De betekenis van werk voor werklozen, arbeidsongeschikten en werkenden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De betekenis van werk voor werklozen, arbeidsongeschikten en werkenden"

Transcriptie

1 BIJLAGEN A-C Een baanloos bestaan De betekenis van werk voor werklozen, arbeidsongeschikten en werkenden Patricia van Echtelt Bijlage A Opzet van het onderzoek... 3 Bijlage B Een index voor sociale uitsluiting Bijlage C Resultaten decompositie-analyses Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, maart

2 Bijlage A Opzet van het onderzoek Een baanloos bestaan beschrijft de resultaten van het onderzoek Leefsituatie van werkenden en nietwerkenden (LWW). Het rapport is gebaseerd op de gegevens uit 2007, waarbij tevens een vergelijking wordt gemaakt met 1982 en Dit hoofdstuk bespreekt eerst de wijze waarop het onderzoek uit 2007 (LWW 07) is opgezet en uitgevoerd. Achtereenvolgens komen het steekproefkader, het verloop van het veldwerk, de omvang en samenstelling van de responsgroep en de inhoud van de vragenlijst aan de orde. Vervolgens bespreken we de gegevensbestanden uit 1982 en A.1 Steekproefkader Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft voor dit deelproject een steekproef getrokken waarin werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten zijn vertegenwoordigd. Daarbij is gebruik gemaakt van diverse administratieve bestanden: het UWV-uitkeringsbestand voor de identificatie van arbeidsongeschikten, het CWI-bestand voor werklozen, het Walvis-bestand voor werknemers, en inkomensgegevens van de belastingdienst (het Inkomensproductiesysteem, IPS) voor zelfstandigen. Hieronder volgt de definitie van de drie groepen zoals gehanteerd bij de steekproeftrekking. Overigens kan de arbeidssituatie van de respondent ten tijde van de steekproeftrekking verschillen van die ten tijde van het interview. In paragraaf A.3 volgt meer informatie over deze transities en de uiteindelijk onderscheiden onderzoeksgroepen. Werkenden zijn in het steekproefkader gedefinieerd als personen in de leeftijd van jaar die ten minste één uur werkzaam zijn en geen arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids- of bijstandsuitkering ontvangen. Deze definitie wijkt af van de vaak gebruikte CBS-definitie van de werkzame beroepsbevolking, doordat in onze definitie ook mensen die minder dan twaalf uur per week werken tot de werkenden worden gerekend. De reden hiervoor is van praktische aard; in het Walvis-bestand zijn namelijk geen gegevens beschikbaar over het aantal uren dat men per week werkt. Personen met een baan van minder dan twaalf uur per week die wel meer zouden willen werken, worden in dit onderzoek dus niet tot de werklozen gerekend, zoals het CBS doet, maar tot de werkenden. Werklozen zijn afgebakend als personen in de leeftijd van jaar die ten minste drie maanden bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) staan ingeschreven als niet-werkende werkzoekende voor werk van ten minste één uur per week. Daarnaast ontvangen zij geen arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het CBS definieert werklozen doorgaans als personen die actief op zoek zijn naar werk van ten minste twaalf uur per week. Dit urencriterium is hier niet gehanteerd, onder andere omdat uit het CWIbestand niet is af te leiden voor hoeveel uren per week men werk zoekt. Arbeidsongeschikten, tot slot, zijn personen in de leeftijd van jaar die volgens de gegevens van de uitkeringsinstantie UWV een gedeeltelijke of volledige WAO-uitkering 1 ontvangen. Personen met een zogenoemde nul-uitkering (de uitkering wordt niet uitbetaald omdat de betrokkene voldoende inkomen uit arbeid heeft) zijn hierbij buiten beschouwing gelaten. Bij deze indeling heeft arbeidsongeschiktheid voorrang gekregen op zowel werkloosheid als werk, en werkloosheid voorrang op werk. Dit betekent dat bijvoorbeeld een ontvanger van een 1 Op het moment van steekproeftrekking was op het CBS geen bestand beschikbaar met gegevens over personen die onder de WIA vielen. Ontvangers van een WIA-uitkering kunnen daarom alleen bij toeval in de steekproef terechtkomen, wanneer zij als werkloze of als werkende zijn getrokken. De WAZ en Wajong zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. 3

3 arbeidsongeschiktheidsuitkering die tevens betaald werk verricht, in de steekproef telt als een arbeidsongeschikte. De steekproeftrekking De dataverzameling vond plaats in de periode mei tot en met juli Voor elk van deze drie veldwerkmaanden is een maand eerder (resp. eind maart, eind april en eind mei) door het CBS een zogenoemde moedersteekproef getrokken uit de Gemeentelijke basisadministratie. De omvang hiervan bedroeg respectievelijk , en personen. Bij het bepalen van de omvang van de moedersteekproeven is rekening gehouden met het feit dat in de populatie jarigen het aantal werkenden aanzienlijk groter is dan het aantal werklozen of arbeidsongeschikten, waardoor de kans dat een werkende in de steekproef wordt getrokken, vele malen groter is dan de kans dat het om een werkloze of arbeidsongeschikte gaat. Na de trekking van elke moedersteekproef zijn bij de gemeenten de naam- en adresgegevens van de getrokken personen opgevraagd. Hierbij is enige uitval opgetreden, bijvoorbeeld doordat men heeft doorgegeven dat zijn gegevens niet aan derden mogen worden verstrekt. Verwijdering van personen met onjuiste of ontbrekende adresinformatie, personen die tot de institutionele bevolking behoren, personen die de afgelopen twaalf maanden in een andere CBSsteekproef voorkwamen of die in lastige of lastig bereikbare gebieden 2 wonen, leidde eveneens tot enige uitval. De resterende steekproefpersonen zijn gekoppeld aan de eerdergenoemde administratieve bestanden om te kunnen vaststellen tot welke groep zij behoren. Van zowel de UWV- als de CWIbestanden is daarbij voor elke maand waarin het veldwerk plaatsvond, de op dat moment meest recente versie gebruikt. De informatie loopt echter per definitie enige tijd achter: vier maanden in het geval van het UWV en drie maanden in het geval van het CWI. Het minimaal gewenste aantal respondenten was door het SCP vastgesteld op 500 per groep. Uitgaande van een responskans van 46% tot 55%, zouden iets meer dan 900 werkenden, bijna 950 werklozen en een kleine 1100 arbeidsongeschikten moeten worden benaderd om dit aantal te behalen. Na de koppeling met de administratieve bestanden zijn de moedersteekproeven uitgedund tot deze gewenste omvang per groep. Omdat we verwachtten dat er enige verloop van de werklozen zou plaatsvinden (door het aanvaarden van een baan) tussen het moment van steekproeftrekking en interview (zie ook A.3), is eind mei besloten een extra steekproef van werklozen te benaderen. Hiertoe is voor de maand juli een extra moedersteekproef van personen getrokken. Deze moedersteekproef is op dezelfde wijze behandeld als de oorspronkelijke, maar is uitsluitend gekoppeld aan de CWI-bestanden, om werklozen op te sporen. Daarna is de steekproef uitgedund tot een omvang van 450 te benaderen personen. Overigens verwachtten we dat er ook binnen deze steekproef enig verloop naar de categorie werkenden zou optreden. De representativiteit van de werklozen in de steekproef Zoals hierboven is aangegeven, zijn de werklozen in dit onderzoek gedefinieerd als personen die ten minste drie maanden als niet-werkende werkzoekende bij het CWI staan ingeschreven. Deze selectie op inschrijvingsduur heeft tot gevolg dat de werklozen in de steekproef niet kunnen worden beschouwd als representatief voor de gehele populatie van niet-werkende werkzoekenden, aangezien de kortdurig ingeschrevenen niet zijn vertegenwoordigd. Gegevens van het CWI tonen aan dat van alle jarige niet-werkende werkzoekenden circa 20% korter dan drie maanden bij het CWI ingeschreven staat (zie Er zijn twee redenen waarom voor toepassing van het duurcriterium is gekozen. Ten eerste worden de gegevens over de huidige werklozen afgezet tegen die over de werklozen in 1982 en 1995 (zie hoofdstuk 5). Voor de vergelijkbaarheid van de gegevens is het nodig voor alle jaren eenzelfde selectie op inschrijvingsduur te hanteren. De tweede reden heeft te maken met het verloop vanuit werkloosheid naar werk. Zoals tabel A.2 laat zien, heeft ruim een derde van de respondenten die als werkloze in de steekproef zijn getrokken, ten tijde van het interview (weer) een betaalde baan. Ervan uitgaand dat de kans op werkhervatting groter is voor kortdurig werklozen, zou loslating van het 2 Het gaat hier om de eilanden Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog, en om enkele postcodegebieden in de Amsterdamse Bijlmermeer. 4

