Conflicten tussen werk en privé Over de balans tussen werk en privé van zelfstandig ondernemers
|
|
- Johanna Jacobs
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Conflicten tussen werk en privé Over de balans tussen werk en privé van zelfstandig ondernemers Judith de Jonge Studentennummer: Noortje de Tombe Studentennummer: Begeleider: Fabian Dekker Bachelorproject Sociologie Universiteit Utrecht Faculteit Sociale Wetenschappen Juni
2 Voorwoord Voor u ligt onze bachelorscriptie. Hiermee hopen wij ons derde jaar van de studie sociologie en daarmee onze bachelor sociologie af te sluiten. De afgelopen maanden waren een leerzaam proces. Het kiezen van een onderwerp, het afbakenen van het onderwerp en het formuleren en herformuleren van de vraagstelling waren de eerste zaken waar we mee geconfronteerd werden. Vervolgens de theoretische afbakening, waarbij theorieën uit verschillende sociale wetenschappen werden gebruikt. Voor het uitvoeren van de analyses zijn onze statistiekboeken veelvuldig geraadpleegd, met als aanvulling daarop de expertise van Eva de Tombe op het gebied van SPSS, die we hierbij willen bedanken. Het schrijven van de resultaten, discussie en conclusie betroffen de meeste tijd en energie, vooral omdat het eind in zicht was. We willen graag Fabian Dekker bedanken voor zijn enthousiaste en kritische blik op onze in tussentijd ingeleverde stukken en de leerzame bijeenkomsten, waarbij de discussie niet geschuwd werd en waar er in het begin ook tijd en ruimte was voor uitwisseling van gedachten over de huidige maatschappij in het algemeen. We kijken al met al terug op een leerzame en plezierige periode, waarbij we tevreden terugkijken naar onze samenwerking. Deze werd gekenmerkt door discussie, humor en het motiveren van elkaar. Als lezer wensen we u veel plezier tijdens het lezen van onze bachelorscriptie. Mocht u vragen hebben, dan kunt u altijd contact met ons opnemen door ons te mailen. Judith de Jonge Noortje de Tombe 2
3 Inhoudsopgave Samenvatting 4 1. Inleiding Huidige arbeidsmarkt Balans werk en privé Vraagstelling Relevantie Wetenschappelijke relevantie Maatschappelijke relevantie Leeswijzer 8 2. Theoretisch kader Definitie en determinanten Werk en privé balans Theorieën Demand-control model Tijdsdruk Stress-buffering model Individuele kenmerken Het onderzoeksmodel Data en methode Data Operationalisering en methode Onafhankelijke variabele: zelfstandig ondernemerschap Afhankelijke variabele: werk-privé balans Onafhankelijke variabelen: mediërende variabelen en controlevariabelen Methode Resultaten Beschrijvende analyses Verklarende analyses Conclusie en discussie Conclusie Discussie Literatuur 33 3
4 Samenvatting In deze analyse wordt onderzocht of het zijn van zelfstandig ondernemer al dan niet van invloed is op de ervaren balans tussen werk en privé. Aan de hand van het demand-control model van Karasek, een theorie over tijdsdruk en het stress-buffering model van Wheaton zal de hoofdvraag beantwoord worden. Deze luidt: Heeft een zelfstandige beroepspositie invloed op de ervaren werk-privé balans? Zo ja, op welke wijze? Op basis van data van een schriftelijke vragenlijst uit 2006 met als titel Opvattingen over werk van het Internationaal Sociaal Survey Programma kan de hoofdvraag getoetst worden. Door het opstellen van zes hypothesen zijn er drie verschillende regressies uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de variabelen burgerlijke staat, betaald werken van de partner, geslacht en leeftijd geen significante invloed hebben op de ervaren werk-privé balans. De variabelen aanwezigheid van kinderen en opleidingsniveau hebben wel een significant effect op de werk-privé balans. Tevens komt uit de resultaten naar voren dat zelfstandig ondernemerschap geen directe invloed heeft op de werkprivé balans. Echter bezitten zelfstandig ondernemers wel meer autonomie en ervaren meer tijdsdruk. En heeft tijdsdruk, in tegenstelling tot zelfstandig ondernemerschap, een significant effect op de werkprivé balans. 4
5 1. Inleiding 1.1 Huidige arbeidsmarkt In de afgelopen decennia is de arbeidsmarkt van de westerse wereld sterk veranderd. Zo is er sprake van een toename van diversiteit van de werknemers op de arbeidsvloer (Van Hees en Verweel, 2006). Daarnaast is vanaf de jaren tachtig de arbeidsparticipatie van vrouwen sterk toegenomen. Begin jaren tachtig had ongeveer 30 procent van de vrouwen tussen jaar een baan van minimaal twaalf uur, in 2003 maakte al 55 procent van de vrouwen uit dezelfde leeftijdsgroep deel uit van de werkzame beroepsbevolking (Van der Valk en Boelens, 2004). Deze toenemende arbeidsparticipatie heeft er onder andere voor gezorgd dat er een toename is op te merken in het aantal tweeverdieners. Tweeverdieners zijn huishoudens waarbij beide partners werkzaam zijn. In 1977 was 35 procent van de paren tweeverdiener, rond 1990 was dit al meer dan 50 procent en in 2000 steeg dit aantal verder naar 75 procent (Allen, Herst, Bruck en Sutton, 2000). Door de toename van het aantal vrouwen en tweeverdieners op de arbeidsmarkt, is de relatie tussen de arbeidsrol en de private rol veranderd. Dit heeft ertoe geleid dat er meer aandacht is gekomen voor de combinatie van betaald werk en privéleven vanuit wetenschappelijk- en beleidsperspectief (Valgaeren en Van Aerschot, 2007). Naast de toename van diversiteit van werknemers op de arbeidsvloer, is er een verschuiving op te merken in de sectorale samenstelling van de Nederlandse economie. Voorheen bestond deze vooral uit industriële arbeid, tegenwoordig bestaat deze vooral uit de zakelijke dienstverlening. In 1950 bestond 45 procent van het arbeidsvolume in Nederland uit een dienstverlenende functie, in 1970 was dit opgelopen naar 54,6 procent van het arbeidsvolume, in 1990 bestond deze groep al uit 67,7 procent en in 2002 uit 74 procent van het arbeidsvolume (De Beer, 2005). Een vierde ontwikkeling is dat communicatielijnen in de afgelopen decennia steeds sneller en directer zijn geworden door communicatiemiddelen als en mobiele telefoons. Door deze technologische ontwikkelingen is het mogelijk geworden om op afstand te werken. De werkplek is niet meer tijd- en plaatsgebonden (Ester, Fouarge, Kerkhofs en Román, 2003), waardoor de mogelijkheid is ontstaan om thuis te werken. Bovengenoemde ontwikkelingen hebben gevolgen gehad voor de arbeidsmarkt en de positie van werknemers. De beschreven ontwikkelingen hebben er onder andere toe geleid dat er een toename is van flexibilisering op de arbeidsmarkt. Het wordt steeds belangrijker dat mensen werken aan hun employability. Employability houdt in dat arbeiders geen baan voor het leven hebben, maar dat hun positie op de arbeidsmarkt zo is, dat ze op meerdere plekken inzetbaar zijn. Er is dus steeds minder sprake van job security, waarbij mensen voor een langere tijd gebonden zijn aan een vaste baan (Van Hees en Verweel, 2006). Door bovenstaande ontwikkeling is er een sterke groei op te merken in het aantal uitzendkrachten, oproepkrachten, tijdelijke contracten en zelfstandig ondernemers met en zonder personeel (Dekker en Olsthoorn, 2011). In 2008 bestond ongeveer 13 procent van de werkende beroepsbevolking in Nederland uit zelfstandig ondernemers (Kösters 2009; Cövers en Van Thor, 5
6 2010). Het aantal zelfstandigen nam in de periode tussen fors toe: van in 1996 tot in Een specifieke groep binnen dit segment zijn de zelfstandig ondernemers zonder personeel (zzp ers), die een groot gedeelte van de groep zelfstandigen beslaat. Deze groep is sterk toegenomen en steeg tussen 1996 en 2008 met 67 procent (Kösters, 2009). Opvallend is dat deze groep met 42 werkuren per week meer werkuren maakt dan een gemiddelde werkende en daarnaast vooral in de dienstverlenende sector of in de bouw werkzaam is (Kösters, 2009). 