Psychometrische Kwaliteiten van het Semi-gestructureerd Interview voor. Persoonlijkheidsfunctioneren (STiP-5): Een pilot studie.
|
|
- Daniël de Jong
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Psychometrische Kwaliteiten van het Semi-gestructureerd Interview voor Persoonlijkheidsfunctioneren (STiP-5): Een pilot studie. S.J.M.K. Bouman Masterthese Datum 3 sept Universiteit van Amsterdam Vakgroep Klinische psychologie Begeleider: Dhr. prof dr. J.H. Kamphuis In samenwerking met: De Viersprong, landelijk centrum voor persoonlijkheidsproblematiek
2 MASTERTHESE INFORMATIEPAGINA OPSTELLER Naam : Sandra Bouman Collegekaartnummer : Adres : Alexander Boersstraat 2D, 1071KX, A dam Telefoonnummer : adres : sandrabouman89@gmail.com BEGELEIDER(S) Binnen programmagroep : Dhr. prof dr. J.H. Kamphuis / Klinische psychologie 2 e beoordelaar : Mw. drs. S. Raabe/ Klinische psychologie Onderzoeksinstelling / locatie : Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam In samenwerking met : De Viersprong te Halsteren DATUM : 3 SEPTEMBER 2015 ONDERTEKENING Plaats Plaats Datum Datum Handtekening student Handtekening UvA begeleider (verplicht 2
3 Abstract Deze studie heeft de psychometrische eigenschappen van het Semi-gestructureerd Interview voor Persoonlijkheidsfunctioneren (STiP-5) onderzocht bij een groep patiënten met een persoonlijkheidsstoornis (PS) (n=18) en een controlegroep (n=17). De STiP-5 is afgenomen door daartoe opgeleide interviewers. Vervolgens zijn alle STiP-5 afnames nogmaals gescoord door een tweede beoordelaar. Bij de PS-groep is ook de SCID-II, BSI en SiPP-118 afgenomen. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (IBB) blijkt hoog, en de interne consistentie zeer hoog. Uit de resultaten komt naar voren dat er een lage tot middelmatige correlaties bestaan tussen de SCID-II en de STiP-5, de BSI en de STiP-5 en de SiPP-118 en de STiP-5. Er is een verschil gevonden tussen de scores op de STiP-5 van de controlegroep en de PS-groep, met een effectgrootte van 2.19 tot In deze pilot studie naar de bruikbaarheid van de STiP-5 zijn veelbelovende psychometrische eigenschappen gevonden, maar nader onderzoek lijkt geïndiceerd. 3
4 Inhoudsopgave Abstract p.3 Inleiding p.5 Methode Deelnemers p.8 Materialen p.9 Statische procedure p.13 Resultaten Steekproef karakteristieken p.14 Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid p.16 Interne Consistentie p.16 Constructvaliditeit p.18 Verschil tussen controlegroep en PS-groep p.21 Conclusies en discussie p.23 Referenties p.27 4
5 Inleiding De sectie persoonlijkheidsstoornissen (PS) in de vierde editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders 4 th Edition (text rev.; DSM IV TR; American Psychiatric Association [APA], 2000) is uitgebreid bekritiseerd (Hopwood et al., 2011; Widiger, Livesly & Clark, 2009). Om PS te kunnen diagnosticeren wordt in de DSM-IV-TR gebruikgemaakt van een categoriaal model (APA, 2000). Echter, zijn er verscheidene problemen geassocieerd met het gebruik van categoriale modellen van persoonlijkheidspathologie. Zo voldoen in de praktijk de meeste patiënten aan de criteria van meer dan één PS (Skodol et al., 2011a), hetgeen strijdig lijkt met het idee van onderling onafhankelijke stoornissen. De excessieve onderlinge co morbiditeit tussen de verschillende PS wordt aangegeven als één van de belangrijkste zwaktes van het categoriale model voor PS van de DSM-IV-TR (APA,2000). Bovendien zijn er in de praktijk vaak grote verschillen tussen patiënten met eenzelfde PS-diagnose. Dit levert het probleem van klinische heterogeniteit op (Eurlings-Bontekoe, Verheul & Snellen, 2007). Zo zijn er bijvoorbeeld 256 combinaties van symptomen mogelijk om tot de diagnose borderline-ps te komen (Trull, Tragesser, Solhan, & Schwartz-Mette, 2007). Het is dan af te vragen, wat een diagnose over iemand zegt wanneer er binnen een enkel PS zoveel diversiteit heerst. Daarnaast lijkt het categoriale model voor PS in de DSM-IV-TR qua dekking ontoereikend te zijn voor het brede spectrum van persoonlijkheidspathologie (APA, 2000). Dit blijkt namelijk uit hoe vaak de diagnose PS niet anderszins omschreven (NAO) aan patiënten wordt toegekend (Eurlings-Bontekoe, Verheul & Snellen, 2007). De meeste PS-onderzoekers zijn het er dan ook over eens dat persoonlijkheidspathologie beter gepresenteerd kan worden in een dimensioneel model 5
6 (Hopwood et al., 2011; Morey et al.,2011; Widiger, Livesly & Clark, 2009 ). Voorstanders van dit model beargumenteren dat een dimensioneel model meer klinische bruikbaarheid zal bieden, een betere verklaring geeft voor comorbiditeit en meer empirische steun biedt dan eerdere modellen (Moret et al., 2011; Skodol et al., 2011a). Dit heeft geleid tot een voorstel van de PS-werkgroep voor de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders 5 th Edition (DSM-5; APA, 2013) voor een dimensioneel model. Uiteindelijk heeft de Raad van Toezicht van de APA besloten het huidige categoriale model van PS niet direct te vervangen, zodat de continuïteit met de huidige klinische praktijk behouden blijft (Anderson, Snider, Sellbom, Krueger & Hopwood, 2014). Er is echter wel een alternatief experimenteel model toegevoegd in sectie III van de DSM-5 dat gericht is op de aanpak van de huidige tekortkomingen in het diagnosticeren van PS (APA, 2013; Anderson et al., 2014). Dit alternatieve model gebruikt een dimensioneel model van ernst en persoonlijkheidskenmerken om persoonlijkheidspathologie te benaderen (Porter & Risley, 2014). In dit model wordt er vanuit gegaan dat ieder persoon op een bepaald niveau functioneert en dat personen met persoonlijkheidspathologie ten minste matig tot ernstige beperkingen in hun functioneren vertonen (Keeley, Flanagan & McCluskey, 2014; Morey, Bender & Skodol, 2013). Hierbij is er een onderverdeling gemaakt in het zelf en interpersoonlijk functioneren (Proter & Risler, 2014). Het blijkt dat persoonlijkheidspathologie voornamelijk bestaat uit onaangepaste patronen in de mentale presentatie naar zichzelf en naar anderen toe (Bender, Morey & Skodol, 2011). Binnen het zelf functioneren wordt er onderscheid gemaakt tussen identiteit en zelfsturing (Porter & Risler, 2014). Het interpersoonlijk functioneren wordt vervolgens onderverdeeld in empathie en intimiteit (Porter & Risler, 2014). In dit alternatieve experimentele model wordt de mate van functionele beperkingen bij patiënten op de verschillende gebieden 6
7 aangegeven op een vijfpuntsschaal (Morey,Bender & Skodol, 2013). Om het model uit sectie III van de DSM-5 voor persoonlijkheidspathologie klinisch bruikbaar te maken is een praktisch instrument nodig (APA, 2013). Het blijkt dat bij het meten van persoonlijkheidspathologie het beste gebruikgemaakt kan worden van een semi-gestructureerd interview (Verheul, Van den Brink & Haringsma, 2000). Berghuis, Hutsebaut, De Saeger, Kaasenbrood, en Ingenhoven ontwikkelden in 2014 het semi gestructureerde interview voor persoonlijkheidsfunctioneren (STiP-5) als operationalisatie voor het alternatieve model uit sectie III in de DSM-5 (APA, 2013). De STiP-5 is als het ware een één-op-één kopie van het DSM-5-model, maar dan omgezet in vragen (APA, 2013). Er wordt in de STiP-5 dezelfde onderverdeling gemaakt tussen zelf en interpersoonlijk functioneren. Bij het beoordelen van de antwoorden wordt gebruikgemaakt van de eerder beschreven vijfpuntsschaal. Middels de gegeven antwoorden op de STiP-5 kan de diagnosticus een uitspraak doen over het niveau van persoonlijk (dis)functioneren van de geïnterviewde. Er is echter nog niet empirisch onderzocht of de STiP-5 is voldoet aan de eisen van klinische diagnostiek. Onder deze eisen vallen praktische haalbaarheid, en adequate psychometrsiche kwaliteiten in termen van betrouwbaarheid, validiteit in relevante steekproeven (Verheul, Van den Brink & Haringsma, 2000). In dit onderzoek zal aan de hand van een steekproef de psychometrische kwaliteit worden onderzocht van de STiP-5. Hiermee kan tevens een uitspraak gedaan worden over de klinische bruikbaarheid van de STiP-5. Indien de STiP-5, zoals beoogt, op een betrouwbare en valide manier de mate van persoonlijk (dis)functioneren bepaalt, zijn de volgende verwachtingen gerechtvaardigd: (a) De beoordeling door twee verschillende onafhankelijke professionals levert een gelijke uitslag. (b) Een hogere mate van disfunctioneren hangt volgens de STiP-5 samen met een hoger 7