4 duurcriterium tot gevolg hebben gehad dat het aandeel transities van werkloosheid naar werk aanzienlijk groter was geweest. Dit zou tot een te kleine groep werklozen hebben geleid, waardoor het moeilijker zou zijn geweest om tot betrouwbare uitspraken over de resterende werklozen te komen. Het feit dat op het moment van steekproeftrekking door het CBS de bestanden van het CWI drie maanden oud zijn, heeft eveneens gevolgen voor de representativiteit van de werklozen in de steekproef. In combinatie met het hiervoor genoemde duurcriterium betekent dit immers dat degenen die ten tijde van het interview nog werkloos zijn, op dat moment een werkloosheidsduur van ten minste zes maanden hebben. Volgens gegevens van het CWI staat van alle niet-werkende werkzoekenden circa tweederde deel zes maanden of langer ingeschreven (zie Ongeveer een derde van de populatie van niet-werkende werkzoekenden is dus niet vertegenwoordigd in het onderzoek. A.2 Verloop van het veldwerk Het veldwerk heeft plaatsgevonden in de periode mei-juli Mede vanwege de lengte van de vragenlijst zijn de gegevens verzameld door middel van mondelinge enquêtes. De benadering van de beoogde respondenten is op dezelfde wijze gebeurd als bij andere CBS-onderzoeken. Voordat er contact wordt opgenomen met een steekproefpersoon, ontvangt deze een brief waarin het doel van het onderzoek wordt toegelicht en de komst van een interviewer wordt aangekondigd. Daarna gaat de enquêteur tot driemaal bij de persoon langs om een afspraak te maken voor een interview. Mocht de persoon bij geen van deze pogingen thuis zijn, dan probeert de enquêteur tevens telefonisch contact te leggen. Nadat er in totaal zes vergeefse pogingen zijn ondernomen, wordt non-respons wegens onbereikbaarheid geregistreerd. De interviews zijn afgenomen door gekwalificeerde interviewers in dienst van het CBS. Zij hebben in april 2007 een schriftelijke handleiding ontvangen met daarin een beschrijving van het doel van het onderzoek, een aantal algemene interviewinstructies en een toelichting op de vragenlijst. De enquêtes zijn alle afgenomen in de Nederlandse taal. A.3 De responsgroep Tabel A.1 geeft een overzicht van de omvang van de steekproef, zowel per groep als in totaal, en van de respons. De aantallen respondenten per groep die in de tabel staan vermeld, hebben betrekking op het moment van de steekproeftrekking of, preciezer gezegd, het moment waarover de meest recente informatie uit de administratieve bestanden voorhanden was. De totale steekproef bevatte bijna 3400 personen, van wie er iets minder dan 3350 feitelijk zijn benaderd voor deelname aan het onderzoek. Bij 1832 personen is er sprake van een geslaagd interview. De respons bedraagt daarmee iets minder dan 55%. Achteraf blijken 25 personen buiten de doelpopulatie te vallen en derhalve ten onrechte in de steekproef te zijn opgenomen. Zij zullen verder buiten beschouwing worden gelaten. De respons neemt hierdoor met 0,7 procentpunt af. Binnen de categorie werkenden is de respons het hoogst (59%), gevolgd door arbeidsongeschikten (54%) en werklozen (50%). 5

5 Tabel A.1 Steekproefomvang en respons, per groep en in totaal, 2007 (in absolute aantallen en procenten) werkenden werklozen arbeidsongeschikten totaal (n) % (n) % (n) % (n) % CBS-steekproefomvang (910) (1394) (1086) (3390) adres onbruikbaar (10) (21) (18) (49) benaderde steekproef (900) 100 (1373) 100 (1068) 100 (3341) 100 non-respons totaal (357) 39,7 (622) 45,3 (477) 44,7 (1456) 43,6 weigering (176) (276) (286) (738) onderzoek komt ongelegen (81) (79) (93) (253) taalbarrière (16) (142) (39) (197) onbereikbaar (47) (71) (32) (150) verhuisd (24) (34) (15) (73) overig (13) (20) (12) (45) interview afgebroken (7) 0,8 (38) 2,8 (8) 0,7 (53) 1,6 interview geslaagd (536) 59,6 (713) 51,9 (583) 54,6 (1832) 54,8 beschikbaar voor berekeningen (535) 59,4 (691) 50,3 (581) 54,4 (1807) 54,1 Bron: SCP/CBS (LWW 07) De meest voorkomende reden voor non-respons is een weigering: van alle benaderde personen gaf 22% aan geen interesse of geen zin te hebben om aan het onderzoek deel te nemen. Nog eens bijna 8% meldde dat het ongelegen kwam, omdat zij het te druk hadden of ziek waren, terwijl er bij 6% sprake was van onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal. 3 De overige mogelijke redenen voor nonrespons, zoals verhuizing of onbereikbaarheid, kwamen elk bij minder dan 5% van de beoogde respondenten voor. Onderzoeksgroepen Zoals in het bovenstaande uiteen is gezet, is ten behoeve van het onderzoek een steekproef getrokken uit werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten. Daarbij is steeds uitgegaan van de situatie van de respondent ten tijde van de steekproeftrekking. Op het moment dat de vragenlijst werd afgenomen, kon de situatie van de respondent inmiddels echter gewijzigd zijn. Tabel A.2 laat zien hoeveel en welke transities zich hebben voorgedaan tussen de groepen werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten. Een aantal respondenten behoorde op het moment van de interviews niet langer tot een van de drie oorspronkelijke hoofdcategorieën. Zij worden in de tabel aangeduid als de groep overig (zie hieronder). 3 Dat de groep met een (ernstige) taalbarrière niet in de responsgroep vertegenwoordigd is, kan van invloed zijn geweest op de resultaten. Een taalbarrière kan immers ook een probleem vormen bij het zoeken naar en vinden van werk. 6

6 Tabel A.2 Transities tussen de groepen werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten, 2007 (in absolute aantallen) ten tijde van het gesprek werkenden werklozen arbeidsongeschikten overig totaal ten tijde van steekproeftrekking werkenden werklozen arbeidsongeschikten totaal Bron: SCP/CBS (LWW 07) Het overgrote deel van degenen die als werkenden in de steekproef zijn opgenomen, blijkt ook op het moment van de enquête nog tot die groep te behoren. Slechts een enkeling (iets meer dan 2%) is in de tussentijd werkloos of arbeidsongeschikt geraakt, dan wel gaan behoren tot de categorie overig. De arbeidsongeschikten blijken eveneens een betrekkelijk stabiele categorie te vormen: 82% is ook op het moment van het interview nog arbeidsongeschikt, 10% is (geheel) naar betaald werk uitgestroomd en 8% behoort inmiddels tot de groep overig. In de groep werklozen hebben zich daarentegen veel transities voorgedaan. Vooraf was al bekend dat er een gerede kans was dat zij ten tijde van het interview naar een andere categorie, met name de werkenden, zouden zijn overgaan. Zoals verwacht, had een aanzienlijk deel van de werklozen (37%) inmiddels betaald werk gevonden. Daarnaast was 14% van deze groep overgegaan naar de overige groep en behoorde 3% nu tot de arbeidsongeschikten. In de analyses zijn de respondenten onderverdeeld naar hun situatie ten tijde van het interview. Personen die in de periode tussen steekproeftrekking en interview zijn overgegaan van werkloosheid naar werkend, zijn daarbij als aparte groep weergegeven. Uiteindelijk zijn er in principe vijf groepen te onderscheiden, te weten werkenden, recente baanvinders, werklozen, arbeidsongeschikten en overigen. Hieronder volgt in het kort de definities van deze onderzoeksgroepen. Werkenden zijn in het onderzoek gedefinieerd als personen in de leeftijd van jaar die ten minste één uur werkzaam zijn en geen arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids- of bijstandsuitkering ontvangen. Recente baanvinders zijn de respondenten die tussen het moment van steekproeftrekking en het interview zijn overgegaan van werkloosheid naar betaald werk. Zij blijken op achtergrondkenmerken (zie hieronder) dusdanig te verschillen van zowel degenen die al langere tijd werken als de werklozen, dat zij als aparte groep zijn meegenomen in de analyses. Afgezien van hun recente transitie van werkloosheid naar werk is op hen dezelfde definitie van toepassing als op de werkenden. Werklozen zijn afgebakend als personen in de leeftijd van jaar die ten minste drie maanden bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) staan ingeschreven als niet-werkende werkzoekende voor werk van ten minste één uur per week. Alleen werklozen die geen arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen zijn in deze groep meegenomen. Arbeidsongeschikten zijn personen in de leeftijd van jaar die volgens de gegevens van de uitkeringsinstantie UWV een gedeeltelijke of volledige WAO-uitkering ontvangen. Een ontvanger van een arbeidsongeschiktheidsuitkering die tevens betaald werk verricht, telt als een arbeidsongeschikte. Overigen zijn alle respondenten die op het moment van de enquête niet behoren tot de werkenden, de werklozen of de arbeidsongeschikten. De personen in deze groep verrichten dus geen betaalde arbeid en ontvangen geen arbeidsongeschiktheidsuitkering. In bijna een kwart van de gevallen (24%) gaat het om personen die zichzelf arbeidsongeschikt noemen maar geen arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen, voor minder dan 15% arbeidsongeschikt zijn verklaard of niet weten wat hun arbeidsongeschiktheidspercentage is. Daarnaast vallen niet-werkenden die naar eigen zeggen niet als werkzoekende bij het CWI staan ingeschreven onder deze categorie (21%), evenals niet-werkenden die zichzelf omschrijven als huisvrouw (14%) of gepensioneerde (20%). 7