1.2 Balans werk en privé De komst van nieuwe vormen van werken roept de vraag op hoe mensen de tijd tussen werk en privé met elkaar in balans brengen. Een concreet voorbeeld van een nieuwe vorm van werken wordt in Nederland Het Nieuwe Werken genoemd. Het Nieuwe Werken houdt in dat werknemers meer vrijheid krijgen in het bepalen wanneer en waar men werkt, bijvoorbeeld thuis of op kantoor (Eizema, 2010; Voss, 2008). In dit onderzoek wordt gekeken naar de balans tussen werk en privé van zelfstandig ondernemers. Onder een zelfstandig ondernemer wordt een persoon verstaan die met eigen kapitaal, kennis en vaardigheden een bedrijf draaiende wil houden en hiermee zijn of haar inkomen verdient (Brummelkamp, 2011). De zelfstandig ondernemers zonder personeel (de zzp ers) vormen hierbinnen een specifieke groep; voor hen geldt dezelfde definitie, alleen hebben zij geen personeel. Maar wie zijn de zelfstandig ondernemers in Nederland? De bovenstaande groei van zzp ers is voor het meerendeel veroorzaakt door een groei van werknemers die hun beroep niet langer meer in loondienst uitoefenen, maar zelfstandig als eigen baas. Vaak was hun opdrachtgever hier wel hun voormalig werkgever (Dekker en Kösters, 2011). Zzp ers zijn vaker van het mannelijk geslacht, ouder, hoger opgeleid, werken met name in de dienstverlenende sector en hebben vaak een werkende partner (Dekker en Kösters, 2011). Van een werk-privé balans wordt gesproken wanneer verantwoordelijkheden in zowel de werk- als de privésfeer naar behoren kunnen worden uitgevoerd, zonder dat een andere sfeer hieronder lijdt. Wanneer de verantwoordelijkheden van beide levenssferen echter niet in balans met elkaar zijn, kunnen er conflicten ontstaan. Er wordt dan van een verstoorde werk-privé balans of van een werkprivé conflict gesproken. In een artikel van Greenhaus en Beutell (1985) wordt dit conflict omschreven als een conflict waarin de druk om de rol uit te oefenen die bestaat op het werk, onverenigbaar is met de druk om de rol uit te oefenen die thuis bestaat. Eerdere studies geven aan dat door flexibele werktijden en werkplaatsen, werknemers de mogelijkheid krijgen om de vaak conflicterende eisen van werk en familie beter met elkaar in overeenstemming te brengen, wat kan leiden tot het vinden van een betere balans tussen werk en privé (Anderson, Coffey en Byerly, 2002; Golden, Lambert, Henly en Wien-Tuers, 2010). Zo citeren Peters, Den Dulk en Van der Lippe (2008) een aantal onderzoeken waaruit blijkt dat thuiswerkers meer tevreden zijn met hun werk-privé balans. Enerzijds biedt flexibel werken dus de mogelijkheid om de eisen van de verschillende levenssferen meer op elkaar af te stemmen, wat positieve effecten 6
7 teweegbrengt. Anderzijds laten verschillende onderzoeken zien dat er ook nadelen kleven aan het flexibel werken. Zo blijkt uit onderzoek van Peters, Den Dulk en Van der Lippe (2008) dat Nederlandse werknemers het vaak moeilijk vinden om betaald werk te combineren met verplichtingen op privégebied. Volgens Peters et al. (2008) leidt de tijd-ruimtelijke flexibiliteit tot een slechtere werkprivé balans, doordat men makkelijker extra werk verricht, wat tot gevolg heeft dat werknemers meer stress ondervinden, zowel op het gebied van werk als privé. Ook Voss (2008) besteedt aandacht aan de nadelen van het thuiswerken. Volgens Voss wordt de grens tussen werk en privé door de flexibiliteit en de vrijheid vervaagd, waardoor het moeilijker is om deze twee van elkaar gescheiden te houden. Deze vervaagde grens kan leiden tot negatieve gevolgen voor zowel het privéleven als de persoonlijke carrière (Voss, 2008). Net als thuiswerkers in loondienst, kennen zelfstandig ondernemers tijd- en ruimteflexibiliteit. Dit onderzoek richt zich op de vraag wat de gevolgen zijn van het werken als zelfstandige voor de ervaren balans tussen werk en privé. 1.3 Vraagstelling In voorgaande onderzoeken, met betrekking tot het vinden van een balans tussen werk en privé, richtten onderzoekers zich vooral op arbeiders in loondienst en daarbinnen bepaalde groepen, zoals vrouwen, ouders of eenoudergezinnen (Moen et al, 2000). De werk-privé balans van zelfstandig ondernemers kwam niet of slechts gedeeltelijk aan bod (Dekker en Olsthoorn, 2011). In dit onderzoek wordt daarom specifiek gekeken naar de werk-privé balans van zelfstandig ondernemers. Hierbij wordt de volgende hoofdvraag gesteld: Heeft een zelfstandige beroepspositie invloed op de ervaren werk-privé balans? Zo ja, op welke wijze? 1.4 Relevantie Wetenschappelijke relevantie In voorgaande onderzoeken rond het thema werk en privé is er geen onderzoek gedaan naar de werkprivé balans van zelfstandig ondernemers. Verschillende onderzoekers hebben onderzoek gedaan naar de werk-privé balans van werknemers en naar hun eventuele werk-privé conflicten. Er zal daarom gekeken worden of er sprake is van een verschil op het gebied van de ervaren werk-privé balans tussen zelfstandig ondernemers en werknemers. Met dit onderzoek wordt er beoogd een zo compleet mogelijk beeld te schetsen van de factoren die hierbij een rol kunnen spelen. Hierbij wordt er gebruik gemaakt van theorieën vanuit verschillende sociale disciplines. Wanneer er uit dit onderzoek blijkt dat er sprake is van een significant verschil tussen werkprivé balans van zelfstandig ondernemers ten opzichte van niet-zelfstandig ondernemers, zou hier in toekomstig wetenschappelijk onderzoek dieper op ingegaan kunnen worden Maatschappelijke relevantie Wanneer de balans tussen het werk en privéleven verstoord is, kan dit leiden tot negatieve gevolgen 7
8 voor het individu. Van Aerschot (2004) onderscheidt bijvoorbeeld op basis van een literatuurstudie drie soorten negatieve gevolgen, te weten: stressgerelateerde (psychosomatische klachten, lichamelijke klachten, depressie en burnout), gedragsmatige (toename gebruik van alcohol, geneesmiddelen, nicotine en afname van lichaamsbeweging) en affectieve gevolgen (toename ontevredenheid over arbeid). Wanneer blijkt dat de werk-privé balans van zelfstandig ondernemers sterker verstoord is dan die van niet-zelfstandig ondernemers, dan zou de overheid kunnen besluiten om maatregelen te nemen zodat deze vorm van werken gestimuleerd of juist ontmoedigd wordt. 1.5 Leeswijzer Dit onderzoek is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 worden eerdere onderzoeken en theorieën besproken. Op basis hiervan zullen hypothesen geformuleerd worden.vervolgens worden er in hoofdstuk 3 methoden besproken die in dit onderzoek worden gebruikt. Hierin worden de begrippen in de onderzoeksvraag geoperationaliseerd en wordt weergegeven hoe de onafhankelijke en afhankelijke variabelen worden gemeten. In hoofdstuk 4 worden de resultaten weergegeven. Tot slot worden er in hoofdstuk 5 en 6 de conclusie en discussie behandeld. Hierbij worden de implicaties en bevindingen van het onderzoek samengevat en bekritiseerd. 8
9 2. Theoretisch kader 2.1 Definitie en determinanten Werk en privé balans In dit onderzoek wordt de term werk-privé balans gehanteerd. In Engelse literatuur wordt gebruik gemaakt van de termen work life balance en work family balance. Wanneer de balans tussen werk en privé verstoord is, kan dit leiden tot conflicten in de werk- en privésfeer van het individu. Eerdere onderzoeken naar de balans tussen werk en privé benoemen conflicten die voortvloeien uit een verstoorde balans zowel optreden in de werk- als in de privésfeer (Allen, Herst, Bruck en Sutton, 2000). Zo kan werk een negatieve invloed hebben op het privéleven, maar kan er tegelijkertijd ook sprake zijn van negatieve gevolgen van het privéleven op de werksfeer. In Engelse literatuur wordt ook wel gesproken van een work family conflict (WFC), dit houdt in dat problemen in het privéleven ontstaan als gevolg van het werk. Daarnaast wordt de family work conflict (FWC) genoemd, dit zijn de problemen die op het werk ondervonden worden ten gevolge van verantwoordelijkheden in het privéleven (Fu en Shaffer, 2001; Frone et al., 1997). Hierbij hebben activiteiten op het werk en gebeurtenissen in de privésfeer invloed op deze balans. Zowel situaties op het werk als situaties thuis oefenen invloed uit op cognities, emoties en gedragingen van personen die in beide levenssferen aanwezig zijn (Peeters en Heiligers, 2007). In de theorievorming wordt er gebruik gemaakt van het job-strain model van Karasek, een theorie over tijdsdruk die Valgaeren en van Aerschot bespreken in hun onderzoek en het stressbuffering model van Cohen en Wills. Aan de hand van deze theorieën worden de hypothesen opgesteld. De theorieën die gebruikt zijn, zijn afgeleid uit eerdere onderzoeken, welke vooral gericht waren op thuiswerkenden in loondienst (Golden et al, 2010; Moen et al, 2000). Dit onderzoek zal zich, zoals in de introductie al is vermeld, richten op de werk-privé balans van een nog niet eerder onderzochte groep: de zelfstandig ondernemers (Dekker en Olsthoorn, 2011). 2.2 Theorieën Demand-control model Het demand-control model van Karasek is een veelgebruikt model in eerdere onderzoeken en richt zich op de kenmerken van de werkomgeving (Sargent en Terry, 2000). Het model gaat ervan uit dat er twee elementen zijn die het welzijn van de werknemer en de kwaliteit van diens werkleven beïnvloeden. Deze twee elementen zijn de zogenaamde job demands (het vereiste werk en de mate van werk onder tijdsdruk) en de work control (de mate waarin de werknemer invloed kan uitoefenen over taken). Wanneer werknemers veel invloed hebben op hun werktaken is er sprake van een grote hoeveelheid autonomie. Het model voorspelt dat er sprake zal zijn van job strain (wat zich kan uiten in mentale en fysieke stress), wanneer de eisen van werkzaamheden (de job demands) hoog zijn en de controle over werk laag (de work control). De kern van job demands-control model is dat een grote mate van controle over het werk beschermt tegen de schadelijke effecten van een baan met veel 9
