AMSTERDAM. T.a.v. dhr. E. van Imhoff. Postbus HA AMSTERDAM

Transcriptie

1 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht Betreft Bemalingsadvies aanleg kelder bij Westlandgracht te AMSTERDAM Opdrachtgever KondorWessels Vastgoed T.a.v. dhr. E. van Imhoff Postbus HA AMSTERDAM Behandeld door ir. H.W. Thijssen ( ) Kenmerk R RH_4 Datum 8 juli 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Correspondentieadres Postbus 801, 3160 AA Rhoon Centraal telefoonnummer +31(0) Hoofdkantoor Rhoon Kleidijk EK Rhoon Vestiging Helmond Vossenbeemd 90B 5705 CL Helmond Vestiging Almelo Het Wendelgoor PJ Almelo Vestiging Halfweg Haarlemmerstraatweg 149B 1165 MK Halfweg Vestiging Suriname Ds Martin Luther Kingweg 150 District Wanica Suriname Tel

2 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht Inhoudsopgave Pagina 1. INLEIDING PROJECTINFORMATIE SCHEMATISERING VAN DE ONDERGROND Gegevens grondopbouw Geohydrologische schematisering Grondwaterstanden en stijghoogten Waterkwaliteit STABILITEIT VAN DE BODEM VAN DE BOUWKUIP RISICO VAN PIPING BEMALINGSADVIES Algemeen Bemalingssysteem Prognose van het debiet INVLOED OP DE OMGEVING Algemeen Verlaging van de grondwaterstand en stijghoogte Zettingen Landbouw, natuur en stedelijk groen Verplaatsen van grond(water)verontreinigingen Invloed op het zoet/zout grensvlak Overige grondwateronttrekkingen MONITORING REGELGEVING BOUWPUTBEMALING Waterwet Onttrekken van grondwater Lozen van bronneringswater CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

3 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht Bijlage A Grondonderzoek Bijlage B Analysecertificaat watermonster Bijlage C Meetreeksen Waternet Bijlage E Zettingsberekeningen Bijlage F Verlagingslijnen MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

4 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht INLEIDING Dit rapport betreft een bemalingsadvies ten behoeve van het realiseren van kelder voor Het Schetsblok aan de Westlandgracht te Amsterdam. Op 2 maart 2016 is al een eerdere versie uitgebracht; op dat moment was voor dit project nog geen grondonderzoek uitgevoerd. Het vorige advies is daarom gebaseerd op grondonderzoek uit de omgeving en algemene bronnen. Daarna is het grondonderzoek op locatie uitgevoerd (gerapporteerd onder R RH_2, d.d. 6 april 2016) en zijn opmerkingen op de eerste versie binnengekomen van Waternet. De opmerkingen van Waternet betreffen onder andere het ontbreken van zettingsberekeningen en een monitoringsplan; deze zijn in een aangepaste versie toegevoegd. Vervolgens zijn aanvullende opmerkingen van Waternet gekomen betreffende de gehanteerde samendrukkingsparameters en het verzoek om te kijken naar het risico van piping. Deze laatste aspecten zijn in dit rapport verwerkt. De locatie is globaal aangegeven op een topografische ondergrond in figuur 1-1. Figuur 1-1 Positie nieuwbouw MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

5 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht PROJECTINFORMATIE Het project betreft de aanleg van een gebouw met 6 verdiepingen en een kelder. Ten behoeve van dit project zijn de volgende documenten beschikbaar gesteld Serie tekeningen met plattegronden en doorsneden; kenmerk ML-3D.vwx, d.d ; Schetsen met handmatig aangegeven positie damwand. Uit deze documenten en aanvullende informatie van de opdrachtgever zijn de volgende projectgegevens afgeleid Onder de nieuwbouw wordt een kelder aangelegd, lokaal is deze tweelaags diep. Peil NAP +1,30 m; bovenkant 1 e keldervloer Peil -3,27 m = NAP -1,97 m; aanname dikte vloer 0,4 m; aanname onderkant 1 e keldervloer NAP -2,4 m; aanname onderkant 2 e keldervloer NAP -4,4 m; aanname onderkant poeren NAP -5,0 m (breedte poeren circa 0,8 m); afmetingen kelder circa 27 m bij 23 m; afmetingen verdiept deel circa 6 m bij 23 m; aan de zijde van de Poeldijkstraat en de kopse kanten is een damwand voorzien; de zijde richting Westlandgracht wordt onder talud ontgraven of mogelijk met een tussenscherm; de ontgraving en of de damwanden doorsnijden het theoretisch dijkprofiel niet. Figuur 2-1 Positie damwand en verdiept gedeelte (onder stippellijn) MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

6 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht SCHEMATISERING VAN DE ONDERGROND 3.1 Gegevens grondopbouw Op de locatie zelf is in maart 2016 grondonderzoek uitgevoerd; voor de volledigheid is dit grondonderzoek in bijlage A opgenomen. Voor de nieuwbouw direct ten noorden van de locatie zijn door Inpijn-Blokpoel enkele sonderingen uitgevoerd (kenmerk 06P002049); deze sonderingen zijn verstrekt. In DinoLoket zijn ten westen van het project enkele oude sonderingen beschikbaar. Ook in het archief van Mos Grondmechanica zijn ten westen (op circa 120 m afstand) sonderingen beschikbaar (opdracht ). Op het moment van sonderen bedroeg de maaiveldhoogte ter plaatse van de kelder NAP +0,4 à +0,7 m. Uit het AHN blijkt dat in de omgeving het maaiveld op circa NAP +0,8 m ligt. Het niveau van het maaiveld ter plaatse van het bestaande naastgelegen parkeerterrein bedraagt volgens opgave circa NAP -0,7 m. 3.2 Geohydrologische schematisering Uit het beschikbare grondonderzoek, uit de grondwaterkaart van Nederland (TNO) en uit RegisII.1 is de geohydrologische schematisering afgeleid. Het maaiveldniveau op locatie bedraagt volgens de waterpassing van de sonderingen circa NAP +0,5 m. Van maaiveld tot circa NAP -3,5 m (westelijk, sonderingen 1, 2 en 3) à NAP -4,25 m (overige sonderingen) is een topzandlaag aanwezig. Onder de topzandlaag is tot circa NAP -11,8 m een Holocene laag aanwezig, voornamelijk bestaande uit klei en veen. In deze Holocene laag is een tussenzandlaag aanwezig tussen circa NAP -8,0 m en NAP -9,3 m. Vanaf NAP -11,8 m begint het eerste watervoerende pakket. In tabel 3-1 is de gehanteerde geohydrologische schematisering aangegeven. Tabel 3-1 Gehanteerde geohydrologische schematisering grondlaag geohydrologische eenheid geohydrologische parameter van tot doorlaatvermogen weerstand [m + NAP] [m + NAP] [m²/d] [d] +0,5 (=maaiveld) topzandlaag deklaag , ,8-50 eerste watervoerend pakket eerste scheidende laag (1) (1) De eerste scheidende laag wordt in deze situatie beschouwd als de geohydrologische basis MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

