UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar Aanpakken van een uiergezondheidsprobleem in de praktijk - focus op robotmelken door Mieke HUYCK Promotor: Dr. S. Piepers Copromotor: Prof. Dr. S. De Vliegher onderzoek in het kader van de Masterproef

2

3 Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan geven tot inbreuken op de rechten van derden.universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid voor enig gebruik dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig vertrouwen dat wordt gesteld in een advies of informatie vervat in de masterproef.

4 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar Aanpakken van een uiergezondheidsprobleem in de praktijk - focus op robotmelken door Mieke HUYCK Promotor: Dr. S. Piepers Copromotor: Prof. Dr. S. De Vliegher onderzoek in het kader van de Masterproef

5 Voorwoord Dit voorwoord wil ik gebruiken om als aller eerste mijn ouders te bedanken, zij maakten het mogelijk deze studie aan te vangen en zonder veel hindernissen te eindigen. Ze hebben mij onvoorwaardelijk gesteund in elke keuze die ik gemaakt heb. Daarbij wil ik nog een extra woordje van dank richten aan mijn moeke die mijn geholpen heeft om dit werk tot een goed einde te brengen. Uiteraard dank ik ook mij promotor, Dr. Sofie Piepers, bij haar kon ik terecht voor vragen en opmerkingen. Zij was steeds bereid om mijn werk regelmatig bij te sturen en te corrigeren. Graag bedank ik ook mijn medepromotor, Prof. Dr. Sarne De Vliegher, voor het doornemen van mijn werk. Tot slot wil ik ook mijn jaargenoten bedanken voor de geweldige studententijd waar ze mee deel vanuit maakten. De droom om veearts te worden had ik reeds als klein meisje, nu wordt hij werkelijkheid. Hopelijk is het einde van deze mooie opleiding het begin van een nog mooiere toekomst! The future belongs to those who believe in the beauty of their dreams - Eleanor Roosevelt -

6 Inhoudsopgave Samenvatting...1 Introductie Literatuurstudie Mastitis De verschillende factoren De kiem De koe Management Uiergezondheid en robotmelken Casus Anamnese Gegevens van het bedrijf en vaststellingen Celgetal analyse Koeverkeer Huisvesting en hygiëne Melkrobot Conclusie Adviezen Celgetal Koeverkeer Huisvesting en hygiëne Melkrobot Gezondheidsstatus Opvolging Conclusie Referenties Bijlagen...60

7 Samenvatting Mastitis is een probleem dat zich voordoet op elk melkveebedrijf, maar behoorlijk wat bedrijven kampen met een te hoge incidentie van subklinische mastitis. Dit zorgt voor enorme economische verliezen. De grootte van mastitisproblemen hangt vaak af van de veehouder. Mastitis is een multifactoriële ziekte die op verschillende vlakken kan benaderd en aangepakt worden. De combinatie van koe afhankelijke factoren en omgevingsgebonden factoren samen met de aanpak van de veehouder zijn essentieel in het ontstaan van uiergezondheidsproblemen. Het soort kiem dat mastitis veroorzaakt is één van de bepalende factoren. Elke kiem heeft zijn eigen typische kenmerken qua virulentie en pathogeniciteit. Kiemen zijn de verklikkers. Ze vertellen ons of de oorzaak van de uiergezondheidsproblemen bij omgevingsgebonden of koegebonden kiemen ligt. Bepalen welke kiem(en) aan de basis liggen van het mastitisprobleem is dan ook de eerste stap in naar goede aanpak. Niet enkel de kiem is essentieel bij mastitis ook de koe zelf speelt een belangrijke rol. Elke koe heeft een verschillende immuniteit ten opzichte van mastitis maar ook de anatomische kenmerken kunnen sterk verschillen. De erfelijkheid van deze factoren is echter beperkt. Tot slot zijn de omgeving en het management cruciaal in de ontwikkeling van mastitisproblemen maar zeker en vast ook in het oplossen van het probleem. De juiste veranderingen in de omgeving en het management van de dieren zijn fundamenteel om een bedrijf met uiergezondheidsproblemen terug op de goede weg te brengen. Een bedrijf met een celgetal probleem en dat gebruik maakt van een melkrobot is de basis voor de casus in deze masterproef. De bespreking en de opvolging van dit bedrijf met uiergezondheidsproblemen geeft gestructureerd weer hoe dergelijke situaties in de praktijk kunnen worden aangepakt. Keywords: Kiem Koe Management - Mastitis Robotmelken

8 Introductie De belangrijkste bedrijfsgebonden ziekte op melkveebedrijven is mastitis. Ondanks de vele belangstelling hier omtrent kampt nog een behoorlijk aantal van de melkveebedrijven met uiergezondheidsproblemen. Zowel klinische als subklinische mastitisproblemen kunnen aan de basis liggen van een te hoog tankmelkcelgetal (Barkema, 1999). Daarenboven is mastitis een van de duurste ziekten bij het rund. Mastitis veroorzaakt enorme economische verliezen door een daling van de melkproductie, een slechte melkkwaliteit, behandelingskosten en opruimen van chronisch geïnfecteerde dieren (Bradley, 2002; De Vliegher et al., 2003; Van Loo et al., 2007). Sinds de jaren zestig is men bezig met het opstellen en toepassen van mastitispreventie- en controleprogramma s (Piepers et al., 2010). Deze multifactoriële aandoening kan enkel onder controle gehouden worden door een goede samen hang van koe-, kiem- en managementfactoren. De juiste maatregelen treffen op een bedrijf kan veel onheil voorkomen (Van Loo et al., 2007). Daarenboven vergt elk bedrijf een specifieke aanpak (Huijps et al, 2008). De laatste jaren neemt het gebruik van automatische melksystemen (de melkrobot) toe in de melkveehouderij. Wanneer er gebruik gemaakt wordt van een melkrobot is de tussenkomst van de veehouder tijdens het melken minimaal waardoor de arbeidslast vermindert. Echter,robotmelken is niet eenvoudiger dan conventioneel melken; de werklast verplaatst zich naar andere gebieden en ook de aanpak op het gebied van uiergezondheid verloopt niet op dezelfde manier (Hovinen en Pyörälä, 2011). Het eerste deel van deze masterproef bestaat uit een literatuurstudie over mastitis met een onderdeel gericht op de voor en de nadelen van robotmelken. In het tweede deel wordt een bedrijf besproken die sinds enkele maanden overgeschakeld is naar robotmelken en waar zich een probleem voordoet van een te hoog celgetal in de tankmelk. 2

9 1 Literatuurstudie 1.1 Mastitis Mastitis ( mast = borst; ifis = inflammatie ) ofwel uierontsteking, is een inflammatoire respons dat ontstaat in de uier als reactie op binnengedrongen pathogenen (Bradley,2002; Zadoks, 2002; Viguier et al., 2009; Blowey en Edmondson, 2010). Deze uierpathogenen kunnen zowel bacteriën, virussen, schimmels als gisten zijn (Viguier et al., 2009). De overgrote meerderheid van de uierontstekingen wordt echter veroorzaakt door bacteriën. Ze worden onderverdeeld in 2 groepen, de major en minor pathogenen. De major pathogenen zijn agressiever en veroorzaken meer schade aan de uier. Staphylococcus aureus, Streptococcus uberis, Streptococcus dysgalactiae en de coliformen vallen binnen deze groep van major pathogenen. Corynebacterium spp. en coagulase-negatieve stafylokokken behoren tot de 2 e groep namelijk de minor pathogenen. Deze laatste veroorzaken meestal een mildere uierontsteking (Reyher et al., 2012). Uierontsteking is een multifactoriële ziekte en ontstaat door het samenspel van 3 verschillende factoren namelijk de koe, de kiem en de omgeving/management (zie verder). Mastitis kan opgedeeld worden in een klinische, een subklinische en een chronische vorm (Viguer et al., 2009). Wanneer mastitis gepaard gaat met zichtbare veranderingen in de melk, roodheid, zwelling en warm aanvoelen van het aangetaste kwartier wordt dit omschreven als een klinische mastitis. Hierbij kan de koe naast lokale symptomen ook algemeen ziek zijn vaak met hoge koorts, anorexie en soms zelfs sterfte (Leigh, 1999; Bradley, 2002; Blowey en Edmondson, 2010) tot gevolg. Streptococcus uberis, Escherichia coli, Staphylococcus aureus, Streptococcus dysgalactiae en Streptococcus agalactiae zijn de 5 meest voorkomende verwekkers van klinische mastitis (Leigh, 1999). Mycoplasma Candida Klebsiella ssp Echerischia coli Streptococcus agalactiae Streptococcus dysgalactiae Streptococcus uberis andere Stafylokokken spp Staphylococcus aureus 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% Procentuele verdeling van de voornaamste uierpathogenen geïsoleerd uit klinische melkmonsters Figuur 1: Procentuele verdeling van de voornaamste uierpathogenen geïsoleerd uit klinische melkmonsters (Bron: jaarverslag MCC 2011). 3

10 Candida Klebsiella ssp Echerischia coli Corynebacterium bovis Streptococcus dysgalactiae Streptococcus uberis CNS Staphylococcus aureus 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% Figuur 2: Procentuele verdeling van de voornaamste uierpathogenen geïsoleerd uit subklinische melkmonsters (Bron: Jaarverslag M-team, 2011). Ten opzichte van een klinische mastitis zijn er bij een subklinische mastitis geen zichtbare veranderingen van de melk of uier ( Sears en McCarthy, 2003). Bij een subklinische mastitis is er een beperkt productieverlies en een stijging van het celgetal. Wanneer het celgetal hoger dan cellen per milliliter is bij volwassen koeien wordt het aanzien al een subklinische mastitis, bij vaarzen ligt de grens op cellen per milliliter (Laevens et al., 1997; Ruegg, 2003). Wanneer de koe niet volledig geneest van een klinische of een subklinische mastitis ontstaat er een chronische mastitis. Er is een constant verhoogd celgetal. Er ontstaat een soort van evenwicht tussen de afweer van en koe en de bacteriële groei. Af en toe nemen de bacteriën de overhand en is er een klinische opflakkering (Viguer et al., 2009). Mastitis is een van de meest voorkomende ziekten op melkveebedrijven. Het heeft behoorlijke economische gevolgen door het verlies van melk, daling van de melkproductie en hoge behandelingskosten. Een eenvoudig besluit: mastitis kost tijd en geld (Bradley,2002; Viguier et al.,2009). Gemiddeld kost een geval van klinische mastitis 210 dit kan variëren tussen de 164 en de 235. Het totale verlies per koe per jaar ten gevolge van mastitis valt tussen de 65 en de 182 (Huijps, 2009). Een goed management is dan ook een belangrijke basis om mastitis onder controle te houden (Halasa et al., 2007). 4

11 Zomer wrang Klinische mastitis Subklinische mastitis Mastitis preventie Klinische mastitis Klinische mastitis Mastitis en preventie Klinische mastitis Hillerton et al., 1992 Kossaibati et al., 1997 McInerney et al., 1990 Fourichon et al., 2001 Kaneene en Hurd, 1990 Miller en Dorn, 1990 Miller et al., 1993 Sischo et al., 1990 Tabel 1 : Kosten geassocieerd met klinische en subklinische mastitis mastitis (Bron: Halsala et al., 2007) Analyse niveau Per geval Per geval Per Per koe Per koe Per koe Per koe Per koe geval Totale kosten Onderdelen: Melkproductie verlies Arbeid Behandeling Opruimen Sterfte 1 Dierenarts 6 2 Melkkwaliteit 14 Materiaal en investeringen 8 4 5

12 1.2 De verschillende factoren De kiem Uierpathogenen kunnen zoals reeds vermeld opgedeeld worden op basis van hun pathogeniciteit (major versus minor pathogenen). Ze kunnen daarnaast ook opgedeeld worden in functie van de plaats waar de kiem het makkeli jkst overleeft, groeit en vermenigvuldigt. Dit kan op de koe zelf zijn of in de omgeving. De koegebonden kiemen zoals Staphylococcus aureus, Streptococcus agalactiae, behoren tot de normale huidflora van de koe, ze kunnen er groeien en vermenigvuldigen. De overdracht van deze koegebonden kiemen gebeurt voornamelijk tijdens het melken via de melkmachine, de handen van de melker of via gemeenschappelijke doeken die worden gebruikt om de spenen voor te behandelen. Koegebonden bacteriën worden dan ook vaak als besmettelijke bacteriën omschreven (Fox en Gay, 1993; Hogan et al., 1999). De tweede groep zijn de omgevingsgebonden mastitiskiemen waartoe o.a. Streptococcus uberis, de coliformen en Pasteurella behoren. Deze kiemen groeien en vermenigvuldigen in de omgeving. Hygiëne van de stal en voornamelijk van de ligboxen spelen dan ook een belangrijke rol in het ontstaan van nieuwe infecties met omgevingsgebonden bacteriën (Bradley, 2002). Echter, deze opdeling is niet zo strikt. Bepaalde stammen van een koegebonden bacterie kunnen zich bijvoorbeeld eerder als een omgevingsgebonden bacterie gedragen. Anderzijds kunnen bepaalde stammen van een omgevingsgebonden kiem zich eerder als een koegebonden kiem gedragen. Een goed voorbeeld hiervan is S. aureus. Deze bacterie heeft voornamelijk een koegebonden karakter maar kan soms ook overleven maar niet vermenigvuldigen in de omgeving (Zadoks, 2002). Tabel 2 : Opdeling mastitis verwekkers (persoonlijk werk). Koe/uiergebonden Streptococcus agalactiae Staphylococcus aureus Streptococcus dysgalactiae Mycoplasma Coagulase-negatieve stafylokokken Omgevingsgebonden Escherichia coli Klebsiella Enterobacter Streptococcus uberis Pasteurella coliformen 6