8 aantal PS, clustertrekken en klinische stoornissen bij de klinische deelnemers. (c) Blijkend uit de STiP-5 disfunctioneren de klinische deelnemers met een PS (PS-groep) in hogere mate dan de niet-klinische deelnemers (controlegroep). Methode Deelnemers Aan dit onderzoek namen 35 personen deel. Hiervan waren 18 patiënten (51.4%) van de Viersprong, een gespecialiseerde kliniek voor de diagnostiek en behandeling van PS. De deelnemende patiënten vormden de PS-groep. Deze groep had een gemiddelde leeftijd van jaar (SD =13.55) en bestond uit 6 mannen (33.3%) en 12 vrouwen (66.7%). De overige deelnemers zijn benaderd door werknemers van de Viersprong. Door middel van een is de medewerkers van de Viersprong gevraagd om in hun eigen netwerk van familie en vrienden mensen te benaderen voor deelname aan dit onderzoek. Hierbij gold als enig exclusiecriterium dat deelnemers gedurende de afgelopen vijf jaar niet onder behandeling zijn geweest bij de geestelijke gezondheidszorg. Hieruit is de controlegroep voortgekomen, bestaand uit 17 deelnemers (48.6%). Deze groep had een gemiddelde leeftijd van jaar (SD=14.41) en bestond uit één man (5.9%) en 16 vrouwen (94.1%). Deelnemers uit de controlegroep ontvingen een VVV-bon van tien euro als beloning voor deelname. De STiP-5-afname was voor de patiënten van de Viersprong een onderdeel van de intakeprocedure. Door middel van een informatiebrochure werd uitleg gegeven over het onderzoek naar de STiP-5, zowel aan de deelnemers uit de PS-groep als uit de controlegroep. Vervolgens werd gevraagd aan alle deelnemers voor deelname aan dit onderzoek om het informed consent te tekenen. Bij minderjarige deelnemers werd het informed consent door hun ouders ondertekend. 8
9 Materialen De afname van de STiP-5 is gedaan door speciaal opgeleide psychotherapeuten van de Viersprong. De STiP-5 is bij beide groepen afgenomen, maar enkel de PS-groep hebben tevens meerdere zelfrapportagelijsten ingevuld (STiP-5, SCID-II, SIPP-118 en BSI). Na afname van de STiP-5 is deze eerst gescoord door de afnemer van het interview. Vervolgens is het interview teruggekeken en nogmaals gescoord door een tweede beoordelaar. Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van de volgende testen: Semi-gestructureerd interview voor persoonlijkheidsfunctioneren (STiP-5). De STiP-5 (Berghuis et al., 2014) is een semi-gestructureerd interview gebaseerd op sectie III van de DSM-5 (APA,2013). Dit interview heeft als doel om het niveau van persoonlijk (dis)functioneren te meten. Tezamen omvat het niveau van persoonlijk (dis)functioneren twee kernconcepten: zelf en interpersoonlijk. Deze concepten zijn samengesteld uit vier elementen (Identiteit, Zelfsturing, Empathie en Intimiteit), die weer bepaald worden op basis van twaalf deelaspecten (zie Tabel 1). De STiP-5 bevat vragen met betrekking tot deze twaalf aspecten die de interviewer dient te stellen, tezamen met enkele mogelijke hulpvragen. Achter de vraag staat de achtergrond of aard van de vraagstelling vermeld, zodat de interviewer weet waar zicht op verkregen dient te worden. Een mogelijke vraag in de STiP-5 luidt bijvoorbeeld: Hoe zou je jezelf beschrijven? Wat voor iemand ben je? Wat kenmerkt jou het meest? Deze vraagt hoort bij het aspect eigenheid/begrenzing van het element identiteit, horend bij het kernconcept zelf. Elk aspect kan op een vijfpuntsschaal (lopend van 0 t/m 4) worden gescoord. Deze schalen omvatten ieder vijf niveaus van functioneren welke hiërarchisch zijn geordend, 9
10 lopend van geen beperkingen ofwel gezond functioneren (niveauscore 0) tot zeer ernstige beperkingen (niveauscore 4). Op basis van de bijhorende aspectscores kan een globale beoordeling voor ieder van de vier elementen worden gemaakt, evenals een inschatting van het functioneren van het zelf en het interpersoonlijk functioneren afzonderlijk. Uiteindelijk kan hieruit een niveau van persoonlijk (dis)functioneren worden toegekend, waarbij een score volgt variërend van 0 t/m 4. Deze score geeft aan wat het niveau van persoonlijk (dis)functioneren van de geïnterviewde is. Tabel 1 Globale Indeling van Kernconcepten, Elementen en Aspecten van de STiP-5 Zelf Interpersoonlijk Identiteit Zelfsturing Empathie Intimiteit Eigenheid Doelen Begrip anderen Verbondenheid Eigenwaarde Streefniveau Perspectieven Nabijheid Emoties Zelfreflectie Impact Wederkerigheid Structured Interview for DSM-IV Personality disorders (SCID-II) De SCID-II (Weertman, Arntz & Kerkhofs, 2000) is een semi-gestructureerd klinisch interview voor de bepaling van DSM-IV-TR As-II PS (APA, 2000). De IBB is beoordeeld in een groep van 70 poliklinische patiënten en beoordeeld als redelijk tot goed (Weertman, Arntz, Dreessen, Velzen, & Vertommen, 2003). De test-hertestbetrouwbaarheid is beoordeeld in een groep van 69 poliklinische patiënten, waarbij gemeten werd in week een en week zes, en is ook beoordeeld als redelijk tot goed (Weertman et al., 2003). Er kan gescoord worden op de verschillende PS en/of trekken daarvan. Daarnaast wordt er een onderscheid gemaakt in drie verschillende clusters (cluster A, B en C): hoe meer trekken en/of PS, hoe meer er sprake 10
11 zou zijn van persoonlijk disfunctioneren. Verwacht wordt dat een hoger aantal PS en/of trekken samenhangt met een hogere score op de STiP-5. Hierbij wordt een middelmatige correlatie verwacht,.50 < r <.70 (Field, 2009). Brief Symptom Inventory (BSI) De BSI (Derogatis, 1975) is een zelfrapportagevragenlijst bestaande uit 53 items en heeft betrekking op de afgelopen week van de respondent. De BSI inventariseert de aard en de ernst van klachten aan de hand van negen dimensies: somatische klachten, cognitieve problemen, interpersoonlijke gevoeligheid, depressieve stemming, angst, hostiliteit, fobische angst, paranoïde gedachten en psychoticisme. Daarnaast zijn er drie schalen: (a) een algemene maat voor psychopathologie (BSI-totaalscore), (b) het aantal aanwezige symptomen, en (c )de ernst van de aanwezige symptomen (De Beurs, 2006). In een groep van 1134 niet klinische volwassenen bleek de BSI een voldoende betrouwbaarheid te hebben. De validiteit bleek voldoende te zijn, deze werd bepaald door de BSI met de SCL-90 te vergelijken (De Beurs, 2000; Egberink, Jansen & Vermeulen, 2012). In dit onderzoek zal er gebruik worden gemaakt van de BSI-totaalscore om deze te vergelijken met de totale score op de STiP-5.Wanneer er sprake is van een verslechterd persoonlijk functioneren zou dit waarschijnlijk samenhangen met een hoge mate van psychopathologie. Er wordt verwacht dat er een correlatie bestaat tussen een hoge STiP-5 totaalscore en een hoge BSI-totaalscore. Verwacht wordt dat deze correlatie lager zal zijn dan tussen de STiP-5 en de SCID-II, namelijk een lage correlatie:.30 < r <.50 (Fields, 2009). 11
12 Severity Indices of Personality Problems (SIPP-118). De SIPP-118 (Verheul et al., 2008) meet de ernst van persoonlijkheidsfunctioneren op basis van een analyse van defecten of beperkingen in egofuncties. De SIPP-118 is een zelfrapportagevragenlijst met 118 items en vraagt respondenten terug te denken aan de voorbije drie maanden. Het instrument meet 16 facetten die clusteren in 5 schalen: a) sociale concordantie, (b) relationele capaciteiten, (c) identiteitsintegratie, (d) verantwoordelijkheidsgevoel en (e ) zelfcontrole. Hoge scores op de facetten indiceren beter functioneren, terwijl lage scores meer persoonlijk disfunctioneren representeren (Feenstra, Hutsebaut, Verheul & Busschbach, 2011). De betrouwbaarheid en validiteit van de SIPP-118 is beoordeeld over een groep van 378 adolescenten patiënten en 389 adolescenten uit de maatschappij; in deze sample bleek de SIPP-118 een voldoende betrouwbaare en valide (Feenstra et al., 2011). Net als de STiP-5 meet de SIPP-118 de ernst van persoonlijk functioneren. Verwacht wordt dat een lage score op de SIPP-118 correleert met een hoge score op de STiP-5. Vermoedelijk zal deze correlatie hoger zijn dan de correlatie tussen de STiP-5 en de BSI, omdat de SIPP-118 soortgelijke domeinen meet als de STiP-5. Er wordt een correlatie verwacht vergelijkbaar met de correlatie tussen de SCID-II en de STiP- 5, dus een middelmatige correlatie.50< r<.70 (Fields, 2009). Daarnaast wordt verondersteld dat de domeinen identiteitsintegratie, zelfcontrole en verantwoordelijkheid van de SIP-118P correleren met de elementen van het kernconcept zelf van de STiP-5. Hierbij wordt een middelmatige correlatie verwacht,.50 < r <.70 (Fields, 2009). Verder wordt verwacht dat de domeinen relationele capaciteiten en sociale concordantie correleren met de elementen van het kernconcept interpersoonlijk van de STiP-5. Ook hiervoor geldt dat er een middelmatige correlatie,.50 < r <.70, wordt verwacht (Fields, 2009). Er wordt nauwelijks tot geen correlatie,.00 < r <.30, verwacht tussen de domeinen identiteitsintegratie, zelfcontrole en 12