10 vereisten (Sargent en Terry, 2000). Hoewel het demand-control model in eerste instantie is ontwikkeld om de mate van stress op de arbeidsvloer te voorspellen, kunnen de uitkomsten ook toegepast worden op de voorspelling van de mate van conflict tussen werk en privé, aangezien deze aan elkaar gerelateerd zijn (Googins 1991 in: Duxbury, Higgins en Lee, 1994). Dit betekent dat de mate van conflict tussen werk en gezin, wat ontstaat door vereisten in de familiesfeer (FWC), afneemt wanneer de mate van controle die iemand heeft over de vereisten in de familiesfeer toeneemt. Eenzelfde effect geldt voor werk. De mate van conflict tussen werk en gezin, wat ontstaat als gevolg verantwoordelijkheden op het werk (WFC), neemt af wanneer de mate van controle over werkvereisten toeneemt (Duxbury, Higgens en Lee, 1994). We verwachten dat zelfstandig ondernemers veel autonomie kennen in hun werk, aangezien ze vaak over een grote mate van controle beschikken op gebied van organisatie in hun werk (Valgaeren en Van Aerschot, 2007). Dit leidt tot de eerste hypothese: H1: Zelfstandig ondernemers ervaren een betere werk-privé balans dan niet-zelfstandig ondernemers, aangezien ze over een hogere mate van autonomie in het werk beschikken Tijdsdruk Onderzoek naar determinanten van werk-privé balans van Valgaeren en Van Aerschot (2007) laat zien dat er sprake is van meer conflict tussen werk en privé bij zelfstandig ondernemers, dan bij werknemers, hoewel dit effect niet significant is. Het onderzoek is onder een kleine groep, namelijk 99 zelfstandigen, uitgevoerd. Daarnaast is het onderzoek naar zelfstandig ondernemers in Vlaanderen gedaan. Deze omstandigheden maken het zinvol eenzelfde soort onderzoek te doen, maar dan in Nederland. Valgaeren en Van Aerschot (2007) onderscheiden verschillende determinanten die een rol spelen bij het werk-pivé conflict, welke gebaseerd zijn op een model van Fu en Schaffer (2001). Hierbij onderscheiden ze rolautonomie, rolambiguïteit, rolconflict, roloverlading en het aantal uren dat iemand werkt. Aangezien rolautonomie hierboven al is beschreven en omdat rolambiguïteit (de mate van duidelijkheid wat er van iemand wordt verwacht) niet van toepassing is op zelfstandig ondernemers, richten we ons in deze paragraaf op rolconflict, roloverlading en het aantal uren wat iemand werkt. Rolconflict kan gezien worden als een verstoorde balans tussen de rol op het werk en de rol in het privéleven, omdat de arbeidsrol conflicteert met de privérol van een individu of andersom. Met andere woorden; er heerst een conflict tussen de twee rollen die een individu moet innemen (arbeidsen privérol) en de verwachtingen van deze rollen. Dit rolconflict ontstaat onder andere door tijdsdruk, stress en gedrag (Valgaeren en Van Aerschot, 2007). Tijdsdruk kan ontstaan wanneer de verwachtingen in beide rollen gerealiseerd dienen te worden en hiervoor te weinig tijd is. Daarnaast kan stress tot rolconflict leiden. Namelijk wanneer één van de rollen veel stress oplevert, kan dit 10
11 ervoor zorgen dat het individu zich niet volledig kan ontspannen in de andere rol. Tot slot kan bepaald gedrag leiden tot rolconflict. Hier is sprake van als een individu bepaalde gedragingen van de ene rol behoudt tijdens de andere rol. Dit kan dan bijvoorbeeld leiden tot ergernissen van omstanders (Valgaeren en Van Aerschot, 2007). Roloverlading wordt door Fu en Schaffer (2001) omschreven als uitvoeren van een rol te veel tijd en energie kost. Hoe meer tijd en energie het uitoefenen van rol op het werk kost, hoe meer conflict er thuis wordt ervaren. Het aantal uren dat iemand werkt is naar verwachting van invloed op de ervaren conflicten tussen werk en privé. Hoe meer men werkt, hoe meer er sprake is van een negatieve invloed van de arbeidsrol op de private rol (Valgaeren en Van Aerschot, 2007). Het aspect dat in zowel rolconflict, roloverlading en het aantal uren dat iemand werkt naar voren komt, is tijd. Op basis van bovenstaande zou daarom kunnen worden verwacht dat mensen die meer werken, meer conflict ondervinden. Omdat zelfstandig ondernemers meer werkuren tijdens een werkweek maken dan werknemers in loondienst, zullen ze waarschijnlijk meer werkdruk en minder rust ervaren (Valgaeren en Van Aerschot; Kösters, 2009). Dit leidt tot een tweede hypothese, namelijk: H2: Zelfstandig ondernemers ervaren een slechtere werk-privé balans, door een hoge mate van tijdsdruk Stress-buffering model Het stress-buffering model van Cohen en Wills vormt een aanvulling op het model van Karasek. Dit model kijkt naar de relatie van verschillende soorten stress, het omgaan met bepaalde hulpbronnen en regelingen. Het model gaat er vanuit dat individuen steun ondervinden van hulpbronnen die helpen tegen negatieve stresservaringen. Het voorspelt dat sociale steun ervoor zorgt dat een individu minder negatieve effecten van stress ervaart (Sargent en Terry, 2000). In het artikel van Wheaton (1985) wordt onderscheid gemaakt tussen twee modellen bij het stress-buffering model. Het model wordt opgesplitst in interactief en mediërend. Deze splitsing wordt gemaakt om te helpen bij het maken van een onderscheid tussen vormen van stress-buffering. Volgens het eerste model, interactive effect buffering, heeft een hulpbron (bijvoorbeeld sociale steun) een positief effect op het verminderen van stress. In dit model wordt ervan uitgegaan dat er een interactie plaatsvindt tussen stress en de desbetreffende hulpbron, in figuur 1 aangegeven als sociale steun. Het eerste model geeft het interactie-effect weer van de hulpbron steun. 11
12 Figuur 1 Model 1 en 2 van het stress-buffering model Bron: Wheaton, Door deze interactie zal het negatieve effect van stress significant afnemen. Het gaat hier om een direct effect van sociale steun op de afname van stress. Volgens Wheaton (1985) neemt het stressgehalte af, wanneer de sociale steun (de hulpbron) toeneemt. Het tweede model (figuur 1), mediërende effect buffering, gaat ervan uit dat stress invloed heeft op de mate van een bepaalde hulpbron, bijvoorbeeld sociale steun. Deze hulpbron zorgt ervoor dat stress afneemt. Met andere woorden: de vorm van sociale steun is afhankelijk van het niveau van stress. De relatie tussen het stressniveau en de hulpbron is positief; wanneer stress toeneemt zal de hulpbron (sociale steun) tevens toenemen. Dit model laat zien dat stress ervoor zorgt dat de hulpbron toeneemt, met als gevolg dat de hulpbron het stresseffect verbetert (Wheaton, 1985). Voor dit onderzoek kan deze theorie inzicht geven wat betreft de hulpbronnen van zelfstandig ondernemers en hun ervaren stress. De theorie legt de nadruk op interactie tussen individuen en eventueel ervaren stress. Met behulp van deze theorie kan er gekeken worden naar het verschil in hulpbronnen tussen zelfstandig ondernemers en nietzelfstandig ondernemers. Daarnaast wordt er aan de hand van deze theorie gekeken naar het effect van stress op de werk-privé balans van zelfstandig ondernemers. Dit leidt tot de derde hypothese: 12
13 H3: Het kunnen beschikken over sociale hulpbronnen leidt tot een betere werk-privé balans Individuele kenmerken Naast bovenstaande hypothesen zijn nog enkele hypothesen opgesteld die als controlevariabelen gelden. Deze hypothesen hebben achtereenvolgens betrekking op geslacht, leeftijd en opleidingsniveau van de respondenten. Uit het onderzoek van Peters, Den Dulk en Van der Lippe (2008) komt naar voren dat vrouwen meer conflict ervaren bij het combineren van werk en privé. Dit komt onder andere doordat vrouwen vaker een groter verantwoordelijkheidsgevoel hebben dan mannen. Zo zouden ze zich meer verplicht kunnen voelen om naast hun werk ook zorg te dragen over het gezin (Peters, Den Dulk en Van der Lippe, 2008; Meijer-Zhan, 2010). Vrouwen dragen vaak meer verantwoordelijkheid over het gezin en het huishouden, waardoor ze een groter werk-privé conflict ervaren dan mannen (Peters, Den Dulk en Van der Lippe, 2008). Hierbij moet rekening gehouden worden met het feit dat mannen vaker fulltime werken en vrouwen vaak parttime. Voor het feit dat vrouwen vaker deeltijd werken dan mannen zijn verschillende verklaringen aan te dragen. Een mogelijke reden voor het feit dat de vrouw meer deeltijd werkt, is dat er meer tijd en aandacht kan worden besteed aan het gezin en de zorg voor het gezin (Meijer-Zhan, 2011). Dit leidt tot de vierde hypothese: H4: Vrouwen ervaren vaker een werk-privé conflict dan mannen. In eerdere literatuur is er aandacht geweest voor de werk-privé balans van verschillende leeftijden. Zo blijkt uit onderzoek van Kieskamp (2011) dat er geen sprake is van een verschil in de ervaren conflict tussen werk en privé tussen drie verschillende generaties in een tijdsperiode van Deze bevinding is in tegenstelling tot eerder onderzoek, waarin juist naar voren komt dat oudere mensen minder conflict ervaren tussen werk en privé. Zo tonen Grzywacz, Almeida en McDonald (2002) aan dat hoe ouder een werknemer is, hoe beter de balans tussen werk en privé. Dit gevonden effect kan onder andere worden verklaard doordat oudere werknemers al langer worden geconfronteerd met obstakels voor een goede werk-privé balans, waardoor de oudere werknemer beter weet om te gaan met deze obstakels dan een jongere werknemer. Op basis van de resultaten van het onderzoek van Grzywacz et al (2002), kan worden verwacht dat hoe ouder een individu is, hoe kleiner het conflict tussen werk en privé. Daarbij is het aannemelijk dat oudere werknemers met een gezin vaak oudere kinderen hebben dan jonge werknemers met kinderen. Oudere kinderen zijn vaak zelfstandiger dan jongere kinderen en hebben over het algemeen minder zorg nodig (Nagel, 2002). Door deze onafhankelijkheid van de kinderen, is het mogelijk dat oudere werknemers minder tijd besteden aan de zorg van hun kinderen en daardoor werk en privé beter weten te combineren. Dit leidt tot de vijfde hypothese: 13
