtlijn alle kosten, met inbegrip van rente, commissielonen, belastingen en vergoedingen van welke aard ook, die de consument in verband met de kredietovereenkomst moet betalen en die de kredietgever bekend zijn, met uitzondering van notariskosten, dit omvat ook de kosten in verband met nevendiensten met betrekking tot de kredietovereenkomst, in het bijzonder verzekeringspremies, indien, daarenboven het sluiten van een dienstencontract verplicht is om het krediet, in voorkomend geval op de geadverteerde voorwaarden, te verkrijgen Het wetsontwerp 99. De Belgische regeling betreffende de kosten blijft behouden De vervroegde terugbetaling Wet Consumentenkrediet 12 juni Het recht om vervroegd terug te betalen ligt vervat in artikel 23 WCK. De consument heeft ten allen tijde het recht om geheel of gedeeltelijk het verschuldigd kapitaalsaldo vervroegd terug te betalen. Wanneer hij van dit recht wenst gebruik te maken brengt hij hiervan de kredietgever bij een ter post aangetekende brief op de hoogte ten minste tien dagen voor de terugbetaling. Er mag in de kredietovereenkomst een vergoeding worden bedongen in geval van vervroegde terugbetaling. Dit zijn de wederbeleggingsvergoedingen die tot doel hebben om het nadeel dat de kredietgever lijdt bij de vervroegde terugbetaling te compenseren Wanneer de terugbetaling geheel is, dus niet wanneer deze slechts gedeeltelijk geschiedt, moet deze vergoeding berekend worden tegen het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage van het krediet, op het verschuldigd blijvend saldo op datum van vervroegde terugbetaling. In ieder geval mag zij niet meer zijn dan twee maanden van de totale kosten van het krediet voor overeenkomsten met een 116 R., STEENNOT, Handboek Consumentenbescherming en Handelspraktijken, Intersentia, Antwerpen, 2007, p R., STEENNOT, Overzicht rechtspraak consumentenbescherming , T.P.R., 2004, p

47 kredietbedrag lager dan 7500 euro of niet meer dan drie maanden van de totale kosten van het krediet voor de overeenkomsten met een bedrag gelijk of hoger dan 7500 euro. De vergoeding mag niet worden gevraagd wanneer de vervroegde terugbetaling een gevolg is van de vermindering van de verplichtingen van de consument door toepassing van de artikelen 85, 86, 87, 91 of 92 WCK. Opvallend is hier dat deze regeling enkel geldt wanneer er een gehele terugbetaling van het kredietbedrag geschiedt. De consument heeft nochtans op basis van artikel 23 1 WCK het recht om het kredietbedrag geheel OF gedeeltelijk terug te betalen. Maar de wet bepaalt niets welke vergoeding er mag bedongen worden bij een gedeeltelijke terugbetaling van het krediet De vraag is hier of men bij een gedeeltelijke terugbetaling de bepalingen van artikel 23 WCK toch nog van toepassing verklaren of we moeten zoeken naar een andere bepaling? Artikel 1907bis BW kunnen we hier ook toepassen. Dat artikel beperkt de beleggingsvergoeding tot maximaal zes maanden rente, berekend op de terugbetaalde som en naar de in de overeenkomst bepaalde rentevoet De richtlijn 2008/48/EG 103. De regels van de vervroegde aflossing liggen vervat in artikel 16 van de richtlijn. Daarin heeft de consument ook het recht om zich te allen tijde volledig of gedeeltelijk van zijn verplichtingen op grond van een kredietovereenkomst te kwijten. In dat geval heeft hij recht op een verlaging van de totale kredietkosten, bestaande uit interesten en de kosten gedurende de resterende duur van de overeenkomst. Voor het berekenen van de vergoeding maakt de richtlijn geen onderscheid tussen de gedeeltelijke of gehele terugbetaling van het kredietbedrag. Aan de Belgische discussie wat dat betreft komt dus een einde. De maximale vergoeding wordt berekend aan de hand van procenten. Indien de termijn tussen de vervroegde aflossing en het overeengekomen einde van de overeenkomst meer dan één jaar bedraagt dan mag de bedongen vergoeding niet hoger zijn dan 1% van het vervroegd afgelost kredietbedrag. Indien de termijn niet meer bedraagt dan één jaar dan mag de vergoeding echter niet meer dan 0,5% bedragen Een aanvulling aan onze wet zal nodig zijn voor de gevallen waar geen vergoeding voor vervroegde aflossing mag aangerekend worden. Namelijk in het geval van een geoorloofde debetstand op een rekening of indien de aflossing valt in een termijn waarvoor geen vaste debetrente Het Wetsontwerp 105. Wanneer de consument nu wil gebruik maken van zijn recht om gedeeltelijk of geheel het kapitaal vervroegd terug te betalen, heeft hij recht op een verlaging van de totale kosten van het 47

48 krediet die overeenstemmen met de interesten en de kosten verschuldigd voor de resterende duur van de overeenkomst (Nieuw artikel 23, 1 WCK). In paragraaf 2 werd het onderscheid tussen geheel en gedeeltelijk weggelaten. Dus kunnen we ervan uitgaan dat vanaf nu ook bij de gedeeltelijke terugbetalingen vergoedingen kunnen bedongen worden. Verder wordt de vergoeding conform de richtlijn gespecificeerd. De vergoeding waarop de kredietgever recht heeft, moet een billijke en objectieve gegronde vergoeding zijn voor eventuele kosten die rechtstreeks verband houden met de vervroegde aflossing mits de vervroegde aflossing valt in een termijn waarvoor een vaste debetrentevoet geldt. Opvallend is dat het nieuwe artikel 23, 2 WCK niet meer bepaalt dat de vergoeding moet bedongen worden. Wel bepaald de nieuwe WCK dat de kredietgever deze gevraagde vergoedingen moet meedelen aan de consument op een duurzame drager, binnen de tien dagen vanaf de ontvangst van de brief waarin de consument zijn voornemen duidelijk maakt over de vervroegde terugbetaling Wanprestatie van de consument 106. Wanneer de consument geconfronteerd wordt met overmatige schuldenlast, en hij aan al zijn schulden niet meer het hoofd kan bieden is het belangrijk om hem te beschermen. Wanneer hij ten gevolge van deze zware schuldenlast niet meer voldoet aan zijn betaalverplichtingen is het alleen maar menselijk dat zijn situatie niet dramatischer zou worden, wanneer hij met een onmiddellijke ontbinding van de overeenkomst geconfronteerd zou worden. In dat geval zal zijn schuld immers onmiddellijk opeisbaar zijn, en dan zou zijn situatie helemaal hopeloos zijn. De wetgever heeft daarom getracht om hem op verschillende manieren te beschermen. Ten eerste door het feit dat hij niet onmiddellijk kan geconfronteerd worden met een ontbinding van de overeenkomst en ten tweede door de vergoedingen die van hem kunnen gevraagd worden in geval van wanprestatie te beperken Ontbinding van de kredietovereenkomst Wet Consumentenkrediet 12 juni Wanneer de consument zijn krediet niet meer kan terugbetalen, en dus in gebreke zal zijn om aan zijn verplichtingen te voldoen, kan de kredietgever niet zomaar overgaan tot de ontbinding van de overeenkomst. De kredietgever heeft dan de keuze, hij kan de ontbinding vorderen voor de rechter op basis van artikel 1184 B.W. of hij kan zich beroepen op het uitdrukkelijk ontbindend beding dat eventueel is opgenomen in de overeenkomst. De kredietgever zal wanneer mogelijk de omweg via de rechter trachten te vermijden. In de praktijk zal er immers praktisch altijd een uitdrukkelijk ontbindend beding in de overeenkomst opgenomen zijn. 118 Dit uitdrukkelijk ontbindend beding moet wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden worden opgesomd in artikel 29 WCK Wanneer het 118 R., STEENNOT, Wanprestatie van de consument in het kader van een consumentenkredietovereenkomst, Handboek consumentenkrediet, Die Keure, Leuven, p

49 beding niet aan deze voorwaarden voldoet is het verboden en wordt het als niet geschreven beschouwd Hierbij dient nog vermeld te worden dat artikel 29 WCK van openbare orde is. Het beoogt immers niet enkel de private belangen van de consument maar eveneens om overmatige schuldenlast bij particulieren tegen te gaan. Artikel 29 WCK dient dan ook restrictief geïnterpreteerd te worden. 119 Situaties waarbij een uitdrukkelijk ontbindend beding wel mogelijk is: 1) De consument heeft minstens 2 termijnen niet aan zijn verplichtingen voldaan, of hij heeft 20% van het kapitaal niet betaald en een maand na de ingebrekestelling heeft hij deze situatie nog altijd niet geregulariseerd. Deze regels moeten wel ter kennis gebracht worden van de consument in de ingebrekestelling 2) De consument heeft het lichamelijk roerend goed vervreemd voor het betalen van de prijs, of hij gebruikt het goed in strijd met de overeenkomst en dat terwijl de kredietgever zich de eigendom van het goed had voorbehouden, of er is nog geen eigendomsoverdracht geweest volgens de regels van de financieringshuur. 3) Wanneer het kredietbedrag overschreden wordt zoals bedoeld in de artikelen 60bis en 60ter WCK wanneer de consument dit ook niet regulariseert binnen één maand na de ingebrekestelling. Eerste situatie: 2 termijnen of 20% 109. Voor het tijdstip van beoordeling of aan deze voorwaarden zijn voldaan, moet men kijken naar de datum van de ingebrekestelling. De vraag is dan of een consument die een deel van de normaal te betalen vergoeding betaald heeft in deze twee maanden, ook kan gesanctioneerd worden met het uitdrukkelijk ontbindend beding? In de rechtspraak werd er geoordeeld dat er gedurende die 2 maanden niets mag terugbetaald zijn. 120 De kredietgever moet een uitdrukkelijke ingebrekestelling versturen wil hij zich beroepen op het uitdrukkelijk ontbindend beding. Hij moet dat doen middels een aangetekend schrijven waarin hij de consument erop wijst dat er een betalingsachterstand is en wat de gevolgen daarvan zijn. Daarna moet er een termijn van één maand verlopen waarin de consument zijn toestand nog kan regulariseren. Dit moet expliciet in de ingebrekestelling vermeld staan. Wanneer de consument al zijn achterstallige schulden betaalt kan er geen ontbinding plaatsvinden. Wanneer hij dit doet en hij is daarna opnieuw in gebreke om te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen dan moet de kredietgever 119 L., VAN DEN STEEN, De berekening van de termijnen onder art. 29, 1 W.C.K. en de registratie van een wanbetaler, D.C.C.R., nr. 78, 2008, p. 102; R., STEENNOT, Wanprestatie van de consument in het kader van een consumentenkredietovereenkomst, Handboek consumentenkrediet, Die Keure, Leuven, 2007, p Vred. Ieper, 8 februari 2002, Jaarboek kredietrecht, 2002, p