13 Figuur 3 : Schematische weergave van omgevingsgebonden en koegebonden mastitis pathogenen (Bron: Zadoks, 2002). Streptococcus agalactiae Streptococcus agalactiae is een van de belangrijkste oorzaken van subklinische mastitis. Vaak evolueert de uierontsteking tot een chronische mastitis met regelmatig opflakkeringen van klinische mastitis(de Vliegher et al., 2003). De kiem zorgt voor behoorlijk wat economische verliezen door stijging van het celgetal en een daling van melkproductie en melkkwaliteit (Keefe, 1997). Het is een obligaat intramammaire kiem en heeft dus het melkklierweefsel nodig om te overleven (Keefe, 1997; De Vliegher et al., 2003). Uitzonderlijk is S. agalactiae ook terug te vinden op uier- en buikhuid zelfs ter hoogte van het tepelkanaal of de tepelhuid wanneer deze beschadigd is (De Vliegher et al., 2003; Blowey en Edmondson, 2010). Blowey en Edmondson, (2010) beschrijven ook dat er een enkele keer S. agalactiae kiemen terug gevonden waren op de ruwe handen van de melker. Deze Gram-positieve kiem wordt overgedragen van koe naar koe tijdens het melken. Slechte hygiëne tijdens het melken en onvoldoende reiniging van de tepelvoeringen zijn vaak de oorzaak van problemen met S. agalactiae (De Vliegher et al., 2003; Blowey en Edmondson, 2010). S. agalactiae is een gemakkelijk onder controle te krijgen kiem die dan ook niet veel meer voorkomt in de moderne melkveehouderij dankzij de vele hygiënische maatregelen tijdens het melken in combinatie met de gevoeligheid van S. agalactiae aan penicilline en de goede behandelingsresultaten in vergelijking met bijv. infecties veroorzaakt door S. aureus (De Vliegher et al., 2003). Staphylococcus aureus Staphylococcus aureus is een Gram-positieve kiem en behoort tot de coagulase-positieve stafylokokken. Het is een oorzaak van voornamelijk subklinische uierontsteking en is vaak een bedrijfsprobleem (Barkema et al., 2006). Staphylococcus aureus is een koegebonden kiem die in beperkte mate ook in de omgeving kan overleven. Deze kiem wordt net als Streptococcus agalactiae overgedragen van koe naar koe tijdens het melken via de tepelvoeringen, uierdoeken, de handen van de melker, (Blowey en Edmonson, 2010) Een recente en primaire infectie bij een jonge koe met een gezonde uier heeft een behoorlijke kans op genezing bij een goede behandeling. Bij oudere koeien met een versleten uier heeft behandelingen vaak geen zin meer (Barkema et al., 2006). 7

14 Sommige stammen van Staphylococcus aureus verbergen zich in macrofagen, epitheliale cellen, waardoor ze niet bereikbaar zijn voor de meeste antibiotica (Almeida et al., 1996). Hierdoor wordt bacteriologisch onderzoek bemoeilijkt. Wanneer de bacteriën zich intracellulair bevinden leidt bacteriologisch onderzoek vaak tot een negatief resultaat (Blowey en Edmondson, 2010). Vaak heeft men hier te maken met chronisch geïnfecteerde koeien. Minder dan 10% heeft kans op genezing na behandeling (Barkema et al., 2006; Blowey en Edmondson, 2010). Streptococcus dysgalactiae Streptococcus dysgalactiae is eveneens een Gram-positieve kiem die zowel kan overleven in de omgeving als op de uier, en is dus geen strikte koe- of omgevingsgebonden kiem (Chair et al., 1999; Haskell, 2008; Blowey en Edmondson, 2010). Bij drijven waar regelmatig S. aureus als oorzaak van klinische mastitis wordt gezien, wordt vaak ook veel klinische S. dysgalactiae-mastitis en een hoger tankmelkcelgetal vastgesteld (Barkema, 1999). Toch wordt deze kiem meestal terug gevonden op de tepelhuid en dan voornamelijk wanneer deze beschadigd is. Wanneer deze kiem teruggevonden wordt in de tankmelk is dit een indicator voor veel schade aan de tepels en het slotgat (Blowey en Edmondson, 2010). Als preventie voor S. dysgalactiae mastitis ligt de nadruk op eerste lijn verdediging namelijk ter hoogte van het slotgat en het tepelkanaal. Een goede hygiëne in de afkalfstal en supplementatie van mineralen in de droogstand en aan vaarzen geeft een lagere incidentie van klinische S. dysgalactiaemastitis (Barkema, 1999). Coagulase-negatieve stafylokokken Coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) zijn Gram-positeve kokken zoals Staphylococcus intermedius, S.hyicus, (Chair et al., 1999; Blowey en Edmondson, 2010). Er zijn een vijftigtal CNS species en subspecies, maar de meest voorkomende kunnen beperkt worden tot een groep van ongeveer 12 (Supré et al., 2011). CNS vormen geen clot bij de coagulase-test vandaar de naam. Er zowel koegebonden soorten als omgevingsgebonden CNS, ze worden voornamelijk teruggevonden ter hoogte van de tepelhuid en het tepelkanaal (Blowey en Edmondson, 2010; Piessens et al., 2011). Deze veroorzaken meestal een milde klinische mastitis met een beperkte stijging van het celgetal (Piessens et al., 2011). Als er een verhoogd celgetal is in combinatie met zuiver bacteriologisch onderzoek is CNS de meest waarschijnlijke veroorzaker van mastitis. (Blowey en Edmondson, 2010). Een CNS-mastitis komt voornamelijk voor bij koeien in eerste lactatie en bij koeien rond de partus ziet men ook een hogere prevalentie (Chair et al., 1999). 8

15 Streptococcus uberis Het vaakst voorkomende Streptococcus species bij runderen is Streptococcus uberis, het is een Gram-positieve kiem die voornamelijk omgevingsgebonden is. Hij niet kan vermenigvuldigen op de koe. Toch is S. uberis een twijfelgeval daar hij wel vaak op de koe teruggevonden wordt, ondanks dit feit blijft het een omgevingsgebonden kiem daar hij niet kan groeien of vermeerderen op de speenhuid (Hogan et al., 1999; Zadoks et al., 2001). De meeste infecties met S. uberis veroorzaken een klinische mastitis en ontstaan vaak tijdens het opkomen van uier op het einde van de droogstand of bij koeien vroeg in lactatie (Hogan et al., 1999; Leigh, 1999). Dit kan leiden tot harde kwartieren, anorexie, koorts, verlaagde melkproductie en vetgehalte, dehydratatie, diarree, suf en zelfs sterfte is mogelijk (Wilson en Gonzalez, 2003). Mycoplasma Mycoplasma mastitis bij melkvee wordt meestal veroorzaakt door 2 species namelijk Mycoplasma bovis en Mycoplasma californicu. Wegens zijn zeer besmettelijk karakter kan Mycoplasma zich zeer snel verspreiden van koe naar koe tijdens het melken (Chair et al., 1999; Haskell, 2008; Blowey en Edmondson, 2010). Gelukkig komt Mycoplasma-mastitis niet zo vaak voor. Mycoplasma veroorzaakt meestal een klinische mastitis met volgende symptomen: een gezwollen, oedemateus kwartier, sterk verminderde melkproductie en een zanderig, waterachtig secreet in plaats van melk. (Blowey en Edmondson, 2010). Genezen van een Mycoplasma-mastitis lukt meestal niet daar behandeling vaak weinig effect heeft (Maunsell et al., 2011). Vaak is het de beste oplossing om de koeien op te ruimen omdat behandelen geen zin heeft en mycoplasmen zich snel van de ene koe naar de andere kunnen verspreiden (Haskell, 2008; Blowey en Edmondson, 2010). Mycoplasma richt permanente schade aan, de aangetaste alveoli worden vervangen door fibreus weefsel, soms worden er multiple abcessen teruggevonden waarin M. bovis kan aangetoond worden (Haskell, 2008). Samen met Mycoplasma-mastitis ziet men vaak ook artritis bij kalveren voornamelijk van het kogelgewricht (Haskell, 2008; Blowey en Edmondson, 2010; De Kruif en Opsomer, 2012). Escherichia coli E. coli een is Gram-negatieve kiem en is een van de meest voorkomende omgevingsgebonden mastitispathogenen (Smith en Hogan, 1993). De kiem wordt in grote hoeveelheden uitgescheiden in feces. Wanneer de hygiëne op een bedrijf ondermaats is, stijgt het risico op mastitis ten gevolge van E. coli infecties (Hogan et al, 1999). Vaak wordt er echter gesuggereerd dat coliformen en dan voornamelijk E. coli de meest voorkomende oorzaak is van klinische mastitis op goede melkveebedrijven met een laag tankmelkcelgetal (< cellen/ml). Wanneer de tepels zeer vuil zijn is het zeer moeilijk deze goed te reinigen. Vaak blijft er dan E. coli op de spenen achter waardoor tijdens het melken E. coli in het tepelkanaal wordt gestuwd. Deze stuwing ontstaat meestal door een slechte afvoer van de melk uit de melkklauw. Ook na het melken is er nog veel kans op infecties met E. coli vooral wanneer de koeien onmiddellijk na het melken gaan liggen en de slotgaten nog niet opnieuw gesloten zijn (Döpfer et al., 1999; Blowey en Edmondson, 2010) doch ontstaat het merendeel 9

16 van de infecties met E.coli tijdens de droogstand (Bradley en Green, 2001). De mastitis veroorzaakt door E. coli zal meestal subklinisch zijn en een geneest bijna in 80 tot 90 % van de gevallen zelf (Döpfer et al., 1999; Blowey en Edmondson, 2010). Bij een subklinische E. coli mastitis is er enkel een verhoging van het celgetal en eventueel enkele vlokken in de eerste melkstralen (Burvenich et al., 2003; Blowey en Edmondson, 2010). Bij een klinische E. coli mastitis is er een harde, warme zwelling van het aangetaste kwartier. Uit dit kwartier komt een waterig secreet (Van Loo et al., 2007). Deze ontstekingreactie wordt in gang gezet door de lipopolysacchariden van de bacteriën (Döpfer et al., 2001). Slechts bij enkele gevallen kan shock optreden met dodelijke afloop na enkele uren (Burvenich et al., 2003; Blowey en Edmondson, 2010). Chronische besmettingen met E. coli komen zelden voor daar E. coli zich niet kan vasthechten aan het endotheel van de tepel en de uiercisternen dit in tegenstelling tot S. aureus en Strep. agalactiae (Blowey en Edmondson, 2010). De E. coli die men tot dus ver heeft kunnen terugvinden is waarschijnlijk wel invasief maar het mechanisme heeft men nog niet kunnen aantonen in vivo (Döpfer et al., 2000; Döpfer et al., 2001). Klebsiella Klebsiella is een Gram-negatieve kiem die behoort tot de groep van de coliformen (Hogan et al., 1999). De meest voorkomende Klebsiella soort is Klebsiella pneumoniae (Opsomer et al., 2001). Deze omgevingskiem heeft als belangrijkste oorsprong gecontamineerd zaagsel in de ligboxen. Stalhygiëne is dus een belangrijke factor in het voorkomen van Klebsielle-mastitis (Hogan et al., 1999; Munoz et al., 2008). Klebsiella-mastitis gaat vaak gepaard met een hoge infectiedruk. Meestal is er sprake van een uitbraak daar het niet bij één mastitis geval blijft maar meerdere tegelijkertijd (Munoz et al., 2008). De acute symptomen duren vaak een 4 tot 9 dagen en deze verdwijnen vaak zonder antibioticabehandeling (Van Loo et al., 2007). Vaak ontstaat er echter een chronische mastitis met hoge uitscheiding van kiemen ten gevolge van een Klebsiella infectie (Opsomer et al, 2001). Virussen Sommige virussen kunnen indirect de oorzaak zijn van mastitis. Bijvoorbeeld bovine virale diarree (BVD) heeft een immunosuppressief effect waardoor dit een onderliggende oorzaak van mastitis kan zijn. Door koepokken ontstaan er speenhuidletsels en van daaruit kunnen secundaire bacteriële infecties ontstaan. Virussen werden ook reeds aangetoond als oorzakelijk agens van mastitis. Bovine herpesvirus 1, bovine herpesvirus 4, mond en klauw zeer en parainfluenza 3 werden reeds geïsoleerd. Toch is de link tussen virussen en mastitis nog niet helemaal duidelijk (Wellenberg et al., 2002). 10