14 H5: Ouderen ervaren een betere werk-privé balans dan jongeren. Wanneer gekeken wordt of opleidingsniveau een rol speelt bij het ervaren van een werk-privé conflict, blijkt uit het onderzoek van Lippe et al. (2008) dat hoger opgeleiden meer werk-privé conflict ervaren vergeleken met lager opgeleiden. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat hoger opgeleiden hun werk serieuzer nemen en ambitieuzer te werk gaan, waardoor ze zowel op het gebied van hun carrière als in hun privéleven een bepaalde druk voelen om goed te presteren (Lippe et al., 2008). Echter uit het onderzoek van Kieskamp (2011) blijkt dat hoger opgeleiden minder werk-privé conflict ervaren dan lager opgeleiden. Redenen hiervoor zouden kunnen zijn dat een hoger opgeleide meer baanzekerheid heeft en werk en privé beter kan combineren.wanneer het onderzoek van Kieskamp (2011) gebruikt wordt als richtlijn, leidt dit tot de volgende hypothese: H6: Hoger opgeleiden ervaren een betere werk-privé balans dan lager opgeleiden Het onderzoeksmodel De zes hypothesen zijn onder verschillende kopjes in een conceptueel model weergegeven. De balans tussen werk en privé wordt gemeten aan de hand van de mate van het ervaren werk-privé conflict. Zo is in model 1 het werk-privé conflict weergeven. De afhankelijke variabele werk-privé conflict in het model is getoetst aan de hand van hinder van werk in het privéleven én hinder van privé in het werkleven. Kortom wanneer er in dit artikel wordt gesproken van werk-privé conflict, wordt hiermee bedoeld dat er gemeten is voor conflicten die in beide richtingen voorkomen. Hypothese 1 (autonomie in werk) en hypothese 2 (de mate van tijdsdruk) zijn weergegeven als mediërende factoren. Hypothese 4 (geslacht), hypothese 5 (leeftijd) en hypothese 6 (opleidingsniveau) meten tezamen individuele kenmerken die van invloed kunnen zijn op de werk-privé balans. Tenslotte meet hypothese 3 de invloed van sociale hulpbronnen. Het model wordt in drie delen getoetst. Namelijk deel 1: de invloed van zelfstandig ondernemerschap (onafhankelijke variabele) op autonomie (afhankelijke variabele), deel 2: de invloed van zelfstandig ondernemerschap (onafhankelijke variabele) op tijdsdruk (afhankelijke variabele) en deel 3: de invloed van zelfstandig ondernemerschap, tijdsdruk, autonomie, individuele kenmerken en sociale kenmerken (onafhankelijke variabelen) op de mate van conflict tussen werk en privé (afhankelijke variabele). 14
15 Model 1 Werk-privé conflict zelfstandig ondernemerschap Leeftijd Geslacht Opleidingsniveau Zelfstandig ondernemerschap Autonomie Werk-privé conflict Tijdsdruk Burgerlijke staat Aanwezigheid van kinderen Betaald werken van de partner 15
16 3. Data en methode 3.1 Data De data die gebruikt wordt voor dit onderzoek is afkomstig van Internationaal Sociaal Survey Programma (ISSP). In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een schriftelijke vragenlijst uit 2006 met als titel Opvattingen over werk (Netherlands, ISSP 2006, Role of Government IV, Questionnaire). Het ISSP voert jaarlijks internationaal opinieonderzoek uit. Het richt zich hierbij op meer dan veertig landen over de gehele wereld. In elk land worden er jaarlijks ongeveer 1000 inwoners ondervraagd. Om de resultaten zo betrouwbaar mogelijk te maken, worden de vragenlijsten vertaald naar het land waarin de vragenlijst wordt afgenomen. Daarnaast worden de 1000 participanten op willekeurige wijze geselecteerd. In Nederland wordt deze selectie via het adressenbestand van alle woningen gemaakt. Binnen elk geselecteerd huishouden wordt de persoon benaderd die het dichst in de buurt van een bij toeval bepaalde datum jarig is. Doordat verjaardagen gelijkmatig door het jaar heen zijn verspreid, worden de personen binnen elk geselecteerd huishouden tevens op toeval geselecteerd. Hierdoor bestaat de groep participanten uit een groep waarin een zo representatief mogelijke groep Nederlanders deelneemt aan het onderzoek (jong en oud, mannen en vrouwen, hoog- en laagopgeleiden, allochtonen en autochtonen). Het ISSP probeert de betrouwbaarheid van het onderzoek zo groot mogelijk te houden, door inwoners die benaderd zijn om deel te nemen aan het onderzoek, maar niet gereageerd hebben, nogmaals te contacteren om te participeren. Daarnaast hanteert het ISSP strenge richtlijnen betreft de persoonlijke gegevens van de deelnemers. Zowel de namen als adressen van de participanten worden na het selecteren meteen vernietigd. Met deze anonimiteit probeert men meer inwoners te overtuigen om deel te nemen aan het onderzoek. In 2006 zijn er in Nederland voor het onderzoek Opvattingen over werk 828 respondenten benaderd. Aangezien het een schriftelijk onderzoek is, nam er uiteindelijk maar een laag percentage deel aan het onderzoek, namelijk 42 procent. Deze 828 benaderden betreft een groep inwoners tussen de 15 en 64 jaar oud en die tussen 1970 en 2006 het primair onderwijs hebben verlaten (Netherlands, ISSP 2006, Role of Government IV, Questionnaire). In dit onderzoek wordt alleen gebruik gemaakt van data afkomstig uit Nederland. 3.2 Operationalisering en methode Vragen uit de vragenlijst die voor dit onderzoek relevant zijn, zijn vragen naar individuele kenmerken, vragen naar werkomstandigheden en vragen over de sociale hulpbronnen van respondenten. Ten slotte wordt er naar opinies gevraagd over de mate van conflict tussen werk en privé Onafhankelijke variabele: zelfstandig ondernemerschap De onafhankelijke variabele is het al dan niet zelfstandig ondernemerschap. In het ISSP wordt deze variabele gemeten aan de hand van de volgende vraag: In welke soort organisatie werkt u momenteel/werkte u in uw huidige/laatste baan? 16
17 Hierbij kan de respondent kiezen uit de overheid (1), semi-overheid (2), particulier bedrijf (3) en werkzaam voor eigen rekening (zelfstandig ondernemend) (4). Deze variabele is gehercodeerd naar een dichotome variabele, waarbij de eerste drie waarden zijn samengevoegd tot waarde 0 en de vierde waarde tot waarde 1. Op de nieuwe dichotomoe variabele staat waarde 0 voor geen zelfstandig ondernemer en de waarde 1 voor zelfstandig ondernemer Afhankelijke variabele: werk-privé conflict Als afhankelijke variabele wordt de mate waarin er sprake is van een conflict tussen werk en privé gemeten. Zoals al eerder is aangegeven, wordt er gesproken van een verstoorde balans of van een werk-privé conflict wanneer de druk om de rol uit te oefenen die bestaat op het werk, onverenigbaar is met de druk om de rol uit te oefenen die thuis bestaat (Greenhaus en Beutell, 1985). Het werk-privé conflict wordt gemeten aan de hand van de volgende vragen: Hoe vaak heeft u het gevoel dat de eisen van uw baan uw gezinsleven hinderen? Hoe vaak heeft u het gevoel dat de eisen van uw gezinsleven en uitoefening van uw baan hinderen? Respondenten konden bovenstaande vragen beantwoorden door te kiezen uit een vijfpuntschaal, lopend van 1 = altijd tot 5 = nooit, met als zesde categorie weet niet. De zesde categorie wordt voor de analyse gehercodeerd naar een missende variabele. De antwoordcategorieën zijn omgekeerd gecodeerd, zodat een hoge waarde (5) een sterke mate van conflict aangeeft en een lage waarde (1) een geringe mate van conflict. De Cronbach s alpha tussen de twee variabelen bedraagt 0.691, wat geldt als een acceptabele interne consistentie. De twee variabelen worden samengevoegd tot één variabele die zowel het werk-privé conflict meet als het privé-werk conflict. Die nieuwe variabele is bij benadering normaal verdeeld en bestaat uit een negenpuntschaal, namelijk van weinig conflict (2) tot veel conflict (10) tussen werk en privé Onafhankelijke variabelen: mediërende variabelen en controlevariabelen Mediërende variabelen Autonomie: Volgens Valgaeren en Van Aerschot (2007) wordt het werk-privé conflict, problemen die in het privéleven ontstaan als gevolg van werk, vooral veroorzaakt door werkgerelateerde variabelen rolautonomie, rolambiguïteit, rolconflict en roloverlading. Voor zelfstandig ondernemers is alleen de variabele rolautonomie van toepassing. Met rolautonomie wordt in dit geval de mate van vrijheid bedoeld in het bepalen hoe iemand zowel inhoudelijk als praktisch zijn of haar werk regelt (Valgaeren en Van Aerschot, 2007). In het vervolg van het artikel zal er van autonomie gesproken worden. Zoals in hoofdstuk 2 al kort naar voren is gekomen gaat het demand-control model van Karasek ervan uit dat onder andere work control, oftewel de mate waarin de werknemer invloed kan uitoefenen over taken, de kwaliteit van het werkleven van een werknemer bepaalt (Sargent en Terry, 2000). Wanneer een werknemer veel te zeggen heeft en invloed kan uitoefenen op de eigen werktaken, betekent dit dat het 17