50 opnieuw de procedure van artikel 29,1 WCK doorlopen. Wanneer de consument geheel niets betaalt, is aan de voorwaarden voldaan en kan de kredietgever overgaan tot de ontbinding van de overeenkomst zonder dat daarbij een rechterlijke tussenkomst vereist is. Het saldo is dan onmiddellijk opeisbaar. Met betrekking tot de regeling van artikel 29 WCK kunnen er heel wat problemen ontstaan in de rechtspraak. Wat moet er immers gebeuren wanneer de consument in die 1 maand regularisatieperiode niet de 2 achterstallige termijnen betaalt maar 1? Zelf wanneer de consument de 2 achterstallige termijnen betaalt kunnen er problemen ontstaan met betrekking tot de toerekening van deze gelden. Er is immers op dat moment al een derde termijn verschuldigd. Hoe moet men dan de ontvangen betalingen gaan toerekenen? Je zou daarop de regels van de toerekening van betaling op kunnen gaan toepassen uit artikel 1253 e.v. BW. Deze regels bepalen dat het de schuldenaar is die moet verklaren aan welke schuld hij wil voldoen bij de betaling. De consument zal hier echter nog nooit van gehoord hebben dus zal hij dat niet doen (artikel 1253 BW). Wanneer de consument dan geen toerekening geeft bij zijn betaling is het de schuldeiser die mag kiezen op welke schulden hij de betaling toerekent (artikel 1255 BW). Natuurlijk zal hij dan kiezen voor de recentste schulden zodat hij de ontbinding kan laten doorgaan. Wanneer er geen toerekening is van beide partijen, moet de toerekening gebeuren op de manier die het voordeligste is voor de consument (artikel 1256 BW). Dit zou dan op de oudste schulden zijn zodat hij kan ontsnappen aan de ontbinding van de overeenkomst. Derde situatie: overschrijding limiet 110. Deze hypothese is vooral van belang bij de kredietopeningen. De overschrijding van het kredietbedrag is in principe verboden (artikel 60bis 1 WCK). Wanneer de overschrijding toch zou plaatsvinden ondanks het verbod, moet de kredietgever de kredietopnemingen opschorten en moet hij een terugstorting eisen binnen een termijn van maximaal 45 dagen te rekenen vanaf de overschrijding. Wanneer de consument die verplichting niet nakomt kan de kredietgever het uitdrukkelijk ontbindend beding vervat in artikel 29, 3 WCK in werking laten treden. Hij kan echter ook de overschrijding voor een periode van maximaal 45 dagen tolereren op voorafgaand en uitdrukkelijk verzoek van de consument. Wanneer de overschrijding in die 45 dagen niet terug is aangezuiverd moet hij het krediet opschorten en kan hij dan ook een einde stellen aan de overeenkomst middels artikel 29, 3 WCK Het wetsontwerp 111. Aangezien de richtlijn hieromtrent niets bepaalt, kan en blijft artikel 29 WCK behouden, er wordt enkel toegevoegd dat elk beding dat voorziet dat de kredietgever op elk ogenblik de terugbetaling van het opgenomen kredietbedrag kan eisen, verboden is en wordt als niet geschreven beschouwd. Het is jammer dat de wetgever de regeling betreffende de termijnen nu niet duidelijker heeft geregeld. Men had duidelijk geen gehoor naar de problemen die in de rechtspraak voorkomen. 50

51 Zo weet men nu nog altijd niet precies wat er moet gebeuren wanneer de consument slechts aan een deel van zijn verplichtingen voldoet in de regularisatieperiode. Ook wordt de toerekening van de betaling in het nieuwe wetsontwerp niet uitdrukkelijk geregeld Vergoedingen die van de consument kunnen gevraagd worden Algemeen A. De ontbinding van de kredietovereenkomst 112. De vergoedingen die van een consument kunnen gevraagd worden bij de ontbinding van de kredietovereenkomst of bij verval van de termijnbepaling wegens de niet uitvoering van de consument zijn geregeld in artikel 27bis 1 WCK. Bij toepassing daarvan kunnen enkel gevraagd worden: 1) Het saldo dat nog verschuldigd is, 2) het bedrag van de vervallen niet-betaalde totale kosten van het krediet, 3) het bedrag van de overeengekomen nalatigheidinterest berekend op het verschuldigd blijvende saldo, 4) de overeengekomen straffen of schadevergoedingen voor zover ze worden berekend op het verschuldigd blijvende saldo en beperkt worden tot de volgende maximale bedragen, 5) ten hoogste 10% van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo tot 7500 Euro, en 6) ten hoogste 5% van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo boven 7500 Euro. Toepassing van dit artikel wordt gemaakt bij zowel een uitdrukkelijk ontbindend beding (artikel 29 WCK), als bij de ontbinding uitgesproken door de rechter op basis van artikel 1184 B.W. 121 B. Een eenvoudige betaalachterstand 113. Een eenvoudige betaalachterstand komt voor wanneer één vervaltermijn niet betaald is. In de praktijk is het dus de hypothese die zich gaat voordoen tussen de eerste wanprestatie en het tijdstip van de ontbinding. Bij een eenvoudige betalingsachterstand mag conform artikel 27bis 2 van de consument enkel maar gevraagd worden: 1) Het vervallen en niet-betaalde kapitaal; 2) Het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet; 3) Het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsinterest berekend op het vervallen en nietbetaalde kapitaal; 4) De overeengekomen kosten voor brieven en dergelijke, deze kosten mogen 7,5 euro niet overschrijden. 121 R., STEENNOT, Welke bedragen kan de kredietgever invorderen indien de consument in gebreke blijft?, D.C.C.R., nr. 65, 2004, p

52 C. Opzegging / einde van de kredietovereenkomst 114. Wanneer de overeenkomst wordt opgezegd of ze heeft een einde genomen en de consument is zijn verplichtingen niet nagekomen mag van de consument geen andere betaling gevraagd worden dan: 1) Het vervallen en niet betaalde kapitaal 2) Het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet 3) Het bedrag van de overeengekomen nalatigheidinterest berekend op het vervallen en nietbetaalde kapitaal 4) De overeengekomen straffen of schadevergoedingen binnen de grenzen en maximumbedragen zoals bij de eerste hypothese in geval van ontbinding van de overeenkomst of verval van de termijnbepalingen wegens niet uitvoering door de consument. Ten slotte bepaalt artikel 28 WCK nog dat bedingen die voorzien in een andere schadevergoeding of straf dan vermeld in artikel 27 WCK voor niet geschreven gehouden worden Nalatigheidinteresten 115. De nalatigheidsinteresten bij de kredietopening mogen conform artikel 27bis 3 WCK niet hoger zijn dan de laatste toegepaste debetrentevoet en voor de andere kredietovereenkomsten niet hoger dan het laatste overeengekomen jaarlijks kostenpercentage, verhoogd met een coëfficiënt van hoogstens 10%. De nalatigheidsinteresten moeten berekend worden in geval van ontbinding op het verschuldigd blijvende saldo (artikel 27bis 1 WCK) Schadebedingen 116. Schadebedingen verschillen van nalatigheidsinteresten daar zij voorzien in een forfaitaire raming van de potentiële schade in hoofde van de kredietgever. De nalatigheidsinteresten zorgen er alleen maar voor dat de schade vergoed wordt ten gevolge van de laattijdige betaling. Schadebedingen dekken de administratieve kosten en incassokosten. De kredietgever kan zowel de nalatigheidsinteresten vragen als een schadebeding. 122 Schadevergoedingen moeten berekend worden op het verschuldigd blijvende saldo en mogen bij een verschuldigd blijvend saldo tot 7500 euro ten hoogste 10% zijn. En bij een verschuldigd blijvend saldo boven 7500 euro mag het hoogstens 5% zijn van de schijf Sancties 117. Artikel 28 WCK bepaalt dat het verboden is om andere straffen en schadevergoedingen te voorzien dan deze in de wet. Bedingen die er toch in voorzien worden voor niet geschreven gehouden. Maar de toepassing van dit artikel vraagt dus dat de vergoeding, die in strijd is met artikel 27bis WCK, 122 R., STEENNOT, Overzicht rechtspraak consumentenbescherming , T.P.R., 2004, p

53 is opgenomen in de kredietovereenkomst. Wanneer de kredietgever een vergoeding vordert die niet in de kredietovereenkomst staat en die in strijd is met artikel 27bis WCK, kan de consument zich beroepen op artikel 90, lid 1 WCK. Hij wordt er dan van rechtswege volledig van ontslagen Wanneer de kredietgever vergoedingen vordert die niet in strijd zijn met artikel 27bis WCK maar die overdreven of onverantwoord zijn, kan de rechter deze ambtshalve verminderen of de consument er geheel van ontslaan. 123 De vraag daarbij is: of de rechter bij de beoordeling van het overdreven of onverantwoord karakter van de vergoedingen rekening mag houden met de financiële situatie van de consument? Het Hof van Cassatie oordeelde in 2004 dat de rechter rekening mag houden met de externe omstandigheden, daarbij inbegrepen de ongelukkige situatie, waarin de consument te goeder trouw zich bevindt. 124 De vergoeding is immers overdreven wanneer zij in verhouding tot de wanprestatie van de consument of de werkelijk geleden schade overmatig is. Onverantwoord is ze wanneer men kijkt naar de externe omstandigheden waarin de consument zich bevindt, het niet verantwoord zou zijn dergelijke vergoedingen te vragen. 125 Bij de externe omstandigheden kan de rechter ook het gedrag van de kredietgever in zijn overwegingen opnemen. Zo worden nalatigheidsinteresten herleid wanneer de kredietgever drie jaar heeft gewacht na de wanbetaling om tot een dagvaarding over te gaan. 126 Als externe situatie kan ook beschouwd worden een hospitalisatie van de kredietnemer. 127 Vergoedingen conform artikel 27 bis WCK kunnen echter niet als overdreven bestempeld worden omdat de kredietgever een groter voordeel zou hebben bij de ontbinding van de overeenkomst dan bij de normale uitvoering ervan Het wetsontwerp 119. De wetgever heeft paragraaf 3 van artikel 27bis WCK betreffende de nalatigheidsinterestvoet aangepast. De regel waarbij de nalatigheidsinterestvoet voor kredietopeningen niet hoger mag liggen dan de laatste toegepaste debetrentevoet wordt veralgemeend naar alle kredieten. Er wordt dus niet langer gekeken naar het jaarlijkse kostenpercentage voor de berekening ervan. Uit de omzetting van de richtlijn volgt immers dat de debetrentevoet moet vermeld worden bij iedere kredietovereenkomst. Wat in de huidige wet consumentenkrediet nog niet het geval was Artikel 90, lid 2 Wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 124 Cass. 5 maart 2004, NjW, 2004, p. 595; zie ook noot M.,DAMBRE, Het matigingsrecht inzake consumentenkrediet en de externe omstandigheden, Jaarboek Kredietrecht, 2003, p R.,STEENNOT, Rechter mag rekening houden met ongelukkige situatie van de consument, De juristenkrant, 2004, nr. 90, p Antwerpen, 4 mei 2007, Jaarboek Kredietrecht, 2007, p Antwerpen, 27 november 2006, Jaarboek Kredietrecht, 2006, p. 112; zie ook Vred. Kortrijk, 4 juni 2003, Jaarboek Kredietrecht, 2003, p Burg. Antwerpen, 7 september 2004, Jaarboek Kredietrecht, 2004, p Memorie van toelichting, wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Doc /001, p