17 1.2.2 De koe De tepelhuid De tepelhuid is vier tot vijf keer dikker dan normale huid en heeft een gekeratiniseerde epidermis. Een intacte tepelhuid is belangrijk voor het voorkomen van bacteriële groei. Bacteriën kunnen gemakkelijk vermenigvuldigen wanneer de huid beschadigd is door kloven, wratten, Deze ontstaan makkelijke daar de tepelhuid geen zweet of talgklieren bevat waardoor de huid heel gemakkelijk uitdroogt (Blowey en Edmondson,2010). De connectie tussen epidermis en dermis is steviger bij normale huid. Er zijn diepe epidermale papillen tot in de dermis waardoor er geen beweging is tussen dermis en epidermis. Dit zorgt voor een betere weerstand tegen zuigen van een kalf of tijdens het melken (Blowey en Edmondson, 2010). Figuur 3: Histologie van de tepelhuid (Bron: Blowey en Edmondson, 2010). 11

18 Slotgat Het slotgat is de toegang tot het tepelkanaal en dus de intredepoort voor uierpathogenen (Blowey en Edmondson, 2010). Contractie van de tepelsfincter zorgt ervoor dat het slotgat zich van de omgeving kan afsluiten (Viguier, 2009). Koeien waarvan het slotgat niet goed afsluit hebben een verhoogd risico op mastitis (Sordillo et al., 1997). Lekken van melk tussen twee melkbeurten is een belangrijke risicofactor voor mastitis (Van De Geer et al., 1988). Schade aan het slotgat ontstaat door verschillende factoren: een te hoog vacuüm van de melkmachine, foute afstelling van de pulsator, niet passende tepelvoeringen, blindmelken, (Craven en Williams, 1985; Hulsen en Lam, 2009). Tijdens en na het melken staat het slotgat altijd open en is de kans op infectie groot. Daarom is het belangrijk dat koeien de eerste 20 à 30 minuten na het melken niet gaan neerliggen (Barkema, 1999). (Zie figuur) Figuur 4: Slotgat voor, tijdens en na het melken (Bron: Blowey en Edmondson, 2010). Tepelkanaal Het tepelkanaal wordt afgelijnd door een epitheel dat constant vernieuwd wordt Daarbij is er verhoorning van het epitheel wat zorgt voor een stevige barrière. Deze verhoorning is een keratinelaag dat de migratie van bacteriën verhindert (Sordillo et al., 1997). Het heeft een wasachtig aspect met afstotend effect waardoor er geen melkresten aanwezig blijven in het tepelkanaal. Wanneer er wel melkresten achterblijven bijvoorbeeld door beschadiging van het tepelkanaal is dit een ideale voedingsbodem voor bacteriële vermenigvuldiging en is er verhoogde kans op mastitis. De keratinelaag is dus een onderdeel van het defensiemechanisme tegen infectie, maar heeft slechts een beperkte efficiëntie (Viguier, 2009; Blowey en Edmondson, 2010) Aan de binnenzijde van het tepelkanaal bevindt zich een ring van lymfocyten, ook wel de Rosette van Furstenberg genoemd. Deze lymfocyten detecteren binnenkomende bacteriën en activeren dan een immuunrespons (Craven en Williams, 1985). 12

19 Figuur 5: Histologie van het tepelkanaal (Bron: Blowey en Edmondson, 2010). Cellulaire immuniteit Polymorfkernige neutrofielen en leukocyten nemen sterk in aantal toe bij een bacteriële infectie. Bij beschadiging van het uierweefsel ontstaat chemotaxis. Hierbij produceren de leukocyten chemoatractieve stoffen bijvoorbeeld cytokines zoals interleukine 1, TNF-α,. Hierbij worden circulerende polymorfkernige neutrofielen aangetrokken (Sordillo et al, 1997). Ook de permeabiliteit van de bloedvaten neemt toe waardoor er ook veel vocht zal uittreden en dit onder invloed van vrijgekomen polypeptiden. Dit uitgetreden vocht heeft een verdunnend effect op de toxines van de bacteriën. Het heeft dus met andere woorden een detoxificerende functie. De algemene ziektesymptomen zoals koorts, anorexie, ontstaan ook door het vrijkomen van deze polypeptiden (Viguier et al., 2009). Leukocyten kunnen de bacteriën ook fagocyteren. Hierbij raken de leukocyten soms zelf beschadigd. Door de schade komen er mediatoren vrij waardoor nieuwe leukocyten worden aangetrokken (Sordillo et al., 1997; Viguier et al., 2009; De Kruif, 2010) Humorale afweer De melk bevat verschillende factoren die een inhiberend effect hebben op de bacteriële groei. Eén van deze factoren is lactoferrine. Deze stof zorgt ervoor dat ijzer tijdens de droogstand uit de uier verwijderd wordt. Voor sommige bacteriën zoals E. coli is ijzer noodzakelijk voor de groei. Lactoferrine heeft dus een bacteriostatisch effect (Craven en Williams, 1985; Blowey en Edmondson, 2010). Met een bacteriostatisch effect wordt bedoeld dat die bacteriën worden afgeremd in hun groei, dit in tegenstelling tot een bactericied effect wat duidt op het afdoden van bacteriën. 13

20 Ook lactoperoxidase is een belangrijke factor. Het heeft een bacteriostatisch effect op Gram-positieve kiemen en een bactericied effect op Gram-negatieve bacteriën. Voor lactoperoxidase zijn thiocyaat (SCN) en waterstofperoxide (H2O2) noodzakelijke factoren om werkzaam te zijn. De voeding bepaald de concentratie aan SCN in de melk, H2O2 wordt geproduceerd door de bacteriën (Craven en Williams, 1985; Blowey en Edmondson, 2010). Factoren met een invloed op de afweer Via de fokkerij kan er op enkele kenmerken van de uier die geassocieerd zijn met mastitis geselecteerd worden. Vooral melksnelheid, celgetal, speenlengte zijn kenmerken die een invloed kunnen hebben op de incidentie van klinische mastitis. De erfelijkheidgraad van mastitisincidentie zelf is echter behoorlijk laag (de Haas et al., 2002; Pritchard et al., 2012). Hoewel er waarschijnlijk onvoldoende gegevens worden verzameld om hier de juiste conclusies te kunnen over maken (Pritchard et al., 2012). Basisbehoeften in de voeding en een juiste balans in vitaminen en sporenelementen zijn een belangrijke factor in de afweer van een koe en dus ook in de uiergezondheid. Bijvoorbeeld vitamine E en selenium supplementatie hebben een gunstig effect op de uiergezondheid (Smith et al, 1997; Sordillo et al., 1997). Wanneer de voederopname niet optimaal is tijdens bepaalde momenten van de lactatie is dit zeer bepalend voor de algemene gezondheid van de koe (Collard et al., 2000). De immuniteit van de koe werkt niet optimaal, waardoor de kans op allerlei gezondheidsproblemen en dus ook op mastitis verhoogd (Barkema et al., 1999; Collard et al., 2000; Passchyn, 2011). De ontstekingscellen die de mastitisverwekkers moeten afdoden hebben als brandstof glucose nodig. Wanneer koeien zich in een sterke negatieve energiebalans bevinden en/of leververvetting hebben is de glucosehuishouding niet helemaal correct. (Barkema et al., 1999; Passchyn, 2011). Er ontstaat een hyperketonemie. Deze overmaat aan ketonlichamen heeft een negatief effect op de uier defensiemechanismen en geeft dus een verhoogd risico op mastitis (Suriyasathaporn et al., 2000). Bij kreupelheid, downer cow syndroom of hypocalcemie liggen koeien vaker neer waardoor er een meer contact is met omgevingskiemen en zo een verhoogd risico is op mastitis (Van Loo et al., 2007). 14

21 1.2.3 Management Een belangrijke basis in het voorkomen van nieuwe mastitis infecties is een goed management. Mastitis is een multifactoriële ziekte en vergt dan ook een aanpak op verschillende vlakken van het management (Lam et al., 2011). Zoals verder besproken ontstaan de meeste nieuwe mastitis infectie tijdens het melken, in de omgeving na het melken en tijdens de droogstand. Neave et al., (1969) stelde het eerst plan van aanpak voor preventie en controle van mastitis op. Het vijfpuntenplan was gericht op de hygiëne en het management van het bedrijf Dit had vooral al doel verminderen van nieuwe mastitis infecties veroorzaakt door koegebonden bacteriën. Het vijfpuntenplan omvatte: 1. Behandelen van klinische mastitis 2. Opruimen van chronisch geïnfecteerde dieren 3. Na afname van het melkstel onmiddellijk dippen van de spenen 4. Goed onderhoud van de melkmachine in combinatie met de juiste melktechniek (droge voorbehandeling met 1 doek per koe en na het melken van een koe met mastitis het melkstel spoelen met heet water) 5. Gebruik van antibiotica bij het droogzetten Door het toepassen van dit vijfpuntenplan is er een relatieve verschuiving ontstaan van koegebonden kiemen naar omgevingsgebonden kiemen. Als reactie hierop is het vijfpuntenplan verder uitgewerkt tot een tienpuntenplan ook van de National Mastitis Council. Dit tienpuntenplan is gericht op de aanpak van mastitis veroorzaakt door koe- en omgevingsgebonden kiemen (Piepers et al., 2010; NMC, 2010; M-team website; 15

22 Basisprincipes voor het bekomen en behouden van een goede uiergezondheid zijn: Een kortere duur van Bestaande infecties. Het voorkomen van Nieuwe infecties. 1. Goede melktechniek N Voorbehandelen van de spenen met droge doeken Gebruik van telkens één of meerdere nieuwe doeken per koe Voorstralen Toepassen van de 60-seconden regel Handen regelmatig ontsmetten tijdens het melkproces en/of dragen van handschoenen Dippen of sprayen na afname van het melkstel Mastitis koeien als laatste melken of melkstel uitspoelen met heet water na het melken van een geïnfecteerde koe Koeien na het melken laten rechtstaan 2. Goede afstelling, controle en onderhoud van de melkmachine N Droge meting en natte meting laten uitvoeren Blindmelken voorkomen Tijdig vervangen van de tepelvoeringen 3. Comfort en hygiëne van de huisvesting N Zaagsel Optimale hygiëne en comfort van de koeien nastreven Propere en comfortabele afkalfstal 4. Juiste behandeling van klinische en subklinische mastitis N+B Bacteriologisch onderzoek Behandeling mastitis 5. Correct droogzetmanagement (N)+B Juiste droogzettherapie Scheren of branden van de uier Klauwverzorging bij het begin van de droogstand. Hygiënische huisvesting Goed rantsoen voorzien 6. Chronisch geïnfecteerde koeien opruimen N+B 7. Aandacht voor hygiëne huisvesting en voeding van vaarzen N 8. Goede algemene gezondheid van de koeien N+B 9. Fok vandaag voor de uiergezondheid van morgen N 10. Maandelijkse opvolging van de uiergezondheid op het bedrijf N+B 16

23 Tabel 3 : Significante factoren voor het bedrijfsmanagement voor mastitis (naar Barkema et al., 1998). Algemeen management Grootte van het bedrijf, aantal personen werkzaam, aantal dieren, ras, andere activiteiten op het bedrijf, Huisvesting tijdens lactatie en droogstand Type huisvesting en ventilatie, aantal ligboxen, plaatsing t.o.v. de windrichting, weidegang in de zomer, grootte van stal en ligboxen, beddingmateriaal Hygiëne Scheren van koeien en uiers, reinigen van de stal, ontsmetting procedures en frequentie, hygiëne van de melkstal, reinigen van ligboxen, verversen van bedding, hygiënescore van de koeien (uier, staart) Voeding tijdens lactatie en droogstand Supplementatie van mineralen bij vaarzen, lacterende en droogstaande koeien, analyse van het kuilvoeder, verdeling in productiegroepen, rantsoen samenstelling Droogstandmanagement Droogstandtherapie, controle op mastitis tijdens droogstand, lengte van de droogstand Management voor en tijdens afkalven Bedding in de afkalfbox, reiniging en desinfectie van de afkalfbox, melken in de afkalfbox, tijd tussen kalving en melken met melkmachine Jongvee management Huisvesting, melk met hoog celgetal of antibiotica residuen voederen aan kalfjes, hygiëne score van de kalfjes, Melktechniek Voorbehandeling, speendesinfectie voor en na melken, management van koeien met mastitis Melkmachine Ouderdom, droge meeting, vervangen van de tepelvoeringen, hoogt van de melkleiding, type van de tepelvoeringen, clusters en leidingen, dynamische meeting van de melkmachine Ziekten en preventie Behandelingsmethode van klinische mastitis, minimaal gebruik van antibiotica bij mastitis gevallen, droogzetmanagement, zomerwrang preventie 17