7 Vanwege de diversiteit en het relatief lage aantal respondenten wordt deze groep in het rapport buiten beschouwing gelaten. Tabel A.3 geeft de aantallen respondenten per onderzoeksgroep. Tabel A.3 Aantal respondenten per onderzoeksgroep, 2007 (in absolute aantallen) aantal respondenten werkenden 581 recente baanvinders 257 werklozen 324 arbeidsongeschikten 498 overigen 147 totaal 1807 Bron: SCP/CBS (LWW 07) Achtergrondkenmerken van de respondenten Tabel A.4 geeft informatie over de samenstelling van de responsgroep naar geslacht, leeftijd, etnische herkomst, opleidingsniveau en samenstelling van het huishouden. Daarnaast staan gegevens gepresenteerd over het aantal arbeidsuren per week. De respondenten die tussen het moment van steekproeftrekking en het interview zijn overgegaan van werkloosheid naar betaald werk (de recente baanvinders) zijn hierbij apart bekeken. Zij behoren niet meer tot de werklozen, maar nemen onder de groep werkenden toch een bijzondere positie in. Uit tabel A.4 blijkt dat hun achtergrondkenmerken afwijken van die van de beide andere groepen. Zo gaat het, vergeleken met degenen die ten tijde van het interview nog altijd werkloos zijn, bij de recente baanvinders vaker om vrouwen, jongeren tot 35 jaar, en middelbaar of hoogopgeleiden. Evenmin kunnen de recente baanvinders worden samengenomen met de respondenten die al langere tijd betaald werk verrichten. Ook vergeleken met hen gaat het bij de recente baanvinders vaker om vrouwen, en daarnaast relatief vaak om niet-westerse migranten, laagopgeleiden en alleenstaanden of eenoudergezinnen. De bevindingen ten aanzien van de achtergrondkenmerken van de recente baanvinders geven aanleiding deze categorie afzonderlijk in de analyses op te nemen. Vrouwen blijken, zoals al aangegeven, relatief vaak te vinden te zijn binnen de categorie recente baanvinders, terwijl mannen een naar verhouding groot deel van de werkenden uitmaken. Personen tot 45 jaar zijn sterk vertegenwoordigd onder zowel de werkenden als de recente baanvinders. De jarigen vormen binnen deze twee groepen slechts een minderheid, maar maken daarentegen meer dan de helft uit van de arbeidsongeschikten. Niet-westerse migranten zijn veel te vinden onder zowel de recente baanvinders als de werklozen, terwijl personen met een middelbare of hoge opleiding een verhoudingsgewijs groot deel uitmaken van de groep werkenden en, in mindere mate, de recente baanvinders. De beide andere sociaaleconomische categorieën bestaan elk voor meer dan de helft uit laagopgeleiden. Ten aanzien van de samenstelling van het huishouden valt op dat leden van paren met minderjarige kinderen vooral voorkomen bij de werkenden, terwijl zij maar een relatief klein deel uitmaken van de werklozen en de arbeidsongeschikten. Hier zijn de eenoudergezinnen, respectievelijk de paren zonder (minderjarige) kinderen en de alleenstaanden sterk vertegenwoordigd. Uiteraard zal dit ook verband houden met de leeftijdsopbouw van de onderscheiden categorieën. Het aantal arbeidsuren per week is per definitie niet van toepassing op de werklozen. Van de arbeidsongeschikten blijkt iets minder dan een kwart betaald werk te verrichten. In veruit de meeste gevallen (64%) gaat het om een baan van uur per week. Ook de recente baanvinders werken vaak in deeltijd, waarbij met name het grote aandeel (18%) met een kleine deeltijdbaan opvalt. De werkenden, tot slot, zijn veelal werkzaam in een voltijdbaan. 8

8 Tabel A.4 Achtergrondkenmerken van de respondenten, per groep en in totaal, 2007 (in ongewogen procenten) werkenden recente arbeidsongeschikten werklozen baanvinders totaal geslacht man vrouw leeftijd jaar jaar jaar jaar jaar etnische herkomst autochtoon westerse migrant niet-westerse migrant opleidingsniveau laag (basisonderwijs, vmbo) midden (havo, vwo, mbo) hoog (hbo, wo) samenstelling huishouden alleenstaand eenoudergezin paar zonder (minderjarige) kinderen paar met minderjarige kinderen aantal arbeidsuren per week werkt niet uur uur uur Bron: SCP/CBS (LWW 07) Weging van de respondenten Om uitspraken te kunnen doen over de populaties werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten zijn de verschillende steekproeven opgehoogd naar de corresponderende populatie. Hiertoe zijn alle personen in de responsgroep voorzien van een gewicht. Met een herweging naar achtergrondkenmerken wordt gecorrigeerd voor een relatief hoge of juist lage respons binnen bepaalde subgroepen. Bij het bepalen van het gewicht is rekening gehouden met het geslacht, de leeftijd (in tienjaarsklassen), de etnische herkomst (autochtoon, westerse migrant en niet-westerse migrant), de generatie (autochtoon, eerstegeneratiemigrant en tweedegeneratiemigrant), en de mate van stedelijkheid van de woonplaats (in vijf categorieën, variërend van niet-stedelijk tot zeer sterk stedelijk). Als peildatum van de weging is gekozen voor 1 juni 2007, een datum die voor alle drie arbeidsmarktcategorieën (ongeveer) in het midden van de veldwerkperiode ligt. Een complicerende factor was dat de respondenten tussen het moment van steekproeftrekking en deze peildatum van arbeidsmarktpositie konden zijn veranderd. Zowel voor de respondenten als voor iedere persoon in de 9

9 populatie is daarom op dezelfde wijze als bij de steekproeftrekking, aan de hand van zo recent mogelijke administratieve gegevens vastgesteld of hij op 1 juni 2007 werkend, werkloos of arbeidsongeschikt was, of tot de groep overig behoorde. Bij de weging is uitgegaan van de arbeidsmarktpositie op deze peildatum. Alle bevindingen die in de navolgende paragrafen zijn gepresenteerd, betreffen, tenzij anders vermeld, gewogen gegevens. A.4 Inhoud van de vragenlijst In de inleiding is aangegeven dat het LWW-onderzoek ook in 1982 en 1995 is uitgevoerd. Teneinde een vergelijking door de tijd mogelijk te maken, bestaat de vragenlijst van 2007 voor een belangrijk deel uit een herhaling van de vragen uit de eerdere metingen. Daarnaast zijn enkele nieuw ontwikkelde modules in de lijst opgenomen, die alleen worden gebruikt om overeenkomsten en verschillen tussen werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten in 2007 vast te stellen. Hieronder volgt een globaal overzicht van de diverse vragenblokken. Inventarisatie arbeidsmarktpositie Na controle of de onderzoekspersoon inderdaad de beoogde respondent is, begint de vragenlijst met een inventarisatie van zijn maatschappelijke positie. Gevraagd is of hij zichzelf als werkzaam met een betaalde baan zou omschrijven, dan wel zich bij de werklozen, arbeidsongeschikten of een andere categorie zou indelen. Aan degenen die aangeven dat zij arbeidsongeschikt zijn, is tevens gevraagd of zij een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen, hoe hoog het arbeidsongeschiktheidspercentage is en wat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid is. Bij degenen met betaald werk is nagegaan of zij in loondienst zijn, hoeveel uren per week zij werken en wat hun dienstverband is. Daarnaast kregen zij vragen voorgelegd over het aantal werknemers bij het bedrijf waar zij werken en over de bedrijfssector. Arbeidsomstandigheden Een tweede vragenblok in de enquête betreft de arbeidsomstandigheden van de respondenten met een betaalde baan. Daarbij is gevraagd naar positieve baankenmerken als interessant werk of een hoog loon, maar ook naar minder gunstige typen werk, zoals werk met stank of lawaai, lichamelijk zwaar werk en werk waarin men wel eens geconfronteerd wordt met agressie. Werkbereidheid De vraag naar de werkbereidheid van de respondenten was afhankelijk van hun huidige arbeidsmarktpositie. Aan de niet-werkenden en aan de werkenden met een kleine baan werd gevraagd of zij betaald werk, respectievelijk betaald werk voor ten minste twaalf uur per week zouden willen hebben. Degenen die reeds twaalf uur of meer werkten, kregen de vraag voorgelegd of zij het aantal arbeidsuren zouden willen verhogen. Alle personen die bevestigend antwoordden dienden vervolgens hun redenen aan te geven. De respondenten die de vraag naar de werkbereidheid ontkennend hadden beantwoord, inclusief de werkenden die meldden minder uren te willen werken, is eveneens gevraagd naar de achtergronden daarvan. De voorgelegde redenen betroffen onder meer het ontbreken van een financiële noodzaak, te hoge kosten voor kinderopvang, de eigen gezondheidstoestand of die van andere gezinsleden, en tevredenheid met de huidige tijdsbesteding. Zoekgedrag De onderzoeksdeelnemers die hadden aangegeven dat zij (meer uren) wilden werken, werd gevraagd of zij daadwerkelijk actie hadden ondernomen om aan (ander) werk te komen, welke activiteiten dat waren en hoe de laatste sollicitatie was verlopen. Daarnaast kregen zij vragen voorgelegd over hun eventuele contacten met het Centrum voor Werk en Inkomen, de uitkeringsinstantie UWV en de gemeentelijke dienst Werk en inkomen (voorheen sociale dienst). Arbeidsverleden Bij alle respondenten is het arbeidsverleden in de laatste 3,5 jaar in kaart gebracht, beginnend met het heden. Nagegaan is eerst of de huidige arbeidsmarktpositie van voor of na 1 januari 2004 dateerde. In 10