54 3.11 Onrechtmatige bedingen in het consumentenkrediet 120. Een consument die in geldnood zit, is een zwakke partij in de onderhandelingen. Daarom is het van uitermate belang dat dergelijke zwakke partij beschermd wordt tegen contractuele clausules die wel erg nadelig zijn voor zijn situatie. In de meeste gevallen is er zelf geen sprake van onderhandelingen, het contract wordt in de praktijk doorgaans eenzijdig opgesteld door de kredietgever. De kredietnemer kan dan alleen maar toetreden De wet van 12 juni 1991 neemt een aantal bedingen op in de artikelen 28 e.v. WCK die als onrechtmatig worden beschouwd. Ook is de regeling betreffende de onrechtmatige bedingen van de WHPC hier van toepassing. 130 Deze regeling zal vooral van belang zijn voor de toepassing van de algemene norm die vervat ligt in artikel 31 WHPC en die bepaalt dat een beding onrechtmatig is wanneer het een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen. De WCK heeft een dergelijke open norm namelijk niet. Daarvoor kan er dus teruggegrepen worden naar de WHPC Wet Consumentenkrediet 12 juni In de WCK werd geopteerd voor een opsomming van bedingen die onrechtmatig zijn: 1) Sanctionering consument Artikel 28 en 29 WCK behandelt de sanctionering van de consument, hier kan er verwezen worden naar het vorige hoofdstuk. 2) Wijzigingsbedingen Elk beding dat er toe strekt de voorwaarden van de kredietovereenkomst te wijzigen, wordt voor niet geschreven gehouden. 132 Een beding dat er toe strekt het jaarlijks kostenpercentage bij kredietovereenkomsten van meer dan 5 jaar te wijzigen is echter wel geldig wanneer het gebeurt in overeenstemming met artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet. Een tweede uitzondering ligt vervat in artikel 60 WCK. De kredietopening kan immers bepalen dat de debetrentevoet kan worden gewijzigd. Dit beding houdt dus in dat de kredietgever de contractsbepalingen niet eenzijdig mag wijzigingen. Meer nog, wijzigingen die in overleg met de kredietnemer zijn tot stand gekomen, mogen ook niet aangebracht worden aan het contract. Wanneer dergelijke wijzigingen nodig zijn, dient men een nieuw contract op te stellen dat opnieuw voldoet aan alle voorwaarden van de wet. 130 Artikel 31 e.v. Wet 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. 131 Vanaf 12 mei 2010 kan men deze open norm vinden in artikel 2, 28 WMPC; de regeling betreffende de onrechtmatige bedingen zelf vindt men in artikel 73 e.v. WMPC. 132 Artikel 30, 1 Wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 54

55 3) Verbod tot verplichte bijkomende overeenkomsten Artikel 31 WCK sanctioneert de kredietgever die de consument verplicht in het raam van het sluiten van een kredietovereenkomst, een andere overeenkomst te ondertekenen bij de kredietgever, de kredietbemiddelaar of een door hen aangewezen derde. Volgens de definitie van de wet is het enkel verboden om de consument te verplichten een bijkomende overeenkomst te sluiten met een door de kredietgever aangeduide persoon. Dit kan hijzelf zijn, een kredietbemiddelaar of een door hem aangewezen derde. Wanneer de wet dus letterlijk geïnterpreteerd wordt, zou de consument nog altijd kunnen verplicht worden om een overeenkomst te sluiten, zolang hij maar kan kiezen met wie hij dat doet. Maar dit artikel moet samen gelezen worden met de bepaling uit artikel 14, 3, 1, b WCK namelijk dat de kredietovereenkomst moet inhouden dat de verzekering nooit verplicht is. Wanneer de kredietovereenkomst gepaard gaat met het sluiten van een schuldsaldo verzekering die het overlijdensrisico dekt, van een verzekering werkverlies, ziekte of arbeidsongeschiktheid, teneinde de terugbetaling van het krediet te waarborgen, en een der begunstigden is de kredietgever de kredietbemiddelaar of de kredietverzekeraar, dan moeten de desbetreffende kosten opgenomen worden in de totale kosten van het krediet. 133 Dit artikel geldt ongeacht of de verzekering verplicht werd door de kredietgever of niet. 134 Dit artikel heeft echter geen toepassing op kredietovereenkomsten die betrekking hebben op kredietbedragen hoger dan 5000 euro. 135 Nog een aantal bedingen zijn verboden onder de WCK. Zo is het verboden om de consument te verplichten het ontleende kapitaal in pand te geven, om het als deposito te bestemmen, of hem tot de aankoop van effecten of andere financiële instrumenten te verplichten. 136 Ten slotte is het stelsel van reconstitutie van het kapitaal verboden door artikel 31, 3 WCK. Reconstitutie van het kapitaal wordt omschreven in artikel 5, 2 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet. Meer bepaald houdt het in dat de consument stortingen doet tijdens de looptijd van het krediet, maar die niet onmiddellijk een bevrijding vormen ten opzichte van de kredietgever. Zij zullen pas zorgen voor een mindering van het kapitaal op tijdstippen en volgens de voorwaarden bepaalt in het contract. Een beding dat strijdig is met de bepalingen van artikel 31 WCK wordt voor niet geschreven gehouden. Ook zullen de verplichtingen van de consument van rechtswege beperkt worden tot de prijs 133 Artikel 31, 4 Wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 134 S., STIJNS, E., SWAENEPOEL, Onrechtmatige bedingen, Handboek consumentenkrediet, Die Keure, Leuven, 2007, p Artikel 31, 4, 1 e lid Wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 136 Artikel 31, 2 wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 55

56 bij contante betaling van het goed of de dienst of tot het ontleende bedrag. De consument zal wel het voordeel behouden om in termijnen te betalen Richtlijn 2008/48/EG 123. Artikel 11 van de richtlijn regelt de informatie over de debetrentevoet, en dus wat er moet gebeuren wanneer deze gewijzigd wordt. De consument moet in dat geval in kennis gesteld worden op papier of op een andere duurzame drager alvorens de gewijzigde debetrentevoet van kracht wordt. De partijen kunnen ook overeenkomen dat deze informatie periodiek ter beschikking moet gesteld worden van de consument Het wetsontwerp 1) Het wijzigingsbeding 124. Algemeen wordt behouden dat elk beding dat er toe strekt de voorwaarden van de kredietovereenkomst te wijzigen voor niet geschreven moeten gehouden worden (nieuw artikel 30 1 WCK). Maar de uitzonderingen hierop moet men niet meer halen uit andere wetsartikels maar uit dit artikel zelf. Meer bepaald wordt de uitzondering met betrekking tot de wijziging van de debetrentevoet bij kredietopeningen in het artikel zelf geregeld. Ook wordt er een nieuwe uitzondering voorzien die het mogelijk maakt dat de kosten verbonden aan diensten bestaande uit het opnemen van contanten via een geldautomaat, wanneer deze niet worden opgenomen in het jaarlijkse kostenpercentage, eenzijdig gewijzigd kunnen worden (Nieuw artikel 30, 2, 2 e lid WCK). Het nieuwe artikel 30, 3 WCK is een loutere overname van artikel 11 van de richtlijn (zie hierboven). 2) Verbod tot verplichte bijkomende overeenkomsten Paragraaf 4 van artikel 34 WCK met betrekking tot de verplichte opname van de kosten van de schuldsaldo verzekering in de totale kosten van het krediet werd, met het oog op de volledige harmonisatie van de richtlijn betreffende de totale kosten van het krediet, opgeheven. De regeling van artikel 31 blijft voor de rest behouden Persoonlijke zekerheidstelling Wet Consumentenkrediet 12 juni 1991 A. Algemeen 126. Vaak wordt aan de consument gevraagd, die een krediet wenst, om een derde persoon in de verhouding te brengen die bereid is een persoonlijke zekerheid te verstrekken. 138 Deze overeenkomst betreffende de persoonlijke zekerheid moet aan een aantal formaliteiten voldoen. 137 Artikel 87, 5 wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 56

57 127. Ten eerste moet de overeenkomst het bedrag vermelden dat gewaarborgd is. De borgtocht / persoonlijke zekerheid geldt enkel voor dit bedrag. Dit kan enkel maar verhoogd worden met nalatigheidsinteresten. Schadebedingen en andere kosten kunnen bijgevolg niet verhaald worden op de borg. 139 De borg moet voorafgaandelijk en gratis een exemplaar krijgen van de kredietovereenkomst. De totstandkoming alsook elke wijzigingen van de overeenkomst moeten hem door de kredietgever meegedeeld worden. Bij de kredietovereenkomsten voor onbepaalde duur kan de borg maar voor maximum 5 jaar vasthangen aan zijn contract tot persoonlijke zekerheid. Dit kan maar worden verlengd met het uitdrukkelijk goedvinden van de borg (artikel 34 WCK). Wanneer de kredietnemer in gebreke is om te betalen en dit gedurende twee betalingen of minstens een vijfde van de totaal te betalen som achterstaat, moet de kredietgever de borg hiervan verwittigen. Ook dient hij hem kennis te geven van de toegekende betalingsfaciliteiten en elke wijziging van de oorspronkelijke kredietovereenkomst (artikel 35 WCK). Op die manier kan de borg de consument overtuigen om toch te betalen Volgens artikel 2021 BW kan de schuld pas op de borg verhaald worden wanneer de goederen van de schuldenaar al uitgewonnen zijn en dit niet voldoende was om de schuld af te lossen. Deze regel geldt tenzij de borg uitdrukkelijk van dit voorrecht van uitwinning afziet. De WCK vormt echter een uitzondering op deze regel. De kredietgever kan immers de borg eerst aanspreken in drie gevallen: 1) De kredietnemer heeft gedurende twee termijnen niet betaald; 2) 20% van de totale terug te betalen som is nog niet betaald; 3) De kredietnemer heeft de laatste termijn niet betaald. De kredietgever moet daarvoor wel eerst de consument met aangetekende brief in gebreke stellen. Wanneer de consument in de maand die volgt op deze ingebrekestelling de situatie niet regulariseert kan de kredietgever de borg aanspreken. B. Sancties 129. Wanneer de borg of de steller van de persoonlijke zekerheid voorafgaandelijk aan het sluiten van het contract geen exemplaar heeft ontvangen van de kredietovereenkomst wordt hij vrijgesteld van elke verplichting (artikel 97 WCK) De schending op artikel 35 WCK ligt vervat in artikel 86, 2 e lid WCK. Wanneer de kredietgever de nodige kennisgave niet of niet conform artikel 35 WCK verricht, zal de rechter de 138 C., BIQUET-MATHIEU, Les sûretés personnelles, Handboek consumentenkrediet, Die Keure, Brugge, 2007, p R., STEENNOT, Handboek Consumentenbescherming en Handelspraktijken, Intersentia, Antwerpen, 2007, p