13 verantwoordelijkheid van de SIPP-118 en de elementen van het kernconcept interpersoonlijk van de STiP-5 (Fiels,2009). Tot slot wordt er ook nauwelijks tot geen correlatie,.00 < r <.30, verwacht tussen de domeinen relationele capaciteiten en sociale concordantie en de elementen van het kernconcept zelf van de STiP-5. Statistische procedure Alle analyses zijn uitgevoerd met SPSS (versie 20.0). De geassocieerde effectgroottes zijn berekend met de effect size calculators (Becker, 2000). De IBB is berekend aan de hand van de Cohen s kappa (Janson, 2001; Janson, 2004). Hierbij is uitgegaan van een norm van voor voldoende IBB (Landis & Koch, 1977). De Cohen s kappa is berekend over de totale score van de STiP-5 en voor de twee domeinen apart van de STiP-5 ( zelf en interpersoonlijk ). Voor het schatten van de interne consistentie betrouwbaarheid is zowel de Cronbach alpha als de Gutmann lambda2 berekend. Cronbach alpha heeft de kleinste ondergrens voor betrouwbaarheid (Sijtsma, 2009), daarom is een tweede betrouwbaarheidsmaat gebruikt. Er is gekozen voor Gutmann lambda2, omdat er sprake is van een kleine steekproef. De Cronbach alpha en Gutmann lambda2 berekenen de betrouwbaarheid van de verschillende elementen en domeinen en totaalscore van de STiP-5. Voor een acceptabele schatting van de betrouwbaarheid wordt een minimale waarde van 0.7 aangehouden (Fields, 2009). Aan de hand van de correlationele analyses wordt de constructvaliditeit van de STiP-5 Onderzocht, hierbij wordt uitgegaan van een siginificantieniveau p<.05. De samenhang tussen de STiP-5 en SIPP-118 kan parametrisch worden getoetst door middel van de Pearson 13
14 correlatie. De subschalen van de SIPP-118 (zelfcontrole, identiteitsintegratie, verantwoordelijkheid, relationele capaciteiten en sociale concordantie) zijn onderverdeeld in twee gecreëerde hoofdschalen. De hoofdschaal identiteit, bestaat uit de SIPP-118 subschalen zelfcontrole, identiteitsintegratie en verantwoordelijkheid, en de hoofdschaal relaties, die de subschalen relationele capaciteiten en sociale concordantie omvat. Door deze hoofdschalen te creëren is het mogelijk deze te vergelijken met de domeinen zelf en interpersoonlijk van de STiP-5. Vervolgens is de correlatie tussen de BSI-vragenlijst en de STiP-5 onderzocht. De resultaten van de BSI blijken niet normaal verdeeld, waardoor niet voldaan wordt aan de assumpties van parametrisch toetsen. Daarom wordt deze correlatie non-parametrisch getoetst met Spearman s rho. Ook de resultaten van de SCID-II (wel/geen PS-diagnose en het aantal persoonlijkheidsstoornistrekken voor cluster A, cluster B, cluster C en het totaal) zijn niet normaal verdeeld. Daarom is de correlatie tussen de STiP-5 en SCID-II ook getoetst met Spearman s rho. Tot slot is onderzocht of de STiP-5 in staat is om patiënten met PS te differentiëren van mensen zonder problemen in het persoonlijk functioneren. Er is een t-toets uitgevoerd tussen de controle- en de PS-groep voor de totaalscore op de STiP-5, het domein zelf en het domein interpersoonlijk. Hierbij wordt uitgegaan van een significantieniveau van p<0.05. Tot slot is berekend hoe sterk het effect is van de t-toets met de effect size calculators (Becker, 2000). Resultaten Steekproef karakteristieken De gemiddelde totaalscore en domeinscores op de STiP-5 zijn voor beide groepen (PSen controlegroep) in tabel 2 weergegeven. De SIPP-118 en BSI zijn alleen afgenomen bij de PS-groep. Van één patiënt ontbreken 14
15 de resultaten van de SIPP. De overige 17 patiënten uit de PS-groep hebben een gemiddelde SIPP-118-score van (SD =2.32). Van 4 patiënten uit de PS-groep missen de resultaten op de BSI. De overige 14 patiënten uit de PS-groep hebben een gemiddelde BSI-score van 1.48 (SD=.82). Alle 18 patiënten hebben een diagnose op AS-I. Uit de SCID-II blijkt dat 13 patiënten een PS diagnose op AS-II hebben, de overige 5 patiënten voldoen niet aan de criteria voor een PS. Daarnaast blijkt dat 16 patiënten één of meer trekken bezitten van een PS. Daarvan hebben 2 patiënten trekken van cluster A, 14 patiënten hebben trekken van cluster B, en zes patiënten bezitten trekken van cluster C. Tabel 2 Gemiddelde en Standaard Deviatie van op de STiP-5 Domeinen en Totaal van de PS-groep en de Controlegroep. PS-groep (n = 18) Controlegroep (n = 17) Domein: STiP-5 Aantal Items M SD M SD Zelf Domein: Interpersoonlijk Totaal
16 Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid De IBB is gemeten met de Cohen s kappa. Deze is berekend over alle 35 deelnemers, waarvan de STiP-5-score is gescoord door twee verschillende beoordelaars. De totaalscore van de STiP-5 van twee verschillende beoordelaars levert een Cohen s kappa op van.62, p<.01. Ook is er een significante Cohen s kappa gevonden voor het STiP-5-domein zelf, κ=.62, p<0.01 en het domein interpersoonlijk, κ=.69, p<.01. Deze gevonden Cohen s kappa s vallen binnen de norm van (Landis & Koch, 1977) en kunnen derhalve worden getypeerd als voldoende. Interne Consistentie De betrouwbaarheid van de STiP-5 is geschat met zowel de Cronbach s alpha als met de Gutmann Lambda (zie tabel 3.1). Zowel de Cronbach s alpha als de Gutmann Lambda2 van de STiP-5 betreft over de gehele steekproef een waarde tussen.93 en.97. Deze geschatte scores vallen ruim boven de gestelde norm van.70 voor acceptabele betrouwbaarheid (Field, 2009). Ook is de betrouwbaarheid van de STiP-5 geschat voor de PS-groep en de controlegroep afzonderlijk (zie tabel 3.2). Zowel de Cronbach s alpha als de Gutmann Lambda2 van de STiP-5 van de PS-groep ligt tussen de.72 en.90. Deze geschatte waarden vallen boven de gestelde norm van.70 voor acceptabele betrouwbaarheid (Field, 2009). Bij de controlegroep liggen deze waarden tussen de.68 en.80. Enkel de geschatte waarde van het domein 'zelf ligt net onder de gesteld norm van.70 voor acceptabele betrouwbaarheid. De overige geschatte waarden binnen de controle groep vallen boven de gestelde norm van 0.7 voor acceptabele betrouwbaarheid (Field, 2009). 16
17 Tabel 3.1 Betrouwbaarheid STiP-5 Totale Steekproef STiP-5 (N = 35) Aantal items Cronbach s Alpha Gutmann Lambda2 Domein Zelf Domein Interpersoonlijk Totaal STiP Tabel 3.2 Betrouwbaarheid STiP-5 Verschillende Condities Cronbach s Alpha Gutmann Lambda 2 STiP-5 Aantal Controlegroep PS-groep Controlegroep PS-groep Items (n = 17) (n = 18) (n = 17) (n = 18) Domein: Zelf Domein Interpersoonlijk Totaal
18 Constructvaliditeit Voor het toetsen van alle correlaties is gebruikgemaakt van de STiP-5-scores van de achttien patiënten van de PS-groep die gescoord zijn door de eerste beoordelaar. Deze scores zijn vervolgens onderzocht op correlaties tussen de scores op de SCID-II, BSI en SIPP-118. DSM-IV PS: Correlaties met SCID-II Correlaties zijn berekend tussen de totaalscore op de STiP-5, de twee domeinen van de STiP-5 ( zelf en interpersoonlijk ) en de scores op de SCID-II (wel/geen PS-diagnose, het aantal PS-diagnoses en het aantal persoonlijkheidstrekken voor cluster A, cluster B, cluster C en het totaal); zie tabel 4. Toetsing met Spearman s rho tussen het STiP-5-domein zelf, het aantal trekken volgens SCID-II en de wel/geen PS-diagnose van de SCID-II levert een positieve significante correlatie. Het gaat hierom een lage correlatie en een net middelmatige correlatie. Ook is er een positieve significante correlatie tussen het STiP-5-domein interpersoonlijk en het totaal aantal trekken gescoord op de SCID-II. Dit blijkt een net middelmatige correlatie te zijn. Tot slot is er een positieve significante correlatie gevonden tussen de STiP-5-domeinen, de STiP-5-totaalscore en het totaal aantal trekken van PS. Ook dit zijn net middelmatige correlaties. Met name tussen de trekken van cluster A en trekken van cluster C volgens de SCID-II in vergelijking met de scores op de STiP-5 wordt nauwelijks of geen correlatie gevonden. 18