18 individu veel autonomie bezit. Daarom wordt in dit onderzoek de mate van autonomie in het werk gemeten aan de hand van de mate van autonomie die iemand in de organisatie van zijn of haar werk heeft. Deze mate van autonomie wordt aan de hand van de volgende vraag gemeten: Welke van de volgende uitspraken beschrijft het beste hoe uw werk is georganiseerd? Deze vraag kan door de respondent beantwoord worden met: ik ben vrij te bepalen hoe mijn dagelijks werk is georganiseerd (1); ik kan binnen zekere grenzen bepalen hoe ik mijn dagelijkse werk organiseer (2) of met; ik ben niet vrij in het bepalen van de organisatie van het eigen werk (3). De respondent kan deze vraag ook beantwoorden met de categorie weet niet (8). De waarden van de antwoordcategorieën van de vraag zijn andersom gecodeerd, zodat een hoge waarde op de nieuwe variabele veel autonomie indiceert en een lage waarde weinig autonomie. De respondenten die vragen hadden beantwoord met weet niet en niet beantwoord zijn uit het bestand gefilterd. De bewerkte variabele is vervolgens dichotoom gemaakt door de waarden 1 en 2 te hercoderen naar waarde 0 en de waarde 3 naar waarde 1. Bij deze dichotome variabele geldt de waarde 0 als weinig autonomie en waarde 1 als veel autonomie. Tijdsdruk: De mate van tijdsdruk wordt gemeten aan de hand van de volgende vraag: Hoeveel uur per week werkt / werkte u? De respondent kan deze vraag beantwoorden door het aantal uur aan te geven die hij/zij werkt. Controlevariabelen Sociale hulpbronnen: Hoewel variabelen binnen het gezinsdomein en thuissituatie vooral invloed hebben op het privé-werk conflict, zal in dit onderzoek ook worden gekeken in hoeverre deze invloed hebben op het werk-privé conflict. Deze variabelen vallen onder de noemer sociale hulpbronnen. De sociale hulpbronnen worden gemeten aan de hand van drie variabelen, te weten: burgerlijke staat, betaald werken van de partner en de aanwezigheid van kinderen. - Burgerlijke staat Burgerlijke staat wordt gemeten aan de hand van de volgende vraag: Wat is uw officiële burgerlijke staat? Hierbij zijn er vijf mogelijke antwoorden, namelijk: 1 = Gehuwd en samenwonend met echtgeno(o)t(e), 2 = Weduwe/ Weduwnaar, 3 = Gescheiden, 4 = Gehuwd, maar gescheiden van tafel en bed en 5 = Alleenstaand, nooit gehuwd geweest. Deze variabele is gehercodeerd naar een dichotome variabele, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen niet gehuwd (0) en gehuwd (1). - Betaald werken van de partner Respondenten werd op de volgende manier gevraagd daar het betaald werken van de partner: Wat is momenteel uw belangrijkste bezigheid? En die van uw partner (indien van toepassing)? Deze vraag heeft negen antwoordcategorieën: 1 = Full-time betaald werk (35 uur en meer), 2 = Parttime betaald werk (12 tot 34 uur), 3 = Minder dan part-time betaald werk (minder dan 12 uur), 4 = 18
19 Meewerkend gezinslid, 5 = Werkloos, 6 = Scholier/ Student, 7 = Gepensioneerd, 8 = Huisvrouw/ -man en 9 = Arbeidsongeschikt. Vervolgens is een dichotome variabele aangemaakt. Dit is gedaan door de antwoordcategoriëen 3 t/m 9 te hercoderen naar waarde 0 (partner verricht geen of minder dan 12 uur per week betaald werk) en de antwoordcategorieën 1 en 2 naar de waarde 1 (partner verricht meer dan 12 uur per week betaald werk). - Aanwezigheid van thuiswonende kinderen De aanwezigheid van thuiswonende kinderen werd op de volgende manier gemeten: Van alle overige personen in uw huishouden, behalve uzelf en uw partner, willen we graag weten wat hun geslacht en leeftijd is, in welke relatie ze tot u staan en wat hun opleiding en hun belangrijkste bezigheid is. Deze vraag bestaat uit meerdere onderdelen. Voor deze analyse is alleen onderdeel b van toepassing, namelijk relatie tot u. Hierin kan de respondent aangeven wat de relatie is tot de personen waarmee hij/zij samenwoont. De respondent kan uit de volgende relaties kiezen: 1 = Zoon/dochter, 2 = Ouders/schoonouders/ouders van uw partner/stiefouders, 3 = Broer/zus, 4 = Ander familielid of 5 = Ander niet familielid, als huisgenoten. Voor dit onderzoek is waarde 1 van belang. Van deze variabele is wederom een dichotome variabele aangemaakt, die waarde 0 (geen kinderen) en waarde 1 (kinderen) kent.. Individuele kenemerken: Deze worden gemeten aan de hand van de volgende de volgende variabelen. - Geslacht: Het geslacht van de repondent: Bent u een man of vrouw? Hierbij is waarde 1 man en waarde 2 vrouw. Deze variabele wordt gehercodeerd, zodat man op de nieuwe variabele waarde 0 kent en vrouw waarde 1. - Leeftijd: Wanneer bent u geboren? - Opleidingsniveau: Het opleidingsniveau van de respondent, wordt gemeten aan de hand van de volgende vraag: Wat is uw hoogst voltooide opleiding? Deze vraag kent acht mogelijke antwoordcategorieën, die loopt van 1=basisonderwijs naar 8=universiteit. Daarnaast konden respondenten kiezen voor de antwoordcategorie niet van toepassing. 3.3 Methode Met de data wordt het model zoals weergegeven in model 1 met behulp van het programma SPSS 16.0 getoetst (SPSS statistics 16, 2010). Om het model te toetsen worden in dit onderzoek zowel beschrijvende analyses (bivariate correlaties, gemiddelden, standaarddeviaties en bereik) als verklarende analyses (lineaire regressieanalyse) gerapporteerd. Na de beschrijvende analyses te hebben uitgevoerd, wordt het model door middel van een regressieanalyse getoetst. Dit gebeurt op drie 19
20 manieren. Regressie 1: Bij de eerste regressieanalyse die is uitgevoerd is autonomie als afhankelijke variabele genomen en zelfstandig ondernemerschap als onafhankelijke variabele, waarbij de variabelen leeftijd, geslacht en opleidingsniveau als controlevariabelen zijn meegenomen. Met deze regressie wordt het laatste deel van de eerste hypothese getoetst. Regressie 2: Om het laatste deel van de tweede hypothese te toetsen, wordt er wederom een regressieanalyse uitgevoerd, met afhankelijke variabele tijdsdruk en als onafhankelijke variabele zelfstandig ondernemerschap. Bij deze regressie wordt er gecontroleerd voor de variabelen leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, burgerlijke staat, aanwezigheid van kinderen en betaald werken van de partner. Regressie 3: Met behulp van een derde regressie worden de hypothesen 3, 4, 5 en 6 uit het model getoetst en de eerste gedeelten van de hypothesen 1 en 2. De laatste regressie heeft als afhankelijke variabele werkprivé balans en als onafhankelijke variabele zelfstandig ondernemerschap. Als controlevariabelen zijn hierbij opgenomen: leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, burgerlijke staat, aanwezigheid van kinderen, betaald werken van de partner, autonomie en tijdsdruk. 20
21 4. Resultaten 4.1 Beschrijvende analyses De gemiddelden, de standaarddeviaties en correlaties van de onderzoeksvariabelen zijn weergegeven in tabel 1. De gevonden correlaties komen voor een groot deel overeen met de verwachtingen voorafgaand aan de analyse. Zo is uit de tabel af te lezen dat de variabelen autonomie en zelfstandig ondernemer significant met elkaar correleren, met een waarde van met p < De samenhang tussen deze twee variabelen is significant. Daarnaast blijkt er sprake van een positieve siginificante samenhang tussen het zijn van een zelfstandig ondernemer en tijdsdruk, met een waarde van met p < Beide effecten bevestigen de verwachting dat zelfstandig ondernemers meer tijdsdruk en meer autonomie ondervinden dan mensen die geen zelfstandige beroepspositie kennen. Tot slot is er een correlatie uitgevoerd tussen werk-privé conflict en zelfstandig ondernemerschap. Deze variabelen correleren tevens positief en significant met elkaar met met p < De verwachting was dat zelfstandig ondernemerschap en werk-privé conflict met elkaar zouden samenhangen en dit komt voort uit de correlatie. 4.2 Verklarende analyses Zoals in de sectie methoden al is weergegeven, zijn in de lineaire regressieanalyses drie verschillende afhankelijke variabelen gebruikt om de opgestelde hypothesen te toetsen. De eerste twee regressieanalyses toetsen de de linker helft van het model, namelijk de relatie tussen het al dan niet zelfstandig ondernemerschap en de mate van autonomie en tijdsdruk. De derde regressie toets met name het rechter gedeelte van het model en de rest van het totale model. Dit houdt de indirecte relatie in tussen al dan niet zelfstandig ondernemerschap en de werk-privé balans (via autonomie en tijdsdruk). Bij de eerste regressieanalyse is autonomie als afhankelijke variabele genomen en zelfstandig ondernemer als onafhankelijke variabele. De controlevariabelen geslacht en opleidingsniveau blijken een significante invloed te hebben. Leeftijd heeft geen significante invloed op de mate van autonomie. De resultaten van deze regressieanalyse zijn weergegeven in tabel 2. Dit betekent dat mannen meer autonomie bezitten in het organiseren van werk dan vrouwen. Daarnaast is er gevonden dat hoe hoger iemand is opgeleid, hoe meer autonomie het individu bezit. De verklaarde variantie van de eerste regressie is R²=0.139, met een F-waarde van (p < 0.001). De variabelen voorspellen dus voor 13.9% de mate van autonomie, wat relatief laag is. 21