58 verplichtingen van de borg en de steller van de persoonlijke zekerheid verminderen tot hoogstens de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag Richtlijn 2008/48/EG 131. In de richtlijn wordt er geen onderscheid gemaakt naar gelang het soort zekerheid dus dit zal in het wetsontwerp moeten verdwijnen Het wetsontwerp 132. In alle artikels over de persoonlijke zekerheidsstelling wordt de termijn persoonlijk achterwege gelaten. Op die manier wil men de zakelijke zekerheidssteller op gelijke voet zetten met de persoonlijke zekerheidssteller Bescherming van de consument bij de overdracht van de schuldvordering Wet Consumentenkrediet 12 juni De regels betreffende de overdracht van de schuldvordering liggen vervat in de artikelen 25 tot en met 27 WCK. Ze hebben tot doel de informatie en de bescherming van de consument te waarborgen alsook om de overmatige schuldenlast te bestrijden. 140 De kredieten die onder het toepassingsgebied vallen van de wet consumentenkrediet zullen dan ook aan deze regels onderworpen zijn. Deze die uit dit toepassingsgebied vallen zullen onderworpen zijn aan de gemeenrechtelijke regels van artikel 1690 e.v. BW. De WCK regelt de overdracht van de overeenkomst of van de schuldvordering. Tussen deze twee bestaat er toch een groot verschil. Bij een overdracht van de overeenkomst in het geheel, krijgt de overnemer niet enkel de rechten verbonden aan deze overeenkomst maar moet hij ook rekening houden met de plichten die eraan vasthangen. Wanneer er enkel een overdracht van schuldvordering plaatsvindt, zal de schuldenaar met twee tegenpartijen geconfronteerd worden. Enerzijds met de overdrager, die nog altijd het beheer van de schuldvordering in handen zal hebben en anderzijds met de overnemer die de daden van beschikking in handen zal hebben. Enkel hij zal bevoegd zijn om de schuldenaar betalingsuitstel, kortingen en dergelijke meer te geven. Dit onderscheid wordt bekritiseerd in de rechtsleer. De term contractsoverdracht heeft eigenlijk weinig zin. De kredietovereenkomst is vaak slechts een eenzijdige verbintenis waarbij enkel verbintenissen in hoofde van de kredietnemer bestaan R.,FELTKAMP, De overdracht van schuldvorderingen, Antwerpen, Intersentia, 2005, p V.,SAGAERT, Cessie van kredietovereenkomsten en van vorderingen uit de kredietovereenkomst, Handboek consumentenkrediet, Die Keure, Leuven, 2007, p

59 A. Begunstigden overdracht of indeplaatsstelling 134. De overeenkomst of de schuldvordering kunnen maar aan een aantal personen worden overgedragen, en maar een aantal personen kan zich indeplaatsstellen 142 : 1) Een op grond van de WCK erkende persoon; 2) De Nationale Bank van België; 3) Het herdisconterings- en waarborginstituut; 4) De kredietverzekeraars; 5) De collectieve beleggingsinstellingen; 6) Of andere daartoe door de Koning aangewezen personen Wanneer de overdracht of de indeplaatsstelling ten gunste zou zijn van een andere partij dan deze opgesomd in artikel 25 WCK, dan worden de verplichtingen van de consument van rechtswege beperkt tot de prijs bij contante betaling van het goed of de dienst of tot het ontleende bedrag. 143 B. Vereisten voor de tegenwerpbaarheid 136. Er moet kennis gegeven worden aan de consument met een ter post aangetekende brief opdat de overdracht of de indeplaatsstelling aan de consument kan tegengeworpen worden. Tenzij de overdracht of de indeplaatsstelling uitdrukkelijk geregeld is in de kredietovereenkomst. In dat geval moet het contract de identiteit (naam, voornaam, vennootschapsnaam,...) van de overnemer of van de indeplaatsgestelde uitdrukkelijk vermelden. 144 Deze vereisten zijn slechts vereisten voor de tegenwerpbaarheid aan de consument. Het is geen bestaansvereiste voor de overdracht. Wanneer de overdrager zelf het beheer van de schuldvordering in handen houdt, en in de ogen van de consument dus nog steeds de schuldeiser is, is kennisgeving niet vereist. 145 Maar zolang deze kennisgeving niet is gebeurd, kan de overnemer zich niet richten tot de kredietnemer om betaling te eisen. C. Verweermiddelen 137. Artikel 27 WCK regelt het inroepen van verweermiddelen door de consument. Volgens dat artikel behoudt de consument tegenover de overnemer of de indeplaatsgestelde schuldeiser, de verweermiddelen, alsook het beroep op de schuldvergelijking, die hij kan opwerpen tegen de overdrager of de indeplaatssteller. Elke strijdigheid met dit artikel wordt voor niet geschreven gehouden. In de rechtsleer wordt aanvaard dat deze verweermiddelen niet alleen deze betreffen voor 142 Artikel 25 Wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 143 Artikel 87 3 Wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 144 Artikel 26 Wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. 145 V.,SAGAERT, Cessie van kredietovereenkomsten en van vorderingen uit de kredietovereenkomst, Handboek consumentenkrediet, Die Keure, Leuven, 2007, p

60 de cessie, maar ook deze na de kennisgeving van de overdracht. Ook ingeval van de compensatie verhindert de kennisgeving niet dat elementen voor de compensatie, die ontstaan zijn na deze kennisgeving, in aanmerking worden genomen en dus tegengeworpen kunnen worden aan de overnemer Richtlijn 2008/48/EG 138. De overdracht van de rechten wordt geregeld in artikel 17 van de richtlijn. Wanneer de rechten die de kredietgever op grond van de kredietovereenkomst heeft, dan wel de overeenkomst zelf, aan een derde worden overgedragen, kan de consument jegens de nieuwe houder de excepties en verweermiddelen opwerpen die hem jegens de oorspronkelijke kredietgever ter beschikking stonden, met inbegrip van schuldvergelijking mits deze in de betrokken lidstaat is toegestaan. De consument moet hiervan in kennis gesteld worden tenzij de oorspronkelijke kredietgever het krediet ten opzichte van de consument verder blijft beheren Het wetsontwerp A. Begunstigden overdracht of indeplaatsstelling 139. In het wetsontwerp kunnen de volgende personen begunstigde zijn van de overdracht of de indeplaatsstelling: 1) De Nationale Bank van België; 2) Het Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten; 3) De kredietverzekeraars; 4) De instellingen voor collectieve beleggingen zoals bedoeld in de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles; 5) Een persoon erkend door deze wet; 6) Door de Koning aangewezen personen; B. Vereisten voor de tegenwerpbaarheid 140. De kennisgeving conform artikel 26 WCK is nog steeds vereist. Nu wordt daar expliciet aan toegevoegd dat de kennisgeving niet verplicht is wanneer de oorspronkelijke kredietgever tegenover de consument het krediet verder beheert. Het 2 e lid van artikel 26 WCK wordt opgeheven. Dit betrof de verplicht op te nemen gegevens wanneer de overdracht of indeplaatsstelling uitdrukkelijk in de overeenkomst is geregeld. 146 V.,SAGAERT, Cessie van kredietovereenkomsten en van vorderingen uit de kredietovereenkomst, Handboek consumentenkrediet, Die Keure, Leuven, 2007, p

61 C. De verweermiddelen 141. Artikel 27 betreffende de tegenwerpbaarheid van de verweermiddelen blijft in haar geheel behouden Specifieke regels betreffende bepaalde kredietovereenkomsten 142. Naast de onbenoemde kredietovereenkomsten bestaan er nog 4 specifieke kredietovereenkomsten. Meer bepaald de verkoop op afbetaling, de financieringshuur, de lening op afbetaling en de kredietopening. Gezien vooral deze laatste voor problemen zorgt op het vlak van de overmatige schuldenlast dient hier op de bijzondere regels van toepassing verder ingegaan te worden. Hier worden de regels besproken die nog niet aan bod zijn gekomen bij de algemene bespreking. Alsook op de veranderingen die deze regels zullen moeten ondergaan onder invloed van de richtlijn en hoe deze dan al werden aangepast in het wetsontwerp Verkoop op afbetaling Wet 12 juni 1991 op het Consumentenkrediet 143. Artikel 1, 9 WCK definieert de verkoop op afbetaling als volgt: onder die benaming valt elke kredietovereenkomst ongeacht de benaming of de vorm, welke normaal leidt tot de verkrijging van lichamelijke roerende goederen of levering van diensten en waarvan de prijs betaald wordt in ten minste drie betalingen door middel van periodieke stortingen waaronder het voorschot niet is begrepen. Uit deze definitie kunnen we afleiden dat de verkoop op afbetaling van onroerende en onlichamelijke goederen niet onder het toepassingsgebied van de verkoop op afstand in de zin van de WCK vallen. Zij zullen vallen onder de algemene regels over de consumentenkredieten. Ook wanneer de verkoop geschied in minder dan drie betalingen, zal de overeenkomst enkel onder de algemene regels van het consumentenkrediet vallen. Onder de definitie zit ook de levering van diensten vervat. Hierbij moet echter een nuance gemaakt worden. Artikel 3, 1, 1 WCK sluit dit toepassingsgebied van de wet immers uit: de overeenkomsten gesloten met het oog op het continu verlenen van diensten waarbij de consument het recht heeft om de prijs van deze diensten, zolang zij geleverd worden, te regelen via gespreide betalingen, en waarvan het onmogelijk is bij het sluiten van de overeenkomst een totale prijs of een totaal tarief vast te stellen. 61