10 het laatste geval is vervolgens gevraagd naar de direct voorafgaande arbeidsmarktpositie en zo nodig tevens naar de twee posities daarvoor. Wensen ten aanzien van werk en acceptatiebereidheid ongunstige baankenmerken Zowel aan de werkenden als aan de werkwillige niet-werkenden is gevraagd hoeveel belang zij hechtten aan bepaalde kenmerken van een baan. Aan bod kwamen onder meer de ontplooiingsmogelijkheden, de afstand tot de werklocatie, het loon en de mate van autonomie. Tevens kregen zij een aantal vragen voorgelegd over hun bereidheid een baan met minder gunstige kenmerken aan te nemen. Daarbij ging het bijvoorbeeld om werk aan de lopende band, lichamelijk zwaar werk en werk waarvoor men zou moeten verhuizen zonder dat daar een vergoeding tegenover stond. Voor- en nadelen van werken en niet-werken Aan het hebben van een betaalde baan zijn zowel voor- als nadelen verbonden: enerzijds levert het een hoger inkomen, sociale contacten en een dagstructuur op, anderzijds betekent het minder vrije tijd en minder vrijheid om zelf te bepalen wat men doet en wanneer. De respondenten met betaald werk is gevraagd aan te geven in hoeverre zij deze en enkele andere voor- en nadelen ondervonden, en vervolgens of zij de voordelen van betaald werk groter vonden dan de nadelen, kleiner of even groot. De niet-werkenden kregen soortgelijke vragen voorgelegd over de voor- en nadelen van niet-werken. Reserveringsloon Het reserveringsloon is het minimale loon waarvoor iemand bereid is een baan te aanvaarden. De hoogte van het reserveringsloon hangt af van het huidige inkomen; een hoger uitkeringsniveau zal samengaan met een hoger reserveringsloon. In de enquête is gevraagd of men vindt dat iemand die vanuit een uitkering gaat werken, er in inkomen op vooruit moet gaan en, zo ja, hoeveel dat dan moet zijn. Daarnaast is gevraagd of men denkt dat men zelf bij het vinden van een baan er zoveel op vooruit zou kunnen gaan. Arbeidsethos De mate waarin men de morele plicht tot werken onderschrijft, oftewel het arbeidsethos, is in de enquête gemeten door middel van zeven uitspraken. De respondenten dienden aan te geven in hoeverre zij het eens of oneens waren met onder meer de stelling werken moet altijd op de eerste plaats komen, ook als het minder vrije tijd betekent en werken is een plicht die je hebt tegenover de maatschappij. Aspecten van de leefsituatie De voorgaande vragenblokken hadden alle betrekking op kwesties die direct gerelateerd zijn aan het hebben, ontbreken of (opnieuw) vinden van werk. Het laatste deel van de vragenlijst gaat in op een aantal aspecten van de leefsituatie die beïnvloed kunnen worden door de arbeidsmarktpositie. Hierbij gaat het om maatschappelijke participatie, sociale contacten, de gezondheid, de inkomenspositie en het subjectief welbevinden. Wat betreft de maatschappelijke participatie is gevraagd of men vrijwilligerswerk doet, lid is van clubs of verenigingen en hoe vaak men uitgaat. Tevens is nagegaan in hoeverre de respondent geïnteresseerd is in politieke onderwerpen en hoe vaak hij religieuze of levensbeschouwelijke bijeenkomsten bijwoont. Ten aanzien van de sociale contacten inventariseerden we de frequentie van contact met familieleden, vrienden en buren; ook vroegen we of de respondenten die mate van contact voldoende vonden en of zich onder deze relaties personen bevonden met wie zij wel eens persoonlijke problemen bespraken. Tevens zijn in de enquête enkele vragen opgenomen over de buurt waarin men woont. In verband met de gezondheid is gevraagd naar een algemeen oordeel over de eigen gezondheid, naar de mate waarin men zich door zijn gezondheid belemmerd voelt en naar een vergelijking met de gezondheidstoestand van drie jaar geleden. De inkomenspositie is gemeten door middel van enkele algemene vragen over het kunnen rondkomen, over sparen en over achterstanden bij de betaling van vaste lasten of andere verplichtingen. Daarnaast is bij de werklozen en de niet-werkende arbeidsongeschikten nagegaan hoeveel zij er per maand in netto-inkomen op achteruit zijn gegaan nadat zij zonder werk waren 11

11 geraakt, en welke gevolgen deze financiële terugval heeft gehad. Bij dit laatste ging het onder meer om de noodzaak tot bezuinigen, het uitstellen van betalingen en het aanspreken van spaargeld. Een laatste aspect van de leefsituatie dat in de enquête aan de orde komt, betreft het welbevinden van de respondent. Gemeten is onder meer de tevredenheid met de dagelijkse bezigheden, de vrienden- of kennissenkring, de kwaliteit van de woning en het leven dat men op dit moment leidt. Specifiek voor degenen die op of na 1 januari 2004 werkloos of arbeidsongeschikt zijn geraakt, zijn daarnaast enkele vragen opgenomen met betrekking tot hun gevoelens over het baanverlies en over het ontvangen van een uitkering. A.5 De trendanalyses Zoals gezegd zijn in 1982 en 1995 eerdere metingen verricht van het LWW-onderzoek (zie Hoff en Jehoel-Gijsbers 1998: 17). De data van 1982 zijn in opdracht van het SCP verzameld door NSS- Marktonderzoek. De steekproeven zijn tot stand gekomen via de NSS-omnibusenquête, waarbij wekelijks onder circa 1200 huishoudens een zogenoemd multicliëntonderzoek wordt gehouden. Door middel van vragen gericht op de opsporing van werklozen, arbeidsongeschikten en werkenden zijn in ongeveer vijftien weken de drie onderzoeksgroepen verkregen. Deze steekproefpersonen zijn enkele weken na hun deelname aan de omnibusenquête geïnterviewd ten behoeve van het LWW 82. De steekproef voor het LWW 95 is tot stand gekomen via de Enquête beroepsbevolking (EBB) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), waarvoor wekelijks een groot aantal huishoudens wordt geïnterviewd. De EBB fungeerde dus als opsporingsenquête voor de gewenste steekproeven van werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten. Zo n drie maanden na deelname aan de EBB is met de steekproefpersonen gesproken door het CBS ten behoeve van het LWW 95. Na de dataverzameling zijn enkele variabelen (zoals gegevens over de huishoudenssamenstelling) vanuit het EBB-databestand gekoppeld aan het LWW 95-bestand. Vergelijkbaarheid van de arbeidsmarktcategorieën door de jaren heen Voor een vergelijking van de gegevens uit 2007 met eerdere jaren is het noodzakelijk dat de onderzochte groepen werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten in elk van de drie databestanden vergelijkbaar zijn, en de vragen in alle jaren identiek geformuleerd zijn. Voor de vergelijkbaarheid van de onderzochte groepen houdt dit in dat er een aantal selecties moet worden toegepast. Wanneer, zoals eerder in de publicatie Een bestaan zonder baan (Hoff en Jehoel- Gijsbers 1998), de afbakeningen uit 1982 als referentiepunt dienen, blijkt dit grote gevolgen te hebben voor het aantal werkenden en arbeidsongeschikten uit 2007 dat bij de analyse kan worden betrokken. In 1982 namen namelijk alleen werkenden met een voltijdbaan en volledig arbeidsongeschikten aan het onderzoek deel, terwijl in 2007 slechts ongeveer de helft van de werkenden een baan van minimaal 35 uur per week heeft en iets meer dan twee derde van de arbeidsongeschikten voor ten minste 80% arbeidsongeschiktverklaard is. Vanwege het verlies aan respondenten verdient het de voorkeur om de trendanalyse te beperken tot de onderzoeksjaren 1995 en Alleen voor werklozen kan, met betrekking tot de opvattingen over arbeid en het zoekgedrag, tevens een vergelijking met 1982 gemaakt worden. Om een vergelijking mogelijk te maken tussen de jaren is de groepsindeling in 1982 en 1995 aangepast aan die in Dit wil zeggen dat in het bestand van 1982 en 1995 het volgende heeft plaatsgevonden. Er zijn alleen respondenten geselecteerd in de leeftijd van 18 tot en met 64 jaar;. Werkenden zijn gedefinieerd als personen die ten minste één uur werkzaam zijn en niet werkloos of arbeidsongeschikt zijn. Werklozen zijn gedefinieerd als personen die niet werkzaam zijn, ingeschreven staan als werkzoekende bij het arbeidsbureau en niet tot de arbeidsongeschikten behoren. Uit de gegevens uit 1982 is niet op te maken of er werklozen zijn die minder dan twaalf uur per week werken. Voor dit jaar kan daarom slechts verondersteld worden dat de werklozen aan dit criterium voldoen. 12