19 Tabel 4 Correlaties STiP-5 met Psychiatrische Symptomen en Persoonlijkheidsstoornissen STiP-5 (n=18) SCID-II Zelf Interpersoonlijk Totaal n=18 Wel/geen PS.50*.42.50* Trekken cluster A Trekken cluster B * Trekken cluster C Totaal aantal trekken.47*.52*.50* Note. Spearman s rho-correlatie. *p<.05 Correlaties met BSI De totaalscore en de afzonderlijke STiP-5-domeinen zijn door middel van een Spearman s rho-correlatie vergeleken met de totaalscore van de BSI, het aantal aanwezige symptomen en de ernst van deze aanwezige symptomen van de BSI (zie tabel 5). Er is een positieve significante correlatie gevonden tussen het STiP-5-domein zelf en de ernst van de aanwezige symptomen vanuit de BSI. Het gaat hierom een middelmatige correlatie, terwijl een lage correlatie was verwacht. Ook is er een positieve significante correlatie gevonden tussen het domein zelf, de totaalscore van de STiP-5 en de totaalscore op de BSI. Dit is een lage correlatie, zoals werd verwacht. 19
20 Tabel 5 Correlaties STiP-5 met BSI STiP-5 (n=18) BSI Zelf Interpersoonlijk Totaal (n=14) Aantal aanwezige symptomen Ernst aanwezige symptomen * Totaal.50*.20.46* Note. Spearman s rho-correlatie. *p<.05 Correlaties met SIPP-118 Mbv Pearson-correlaties zijn de associaties tussen de SIPP-118 en de STiP-5 getoetst (zie tabel 6). Er is een positieve significante correlatie gevonden tussen het domein zelf van de STiP-5 en de gecreëerde schaal identiteit van de SIPP-118. Er werd een lage correlatie gevonden, terwijl een middelmatige correlatie werd verwacht. Ook bestaat er een positief significante correlatie tussen het STiP-5-domein interpersoonlijk en de gecreëerde schaal relaties van de SIPP-118. Ook dit was nog net een lage correlatie, ook hiervoor werd een middelmatige correlatie verwacht. Tussen de totaalscore van de STiP-5 en de SIPP is een 20
21 negatieve significante correlatie gevonden. Deze correlatie is negatief, omdat een lagere score op de SIPP-118 betekent dat er sprake is van een ernstigere mate van persoonlijk disfunctioneren. Wederom is dit een lage correlatie, terwijl een middelmatige correlatie werd verwacht. Tabel 6 Correlaties STiP-5 met SIPP-118 STiP-5 (n=18) SIPP-118 Zelf Interpersoonlijk Totaal (n=17) Identiteit.42*.23 - Relaties.37.49* - Totaal * Note. Pearson-correlatie. *p<0.05 Verschil tussen Controlegroep en PS-groep De resultaten op de STiP-5 door de controlegroep zijn vergeleken met de resultaten van de PS-groep aan de hand van een t-toets (zie tabel 7). Op alle elementen, domeinen en de totale STiP-5 blijkt er een significant verschil tussen de controle- en de PS-groep. De PSgroep scoort significant hoger op de STiP-5 dan de controlegroep. De effectgrootte varieert van 2.19 tot 3.31, wat een groot verschil indiceert. 21
22 Tabel 7 Gemiddelde Element- en STiP-5-domeinscores van PS-groep en Controlegroep Groepen Controle (n = 17) PS (n = 18) STiP-5 M (SD) M (SD) t Effectgrootte (d) Element: Identiteit.71 (.59) 2.33 (.69) -7.52* 2.54 Element: Zelfsturing.35 (.49) 2.33 (.69) -9.79* 3.31 Domein: Zelf.47 (.51) 2.33 (.69) -9.05* 3.07 Element: Empathie.53 (.62) 2.17 (.86) -6.43* 2.19 Element: Intimiteit.41 (.51) 2.22 (.65) -9.18* 3.11 Domein: Interpersoonlijk.47 (.62) 2.22 (.65) -8.14* 2.75 Totaal.53 (.51) 2.33 (.69) -8.76* 2.97 Note. Voldaan aan assumptie gelijke variantie (df = 33). *p<.01 22
23 Discussie In deze studie is aangetoond dat de STiP-5 af te nemen is door hiervoor opgeleide clinici van de Viersprong. Daarnaast zijn er bij de in deze studie gebruikte steekproef bemoedigende resultaten gevonden m.b.t. de psychometrische kwaliteit van de STiP-5. Zo blijkt dat wanneer de STiP-5 gescoord wordt door twee onafhankelijke professionele beoordelaars dit zowel een vergelijkbare totaalscore oplevert als vergelijkbare scores op de domeinen zelf en interpersoonlijk. Dit betekent dat de STiP-5 een voldoende IBB bezit bij de in deze studie gebruikte steekproef. De geschatte betrouwbaarheid van de STiP-5 in deze steekproef is goed, zowel van de totale vragenlijst als van de twee domeinen en de vier elementen (identiteit, zelfsturing, empathie en intimiteit). Steun voor de constructvaliditeit van de STiP-5 wordt geboden door de geobserveerde relaties tussen de STiP-5 en SCID-II en tussen de STiP-5 en SIPP-118. Door middel van de STiP-5 kan bij de gebruikte steekproef een onderscheid gemaakt worden tussen patiënten met persoonlijkheidsproblematiek en mensen zonder PS. Geconcludeerd kan worden dat de psychometrische kwaliteit van de STiP-5, afgenomen door hiervoor opgeleide clinici van de Viersprong, bij zowel patiënten als niet-patiënten voldoende is. De IBB in deze steekproef was marginaal voldoende. STiP-5 ratings zijn gebaseerd op het (subjectief) oordeel van de interviewer. De makers van de STiP-5 hebben richtlijnen opgesteld om de vragenlijst te beoordelen, maar deze richtlijnen kunnen enigszins verschillend geïnterpreteerd worden. Adequaat opgeleid worden tot het afnemen van de STiP-5 is dus belangrijk om een maximale consensus tussen clinici te bereiken. Het is belangrijk om bij vervolgonderzoek naar de STiP-5 de IBB te blijven toetsen, omdat dit iets zegt over de overeenstemming van de diagnose met betrekking tot het persoonlijk (dis)functioneren. 23
24 Opvallend was daarentegen de hoge interne consistentie die werd gevonden in de steekproef van deze studie naar de STiP-5. Deze hoge waarde zou mogelijk verklaard kunnen worden door het halo-effect (Mook, 2001), waarbij de aanwezigheid van een bepaald kenmerk bij de geïnterviewde bij de beoordelaar de suggestie geeft dat andere kwaliteiten ook aanwezig zijn. Bij de afname van de STiP-5 zou dit kunnen betekenen dat de beoordelaar de score meer baseert op het gedrag dat de geïnterviewde in de kamer vertoont dan de antwoorden die worden gegeven. Ook lijkt het aannemelijk dat de STiP-5 vragen bevat die soms het introspectieve vermogen van de geïnterviewde overstijgt. Hierdoor kan de beoordelaar ook neigen zijn totaal indruk te volgen i.p.v. het antwoord dat hij/zij mogelijk niet geheel als valide vertrouwt. Het halo-effect kan mogelijk voorkomen worden door hier als STiP-5-afnemer bewust van te zijn. Hierbij is wederom het opleiden van STiP-5-afnemers belangrijk, zodat ze ook goed weten wanneer ze door moeten vragen. Ook opvallend waren de correlaties tussen de SIPP-118 en STiP-5, omdat deze lager waren dan verwacht werd. De SIPP-118 is een zelfrapportagevragenlijst en de STiP-5 een semi-gestructureerd interview. Dit zou mogelijk een verklaring kunnen zijn waardoor het verwachte resultaat niet is gevonden. Het is namelijk af te vragen in hoeverre mensen met een persoonlijkheidsstoornis in staat zijn hun persoonlijkheidstrekken te beschrijven (Huprich & Bornstein, 2007). Het resultaat op de SIPP-118 wordt bepaald door hoe degene die getest wordt de antwoorden interpreteert. Daarentegen worden de resultaten op de STiP-5 bepaald door de interpretatie van de afnemer over de antwoorden die de geïnterviewde geeft. Waarschijnlijk heeft dit een ander resultaat opgeleverd over de patiënt dan uit de SIPP-118 naar voren kwam. Daarnaast werd de PS-groep van de gebruikte steekproef in deze studie met name gekarakteriseerd door patiënten met trekken van cluster B. Dit heeft er mogelijk toe geleid dat bij het vergelijken van de scores op de STiP-5 met de scores op de SCID-II geen 24
25 significante correlaties werden gevonden tussen de STiP-5-scores en persoonlijkheidstrekken uit cluster A en cluster C op de SCID-II. In vervolgonderzoek kan getracht worden om meer patiënten deel te laten nemen met trekken van cluster A en C. Dan zou namelijk getoetst kunnen worden of alle clusters geassocieerd zijn met de STiP-5. Het model van de STiP-5 gaat er vanuit dat iemand met persoonlijkheidsproblemen (met meer persoonlijkheidstrekken) meer disfunctioneert, waarbij het voor de STiP-5 niet uitmaakt in welk cluster de persoonlijkheidstrekken zich bevinden. In deze studie hadden de mensen in de PS-groep allemaal minstens één As-I-stoornis en bijna allemaal een As-II-stoornis; een sterk contrast met de normale controle groep. Dat de PS-groep zowel een AS-I-diagnose als AS-II-diagnose had, heeft mogelijk geleidt tot de hogere correlaties dan verwacht tussen de BSI en STiP-5. De toevoeging van een klinische controle groep (naast de huidige normale controle groep) zou nader het onderscheidend vermogen en de construct validiteit van de STiP-5 kunnen toetsen. Te verwachten is dat patiënten die volgens de DSM-IV enkel een stoornis op As-I hebben, beter scoren op de STiP-5 dan patiënten met een stoornis op As-II (APA, 2013). Hieruit zou dan kunnen worden opgemaakt of de STiP-5 de mate van persoonlijk functioneren over het algemeen meet of dat het voornamelijk een uitspraak doet over het psychisch welzijn van de patiënt op het moment van meting. Tevens wordt cross validatie aangeraden m.b.v. grotere steekproeven, om meer power te realiseren. Vervolgens zou ook onderzocht kunnen worden wat de STiP-5 totaal score en domeinscores nu betekenen voor de klinische praktijk. Mogelijk kan de totaalscore op de STiP-5 een indicatie geven over de duur van de behandeling (Bender, Morey & Skodol, 2011). Daarnaast zou de STiP-5 geëvalueerd moeten worden als een uitkomst instrument, d.w.z. op zijn bruikbaarheid om te toetsen of een behandeling tot verbetering heeft geleid. Het is te verwachten dat het persoonlijkheid disfunctioneren afneemt tijdens de behandeling 25