22 Tabel 1 Correlaties, gemiddelden en standaarddeviaties van onafhankelijke variabelen (N=579) Zelfstandig ondernemer 1 2. Autonomie,332** 1 3. Tijdsdruk,275**,221** 1 4. Geslacht -,104** -,171** -,462** 1 5. Leeftijd,096**,034,205** -.119** 1 6. Opleidingsniveau -,004,111**,005,009 -,320** 1 7. Aanwezigheid kinderen,014,098,078*,122**,400**, Burgerlijke staat,089**,093*,057* -,155**,152** -,026,488** 1 9. Betaald werken partner -,061* -,023 -,223**,310** -,468,256**,146** -,100** 1 M,1064, ,91, ,07 4,9098,8840,6020,5823 SD,30849, ,892,50 15,580 2,279,32045,4896,4934 Bereik * p<.05 ** p<.01 ***p<
23 Tabel 2 Resultaten lineaire regressieanalyse voor autonomie in organisatie (N=579) Beta-coëfficient Constante Zelfstandig ondernemer.202*** Aanwezigheid kinderen.090* Geslacht -.536*** Leeftijd.074 Betaald werken partner Opleidingsniveau.043 Burgerlijke staat.004 R *p<.05 **p<.01 ***p<.001 De tweede regressieanalyse kent tijdsdruk als afhankelijke variabele en wederom zelfstandig ondernemer als onafhankelijke variabele. Ditmaal is gecontroleerd voor leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, burgerlijke staat, aanwezigheid van kinderen en betaald werken van de partner, waarbij de volgende twee uiteindelijke significant bleken: geslacht en de aanwezigheid van kinderen. Resultaten zijn weergegeven in tabel 3. Dit betekent dat deze twee controlevariabelen invloed hebben op de tijdsdruk. Ergo mensen met één of meer thuiswonende kinderen ervaren meer tijdsdruk. Als er gekeken wordt naar geslacht, blijken mannen meer druk te ervaren dan vrouwen. De verklaarde variantie van deze regressie R²=0.394 met een F-waarde van (p < 0.001). Tabel 3 Resultaten lineaire regressieanalyse voor tijdsdruk (N=579) Beta-coëfficient Constante Zelfstandig ondernemer.320*** Opleidingsniveau.109** Geslacht -.132*** Leeftijd.010 R *p<.05 **p<.01 ***p<.001 De derde en laatste regressieanalyse kent werk-privé conflict als afhankelijke variabele. In deze regressie zijn alle overige variabelen uit het model meegenomen als onafhankelijke variabelen, namelijk autonomie, tijdsdruk, leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, burgerlijke staat, aanwezigheid van kinderen en betaald werken van de partner. Uiteindelijk bleken de variabelen aanwezigheid van kinderen, tijdsdruk en opleidingsniveau van significante invloed op het werk-privé conflict. Dit betekent dat hoe meer kinderen iemand heeft hoe meer conflict deze persoon ervaart tussen werk en privé ervaart. Evenals wanneer een persoon veel uren werkt zal er meer sprake zijn van werk-privé conflict. Daarnaast geldt dat hoe hoger iemand is opgeleid, hoe meer conflict er wordt ervaren. De 23
24 resultaten van deze analyse zijn weergegeven in tabel 4. De verklaarde variantie van deze variabelen is met een waarde R²=0.128 relatief laag. Hierbij is de F-waarde met p = Tabel 4 Resultaten lineaire regressieanalyse voor werk-privé conflict (N=579) Beta-coëfficient Constante Aanwezigheid kinderen.194* Tijdsdruk.253** Autonomie Opleidingsniveau.227** Geslacht.139 Betaald werken partner Leeftijd Burgerlijke staat Zelfstandig ondernemer.007 R *p<.05 **p<.01 ***p<.001 Met de resultaten die verkregen zijn door de regressieanalyse zullen nu de hypothesen getoetst worden. Voor verduidelijking van onderstaande, verwijzen we naar model 2. H1: Zelfstandig ondernemers ondervinden een betere werk-privé balans dan niet-zelfstandig ondernemers, aangezien ze over een hogere mate van autonomie in het werk beschikken. Uit de eerste regressie die is uitgevoerd, gecontroleerd op opleidingsniveau, geslacht en leeftijd blijkt dat het tweede gedeelte van bovenstaande hypothese wordt bevestigd. Zelfstandig ondernemers ondervinden een significante hogere mate van autonomie, dan mensen die geen zelfstandig ondernemer zijn, β=0.320, t(df)=7.980, p< In tegenstelling tot de opgestelde verwachtingen, blijkt uit de resultaten dat mensen met meer autonomie niet significant minder conflict tussen werk en privé ondervinden. Hiermee is het eerste gedeelte van hypothese 1, en daarmee heel hypothese 1, verworpen. H2: Zelfstandig ondernemers ervaren een slechtere werk-privé balans, door een hoge mate van tijdsdruk. Hypothese 2 is getoetst door middel van de tweede en derde regressieanalyse. Uit de tweede analyse komt naar voren dat zelfstandig ondernemers significant meer uur werken dan mensen die geen zelfstandig ondernemer zijn, β=0.202, t(df)=5.278, p< Wanneer gecontroleerd wordt voor geslacht, leeftijd en aanwezigheid kinderen, blijkt dat zelfstandig ondernemers gemiddeld 8,851 uur meer werken dan niet-zelfstandig ondernemers. Vrouwen blijken significant minder uur te werken β= , t(df)=-13,864, p< Hetzelfde geldt voor mensen die één of meer kinderen thuiswonend hebben β=0.090, t(df)=2.236, p<
Het werk-privé- en privé-werkconflict
Het werk-privé- en privé-werkconflict Valgaeren, E. & Van Aerschot, M. De determinanten van het werk-privé- en privéwerkconflict. Onderzoek op basis van de SCV-survey 2005. In J. Pickery (Red.), 298-323.
Nadere informatieVeranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders
Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er
Nadere informatie/hpm. Onderzoek werkstress, herstel en cultuur. De rol van vrijetijdsbesteding. 6 februari 2015. Technische Universiteit Eindhoven
Onderzoek werkstress, herstel en cultuur De rol van vrijetijdsbesteding 6 februari 2015 Technische Universiteit Eindhoven Human Performance Management Group ir. P.J.R. van Gool prof. dr. E. Demerouti /hpm
Nadere informatieMeer of minder uren werken
Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de
Nadere informatieSwitching on and off. office hours. Internet is booming. Normen vervagen ;-); The Do s and Don ts of E-mail during jjk
Switching on and off De impact van smartphone gebruik op het welzijn van de werknemer Daantje Derks Erasmus Universiteit Rotterdam Opzet presentatie Algemeen theoretisch kader Aanleiding/observaties Begripsverheldering
Nadere informatieBAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS
BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS Rapport van ILC Zorg voor later, Stichting Loonwijzer/WageIndicator, en Universiteit van Amsterdam/Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS)
Nadere informatieAllochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010
FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19103 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Pisanti, Renato Title: Beyond the job demand control (-support) model : explaining
Nadere informatieVrouwen op de arbeidsmarkt
op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna
Nadere informatieANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN
ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...
Nadere informatieArbeidsdeelname van paren
Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24
Nadere informatieUit huis gaan van jongeren
Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan
Nadere informatie1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt
1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse
Nadere informatiede jaren van de vorige eeuw lag de focus op de beschrijving van stressreacties en onderzoek van de (karakteristieken van) stimuli die een
Samenvatting Werkstress bij verpleegkundigen is al jaren wereldwijd een probleem. Werkstress kan negatieve gevolgen hebben voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid en kan het plezier in het werk
Nadere informatieAlleenstaande moeders op de arbeidsmarkt
s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging
Nadere informatieSubsidiënt: Ministerie van VWS
De gegevens in deze factsheet mogen met bronvermelding (E.E.M. Maurits, A.J.E. de Veer & A.L. Francke. Ruim de helft van de interne oproepkrachten in de verpleging en verzorging vindt voordelen van flexibel
Nadere informatieArbeidsmarktmobiliteit van ouderen
Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Jan-Willem Bruggink en Clemens Siermann Werkenden van 45 jaar of ouder zijn weinig mobiel op de arbeidsmarkt. Binnen deze groep neemt de mobiliteit af met het stijgen
Nadere informatieVrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten
Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8
Nadere informatieMeerdere keren zonder werk
Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook
Nadere informatieDOORWERKEN TOT 65 JAAR OF LANGER: WENSEN EN VERWACHTINGEN?