12 Arbeidsongeschikten zijn gedefinieerd als personen die ten minste 15% arbeidsongeschikt zijn verklaard. In 1982 zijn alleen personen ondervraagd met de Nederlandse nationaliteit. In 1995 en 2007 is echter niet te achterhalen of er respondenten zijn die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten. Op dit punt verschilt de dataset van 1982 dus mogelijk van die van 1995 en De gemiddelde werkloosheidsduur van werklozen is in 1982 korter dan in 1995 en 2007 (zie hoofdstuk 5). In 2007 lopen de CWI-bestanden die gebruikt zijn bij de steekproeftrekking drie maanden achter. Zoals gezegd, betekent dit dat de personen die ten tijde van het interview nog werkloos zijn, een werkloosheidsduur hebben van tenminste zes maanden. In 1995 doet zich een vergelijkbare situatie voor: personen die ten tijde van het interview, dat wil zeggen drie maanden na hun deelname aan het EBB, nog werkloos zijn, zijn een vergelijkbare periode werkloos als in In 1982, echter is de tijd tussen de steekproeftrekking (de NSS-omnibusenquête) en het moment van interviewen korter. Dit heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen dat het aandeel werklozen met een arbeidsduur korter dan een jaar in 1982 groter is dan in 1995 en De aantallen respondenten per groep die de bovenstaande indeling oplevert, zijn weergegeven in tabel A.5. Tabel A.5 Aantal respondenten per categorie, ten behoeve van de analyses, werkenden werklozen niet-werkende arbeidsongeschikten Bron: SCP (LWW 82-95); SCP/CBS (LWW 07) Vergelijkbaarheid van de vraagstellingen In het LWW 82 had een groot deel van de vragenlijst betrekking op opvattingen en houdingen. De enquête van 1995 was in belangrijke mate een replicatie van die van 1982, maar ook werden er vragen gewijzigd, toegevoegd of weggelaten. Voor 2007 geldt hetzelfde. De aanvullende items in 2007 waren met name bedoeld voor twee deelprojecten ten behoeve van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) en het ministerie van Economische Zaken (EZ). Het eerste deelproject had allereerst tot doel inzicht te verkrijgen in de motieven om wel of niet aan het werk te gaan dan wel het aantal gewerkte uren uit te breiden. Daarnaast had deze studie betrekking op de ervaringen met de dienstverlening bij re-integratie bij ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Over dit project is reeds eerder gerapporteerd (Van Echtelt en Hoff 2008). Het deelproject ten behoeve van EZ richt zich op de vraag welke factoren bepalen of mensen erin slagen te ontsnappen aan een situatie van armoede, waarbij de belangstelling vooral uitgaat naar de rol van (het vinden van) werk. Voor dit project is een afzonderlijke steekproef getrokken van personen in de leeftijd van jaar van wie het huishoudensinkomen in 2004 onder de lage-inkomensgrens lag. De bevindingen worden binnenkort gepubliceerd. Het toevoegen van extra vragenblokken voor de twee deelprojecten had tot gevolg dat andere modules moesten vervallen, om de duur van het interview en daarmee de belasting voor de respondenten te beperken. Een aantal vragen die in 1995 nog in de enquête waren opgenomen, is daarom geschrapt. Hierbij gaat het vooral om vragen naar het arbeidsverleden: de periode waarop wordt teruggeblikt, is teruggebracht van tien tot 3,5 jaar. Ook andere vragenblokken zijn echter ingeperkt of geheel vervallen, waaronder die met betrekking tot het reserveringsloon, de gevoelens over baanverlies en uitkeringsafhankelijkheid, en de aanwezigheid van psychosomatische klachten. Voor de trendanalyse wordt, uitgaande van de vragenlijst van 2007, alleen gebruik gemaakt van de items die exact vergelijkbaar zijn met die uit de eerdere metingen. 13

13 Bijlage B Een index voor sociale uitsluiting 4 In hoofdstuk 1 is aangegeven dat er vier dimensies van sociale uitsluiting zijn te onderscheiden: geringe sociale participatie, materiële deprivatie, tekortschietende normatieve integratie en gebrek aan toegang tot sociale grondrechten. In hoofdstuk 3 en in hoofdstuk 5 is voor elke dimensie een groot aantal kenmerken besproken. Reductie hiervan tot één index per dimensie en een algemene index voor sociale uitsluiting heeft als belangrijk voordeel dat met behulp van één maat (de score op de index) inzicht gegeven kan worden in de relatieve positie van bepaalde groepen (werkenden en nietwerkenden). Indices voor de vier dimensies van sociale uitsluiting Voor de constructie van een index voor de vier afzonderlijke dimensies van sociale uitsluiting is gebruik gemaakt de analysetechniek Categorical principal components analysis (CatPCA). Met behulp van deze optimale schalingstechniek is per dimensie bezien welke kenmerken tezamen een goede schaal (index) vormen. Immers, niet alle indicatoren zijn geschikt voor een index, bijvoorbeeld doordat slechts een beperkte groep erover bevraagd is. In eerste instantie waren alle beschikbare indicatoren in de analyses opgenomen en getest op hun bruikbaarheid. Naar aanleiding hiervan werd een aantal indicatoren geschrapt, omdat bleek dat hun bijdrage aan de oplossing gering was of niet volgens verwachting liep. De indicatoren over het contact met familie, vrienden en buren zijn samengevoegd tot één indicator. 5 Daarentegen was reductie van de kenmerken voor de dimensie sociale grondrechten tot één schaalscore niet mogelijk, omdat er maar twee items beschikbaar waren. Gekozen is om alleen het gevoel van onveiligheid als indicator te gebruiken voor deze dimensie. In de algemene index voor sociale uitsluiting konden wel beide items worden gebruikt (zie hieronder). In tabel B.1 staat het resultaat van de optimale schaling per dimensie voor LWW 07 beschreven. Tabel B.2 toont de resultaten voor de analyses op basis van LWW 95 en LWW 07. De interne consistentie van de schalen, weergegeven door Cronbachs alfa, kan als acceptabel worden beschouwd (als vuistregel wordt vaak een minimum van 0,60 gehanteerd). De variabelen die een indicator zijn voor sociale participatie passen iets minder goed in de schaal, maar het wordt toch voldoende geacht voor opname in een index. De componentladingen van de afzonderlijke kenmerken zijn redelijk te noemen. de tabellen B.1 en B.2 zijn de kenmerken zodanig geformuleerd dat de richting van de samenhang met de index per dimensie duidelijk wordt. Alle verbanden wijzen in de veronderstelde richting, namelijk dat tekorten op de afzonderlijke kenmerken leiden tot een hogere score op de index. Een index voor sociale uitsluiting Sociale uitsluiting is eerder gedefinieerd als een multidimensioneel concept, hetgeen niet alleen betekent dat het uiteengelegd kan worden in afzonderlijke dimensies, maar ook dat de verschillende dimensies naar een gemeenschappelijke basis verwijzen die sociale uitsluiting kan worden genoemd. Met behulp van een Overals-analyse is onderzocht of op basis van de verschillende indicatoren en verschillende dimensies één algemene index voor sociale uitsluiting kan worden geconstrueerd. Dit is alleen gedaan op basis van LWW 07 (zie hoofdstuk 3). Zoals aangegeven in hoofdstuk 5 is het op basis van LWW 95 en LWW 07 weinig zinvol een algemene index voor sociale uitsluiting te construeren: de vragen over materiële deprivatie zijn alleen gesteld aan een deel van de werklozen en niet-werkende arbeidsongeschikten en over de toegang tot sociale grondrechten zijn geen gegevens beschikbaar uit De resultaten van de Overals-analyse op basis van LWW 07 zijn in tabel B.3 4 Gebaseerd op Jehoel-Gijsbers et al. (2009); Jehoel-Gijsbers (2004). 5 De hoeveelheid sociale contacten is in deze analyses gemeten met een samengestelde variabele van het contact met familie, vrienden en buren, waarbij score 1 aangeeft dat er ten minste wekelijks contact is met zowel familie als vrienden en buren en score 4 dat er met alle drie de groepen nooit contact is. 14

14 samengevat. De indicatoren voor normatieve integratie (arbeidsethos) blijken een slechte fit met de algemene index te geven. Om deze reden is besloten de indicatoren voor normatieve integratie buiten de constructie voor de index sociale uitsluiting te houden. Uiteindelijk blijven er twaalf indicatoren over, verdeeld over drie sets, die we kunnen gebruiken in een algemene index voor sociale uitsluiting. De drie sets blijken voldoende interne én onderlinge samenhang te hebben om te concluderen dat zij verwijzen naar één achterliggend concept (sociale uitsluiting). De totale fit voor de index bedraagt 0,55. Dit wil zeggen dat de verklaarde variantie 55% bedraagt, hetgeen als redelijk goed kan worden beschouwd. Van de drie dimensies blijkt materiële deprivatie het meest bij te dragen aan de algemene index, en sociale grondrechten het minst (zie de loss in tabel B.3, waarbij geldt dat een dimensie beter bijdraagt naarmate de waarde lager is). Dat blijkt ook als we kijken naar de componentladingen. Deze zijn vergelijkbaar met Pearsons correlatiecoëfficiënten en geven de correlatie weer tussen een indicator in een set en de index voor sociale uitsluiting. De index voor sociale uitsluiting heeft een gemiddelde van 0, met een standaarddeviatie van 1. De scores op de index kunnen worden weergegeven als een schaal, waarbij de uiteinden gedefinieerd zijn als helemaal niet uitgesloten en zeer sterk uitgesloten. Tabel B.1 Resultaat van optimale schalingstechniek a per dimensie: betrouwbaarheid, 2007 (Cronbachs alfa ( ) en componentladingen) componentlading dimensie en indicator van sociale uitsluiting 1. sociale participatie ( = 0,58) doet geen vrijwilligerswerk (1-2) 0,61 is geen lid van een vereniging (1-2) 0,61 gaat nooit uit (1-2) 0,48 heeft niet gestemd bij Tweede Kamerverkiezingen (1-2) 0,61 politieke desinteresse (1-3) 0,59 mate contact met familie, vrienden, buren (1-4) 0,48 2. normatieve integratie ( = 0,78) werk moet altijd op de eerste plaats komen, ook als het minder vrije tijd betekent (1-5) 0,69 als iemand van het leven wil genieten, moet hij bereid zijn er hard voor te werken (1-5) 0,80 werk is een plicht die je hebt tegenover de maatschappij (1-5) 0,81 doen waar je zin in hebt kun je pas als je je plicht hebt gedaan (1-5) 0,79 3. materiële deprivatie ( = 0,83) niet voldoende geld voor vakantie (1-2) 0,87 niet voldoende geld voor meubilair (1-2) 0,87 moeilijk rondkomen met huishoudensinkomen (1-5) 0,87 betalingsachterstanden (1-4) 0,63 a 4. sociale grondrechten ( = n.v.t.) gevoel van onveiligheid in buurt (1-3) De analyse is uitgevoerd met behulp van CatPCA (Categorische principale-componentenanalyse). n.v.t. Bron: SCP/CBS (LWW 07) 15