26 en dat de patiënt steeds beter gaat functioneren. Als blijkt dat de STiP-5 dit inderdaad aantoont zou het een bruikbaar instrument kunnen zijn om behandelingen te onderzoeken. Er kan dan namelijk een voor-, (eventueel) een tussen- en een nameting worden gedaan aan de hand van de STiP-5 om te onderzoeken of de behandeling werkt. Deze studie heeft aangetoond dat het alternatieve model uit sectie III van de DSM-5 om te zetten is in een instrument (de STiP-5) dat bij de onderzochte steekproef afneembaar is door opgeleide clinici. Het nieuwe alternatieve model is onder meer ontwikkeld met de bedoeling dat iedere clinicus, zelfs met beperkte tijd of expertise, in staat is om te beslissen of er sprake is van een persoonlijkheidsprobleem en wat de ernst hiervan is (Skodol, et al., 2011b). Om te onderzoeken of dat inderdaad met de STiP-5 mogelijk is, zou het getoetst kunnen worden door de STiP-5 te gebruiken in geestelijke gezondheidscentra die niet zo specifiek ingesteld zijn op persoonlijkheidsproblematiek als de Viersprong in Halsteren. Hiermee kan getoetst worden of clinici met minder specialistische expertise op ook in staat zijn de STiP-5 goed te gebruiken. Ook is het belangrijk om te inventariseren hoe clinici het ervaren om de STiP-5 af te nemen. Hierbij kan gevraagd worden naar het gebruiksgemak, hoe de eenduidigheid van de richtlijnen voor interpretatie is, en mogelijke obstakels. Samengevat: meer onderzoek naar de STiP-5, zowel naar de psychometrische kwaliteit bij verschillende steekproeven als naar hoe het gebruik ervan wordt ervaren door clinici, kan leiden tot nadere aanscherping van het instrument, en grotere bruikbaarheid in de praktijk van de psychodiagnostiek. 26
27 Referenties American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed., text rev.). Washington, DC: Author. American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Washington, DC: Author. Anderson, J., Snider, S., Sellbom, M., Krueger, R., & Hopwood, C. (2014). A comparison of the DSM-5 Section II and Section III personality disorder structures. Psychiatry Research, 216, doi: /j.psychres Becker, L. A. (2000, maart). Effect Size Calculators. Geraadpleegd van Berghuis, H., Hutsebaut, J., Kaasenbrood, A., de Saeger, H. & Ingenhoven, T. (2014). STiP-5:Semi-gestructureerd Interview voor Persoonlijkheidsfunctioneren DSM-5. Kenniscentrum Persoonlijkheidsstoornissen Bender, D. S., Morey, L. C., & Skodol, A. E. (2011). Toward a model for assessing level of personality functioning in DSM 5, part I: a review of theory and methods. Journal of Personality Assessment, 93(4), doi: / De Beurs, E. (2006). BSI: Brief Symptom Inventory. Handleiding [manual]. Leiden, Psychologische Instrumenten Tests en Services BV (PITS). Derogatis, L.R. (1975). The Brief Symptom Inventory. Baltimore: Clinical Psychometric Research Evers, A., Egberink, I., Braak, M., Frima, R., Vermeulen, C., & Van Vliet-Mulder, J. (2012). COTAN Documentatie Brief Symptom Inventory. Amsterdam: Boom test uitgevers. Eurelings-Bontekoe, E. H. M., & Verheul, R. & Snellen, W.M. (2007). Handboek persoonlijkheidspathologie. 27
28 Feenstra, D. J., Hutsebaut, J., Verheul, R., & Busschbach, J. J. (2011). Severity Indices of Personality Problems (SIPP 118) in adolescents: Reliability an validity. Psychological Assessment, 23(3), 646. doi: /a Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. Sage publications. Hopwood, C. J., Malone, J. C., Ansell, E. B., Sanislow, C. A., Grilo, C. M., McGlashan, T.H., et al. (2011). Personality Assessment in DSM--5: Empirical support for rating Severity, Style, and Traits. Journal of Personality Disorders, 25(3), 305.doi: /pedi Huprich, S. K., & Bornstein, R. F. (2007). An overview of issues related to categorical and dimensional models of personality disorder assessment. Journal of Personality Assessment, 89(1), doi: / Janson, H., & Olsson, U. (2001). A measure of agreement for interval or nominal multivariate observations. Educational and Psychological Measurement, 61(2), doi: / Janson, H., & Olsson, U. (2004). A measure of agreement for interval or nominal multivariate observations by different sets of judges. Educational and Psychological Measurement, 64(1), doi: / Keeley, J. W., Flanagan, E. H., & McCluskey, D. L. (2014). Functional impairment and the DSM-5 dimensional system for personality disorder. Journal of Personality Disorders, 28(5), doi: /pedi_2014_28_133 Landis, J. R., & Koch, G. G. (1977). The measurement of observer agreement for categorical data. Biometrics, 33(1), doi: / Mook, D. G. (2001). Psychological research: The ideas behind the methods. London: Norton. Morey, L. C., Berghuis, H., Bender, D. S., Verheul, R., Krueger, R. F., & Skodol, A. E. (2011). Toward a model for assessing level of personality functioning in DSM 5, 28
29 Part II: Empirical articulation of a core dimension of personality pathology. Journal of Personality Assessment, 93(4), doi: / Morey, Leslie C., Donna S. Bender, and Andrew E. Skodol (2013). Validating the proposed diagnostic and statistical manual of mental disorders, severity indicator for personality disorder. The Journal of Nervous and Mental Disease201.9, doi: /NMD.0b013e3182a20ea8 Porter, J. S., & Risler, E. (2014). The New Alternative DSM-5 Model for Personality Disorders Issues and Controversies. Research on Social Work Practice, 24(1), doi: / Sijtsma, K. (2009). Over misverstanden rond Cronbachs alfa en de wenselijkheid van alternatieven. Psycholoog, 44(11), 561. Skodol, A. E., Bender, D. S., Morey, L. C., Clark, L. A., Oldham, J. M., Alarcon, R. D., et al. (2011a). Personality disorder types proposed for DSM-5. Journal of Personality disorders, 25(2), doi: /pedi Skodol, A. E., Bender, D. S., Oldham, J. M., Clark, L. A., Morey, L. C., Verheul, R., et al. (2011b). Proposed changes in personality and personality disorder assessment and diagnosis for DSM-5 Part II: Clinical application. Personality Disorders: Theory, Research, and Treatment, 2(1), 23. doi: /a Trull, T. J., Tragesser, S. L., Solhan, M., & Schwartz-Mette, R. (2007). Dimensional models of personality disorder: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders Fifth Edition and beyond. Current Opinion in Psychiatry,20(1), doi: /YCO.0b013e328010c838 Verheul, R., Van den Brink, W., Spinhoven, P., & Haringsma, R. (2000). Richtlijnen voor klinische diagnostiek van DSM-IV- persoonlijkheidsstoornissen. Tijdschrift voor Psychiatrie, 42(6),
30 Verheul, R., Berghout, C.C., Dolan, C., Busschbach, J.J.V., Van der Kroft, P.J.A., Bateman, A.W., et al. (2008). Severity Indices of Personality Problems (SIPP-118): Development, Factor Structure, Reliability, and Validity. Psychological Assessment, 20, doi: / Weertman, A., Arntz, A., & Kerkhofs, M. L. M. (1996). Gestructureerd klinisch interview voor DSM-IV persoonlijkheidsstoornissen (SCID-II). Amsterdam: Swets. Weertman, A., ArntZ, A., Dreessen, L., Velzen, C. V., & Vertommen, S. (2003). Short interval test-retest interrater reliability of the Dutch version of the Structured Clinical Interview for DSM-IV personality disorders (SCID-II). Journal of Personality disorders, 17(6), doi: /pedi Widiger, T. A., Livesley, W. J., & Clark, L. A. (2009). An integrative dimensional classification of personality disorder. Psychological Assessment,21(3), 243. doi: /a
General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis
General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis SAMENVATTING General Personality Disorder H. Berghuis Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift.