24 Ontstaan van nieuwe infecties tijdens het melken. Het ontstaan van nieuwe infecties tijdens het melken kan zowel met omgevingskiemen als koegebonden kiemen. Omgevingkiemen zijn een risico wanneer er geen goede hygiëne is in de omgeving van de koeien en een slechte reiniging van de spenen alvorens het melkstel wordt aangehangen. Zo kunnen de kiemen tijdens het melken via de melk in het openstaande slotgat terecht komen. Koegebonden kiemen worden hoofdzakelijk rechtstreeks van koe op koe overgedragen. Daarom is hygiëne tijdens het melken voornamelijk van belang tijdens het melken. Daarnaast is overdracht ook mogelijk door het uitliggen van melk op de ligplaatsen. Koegebonden kiemen Alles begint bij het voorbehandelen van de koeien. Dit gebeurt het best met een droge papieren doek en voor elke koe moet er telkens een nieuwe doek gebruikt worden. Koegebonden kiemen worden makkelijk via doeken of handen van koe naar koe overgedragen (Fox en Gay, 1993; Hogan et al., 1999). Na de reiniging van de spenen moet men ze ook voorstralen. Dit moet met propere en droge handen gebeuren of beter nog met handschoenen want op deze manier worden er gemakkelijk mastitiskiemen en dan voornamelijk S. aureus overgedragen van een geïnfecteerde koe naar een nog nietgeïnfecteerde koe. Door het voorstralen wordt de eerste melk uit het tepelkanaal en tepelholte verwijderd. Deze melk bevat vaak veel mastitiskiemen die zorgen voor een verhoogd risico op infecties. Men ziet bij het voorstralen de melk en zo kan men klinische mastitis ontdekken (Miltenburg et al., 1997). Koeien met mastitis worden best als laatste gemolken ter preventie van overdracht van koegebonden kiemen. Vaak is dit praktisch niet haalbaar voor de veehouder. De reden om deze koeien als laatste te melken is eenvoudig. Na het melken blijven er steeds melkresten aanwezig in de tepelvoeringen en de melkklauw. De mastitiskiemen aanwezig in deze melk kunnen overgedragen worden naar de volgende koeien. De melkstellen worden best niet met de tepelbekers naar beneden gehangen tussen 2 koeien door daar de melkresten uit de melkklauw dan teruglopen naar alle tepelbekers. Ook naar deze die niet besmet zijn. Een andere manier om overdracht van koegebonden kiemen zoveel mogelijk te beperken is om na het melken van een geïnfecteerde koe het melkstel te desinfecteren. Dit gebeurt het best minimum 5 seconden met water van 85 C. (Miltenbrug et al., 1997). De melkmachine speelt een belangrijke rol in de overdracht van mastitiskiemen en dan voornamelijk koegebonden kiemen zoals S.aureus en S. agalactiae. Onregelmatige vacuümvariaties moeten voorkomen worden. Dit ontstaat door plotse luchtinslagen in de tepelvoeringen (Miltenburg et al., 1997). Men kan enkele maatregels treffen om dit te voorkomen zoals het melkstel aansluiten met een afgesloten melkslang, zorgen dat het mooi in evenwicht hangt en het melkstel niet afnemen onder vacuüm. 18

25 Daarbij is het ook het belangrijk dat de tepelvoeringen regelmatig vervangen worden en geen slijtage vertonen. Er kan moeilijker gereinigd en ontsmet worden wegens kleine scheurtjes die ontstaan in het rubber bij slijtage. Deze scheurtjes zijn de ideale plaatse voor kiemen daar er vaak melkresten in achter blijven waardoor koegebonden kiemen kunnen langer overleven en makkelijker overgedragen worden van koe naar koe tijdens het melken (de Koning et al., 1997; Miltenburg et al., 1997). Bij een goede melktechniek behoort zeker ook het desinfecteren van de spenen na het melken. Bij het gebruik van een contactdip zullen kiemen die eventueel tijdens het melken werden overgedragen op de speenhuid worden afgedood alvorens ze kunnen groeien en vermeerderen (Erskine en Eberthart, 1991). Omgevingsgebonden kiemen De infectiedruk rond de spenen en het slotgat moet zo laag mogelijk zijn daar het slotgat de belangrijkste intredepoort is voor mastitis kiemen (Miltenburg et al.,1997). Er kan bij de voorbehandeling van de spenen tijdens het melken eventueel gebruik gemaakt worden van een voorschuimproduct. Dit heeft een ontsmettend effect ook hier is het belangrijk dat dit nadien met één doek per koe wordt afgedroogd (Galton et al., 1986). Wanneer de uiers te vuil zijn om enkel met een droge doek te kunnen reinigen mag er eventueel gebruik gemaakt worden van een natte reiniging maar goed afdrogen nadien is erg belangrijk. Als de spenen te vochtig zijn zullen de speenbekers afglijden en kan er vuil ingezogen worden met kans op een stijging van het kiemgetal en het risico op infectie (Miltenburg et al.,1997). Te vuile spenen en uiers kan wijzen op een slechte hygiëne in de stal en dan voornamelijk van de ligplaatsen. Voorstralen is ook een belangrijke stimulans voor de melkafgifte. Door palpatie van de spenen tijdens het reinigen en ontsmetten wordt er oxytocine vrijgesteld (Sagi et al., 1980; Miltenburg et al., 1997). Na de eerste handelingen aan de spenen moet er minstens 60 seconden gewacht worden alvorens de oxytocine de uier bereikt en de koe haar melk laat schieten. Dan pas kan het melkstel aangehangen worden zonder dat er blind wordt gemolken (Sagi et al., 1980; Miltenburg et al., 1997). Wanneer men het melkstel aanhangt zonder voor te behandelen en/of zonder te wachten op de oxytocine vrijstelling is er slechts 20% van de melk in de uier direct beschikbaar. De rest van de melk zit opgeslagen in de alveolen. Op het einde van het melken wordt best gecontroleerd of de koeien goed zijn uitgemolken. Dit is voornamelijk van belang bij de mastitiskoeien met het oog op het bekomen vaneen goede genezing (Miltenburg et al., 1997). Tijdens het melken kunnen er ook besmettingen optreden met omgevingskiemen door terugslag van melk tegen de spenen. Deze melkdruppels bevatten bacteriën die tijdens de voorbehandeling van de spenen niet goed verwijderd zijn en zo het slotgat binnendringen. Algemeen is het te wijten aan een onvoldoende snelle afvoer van de melk. Dit kan te wijten zijn aan een onvoldoende hoog vacuüm, een te kleine diameter van de lange melkslang, opvoerhoogte in de lange melkslang door bijv. gebruik van slangenbegeleiders, verstopt luchtgaatje in de melkklauw, een onvoldoende grote klauw ten opzichte van de melksnelheid van de koeien, hoogliggende melkleidingen,. (Brandsma, 1981). 19

26 De tepelvoeringen en de slangen van het melkstel moeten op regelmatige basis worden vervangen. Voor rubberen tepelvoeringen betekent dit om de 2500 melkbeurten. Daarna neemt de spankracht af en treed er veel slijtage op waardoor het vacuüm niet correct blijft (normaal vacuüm is 40 tot 50kPa) (de Koning et al., 1997; Miltenburg et al., 1997). Een slecht functionerende drukwisselaar die zorgt voor de pulsaties van de tepelvoeringen kan deze schade aan de tepelvoeringen veroorzaken (de Koning et al., 1997). Door de slijtage verloopt het melkproces minder efficiënt en krijg je meer belasting van de speentop waardoor de kans op omgevingskiemen terug groter wordt (de Koning et al., 1997; Miltenburg et al., 1997). Na het melken staat het slotgat open, het gebruik van een barrièredip kan helpen voorkomen dat kiemen binnentreden. Dippen maakt de speentop soepeler waardoor het slotgat makkelijker sluit. Zo hebben omgevingkiemen minder de kans om de uier te infecteren. Dippen/sprayen heeft niet enkel een desinfecterend effect maar ook een huidverzorgend effect, wat toch wel belangrijk is voor de spenen die zwaar belast worden tijdens het melken (Erskine en Eberthart, 1991). Machinaal namelken en blindmelken moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Als gevolg hiervan ziet men vaak blauwe spenen te wijten aan bloeduitstortingen en een sterke vereelting van de slotgaten. Bij beschadigde slotgaten is er een groter risico op het binnendringen van voornamelijk bacteriën vanuit de omgeving (Craven en Williams, 1985; Hulsen en Lam, 2009). Verder is het voorkomen van besmetting met omgevingskiemen vooral van belang na het melken en tijdens de droogstand. Het vastzetten van de koeien aan het voederhek na het melken voor minimum een half uur zal ervoor zorgen dat het slotgat kan sluiten. Ontstaan nieuwe infecties na het melken. Proper en comfortabel zijn 2 basis factoren voor een goede huisvesting van melkvee. Een goede huisvesting is niet enkel belangrijk voor het welzijn van de dieren maar ook voor preventie van mastitis, klauwproblemen e.d. en de melkproductie (Van Gastelen et al., 2011). Bedding Keuze van het juiste beddingmateriaal is belangrijk om de koeien proper te houden. Maar het begrip juist is relatief. Het is belangrijk dat er een goede combinatie gevonden wordt tussen wat praktisch haalbaar is voor de melkveehouder en de vereisten met het oog op het streven naar een goede (uier)gezondheid op het bedrijf (Declerck et al., 2012). Bedding is vaak een belangrijke bron van infecties met omgevingskiemen. Bacteriën kunnen reeds in de bedding aanwezig zijn bij de aanvoer op het bedrijf of de bedding kan besmet worden door faeces e.d. (Godden et al, 2008). Eenmaal de bacteriën aanwezig zijn, zijn de juiste omstandigheden nodig om de kiem te laten overleven en vermenigvuldigen. Zo zijn temperatuur, vochtigheid, aanwezigheid van voedingsstoffen en zeker en vast ook onderhoud van de bedding belangrijk. De bedding op zich kan ook al bepaalde fysische en biochemische kenmerken hebben die de bacteriële groei stimuleren 20

27 dan wel afremmen. Organisch beddingmateriaal zoals stro en zaagsel vormen een betere voedingsbodem voor omgevingskiemen dan anorganische bedding zoals zand (Godden et al., 2008). De keuze van bedding moet weloverwogen worden door de landbouwer. Een goede bedding is uiteraard belangrijk, maar ze goed bewaren en gebruiken is minstens even belangrijk. Er moet voor een bedding gekozen worden die best past bij het management van de landbouwer en de stalconstructie (Godden et al., 2008). Ze moet ook gemakkelijk vervangen of verwijderd kunnen worden en de ligplaats op zich moet ook regelmatig gereinigd worden (Barkema et al., 1998; Declerck et al., 2012). Koe hygiëne Voor een goede uierhygiëne en uiergezondheid is het belangrijk dat de haren op de uier kort zijn. Zo kan er slechts een minimale hoeveelheid mest e.d. blijven plakken aan de uier. Men kan de uierharen afscheren of afbranden. Dit gebeurt het best minimaal 2 maal per jaar (Dohmen et al., 2010). Zoals hierboven reeds aangehaald moeten de ligplaatsen proper zijn. Hiervoor is het belangrijk dat de bedding regelmatig vervangen of bij gestrooid wordt. Wanneer de ligplaatsen niet proper zijn ziet men vaak koeien met bevuilde uiers en achterhand (Barkema et al., 1998). De afmetingen van de ligboxen spelen hierin ook een belangrijke rol. Wanneer deze niet aangepast zijn aan de gemiddelde grootte van de koeien in de stal worden de boxen veel sneller vuil (Declerck et al., 2012). De hygiëne van uiers en poten kan gescoord worden van heel proper (score 1) tot zeer vuil (score 4). De incidentie van zowel klinische als subklinische mastitis is hoger bij koeien met een hogere hygiëne score (= vuiler) dan bij koeien met een lagere score (Dohmen et al., 2010; Lam et al., 2011). Ontstaan van nieuwe infecties tijdens de droogstand. De droogstand is een belangrijke periode om de uier tot rust te laten komen. De uier ondergaat rond de periode van afkalven vele anatomische en fysiologische veranderingen. Een goede droogstand is dan ook belangrijk om de productie in de volgende lactatie te maximaliseren. De droogstand duurt bij voorkeur 40 à 60 dagen (Bradley, 2002; Dingwell et al., 2003). Bij het droogzetten wordt best gebruik gemaakt van een langwerkend antibioticum preparaat. Het toedienen van antibiotica aan het begin van de droogstand helpt om bestaande infecties te genezen en nieuwe infecties te voorkomen (Bradley, 2002; Dingwell et al., 2003). Bradley (2002) beschrijft dat een antibioticumtherapie aan het begin van de droogstand een reductie geeft van 50% van de klinische mastitis ten gevolge van E. coli tijdens de eerste 100 dagen van de lactatie. Vroeger heeft men vaak geprobeerd gebruik te maken van externe speenafsluiters. Ondanks het feit dat ze wel effectief waren om het aantal infecties te verminderen, kon dit in de praktijk op weinig bijval rekenen daar de uitwendige speenafsluiter elke 3 tot 5 dagen opnieuw dient te worden aangebracht (Bradley, 2002). De laatste jaren wordt en meer en meer gebruik gemaakt van interne speenafsluiters. Deze vormen een fysieke barrière tegen het binnendringen van bacteriën en bij het afkalven, kan deze eenvoudig verwijderd worden. Men moet wel zorgen dat er geen infecties aanwezig zijn op het 21