62 Hierbij moet dus vooral gedacht worden aan de levering van gas, water en elektriciteit. Men betaalt immers gespreid in tijd voor een voortdurende prestatie Met betrekking tot die verkoop op afbetaling behelst hoofdstuk 4, afdeling 1 van de wet een aantal bijzondere bepalingen. Ten eerste moet men bij de verkoop op afbetaling een aantal bijzondere regels in acht genomen worden met betrekking tot reclame. Het wetsartikel in casu is artikel 40 WCK. De reclame moet zo minstens de volgende vermeldingen bevatten: 1) de prijs bij contante betaling, 2) de totale prijs op afbetaling, 3) het bedrag van het voorschot, 4) het aantal, het bedrag en de periodiciteit van de betalingen. Met deze regel probeert men de consument aan te tonen dat er weldegelijk een verschil is bij een verkoop op afbetaling en de aankoop van een goed met een contante betaling. 148 Ook met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst gelden er andere regels. De overeenkomst moet onverminderd de bepalingen van artikel 14 nog een aantal extra bepalingen opnemen. Zo moet onder andere de totale prijs op de afbetaling vermeld worden alsook de totale kosten van het krediet en het bedrag van het voorschot en dergelijke meer. 149 De sanctie van dit artikel is de nietigheid van de overeenkomst of de vermindering van de verplichtingen van de consument tot maximum de prijs bij de contante betaling, met het behoud van de termijnbetaling. 150 Deze laatste sanctie is dus eigenlijk zwaarder dan de nietigheid van de overeenkomst. Daar zal de consument het voordeel van het behoud van de termijnbetaling niet hebben. Aangezien de partijen in hun oorspronkelijke staat (dit is de staat alvorens een krediet gesloten werd) gerestaureerd worden. Een vordering tot staken conform artikel 109 WCK is ook mogelijk bij de schending van dit artikel. In tegenstelling tot de contractsluiting solo consensus komt de verkoop op afbetaling maar tot stand wanneer de verkoper een voorschot van 15% van de aankoopprijs ontvangen heeft. Deze regel ligt vervat in artikel 45 WCK Het wetsontwerp 145. De bijzondere regels betreffende de verkoop op afbetaling werden opgeheven. Men moet in zake terugvallen op de algemene regels in artikel 5, 6 en 14 WCK. 147 N.HOEKX, Verkoop en lening op afbetaling, Handboek consumentenkrediet, Die Keure, Leuven, 2007, p N.HOEKX, Verkoop en lening op afbetaling, Handboek consumentenkrediet, Die Keure, Leuven, 2007, p Artikel 41 Wet 12 juni 1991 Consumentenkrediet. 150 Artikel 86 Wet 12 juni 1991 Consumentenkrediet. 62

63 Financieringshuur Wet 12 juni 1991 op het Consumentenkrediet 146. Artikel 1, 10 WCK definieert de financieringshuur als volgt: elke kredietovereenkomst ongeacht de benaming of de vorm, waarbij de ene partij er zich ertoe verbindt de andere het genot van een lichamelijk roerend goed te verschaffen tegen een bepaalde prijs, die de laatstgenoemde zich verbindt periodiek te betalen en waarin, eveneens expliciet of stilzwijgend, een koopaanbod is vervat. Voor de toepassing van deze wet wordt de verhuurder beschouwd als kredietgever Artikel 47 WCK bepaalt dat de financieringshuur een welbepaalde duur heeft. Met de eigendomsoverdracht of de lichting van de koopoptie komt er een einde aan de kredietverrichting. De financieringshuur is dus eigenlijk een huurovereenkomst met een koopoptie. Dit begrip kan niet gelijkgeschakeld worden met de leasing,want leasing betreft alleen maar de huur voor beroepsdoeleinden. Wanneer de huur slaat op goederen waarvan ook gebruik wordt gemaakt voor privédoeleinden dan moet er terug gekeken worden naar de doeleinden die prioritair zijn. Een huurkoop is het evenmin, daar gaat de eigendom automatisch over op het einde van de looptijd. Terwijl hier bij de financieringshuur de consument op het einde van de looptijd de keuze heeft of hij de optie licht of niet Ook met betrekking tot de financieringshuur gelden er specifieke regels. Die min of meer gelijklopend zijn met de specifieke regels voor de verkoop op afbetaling. Voor de reclame dient verwezen te worden naar artikel 48 WCK Naast de gangbare elementen die de reclame moet bevatten dient de reclame voor de financieringshuur ook nog te bevatten: a) De prijs bij contante betaling; b) Het totale bedrag van de betalingen te verrichten zoals bedoeld in artikel ; c) Het aantal, het bedrag en de periodiciteit van de betalingen Het wetsontwerp 149. De regels betreffende de financieringshuur werden volgens de wetgever niet geharmoniseerd door de richtlijn en blijven dus behouden. De enkele aanpassingen die gebeuren zijn een gevolg van nieuwe definities P., LETTANY,Het consumentenkrediet De wet van 12 juni 1991, 1992, Kluwer, Deurne, p Memorie van toelichting, Wetsontwerp 10 maart 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Doc /001, p

64 Lening op afbetaling Wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet 150. De definitie van de lening op afbetaling ligt vervat in artikel 1, 11 WCK: de lening op afbetaling is elke kredietovereenkomst ongeacht de benaming of de vorm, waarbij geld of gelijk welk ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van de consument, die zich ertoe verbindt de lening terug te betalen door periodieke stortingen. Het doel van de lening speelt geen enkele rol, in tegenstelling tot de verkoop op afbetaling kan de lening op afbetaling wel gebruikt worden voor de aankoop van een onroerend goed Ook voor de lening op afbetaling moeten bijzondere regels in acht genomen worden bovenop de algemene regels voor de consumentenkredieten. Ten eerste moet bij de reclame wanneer die verwijst naar een bepaald bedrag of naar een jaarlijks kostenpercentage, het toepasselijk jaarlijks kostenpercentage, de duur van de overeenkomst en het bedrag waarop voormelde voorwaarden van toepassing zijn, dient te vermelden. 154 Ten tweede verdienen er bij de totstandkoming van het contract ook nog een aantal extra regels de aandacht. Meer bepaald moet de kredietovereenkomst op basis van artikel 56 WCK de totale kosten van de lening vermelden; het totale bedrag van de betalingen; het aantal, het bedrag en de periodiciteit van de betaling; de nauwkeurige termijn tussen de datum van de terbeschikkingstelling en de datum van de eerste betaling en de mogelijkheid om op elk ogenblik vervroegd terug te betalen. De terugbetaling van de lening moet gebeuren binnen een vastgestelde maximum termijn. Deze termijnen zijn vastgelegd in artikel 8 en 9 van het KB van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet Het wetsontwerp 152. De bijzondere regels inzake de lening op afbetaling in de artikels 55 en 56 WCK worden opgeheven. Men moet dus ook hier terugvallen op de algemene regels vervat in de artikels 5, 6 en 14 WCK Kredietopeningen Algemeen 153 N.HOEKX, Verkoop en lening op afbetaling, Handboek consumentenkrediet, Die Keure, 2007, p Artikel 55 Wet 12 juni 1991 consumentenkrediet. 64

65 153. De kredietopening wordt vaak als de grote schuldige aangeduid met betrekking tot de overmatige schuldenlast. Dit is niet zonder reden. Meer en meer consumenten maken gebruik van kredietkaarten waar een kredietopening aan gekoppeld is. Deze worden niet langer alleen uitgegeven door kredietinstellingen maar ook door Electro zaken, grootwarenhuizen en dergelijke meer. Steeds meer en meer winkels bieden dergelijke formule aan (zie grafiek hiernaast). Consumenten worden verleid door de formule gezien het niet als een echte lening aanvoelt. Dit komt doordat de lening meestal niet voor een vaste periode loopt, er wordt geen vast leningsbedrag toegekend enkel een maximum bedrag van de kredietlijn, er heerst een grote soepelheid met betrekking tot het afbetalingsplan en wanneer u terug geld nodig heeft, hoeft u vaak niet opnieuw een lening aan te vragen, u kan gewoon het reeds terug betaalde krediet opnieuw opnemen (revolving credit). 155 Dit zal er na verloop van tijd voor zorgen dat men niet meer beseft dat het geld niet van hun is. Bovendien zal de verkoper om de consument te overtuigen hem duidelijk maken dat de kaart gratis is. Dit klopt, weliswaar het krediet dat er aan vast hangt is dat helaas niet. Integendeel deze kredieten worden vaak als erg duur ervaren. Het is dus uitkijken geblazen voor deze kredietvorm, dit bevestigt ook de kredietcentrale aangezien het aandeel van de kredietopeningen in het totale aantal kredietovereenkomsten bij de negatieve kredietcentrale jaar na jaar groeit. 156 Ook het aantal kredietopeningen stijgt jaar na jaar, dit blijkt uit de grafieken op volgende blad. 155 A.-L., EVRARD, N., VANHEE, Te makkelijk geld in winkel, Budget en Recht, 2009, afl. 202, p A.-L., EVRARD, Het is uitkijken voor de kredietopeningen, Budget en Recht, 2008, afl. 197, p

66 Omloop kredietopeningen Bron: Beroepsvereniging voor het krediet Nieuwe betalingsachterstanden 2009 Bron: Jaarverslag 2009 Nationale Bank van België 66

Het consumentenkrediet. De Wet van 12 juni 1991. Pierre Lettany KLUWER RECHTSWETENSCHAPPEN BELGIE

Het consumentenkrediet. De Wet van 12 juni 1991. Pierre Lettany KLUWER RECHTSWETENSCHAPPEN BELGIE Het consumentenkrediet De Wet van 12 juni 1991 Pierre Lettany KLUWER RECHTSWETENSCHAPPEN BELGIE Voorwoord V Inleiding en doel van de wet 1 1. E.G.-verplichtingen (1) 1 2. Sociaal beleid (2) 1 3. Economisch

Nadere informatie

Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving:

Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving: Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving: Afdeling I: De oorspronkelijke wet van 5 juli 1998 en de diverse wetswijzigingen: Bij wet van 5 juli 1998 2 werd een titel IV toegevoegd aan het Gerechtelijk

Nadere informatie

Betere bescherming voor de consument Wet consumentenkrediet gevoelig strenger

Betere bescherming voor de consument Wet consumentenkrediet gevoelig strenger Betere bescherming voor de consument Wet consumentenkrediet gevoelig strenger Brussel, 25 september 2009 - vandaag heeft de ministerraad de wet op het consumentenkrediet gevoelig verstrengd. Deze nieuwe

Nadere informatie

Workshop consumentenkredieten

Workshop consumentenkredieten Workshop consumentenkredieten Inspiratiedag financiële vorming Maandag 26 oktober 2015 Inhoud van de workshop I. Korte toelichting II. Concrete voorbeelden III. (Overmatige) schuldenlast IV. Vragen en

Nadere informatie

HOOFDSTUK 2. SCHULDEN EN DE WET OP HET CONSUMENTENKREDIET

HOOFDSTUK 2. SCHULDEN EN DE WET OP HET CONSUMENTENKREDIET HOOFDSTUK 2. SCHULDEN EN DE WET OP HET CONSUMENTENKREDIET Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (B.S. 9 juli 1991) Wet van 7 januari 2001 tot wijziging van de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet

Nadere informatie

Eindtermen Kredietbemiddeling

Eindtermen Kredietbemiddeling Kredietbemiddeling Module 1 Algemene beginselen van de kredietbemiddeling Deel 1 De financiële en juridische omgeving Professionele kennis en 1. Kredietgevers en kredietbemiddelaars 2. Organen voor toezicht,

Nadere informatie

Percentage achterstallige kredietnemers 5,7 % 5,2 %

Percentage achterstallige kredietnemers 5,7 % 5,2 % Departement Micro-economische informatie Laatste geregistreerde gegevens oktober 212 1. Kerncijfers TABEL 1. AANTAL KREDIETNEMERS 211-1 212-1 Variatie Met minstens: - één uitstaand contract 5.462.345 6.223.412