Nadere informatieSeverity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016
Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016 Inhoud Theoretische achtergrond Ontwikkeling SIPP Domeinen en facetten
Nadere informatieSCID-5-P. Gestructureerd klinisch interview voor DSM-5 Persoonlijkheidsstoornissen
SCID-5-P Gestructureerd klinisch interview voor DSM-5 Persoonlijkheidsstoornissen Michael B. First, Janet B.W. Williams, Lorna Smith Benjamin, Robert L. Spitzer Nederlandse vertaling Arnoud Arntz, Jan
Nadere informatieDiagnostiek van Persoonlijkheidsstoornissen. De Relatie tussen. Persoonlijkheidskenmerken en de. Kernfactoren van (Mal)Adaptief Functioneren
Diagnostiek van Persoonlijkheidsstoornissen De Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en de Kernfactoren van (Mal)Adaptief Functioneren bij Patiënten met Persoonlijkheidsstoornissen Diagnostics of Personality
Nadere informatieDe PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart
DSM-5 whitepaper De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart Prof. dr. Gina Rossi, Vakgroep Klinische en LEvensloopPsychologie (KLEP) aan de Vrije Universiteit Brussel De Personality
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen
DSM-5 whitepaper Persoonlijkheidsstoornissen Bij persoonlijkheidsstoornissen is sprake van manieren van over zichzelf en anderen denken en voelen die een aanzienlijke negatieve invloed hebben op het functioneren
Nadere informatieHet meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Overige, ongespecificeerd
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Utrechtse Coping Lijst (UCL) November 2012 Review: 1. A. Lueb 2. M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking
Nadere informatieHet meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd / hals Overige, ongespecificeerd
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument ComVoor Voorlopers in communicatie 31 oktober 2011 Review M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten. Prof. Dr. Bas van Alphen
Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten Prof. Dr. Bas van Alphen Inhoud Temporele stabiliteit Leeftijdsneutraliteit DSM-5 Behandelperspectief Klinische implicaties Casuïstiek Uitgangspunten!
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19052 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Manti, Eirini Title: From Categories to dimensions to evaluations : assessment
Nadere informatieDe PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart
DSM-5 whitepaper De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart Prof. dr. Gina Rossi, Vakgroep Klinische en LEvensloopPsychologie (KLEP) aan de Vrije Universiteit Brussel De Personality
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/43602 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Fenema, E.M. van Title: Treatment quality in times of ROM Issue Date: 2016-09-15
Nadere informatieDe intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis
De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis Een empirische studie Treatment outcome in personality disordered forensic patients An empirical study ( with a summary
Nadere informatieSamenvatting. (Summary in Dutch)
(Summary in Dutch) Persoonlijkheidspathologie in adolescenten: een dimensionele benadering Het concept persoonlijkheid duidt op een breed scala aan individuele verschillen in consistente manieren van denken,
Nadere informatiehoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5
SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de
Nadere informatieSamenvatting. The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010
Samenvatting The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010 Als werknemers door ziekte hun werk niet meer kunnen doen betaalt de werkgever
Nadere informatiePERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN
amenvatting Dit proefschrift gaat over het diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen (P) in adolescenten, de ziektelast die adolescenten en volwassenen met een (borderline) persoonlijkheidsstoornis
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen
DSM-5 WHITEPAPER Persoonlijkheidsstoornissen Bij persoonlijkheidsstoornissen is sprake van manieren van over zichzelf en anderen denken en voelen die een aanzienlijke negatieve invloed hebben op het functioneren
Nadere informatieBrief Symptom Inventory. Edwin de Beurs Klinische Psychologie, Leiden SBG
Brief Symptom Inventory Edwin de Beurs Klinische Psychologie, Leiden SBG Kenmerken Verkorte versie van de SCL-90 53 items 9 subschalen (met 4 tot 6 items) Antwoordcategorieën: 0 4 Scoring (gemiddelde):
Nadere informatieBIJLAGE 8: QUALIDEM. Inleiding. Het instrument heeft een eerste toetsing bij 240 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan.
IJLGE 8: QULIDEM Inleiding et instrument heeft een eerste toetsing bij 4 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan. Daarmee is een eerste versie van een bruikbaar instrument ontwikkeld. et
Nadere informatieZimmerman, Sheeran, & Young. Beoordelen van de aanwezigheid van depressie
DIAGNOSTIC INVENTORY FOR DEPRESSION (DID) Zimmerman, M., Sheeran, T., & Young, D. (2004). The Diagnostic Inventory for Depression: A self-report scale to diagnose DSM-IV Major Depressive Disorder. Journal
Nadere informatieSamenvatting, conclusies en discussie
Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit
Nadere informatieEerste contactpersoon Dr. Jos van Loon Manager Arduin / onderzoeker en prof. aan de Vakgroep Orthopedagogiek Gent
Checklist Contactgegevens Onderstaand vult u de contactgegevens in van de eerste én tweede contactpersoon voor wanneer er vragen zijn over het instrument(en), de aangeleverde documentatie of anderszins.
Nadere informatieIndicatiestelling voor behandeling vanuit het PO : een heilige graal? Bert van Rossum, klinisch psycholoog
Indicatiestelling voor behandeling vanuit het PO : een heilige graal? Bert van Rossum, klinisch psycholoog Congres: Laten professionals hun werk goed doen! Ede,12 10 2015 Ervaren clinici om de heilige
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen
DSM-5 WHITEPAPER Persoonlijkheidsstoornissen Bij persoonlijkheidsstoornissen is sprake van manieren van over zichzelf en anderen denken en voelen die een aanzienlijke negatieve invloed hebben op het functioneren
Nadere informatiegegeven met informatie over risico, complexiteit, duur, ernst en een doorverwijzingsadvies.
Geachte, Pearson start een onderzoek naar Innerview. Innerview is een beslissingsondersteunend instrument (BOI) voor doorverwijzing in de geestelijke gezondheidszorg en is uniek in zijn soort als het gaat
Nadere informatieAuteur Bech, Rasmussen, Olsen, Noerholm, & Abildgaard. Meten van de ernst van depressie
MAJOR DEPRESSION INVENTORY (MDI) Bech, P., Rasmussen, N.A., Olsen, R., Noerholm, V., & Abildgaard, W. (2001). The sensitivity and specificity of the Major Depression Inventory, using the Present State
Nadere informatieClinical Staging en Vroege Interventie voor Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Clinical Staging en Vroege Interventie voor Borderline Persoonlijkheidsstoornis Christel Hessels Symposium, 16 maart 2017 Persoonlijkheidsstoornissen gedurende de levensloop Borderline persoonlijkheidsstoornis
Nadere informatiePatient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG)
Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG) Bowman, L. (2006) "Validation of a New Symptom Impact Questionnaire for Mild to Moderate Cognitive Impairment." Meetinstrument Patient-reported
Nadere informatieOverige (Overig, ongespecificeerd)
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Voice Related Quality of Life Measure (V-RQOL) 21 oktober 2011 Review 1: T. Dassen, K. v Nes, N. v Wersch Review 2: M. Jungen Invoer: E. Van Engelen 1 Algemene
Nadere informatieSamenvatting. Samenvatting
Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende
Nadere informatieNederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en
Nederlandse samenvatting 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen? Van de trauma- en stressorgerelateerde (kortweg trauma-gerelateerde) stoornissen
Nadere informatieDiagnose en classificatie in de psychiatrie
Diagnose en classificatie in de psychiatrie Klinische Validiteit Research Betrouwbaarheid Prof dr Bert van Hemert psychiater en epidemioloog Afdelingshoofd psychiatrie DBC Kosten-baten 2 Diagnosen in de
Nadere informatieSpitzer quality of life index
Spitzer Quality of life index Spitzer, W. O., Dobson, A. J., Hall, J., Chesterman, E., Levi, J., Shepherd, R. et al. (1981). Measuring the quality of life of cancer patients: a concise QL index for use
Nadere informatieBrief Symptom Inventory. Edwin de Beurs Klinische Psychologie, Leiden SBG
Brief Symptom Inventory Edwin de Beurs Klinische Psychologie, Leiden SBG Overzicht Kenmerken BSI Subschalen, items, verschillende scores Psychometrische kwaliteit Betrouwbaarheid en validiteit T-scores
Nadere informatieDOELGROEP De test richt zich tot zwangere vrouwen of vrouwen die recent bevallen zijn.