28 moment van inbrengen van de speenafsluiter. Daarom maakt men vaak gebruik van de combinatie van een antibioticum en een speenafsluiter. Bij het gebruik van een speenafsluiter vermindert het risico op infecties tijdens de droogstand met 39% (Bradley, 2002; Halasa et al., 2009). Meer en meer moet de veehouder overwegen om koeien selectief met antibiotica droog te zetten. Hierbij wordt er per koe beslist wat de beste droogzettherapie is. Dit is afhankelijk van het celgetal van de koe/kwartier en welke problemen er in het verleden geweest zijn op gebied van mastitis (Halasa et al., 2009). Een juist rantsoen tijdens de droogstand is veel meer van belang in de preventie van mastitis dan vaak wordt aangenomen. Tijdens de eerste 2 maanden na afkalven ziet men de meeste gevallen van mastitis. Dit komt doordat dat koeien zich dan in een periode bevinden van metabole stress en hormonale schommelingen met een verminderde weerstand als gevolg. Een goed uitgebalanceerd rantsoen tijdens de droogstand en net voor en na afkalven speelt een sleutelrol in het beperken vande metabole stress (Barkema, 1999; Dingwell et al., 2003). 22

29 1.3 Uiergezondheid en robotmelken. Algemeen In de moderne melkveehouderij neemt het aantal bedrijven dat start met robotmelken toe. Er is reeds in meerdere studies aangetoond dat bij de overgang van conventioneel melken naar robotmelken de uiergezondheid achteruit gaat (Hovinen en Pyörälä, 2011). Klungel et al. (2000) toonden aan dat bij een dergelijke overstap de melkkwaliteit daalt. Het tankmelkcelgetal neemt toe en ook het kiemgetal stijgt (Klungel et al., 2000). Naast enkele nadelen met het oog op het streven naar een goede uiergezondheid heeft robotmelken uiteraard ook zijn voordelen. Voordelen Eén van de voordelen van robotmelken is dat elk kwartier individueel gemolken wordt. Wanneer één kwartier uitgemolken is zal dit deel van het melkstel afgenomen worden. De automatische afname staat vaak op 400 à 500cc waardoor de spenen minder lang worden belast en wordt er minder blindgemolken. Snel leeggemolken kwartieren worden dus minder lang onnodig belast waardoor de kans op speentopbeschadigingen en daardoor ook op nieuwe infecties met omgevingskiemen kleiner wordt. Er is ook minder overdracht van mastitiskiemen van speen naar speen binnen één en dezelfde koe (Hovinen en Pyörälä, 2011). Bij conventioneel melken kan er melk teruggeslagen worden vanuit de melkklauw tot tegen de speentop van een ander kwartier. Dit is melk van de vier kwartieren samen waardoor kiemen kunnen overgedragen worden naar een ander kwartier (Brandsma, 1981). Bij robotmelken is dit niet mogelijk daar de melk van elk kwartier apart uit het melkstel wegvloeit (Hovinen en Pyörälä, 2011). Bovendien worden koeien normaliter vaker gemolken op een robotbedrijf dan op een conventioneel bedrijf (Hogeveen et al., 2001). Door regelmatiger te melken worden de bacteriën vaker weggespoeld uit de uier waardoor deze minder kans hebben om de uier zich vast te hechten en een ontstekingsreactie te veroorzaken (Bramley et al., 1981). Uiteraard is dit voordeel enkel van toepassing wanneer de koeien voldoende goed circuleren en voldoende vaak de robot bezoeken. Op bedrijven met klauwgezondheidsproblemen of een onaangepast rantsoen kan het aantal robotbezoeken per koe tegenvallen waardoor op sommige robotbedrijven koeien zelfs minder vaak worden gemolken dan op een conventioneel bedrijf waar de koeien minstens 2 keer per dag worden gemolken. Nadelen Uiergezondheid blijkt een kritisch punt te zijn op bedrijven waar met de robot wordt gemolken. Daar ziet men dan ook enkele nadelen van robotmelken opduiken. Uiergezondheidsproblemen kunnen voorkomen worden door een goed management maar ook de melkrobot op zich moet nog verbeterd worden in de toekomst. 23

30 Wat kunnen nu de oorzaken zijn van een verhoogd celgetal op robotbedrijven ten opzichte van conventionele bedrijven: 1. De detectie van subklinische en klinische mastitis is een heikel punt voor robotmelkers (Hovinen en Pyörälä, 2011). Zowel de sensitiviteit als de specificiteit moeten nog veel verbeterd worden bij de detectietechnieken voor klinische mastitis bij robotmelken (Kamphuis et al., 2010). De sensitiviteit of ook wel de gevoeligheid genoemd is gemiddeld 28 tot 45 % voor de detectie van abnormale melk, afhankelijk van welk systeem er in gebruik is. Dit betekent dat in 55 tot 72% van de gevallen de koe wel degelijk een klinische uierontsteking doormaakt, maar er geen attentie wordt gegeven. De keuze van het systeem hangt vaak af van wat de veehouder wil. Een hoge gevoeligheid met meer kans op vals positieve signalen of eerder een lagere gevoeligheid en meer vals negatieve detecties (Hovinen en Pyörälä, 2011). Wanneer er teveel vals positieve signalen zijn en deze melk telkens gescheiden wordt van de tankmelk gaat er goede melk verloren naargelang de instellingen van de veehouder. Daarenboven verliest de veehouder het vertrouwen in de detectie van de robot. Het vastzetten van koeien en controleren op aanwezigheid van afwijkingen aan de uier of in de melk is erg arbeidsintensief. Een reductie van het aantal vals positieven is dus absoluut noodzakelijk om de veehouder gemotiveerd te houden (de Mol en Ouweltjes, 2001). De Mol en Ouweltjes (2001) concludeerden uit de resultaten over mastitis detectie systemen een sensitiviteit van 100% indien er voldoende metingen zijn. En een hoge specificiteit, 98% bij een betrouwheidsinterval van 99,9%. 2. Voorbehandeling is een kritisch punt bij robotmelken. Dohmen et al. (2010) toonde aan dat er een correlatie is tussen sterk bevuilde spenen voor het melken en koeien met een verhoogd celgetal bij robotmelken. Het reinigen van vuile spenen voor het melken verloopt beter via een reinigingscup dan via reinigingsborstels (Hovinen et al., 2005). Over het algemeen kan aangenomen worden dat reinigen bij robotmelken minder goed verloopt dan manueel reinigen bij conventioneel melken. Men ziet duidelijk meer visuele vuile en bacteriële gecontamineerde spenen na reinigen bij robotmelken. Een van de redenen hiervoor is dat er bij robotmelken geen gebruik kan gemaakt worden van voorschuimen en dat de robot de spenen ongeacht de hygiënestatus slechts éénmaal zal reinigen (Hovinen et al., 2005). 3. Een ander nadeel van robotmelken is dat de mastitis koeien niet als laatste kunnen worden gemolken bij robotmelken, waardoor er een verhoogd risico is op overdracht van mastitis kiemen. Des te meer omdat alle koeien met één en hetzelfde melkstel worden gemolken. Dit wordt deels voorkomen door de speenbekers te flushen na afname. Dit gebeurt echter meestal met koud water wat niet erg effectief is in het afdoden van bacteriën. Sommige robots zijn uitgerust met een stoom- of ontsmettingsinstallatie (Hovinen en Pyörälä, 2011). 4. Het voordeel van een verhoogd aantal melkbeurten per dag heeft dan ook weer zijn nadelen. Tijdens het melken is er telkens een kans op een infectie met mastitiskiemen en na het melken staat het slotgat tijdelijk open waardoor omgevingskiemen kunnen binnenkomen, meer melken is dus een toename van het risico op mastitis (Hillerton, 1991). 24

31 5. Speenplaatsing en de afstand tussen de uier en de vloer is belangrijk bij robotmelken. Een slechte speenplaatsing zorgt vaak voor problemen bij het aanhechten van de tepelvoeringen. De meest voorkomende problemen zijn de voorste spenen die te uit elkaar staan. Dit is vooral een probleem bij oudere koeien. Bij vaarzen ziet men vaak de achterste spenen die te kort bij elkaar staan. Laag hangende uiers ziet men ook enkel bij oudere koeien. Daar deze te laag tegen de vloer komen geeft dit problemen voor de melkklauw van de robot onder de koe te brengen. Het is belangrijk hier toch wel enige aandacht aan te besteden aan de uier dimensies en speenplaatsing wanneer men overweegt over te schakelen naar robotmelken. Een goede stierkeuze vorm de basis (Miller et al., 1995). 6. De omschakeling naar robotmelken gaat ook vaak gepaard met een toename van het aantal koeien, zodoende de capaciteit van de robot maximaal te kunnen benutten. Hiervoor worden vaak nieuwe koeien, al dan niet reeds geïnfecteerd, aangekocht of worden oudere koeien met een hoog celgetal langer aangehouden (Hovinen et al., 2009). Dergelijke koeien vormen vaak een infectiebron voor de andere koeien in de stal waardoor het aantal nieuwe infecties steeds meer toeneemt. Een algemene vaststelling is ook dat wanneer bedrijven reeds uiergezondheidsproblemen hebben voor de omschakeling, er vaak ook problemen zijn bij het robotmelken (Neijenhuis et al., 2010). 25

32 2 Casus 2.1 Anamnese Een zwartbont Holstein-Friesian melkveebedrijf uit de Westhoek is sinds april 2012 overgeschakeld van conventioneel melken met een 2x5 visgraat naar robotmelken. Er wordt gemolken met één melkrobot van het merk DeLaval. Het gemiddelde aantal melkbeurten per koe per dag is 2,1 2,2. Dit is aan de lage kant en is dan ook één van de klachten die de veehouder had. De gemiddelde dagproductie is 28 liter melk. Sinds de komst van de melkrobot wordt er niet meer aan MPR gedaan daar de meeste gegevens beschikbaar zijn via het computerprogramma van de melkrobot. De robot is onder andere uitgerust met een OCC-celgetalmeter die elke melkbeurt van elke koe het celgetal bepaalt. De spenen worden nat voorbehandeld met een voorbehandelbeker. Na het melken is er een desinfectie van de speenbekers tijdens de backflush. Dit gebeurt met waterstofperoxide aan een concentratie van 0,27%. De spenen worden niet gedipt maar gesprayd na het melken met een joodhoudende oplossing (Veloucid spray ). Het tankmelkcelgetal van dit bedrijf is gemiddeld cellen/ml wat duidelijk te hoog is. Er zijn ongeveer 55 melkgevende koeien op het bedrijf waarvan 21 koeien op dit moment een verhoogd celgetal hebben. Van deze 21 koeien met een verhoogd celgetal zijn er 11 met een nieuw verhoogd celgetal. Het percentage klinische mastitis is minder dan 5 %. Hieruit blijkt dat het voornamelijk om problemen met subklinische mastitis gaat. Uit het laatste bacteriologisch onderzoek dat beschikbaar was kwamen zowel omgevingsgebonden als koegebonden kiemen. Zo werd er eenmaal Streptococcus uberis geïsoleerd, tweemaal Staphylococcus aureus, tweemaal gisten en een keer Escherichia coli. Bij de vaarzen ziet men een gemiddeld celgetal van cellen/ml. Van de laatste 5 gekalfde vaarzen zijn er 4 met een celgetal > cellen/ml afgekalfd. Dit is een sterke indicatie voor subklinische mastitis (De Vliegher et al., 2001). Het gemiddelde celgetal van de vaarzen die minder dan 60 dagen gekalfd hebben is cellen/ml. In de laatste maanden werden reeds meer dan 10 koeien opgeruimd wegens uiergezondheidsproblemen. De veehouder vond dat het celgetalprobleem zich gemanifesteerd heeft sinds de komst van de melkrobot. Een grafiek van het geometrisch gemiddelde van het tankmelkcelgetal toont aan dat de problemen met het celgetal reeds langer aanslepen. 26

33 Grafiek 1: Evolutie geometrisch gemiddelde tankmelkcelgetal tussen januari 2011 en oktober Voor de behandeling van klinische mastitis wordt er meestal gebruik gemaakt van Cobactan intramusculair en Cobactan LC intramammair. Af en toe wordt er ook gebruik gemaakt van Virbactan DC of Fatrox intramammair. De behandelingsduur is telkens minimum 3 dagen. Wanneer men subklinische mastitis behandeld wordt er niet altijd hetzelfde product gebruikt. Verder worden alle koeien drooggezet met hetzelfde droogzetpreparaat Virbactan DC in combinatie van de inwendige speenafsluiter Orbeseal. De duur van de droogstand is 5 tot 6 weken en er worden mineralen en vitaminen gesupplementeerd in deze periode. De droogstaande koeien staan gehuisvest in een ligboxenstal die voorzien is van matten. Éénmaal per week worden de matten voorzien van vers zaagsel. De koeien kalven af in een strobox. De melkgevende koeien zijn gehuisvest in een ligboxenstal en tijdens het weideseizoen kunnen de dieren buitenlopen. De ligboxen zijn voorzien van matrassen bedekt met zaagsel. Deze worden 2 tot 3 maal per dag schoongemaakt. De roosters worden tweemaal per dag manueel gereinigd. Aan de voederhekken wordt de roostervloer niet gereinigd. De ventilatie en de verlichting in deze stal zijn in orde. Foto 1: Illustratie huisvesting melkgevende koeien 27

VISIE OP UIERGEZONDHEID Met andere ogen kijken naar mastitis

VISIE OP UIERGEZONDHEID Met andere ogen kijken naar mastitis VISIE OP UIERGEZONDHEID Met andere ogen kijken naar mastitis Otlis Sampimon Geuko Elderman EVEN VOORSTELLEN INHOUD Inleiding Aanpak mastitis Visie Melkmachine / techniek Behandeling Droogstand Afvoer Samenvatting

Nadere informatie

Een verhoogd coligetal: Klebsiella-mastitis als mogelijke oorzaak?