7 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht Om de voeding door neerslag en open water in de omgeving te simuleren, is aan maaiveld een voedingsweerstand van 350 dagen gehanteerd. Verder is in het model rekening gehouden met het nabij gelegen open water (bodemweerstand 20 dagen). 3.3 Grondwaterstanden en stijghoogten Op de locatie zijn twee peilbuizen geplaatst. Deze zijn enkele keren gepeild. Tevens zijn de laatste keer twee peilbuizen van Waternet gepeild. De resultaten van de metingen zijn in tabel 3-2 opgenomen. Tabel 3-2 Gemeten grondwaterstanden/stijghoogten Peilbuisgegevens [m + NAP] nummer peilbuis 1 2 F04034A E4192A maaiveld +0,46 +0,58 bovenkant peilbuis +0,99 +1,06-0,85-0,49 diepte filter van -1,54-1,42-3,34-2,99 tot -2,54-2,42-4,34-3,99 Grondwaterstanden en stijghoogten [m + NAP] ,07-1, ,04-1, ,06-1,06-1,55-1,17 Het plangebied is gelegen in de Sloterbinnenpolder. Deze polder heeft een polderpeil van NAP -2,10 m. De net buiten het plangebied gelegen Westlandgracht heeft een polderpeil van NAP -0,40 m. Volgens DinoLoket zijn geen relevante peilbuizen in de omgeving aanwezig. Via de website van Waternet zijn de gegevens van peilbuizen in de omgeving van het project opgevraagd. Van enkele relevante peilbuizen zijn gegevens aanwezig. De locaties van de peilbuizen zijn in bijlage C op een topografische ondergrond aangegeven. Ook zijn in bijlage C de tijdstijghoogtelijnen van de peilbuizen opgenomen. In tabel 3-3 is een aantal kenmerken van de peilbuizen aangegeven. Tevens is in deze tabel een aantal statistische grootheden van de gemeten grondwaterstanden opgenomen. MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

8 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht Tabel 3-3 Statistische uitwerking van een aantal peilbuizen van WaterNet peilbuis maaiveld filter statistische eigenschappen van tot HG 90% percentiel gemiddelde 10% percentiel [m + NAP] [m + NAP] [m + NAP] [m + NAP] [m + NAP] [m + NAP] [m + NAP] E04023 A -0,31-1,74-2,74-0,90-1,1-1,2-1,4 E04066 A -0,89-3,43-4,43-0,91-1,8-1,9-2,1 E04192 A -0,48-2,99-3,99-1,12-1,3-1,4-1,5 F04034 A -0,81-3,34-4,34-1,29-1,4-1,6-1,7 F04035 A -0,81-3,54-4,54-1,49-1,7-1,9-2,0 E04142 C -0,05-14,13-15,13-2,95 o.g. -3,1 o.g. E04163 C -0,61-12,83-13,83-2,92 o.g. -3,1 o.g. E04201 C +0,57-12,93-13,93-0,49-2,6-2,7-2,9 F04099 C -0,18 n.b. n.b. -3,06 o.g. -3,2 o.g. F04111 C +0,46-13,20-14,20-0,21-2,9-3,0-3,2 F04122 C -0,82-12,98-13,98-2,99 o.g. -3,1 o.g. F04136 C +0,78-13,58-14,58-3,01 o.g. -3,1 o.g. n.b. = niet bekend o.g. = onvoldoende gegevens HG = hoogst gemeten grondwaterstand / stijghoogte In plaatst van de GHG/S (gemiddeld hoogste grondwaterstand / stijghoogte) en GLG/S (gemiddeld laagste grondwaterstand / stijghoogte) zijn de 90% percentiel en 10% percentiel berekend. De 90% percentiel komt globaal overeen met de GHG en de 10% percentiel met de GLG. Definitie gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) Om de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) te bepalen is een meetreeks noodzakelijk van ten minste acht hydrologische jaren, waarbij op of omstreeks de 14de en 28ste van iedere maand de grondwaterstand of stijghoogte is bepaald. Vervolgens wordt per hydrologisch jaar (van 1 april tot en met 31 maart) het rekenkundig gemiddelde van de drie hoogste grondwaterstanden bepaald (HG3). De gemiddeld hoogste grondwaterstand is de gemiddelde waarde van tenminste de HG3's van acht jaren. De bepaling van de gemiddeld laagste grondwaterstand gaat identiek, alleen voor de laagste grondwaterstanden. Uit de definitie van de gemiddeld hoogste en de gemiddeld laagste grondwaterstand valt af te leiden dat deze met een bepaalde frequentie worden over- en onderschreden. Dit betekent dat de GHG niet als absoluut maximum grondwaterstand kan worden gehanteerd. En de GLG kan niet worden gehanteerd als absoluut minimum grondwaterstand. Ook de hoogst gemeten grondwaterstand kan niet worden beschouwd als een absoluut maximum grondwaterstand. Het is namelijk niet waarschijnlijk dat juist een meting van de grondwaterstand plaatsvindt als de grondwaterstand op het hoogste niveau staat. Op basis van bovenstaande wordt in het toppakket de GHG (freatisch) verwacht omstreeks NAP -1,4 m en de GLG omstreeks NAP -1,7 m. Gezien de hogere meting van de grondwaterstand op de locatie wordt voor de berekeningen uitgegaan van een hoge grondwaterstand van NAP -1,2 m. Naar verwachting wordt de hogere grondwaterstand veroorzaakt doordat het terrein op het ogenblik braakliggend is en op een hoger niveau ligt dan de omgeving. Ten aanzien van de stijghoogte in het eerste watervoerend pakket (vanaf NAP -11 à -12 m) wordt de GHS verwacht omstreeks NAP -2,8 m en de GLS omstreeks NAP -3,2 m. Omstreeks NAP -8 m is in de sonderingen een tussenzandlaag waargenomen. In deze zandlaag zijn in de nabijheid van het project geen peilbuizen afgesteld waarvan metingen beschikbaar zijn op de website van WaterNet. De stijghoogte in dit pakket zal naar verwachting ergens tussen de freatische grondwaterstand en de stijghoogte in het eerste watervoerend pakket zijn, maar naar verwachting meer neigend naar de freatische grondwaterstand. MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