BREASTFEEDING PERSONAL EFFICACY BELIEFS INVENTORY (BPEBI) Cleveland A.P., McCrone S. (2005) Development of the Breastfeeding Personal Efficacy Beliefs Inventory: A measure of women s confidence about breastfeeding.
Nadere informatieScelta is onderdeel van
DSM 5 PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN Lucas Goessens, psychiater Annika Cornelissen, klinisch psycholoog SECTIE II (categoraal perspectief) Cluster A Paranoïde PS Schizoïde PS Schizotypische PS Cluster B Antisociale
Nadere informatieStroke-Adapted Sickness Impact Profile (SA-SIP-30)
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Stroke-Adapted Sickness Impact Profile (SA-SIP-30) November 2017 Review: 1. M. Post, B Dijcks 2. Eveline van Engelen Invoer: Marsha Bokhorst 1 Algemene gegevens
Nadere informatieVerschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten.
Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten. Differences in Personality Traits and Personality Structure between Groups of Eating Disorder
Nadere informatieOverzicht Klinische lessen. Dominique Selviyan
Overzicht Klinische lessen Dominique Selviyan Voorwoord Geachte lezer, Dit is het overzicht van de studiestof voor Klinische Lessen. Het betreft een overzicht van de literatuur gegeven bij de hoorcolleges.
Nadere informatieAfhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling?
Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling? Naline Geurtzen PhD-student Radboud Universiteit Behavioural Science Institute Nijmegen
Nadere informatieAnalyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels
Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten G.E. Wessels Datum: 16 augustus 2013 In opdracht van: Stichting Informele Zorg Twente 1. Inleiding Het belang van mantelzorg wordt in Nederland
Nadere informatieDevelopment of the diabetes problem solving measure for adolescents. Diabetes Educ 27:865 874, 2001
Diabete Problem Solving Measure for Adolescents (DPSMA) Cook S, Alkens JE, Berry CA, McNabb WL (2001) Development of the diabetes problem solving measure for adolescents. Diabetes Educ 27:865 874, 2001
Nadere informatieUit tabel 3 valt af te lezen dat de correlaties zoals gevonden in het huidige onderzoek sterk overeenkomen met de resultaten uit eerder onderzoek
Uit tabel 3 valt af te lezen dat de correlaties zoals gevonden in het huidige onderzoek sterk overeenkomen met de resultaten uit eerder onderzoek (dat hoofdzakelijk onder de algemene bevolking is uitgevoerd).
Nadere informatieCitation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.
University of Groningen Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. Verbakel, N. J. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite
Nadere informatieZwakbegaafdheid in de GGZ. Een explorerend onderzoek 1. Jannelien Wieland a,b & Frans Zitman c
Zwakbegaafdheid in de GGZ. Een explorerend onderzoek 1 Jannelien Wieland a,b & Frans Zitman c a Poli +, psychiatrie + verstandelijke beperking, Ir. Driessenstraat 94-G, 2312 KZ, Leiden b Cordaan, Postbus
Nadere informatie1. Gegeven zijn de itemsores van 8 personen op een test van 3 items
1. Gegeven zijn de itemsores van 8 personen op een test van 3 items item Persoon 1 2 3 1 1 0 0 2 1 1 0 3 1 0 0 4 0 1 1 5 1 0 1 6 1 1 1 7 0 0 0 8 1 1 0 Er geldt: (a) de p-waarden van item 1 en item 2 zijn
Nadere informatieThe Disability Assessment Structured Interview
RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN The Disability Assessment Structured Interview Its reliability and validity in work disability assessment Proefschrift ter verkrijging van het doctoraat in de Medische Wetenschappen
Nadere informatieAchtergronden bij het instrument
Achtergronden bij het instrument P E O P L E I M P R O V E P E R F O R M A N C E Computerweg 1, 3542 DP Utrecht Postbus 1087, 3600 BB Maarssen tel. 0346-55 90 10 fax 0346-55 90 15 www.picompany.nl servicedesk@picompany.nl
Nadere informatieInhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Validatie van het EHF meetinstrument tijdens de Jonge Volwassenheid en meer specifiek in relatie tot ADHD Validation of the EHF assessment instrument during Emerging Adulthood, and more specific in relation
Nadere informatieDe rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie.
De rol van sekse, hechting en autonomie in asi en persoonlijkheidspathologie. Drs. N. Bachrach GZ psycholoog io Klinisch psycholoog VVGI Externpromovendus UvT Promotor Prof. Dr. M. Bekker Copromotor: Dr.
Nadere informatieCOMPULSIEF KOOPGEDRAG
COMPULSIEF KOOPGEDRAG GUIDO VALKENEERS Valkeneers, G. (in press). Compulsief koopgedrag. Een verkennend onderzoek met een nieuwe vragenlijst. Verslaving. *** 1 VERSLAVING AAN KOPEN Historiek en terminologie
Nadere informatieBURNOUT ASSESSMENT TOOL
BURNOUT ASSESSMENT TOOL Wat is de BAT? De eigenschappen en sterktes van de nieuwe meting Woensdag 20 maart 2019 Inhoud 1- Hoe betrouwbaar & valide is de BAT? 2- Hoe gebruik je de BAT? 3- Hoeveel werkenden
Nadere informatieVroegsignalering en interventie bij Cluster C. Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018
Vroegsignalering en interventie bij Cluster C Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018 Cluster C bij Jeugd Geen interventiestudies Geen specifieke studies naar Cluster C bij Jeugd Geen hits bij literatuursearch
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
In dit proefschrift worden een aantal psychometrische methoden beschreven waarmee de accuratesse en efficientie van psychodiagnostiek in de klinische praktijk verbeterd kan worden. Psychodiagnostiek wordt
Nadere informatieEen onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7
Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding
Nadere informatieOpvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen
Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen Mooren, Francisca Catharina Theodora van der IMPORTANT NOTE:
Nadere informatiePROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID. ONDERZOEK NAAR DE EFFECTIVITEIT VAN
PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID. ONDERZOEK NAAR DE EFFECTIVITEIT VAN BEHANDELINGSPROGRAMMA'S, SPECIFIEK VOOR PATIËNTEN MET EN DUBBELE DIAGNOSE. Promotor: Prof. Dr. B. Sabbe
Nadere informatieValidatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners
Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners van Somatische en Psychogeriatrische Afdelingen Validation of the Depression List (DL) and the Geriatric
Nadere informatieROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University
ROM met de OQ-45 Kim la Croix, sheets: Kim de Jong Vraag Gebruikt u op dit moment de OQ-45? a. Nee, maar ik overweeg deze te gaan gebruiken b. Ja, maar ik gebruik hem nog beperkt c. Ja, ik gebruik hem
Nadere informatieDe Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS
Persoonskenmerken en ervaren lijden bij verslaving en PTSS 1 De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij Verslaafde Patiënten met PTSS The Relationship between Personality Traits and Suffering
Nadere informatieScreening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg
Screening en behandeling van psychische problemen via internet Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Online screening Online behandeling - Effectiviteit
Nadere informatiehoofdstuk 2 hoofdstuk 3
Om de herkenning van patiënten met depressieve stoornis in de eerste lijn te verbeteren wordt wel screening aanbevolen. Voorts worden pakketinterventies aanbevolen om de kwaliteit van zorg en de resultaten
Nadere informatiePDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/55666
Nadere informatieUitgebreide toelichting van het meetinstrumenten
1 Uitgebreide toelichting van het meetinstrumenten Life Habits 22 September 2010 Review: 1) E. Bernges, M. Bertrand, L. Patelski 2) Sandra Joeris Invoer: Eveline van Engelen 1 Algemene gegevens Lichaamsregio
Nadere informatieUniversity of Groningen. Social phobia and personality disorders van Velzen, C.J.M.
University of Groningen Social phobia and personality disorders van Velzen, C.J.M. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please
Nadere informatieUitgebreide toelichting van het meetinstrument. Dutch version of the Quebec User Evaluation of Satisfaction with assistive technology (D-QUEST)
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Dutch version of the Quebec User Evaluation of Satisfaction with assistive technology (D-QUEST) Februari 2018 Review: Ilse Swinkels-Meewisse Invoer: Marsha
Nadere informatierecidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst
Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst
Nadere informatie3 Werkwijze Voordat een CQI meetinstrument mag worden ingezet voor reguliere metingen moet het meetinstrument in twee fases getest worden.