Een verhoogd coligetal: Klebsiella-mastitis als mogelijke oorzaak? Een verhoogd coligetal: Klebsiella-mastitis als mogelijke oorzaak? Volgens de laatste schattingen van MCC-Vlaanderen kan een gemiddeld melkveebedrijf in Vlaanderen tussen 400 en 1000 euro per maand meer

Nadere informatie

PRAKTISCHE KIJK OP HOE VAARZENMASTITIS TE VOORKOMEN EN TE CONTROLEREN. Sofie Piepers Sarne De Vliegher. M - team. Roadshows uiergezondheid

PRAKTISCHE KIJK OP HOE VAARZENMASTITIS TE VOORKOMEN EN TE CONTROLEREN. Sofie Piepers Sarne De Vliegher. M - team. Roadshows uiergezondheid PRAKTISCHE KIJK OP HOE VAARZENASTITIS TE VOORKOEN EN TE CONTROLEREN Sofie Piepers Sarne De Vliegher - team Roadshows uiergezondheid Wat verwachten we van vaarzen? Op leeftijdvan twee jaar: Kalven Start

Nadere informatie

Grote proportie van de vaarzen kalven af met geïnfecteerde kwartieren (Fox, 2009)

Grote proportie van de vaarzen kalven af met geïnfecteerde kwartieren (Fox, 2009) Studiedag 28 juni 2011 NIEUWE INZICHTEN IN VAARZENASTITIS: TO TREAT OR NOT TO TREAT? Faculteit Diergeneeskunde -UGent D RS. P I E T E R PASSC H Y N D R. S O F I E P I E PE R S P RO F. D R. S AR N E D E

Nadere informatie

Coagulase-negatieve stafylokokken: opduikende mastitispathogenen

Coagulase-negatieve stafylokokken: opduikende mastitispathogenen Coagulase-negatieve stafylokokken: opduikende mastitispathogenen Els Van Coillie ILVO T&V Mastitis (uierontsteking) Wordt veroorzaakt door binnendringen van bacteriën in het uierweefsel via het slotgat

Nadere informatie

Vaarzenmastitis verbeter de rentabiliteit van de next generation. Sofie Piepers, DVM, PhD. M-team UGent

Vaarzenmastitis verbeter de rentabiliteit van de next generation. Sofie Piepers, DVM, PhD. M-team UGent Vaarzenmastitis verbeter de rentabiliteit van de next generation Sofie Piepers, DVM, PhD Vaarzenmastitis Intramammaire infecties vóór kalven Gevolgen na kalven: Klinische mastitis Subklinische mastitis

Nadere informatie

De mogelijkheden van smalspectrumaanpak mastitis

De mogelijkheden van smalspectrumaanpak mastitis De mogelijkheden van smalspectrumaanpak mastitis Met andere ogen kijken naar klinische mastitis Diewertje van den Dungen INHOUD Inleiding Achtergrond mastitis Detectie van mastitis Actie op mastitis Nieuwe

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE AANPAK VAN EEN MELKVEEBEDRIJF MET EEN TE HOOG TANKMELKCELGETAL

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE AANPAK VAN EEN MELKVEEBEDRIJF MET EEN TE HOOG TANKMELKCELGETAL UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2015 2016 AANPAK VAN EEN MELKVEEBEDRIJF MET EEN TE HOOG TANKMELKCELGETAL door Jana VAN DEN STEEN Promotoren: Dr. Sofie Piepers Prof. Dr. Sarne De

Nadere informatie

De dag van droogstand is de eerste dag van de lactatie

De dag van droogstand is de eerste dag van de lactatie De dag van droogstand is de eerste dag van de lactatie Melkveecongres 2016 Dr Monique Van Goubergen Enter number(s) then press 'Send'. Wat is het doel van de droogstand? Vote for up to 3 choices 1. Voor

Nadere informatie

Celgetal na klinische mastitis

Celgetal na klinische mastitis UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013-2014 Celgetal na klinische mastitis door Marijke VAN LANDEGHEM Promotoren: Dierenarts Joren Verbeke Prof. Dr. Sarne De Vliegher Literatuurstudie

Nadere informatie

Een labuitslag en dan?

Een labuitslag en dan? Een labuitslag en dan? Interpretatie en nieuwe ontwikkelingen Hans Miltenburg GD oktober 2013 Programma Waarom GD Tankmelk Uiergezondheid? Interpretatie GD Tankmelk Uiergezondheid Nieuwe ontwikkelingen

Nadere informatie

Nieuwe droogzetrichtlijnen voor 2014. Bart Geurts Dierenarts

Nieuwe droogzetrichtlijnen voor 2014. Bart Geurts Dierenarts Nieuwe droogzetrichtlijnen voor 2014 Bart Geurts Dierenarts Indeling presentatie Antibioticabeleid Waarom zijn de richtlijnen ontwikkeld? Waar zijn de richtlijnen op gebaseerd? Wat zijn de nieuwe richtlijnen?

Nadere informatie

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Samenvattend rapport

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Samenvattend rapport Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven Samenvattend rapport 1 ENQUÊTE 1.1 Opstellen van de enquête In kader van het demo-project verantwoord gebruik van antibiotica in de

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013-2014 MOGELIJKHEDEN TOT VERBETEREN VAN UIERGEZONHEID OP EEN ROBOTBEDRIJF IN DE PRAKTIJK door Ron SWINNEN Promotor: Dr. Sofie Piepers Copromotor:

Nadere informatie

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Enquêteresultaten

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Enquêteresultaten Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven Enquêteresultaten 1 ENQUÊTE RESULTATEN Gemiddeld aantal dieren >150 6,9% Aantal dieren 100-150 50-100 14,0% 50,2% 0-50 28,9% 0 50 100

Nadere informatie

Uierontsteking. Herkauwersgezondheidszorg, Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 7, 3584 CL Utrecht

Uierontsteking. Herkauwersgezondheidszorg, Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 7, 3584 CL Utrecht R. N. Zadoks a en O. C. Sampimon b a Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, Afdeling Herkauwersgezondheidszorg, Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 7, 3584 CL Utrecht R.N.Zadoks@vet.uu.nl b

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar 2012-2013

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar 2012-2013 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2012-2013 SYSTEMATISCH GEBRUIK ANTIBIOTICA ALS DROOGZETTHERAPIE: NOG LANGER HOUDBAAR IN DEZE CONTEXT? door Kimberly VERSTRAETEN Promotoren: Prof.

Nadere informatie

Casus: Bespreking van een modern melkveebedrijf met uiergezondheidsproblemen

Casus: Bespreking van een modern melkveebedrijf met uiergezondheidsproblemen UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2014 2015 Casus: Bespreking van een modern melkveebedrijf met uiergezondheidsproblemen door Hannes VERMEULEN Promotor: Dierenarts Anneleen De Visscher

Nadere informatie

Droogzetten met beperkt gebruik van antimicrobiële middelen: Toepassing in de Vlaamse melkveehouderij

Droogzetten met beperkt gebruik van antimicrobiële middelen: Toepassing in de Vlaamse melkveehouderij FACULTEIT INDUSTRIËLE INGENIEURSWETENSCHAPPEN TECHNOLOGIECAMPUS GEEL Droogzetten met beperkt gebruik van antimicrobiële middelen: Toepassing in de Vlaamse melkveehouderij Hans De Schutter Promotor: Bert

Nadere informatie

Netwerk Melkveehouderij antibioticavrij

Netwerk Melkveehouderij antibioticavrij Netwerk Melkveehouderij antibioticavrij Hoe worden veehouders antibioticavrij ABvrij: chaos of andere ordening Hoe worden veehouders antibioticavrij Willen is kunnen 1. Ze moeten het echt willen: redenen

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar CASUS UIERGEZONDHEID. Door. Brecht WAERENBURGH

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar CASUS UIERGEZONDHEID. Door. Brecht WAERENBURGH UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013-2014 CASUS UIERGEZONDHEID Door Brecht WAERENBURGH Promotor: Drs. Anneleen De Visscher Medepromotor: Prof. Dr. Sarne De Vliegher Klinische casus

Nadere informatie

ANTIBIOTICA IN DE MELKVEEHOUDERIJ UIERGEZONDHEID

ANTIBIOTICA IN DE MELKVEEHOUDERIJ UIERGEZONDHEID Melkveehouderij en antibiotica ANTIBIOTICA IN DE MELKVEEHOUDERIJ UIERGEZONDHEID Melkveesector geen grootverbruiker Diersoortspecifieke data ontbreken Redenen van toediening RESISTENTIE REDUCTIE RESIDUEN

Nadere informatie

18-2-2013. Bacterie schematisch. Een bacterie is resistent. Oorzaak resistentie wereldwijd. Resistentie verkrijgen. Antibiogram. Matig & juist gebruik

18-2-2013. Bacterie schematisch. Een bacterie is resistent. Oorzaak resistentie wereldwijd. Resistentie verkrijgen. Antibiogram. Matig & juist gebruik % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % Broilers Slaughter pigs Veal calves Dairy cattle -- Themabijeenkomst Antibioticumbeleid en de (on-)mogelijkheden

Nadere informatie

UIERGEZONDHEID Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipisicing elit, sed do eiusmod tempor incididunt ut labore et dolore magna aliqua

UIERGEZONDHEID Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipisicing elit, sed do eiusmod tempor incididunt ut labore et dolore magna aliqua UIERGEZONDHEID Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipisicing elit, sed do eiusmod tempor incididunt ut labore et dolore magna aliqua DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ WWW.VLAANDEREN.BE/LANDBOUW UIERGEZONDHEID

Nadere informatie

UIERGEZONDHEID HOE BETER BEHANDELEN

UIERGEZONDHEID HOE BETER BEHANDELEN UIERGEZONDHEID HOE BETER BEHANDELEN MET MINDER KOSTEN? KARLIEN SUPRÉ HOOFD BEDRIJFSADVISERING MCC-VLAANDEREN Uiergezondheid in Vlaanderen Klinische mastitis Celgetalproblemen => subklinische mastitis Aantal

Nadere informatie

BVD, het aanpakken waard! Monique Driesse en Ruben Tolboom Januari 2015

BVD, het aanpakken waard! Monique Driesse en Ruben Tolboom Januari 2015 BVD, het aanpakken waard! Monique Driesse en Ruben Tolboom Januari 2015 Voorstellen Monique Driesse Rundveedierenarts 7 jaar praktijk, 5 jaar in Canada Sinds 2007 bij Boehringer Ingelheim Ruben Tolboom

Nadere informatie

ADLO- project. Verantwoord gebruik van antibiotica in de Vlaamse melkveehouderij door communicatie, opleiding en begeleiding.

ADLO- project. Verantwoord gebruik van antibiotica in de Vlaamse melkveehouderij door communicatie, opleiding en begeleiding. ADLO- project Verantwoord gebruik van antibiotica in de Vlaamse melkveehouderij door communicatie, opleiding en begeleiding MCC- Vlaanderen Hagenbroeksesteenweg 167 2500 LIER Tel. 078/15 47 10 info@mcc-

Nadere informatie

AANPAK EN BEGELEIDING VAN DE UIERGEZONDHEID OP EEN PROBLEEMBEDRIJF

AANPAK EN BEGELEIDING VAN DE UIERGEZONDHEID OP EEN PROBLEEMBEDRIJF UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2010-2011 AANPAK EN BEGELEIDING VAN DE UIERGEZONDHEID OP EEN PROBLEEMBEDRIJF THEORIE IN DE PRAKTIJK door Marina STEVENS Promotor: Dr. S. Piepers

Nadere informatie

Verantwoord antibioticumgebruik en selectief niet-droogzetten

Verantwoord antibioticumgebruik en selectief niet-droogzetten Verantwoord antibioticumgebruik en selectief nietdroogzetten Een studie in opdracht van Lami uitgevoerd door de Universitaire Landbouwhuisdieren Praktijk (ULP) Juli 2012 1 Inhoud Introduktie... 3 Opzet

Nadere informatie

Melktips voor powervrouwen

Melktips voor powervrouwen Melktips voor powervrouwen Wéér die lastige koe die moeilijk doet bij het aansluiten van de melkklauw. Pijn in de schouders na langere tijd melken of een koe met mastitis in de melkput. Wellicht herkenbare

Nadere informatie

Staphycoloccus aureus, van kwaad naar beter. Uiergezondheidspanel november 2018

Staphycoloccus aureus, van kwaad naar beter. Uiergezondheidspanel november 2018 Staphycoloccus aureus, van kwaad naar beter Uiergezondheidspanel november 2018 Kees Uil Introductie Vooropleiding HAS Dronten richting Veehouderij en Diergezondheid Afgestudeerd Diergeneeskunde 2013 naar

Nadere informatie

EVALUATIE VAN EEN GEAUTOMATISEERDE SELECTIE VAN MELKKOEIEN VOOR BACTERIOLOGISCH ONDERZOEK OP BASIS VAN CELGETAL- EN ANDERE KOEGEGEVENS

EVALUATIE VAN EEN GEAUTOMATISEERDE SELECTIE VAN MELKKOEIEN VOOR BACTERIOLOGISCH ONDERZOEK OP BASIS VAN CELGETAL- EN ANDERE KOEGEGEVENS UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2014 2015 EVALUATIE VAN EEN GEAUTOMATISEERDE SELECTIE VAN MELKKOEIEN VOOR BACTERIOLOGISCH ONDERZOEK OP BASIS VAN CELGETAL- EN ANDERE KOEGEGEVENS

Nadere informatie

Resultaten van een veldproef met betrekking tot neonatale kalverdiarree

Resultaten van een veldproef met betrekking tot neonatale kalverdiarree Auteur: Vanessa Meganck Inleiding Resultaten van een veldproef met betrekking tot neonatale kalverdiarree Voor het vermijden van diarree bij de jongste kalfjes dient er een evenwicht gevonden te worden

Nadere informatie

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee Pieter Passchyn AMCRA seminarie: Vaccinatie, bioveiligheid en management als tools voor een verminderd antibacterieel gebruik, Brussel, 10-11 oktober 2013

Nadere informatie

Voorspellende waarde van het bacteriologisch onderzoek van tankmelk, Richard Olde Riekerink

Voorspellende waarde van het bacteriologisch onderzoek van tankmelk, Richard Olde Riekerink Verslag van de bijeenkomst van het uiergezondheidspanel najaar 2011 Het Uiergezondheidspanel (UGP) is een deskundig, onafhankelijk en divers discussieplatform op het gebied van uiergezondheid bij melkvee.