Nadere informatie

Percentage achterstallige kredietnemers 5,2 % 5,4 %

Percentage achterstallige kredietnemers 5,2 % 5,4 % Departement Micro-economische informatie Laatste geregistreerde gegevens augustus 213 1. Kerncijfers TABEL 1. AANTAL KREDIETNEMERS 212-8 213-8 Variatie Met minstens: - één uitstaand contract 6.216.65 6.242.148

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Persbericht Vincent Van Quickenborne www.quickonomie.be Onderwerp Senaat keurt verstrenging regels consumentenkrediet op de valreep goed Datum 6 mei 2010 Copyright and disclaimer De inhoud van

Nadere informatie

Statistieken. Centrale voor kredieten aan particulieren

Statistieken. Centrale voor kredieten aan particulieren Statistieken Centrale voor kredieten aan particulieren - 2008 Sommige tabellen van dit verslag werden aangevuld op 30 juni 2009 Nationale Bank van België, Brussel. Alle rechten voorbehouden. De volledige

Nadere informatie

Centrale voor kredieten aan particulieren

Centrale voor kredieten aan particulieren Brussel, 16 oktober 2013 Peter NEEFS Rol & belang van CKP Is CKP een wondermiddel? NEE Kan CKP ervoor zorgen dat er geen wanbetalingen meer zijn? NEE Kan CKP ervoor zorgen dat de overmatige schuldenlast

Nadere informatie

Art. 1, 26 Art. VII.67, 1 et 2 Art. 2, lid 1 Art. VII.2, 2 Art. 2, lid 2 Art. VII. 2, 3 Art. 3, 1, 1 à 3 Art. VII. 3, 2, 1 à 3

Art. 1, 26 Art. VII.67, 1 et 2 Art. 2, lid 1 Art. VII.2, 2 Art. 2, lid 2 Art. VII. 2, 3 Art. 3, 1, 1 à 3 Art. VII. 3, 2, 1 à 3 Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet Hoofdstuk 1. Definities en toepassingsgebied Wetboek van economisch recht Art. 1, 1 Art. I.1, 2 Art. 1, 2 Art. I.9, 34 Art. 1, 3 Art. I.9, 35 Art. 1, 4 Art.

Nadere informatie

Statistieken. Centrale voor kredieten aan particulieren

Statistieken. Centrale voor kredieten aan particulieren Statistieken Centrale voor kredieten aan particulieren - 2010 Nationale Bank van België, Brussel. Alle rechten voorbehouden. De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve

Nadere informatie

Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (BS 9 juli 1991) zoals gewijzigd bij wet van 13 juni 2010 (BS 21 juni 2010).

Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (BS 9 juli 1991) zoals gewijzigd bij wet van 13 juni 2010 (BS 21 juni 2010). Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (BS 9 juli 1991) zoals gewijzigd bij wet van 13 juni 2010 (BS 21 juni 2010). Art. 11 1 Te gelegener tijd voordat de consument door een kredietovereenkomst

Nadere informatie

Inspiratiedag Gezond Budget

Inspiratiedag Gezond Budget 04/12/2018 Inspiratiedag Gezond Budget Workshop 'soorten budget- en schuldhulpverlening' in Vlaanderen OVERZICHT HULPVERLENINGSVORMEN = BUDGETHULPVERLENING: hulp bij het vinden van een evenwicht tussen

Nadere informatie

De bescherming van de consument voor financiële diensten

De bescherming van de consument voor financiële diensten FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID OPLEIDING MASTER IN DE RECHTEN De bescherming van de consument voor financiële diensten Masterproef Academiejaar 2008-2009 Promotor: Van Acker C. Evelien Vande Putte Inhoudstafel

Nadere informatie

Krediet KMO Wet KMO Financiering Informatieverplichting Wederbeleggingsvergoeding Zekerheden Onrechtmatig beding

Krediet KMO Wet KMO Financiering Informatieverplichting Wederbeleggingsvergoeding Zekerheden Onrechtmatig beding Krediet KMO Wet KMO Financiering Informatieverplichting Wederbeleggingsvergoeding Zekerheden Onrechtmatig beding Mrs. Régine Feltkamp Mr. Gerrit Hendrikx Advocaat-Avocat-Attorney Professor V.U.B. Junior

Nadere informatie

Percentage achterstallige kredietnemers 5,5 % 5,7 %

Percentage achterstallige kredietnemers 5,5 % 5,7 % Departement Micro-economische informatie Laatste geregistreerde gegevens augustus 215 1. Kerncijfers TABEL 1. AANTAL KREDIETNEMERS 214-8 215-8 Variatie Met minstens: - één uitstaand contract 6.243.845

Nadere informatie

Statistieken. Centrale voor kredieten aan particulieren - 2009

Statistieken. Centrale voor kredieten aan particulieren - 2009 Statistieken Centrale voor kredieten aan particulieren - 2009 Nationale Bank van België, Brussel. Alle rechten voorbehouden. De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve

Nadere informatie

Kredietbemiddeling eindtermen

Kredietbemiddeling eindtermen Kredietbemiddeling eindtermen Module/examen 2 Consumentenkrediet Deel 1 Met krediet aanverwante materie: de debet en kredietkaart Beroepskennis en basiskennis Onderwerpen De personen die hun professionele

Nadere informatie

Deel I. Belangrijkste basiswetgeving

Deel I. Belangrijkste basiswetgeving Deel I. Belangrijkste basiswetgeving Burgerlijk wetboek (Uittreksel) - Consumentenkoop........... 3 Burgerlijk wetboek (Uittreksel) - Kosteloze borgtocht.......... 5 Wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken

Nadere informatie

Wetboek van economisch recht consumentenkrediet. Art. 1, 1 Art. I.1, 2. Art. 1, 2 Art. I.9, 34. Art. 1, 3 Art. I.9, 35. Art. 1, 4 Art. I.

Wetboek van economisch recht consumentenkrediet. Art. 1, 1 Art. I.1, 2. Art. 1, 2 Art. I.9, 34. Art. 1, 3 Art. I.9, 35. Art. 1, 4 Art. I. Hoofdstuk 6 - Bijlage 1. Concordantietabel wet op het consumentenkrediet - Wetboek van Economisch recht (bron: FOD Economie) Wet van 12 juni 1991 op het Wetboek van economisch recht consumentenkrediet

Nadere informatie

Nationale Bank van België, Brussel.

Nationale Bank van België, Brussel. Nationale Bank van België, Brussel. Alle rechten voorbehouden. De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan mits bronvermelding.

Nadere informatie

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES RvV-513 RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES Over een voorontwerp van Koninklijk Besluit tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 23 oktober 2015 betreffende de uitvoering, wat de sociale kredietgevers en

Nadere informatie

21 DECEMBER Wet betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen (1)

21 DECEMBER Wet betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen (1) 21 DECEMBER 2013. - Wet betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen (1) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Nadere informatie

Afdeling IV. Bepalingen met betrekking tot de verkopen aan consumenten] Vorige versie(s)

Afdeling IV. Bepalingen met betrekking tot de verkopen aan consumenten] Vorige versie(s) Afdeling IV. Bepalingen met betrekking tot de verkopen aan consumenten] Vorige versie(s) Afdeling IV (art. 1649bis tot 1649octies) ingevoegd bij art. 3 W. 1 september 2004 (B.S., 21 september 2004), met

Nadere informatie

Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (B.S. 09.07.1991, blz. 15203)

Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (B.S. 09.07.1991, blz. 15203) Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (B.S. 09.07.1991, blz. 15203) Deze coördinatie van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet stel in het licht de wijzigingen, intrekkingen en invoegingen

Nadere informatie

B67 Consumentenkrediet

B67 Consumentenkrediet MONOGRAFIEËN BW B67 Consumentenkrediet Mr. drs. J.W.A. Biemans Kluwer a W olters Kluwer business Deventer - 2013 INHOUDSOPGAVE Voorwoord / V Afkortingenlijst / XIII Verkort aangehaalde literatuur / XV

Nadere informatie

PROSPECTUS N 1 CONSUMENTENKREDIET

PROSPECTUS N 1 CONSUMENTENKREDIET PROSPECTUS N 1 CONSUMENTENKREDIET LENING OP AFBETALING VASTGELEGD BIJ AUTHENTIEKE AKTE LENING OP AFBETALING VAN TOEPASSING VANAF 01.06.2006 NV CREDIMO Weversstraat 6-8-10 1730 ASSE Tel. +32(0)2 454 10

Nadere informatie

De (nieuwe) regelen inzake consumentenkrediet in Boek VII WER

De (nieuwe) regelen inzake consumentenkrediet in Boek VII WER De (nieuwe) regelen inzake consumentenkrediet in Boek VII WER Prof. Dr. Reinhard Steennot Instituut Financieel Recht (UGent) Interuniversitair Centrum Recht & Consument (UGent UA) Inleiding Boek VII: financiële

Nadere informatie

BIJZONDERE VOORWAARDEN BETREFFENDE DE KASFACILITEIT I - Van kracht op 23 maart 2015

BIJZONDERE VOORWAARDEN BETREFFENDE DE KASFACILITEIT I - Van kracht op 23 maart 2015 BIJZONDERE VOORWAARDEN BETREFFENDE DE KASFACILITEIT I - Artikel 1 Terminologie De Bank : bpost bank N.V. Markiesstraat 1 bus 2-1000 Brussel, BTW BE 0456.038.471, RPR Brussel, handelend als kredietgever.

Nadere informatie

TETRALERT - ONDERNEMING WET FINANCIERING KMO S

TETRALERT - ONDERNEMING WET FINANCIERING KMO S 1 TETRALERT - ONDERNEMING WET FINANCIERING KMO S 1. Inleiding De wet van 21 december 2013 betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen (hierna de «Wet»)

Nadere informatie

Januari 2013. Krediet en overmatige schuldenlast: wat leren wij uit de cijfers 2012 van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren?