9 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht Waterkwaliteit Door Mos Milieu is op 15 april 2016 peilbuis 1 bemonsterd. De grondwatermonsters zijn door Alcontrol BV te Hoogvliet, ingeschreven in het Sterlab-register voor laboratoria onder no. L028, geanalyseerd op een aantal lozingsparameters. Het analyserapport (certificaatnummer ) is in bijlage B opgenomen. De analyseresultaten van de lozingsparameters zijn tevens in tabel 3-4 opgenomen. Tabel 3-4 Analyseresultaten lozingsparameters parameter concentratie eenheid peilbuis 1 Onopgeloste bestanddelen 59 mg/l ph 7,2 - meettemperatuur ph 16,9 C EC (gecorrigeerd voor 25 C) 880 µs/cm Zuurstof (O2) 2,0 mg O2/l Arseen (As) <10 µg/l Aluminium (Al)(na ontsluiting) 2,2 mg/l IJzer (Fe)(na ontsluiting) 3,8 mg/l Opgelost fosfaat (PO4-P) <0,1 mg P/l Ammonium (NH4-N) <0,15 mg N/l Biologisch Zuurstof Verbruik (BZV) (1) <3 mg O2/l Chemisch Zuurstof Verbruik (CZV) 28 mg O2/l Chloride 67 mg/l Nitraat (NO3) 46 mg/l Nitraat (NO3-N) 10 mg N/l Nitriet (NO2) 0,36 mg/l Nitriet (NO2-N) 0,11 mg N/l Stikstof Kjeldahl (N-Kj) 1,3 mg/l Sulfaat (SO4) 54 mg/l (1) Biologisch Zuurstof Verbruik na 5 dagen MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

10 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht STABILITEIT VAN DE BODEM VAN DE BOUWKUIP Vooralsnog wordt uitgegaan van een diepste algemene ontgraving van NAP -4,6 m, rekening houdend met 0,2 m dieper ontgraven ten behoeve van een werkvloer van zand. Indien de bouwput in den droge wordt ontgraven tot NAP -4,6 m bestaat het gevaar dat de voor water slecht doorlatende laag tussen ontgravingsniveau en bovenkant tussenzandlaag opbarst. Lokaal worden poeren aangelegd onder de 2 e keldervloer. Deze reiken tot circa NAP -5,0 m. De bovenkant van de tussenzandlaag op locatie bedraagt NAP -8 m, echter daarboven is sprake van soms sterk zandige klei. Door het sterk zandige karakter is het goed mogelijk dat de waterdruk zich met name opbouwt onder de veen- en kleilaag (onderkant op NAP -5,5 m). Gezien de grondopbouw (met name het verschil in doorlaatfactor tussen de veenlaag en de onderliggende zandige kleilaag, wordt aanbevolen voor de diepere ontgravingen de waterdruk onder de veenlaag (in de tussenzandlaag) te verlagen tot onderkant ontgraving. Ten behoeve van de 1 e keldervloer zal tot circa NAP -2,4 m worden ontgraven. Maatgevende sondering 2 Algemeen ontgravingsniveau NAP -2,4 m; Evenwichtsniveau NAP -5,4 m; Neerwaartse gronddruk 0,5 m zand (γ=18 kn/m³) 9,0 kn/m² 0,7 m zand (γ=20 kn/m³) 14,0 kn/m² 1,3 m veen (γ=11 kn/m³) 14,3 kn/m² 0,5 m klei (γ=15 kn/m³) 7,5 kn/m² totale neerwaartse gronddruk 44,8 kn/m² Gecorrigeerd met de partiële belastingfactor van 0,9 (Eurocode 7 partiële factor voor weerstandbiedende, gunstig werkende blijvende belasting) bedraagt de rekenwaarde van de neerwaartse gronddruk 40 kn/m². De maximaal toelaatbare stijghoogte onder het evenwichtsniveau bedraagt NAP -1,4 m. Als de stijghoogte in deze fase hoger is dan NAP -1,4 m bestaat er gevaar dat de bouwputbodem opbarst. In het ongunstige geval is de stijghoogte in deze laag circa NAP -1,5 m zodat voor de ontgraving tot NAP -2,4 m in principe geen risico van opbarsten bestaat. MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

11 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht RISICO VAN PIPING Door een waterstandsverschil over een beperkte lengte bestaat het risico dat piping kan ontstaan. Voor de beoordeling van het risico van piping zijn een aantal zaken van belang, dit betreft met name de grondopbouw, het verschil in waterstand en de kwelweglengte. De Westlandgracht heeft een peil van NAP -0,4 m. De ontgraving voor de 1 e keldervloer reikt tot NAP-2,4 m. Door de bemaling wordt de grondwaterstand verlaagd tot maximaal 0,5 m onder dit niveau, dus tot NAP -2,9 m. Piping treedt echter alleen op indien grondwater uittreedt uit het talud, door een goede bemaling wordt dit dus voorkomen. Beschouwd wordt de situatie dat de bemaling uitvalt en het grondwaterniveau stijgt tot onderkant ontgraving. Het verval bedraagt dan 2,0 m. De top van de waterkering ligt op NAP +0,6 m. De theoretische breedte van de kering bedraagt 3 m. De theoretische taluds van de kering bedragen 12, het werkelijke talud is echter flauwer. Op basis van Google Earth wordt afgeleid dat de afstand tussen de rand van het fietspad en de beschoeiing 10,5 m bedraagt. De insteek van de ontgraving ligt op 10,2 m uit de kruin van de kering, het ontgravingsniveau van NAP -2,4 m op 12 m uit de kruin. De minimale kwelweglengte bedraagt daarmee circa 24 m. Uit de sonderingen blijkt dat de ondergrond op locatie tot circa NAP -4 m uit zand bestaat. Niet bekend is of de opbouw ter plaatse van de kering hiervan afwijkt. In het meest ongunstige geval bestaat de kering ook uit zand. De aard van het zand is niet bekend, uitgegaan wordt van matig fijn zand met een creep-factor volgens Bligh C Bligh van 15. Op basis van bovenstaande kan het maximale verval volgens Bligh (alleen horizontale stroming) worden bepaald door dh = L / C Bligh = 24 / 15 = 1,6 m. Op basis van bovenstaande beschouwing wordt geconcludeerd dat een risico van piping bestaat indien het grondwater kan uittreden in de ontgraving. Dit risico wordt ondervangen door de grondwaterstand nabij de ontgraving te verlagen tot 0,5 m onder het ontgravingsniveau (voorkomen van snijpunt van maaiveld met grondwater). Hierdoor kan geen uittredepunt ontstaan en zal geen piping ontstaan. Vanwege het belang van de bemaling dient de bemaling te worden voorzien van een alarmering en een reservestroomvoorziening. MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