Nadere informatie

Speenontsmetting: een belangrijke hoeksteen van mastitis preventie

Speenontsmetting: een belangrijke hoeksteen van mastitis preventie Speenontsmetting: een belangrijke hoeksteen van mastitis preventie Anouk Lanckriet, PhD DeLaval PP MQAH Technical service and clinical trial leader EU Overzicht van de presentatie De melkveehouderij vandaag

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar 2013 2014

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar 2013 2014 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013 2014 GESTRUCTUREERDE AANPAK VAN UIERGEZONDHEIDSPROBLEMEN OP EEN MELKVEEBEDRIJF FOCUS OP STAPHYLOCOCCUS AUREUS door Mathias VANDEN BOSCH Promotor:

Nadere informatie

2. De Uier. Taak. Taak 2. De Uier: plan, do, check & act. plan

2. De Uier. Taak. Taak 2. De Uier: plan, do, check & act. plan Taak 2. De Uier Taak 2. De Uier: plan, do, check & act plan Je kan uitleggen hoe melk in het lichaam gemaakt wordt. Je kan uitleggen welke hormonen actief zijn bij de vorming van melk. resultaat Je weet

Nadere informatie

Mastitisonderzoek naar de praktijk

Mastitisonderzoek naar de praktijk Mastitisonderzoek naar de praktijk Tekst: Sofie Piepers en Sarne De Vliegher Tussen 21 en 24 maart werd in Christchurch, Nieuw-Zeeland, het 5-jaarlijkse mastitis congres van de International Dairy Federation

Nadere informatie

Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne. rundveebedrijven

Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne. rundveebedrijven Auteur: Vanessa Meganck Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne rundveebedrijven Een kalf wordt zonder antistoffen geboren door de specifieke bouw van de placenta (moederkoek) van het rund.

Nadere informatie

Nieuwsbrief. > 04 winter voor ondernemende melkveehouders. Uw eerste keuze in uiergezondheid

Nieuwsbrief. > 04 winter voor ondernemende melkveehouders. Uw eerste keuze in uiergezondheid Nieuwsbrief voor ondernemende melkveehouders > 04 winter 2011 Uw eerste keuze in uiergezondheid Editoriaal Editoriaal Geachte lezer, Uiergezondheid Waarop letten bij het behandelen van een uierontsteking?

Nadere informatie

Samenvatting R. N. Zadoks

Samenvatting R. N. Zadoks R. N. Zadoks Department of Farm Animal Health, Ruminant Health Unit Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht University Yalelaan 7, 3584 CL Utrecht, The Netherlands R.N.Zadoks@vet.uu.nl Mastitis is de meest

Nadere informatie

Dierenartsenpraktijk Tweestromenland Rundveedierenartsen. Maarten Adamse Jos Giesen David Speksnijder

Dierenartsenpraktijk Tweestromenland Rundveedierenartsen. Maarten Adamse Jos Giesen David Speksnijder Dierenartsenpraktijk Tweestromenland Rundveedierenartsen Maarten Adamse Jos Giesen David Speksnijder Achtergrond richtlijn Maarten Adamse Achtergrond AB reductie Prof. Jaap Wagenaar Praktische tips rondom

Nadere informatie

Hoofdstuk 3: Wekelijks/maandelijks werk

Hoofdstuk 3: Wekelijks/maandelijks werk Planmatig werken Vandaag Als je het dagelijkse werk goed doet, zal het resultaat ook goed zijn. Maar hoe weet je of je je werk goed doet? Maar weinig mensen zijn kritisch genoeg om zichzelf te kunnen beoordelen

Nadere informatie

MASTITIS: PREVENTIE EN DIAGNOSTIEK

MASTITIS: PREVENTIE EN DIAGNOSTIEK Internationale BABKOK Instituut van Onderzoek en Ontwikkeling van Dierhouderij Basisaspecten van melkproductie Universiteit Wisconsin, Madison MASTITIS: PREVENTIE EN DIAGNOSTIEK INLEIDING Om problemen,

Nadere informatie

Effect van bedrijfsvoering op uiergezondheid in de biologische melkveehouderij

Effect van bedrijfsvoering op uiergezondheid in de biologische melkveehouderij Effect van bedrijfsvoering op uiergezondheid in de biologische melkveehouderij Auteurs: Leonie Jelsma en Christien Kloeze Klas: DGH 4 In opdracht van: Onder begeleiding van: Onderzoeksverslag Effect van

Nadere informatie

Biestmanagement, zo kan het ook. Inge Nijhoving MSD Animal Health - NL

Biestmanagement, zo kan het ook. Inge Nijhoving MSD Animal Health - NL Biestmanagement, zo kan het ook Inge Nijhoving MSD Animal Health - NL Biest Zorgt voor specifieke (IgG) en aspecifieke afweer (witte bloedcellen) Eigen veestapel bedrijfsspecifieke ziektekiemen Bevat op

Nadere informatie

Notice Version NL UBROSTAR DRY COW B. BIJSLUITER

Notice Version NL UBROSTAR DRY COW B. BIJSLUITER B. BIJSLUITER BIJSLUITER Ubrostar Dry Cow 100 mg / 280 mg / 100 mg, intramammaire suspensie voor runderen 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT

Nadere informatie

Meer info? Contacteer: Frederik De Vos, DVM 03 / 877 44 34 of frederik.devos@vetoquinol-benelux.be. O ptimilq 1

Meer info? Contacteer: Frederik De Vos, DVM 03 / 877 44 34 of frederik.devos@vetoquinol-benelux.be. O ptimilq 1 Meer info? Contacteer: Frederik De Vos, DVM 03 / 877 44 34 of frederik.devos@vetoquinol-benelux.be 8 O ptimilq O ptimilq 1 efficiënt samenwerken Verantwoord antibioticagebruik wint steeds meer aan belang.

Nadere informatie

Mastitis is gewoon irritant

Mastitis is gewoon irritant Mastitis is gewoon irritant Yvette de Geus Introductie Dierenartsenpraktijk Krommerijnstreek in Schalkwijk Boerinnenclub Zoönose kennisnetwerk Antibiotica 1 Programma workshop uiergezondheid Introductie

Nadere informatie

Automatisch melken en uiergezondheid

Automatisch melken en uiergezondheid PRAKTISCH INZICHT Automatisch melken en uiergezondheid Deel 2 J.D.H.M. MILTENBURG 1, H. HOGEVEEN 2,3, T.J.G.M. LAM 1,2 DETECTIE MASTITISKOEIEN Bij het opsporen van mastitiskoeien bij automatisch melken

Nadere informatie

Deze brochure wordt u aangeboden door:

Deze brochure wordt u aangeboden door: UIERGEZONDHEID Deze brochure wordt u aangeboden door: Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Melkvee Baron Ruzettelaan1 8310 BRUGGE (ASSEBROEK) Tel. 050/20

Nadere informatie

Extra bij artikel: De faalkosten van mastitis en de vrije markt

Extra bij artikel: De faalkosten van mastitis en de vrije markt Extra bij artikel: De faalkosten van mastitis en de vrije markt Mastitis en de vrije markt Het wegvallen van het melkquotum betekent een ander kosten- en opbrengstenplaatje. Wat betekent dit voor de benadering

Nadere informatie

Klinische mastitis, een veel voorkomend economisch probleem in de melkveeindustrie

Klinische mastitis, een veel voorkomend economisch probleem in de melkveeindustrie UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013 2014 Klinische mastitis, een veel voorkomend economisch probleem in de melkveeindustrie Door De Hertogh Marijke Promotoren: Dr. Sofie Piepers

Nadere informatie

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Auteur: Steven Sarrazin Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Veelal wordt de bestrijding van het Boviene Virale Diarree-virus (BVD) enkel geassocieerd met vaccinatie. Echter, met vaccinatie

Nadere informatie

Samenvatting F. M. Kivaria

Samenvatting F. M. Kivaria F. M. Kivaria Population Studies, Animal Diseases Research Institute P. O. Box, 9254, Dar es Salaam, Tanzania fredkiv@yahoo.com 149 Mastitis is de meest voorkomende en kostbare productie-aandoening van

Nadere informatie

Het draait om melkkwaliteit Een goede voorbehandeling levert resultaat op

Het draait om melkkwaliteit Een goede voorbehandeling levert resultaat op Het draait om melkkwaliteit Een goede voorbehandeling levert resultaat op Borg melkkwaliteit en diergezondheid: beperk de verspreiding van bacteriën Optimaliseer het melkproces: stimuleer de melkafgifte

Nadere informatie

Nieuwsbrief. > 05 winter voor ondernemende melkveehouders. Uw eerste keuze in uiergezondheid

Nieuwsbrief. > 05 winter voor ondernemende melkveehouders. Uw eerste keuze in uiergezondheid Nieuwsbrief voor ondernemende melkveehouders > 05 winter 2011 Uw eerste keuze in uiergezondheid Editoriaal Editoriaal Beste lezer, Dit jaar viel de zomer zo kort en vroeg, dat we ons kunnen afvragen of

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013-2014 CASUISTIEK UIERGEZONDHEID: OMGEVINGSKIEMEN ALS BELANGRIJKE OORZAAK BIJ EEN TE HOOG TANKMELKCELGETAL IN EEN BINDSTAL door Sander MOERMAN

Nadere informatie

LITERATUURSTUDIE OVER DE BEHANDELING VAN KLINISCHE UIERONTSTEKING BIJ MELKVEE

LITERATUURSTUDIE OVER DE BEHANDELING VAN KLINISCHE UIERONTSTEKING BIJ MELKVEE UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013 2014 LITERATUURSTUDIE OVER DE BEHANDELING VAN KLINISCHE UIERONTSTEKING BIJ MELKVEE Door Yves PEETERS Promotoren: Dr. Sofie Piepers Prof. dr.