Januari 2013. Krediet en overmatige schuldenlast: wat leren wij uit de cijfers 2012 van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren? Januari 2013 Krediet en overmatige schuldenlast: wat leren wij uit de cijfers 2012 van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren? Analyse uitgevoerd voor het Observatorium Krediet en Schuldenlast Duvivier

Nadere informatie

worden van het toepassingsgebied van deze wet uitgesloten,

worden van het toepassingsgebied van deze wet uitgesloten, 5 [ 1...] 1 6 de hypothecaire leningen en kredietopeningen waarop Titel I van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de

Nadere informatie

De collectieve schuldenregeling in de praktijk

De collectieve schuldenregeling in de praktijk De collectieve schuldenregeling in de praktijk De collectieve schuldenregeling is een gerechtelijke procedure die u in staat stelt om uw schulden te betalen en tegelijkertijd waarborgt dat u een menswaardig

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; 1/6 Advies nr 25/2010 van 1 september 2010 Betreft: Advies betreffende het ontwerp van koninklijk besluit houdende wijziging van verschillende besluiten betreffende registratie van persoonsgegevens ingevolge

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid. aan de Commissie juridische zaken en interne markt

EUROPEES PARLEMENT. Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid. aan de Commissie juridische zaken en interne markt EUROPEES PARLEMENT 1999 2004 Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid 21 november 2002 VOORLOPIGE VERSIE 2002/0222(COD) ONTWERPADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid

Nadere informatie

Centrale voor kredieten aan particulieren. Statistieken

Centrale voor kredieten aan particulieren. Statistieken Centrale voor kredieten aan particulieren Statistieken 2015 Nationale Bank van België, Brussel. Alle rechten voorbehouden. De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, ADVIES Nr 03 / 1999 van 27 januari 1999 O. Ref. : 10 / A / 98 / 030 / 10 BETREFT : Ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de registratie van de berichten van collectieve schuldenregeling door

Nadere informatie

Centrale voor kredieten aan particulieren. Statistieken

Centrale voor kredieten aan particulieren. Statistieken Centrale voor kredieten aan particulieren Statistieken 2012 Nationale Bank van België, Brussel. Alle rechten voorbehouden. De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers Hoeveel personen in België hebben te kampen met overmatige schuldenlast? In 2007 waren 338.933 personen

Nadere informatie

EUROPESE STANDAARDINFORMATIE INZAKE CONSUMENTENKREDIET ARTIKEL 1. IDENTITEIT EN CONTACTGEGEVENS VAN DE KREDIETGEVER/KREDIETBEMIDDELAARS

EUROPESE STANDAARDINFORMATIE INZAKE CONSUMENTENKREDIET ARTIKEL 1. IDENTITEIT EN CONTACTGEGEVENS VAN DE KREDIETGEVER/KREDIETBEMIDDELAARS EUROPESE STANDAARDINFORMATIE INZAKE CONSUMENTENKREDIET ARTIKEL 1. IDENTITEIT EN CONTACTGEGEVENS VAN DE KREDIETGEVER/KREDIETBEMIDDELAARS Kredietgever Adres Telefoonnummer E-mailadres Webadres : Kedin Consumenten

Nadere informatie

Financial Law Institute

Financial Law Institute Financial Law Institute Working Paper Series WP 2011-02 Reinhard STEENNOT Michiel DE MUYNCK Reclame en precontractuele informatie onder de wet consumentenkrediet anno 2011 January 2011 WP 2011-02 Reinhard

Nadere informatie

BEMIDDELAARS INZAKE HYPOTHECAIR KREDIET NA RICHTLIJN 2014/17/EU

BEMIDDELAARS INZAKE HYPOTHECAIR KREDIET NA RICHTLIJN 2014/17/EU BEMIDDELAARS INZAKE HYPOTHECAIR KREDIET NA RICHTLIJN 2014/17/EU Prof. dr. Diederik BRULOOT Bemiddelaars inzake hypothecair krediet SITUERING 1 RICHTLIJN 2014/17/EU (MCD) Dubbel doel 1. Hoog niveau van

Nadere informatie

SCHEMA: ENKELE VOORDELEN, RECHTEN, VERPLICHTINGEN EN

SCHEMA: ENKELE VOORDELEN, RECHTEN, VERPLICHTINGEN EN SCHEMA: ENKELE VOORDELEN, RECHTEN, VERPLICHTINGEN EN AANDACHTSPUNTEN VAN DE COLLECTIEVE SCHULDENREGELING VOORDELEN VAN DE COLLECTIEVE SCHULDENREGELING Schuldeisers kunnen niet meer uitvoeren: Geen deurwaarders

Nadere informatie

Financial Law Institute

Financial Law Institute Financial Law Institute Working Paper Series WP 2011-04 Reinhard STEENNOT Michel TISON Toepassingsgebied van de Wet Challenging the Prudential Supervisor: liability Consumentenkrediet versus (regulatory)

Nadere informatie

Rolnummer 3739. Arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 A R R E S T

Rolnummer 3739. Arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 A R R E S T Rolnummer 3739 Arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 A R R E S T In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 413bis tot 413octies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij

Nadere informatie

K het nummer van volgorde aanduidt van een kredietopneming, waarbij 1 < of = m;

K het nummer van volgorde aanduidt van een kredietopneming, waarbij 1 < of = m; 22 MEI 2000. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet.

Nadere informatie

Wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, B.S. 21 september 2004

Wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, B.S. 21 september 2004 Wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, B.S. 21 september 2004 Art. 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van

Nadere informatie

Onderafdeling II. Kredietovereenkomst.

Onderafdeling II. Kredietovereenkomst. 11 de informatie over de vanaf het sluiten van de kredietovereenkomst in rekening te brengen kosten en de voorwaarden waaronder deze kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel 30; 12 in voorkomend

Nadere informatie

Centrale voor kredieten aan particulieren. Statistieken

Centrale voor kredieten aan particulieren. Statistieken Centrale voor kredieten aan particulieren Statistieken 2016 Nationale Bank van België, Brussel. Alle rechten voorbehouden. De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve

Nadere informatie

De belangrijkste risico s verbonden aan hypothecaire leningen met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten, zijn de volgende:

De belangrijkste risico s verbonden aan hypothecaire leningen met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten, zijn de volgende: De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) en de FOD Economie waarschuwen voor formules voor hypothecaire kredieten met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten De FSMA

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 maart 2019;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 maart 2019; Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 houdende de voorwaarden waaronder kredietmaatschappijen erkend kunnen worden en ter bepaling

Nadere informatie

Januari Evolutie van de gegevens 2013 van de Centrale voor Kredieten:

Januari Evolutie van de gegevens 2013 van de Centrale voor Kredieten: Januari 2014 Evolutie van de gegevens 2013 van de Centrale voor Kredieten: Een licht herstel van het consumentenkrediet, maar steeds meer wanbetalingen Analyse uitgevoerd voor het Observatorium Krediet

Nadere informatie

N HANDELSPR Fin. diensten A 03 Brussel, MH/SL/LC A D V I E S. betreffende

N HANDELSPR Fin. diensten A 03 Brussel, MH/SL/LC A D V I E S. betreffende N HANDELSPR Fin. diensten A 03 Brussel, 18.05.2005 MH/SL/LC A D V I E S betreffende DE OMZETTING IN BELGISCH RECHT VAN TWEE EUROPESE RICHTLIJNEN INZAKE FINANCIËLE DIENSTEN OP AFSTAND (bekrachtigd door

Nadere informatie

Bijlage: Europese Standaardinformatie inzake consumentenkrediet (ESIC) versie juli 2013

Bijlage: Europese Standaardinformatie inzake consumentenkrediet (ESIC) versie juli 2013 Bijlage: Europese Standaardinformatie inzake consumentenkrediet (ESIC) versie juli 2013 De kredietofferte van iedere aanbieder bevat dit standaard informatieblad. Met dit blad kunt u onze offerte gemakkelijk

Nadere informatie

EUROPESE OVEREENKOMST OVER EEN VRIJWILLIGE GEDRAGSCODE BETREFFENDE VOORLICHTING IN DE PRECONTRACTUELE FASE INZAKE WONINGKREDIETEN ("DE OVEREENKOMST")

EUROPESE OVEREENKOMST OVER EEN VRIJWILLIGE GEDRAGSCODE BETREFFENDE VOORLICHTING IN DE PRECONTRACTUELE FASE INZAKE WONINGKREDIETEN (DE OVEREENKOMST) EUROPESE OVEREENKOMST OVER EEN VRIJWILLIGE GEDRAGSCODE BETREFFENDE VOORLICHTING IN DE PRECONTRACTUELE FASE INZAKE WONINGKREDIETEN ("DE OVEREENKOMST") Deze Overeenkomst is tot stand gekomen door onderhandelingen

Nadere informatie

1.1 Wetgeving Nationale wetgeving Het internationale recht Rechtspraak Gewoonte 22 1.

1.1 Wetgeving Nationale wetgeving Het internationale recht Rechtspraak Gewoonte 22 1. 7 INLEIDING 13 Deel 1 Fundamentele elementen van het HANDELS- EN economisch recht 17 1 DE BRONNEN VAN HET ECONOMISCH RECHT 19 1.1 Wetgeving 19 1.1.1 Nationale wetgeving 19 1.1.2 Het internationale recht

Nadere informatie

Betreft: Ontwerp van Koninklijk besluit betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen (CO-A-2010-030)

Betreft: Ontwerp van Koninklijk besluit betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen (CO-A-2010-030) 1/7 Advies nr 07/2011 van 9 februari 2011 Betreft: Ontwerp van Koninklijk besluit betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen (CO-A-2010-030) De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke

Nadere informatie

Nationale Bank van België, Brussel.

Nationale Bank van België, Brussel. Nationale Bank van België, Brussel. Alle rechten voorbehouden. De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan mits bronvermelding.

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 maart 2019;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 maart 2019; Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 houdende de voorwaarden waaronder kredietmaatschappijen erkend kunnen worden en ter bepaling

Nadere informatie

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna "WVP"), inzonderheid artikel 29;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29; 1/5 Advies nr. 35/2008 van 8 oktober2008 Betreft: Adviesaanvraag betreffende een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor

Nadere informatie

PRECONTRACTUELE INFORMATIEVERPLICHTINGEN IN HET KREDIETRECHT

PRECONTRACTUELE INFORMATIEVERPLICHTINGEN IN HET KREDIETRECHT Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-10 PRECONTRACTUELE INFORMATIEVERPLICHTINGEN IN HET KREDIETRECHT Een vergelijking van de wet op het consumentenkrediet met het gemeen kredietrecht

Nadere informatie

10 AUGUSTUS 2001. Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren.

10 AUGUSTUS 2001. Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren. 10 AUGUSTUS 2001. Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren. HOOFDSTUK I. Voorafgaande bepalingen. Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Nadere informatie

FICHE WETTELIJKE RENTEVOETEN.

FICHE WETTELIJKE RENTEVOETEN. FICHE WETTELIJKE RENTEVOETEN. HOOGTE WETTELIJKE BASIS BEREKENING WETTELIJKE RENTEVOET Voor het jaar 2015: 2,5% Mededeling in het Belgisch Staatsblad van 30/01/2015. -Wet van 05/05/1865 betreffende de lening

Nadere informatie

FICHE WETTELIJKE RENTEVOETEN.