12 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht BEMALINGSADVIES 6.1 Algemeen Om het benodigd te onttrekken debiet en daarmee de invloed van de bemaling op de omgeving te beperken, wordt uitgegaan van een U-vormige damwand (opening richting Westergracht). Eventueel wordt overwogen om aan die zijde een tussenscherm te plaatsen op de overgang naar her diepere gedeelte. De damwand reikt tot halverwege de kelder. De diepte van de damwand is op dit moment niet bekend. De ontgraving reikt tot NAP -2,4 m en voor het diepe gedeelte tot NAP -4,6 m. De maatgevend hoge grondwaterstand is ingeschat op NAP -1,2 m. Voor de 1 e keldervloer moet de grondwaterstand met circa 1,7 m worden verlaagd, voor het diepere deel met circa 3,9 m. Daarnaast moet voor het diepere deel ook een spanningsbemaling in de tussenzandlaag worden geplaatst; deze dient de stijghoogte te verlagen tot onderkant ontgraving (maximaal tot NAP -5,0 m, circa 3,5 m verlaging). 6.2 Bemalingssysteem De zandige toplaag op locatie reikt van maaiveld tot minimaal circa NAP -3,5 m (en lokaal NAP -4,25 m). De ontgraving voor de 1 e keldervloer ligt dus in dit zandpakket. De (lokaal aanwezige) damwand sluit dit topzandpakket af. Aanbevolen wordt om langs de ontgraving waar geen damwand is voorzien verticale filters op onderlinge afstanden van 2 m te plaatsen tot circa NAP -4 m. Aanbevolen wordt de filters over minimaal de onderste meter te omhullen met een volumineuze omhulling. In de filters dienen haalbuizen te worden toegepast. De filters kunnen worden aangesloten op een ringleiding en vervolgens op een pomp. Tevens zal naar verwachting een open bemaling (klokpomp) nodig zijn. Aanbevolen wordt om op de overgang met het diepere deel een tussenscherm te plaatsen. Hierdoor wordt bij het diepere deel de topzandlaag volledig afgesloten waarna de bouwkuipbemaling met een klokpomp in een verdiept gedeelte kan worden uitgevoerd. Indien geen tussenscherm wordt toegepast, moet aan de insteek van het talud naar het diepere gedeelte een drain worden ingegraven net onder de onderkant van de topzandlaag (circa NAP -3,5 à -4,5 m) die moet voorkomen dat water naar het diepere gedeelte stroomt; ook dan zal voor het diepere gedeelte een klokpomp nodig zijn. Voor het diepere gedeelte zal tevens een spanningsbemaling nodig zijn. Deze kan worden uitgevoerd met verticale filters in de kassen van de damwand. De filters dienen te reiken tot circa NAP -9 m. 6.3 Prognose van het debiet Met behulp van het eindige elementenprogramma MicroFEM is een model voor de grondwaterstroming gemaakt waarin de parameters uit paragraaf 3.2 zijn verwerkt. De straal van het model bedraagt circa meter. Met dit model zijn stationaire berekeningen uitgevoerd. Op basis van de genoemde uitgangspunten en de nu bekende projectgegevens bedraagt de prognose van het debiet om de grondwaterstand met 1,7 m (1 e keldervloer) te verlagen circa 5 m³/u. Initieel kan een hoger debiet optreden van circa 10 m³/u. MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

13 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht Voor de 2 e keldervloer dient (indien geen tussenscherm wordt toegepast) de grondwaterstand verder te worden verlaagd. Echter doordat dit gedeelte grotendeels binnen damwanden wordt ontgraven en de zandlaag nagenoeg droog wordt getrokken (dus afname in kd-waarde) zal dit nauwelijks een hoger waterbezwaar uit de topzandlaag opleveren. Naast de bouwputbemaling dient voor het diepe gedeelte echter ook een spanningsbemaling actief te zijn. Voor een verlaging van de stijghoogte met circa 3,5 m (tot NAP -5,0 m) bedraagt de prognose van het extra debiet 5 m³/u. Het totaaldebiet in deze fase bedraagt dan circa 10 m³/u. MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

14 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht INVLOED OP DE OMGEVING 7.1 Algemeen Ten gevolge van de bemaling kunnen ook de grondwaterstanden in de omgeving worden beïnvloed. Beoordeeld dient te worden of dit kan leiden tot negatieve effecten, zoals het optreden van (maaiveld)zettingen (met name ter plaatse van waterkering), invloed op landbouw, natuur of stedelijk groen, het verplaatsen van verontreinigingen of het verplaatsen van het zoet/zout grensvlak. In onderstaande paragrafen worden deze zaken behandeld. 7.2 Verlaging van de grondwaterstand en stijghoogte De verlaging van de grondwaterstand en stijghoogte in de tussenzandlaag in de omgeving is berekend met behulp van hetzelfde grondwatermodel in MicroFEM waarmee ook het debiet is berekend (zie ook paragraaf 6.3). In bijlage F zijn de verlagingslijnen opgenomen van de grondwaterstand en de stijghoogte in de omgeving voor de verlaging voor de 2 e keldervloer zonder tussenscherm. De vermelde verlagingen betreffen de stationaire situatie. 7.3 Zettingen Door het verlagen van de grondwaterstand neemt de korrelspanning in de ondergrond toe. Dit kan in samendrukbare lagen leiden tot zettingen. In het algemeen treden pas zettingen op indien de grondwaterstand wordt verlaagd tot onder het niveau van de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). De GLG ligt naar verwachting op circa 0,3 m onder de GHG; ten gevolge van de bemaling zal de grondwaterstand in de omgeving dus tot onder GLG worden verlaagd. De toplaag waarin voornamelijk wordt bemalen bestaat uit zand. Hieronder is een veenlaag gelegen. Door de verlaging in de toplaag zal ook water uit de onderliggende veenlaag kunnen uitreden. Dit resulteert in zettingen. Door de spanningsbemaling wordt de druk in de tussenzandlaag verlaagd; door de verlaging in relatie tot de korrelspanningen, levert de spanningsbemaling eveneens een bijdrage aan de totale zettingen. Met name ter plaatse van de waterkering is het gewenst inzicht te hebben in de mogelijk optredende zettingen. Voor dit gebied zijn sonderingen 6 en 7 maatgevend. Ten behoeve van de zettingsberekeningen is, aan de hand van het uitgevoerde grondonderzoek, de ondergrond geschematiseerd tot de in tabel 7-1 vermelde grondopbouw. Vervolgens zijn voor iedere laag de grondeigenschappen ingeschat aan de hand van het sondeerbeeld (gemeten conusweerstanden), tabel 2.b van NEN en gemiddelde waarden van Waternet. MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