Nadere informatie

Workshops. Themadag Doelgericht (be)handelen bij uiergezondheidsproblemen. Mariska van Asselt Jorien Druijf Karien Griffioen

Workshops. Themadag Doelgericht (be)handelen bij uiergezondheidsproblemen. Mariska van Asselt Jorien Druijf Karien Griffioen Workshops Themadag Doelgericht (be)handelen bij uiergezondheidsproblemen Mariska van Asselt Jorien Druijf Karien Griffioen Dronten, 18 oktober 2018 Definitief Workshops Themadag Doelgericht (be)handelen

Nadere informatie

Les 1 Automatisch melken

Les 1 Automatisch melken Les 1 Automatisch melken Dit is een resultaat binnen het GKC-programma Productie en Handel Dier, 2013 Introductie Doel lesprogramma: Het kunnen uitvoeren van de dagelijkse en periodieke werkzaamheden omtrent

Nadere informatie

CONSENSUS STATEMENT DROOGZETBEHANDELING

CONSENSUS STATEMENT DROOGZETBEHANDELING CONSENSUS STATEMENT DROOGZETBEHANDELING Bradley 1 A., De Vliegher 2 S., Farre 3 M., Jimenez 4 L.M., Peters 5 T., Schmitt-van de Leemput 6 E., van Werven 7 T. 1 QMMS en Universiteit van Nottingham, VK;

Nadere informatie

CONSENSUS STATEMENT DROOGZETBEHANDELING

CONSENSUS STATEMENT DROOGZETBEHANDELING CONSENSUS STATEMENT DROOGZETBEHANDELING Bradley 1 A., De Vliegher 2 S., Farre 3 M., Jimenez 4 L.M., Peters 5 T., Schmitt-van de Leemput 6 E., van Werven 7 T. 1 QMMS en Universiteit van Nottingham, VK;

Nadere informatie

BOE! SPECIAL VOOR RUNDVEEHOUDERS

BOE! SPECIAL VOOR RUNDVEEHOUDERS beter BOE! SPECIAL VOOR RUNDVEEHOUDERS THEMA: - Alles over het gebruik van teatsealers - Expert consensus statement EXTRA AANDACHT: - BVD-vaccinatie combineren met BVD vrij-routes Column: Arjon Velthoen

Nadere informatie

BIJSLUITER ORBESEAL, Suspensie voor intramammaire toediening bij droogzetten

BIJSLUITER ORBESEAL, Suspensie voor intramammaire toediening bij droogzetten BIJSLUITER, Suspensie voor intramammaire toediening bij droogzetten 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE, INDIEN

Nadere informatie

Sterk met Melk. Brugse Ommeland en Meetjesland

Sterk met Melk. Brugse Ommeland en Meetjesland Sterk met Melk Brugse Ommeland en Meetjesland Dit verslag is geschreven in het kader van het project Sterk met Melk. Contact: Diane Schoonhoven, Leader+ project Sterk met Melk, 09 376 97 38, www.meetjesland.be/sterkmetmelk

Nadere informatie

Melkveebedrijf. Huisvesting. Melkveebedrijf. MPR oktober Melkmachine en melktechniek. 260 koeien 166 jongvee

Melkveebedrijf. Huisvesting. Melkveebedrijf. MPR oktober Melkmachine en melktechniek. 260 koeien 166 jongvee 260 koeien 166 jongvee BVD Vrij IBR Vrij Salmonella onverdacht Paratbc Status A Huisvesting Volledig TMR Aparte vaarzen groep Opstartgroep Gezakt zaagsel (Allspan) met Boxclean 2dd boxen schoongemaakt

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Dipal Conc. 7,5 mg/g concentraat voor tepeldip of spray oplossing. 1.5 mg/g (gebruiksklare oplossing)

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Dipal Conc. 7,5 mg/g concentraat voor tepeldip of spray oplossing. 1.5 mg/g (gebruiksklare oplossing) SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL 7,5 mg/g concentraat voor tepeldip of spray oplossing 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Werkzaam bestanddeel: Beschikbaar

Nadere informatie

Uierlijke verzorging Omdat elk kwartier telt

Uierlijke verzorging Omdat elk kwartier telt Uierlijke verzorging Omdat elk kwartier telt Mastitis is ongetwijfeld een van de kostbaarste ziektes op een melkveebedrijf. Niet alleen vanwege hoge veeartskosten, vroegtijdige opruiming en weggegooide

Nadere informatie

Evaluatie Selectief Droogzetten

Evaluatie Selectief Droogzetten Evaluatie Selectief Droogzetten Risico s en Kansen 23 februari 2015 1 Emma Strous Sophie Noyen-Wolfert Inhoud Theorie droogzetten Richtlijn selectief droogzetten Meningen en Feiten Onderzoek Verkoopcijfers

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL 1,5mg/g tepeldip- of spray oplossing. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Werkzaam bestanddeel: Beschikbaar jodium: 1.5

Nadere informatie

Wie kan het zich veroorloven koeien niet tegen mastitis te beschermen? Een excellente speenconditie is de beste afweer tegen mastitisveroorzakende

Wie kan het zich veroorloven koeien niet tegen mastitis te beschermen? Een excellente speenconditie is de beste afweer tegen mastitisveroorzakende Omdat elk kwartier telt Mastitis is ongetwijfeld een van de kostbaarste ziektes op een melkveebedrijf. Niet alleen vanwege hoge veeartskosten, vroegtijdige opruiming en weggegooide melk, maar ook door

Nadere informatie

NIEUWSBRIEF. voor ondernemende melkveehouders

NIEUWSBRIEF. voor ondernemende melkveehouders SEPTEMBER 2012 N 3 NIEUWSBRIEF voor ondernemende melkveehouders Periodiciteit: trimestrieel - September - Oktober - November - Erkenningsnummer: P913614 - Afgiftekantoor: GENT X Belgique België P.P. -

Nadere informatie

Streven naar een goed producerende koe met lange levensduur

Streven naar een goed producerende koe met lange levensduur Melkveebedrijf van nu naar... Streven naar een goed producerende koe met lange levensduur Efficiënte jongveeopfok: ALVA laag vervangings % + impact mestbeleid Preventief management: risico s vermijden

Nadere informatie

4.4 Speciale waarschuwingen voor elke diersoort waarvoor het diergeneesmiddel bestemd is

4.4 Speciale waarschuwingen voor elke diersoort waarvoor het diergeneesmiddel bestemd is SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL 150 mg Zalf voor intramammair gebruik 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Bevat per voorgevulde injector van 3 gram: Werkzaam

Nadere informatie

Wat zijn de kosten van mastitis in de vrije markt. Henk Hogeveen

Wat zijn de kosten van mastitis in de vrije markt. Henk Hogeveen Wat zijn de kosten van mastitis in de vrije markt Henk Hogeveen Wat kunt u van mij verwachten Het probleem: Preventieve kosten vs faalkosten Faalkosten van mastitis U weet de kosten van mastitis toch?

Nadere informatie

N o t i t i e. Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): -

N o t i t i e. Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): - Auteur: Horneman Betreft: Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): - N o t i t i e Sinds begin 2006 worden resultaten van lactosebepalingen

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Noroseal 2,6 g suspensie voor intramammair gebruik bij runderen 2. KWALTITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Noroseal 2,6 g suspensie voor intramammair gebruik bij runderen 2. KWALTITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL Noroseal 2,6 g suspensie voor intramammair gebruik bij runderen 2. KWALTITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Per intramammaire injector

Nadere informatie

Klebsiella Hiding in blind sight

Klebsiella Hiding in blind sight Klebsiella Hiding in blind sight Boehringer - Uiergezondheidspanel 30 mei 2016 Betsie Krattley Rundveedierenarts ULP Harmelen Inhoud Introductie Keuze casus Casus beschrijving Literatuur Leidraad aanpak

Nadere informatie

Biestmanagement op Vlaamse melkveebedrijven

Biestmanagement op Vlaamse melkveebedrijven Biestmanagement op Vlaamse melkveebedrijven Inleiding Het verzekeren van een goede gezondheid van het kalf start met het uitvoeren van een goed biestmanagement. In een thesis ter behaling van het diploma

Nadere informatie

Kalverdiarree. Hoe los ik het op? Author/location

Kalverdiarree. Hoe los ik het op? Author/location Kalverdiarree Hoe los ik het op? Author/location Situatie Nederland Het voorkomen van afwijkende mest op 108 bedrijven verspreid over heel Nederland Onderzocht door de GD Onderscheid mest: waterig vla

Nadere informatie

DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT,

DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, BD/2013/REG NL 9348/zaak 361152 DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, In overeenstemming met de MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, Gezien het verzoek van Virbac Laboratories te F-06516

Nadere informatie

Mastitis en de vrije markt. Henk Hogeveen

Mastitis en de vrije markt. Henk Hogeveen Mastitis en de vrije markt Henk Hogeveen Wat kunt u van mij verwachten Denken in een tijd zonder quotum Het probleem: Preventieve kosten vs faalkosten En nu zonder quotum Oude denken Productiecapaciteit

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013-2014 De immuunrespons van verschillende boviene coagulase-negatieve stafylokokken species in een muis mastitis door Bram KAPTEIN Promotoren:

Nadere informatie

Nieuwe ontwikkelingen van een oude aandoening: mastitis onder de loep. Deel 1 - literatuuroverzicht

Nieuwe ontwikkelingen van een oude aandoening: mastitis onder de loep. Deel 1 - literatuuroverzicht Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift, 2013, 82 Thema: Mastitis onder de loep 243 Nieuwe ontwikkelingen van een oude aandoening: mastitis onder de loep Deel 1 - literatuuroverzicht New insights into an old

Nadere informatie

Richtlijn Antimicrobiële middelen bij het droogzetten van melkkoeien

Richtlijn Antimicrobiële middelen bij het droogzetten van melkkoeien Richtlijn Antimicrobiële middelen bij het droogzetten van melkkoeien Versie 1.0 Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde Houten, Pre-ambule Preambule KNMvD-richtlijnen Voor u ligt een

Nadere informatie

nieuwsbrief > 01 lente 2010 voor ondernemende melkveehouders Uw eerste keuze in uiergezondheid

nieuwsbrief > 01 lente 2010 voor ondernemende melkveehouders Uw eerste keuze in uiergezondheid nieuwsbrief voor ondernemende melkveehouders > 01 lente 2010 Uw eerste keuze in uiergezondheid Editoriaal Editoriaal Uiergezondheid Het belang van een bedrijfsbehandelplan Geachte lezer, oehringer Ingelheim

Nadere informatie

Biestvoorziening, waaróm is het zo belangrijk? Anja Smolenaars GD Dierenarts Herkauwersgezondheidszorg 15 januari 2015

Biestvoorziening, waaróm is het zo belangrijk? Anja Smolenaars GD Dierenarts Herkauwersgezondheidszorg 15 januari 2015 Biestvoorziening, waaróm is het zo belangrijk? Anja Smolenaars GD Dierenarts Herkauwersgezondheidszorg 15 januari 2015 Biestvoorziening Veel te Vaak Vlug aan voorbijgegaan! Waarom is het zo belangrijk?

Nadere informatie

Conditie, bevuiling, schurft..

Conditie, bevuiling, schurft.. Conditie, bevuiling, schurft.. Locomotiescore, lijn van de rug.. Mest consistentie Gedrag? Werkroutines 5 Werkroutines Weging Punten Werklijnen en kruislijnen Jong naar oud, kans op mestcontact 3 2

Nadere informatie

*PDOC01/229801* PDOC01/ De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

*PDOC01/229801* PDOC01/ De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Prins Clauslaan 8 2595 AJ DEN HAAG Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG www.rijksoverheid.nl/eleni

Nadere informatie

Protocol klauwaandoeningen

Protocol klauwaandoeningen Protocol klauwaandoeningen Algemeen In het algemeen kan gesteld worden dat de mate van problemen afhankelijk is van de voeding, huisvesting en het stalklimaat. Met andere woorden: hoe schoner en droger

Nadere informatie

Melkwinning. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Melkwinning. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Jan van Vliet 19 october 2012 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/38367 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet.

Nadere informatie

Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf

Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf Moeilijk te ontdekken infectieuze ziekten bij runderen Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf vooraleer ze ontdekt en aangepakt worden. Het gaat om besmettelijke

Nadere informatie

Kalverdiarree voorkomen en aanpakken

Kalverdiarree voorkomen en aanpakken Kalverdiarree voorkomen en aanpakken Uit onderzoek onder ruim 400 kalveren blijkt dat meer dan 40% in de eerste drie levensweken een afwijkende mestscore laat zien. Diarree bij kalveren is een veelvoorkomend

Nadere informatie

META-ANALYSE VACCINS TEGEN MASTITIS MET LINK NAAR DE IMMUNITEIT VAN DE UIER

META-ANALYSE VACCINS TEGEN MASTITIS MET LINK NAAR DE IMMUNITEIT VAN DE UIER UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2015 2016 META-ANALYSE VACCINS TEGEN MASTITIS MET LINK NAAR DE IMMUNITEIT VAN DE UIER Door Filip GOEDHUYS Promotor: Prof. Dr. Catherine Delesalle

Nadere informatie

Weerstands-check: snelle beoordeling van de weerstand in de transitieperiode

Weerstands-check: snelle beoordeling van de weerstand in de transitieperiode Weerstands-check: snelle beoordeling van de weerstand in de transitieperiode Naam veehouder Naam dierenarts Datum Voeding Conditie droogstand De gemiddelde conditie bij afkalven is meer dan 3,5: [Toelichting:

Nadere informatie

Waarom droogstand? 24/12/2018. Gevolgen van een verkorte of geen droogstand op melkproductie, inkomen en broeikasgasemissies

Waarom droogstand? 24/12/2018. Gevolgen van een verkorte of geen droogstand op melkproductie, inkomen en broeikasgasemissies Melkgift Gevolgen van een verkorte of geen droogstand op melkproductie, inkomen en broeikasgasemissies Symposium Droogstand op Maat, 2 december 218 Akke Kok, Ariëtte van Knegsel, Corina van Middelaar,

Nadere informatie

Chapter 10. Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland

Chapter 10. Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland Claw Health in Dairy Cows in the Netherlands Chapter 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 - Chapter 10 - Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland Subtitel: Epidemiologische aspecten van verschillende klauwaandoeningen

Nadere informatie

Copyright Boerenbond. Volgens de gegevens die de kopers. DOSSiEr Melk en melkkwaliteit. DE KwAlitEit VAN VErSE KOEMElK BEPAlEN

Copyright Boerenbond. Volgens de gegevens die de kopers. DOSSiEr Melk en melkkwaliteit. DE KwAlitEit VAN VErSE KOEMElK BEPAlEN DE KwAlitEit VAN VErSE KOEMElK BEPAlEN Vorige week presenteerde MCC-Vlaanderen haar jaarverslag. in de loop van vorig jaar werden 5460 melkexploitatiebedrijven opgenomen in de kwaliteitsbepaling uitgevoerd

Nadere informatie