15 Tabel B.3 Resultaat van optimale schalingstechniek a voor de algemene index sociale uitsluiting, 2007 (component ladingen en eigenwaarde) componentlading dimensie en indicator van sociale uitsluiting 1. sociale participatie (loss: 0,44) doet geen vrijwilligerswerk (1-2) 0,33 is geen lid van een vereniging (1-2) 0,50 gaat nooit uit (1-2) 0,58 heeft niet gestemd bij Tweede Kamerverkiezingen (1-2) 0,41 politieke desinteresse (1-3) 0,37 mate contact met familie, vrienden, buren (1-4) 0,31 3. materiële deprivatie (loss: 0,32) niet voldoende geld voor vakantie (1-2) 0,76 niet voldoende geld voor meubilair (1-2) 0,69 moeilijk rondkomen met huishoudensinkomen (1-5) 0,76 betalingsachterstanden (1-4) 0,35 4. sociale grondrechten (loss: 0,59) gevoel van onveiligheid in buurt (1-3) 0,38 problemen met maatschappelijke instanties (1-2) 0,39 eigenwaarde 0,55 Bron: SCP/CBS (LWW 07) Tabel B.2 Resultaat van optimale schalingstechniek a per dimensie: betrouwbaarheid, 1995 en 2007 (Cronbachs alfa ( ) en componentladingen) componentlading dimensie en indicator van sociale uitsluiting 1. sociale participatie ( = 0,54) doet geen vrijwilligerswerk (1-2) 0,56 is geen lid van een vereniging (1-2) 0,59 gaat nooit uit (1-2) 0,48 heeft niet gestemd bij Tweede Kamerverkiezingen (1-2) 0,58 politieke desinteresse (1-3) 0,60 mate contact met familie, vrienden, buren (1-4) 0,48 2. normatieve integratie ( = 0,78) werk moet altijd op de eerste plaats komen, ook als het minder vrije tijd betekent (1-5) 0,70 als iemand van het leven wil genieten, moet hij bereid zijn er hard voor te werken (1-5) 0,79 werk is een plicht die je hebt tegenover de maatschappij (1-5) 0,80 doen waar je zin in hebt kun je pas als je je plicht hebt gedaan (1-5) 0,79 a 3. materiële deprivatie ( = 0,63) bezuinigen op uitgaven (1-2) 0,71 langer wachten met betalen rekeningen (1-2) 0,65 geld lenen (1-2) 0,64 spaargeld aanspreken (1-2) 0,47 op koopjes jagen (1-2) 0,66 De analyse is uitgevoerd met behulp van CatPCA (Categorische principale-componentenanalyse). 16

16 Bijlage C Resultaten decompositie-analyses Tabel C.1 Tevredenheid met het leven dat u op dit moment leidt, (Fairlie-decompositie) verschil 0,04 0,07 0,18 totaal verklaard 0,01 0,03 0,06 leeftijd 0,01* -0,04** n.s. opleiding n.s. n.s. 0,01*** etniciteit n.s. 0,03*** 0,02*** gezondheid n.s. 0,03*** 0,03*** Tabel C.2 Tevredenheid dagelijkse bezigheden, (Fairlie-decompositie) verschil 0,05 0,01 0,12 totaal verklaard 0,01 0,00 0,04 leeftijd n.s. -0,04** n.s. opleiding n.s. n.s. n.s. etniciteit n.s. 0,03*** 0,02** gezondheid n.s. n.s. 0,02*** Tabel C.3 Tevredenheid gezondheid, (Fairlie-decompositie) verschil 0,03 0,11 0,14 totaal verklaard 0,01 0,12 0,08 leeftijd 0,01* n.s. n.s. opleiding n.s. n.s. 0,01* etniciteit n.s. n.s. n.s. gezondheid n.s. 0,15*** 0,06*** Tabel C.4 Tevredenheid vrienden- of kennissenkring, (Fairlie-decompositie) verschil 0,02-0,00 0,08 totaal verklaard -0,01 0,01 0,01 leeftijd n.s. -0,03** n.s. opleiding n.s. n.s. n.s. etniciteit n.s. 0,02* 0,02** gezondheid n.s. 0,03*** 0,01** 17

17 Tabel C.5 Tevredenheid naaste familie, (Fairlie-decompositie) verschil 0,00 0,07 0,05 totaal verklaard 0,00 0,02 0,01 leeftijd n.s. n.s. n.s. opleiding n.s. n.s. n.s. etniciteit n.s. n.s. n.s. gezondheid n.s. n.s. n.s. Tabel C.6 Tevredenheid financiële positie, (Fairlie-decompositie) verschil 0,02 0,16 0,12 totaal verklaard 0,03-0,05 0,00 leeftijd 0,03*** -0,09*** n.s. opleiding 0,01*** n.s. n.s. etniciteit -0,01* 0,03*** n.s. gezondheid n.s. n.s. 0,02*** Tabel C.7 Tevredenheid maatschappij waarin wij leven, (Fairlie-decompositie) verschil 0,05 0,03 0,00 totaal verklaard 0,02-0,02-0,02 geslacht n.s. n.s. -0,03*** leeftijd n.s. n.s. n.s. opleiding 0,01* n.s. n.s. etniciteit 0,01*** -0,04*** 0,02** gezondheid n.s. 0,02** -0,01** Tabel C.8 Tevredenheid kwaliteit van de woning, (Fairlie-decompositie) verschil 0,04 0,02 0,09 totaal verklaard 0,03-0,04 0,02 leeftijd 0,03*** -0,07*** n.s. opleiding n.s. n.s. n.s. etniciteit n.s. n.s. 0,02** gezondheid n.s. 0,03** 0,01* 18

18 Tabel C.9 Doet vrijwilligerswerk, (Fairlie-decompositie) verschil 0,18 0,22 0,01 totaal verklaard 0,03 0,04-0,03 geslacht 0,00* n.s. n.s. leeftijd 0,01** 0,07*** n.s. opleiding 0,02*** n.s. 0,02*** etniciteit -0,01*** n.s. -0,02*** gezondheid n.s. -0,01* -0,02*** Tabel C.10 Gestemd bij laatste Tweede Kamerverkiezingen, (Fairlie-decompositie) verschil 0,04 0,03 0,03 totaal verklaard 0,02 0,04-0,00 leeftijd 0,01** 0,09*** n.s. opleiding 0,02*** n.s. 0,01*** etniciteit -0,02*** -0,05*** -0,02** gezondheid n.s. n.s. n.s. Tabel C.11 Kerkelijkheid: behorend tot een kerkgenootschap, (Fairlie-decompositie) verschil 0,06 0,03 0,15 totaal verklaard -0,02-0,09-0,01 leeftijd -0,03*** -0,05** n.s. opleiding 0,01*** n.s. n.s. etniciteit n.s. -0,04*** -0,02*** gezondheid n.s. n.s. n.s. Tabel C.12 Arbeidsethos: er zijn nog belangrijker dingen het leven dan werken, (Fairlie-decompositie) verschil 0,00 0,03 0,01 totaal verklaard 0,00 0,02 0,01 leeftijd n.s. n.s. n.s. opleiding 0,01*** n.s. n.s. etniciteit -0,01** 0,02** 0,01* gezondheid n.s. n.s. n.s. 19

Wel of niet aan het werk

Wel of niet aan het werk Wel of niet aan het werk Wel of niet aan het werk Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten Patricia van Echtelt Stella Hoff Sociaal en Cultureel

Nadere informatie

BIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten

BIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten BIJLAGEN Wel of niet aan het werk Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten Patricia van Echtelt Stella Hof Bijlage A Multivariate analyses... 2

Nadere informatie

Herintreders op de arbeidsmarkt

Herintreders op de arbeidsmarkt Herintreders op de arbeidsmarkt Sabine Lucassen Voor veel herintreders is het lang dat ze voor het laatst gewerkt hebben. Herintreders zijn vaak vrouwen in de leeftijd van 35 44 jaar en laag of middelbaar

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014 Fact sheet juni 2015 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is voor het eerst sinds enkele jaren weer gedaald. Van de bijna 140.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Meer of minder uren werken

Meer of minder uren werken Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de

Nadere informatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Arbeidsgehandicapten in Nederland Arbeidsgehandicapten in Nederland Ingrid Beckers In 2003 waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen arbeidsgehandicapten; 15,8 procent van de 15 64-jarige bevolking. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK LAAGGELETTERDHEID IN LAAK Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN OPDRACHT

Nadere informatie

Ouders op de arbeidsmarkt

Ouders op de arbeidsmarkt Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken 1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken 1.1 Opzet tabellenboek Dit tabellenboek geeft een uitgebreid overzicht van de uitkomsten van de Leefbaarheidsmonitor 2004. Het algemene rapport,

Nadere informatie

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen nen geven veel vaker leiding dan vrouwen Astrid Visschers en Saskia te Riele In 27 gaf 14 procent van de werkzame beroepsbevolking leiding aan of meer personen. Dit aandeel is de afgelopen jaren vrijwel

Nadere informatie

Gebruik van kinderopvang

Gebruik van kinderopvang Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS

Nadere informatie

Bijlage A Gebruikte databestanden

Bijlage A Gebruikte databestanden Jeugd met beperkingen. Rapportage gehandicapten 2006. S.E. Kooiker (red.). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, maart 2006 Bijlage A Gebruikte databestanden Aanvullend voorzieningengebruik onderzoek

Nadere informatie

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in 23 Ingrid Beckers en Birgit van Gils In 23 vonden ruim 9 duizend mensen een nieuwe baan. Dat is 13 procent van de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel

Nadere informatie

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Ingrid Beckers Ruim de helft van de werkzame beroepsbevolking werkte in 22 op onregelmatige tijden. Werken in de avonduren en op zaterdag komt het meeste voor.

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ] Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [12-3-2018 ] 1. Inleiding Op 14 oktober 2015 heeft Tweede Kamerlid Straus een motie ingediend om een indicator voor de tevredenheid van werkgevers

Nadere informatie

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Ronald van Bekkum (UWV), Harry Bierings en Robert de Vries In arbeidsmarktbeleid en in statistieken van het CBS wordt een duidelijk onderscheid gemaakt

Nadere informatie

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Overwerken in Nederland Ingrid Beckers en Clemens Siermann In 4 werkte 37 procent de werknemers in Nederland regelmatig over. Bijna een derde het overwerk is onbetaald. Overwerk komt het meeste voor onder

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-138 3 juli 2002 9.30 uur Verdere daling langdurige minima In 2000 hadden 229 duizend huishoudens al ten minste vier jaar achtereen een inkomen onder

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

Verzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend

Verzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend Verzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend Lian Kösters In 27 gaf ruim een derde van de werkzame beroepsbevolking aan regelmatig te maken te hebben met een psychisch hoge werkdruk. Iets minder

Nadere informatie

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen Martijn Souren Ongeveer 7 procent van de werknemers met een verleent zelf mantelzorg. Ze maken daar slechts in beperkte mate gebruik van aanvullende

Nadere informatie

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Aanleiding Sinds 2006 publiceert de Gemeente Helmond jaarlijks gedetailleerde gegevens over de werkloosheid in Helmond. De werkloosheid in Helmond

Nadere informatie

Gezondheidsbeleving en werkhervatting 35-minners (april 2010) Aanleiding

Gezondheidsbeleving en werkhervatting 35-minners (april 2010) Aanleiding Gezondheidsbeleving en werkhervatting 35-minners (april 2010) Aanleiding Het is de vraag of het in alle gevallen reëel is om van werkgevers en de desbetreffende werknemers te verwachten dat zij (in het

Nadere informatie

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015 Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk

Nadere informatie

Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV

Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV 16 februari 2012 Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV Samenvatting Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en UWV publiceren

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

Weinig mensen sociaal aan de kant

Weinig mensen sociaal aan de kant Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien

Nadere informatie

Prioritering maatschappelijke vraagstukken

Prioritering maatschappelijke vraagstukken Grote Bickersstraat 76 1013 KS Amsterdam Postbus 1903 1000 BX Amsterdam tel 020 522 59 99 fax 020 622 15 44 e-mail info@veldkamp.net www.veldkamp.net Prioritering maatschappelijke vraagstukken Veldwerkverantwoording

Nadere informatie

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders Marjolein Korvorst en Tanja Traag Het krijgen van kinderen dwingt ouders keuzes te maken over de combinatie van arbeid en zorg. In de meeste gezinnen

Nadere informatie

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Aan het werk met re-integratieondersteuning Aan het werk met re-integratieondersteuning Vijfmeting, fase 3 29-11-2013 gepubliceerd op cbs.nl Inhoud Inleiding 5 1. Beschrijving van het onderzoek 6 1.1 Populatie 6 1.2 Onderzoeksmethode 7 1.3 Bronnen

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie.

In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. Leeswijzer Gezondheidspeiling tabellen Deze leeswijzer geldt ook voor tabellen van de Inwonersenquête van Interne Bedrijven Onderzoek, Gemeente Utrecht In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend

Nadere informatie

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden Gemeente Enschede 2002-2006 Centrum voor Beleidsstatistiek Frank van der Linden, Daniëlle ter Haar Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Arbeidsgehandicapten in Nederland en in Nederland Ingrid Beckers In 22 waren er in Nederland ruim anderhalf miljoen arbeidsgehandicapten. Dit komt overeen met 14,7 procent van de 15 64-jarigen. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee

Nadere informatie

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden Gemeente Amersfoort 2002-2006 Centrum voor Beleidsstatistiek Frank van der Linden, Daniëlle ter Haar Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

Welke bijstandsontvangers willen aan het werk?

Welke bijstandsontvangers willen aan het werk? Welke bijstandsontvangers willen aan het werk? Maaike Hersevoort en Mariëtte Goedhuys Van alle bijstandsontvangers van 15 tot en met 64 jaar is het grootste deel alleenstaand. Het gaat daarbij voor een

Nadere informatie

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006 0i08 08 Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006 Maaike Hersevoort en Nicol Sluiter Centrum voor Beleidsstatistiek (maatwerk) Den Haag/Heerlen, 2009 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig

Nadere informatie

Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007

Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007 Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007 Esther Vieveen, Mariëtte Goedhuys, Nicol Sluiter CBS, Centrum voor Beleidsstatistiek Maart 2010

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet Publicatiedatum CBS-website: 16 juli 2007 Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet Centraal Bureau voor de Statistiek Samenvatting Op 1 januari 2006 is de nieuwe Zorgverzekeringswet inwerking getreden,

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek 31 oktober 2007 Maandelijkse cijfers over de werklozen en van het CBS en CWI Samenvatting Vanaf 20 januari 2004 publiceren het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en CWI (Centrum voor Werk en Inkomen)

Nadere informatie

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Afhankelijk van een uitkering in Nederland Afhankelijk van een uitkering in Nederland Harry Bierings en Wim Bos In waren 1,6 miljoen huishoudens voor hun inkomen afhankelijk van een uitkering. Dit is ruim een vijfde van alle huishoudens in Nederland.

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN

Nadere informatie

Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar

Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen Ton Ferber In de jaren 1992 2001 was de gemiddelde looptijd van een WWuitkering elf maanden. Van de 4,3 miljoen beëindigde uitkeringen was de gemiddelde

Nadere informatie

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013 Factsheet Jongeren buiten beeld 2013 1. Aanleiding en afbakening Het ministerie van SZW heeft CBS gevraagd door het combineren van verschillende databestanden meer inzicht te geven in de omvang en kenmerken

Nadere informatie

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016 Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk

Nadere informatie

Bijlagen Jaarrapport integratie 2011

Bijlagen Jaarrapport integratie 2011 Bijlagen Jaarrapport integratie 2011 Redactie: Mérove Gijsberts Willem Huijnk Jaco Dagevos Bijlage bij hoofdstuk 2... 2 Bijlage bij hoofdstuk 4... 8 Bijlage bij hoofdstuk 5... 13 Bijlage bij hoofdstuk

Nadere informatie

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007 08 Arbeidsparticipatie 0i icipatie en werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007 Maaike Hersevoort, Marleen Geerdinck en Lian Kösters Centrum voor Beleidsstatistiek (maatwerk) Den Haag/Heerlen

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid. achtergronddocument

Jeugdwerkloosheid. achtergronddocument Jeugdwerkloosheid achtergronddocument Jeugdwerkloosheid In opdracht van: OJZ en Participatie Projectnummer: Idske de Jong Anne Huijzer Robert Selten Carine van Oosteren Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal

Nadere informatie

Migratieachtergrond van werknemers in Nederland naar beroep en regio, pilot Barometer culturele diversiteit

Migratieachtergrond van werknemers in Nederland naar beroep en regio, pilot Barometer culturele diversiteit Migratieachtergrond van werknemers in Nederland naar beroep en regio, 2015-2017 pilot Barometer culturele diversiteit CBS Januari 2019 Vragen over deze publicatie kunnen gestuurd worden aan het CBS onder

Nadere informatie

Centrum voor Beleidsstatistiek en Microdata Services. Documentatierapport Hackaton bestand

Centrum voor Beleidsstatistiek en Microdata Services. Documentatierapport Hackaton bestand Centrum voor Beleidsstatistiek en Microdata Services Documentatierapport Hackaton bestand 2011-2016 Datum:28 februari 2018 Bronvermelding Publicatie van uitkomsten geschiedt door de onderzoeksinstelling

Nadere informatie

HOE DENKT NEDERLAND OVER SOCIAAL- ECONOMSICHE ZAKEN?

HOE DENKT NEDERLAND OVER SOCIAAL- ECONOMSICHE ZAKEN? HOE DENKT NEDERLAND OVER SOCIAAL- ECONOMSICHE ZAKEN? ONDERZOEKSRAPPORT November 2018 20845 INHOUDSOPGAVE GESCHREVEN DOOR 1. INLEIDING P AGINA 3 2. CONCLUSIES P AGINA 5 3. RESULTATEN P AGINA 7 BERTINA RANSIJN

Nadere informatie

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017 Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 217 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk op

Nadere informatie

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Martine Mol De geboorte van een heeft grote invloed op het arbeidspatroon van de vrouw. Veel vrouwen gaan na de geboorte van het minder werken.

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK VRIJWILLIGERSWERK EN CIVIL SOCIETY. Onderzoeksverantwoording

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK VRIJWILLIGERSWERK EN CIVIL SOCIETY. Onderzoeksverantwoording VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK VRIJWILLIGERSWERK EN CIVIL SOCIETY Onderzoeksverantwoording Dongen, januari 2003 Ond.nr.: 6168.kvdr/mv Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Methode van onderzoek

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Fact sheet nummer 9 juli 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Er zijn in Amsterdam bijna 135.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2013). Veel jongeren volgen een opleiding of

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV. 17 maart 2011 Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV Samenvatting Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en UWV publiceren maandelijks in een gezamenlijk

Nadere informatie

Participatiepotentieel aandachtswijken 2006 Maatwerktabellen Raad voor Werk en Inkomen Centrum voor Beleidsstatistiek

Participatiepotentieel aandachtswijken 2006 Maatwerktabellen Raad voor Werk en Inkomen Centrum voor Beleidsstatistiek Participatiepotentieel aandachtswijken 2006 Maatwerktabellen Raad voor Werk en Inkomen Centrum voor Beleidsstatistiek Maaike Hersevoort, Daniëlle ter Haar, Karin Hagoort en Mariëtte Goedhuys Centraal Bureau

Nadere informatie

Bijlagen Bouwend aan een toekomst in Nederland

Bijlagen Bouwend aan een toekomst in Nederland Bijlagen Bouwend aan een toekomst in Nederland Pagina 1 van 24 Inhoud Bijlagen bij hoofdstuk 1 5 Bijlage B1.1 5 Bijlagen bij hoofdstuk 2 6 Figuur B2.1 6 Figuur B2.2 7 Figuur B2.3 8 Bijlagen bij hoofdstuk

Nadere informatie

De inkomens- en uitkeringspositie van arbeidsgehandicapten

De inkomens- en uitkeringspositie van arbeidsgehandicapten De inkomens- en uitkeringspositie van arbeidsgehandicapten John Michiels en Hendrika Lautenbach In 2004 lag het inkomen van een werkende arbeidsgehandicapte gemiddeld 9 procent lager dan dat van een werkende

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers Sociaaleconomische trends 213 Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers Harry Bierings en Bart Loog juli 213, 2 CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 1 De afgelopen

Nadere informatie

BIJLAGEN Armoedemonitor 2007

BIJLAGEN Armoedemonitor 2007 BIJLAGEN Armoedemonitor 2007 Onder redactie van: Cok Vrooman Stella Hoff Ferdy Otten Wim Bos Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, december 2007 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen

Nadere informatie

Bijlagen Werkloos toezien?

Bijlagen Werkloos toezien? Bijlagen Werkloos toezien? Gevolgen van de crisis voor emancipatie en welbevinden Ans Merens Edith Josten Bijlage A Data en methode 2 A.1 Arbeidsduur en arbeidsdeelname van partners van werklozen 2 A.2

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-013 17 februari 2009 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Minder sterke daling werkloosheid niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013 Fact sheet nummer 5 maart 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Er zijn ruim 133.000 jongeren van 15 tot en met 26 jaar in Amsterdam (januari 2012). Met de meeste jongeren gaat het goed in het onderwijs

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Prioritering maatschappelijke vraagstukken

Prioritering maatschappelijke vraagstukken Grote Bickersstraat 76 1013 KS Amsterdam Postbus 1903 1000 BX Amsterdam tel 020 522 59 99 fax 020 622 15 44 e-mail info@veldkamp.net www.veldkamp.net Prioritering maatschappelijke vraagstukken Veldwerkverantwoording

Nadere informatie

Meerdere keren zonder werk

Meerdere keren zonder werk Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook

Nadere informatie

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK IN DE WIJK DE STRIJP Onderzoeksverantwoording Dongen, mei 2001 Ond.nr.: 3444.kvdr/mv Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Methode van onderzoek 3. De steekproef

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren

Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren Christianne Hupkens De meeste werknemers zijn tevreden met de omvang van hun dienstverband. Ruim zes op de tien werknemers tussen de 25 en 65 jaar wil niet

Nadere informatie

BIJLAGEN. Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland. Willem Huijnk Jaco Dagevos

BIJLAGEN. Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland. Willem Huijnk Jaco Dagevos Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland Willem Huijnk Jaco Dagevos BIJLAGEN Bijlagen hoofdstuk 2... 2 Bijlagen hoofdstuk 3... 3 Bijlagen hoofdstuk 4...

Nadere informatie

Replicatie van het meetinstrument voor sociale uitsluiting

Replicatie van het meetinstrument voor sociale uitsluiting Replicatie van het meetinstrument voor sociale uitsluiting Stella Hoff Bijlagen Bijlage A Extra vragen voor de meting van sociale uitsluiting... 2 Bijlage B Resultaten Overals-analyse, inclusief aanvullende

Nadere informatie

Vraaggestuurde re-integratie. Presentatie voor jaarbijeenkomst RVO, 1 maart 2010 Arjan Heyma en Maikel Volkerink, SEO Economisch Onderzoek

Vraaggestuurde re-integratie. Presentatie voor jaarbijeenkomst RVO, 1 maart 2010 Arjan Heyma en Maikel Volkerink, SEO Economisch Onderzoek Vraaggestuurde re-integratie Presentatie voor jaarbijeenkomst RVO, 1 maart 2010 Arjan Heyma en Maikel Volkerink, SEO Economisch Onderzoek Overzicht presentatie Probleemstelling Onderzoeksaanpak Uitgevoerde

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV WERKbedrijf.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV WERKbedrijf. 9 juli 2010 Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV WERKbedrijf Samenvatting Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en UWV publiceren maandelijks

Nadere informatie

Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief. A Gebruikte databestanden... 2

Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief. A Gebruikte databestanden... 2 BIJLAGEN Het werken waard Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief A Gebruikte databestanden... 2 B Bijlage bij hoofdstuk 4... 3 C Bijlage bij hoofdstuk

Nadere informatie

Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt

Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt Samenvatting De potentiële beroepsbevolking wordt gedefinieerd als alle inwoners van 15-64 jaar en bestaat uit ruim 86.000 Leidenaren. Van hen verricht ruim zeven op de tien

Nadere informatie

Onderzoeksmogelijkheden voor de gevolgen van het opnemen van ouderschapsverlof

Onderzoeksmogelijkheden voor de gevolgen van het opnemen van ouderschapsverlof TNO-rapport Onderzoeksmogelijkheden voor de gevolgen van het opnemen van ouderschapsverlof Datum 29 juni 2009 Auteurs Dr. D.L. Ooms Dr. M.J. Huiskamp Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag

Nadere informatie

Van eenverdiener naar tweeverdiener: de nieuwe norm?

Van eenverdiener naar tweeverdiener: de nieuwe norm? Van verdiener naar tweeverdiener: de nieuwe norm? Lian Kösters en Linda Moonen Binnen de groep echtparen of samenwonenden tot 65 jaar is de laatste jaren met name het aantal tweeverdieners toegenomen.

Nadere informatie

Aanbod van arbeid 2012

Aanbod van arbeid 2012 Bijlage B: Tabellen Auteurs Jan Dirk Vlasblom Edith Josten Marian de Voogd-Hamelink Bijlage B. Tabellen In deze bijlage zijn diverse tabellen opgenomen behorende bij het SCP-rapport Aanbod van Arbeid 2012

Nadere informatie

Jongeren en ouderen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt

Jongeren en ouderen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt Jongeren en ouderen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt Harry Bierings en Robert de Vries Uit onderzoek blijkt dat jongeren van 15-24 jaar zonder startkwalificatie meer moeite hebben om een (vaste)

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

Gemeentelijke Dienstverlening. Omnibus 2009

Gemeentelijke Dienstverlening. Omnibus 2009 Gemeentelijke Dienstverlening Omnibus 2009 Afdeling O&S Februari 2009 2 Samenvatting Inwoners vinden dat de gemeente haar dienstverlening heeft verbeterd De inwoners van s-hertogenbosch beoordelen de gemeentelijke

Nadere informatie

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt 07 Arbeidsmarktmobiliteit geringer dan in voorgaande jaren Bijna miljoen mensen wisselen in 2008 van beroep of werkgever Afname werkzame door crisis

Nadere informatie