15 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht Tabel 7-1 Geotechnische schematisering en grondeigenschappen laag nr. ok. laag [m + NAP] grondsoort +0,5 maaiveld γ / γsat [kn/m³] 1-4,2 zand 18 / 20 0,1 2-5,0 veen 10,5 / 10, ,5 klei, matig vast 16 / ,0 sterk zandige klei 18 / ,1 zand 18 / 20 0,1 6-11,8 klei en basisveen 12 / Hierin is γ / γsat = aardvochtig/verzadigd volumegewicht Cp/C'p = primaire samendrukkingsconstanten voor/na grensspanning Cs/C's = secundaire samendrukkingsconstanten voor/na grensspanning cv = consolidatiecoëfficiënt Cp [-] Cs [-] C'p [-] C's [-] cv [m²/s] De onderliggende lagen (dieper dan NAP -11,8 m) worden als niet zettingsgevoelig beschouwd. Aangenomen wordt dat de ondergrond is aangepast aan een grondwaterstand gelijk aan de GLG; deze is aangenomen op circa NAP -1,7 m. Verder is uitgegaan van een POP van 5 kpa. De zettingsberekeningen zijn uitgevoerd met het programma D-Settlement, versie Als berekeningsmethode is de methode ontwikkeld door "Koppejan" aangehouden, waarbij rekening is gehouden met consolidatie en seculaire effecten. Voor het consolidatiemodel wordt Darcy toegepast. Voor alleen de freatische bemaling wordt uitgegaan van een tijdsduur van 2 maanden, daarna volgt nog een maand freatische en spanningsbemaling. In tabel 7-2 staan de verlagingen ten opzichte van NAP voor verschillende afstanden van de bouwkuip vermeld voor het einde van deze periode. Tabel 7-2 Verlagingen ten opzichte van NAP verlaging [m + NAP] naast damwand bij opening U-vormige waterkering bij waterkering op 30m waterkering op 50m diep deel bouwput damwand bouwput noordelijk/zuidelijk noordelijk/zuidelijk freatisch -2,2-2,9-2,2-1,9-1,7 tussenzandlaag -5,0-3,3-2,5-2,4-2,0 In de berekeningen is ervan uitgegaan dat het verschil tussen de grondwaterstand en de stijghoogte in de tussenzandlaag lineair wordt overbrugd over de klei-/veenlaag tussen rond NAP -5 m; verder verloopt het verschil tussen de stijghoogte in de tussenzandlaag en het watervoerende pakket lineair over het basisveenpakket. De berekende zetting na 3 maanden bemalen is weergegeven in tabel 7-3. De grafische weergave is in bijlage E opgenomen. Opgemerkt wordt dat de berekende zettingen zijn gebaseerd op de in tabel 7-1 ingeschatte grondparameters. Afwijkingen zijn goed mogelijk; de nauwkeurigheid bedraagt circa 50%. Verder blijkt uit de berekeningen dat rekenkundig met name de spanningsbemaling bijdraagt aan de MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

16 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht berekende zettingen. Aangezien in de situatie dat zowel een freatische verlaging als een verlaging in de diepere zandlagen ten gevolge van de spanningsbemaling DSettlement een deel van de verlagingen in de samendrukbare lagen 'oplegt' over de volle hoogte van de samendrukbare laag, betreffen de berekende waarden naar verwachting bovengrenzen. Tabel 7-3 Zettingen ten gevolge van de bemaling gedurende 3 maanden zettingen van het maaiveld [mm] naast damwand bij opening U-vormige waterkering bij waterkering op 30m waterkering op 50m diep deel bouwput damwand bouwput noordelijk/zuidelijk noordelijk/zuidelijk In figuur 7-1 is een weergave opgenomen van de zetting op bovenstaande punten aangevuld met enkele andere punten. Duidelijk is dat met name in het gebied nabij de spanningsbemaling de zettingen wat hoger zijn. Richting de gracht nemen de zettingen sterk af. Figuur 7-1 Berekende zetting [mm] Opgemerkt wordt dat in dit advies alleen de zetting als gevolg van de bemaling is beschouwd. Ook zonder bemaling kunnen zettingen optreden ten gevolge van bijvoorbeeld zwaar bouwverkeer of het intrillen van damwanden. MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

17 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht Landbouw, natuur en stedelijk groen De locatie is gelegen in stedelijk gebied. Binnen het invloedsgebied is geen natuur of landbouw aanwezig. De verlagingen in het freatische pakket buiten de werkgrens zijn zeer beperkt en zullen nagenoeg geen nadelige effecten hebben. Eventueel kunnen in droge perioden bomen binnen een straal van 50 m wekelijks van water worden voorzien. 7.5 Verplaatsen van grond(water)verontreinigingen Ten aanzien van het verplaatsen van eventueel aanwezige (grondwater)verontreinigingen wordt aanbevolen bij de gemeente en de provincie na te vragen of binnen een straal van 100 m tot het project grondwaterverontreinigingen bekend zijn. In het algemeen mag een grondwateronttrekking geen (negatieve) invloed hebben op bekende verontreinigingen. Indien binnen het invloedsgebied grondwaterverontreinigingen aanwezig zijn, dienen mogelijk aanvullende maatregelen te worden genomen of dient de bemalingswijze te worden aangepast. Op basis van Bodemloket (zie ook figuur 7-2) worden op voorhand geen ernstige grondwaterverontreinigingen verwacht. Op en nabij de locatie zijn enkele bodemonderzoeken uitgevoerd, waarbij mogelijk aanvullend onderzoek nodig kan zijn. In de verkorte beschrijvingen wordt geen melding gemaakt van ernstige verontreinigingen. Figuur 7-2 Bodemloket MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