Procedure Psychometrische en discriminerend vermogen testfase Versie: 1.0 Datum: 01-04-2014 Code: PRO 04 Eigenaar: 1 Inleiding De richtlijnen en aanbevelingen voor de test naar de psychometrische en onderscheidende
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Cannabisgebruik en stoornissen in het gebruik van cannabis in de adolescentie en jongvolwassenheid. Cannabis is wereldwijd een veel gebruikte drug. Het gebruik van cannabis is echter niet zonder consequenties:
Nadere informatieVisual Analogue Scale for Fatigue (VAS-F)
Visual Analogue Scale for Fatigue (VAS-F) Lee KA, Hicks G, Nino-Murcia G. (1991) Validity and reliability of a scale to assess fatigue. Meetinstrument Visual Analogue Scale for Fatigue (parfois Lee Fatigue
Nadere informatieCollege Week 3 Kwaliteit meetinstrumenten; Inleiding SPSS
College Week 3 Kwaliteit meetinstrumenten; Inleiding SPSS Inleiding in de Methoden & Technieken 2013 2014 Hemmo Smit Overzicht van dit college Kwaliteit van een meetinstrument Inleiding SPSS Hiervoor lezen:
Nadere informatieDutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)
Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test
Nadere informatieKennissessie Meetinstrumenten Kennissessie meetinstrumenten. Overstappen van meetinstrument, naar welk en hoe?
Kennissessie Meetinstrumenten 09-05-2016 Kennissessie meetinstrumenten Overstappen van meetinstrument, naar welk en hoe? Besluit SBG Communicatie 29/12/2015 Per 1 juli 2016 wordt het aantal meetinstrumenten
Nadere informatieToetsende Statistiek Week 5. De F-toets & Onderscheidend Vermogen
M, M & C 7.3 Optional Topics in Comparing Distributions: F-toets 6.4 Power & Inference as a Decision 7.1 The power of the t-test 7.3 The power of the sample t- Toetsende Statistiek Week 5. De F-toets &
Nadere informatieVragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK)
Instrument Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK) De VISK is ontwikkeld om sociaal probleemgedrag van kinderen met (mildere) varianten van pervasieve ontwikkelingsstoornissen
Nadere informatieVaardighedentoets (Portfolio) gezondheidszorgpsycholoog diagnostiek en indicatiestelling (volwassenen en ouderen)
Vaardighedentoets (Portfolio) gezondheidszorgpsycholoog diagnostiek en indicatiestelling (volwassenen en ouderen) Doelstelling De volgende twee Kerncompetenties en vaardigheden in de Regeling periodieke
Nadere informatieSAMENVATTING. Samenvatting
Samenvatting SAMENVATTING PSYCHOMETRISCHE EIGENSCHAPPEN VAN ADL- EN WERK- GERELATEERDE MEETINSTRUMENTEN VOOR HET METEN VAN BEPERKINGEN BIJ PATIËNTEN MET CHRONISCHE LAGE RUGPIJN. Chronische lage rugpijn
Nadere informatieGezinskenmerken: De constructie van de Vragenlijst Gezinskenmerken (VGK) Klijn, W.J.L.
UvA-DARE (Digital Academic Repository) Gezinskenmerken: De constructie van de Vragenlijst Gezinskenmerken (VGK) Klijn, W.J.L. Link to publication Citation for published version (APA): Klijn, W. J. L. (2013).
Nadere informatieWat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?
De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve
Nadere informatie6 Forensische aspecten Aandachtspunten 134 Noten 134
Inhoud Voorwoord Hoofdstuk 1 Psychiatrische stoornis en diagnostiek 13 1 Inleiding 13 2 Psychiatrische ziekte 13 3 De psychische functies 16 4 Doelen en onderdelen psychiatrische diagnostiek 17 5 Diagnose
Nadere informatiedoor E.A.M. Knoppert-van der Klein en T.S.O.M. Hiddema Samenvatting
Angst- en stemmingsstoornissen bekeken met behulp van de SCL-90, een zelfbeoordelingsklachtenlijst, in het licht van de revisie van de DSM-III-classificatie door E.A.M. Knoppert-van der Klein en T.S.O.M.
Nadere informatieSamenvatting. Cliëntgerichte benadering in de ergotherapie
Cliëntgerichte benadering in de ergotherapie Het implementeren van een cliëntgerichte benadering in de gezondheidszorg heeft in toenemende mate de aandacht gekregen van patiënten, hulpverleners en beleidsmakers.
Nadere informatiePijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997)
Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997) Achtergrond In de literatuur over (chronische)pijn wordt veel aandacht besteed aan de invloed van pijncoping strategieën op pijn.
Nadere informatieSaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)
Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting In hoofdstuk 1 wordt de algemene introductie van dit proefschrift beschreven. De nadruk in dit proefschrift lag op patiënten met hoofd-halskanker (HHK) en
Nadere informatieOral Health Assessment Tool
Oral Health Assessment Tool (OHAT) Chalmers JM., King PL., Spencer AJ., Wright FAC., Carter KD. (2005) The Oral Health Assessment Tool Validity and Reliability Meetinstrument Afkorting Auteur Onderwerp
Nadere informatieCOMPULSIEF KOOPGEDRAG
COMPULSIEF KOOPGEDRAG GUIDO VALKENEERS 1 VERSLAVING AAN KOPEN Historiek en terminologie De criteria Antecedenten en consequenties Comorbiditeit en prevalentie Diagnostiek en behandeling Onderzoek Lessius
Nadere informatieClinimetrics, clinical profile and prognosis in early Parkinson s disease Post, B.
UvA-DARE (Digital Academic Repository) Clinimetrics, clinical profile and prognosis in early Parkinson s disease Post, B. Link to publication Citation for published version (APA): Post, B. (2009). Clinimetrics,
Nadere informatieANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN
ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...
Nadere informatieHet Mini Internationaal Neuropsychiatrisch Interview (mini)
korte bijdrage Het Mini Internationaal Neuropsychiatrisch Interview (mini) Een kort gestructureerd diagnostisch psychiatrisch interview voor dsm-iv- en icd-10-stoornissen i.m. van vliet, e. de beurs samenvatting
Nadere informatieVergelijking MMPI-2 met MMPI-2-Restructured Form (RF) Voor As-I. Pathologie Binnen de Testdiagnostiek
Vergelijking MMPI-2 met 1 Vergelijking MMPI-2 met MMPI-2-Restructured Form (RF) Voor As-I Pathologie Binnen de Testdiagnostiek Comparison between MMPI-2 and MMPI-2-Restructured Form (RF) for Axis-I Pathology
Nadere informatieConfusion State Evaluation (CSE)
Confusion State Evaluation (CSE) Robertsson B, Karlsson I, Styrud E, Gottfries CG. (1997) Confusional State Evaluation (CSE): an instrument for measuring severity of delirium in the elderly. Meetinstrument
Nadere informatieJaar 3: Deelrapportage 4. Werkbevlogenheid docenten Montaigne Lyceum, mei 2010
Programmalijn: Expeditie Durven, Delen, Doen: Onderwijs is populair, personeel is trots Jaar 3: Deelrapportage 4 Onderwijsontwikkeling Montaigne Lyceum Werkbevlogenheid docenten Montaigne Lyceum, mei 2010
Nadere informatieInformatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60)
Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Auteurs: T. Batink, G. Jansen & H.R.A. De Mey. 1. Introductie De Flexibiliteits Index Test (FIT-60) is een zelfrapportage-vragenlijst
Nadere informatieCitation for published version (APA): Egberink, I. J-A. L. (2010). Applications of item response theory to non-cognitive data Groningen: s.n.
University of Groningen Applications of item response theory to non-cognitive data Egberink, Iris IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite
Nadere informatieSamenvatting (in Dutch)
Samenvatting (in Dutch) Geordende latente klassen modellen voor nonparametrische itemresponstheorie Een geordend latente klassen model kan als een nonparametrisch itemresponstheorie model beschouwd worden.
Nadere informatieOnbezorgdvliegen SVL- vragenlijst
Onbezorgdvliegen SVL- vragenlijst Om uw deelname zo goed mogelijk voor te bereiden en uw kans op een succesvolle deelname te vergroten vinden wij het belangrijk om te weten of u iets heeft meegemaakt dat
Nadere informatieVroeginterventie via het internet voor depressie en angst
Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent
Nadere informatieTECHNISCHE HANDLEIDING IQ TEST
TECHNISCHE HANDLEIDING IQ TEST 12 December 2011 INHOUDSOPGAVE TESTOVERZICHT Meetpretentie Theoretische achtergrond Kenmerken Samenstelling Toepassingsgebied Voorbeelditems TESTKENMERKEN Vraag die voor
Nadere informatieProgramma. - Construct-> dimensies -> indicatoren -> items vragenlijst. - Pilot met de vragenlijst. - Plannen van het onderzoek.
Bijeenkomst 3 1 Programma Mini-presentaties Vragenlijst maken Kwaliteit van de vragenlijst: betrouwbaarheid en validiteit Vooruitblik: analyse van je resultaten Aan de slag: - Construct-> dimensies ->
Nadere informatie