FICHE WETTELIJKE RENTEVOETEN. FICHE WETTELIJKE RENTEVOETEN. HOOGTE WETTELIJKE RENTEVOET Voor het jaar 2014: 2,75% Mededeling in het Belgisch Staatsblad van 20/01/2014. WETTELIJKE RENTEVOET IN DE HANDELSTRANSACTIES - Eerste semester

Nadere informatie

(toestand einde periode) Variatie

(toestand einde periode) Variatie Departement Micro-economische informatie Laatste geregistreerde gegevens juli 218 1. Kerncijfers TABEL 1. AANTAL KREDIETNEMERS 217-7 218-7 Variatie Kredietnemers met minstens één uitstaand krediet 6.265.665

Nadere informatie

Nationale Bank van België, Brussel

Nationale Bank van België, Brussel Centrale voor kredieten aan particulieren Statistieken 2017 Nationale Bank van België, Brussel Alle rechten voorbehouden. De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve

Nadere informatie

Eindtermen Kredietbemiddeling

Eindtermen Kredietbemiddeling Kredietbemiddeling Module/examen 1 Algemene beginselen van de kredietbemiddeling Deel 1 De financiële en juridische omgeving en 1. Kredietgevers en kredietbemiddelaars 2. Organen voor toezicht, omkadering

Nadere informatie

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten Bron : Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

Nadere informatie

Vlaams Centrum Schuldbemiddeling. Jaarverslag 2008

Vlaams Centrum Schuldbemiddeling. Jaarverslag 2008 Vlaams Centrum Schuldbemiddeling Jaarverslag 2008 e cijfers Vlaanderen 1 000 000 000 schulden door winkelkaart * 495 089 achterstallige kredieten 344 072 kredietnemers met een betalingsachterstand 60 234

Nadere informatie

Elke weigering moet door de VMSW omstandig worden gemotiveerd.

Elke weigering moet door de VMSW omstandig worden gemotiveerd. ALGEMEEN REGLEMENT VAN DE LENINGEN 07/2012 Artikel 1 Definities In dit Algemeen reglement van de leningen wordt verstaan onder: 1 Commissie beheer rekening-courant : overlegorgaan ingesteld in uitvoering

Nadere informatie

Belangrijkste evoluties van de Centrale voor kredieten aan particulieren aan het einde van het derde kwartaal 2012

Belangrijkste evoluties van de Centrale voor kredieten aan particulieren aan het einde van het derde kwartaal 2012 Oktober 2012 Belangrijkste evoluties van de Centrale voor kredieten aan particulieren aan het einde van het derde kwartaal 2012 Analyse uitgevoerd door het Observatorium Krediet en Schuldenlast Duvivier

Nadere informatie

WETTELIJKE RENTEVOET IN DE

WETTELIJKE RENTEVOET IN DE FICHE WETTELIJKE RENTEVOETEN. WETTELIJKE RENTEVOET WETTELIJKE RENTEVOET IN DE HANDELSTRANSACTIES HOOGTE Voor het jaar 2016: 2,25 % Mededeling in het Belgisch Staatsblad van 18/01/2016. - Tweede semester

Nadere informatie

Beroepsvereniging van het Krediet

Beroepsvereniging van het Krediet Beroepsvereniging van het Krediet Principes om op verantwoorde wijze consumenten- en hypothecair krediet aan te gaan en te verstrekken 1. Inleiding Kredieten geven de kredietnemer de mogelijkheid om goederen

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIE, DE REPUBLIEK OEZBEKISTAN TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIE, DE REPUBLIEK OEZBEKISTAN TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIE, EN TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN VAN HET ONTGAAN VAN BELASTING INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN

Nadere informatie

Checklist bij hoofdstuk 1

Checklist bij hoofdstuk 1 Checklist bij hoofdstuk 1 AANSPRAKELIJKHEIDSGROND VOORWAARDEN Informatieverstrekking in reclame Art. 7:59 BW Informatieverstrekking in precontractuele fase Art. 7:60 BW Beëindiging krediet Art. 7:65 lid

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100, RICHTLIJN VAN DE RAAD van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake het consumentenkrediet (87/102/CEE) DE RAAD VAN DE EUROPESE

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, RICHTLIJN 2008/48/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad HET EUROPEES PARLEMENT

Nadere informatie

De omzetting van de Richtlijn in Belgisch recht : krachtlijnen en knelpunten

De omzetting van de Richtlijn in Belgisch recht : krachtlijnen en knelpunten Paul HEYMANS, Legal, Tax, Risk & Control Manager Credit Operations, ALLIANZ, Voorzitter van de Juridische Commissie Hypothecair krediet van de BVK en Ondervoorzitter van de EMF 23-10-2015 1 UITGANGSPUNT

Nadere informatie

Statistieken. Centrale voor kredieten aan particulieren

Statistieken. Centrale voor kredieten aan particulieren Statistieken Centrale voor kredieten aan particulieren - 2018 Nationale Bank van België, Brussel Alle rechten voorbehouden. De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A, RICHTLIJN VAN DE RAAD van 22 februari 1990 tot wijziging van Richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake het consumentenkrediet

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden Doorlopend Krediet

Algemene Voorwaarden Doorlopend Krediet Algemene Voorwaarden Doorlopend Krediet Doorlopend Krediet 1 1. Begrippen Kredietnemer: Kredietgever: Krediet: Kredietlimiet: De natuurlijke persoon of personen aan wie de kredietgever een lening heeft

Nadere informatie

FICHE WETTELIJKE RENTEVOETEN.

FICHE WETTELIJKE RENTEVOETEN. FICHE WETTELIJKE RENTEVOETEN. HOOGTE WETTELIJKE RENTEVOET Voor het jaar 2015: 2,5% Mededeling in het Belgisch Staatsblad van 30/01/2015. WETTELIJKE RENTEVOET IN DE HANDELSTRANSACTIES - Eerste semester

Nadere informatie

ADVIES &TIPS WEETJES. Krediet en Leningen

ADVIES &TIPS WEETJES. Krediet en Leningen ADVIES WEETJES &TIPS Krediet en Leningen 1. WELKE KREDIETEN BESTAAN ER? WELKE ZIJN DE VOORDELIGSTE? Eenvoudig gesteld, zijn er drie vormen van consumentenkrediet: Een kredietopening. Dit is een bedrag

Nadere informatie

Gedragscode voor schuldbemiddelaars

Gedragscode voor schuldbemiddelaars Gedragscode voor schuldbemiddelaars Deze code betreft het werk van diensten schuldbemiddeling. Het is een aanvulling op de beschikkingen die van toepassing zijn op het werk van maatschappelijk assistenten.

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN

ALGEMENE VOORWAARDEN ALGEMENE VOORWAARDEN De overeenkomst komt pas tot stand door ondertekening van de overeenkomst door alle partijen. De overeenkomst is opgesteld in zoveel exemplaren als er partijen met een onderscheiden

Nadere informatie

Inhoudsopgave DEEL 1 INLEIDENDE BEGRIPPEN DEEL 2 ASPECTEN UIT HET BURGERLIJK RECHT

Inhoudsopgave DEEL 1 INLEIDENDE BEGRIPPEN DEEL 2 ASPECTEN UIT HET BURGERLIJK RECHT Inhoudsopgave DEEL 1 INLEIDENDE BEGRIPPEN HOOFDSTUK 1: INDELING VAN HET RECHT 3 1.1. Het publiekrecht 4 1.1.1. Het staatsrecht 4 1.1.2. Het administratief recht 5 1.1.3. Het strafrecht 6 1.1.4. Het fiscaal

Nadere informatie

Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (BS 9 juli 1991) zoals gewijzigd bij wet van 13 juni 2010 (BS 21 juni 2010).

Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (BS 9 juli 1991) zoals gewijzigd bij wet van 13 juni 2010 (BS 21 juni 2010). Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (BS 9 juli 1991) zoals gewijzigd bij wet van 13 juni 2010 (BS 21 juni 2010). Art. 1 Voor de toepassing van deze wet moet worden verstaan onder: 1 ) de consument:

Nadere informatie

Projectoproep. Gericht aan de schuldbemiddelingssector. Innoverende projecten of nieuwe initiatieven inzake preventie van overmatige schuldenlast

Projectoproep. Gericht aan de schuldbemiddelingssector. Innoverende projecten of nieuwe initiatieven inzake preventie van overmatige schuldenlast Projectoproep Gericht aan de schuldbemiddelingssector Innoverende projecten of nieuwe initiatieven inzake preventie van overmatige schuldenlast Uiterste datum voor het indienen van de projecten : 6 juli

Nadere informatie

BEROEPSVERENIGING VAN HET KREDIET

BEROEPSVERENIGING VAN HET KREDIET Big brother zit overal! Heel wat instellingen, personen of organisaties nemen het niet zo nauw met de privacy van de burgers. De Liga heeft een aantal kandidaten op een rijtje gezet die het recht op privacy

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN ADVIES INZAKE EEN BEDING HOUDENDE EENZIJDIGE AANPASSING VAN EEN PREMIE VAN EEN VERZEKERINGSPOLIS RECHTSBIJSTAND

COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN ADVIES INZAKE EEN BEDING HOUDENDE EENZIJDIGE AANPASSING VAN EEN PREMIE VAN EEN VERZEKERINGSPOLIS RECHTSBIJSTAND C.O.B. 12 COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN ADVIES INZAKE EEN BEDING HOUDENDE EENZIJDIGE AANPASSING VAN EEN PREMIE VAN EEN VERZEKERINGSPOLIS RECHTSBIJSTAND Brussel, 21 oktober 2003 2 Advies over een

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN

ALGEMENE VOORWAARDEN ALGEMENE VOORWAARDEN!! WWW.VERKOOPMIJNAUTO.BE WWW.DEALERAANKOOP.BE INHOUDSOPGAVE Art. 1 Definities begrippen Art. 2 Identiteit van de ondernemer Art. 3 Toepasselijkheid Art. 4 De openbare veiling Art.

Nadere informatie

Vertaling C-110/14-1. Zaak C-110/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Vertaling C-110/14-1. Zaak C-110/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing Vertaling C-110/14-1 Zaak C-110/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 maart 2014 Verwijzende rechter: Judecătoria Oradea (Roemenië) Datum van de verwijzingsbeslissing: 25 februari

Nadere informatie

Schuldhulpverlening. Hoe gaat dat in zijn werk?

Schuldhulpverlening. Hoe gaat dat in zijn werk? Schuldhulpverlening Hoe gaat dat in zijn werk? In deze brochure vind je informatie over de mogelijke vormen van schuldhulpverlening binnen OCMW Antwerpen. 2 Wat is schuldhulpverlening? OCMW Antwerpen heeft

Nadere informatie

Principes om op verantwoorde wijze consumentenen hypothecair krediet aan te gaan en te verstrekken

Principes om op verantwoorde wijze consumentenen hypothecair krediet aan te gaan en te verstrekken Principes om op verantwoorde wijze consumentenen hypothecair krediet aan te gaan en te verstrekken 1 2 Kredieten geven de kredietnemer de mogelijkheid om goederen en diensten te verwerven of investeringen

Nadere informatie

Betreft: Koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register

Betreft: Koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register MEDEDELING 1 2018/20 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN Correspondent Onze referte Datum sg@ibr-ire.be TD/MB/DS/jv 30.10.2018 Geachte Confrater, Betreft: Koninklijk besluit van 30 juli

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 JANUARI 2010 C.08.0349.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0349.F A. S., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. A. M., Mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof

Nadere informatie