18 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht Invloed op het zoet/zout grensvlak Het zoet/zout grensvlak ligt op grotere diepte en zal niet worden beïnvloed door de bemaling. 7.7 Overige grondwateronttrekkingen In het kader van deze opdracht is geen navraag gedaan naar andere grondwateronttrekkingen in het gebied. Deze kunnen worden opgevraagd bij de provincie en/of Waternet. Gezien de onttrekking in de deklaag en de beperkte verlagingen en de tijdelijke aard wordt geen invloed op eventuele aanwezige andere grondwateronttrekkingen verwacht. MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

19 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht MONITORING Waterbezwaar De hoeveelheid water die wordt onttrokken, moet worden bijgehouden. Hiervoor dienen één of meer goedgekeurde en geijkte watermeters te worden gebruikt. De standen (inclusief datum en tijdstip) van de watermeters dienen te worden afgelezen en geregistreerd, volgens onderstaand schema - Voor aanvang van de bemaling het nummer en de nulstand van de watermeter; - Gedurende de eerste week van de onttrekking dagelijks (op werkdagen); - Vervolgens minimaal twee keer per week, tot het beëindigen van de onttrekking, en bij elke verandering in debiet; - Bij vervanging van de watermeter datum en tijdstip, eindstand van de oude watermeter en beginstand van de nieuwe. De hoeveelheid onttrokken water per tijdseenheid dient te worden getoetst aan de prognose van het debiet volgens het bemalingsadvies. Bij een afwijking dient contact met de adviseur te worden opgenomen, zodat de consequenties van de afwijking kunnen worden beoordeeld. Grondwaterstanden In de bouwkuip dient een dubbele peilbuis te worden geplaatst (freatisch filter en filter op circa mv -8 m); deze dient voor de controle van het niveau van de grondwaterstand en stijghoogte ter plaatse van de bouwkuip (ten behoeve van het inregelen van de bemaling). De bovenkant van de peilbuis en het maaiveld dienen te worden gewaterpast ten opzichte van NAP. De waterstand in deze twee peilbuizen dient volgens onderstaand schema te worden gepeild - week 1 en 2 dagelijks (op werkdagen); - week 3 tot en met einde drie maal per week (op maandag, woensdag en vrijdag). Daarnaast dienen in de omgeving (binnen het invloedsgebied) drie peilbuizen te worden geplaatst (mogelijk kunnen bestaande peilbuizen worden gebruikt), namelijk tussen de bouwkuip en het open water (eventueel pb1 van Mos Grondmechanica of peilbuis 09 van VRM), op circa 25 m afstand en langs de Poeldijksstraat (eventueel peilbuis 29 van VRM). Daarnaast kunnen de bestaande peilbuizen F04034A en E4192A van Waternet worden gebruikt. De waterstand in deze peilbuizen dient volgens onderstaand schema te worden gepeild - 1 week voor de start van de bemaling; - week 1 en 2 drie maal per week (op maandag, woensdag en vrijdag); - week 3 tot en met einde één maal per week; - 1 week na beëindiging van de bemaling. Zettingen Naar verwachting is geen op staal gefundeerde bebouwing aanwezig binnen het invloedsgebied. Wel is een waterkering aanwezig. Aanbevolen wordt om een vijftal vaste punten (meetspijkers) aan te MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

20 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht brengen op de waterkering (op het aanwezige fietspad) en deze door middel van nauwkeurigheidswaterpassing te waterpassen; de beoogde locaties betreffen direct nabij de kuip en ter weerszijden op 25 m en 50 m afstand. Deze dienen tweemaal voorafgaand aan de uitvoering op verschillende dagen te worden gewaterpast (dubbele nulmeting) en vervolgens éénmaal gedurende de bemaling (na circa 2 weken bemalen) en éénmaal na afloop van de bemaling. Indien bij de meting gedurende de bemaling de gemeten zetting groter is dan 5 mm dient overleg plaats te vinden met het waterschap. De indicatieve locaties voor de monitoring zijn weergegeven in figuur 8-1. Rondjes betreffen peilbuislocaties, kruisjes punten van maaiveldhoogtebepaling. Figuur 8-1 Locaties monitoring in omgeving MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

21 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht REGELGEVING BOUWPUTBEMALING 9.1 Waterwet Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In deze wet wordt een aantal wetten met betrekking tot water samengevoegd. Ook wordt er in de Waterwet een aantal bevoegdheden herverdeeld. Eén daarvan is het bevoegd gezag ten aanzien van grondwateronttrekkingen ten behoeve van het drooghouden van bouwputten. Dit is nu een verantwoordelijkheid van de waterschappen (in plaats van de provincies). Volgens de Waterwet wordt voortaan één vergunning afgegeven voor zowel de onttrekking als de lozing. 9.2 Onttrekken van grondwater Volgens de artikelen 6.4 en 6.5 van de Waterwet is het onder andere verboden zonder vergunning grondwater te onttrekken. Voor industriële onttrekkingen boven m³/jaar, voor openbare drinkwatervoorziening en bodemenergiesystemen is de provincie het bevoegd gezag. Voor de overige onttrekkingen, waaronder bouwputbemalingen, worden vergunningen verleend door het bestuur van het waterschap. De regelgeving is per waterschap vastgelegd in de Keur. Voor beperkte inrichtingen zijn voor verschillende categorieën algemene regels opgesteld. Indien de inrichting binnen deze algemene regels valt, hoeft geen vergunning te worden aangevraagd. In dat geval dient de inrichting bij het waterschap te worden gemeld. In het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht zijn grondwaterontrekkingen in het algemeen niet vergunningsplichtig (Keurbesluit Vrijstellingen, geldig vanaf 1 augustus 2013) indien - Het debiet kleiner is dan 10 m³/u; - De onttrekkingshoeveelheid kleiner is dan m³/maand (= gemiddeld 5 m³/u); - De grondwaterstand als gevolg van de onttrekking niet verder wordt verlaagd dan tot aan de oppervlaktewaterstand in het gebied waarin de onttrekking plaats vindt, met uitzondering van de hogere gronden Tevens geldt dat bemalingen uitsluitend ten behoeve van bronbemaling, grondwatersanering of bodemsanering ook niet vergunningsplichtig zijn, indien - Het debiet kleiner is dan 50 m³/u; - De onttrekkingshoeveelheid kleiner is dan m³/maand (= gemiddeld 20 m³/u); - De onttrekking niet langer duurt dan 6 maanden. Bij waterkeringen is de onttrekking altijd vergunningsplichtig, indien - De onttrekking plaats vindt in de kernzone en/of binnenbeschermingszones van waterkerende dijklichamen en waterkerende constructies. - Indien de onttrekking in de buitenbeschermingszone van dijklichamen en waterkerende constructies plaatsvindt en de grondwaterspiegel verder dan tot 2 m onder het maaiveld wordt verlaagd. MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