DOORWERKEN TOT 65 JAAR OF LANGER: WENSEN EN VERWACHTINGEN? Rapport van ILC Zorg voor, Stichting Loonwijzer/WageIndicator, en Universiteit van Amsterdam/Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS)
Nadere informatieBeroepsbevolking en Pendel 2013
Dit factsheet is gebaseerd op een onderzoek onder 26. Flevolanders. Eind 213 is het onderzoek afgenomen middels een vragenlijst. De respons was 17%. Met de toepassing van wegingsfactoren is het onderzoek
Nadere informatieSubsidiënt: Ministerie van VWS. Zorgverleners werken liever met interne oproepkrachten dan met personeel van buitenaf
De gegevens in deze factsheet mogen met bronvermelding (E.E.M. Maurits, A.J.E. de Veer & A.L. Francke. Zorgverleners werken liever met interne dan met personeel van buitenaf. Utrecht: NIVEL, 2013) worden
Nadere informatieZiekteverzuim het laagst bij werknemers met een hoge mate van autonomie en veel steun van collega's en leidinggevenden
Ziekteverzuim het laagst bij werknemers met een hoge mate van autonomie en veel steun van collega's en leidinggevenden Martine Mol en Jannes de Vries Een hoge werkdruk onder werknemers komt vooral voor
Nadere informatieLangdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken
Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking, G. Waverijn & M. Rijken, NIVEL, januari
Nadere informatieHerintreders op de arbeidsmarkt
Herintreders op de arbeidsmarkt Sabine Lucassen Voor veel herintreders is het lang dat ze voor het laatst gewerkt hebben. Herintreders zijn vaak vrouwen in de leeftijd van 35 44 jaar en laag of middelbaar
Nadere informatieSAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender
SAMENVATTING Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender In de jaren negentig werd duidelijk dat steeds meer werknemers in Nederland, waaronder in
Nadere informatieConclusie. Over de relatie tussen laaggeletterdheid en armoede. Ingrid Christoffels, Pieter Baay (ecbo) Ineke Bijlsma, Mark Levels (ROA)
Conclusie Over de relatie tussen laaggeletterdheid en armoede Ingrid Christoffels, Pieter Baay (ecbo) Ineke Bijlsma, Mark Levels (ROA) ecbo - De relatie tussen laaggeletterdheid en armoede A 1 conclusie
Nadere informatieStichting OOPOEH Eindrapportage over de impactmetingen in september 2015 en juni 2016
Stichting OOPOEH Eindrapportage over de impactmetingen in september 2015 en juni 2016 In welke mate draagt Stichting OOPOEH bij aan minder eenzaamheid onder ouderen? PwC deed twee impactmetingen Stichting
Nadere informatieOnderzoek slaapproblemen. in opdracht van Zilveren Kruis
Onderzoek slaapproblemen in opdracht van Zilveren Kruis 1 Samenvatting Een op zes werkende Nederlanders kampt met slaapproblemen Mannen liggen vaker wakker van het werk, vrouwen vaker van privé situaties
Nadere informatieMeeste werknemers tevreden met aantal werkuren
Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren Christianne Hupkens De meeste werknemers zijn tevreden met de omvang van hun dienstverband. Ruim zes op de tien werknemers tussen de 25 en 65 jaar wil niet
Nadere informatieOnderzoek arbeidsongeschiktheid (samenvatting) In opdracht van Loyalis. juni 2013
Onderzoek arbeidsongeschiktheid (samenvatting) In opdracht van Loyalis juni 2013 Samenvatting Een derde ervaart vaker stress dan 3 jaar geleden» Een derde van de werkende bevolking geeft aan dat ze regelmatig
Nadere informatieDe determinanten van het werk-privé en
De determinanten van het werk-privé en privé-werk conflict Elke Valgaeren & Marjan Van Aerschot SEIN, UHasselt 1. Inleiding Sinds de jaren 70 stijgt de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt in België
Nadere informatieWat zijn de drijfveren van de Nederlandse ondernemer? Een onderzoek naar de vooren nadelen van ondernemen
Wat zijn de drijfveren van de Nederlandse ondernemer? Een onderzoek naar de vooren nadelen van ondernemen Onderzoek van GfK november 2015 Inleiding Het aantal ondernemers blijft groeien. In 2015 heeft
Nadere informatieVerzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend
Verzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend Lian Kösters In 27 gaf ruim een derde van de werkzame beroepsbevolking aan regelmatig te maken te hebben met een psychisch hoge werkdruk. Iets minder
Nadere informatieLevensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders
Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Martine Mol De geboorte van een heeft grote invloed op het arbeidspatroon van de vrouw. Veel vrouwen gaan na de geboorte van het minder werken.
Nadere informatieRapportage Kunsten-Monitor 2014
Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Inleiding In 2014 heeft de AHK deelgenomen aan het jaarlijkse landelijke onderzoek onder recent afgestudeerden: de Kunsten-Monitor. Alle bachelor en master afgestudeerden
Nadere informatieVerdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen
1 Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen Peter van der Meer Samenvatting In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag in hoeverre het mogelijk is verschillen
Nadere informatieOnderzoek Arbeidsongeschiktheid. In opdracht van Loyalis. juni 2013
Onderzoek Arbeidsongeschiktheid In opdracht van Loyalis juni 2013 Inleiding» Veldwerkperiode: 27 maart - 4 april 2013.» Doelgroep: werkende Nederlanders» Omdat er specifiek uitspraken gedaan wilden worden
Nadere informatieSummary in Dutch. Samenvatting
Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.
Nadere informatieAanbod van arbeid 2012
Bijlage B: Tabellen Auteurs Jan Dirk Vlasblom Edith Josten Marian de Voogd-Hamelink Bijlage B. Tabellen In deze bijlage zijn diverse tabellen opgenomen behorende bij het SCP-rapport Aanbod van Arbeid 2012
Nadere informatieUitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie
Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest
Nadere informatieMinder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt
Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt 07 Arbeidsmarktmobiliteit geringer dan in voorgaande jaren Bijna miljoen mensen wisselen in 2008 van beroep of werkgever Afname werkzame door crisis
Nadere informatie1. Inleiding. 2. De analyses. 2.1 Afspraken over kinderopvang versus m/v-verdeling
Bijlage II Aanvullende analyses 1 Inleiding In aanvulling op de kwantitatieve informatie over de diverse arbeid-en-zorg thema s, is een aantal analyses verricht Aan deze analyses lagen de volgende onderzoeksvragen
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch) Het proefschrift. Hoofdstuk 2
(Summary in Dutch) Het proefschrift Dit proefschrift is geschreven rondom de vraag hoeveel uur per week werkende mensen willen werken. Hierbij schenken we aandacht aan twee aspecten. 1 Het eerste aspect
Nadere informatieOnderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie
Samenvatting Gehoor en de relatie met psychosociale gezondheid, werkgerelateerde variabelen en zorggebruik. De Nationale Longitudinale Studie naar Horen Slechthorendheid is een veelvoorkomende chronische
Nadere informatieSamenvatting, conclusies en discussie
Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit
Nadere informatieInkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners
Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het
Nadere informatieOuders op de arbeidsmarkt
Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk
Nadere informatieFORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016
ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek 2014 mei 2016 1 Arbeidsmarktplatform
Nadere informatieFORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009
FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)
Nadere informatieEen ontspannen samenleving
Een ontspannen samenleving Wanneer je tegenwoordig aan iemand vraagt hoe het gaat is het antwoord vaak goed, druk. Mensen hebben het druk. Met van alles: werk, kinderen, vrienden, sporten, alles door elkaar.
Nadere informatieSamenvatting. Leeftijd en Psychologisch Contractbreuk in Relatie tot Werkuitkomsten
Samenvatting Leeftijd en Psychologisch Contractbreuk in Relatie tot Werkuitkomsten De beroepsbevolking in Nederland, maar ook in andere westerse landen, vergrijst in een rap tempo. Terwijl er minder kinderen
Nadere informatieLAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT
LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD
Nadere informatieM200802. Vrouwen aan de start. Een vergelijking tussen vrouwelijke en mannelijke starters en hun bedrijven. drs. A. Bruins drs. D.
M200802 Vrouwen aan de start Een vergelijking tussen vrouwelijke en mannelijke starters en hun bedrijven drs. A. Bruins drs. D. Snel Zoetermeer, juni 2008 2 Vrouwen aan de start Vrouwen vinden het starten
Nadere informatieNationaal geluksonderzoek. Deel 5: werk
Nationaal geluksonderzoek. Deel 5: werk TECHNISCH RAPPORT 3 december 2018 Universiteit Gent Leerstoel NN Dit document is een technisch rapport van het onderzoek naar het verband tussen werk en de algemene
Nadere informatieLandelijk cliëntervaringsonderzoek
Landelijk cliëntervaringsonderzoek Monitor Januari t/m december 2016 Ons kenmerk: 17.0010587 Datum: 22-09-2017 Contactpersoon: Rosan Hilhorst E-mail: Contractbeheer@regiogv.nl Inhoud 1. Inleiding... 3
Nadere informatieTechnische nota. Brussel, december 2011
Technische nota Werkbaar werk en de inschatting van zelfstandige ondernemers om hun huidige job al dan niet tot hun pensioen verder te kunnen zetten. Resultaten uit de werkbaarheidsmetingen 2007 en 2010
Nadere informatiex Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal
Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande
Nadere informatieWonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen
Arie de Graaf en Suzanne Loozen In 25 telde Nederland 4,2 miljoen personen van 18 jaar of ouder die zonder partner woonden. Eén op de drie volwassenen woont dus niet samen met een partner. Tussen 1995
Nadere informatieLAAGGELETTERDHEID IN LAAK
LAAGGELETTERDHEID IN LAAK Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN OPDRACHT
Nadere informatieBijlage bij hoofdstuk 15 van het Sociaal en Cultureel Rapport 2010
Bijlage bij hoofdstuk 15 van het Sociaal en Cultureel Rapport 2010 In deze bijlage wordt achtereenvolgens kort ingegaan op de verrichte analyses en de gebruikte bestanden en worden enige aanvullende resultaten
Nadere informatieMonitor werkdruk in de kraamzorg 2018
Monitor werkdruk in de kraamzorg 2018 Daniël de Rijke BSc In opdracht van de NBvK Juni 2018 Monitor werkdruk in de kraamzorg 2018 Daniël de Rijke/NBvK, juni 2018 Pagina!1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1
Nadere informatieFactsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014
Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos
Nadere informatieMantelzorgers op de arbeidsmarkt
ers op de arbeidsmarkt Jannes de Vries en Francis van der Mooren Een op de tien 25- tot 65-jarigen verleent zorg aan hun partner, een kind of een ouder. Vrouwen en 45- tot 55-jarigen zorgen vaker voor
Nadere informatieParticipatie in arbeid
7 Participatie in arbeid De economische crisis zorgt voor veranderingen op de arbeidsmarkt. Welke groepen Amsterdammers doen het goed op de arbeidsmarkt en welke minder goed? Hoe heeft de werkloosheid
Nadere informatieJonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten
Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Irene Houtman & Ernest de Vroome (TNO) In het kort: Onderzoek naar de ontwikkeling van burn-outklachten en verzuim door psychosociale
Nadere informatieUitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking
Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze
Nadere informatieBronnen van stress Persoonlijkheidskenmerken en coping (= wijze van omgaan met of reageren op stress) Effecten van stress
WORK EXPERIENCE SCAN VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Voor elk bedrijf is het van belang de oorzaken van stresserende factoren zo snel mogelijk te herkennen om vervolgens het beleid hierop af te kunnen
Nadere informatieDit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-GeenAfgeleideWerken 3.0 Unported licentie. Resultaten SJBN Enquête 2012
Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-GeenAfgeleideWerken 3.0 Unported licentie Resultaten SJBN Enquête 2012 Inhoudsopgave Achtergrond Resultaten enquête Steekproef Algehele
Nadere informatieInnovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst.
Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst. Het onderzoeksproject Innovatief Personeelsbeleid richt zich op de vraag hoe
Nadere informatieLAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG
LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS
Nadere informatieInnovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst.
Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst. Ferry Koster, Daan Bloem en Petra van de Goorbergh ICOON#11 November 2017 Het
Nadere informatieVerbanden tussen demografische kenmerken, gezondheidsindicatoren en gebruik van logopedie
Notitie De vraag naar logopedie datum 24 mei 2016 aan van Marliek Schulte (NVLF) Robert Scholte en Lucy Kok (SEO Economisch Onderzoek) Rapport-nummer 2015-15 Kunnen ontwikkelingen in de samenstelling en
Nadere informatieArbeidsmarktontwikkelingen 2016
- Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 Factsheet maart 2017 Het aantal banen van werknemers en zelfstandigen in Amsterdam nam het afgelopen jaar toe met bijna 14.000 tot bijna 524.000 banen, een groei van bijna
Nadere informatieGezondheidsbeleving en werkhervatting 35-minners (april 2010) Aanleiding
Gezondheidsbeleving en werkhervatting 35-minners (april 2010) Aanleiding Het is de vraag of het in alle gevallen reëel is om van werkgevers en de desbetreffende werknemers te verwachten dat zij (in het
Nadere informatieThuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen
Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Jeroen Nieuweboer Allochtonen in, en voelen zich minder thuis in Nederland dan allochtonen elders in Nederland. Marokkanen, Antillianen
Nadere informatieVergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk
M201210 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk Arjan Ruis Zoetermeer, september 2012 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk De leeftijd van de ondernemer blijkt
Nadere informatieVeranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008
Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008 Niels Schenk en Pearl Dykstra Erasmus Universiteit Rotterdam Mei 2013 INTRODUCTIE Onderzoek naar
Nadere informatieEnquête SJBN 15.10.2013
Enquête SJBN 15.10.2013 1 Inhoudsopgave Steekproef Resultaten enquête Algehele tevredenheid Arbeidsomstandigheden Urennorm Ondernemersaspecten Kijk op de toekomst Conclusies 2 Steekproef: achtergrond kenmerken
Nadere informatieSecundaire arbeidsvoorwaarden van primair belang. Sandra Terwolbeck, Amstelveen 8 oktober 2008
Secundaire arbeidsvoorwaarden van primair belang Sandra Terwolbeck, Amstelveen 8 oktober 2008 Secundaire arbeidsvoorwaarden van primair belang Huidige uitdagingen voor organisaties Veranderd werknemersperspectief
Nadere informatieWerkbelevingsonderzoek 2013
Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:
Nadere informatieBedrijfsGezondheidsIndex 2006
BedrijfsGezondheidsIndex 2006 Op het werk zijn mannen vitaler dan vrouwen Mannen zijn vitaler en beter inzetbaar dan vrouwen. Dit komt mede doordat mannen beter omgaan met stress. Dit blijkt uit de jaarlijkse
Nadere informatieJongeren op de arbeidsmarkt
Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding
Nadere informatieWORK EXPERIENCE PROFILE
WORK EXPERIENCE PROFILE VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Werkstress is een verschijnsel dat al jaren sterk de aandacht trekt. Statistieken van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid geven aan dat
Nadere informatieM200916. Parttime van start. drs. A. Bruins
M200916 Parttime van start drs. A. Bruins Zoetermeer, 24 september 2009 Parttime van start Van de startende ondernemers werkt een kleine meerderheid na de start fulltime in het bedrijf. Een op de vier
Nadere informatieArtikelen. Combinatie van zorg en werk: de invloed van baankenmerken. Saskia te Riele en Martijn Souren
Artikelen Combinatie van zorg en werk: de invloed van baankenmerken Saskia te Riele en Martijn Souren Moeders met jonge kinderen werken in Nederland voornamelijk in deeltijd. Door minder uren te werken,
Nadere informatieMonitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015
1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15
Nadere informatieArbeidsparticipatie van vrouwen rond de echtscheiding
Anne Marthe Bouman Ooit gescheiden moeders werken even vaak als gehuwd gebleven moeders, ongeacht of ze na de geboorte van hun jongste kind werkten of niet. De cijfers laten zien dat gescheiden moeders
Nadere informatieRapport. Werkbaarheidsprofiel voor zelfstandige ondernemers in de horeca 2013. Brussel, februari 2015. Ria Bourdeaud hui, Stephan Vanderhaeghe.
Rapport Werkbaarheidsprofiel voor zelfstandige ondernemers in de horeca 2013 Brussel, februari 2015 Ria Bourdeaud hui, Stephan Vanderhaeghe. Dit rapport verstrekt informatie uit de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Nadere informatieBijna 7 Belgische werknemers op 10 hebben een goed evenwicht tussen werk en privéleven
Bijna 7 Belgische werknemers op 10 hebben een goed evenwicht tussen werk en privéleven Een goed evenwicht tussen werk en privéleven bij werknemers heeft een positieve invloed op de resultaten van het bedrijf.
Nadere informatieWat motiveert u in uw werk?
Wat motiveert u in uw werk? Begin dit jaar heeft u kunnen deelnemen aan een online onderzoek naar de motivatie en werktevredenheid van actuarieel geschoolden. In dit artikel worden de resultaten aan u
Nadere informatieDemografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan
Carel Harmsen en Liesbeth Steenhof In dit artikel wordt de levensloop gevolgd van jongeren die in 1995 het ouderlijk huis hebben verlaten. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de verschillen tussen herkomstgroeperingen.
Nadere informatieWerkbeleving onder hoogbegaafde werkers
Werkbeleving onder hoogbegaafde werkers Toelichting onderzoeksmodel en opzet onderzoek Toon Taris Universiteit Utrecht congres hoogbegaafdheid en werk, 27/6/2014 1 Opzet Aanleiding Achtergrond van het
Nadere informatieRapport. Werkbaarheidsprofiel voor de vrije beroepen. Brussel, januari Ria Bourdeaud hui, Stephan Vanderhaeghe.
Rapport Werkbaarheidsprofiel voor de vrije beroepen 2007-2013 Brussel, januari 2015 Ria Bourdeaud hui, Stephan Vanderhaeghe. Dit rapport verstrekt informatie uit de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor voor werknemers
Nadere informatieLeeswijzer rapporten
Leeswijzer rapporten Naar aanleiding van de lokale verkiezingen legt ACV Openbare Diensten de noden van het personeel van de gemeenten, OCMW s, provincies en intercommunales op tafel. We brengen de arbeidstevredenheid
Nadere informatieKennisdeling in lerende netwerken
Kennisdeling in lerende netwerken Managementsamenvatting Dit rapport presenteert een onderzoek naar kennisdeling. Kennis neemt in de samenleving een steeds belangrijker plaats in. Individuen en/of groepen
Nadere informatieAantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016
Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,
Nadere informatieAanbod van Arbeid 2016
Aanbod van Arbeid 2016 Samenvatting Rapport over werken, zorgen en leren op een flexibele arbeidsmarkt. In het rapport wordt verslag gedaan van een langlopend onderzoek onder ca. 4500 werkenden en niet-werkenden
Nadere informatieAnalyse WMO thuiszorg
2017 Analyse WMO thuiszorg DAT 6-3-2018 Pagina 1 van 8 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Uitkomsten van de PMO... 4 3. Conclusies... 9 Bijlage(n)... 10 Pagina 2 van 8 1. Inleiding Één keer in de twee jaar zijn
Nadere informatieBetekenis van werk. Slechts 1 op de 7 Nederlanders geniet van het werk
Betekenis van werk Slechts 1 op de 7 Nederlanders geniet van het werk Het 1e Nationale onderzoek naar betekenis in het werk 2006/2007 Onderzoeksresultaten samengevat Ruim 65% van de Nederlandse beroepsbevolking
Nadere informatie