22 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht De locatie ligt binnen een binnenbeschermingszone. De onttrekking is dus vergunningsplichtig. De behandelingstermijn na indienen van een onderbouwde aanvraag bedraagt 8 of 26 weken, afhankelijk van de door het waterschap te volgen procedure. Provinciale heffingen Op grondwateronttrekkingen zijn 'provinciale heffingen' van toepassing. In het algemeen is sprake van een heffingsvrije voet. Ook bij projecten die onder een melding vallen, kunnen provinciale heffingen van toepassing zijn. Voor de aanvraag van een vergunning zijn meestal apart legeskosten verschuldigd. De grondwaterheffing blijft een verantwoordelijkheid van de provincie. Ook in de Waterwet is deze bevoegdheid exclusief voor de provincie. 9.3 Lozen van bronneringswater Waterkwantiteit De afvoercapaciteit van het open water en van het riool is gelimiteerd. Met name het debiet dat op het riool mag worden geloosd, is in veel gevallen beperkt. Het debiet dat op het open water mag worden geloosd is onder andere afhankelijk van de grootte van het open water, de afvoermogelijkheden en de functie van het oppervlaktewater. In de meeste gevallen mag op het open water een duidelijk groter debiet worden geloosd dan op het riool. In veel gevallen gaat de voorkeur van het bevoegd gezag uit naar het lozen van het bronneringswater op het open water boven het lozen op het riool. Er moet wel rekening mee worden gehouden dat in de (directe) omgeving van het project een geschikte locatie aanwezig moet zijn voor het lozen op het open water. Waterkwaliteit Zowel bij een lozing op het open water als bij een lozing op het riool wordt naast het debiet ook de kwaliteit van het bronneringswater beoordeeld. Als de kwaliteit van het bronneringswater niet direct aan de lozingseisen voldoet, dient in veel gevallen een waterzuivering te worden geplaatst. Geadviseerd wordt om vooraf een monster van het grondwater te nemen en te analyseren op het standaard pakket voor water en op de lozingsparameters om een indicatie van de waterkwaliteit van het te lozen water te verkrijgen. Vervolgens kunnen de analyseresultaten ter beoordeling aan de waterkwaliteitsbeheerder worden voorgelegd. Regelgeving ten aanzien van de lozing De voorgenomen bronbemaling wordt niet gezien als een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer. Derhalve valt de bij de bronbemaling behorende lozing onder het Besluit Lozen buiten inrichtingen. Dit besluit is per 1 juli 2011 in werking getreden. Dit besluit geldt voor zowel voor lozing op riolering als voor lozing op oppervlaktewater. Bevoegd gezag voor lozing op oppervlaktewater is het waterschap. Voor lozing op de riolering zijn zowel de gemeente (kwantiteit) als het waterschap (kwaliteit) bevoegd gezag. De proceduretijd voor het verkrijgen van toestemming om het bronneringswater te mogen lozen bedraagt volgens het Besluit Lozen Buiten Inrichtingen 4 weken. Kosten lozen bronneringswater Aan het lozen van bronneringswater zijn in het algemeen kosten verbonden. MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

23 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN Ten behoeve van de aanleg van een kelder is een bemaling noodzakelijk. De bouwput wordt ten dele begrensd door een damwand. Aan de zijde zonder damwand wordt een filterbemaling in de topzandlaag geadviseerd. Naast een freatische bemaling is voor het diepste deel tevens een beperkte spanningsbemaling noodzakelijk. Bij uitvallen van de bemaling bestaat risico dat piping optreedt. Vanwege het belang van de bemaling dient de bemaling te worden voorzien van een alarmering en een reservestroomvoorziening. Verwacht wordt dat het totale debiet lager zal zijn dan 15 m³/u en de bemalingsduur korter dan 6 maanden. De locatie ligt binnen een binnenbeschermingszone. De onttrekking is dus vergunningsplichtig. De behandelingstermijn na indienen van een onderbouwde aanvraag bedraagt 8 of 26 weken, afhankelijk van de door het waterschap te volgen procedure. Door de bemaling kunnen beperkte zettingen nabij de bouwput optreden. Bij de kering zijn de zettingen zeer beperkt. Verdere negatieve gevolgen worden niet verwacht. ir. H.W. Thijssen ( ) Rhoon, 8 juli 2016 Mos Grondmechanica B.V. Contr. d.o./m.j. MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

24 Opdracht Plaats Amsterdam Project Westlandgracht Bijlage A Grondonderzoek MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon URL

25 Sondering 1 Opdracht Plaats Datum Project Amsterdam Westlandgracht Conus nummer S15-CFIIP.1126 Soort conus Elektrisch Opp. conuspunt 1500 mm 2 NEN-EN-ISO Klasse 3, type TE1 Sondeerunit 66 Blad 1 van 2 0 Conusweerstand q c [MPa] α [ ] 10 Wrijvingsgetal R f [%] MV = NAP m NAP Hoogte z [m] t.o.v. NAP Plaatselijke wrijving f s [MPa] Coördinaten RD-stelsel X = Y = MRSV v4.00 (c) 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel

26 -35 Sondering 1 Opdracht Plaats Datum Project Amsterdam Westlandgracht m Laatste waarneming Conusweerstand q c [MPa] Conus nummer S15-CFIIP.1126 Soort conus Elektrisch Opp. conuspunt 1500 mm 2 30 α [ ] NEN-EN-ISO Klasse 3, type TE1 Sondeerunit 66 Blad 2 van 2 10 Wrijvingsgetal R f [%] Hoogte z [m] t.o.v. NAP Coördinaten Plaatselijke wrijving f s [MPa] 0.00 RD-stelsel X = Y = MRSV v4.00 (c) 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel

27 Sondering 2 Opdracht Plaats Datum Project Amsterdam Westlandgracht Conus nummer S15-CFIIP.1126 Soort conus Elektrisch Opp. conuspunt 1500 mm 2 NEN-EN-ISO Klasse 3, type TE1 Sondeerunit 66 Blad 1 van 2 0 Conusweerstand q c [MPa] α [ ] 10 Wrijvingsgetal R f [%] MV = NAP m NAP Hoogte z [m] t.o.v. NAP Plaatselijke wrijving f s [MPa] Coördinaten RD-stelsel X = Y = MRSV v4.00 (c) 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel

28 -35 Sondering 2 Opdracht Plaats Datum Project Amsterdam Westlandgracht m Laatste waarneming Conusweerstand q c [MPa] Conus nummer S15-CFIIP.1126 Soort conus Elektrisch Opp. conuspunt 1500 mm 2 30 α [ ] NEN-EN-ISO Klasse 3, type TE1 Sondeerunit 66 Blad 2 van 2 10 Wrijvingsgetal R f [%] Hoogte z [m] t.o.v. NAP Coördinaten Plaatselijke wrijving f s [MPa] 0.00 RD-stelsel X = Y = MRSV v4.00 (c) 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel

29 Sondering 3 Opdracht Plaats Datum Project Amsterdam Westlandgracht Conus nummer S15-CFIIP.1126 Soort conus Elektrisch Opp. conuspunt 1500 mm 2 NEN-EN-ISO Klasse 3, type TE1 Sondeerunit 66 Blad 1 van 2 0 Conusweerstand q c [MPa] α [ ] 10 Wrijvingsgetal R f [%] MV = NAP m NAP Hoogte z [m] t.o.v. NAP Plaatselijke wrijving f s [MPa] Coördinaten RD-stelsel X = Y = MRSV v4.00 (c) 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel

30 Sondering 3 Opdracht Plaats Datum Project Amsterdam Westlandgracht m Laatste waarneming Conusweerstand q c [MPa] Conus nummer S15-CFIIP.1126 Soort conus Elektrisch Opp. conuspunt 1500 mm 2 30 α [ ] NEN-EN-ISO Klasse 3, type TE1 Sondeerunit 66 Blad 2 van 2 10 Wrijvingsgetal R f [%] Hoogte z [m] t.o.v. NAP Coördinaten Plaatselijke wrijving f s [MPa] 0.00 RD-stelsel X = Y = MRSV v4.00 (c) 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel

31 Sondering 4 Opdracht Plaats Datum Project Amsterdam Westlandgracht Conus nummer S15-CFIIP.1126 Soort conus Elektrisch Opp. conuspunt 1500 mm 2 NEN-EN-ISO Klasse 3, type TE1 Sondeerunit 66 Blad 1 van 2 0 Conusweerstand q c [MPa] α [ ] 10 Wrijvingsgetal R f [%] NAP MV = NAP m Hoogte z [m] t.o.v. NAP Plaatselijke wrijving f s [MPa] Coördinaten RD-stelsel X = Y = MRSV v4.00 (c) 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel

32 Sondering 4 Opdracht Plaats Datum Project Amsterdam Westlandgracht m Laatste waarneming Conusweerstand q c [MPa] Conus nummer S15-CFIIP.1126 Soort conus Elektrisch Opp. conuspunt 1500 mm α [ ] NEN-EN-ISO Klasse 3, type TE1 Sondeerunit 66 Blad 2 van 2 10 Wrijvingsgetal R f [%] Hoogte z [m] t.o.v. NAP Coördinaten Plaatselijke wrijving f s [MPa] 0.00 RD-stelsel X = Y = MRSV v4.00 (c) 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel

33 Sondering 5 Opdracht Plaats Datum Project Amsterdam Westlandgracht Conus nummer S15-CFIIP.1126 Soort conus Elektrisch Opp. conuspunt 1500 mm 2 NEN-EN-ISO Klasse 3, type TE1 Sondeerunit 66 Blad 1 van 2 0 Conusweerstand q c [MPa] α [ ] 10 Wrijvingsgetal R f [%] NAP MV = NAP m Hoogte z [m] t.o.v. NAP Plaatselijke wrijving f s [MPa] Coördinaten RD-stelsel X = Y = MRSV v4.00 (c) 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel

34 -35 Sondering 5 Opdracht Plaats Datum Project Amsterdam Westlandgracht m Laatste waarneming Conusweerstand q c [MPa] Conus nummer S15-CFIIP.1126 Soort conus Elektrisch Opp. conuspunt 1500 mm 2 30 α [ ] NEN-EN-ISO Klasse 3, type TE1 Sondeerunit 66 Blad 2 van 2 10 Wrijvingsgetal R f [%] Hoogte z [m] t.o.v. NAP Coördinaten Plaatselijke wrijving f s [MPa] 0.00 RD-stelsel X = Y = MRSV v4.00 (c) 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel

35 Sondering 6 Opdracht Plaats Datum Project Amsterdam Westlandgracht Conus nummer S15-CFIIP.1126 Soort conus Elektrisch Opp. conuspunt 1500 mm 2 NEN-EN-ISO Klasse 3, type TE1 Sondeerunit 66 Blad 1 van 2 0 Conusweerstand q c [MPa] α [ ] 10 Wrijvingsgetal R f [%] NAP MV = NAP m Hoogte z [m] t.o.v. NAP Plaatselijke wrijving f s [MPa] Coördinaten RD-stelsel X = Y = MRSV v4.00 (c) 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel

36 -35 Sondering 6 Opdracht Plaats Datum Project Amsterdam Westlandgracht m Laatste waarneming Conusweerstand q c [MPa] Conus nummer S15-CFIIP.1126 Soort conus Elektrisch Opp. conuspunt 1500 mm 2 30 α [ ] NEN-EN-ISO Klasse 3, type TE1 Sondeerunit 66 Blad 2 van 2 10 Wrijvingsgetal R f [%] Hoogte z [m] t.o.v. NAP Coördinaten Plaatselijke wrijving f s [MPa] 0.00 RD-stelsel X = Y = MRSV v4.00 (c) 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel

37 Sondering 7 Opdracht Plaats Datum Project Amsterdam Westlandgracht Conus nummer S15-CFIIP.1126 Soort conus Elektrisch Opp. conuspunt 1500 mm 2 NEN-EN-ISO Klasse 3, type TE1 Sondeerunit 66 Blad 1 van 2 0 Conusweerstand q c [MPa] α [ ] 10 Wrijvingsgetal R f [%] NAP MV = NAP m Hoogte z [m] t.o.v. NAP Plaatselijke wrijving f s [MPa] Coördinaten RD-stelsel X = Y = MRSV v4.00 (c) 2016 MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel