ingediend op 2 november 2016 ( ) Ontwerp van decreet betreffende het Vlaams inburgerings- en integratiebeleid

Transcriptie

1 ingediend op 2 november 2016 ( ) Ontwerp van decreet betreffende het Vlaams inburgerings- en integratiebeleid

2 MEMORIE VAN TOELICHTING Dat Vlaanderen verschillende culturen kent is een gegeven. Bijna 20 procent van de Vlaamse bevolking heeft een allochtone achtergrond wat zichtbare gevolgen brengt doorheen verschillende aspecten van het dagdagelijkse leven. Het aandeel inwoners van buitenlandse herkomst is significant in de grotere steden en vereist een toekomstperspectief ten dienste van het algemeen belang. Om ervoor te zorgen dat de nieuwe bewoners van Vlaanderen kunnen participeren in het dagdagelijkse leven, dienen we de nodige ingrepen te nemen. We dienen te verzekeren dat elke legale nieuwkomer adequaat kan deelnemen aan onze samenleving en hier een welvarend leven kan verzilveren. Om hun kansen op participatie te verbeteren dient er ingezet te worden op arbeidsparticipatie, taalkennis, huisvesting en het voorkomen van armoede. Tevens dient er belang gehecht te worden aan belangrijke pijlers van onze samenleving, zoals onze waarden en normen, ons rechtsstelsel, democratie en de verworven (mensen)rechten. Door de nieuwkomers bij te staan en te begeleiden in deze factoren, kunnen we de achterstand die we nu merken, terugdringen en kunnen we hun toekomst en de toekomst van de komende generaties positief sturen. Er zijn dus een aantal basisdoelstellingen die we aan de hand van het nieuwe ontwerp van decreet naar voren schuiven teneinde een positieve integratie te bestendigen. Ten eerste zal er ingezet worden op de kennis van het Nederlands. Ten tweede zal arbeidsparticipatie gestimuleerd worden. Ten derde zal er gezorgd worden voor de nodige inburgering met (lokale) begeleiding. Kennis van de Nederlandse taal is een vereiste om sterk op uw benen te staan op de arbeidsmarkt. Onvoldoende kennis van het land van verblijf is één van de oorzaken van armoede en slechte integratie in onze samenleving. In het ontwerp van decreet voorzien we de invoering van inburgeringsplicht met bijhorend inburgeringsprogramma -en examen. Inburgering zal verplicht worden voor bepaalde doelgroepen en deze groep zal worden uitgebreid. Tevens zal er nagedacht worden over de mogelijk van sociale dienstplicht en eveneens van gemeenschapswerk. Daarnaast zal er ook een gewerkt worden aan de invoering van een intensieve programma over mensenrechten, waarden en normen.

3 ONTWERP VAN DECREET DE VLAAMSE JEUGDREGERING Op voorstel van de Vlaamse Jeugdminister van Inburgering, Na beraadslaging, BESLUIT: De Vlaamse minister van Inburgering is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt: HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. Art. 2. In dit decreet wordt verstaan onder: 1 attest van inburgering: een attest dat uitgereikt wordt aan de inburgeraar die voor elk onderdeel van het inburgeringstraject aan de volgende voorwaarden heeft voldaan: a) regelmatig aan elk onderdeel deelgenomen hebben; b) de doelstellingen van het inburgeringstraject bereikt hebben; 2 inburgering: een begeleid traject naar integratie waarbij de overheid aan inburgeraars een specifiek programma op maat aanbiedt, dat hun zelfredzaamheid verhoogt met het oog op participatie op professioneel, educatief, maatschappelijk en sociaal vlak; 3 inburgeraar: een persoon die zich komt vestigen in Vlaanderen en Brussel; 4 inburgeringscontract: een overeenkomst tussen de inburgeraar en het VIG waarbij beide partijen verbintenissen aangaan met betrekking tot het inburgeringstraject; 5 VIG: Vlaamse Inburgeringsgroep, de organisatie belast met het uitvoeren van het inburgeringsbeleid, aangesteld door de Vlaamse Regering; 6 integratiebeleid: het beleid dat inspeelt op de gevolgen van migratie, met als doel zelfstandige en evenredige participatie, toegankelijkheid van alle voorzieningen, actief en gedeeld burgerschap van eenieder en het verkrijgen van sociale samenhang te bestendigen; 7 lokaal bestuur: een gemeente of een extern verzelfstandigd agentschap van een gemeente; 8 maatschappelijke dienstverlening: een financiële uitkering door het OCMW, die geheel of gedeeltelijk door de federale overheid ten laste wordt genomen met toepassing van artikel 5 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun, verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; 9 zelfredzaamheid: onder zelfredzaamheid van personen wordt begrepen dat die personen in staat zijn actief en zelfstandig hun levensloopbaan uit te bouwen en daarvoor over een basis taalvaardigheid van het Nederlands beschikken. Bij verwijzing naar personen wordt hierna de mannelijke vorm gebruikt. De mannelijke vorm verwijst zowel naar mannen als naar vrouwen.

4 HOOFDSTUK 2. DOELSTELLINGEN VAN HET VLAAMSE INTEGRATIEBELEID Art Het Vlaamse integratiebeleid richt zich op de gehele samenleving en heeft als doel te zorgen voor: 1 participatie van iedereen; 2 de toegankelijkheid tot de nodige voorzieningen; 3 een actief en gedeeld burgerschap van eenieder; 4 het versterken van sociale samenhang; 5 het bestendigen van nationale waarden en normen en 6 het verzekeren van zelfredzaamheid.. 2. Het Vlaamse integratiebeleid ondersteunt het integratieproces en vertrekt daarbij van de volgende uitgangspunten: 1 gelijkwaardigheid van eenieder; 2 respect voor ieders eigenheid, competenties en ambities; 3 burgerschap; 4 actief burgerschap van eenieder; 5 taalkennis; 6 respect voor de mensenrechten voorzien in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens; 7 respect voor de waarden en normen typerend voor Vlaanderen en 8 nultolerantie tegenover crimineel gedrag. Art. 4. De inburgeringsplicht houdt in: 1 voldoen aan de inburgeringsvoorwaarden opgesteld door de Vlaamse Regering en het VIG; 2 deelnemen aan het inburgeringstraject; 3 deelnemen aan het inburgeringsexamen; 4 slagen voor het inburgeringsexamen en 5 doorheen het inburgeringstraject goed gedrag en zeden vertonen. HOOFDSTUK 3. ORGANISATIE VAN HET VLAAMSE INTEGRATIEBELEID Art. 5. Tweejaarlijks wordt een geïntegreerd actieplan opgesteld en geëvalueerd. Het geïntegreerd actieplan omvat minstens: 1 de beschrijving van de strategische en operationele doelstellingen 2 een analyse van de maatschappelijke context waarbinnen die doelstellingen gerealiseerd moeten worden; 3 de concrete acties die genomen moeten worden om de geformuleerde doelstellingen te realiseren; 4 het tijdpad, opgesteld voor de uitvoering van die acties; 5 de opgave van de indicatoren waarmee de voortgang wordt gemeten; 6 de ingezette middelen en instrumenten. De Vlaamse Regering blijft verantwoordelijk betreffende de formulering en inhoudelijke invulling van het geïntegreerd actieplan. Art Binnen de Vlaamse overheid wordt een commissie Inburgering & Integratie ingericht met als opdracht: 1 toe te zien op de coherente samenwerking en coördinatie van het Vlaamse integratiebeleid, 2 een ontwerp van het geïntegreerd actieplan op te stellen 3 de acties van verschillende beleidsdomeinen op elkaar af te stemmen; 4 een analyse van de genomen acties uit te voeren; 5 het actieplan te evalueren en 6 voorstellen te formuleren voor het actualiseren van het actieplan. 2. De commissie rapporteert jaarlijks aan de Vlaamse Regering over de realisatie en de voortgang van het gevoerde beleid.

5 Art. 7. De Vlaamse Inburgeringsgroep (VIG) is de belangrijkste overheidsinstelling die het integratiebeleid uitvoert. Het VIG bestaat onder andere uit een team van experten die vijfjaarlijks gekozen worden door de Vlaamse Regering. Dit team bestaat uit een Raad van Advocaten, een Raad van Integratiespecialisten en een Raad van Sociale Orde, bestaande uit opvoedingsspecialisten en personen met kennis van de sociale maatschappij. Elke Raad bestaat uit tien leden die door de Vlaamse Regering worden aangesteld. Deze Raden dienen controle uit te oefenen op de werking ambtenaren van het VIG en staan hen bij bij het uitvoering van hun taken. De volledige uitwerking van het VIG wordt bepaald bij later decreet. HOOFDSTUK 4. TOEPASSINGSGEBIED VAN HET VLAAMSE INTEGRATIEBELEID Art. 8. Elke inburgeraar heeft recht op een inburgeringstraject. Bij de uitoefening van dit recht wordt er echter voorrang verleend aan de prioritaire categorie van inburgeraars, namelijk de verplichte inburgeraars. Volgende personen zijn verplicht om een inburgeringstraject te volgen, op voorwaarde dat ze ingeschreven zijn op het Rijksregister in een gemeente van het Nederlandse taalgebied of in een gemeente van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, over een verblijfstitel langer dan 3 maanden beschikken en ouder dan achttien jaar zijn, en worden dus verder verplichte inburgeraars genoemd. 1 de vreemdelingen die voor het eerst met een verblijfstitel van meer dan drie maanden ingeschreven worden in het Rijksregister in een gemeente van het Nederlandse taalgebied of in een gemeente van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de Belgen die voor het eerst ingeschreven zijn in het Rijksregister in een gemeente van het Nederlandse taalgebied of in een gemeente van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Die inburgeraar behoudt zijn hoedanigheid van verplichte inburgeraar zolang hij niet voldaan heeft aan de verplichtingen; 2 elke inburgeraar die behoort tot een van de volgende categorieën, vermeld in het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten: de door de bisschop aangestelde verantwoordelijke van de parochie voor de roomskatholieke eredienst en zijn vervanger, de predikant voor de protestantse eredienst en zijn vervanger, de bedienaar van de eredienst voor de anglicaanse eredienst en zijn vervanger, de rabbijn voor de israëlitische eredienst en zijn vervanger, de kerkbedienaar en zijn vervanger voor de orthodoxe eredienst en de eerste imam en zijn vervanger voor de islamitische eredienst. De Vlaamse Regering en het VIG kunnen deze lijst aanvullen; 3 elke inburgeraar die de Belgische nationaliteit heeft, voor zover hij voor het eerst in een Belgische gemeente in het Rijksregister is ingeschreven. Die inburgeraar behoudt zijn hoedanigheid van verplichte inburgeraar zolang hij niet voldaan heeft aan de verplichtingen;

6 Art De Vlaamse Regering en het VIG beslissen over de categorieën inburgeraars die worden vrijgesteld van de inburgeringsplicht. Volgende categorieën zijn alleszins verplicht vrijgesteld: 1 personen die de nationaliteit hebben van een van de staten van de EU+, met uitzondering van personen die alleen de Belgische nationaliteit hebben of die de Belgische nationaliteit en de nationaliteit van een staat buiten de EU+ hebben, maar niet de nationaliteit van een andere staat van de EU+; 2 personen die volgens internationale of supranationale verdragen vrijgesteld zijn van de inburgeringsplicht De Vlaamse Regering kan andere categorieën van personen van de inburgeringsplicht vrijstellen, hetzij op grond van wetten, decreten of besluiten, hetzij op grond van het voorlopig karakter van het verblijf dat mogelijk definitief kan worden. 2. De verplichte inburgeraar is verplicht: 1 zich bij het VIG aan te melden binnen een termijn van maximaal twee maanden nadat de inburgeringsplicht voor hem is ontstaan; 2 om het inburgeringstraject volledig te voltooien en te slagen voor het Inburgeringsexamen. De inburgeringsplicht ontstaat op het moment van aanwezigheid in een gemeente van het Nederlandse taalgebied of in een gemeente van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. 3. Onder EU+ wordt verstaan: de landen van de EU, aangevuld met de landen van de EER en met Zwitserland. Ondanks de vrijstelling kunnen inburgeraars binnen deze categorie zich vrijwillig aanmelden bij het VIG om een verkort inburgeringstraject te volgen met de focus op het aanleren van Nederlands, opgesteld door het VIG. HOOFDSTUK 5. HET VLAAMSE INTEGRATIEBELEID Art 10. Het inburgeringstraject wordt op maat aangeboden en dient de inburgeraars zelfstandig te leiden naar de reguliere voorzieningen in functie van participatie op professioneel, educatief en sociaal vlak. Het VIG organiseert de werking van het inburgeringstraject en verzorgt de trajectbegeleiding van de inburgeraars binnen het inburgeringstraject. Het VIG rapporteert zesmaandelijks aan de Vlaamse Regering en de betrokken gemeenten van het Nederlandse taalgebied. De Vlaamse Regering legt de organisatie van het inburgeringstraject vast, alsook de inhoud, voorwaarden en kwaliteitscriteria ervan. De Vlaamse Regering stelt eveneens de minimumvereisten vast van het inburgeringsexamen waarvoor geslaagd dient te worden. De lokale besturen kunnen dit inhoudelijk uitbreiden maar dient de minimumvereisten van het inburgeringsexamen te respecteren. Van zodra een inburgeraar voldoet aan deze minimumvereisten, wordt zijn inburgeringsexamen als geslaagd gekwalificeerd. Elke inburgeraar sluit een inburgeringscontract af. Van zodra er een inbreuk kan beschouwd worden op dit contract of indien de inburgeraar na herkansing niet slaagt, beschikt het VIG over sanctiemaatregelen, geregeld in artikel 17.

7 Art Het inburgeringstraject kent een tweedelig verloop: traject A en traject B. Traject A kent een duur van één jaar, onder voorbehoud van verlenging op beslissing van het VIG. Het vangt aan met de eerste maand een cursus Westerse waarden, normen, rechten en plichten. Gedurende het jaar wordt er een intensieve taalcursus Nederlands gegeven, naast een cursus Maatschappelijke Oriëntatie en een loopbaanoriëntatie. Op het einde wordt een inburgeringsexamen georganiseerd. Indien de inburgeraar hierin slaagt, wordt overgegaan op traject B, wat voornamelijk gericht is op loopbaanoriëntatie en zes maanden duurt. Minderjarigen kennen een aangepast traject, opgesteld door het VIG. De uitvoering van het inburgeringstraject gebeurt door de lokale besturen. Deze lokale besturen kunnen een inburgeringssubsidie krijgen indien 70 % van de inburgeraars slagen voor het inburgeringstraject en indien er minstens 100 inburgeraars in het lokaal bestuur bezig zijn met het traject. Deze integratiesubsidie zal per lokaal bestuur maximum euro jaarlijks bedragen en wordt bepaald door de Vlaamse Regering.. 2. Het VIG bepaalt het inburgeringstraject na overleg met de inburgeraar. Het VIG kan beslissen om bepaalde onderdelen van het inburgeringtraject vrij te stellen voor de inburgeraars afhankelijk van zijn omstandigheden, kennis en vaardigheden. 3. De inburgeraar die inkomsten verwerft via maatschappelijke dienstverlening of een leefloon is eveneens gehouden tot het vervullen van het inburgeringstraject. Elke nalatigheid binnen dit traject kan op beslissing van het VIG, na overleg met het OCMW, ertoe leiden dat deze maatschappelijke dienstverlening of het toekennen van een leefloon tijdelijk wordt geschorst of wordt stopgezet. Doorheen het inburgeringstraject wordt er de mogelijkheid geboden aan de inburgeraars om gemeenschapswerk of sociale dienstverlening te verrichten. Na positieve evaluatie door het VIG over deze handelingen en na het slagen voor het inburgeringstraject kunnen de inburgeraars voor de geleverde diensten een integratiesubsidie verkrijgen. Dit wordt bepaald door de Vlaamse Regering bij later decreet. Art Het inburgeringstraject duurt vanaf de aanmelding bij het VIG tot het ogenblik dat de inburgeraar volledig is overgedragen aan het OCMW of aan de reguliere voorzieningen die belast zijn met het vervolgaanbod. Het start maximaal twee maanden na de aanmelding bij het VIG. 2. Als en zolang een inburgeraar werkt en kan bewijzen dat hij niet in staat is om dat werk te combineren met het volgen van een inburgeringstraject, heeft hij recht op een flexibel inburgeringstraject dat hem toelaat zowel te werken als zijn inburgeringstraject te volgen. Het VIG beslist hierover. 3. Aan de kandidaat-inwijkeling kan in het land van herkomst een starterspakket met het oog op inburgering worden aangeboden dat hem in staat stelt zich beter voorbereid te vestigen in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Bepaalde categorieën, zoals geradicaliseerde jongeren en recidivisten, kunnen naast de correctionele straf ook een aangepaste inburgeringscursus opgelegd krijgen. Indien ze voldoen aan de voorwaarden en na 5 jaar geen volgend crimineel feit plegen, kunnen ze 50% van de kosten voor deze cursus terug krijgen. De Vlaamse Regering bepaalt de invulling hiervan.

8 Art. 13. De gemeente waar de inburgeraar voor het eerst met een verblijfstitel van meer dan drie maanden ingeschreven wordt in het Rijksregister, informeert die persoon over het inburgeringsbeleid en verwijst hem door naar het VIG. De gemeente wijst de inburgeraars op hun rechten, plichten en bijhorende sancties bij nalatigheid of bij crimineel gedrag. Het VIG zal vervolgens de verplichte inburgeraar wijzen op zijn inburgeringsplicht en hem verder informeren. Overige categorieën worden door het VIG ingelicht over het inburgeringstraject Art. 14. Als de inburgeraar voor elk onderdeel van zijn inburgeringstraject regelmatig heeft deelgenomen en de doelstellingen ervan heeft bereikt, reikt het VIG aan die persoon een attest van inburgering uit. Als het VIG vaststelt dat een inburgeraar van de inburgeringsplicht vrijgesteld is, reikt het VIG aan die persoon een attest van vrijstelling uit. Art. 15. Het inburgeringstraject wordt afgesloten bij de volledige overdracht van de betrokken inburgeraar van het VIG aan de reguliere voorzieningen of het OCMW. De overdracht verloopt volgens een samenwerkingsovereenkomst, gesloten met de reguliere voorzieningen of het OCMW. De samenwerkingsovereenkomst bevat minstens een regeling over het terugkoppelen van de resultaten van die persoon naar het VIG. De overdracht kan gefaseerd verlopen. De overdracht dient volledig voltooid te zijn uiterlijk 6 maanden na het slagen voor het inburgeringstraject. De Vlaamse Regering kan de nadere voorwaarden bepalen. Art. 16. Indien de inburgeraar nalaat om zich aan te melden maximaal twee maanden nadat voor hem de plicht tot inburgering is ontstaan, of als hij een onderdeel van het inburgeringstraject onrechtmatig vroegtijdig heeft beëindigd of niet regelmatig heeft gevolgd en daarbij de doelstellingen van het onderdeel niet heeft bereikt, heeft het VIG recht om de nalatigheid te sanctioneren. Naast een administratieve geldboete van 50 tot 5000 euro kan er ook beslist worden over verregaandere sancties, waarbij wordt rekening gehouden met de ernst van de inbreuk en de aanwezige verzachtende of verzwarende omstandigheden en na overleg met de juiste autoriteiten. De verplichte inburgeraar krijgt een herkansing van het inburgeringsexamen. Indien de tweede poging eveneens een negatief resultaat teweegbrengt, zal het VIG beslissen over de positie van de inburgeraar ten opzichte van zijn inburgering en nationalisatie. Bij crimineel gedrag en veroordeling vanwege een rechtbank kan zwaar gesanctioneerd worden op beslissing van het VIG. Afhankelijk van de graad van de inbreuk wordt een gepaste sanctie voorzien en kan voorzien worden in aangepaste begeleiding, schorsing van het inburgeringstraject, extra cursussen en in het uiterste geval de stopzetting van het inburgeringstraject. Dit wordt bij verder decreet grondig bepaalt. Beroep op de sanctionering vindt plaats bij de Nederlandstalige Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel.

9 HOOFDSTUK 6. AANVULLENDE BEPALINGEN Art. 17. Het integratiebeleid op het niveau van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt gevoerd in overleg met de Vlaamse Gemeenschapscommissie. De Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft beslissende invloed over het integratiebeleid in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Dat betekent dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de uitwerking, sturing, afstemming en uitvoering van het inclusieve integratiebeleid zorgt, daarvoor de relevante actoren coördineert en overlegt met het VIG. HOOFDSTUK 7. WIJZIGING Art. 18. De Vlaamse Regering wordt ermee belast de bestaande wets- en decreetsbepalingen te wijzigen of op te heffen, om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet. De besluiten die daarvoor worden vastgesteld, houden op uitwerking te hebben als ze niet bij decreet zijn bekrachtigd binnen negen maanden na de datum van hun inwerkingtreding. De bekrachtiging werkt terug tot deze laatste datum. De bevoegdheid die daarvoor aan de Vlaamse Regering is opgedragen, vervalt negen maanden na de inwerkingtreding van dit decreet. Na die datum kunnen de besluiten die krachtens deze paragraaf zijn vastgesteld en zijn bekrachtigd, alleen bij een decreet worden gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven. HOOFDSTUK 8. INWERKINGTREDING Art. 19. De Vlaamse Regering stelt voor elk van de bepalingen van dit decreet de datum van inwerkingtreding vast. Brussel, 2 november De minister-president van de Vlaamse Jeugdregering, Lies GEIRNAERT De Vlaamse Jeugdminister van Inburgering, Torben GERING

10 ARTIKELSGEWIJZE COMMENTAAR Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Dit hoofdstuk regelt de bevoegdheid van het decreet en definieert een aantal begrippen die significant zijn voor de werking van dit decreet. Hoofdstuk 2. Doelstellingen van het Vlaamse integratiebeleid Dit hoofdstuk geeft de verschillende doelstellingen weer van het Vlaamse inburgerings- en integratiebeleid. Deze doelstellingen wenst de Vlaamse Regering op termijn te bereiken doorheen een consistente en realistische inburgeringsbeleid. Doorheen het inburgeringsbeleid wilt de Vlaamse Regering streven tot een open samenleving waarbij de focus gelegd wordt op burgerschap, participatie, de Vlaamse waarden en normen en een betere sociale cohesie. Tevens streven we hierbij naar het bestendigen van de zelfredzaamheid om mee te kunnen draaien in de maatschappij. Deze doelstellingen zijn gevormd met een aantal principes in het achterhoofd, zoals respect voor de mensenrechten, gelijkwaardigheid van eenieder, taalkennis en houdt eveneens rekening met een nultolerantie tegenover crimineel gedrag. Teneinde de doelstellingen te kunnen bereiken worden sommige personen verplicht het inburgeringstraject te vervullen. Hoofdstuk 3. Organisatie van het Vlaamse integratiebeleid Hoofdstuk 3 handelt voornamelijk over de organisatie van het Vlaams integratiebeleid. Het voorziet in een tweejaarlijks geïntegreerd actieplan. Dit actieplan dient steun te bieden aan een coherent en duidelijk beleid waarbij het van belang is om de concrete context van inburgering te schetsen en het van belang is om de nodige voorwaarden en de toepasselijke werking vast te stellen. Eveneens wordt er een commissie Inburgering & Integratie opgericht teneinde de efficiëntie van het beleid te verbeteren door middel van controle en samenwerking tussen verschillende beleidsdomeinen. Deze commissie denkt eveneens inhoudelijk na en heeft de mogelijkheid om voorstellen aan te bieden omtrent het beleid. Daarnaast wordt er voorzien in een nieuwe instelling: de Vlaamse Integratiegroep (VIG). Deze nieuwe instelling zal ijveren naar een efficiënt inburgeringsbeleid en wordt gevormd uit ambtenaren en experten, aangesteld door de Vlaamse Regering, met kennis van zaken, wat resulteert in een evenwicht. Hoofdstuk 4. Toepassingsgebied van het Vlaamse integratiebeleid Dit hoofdstuk behandelt het toepassingsgebied van het Vlaamse integratiebeleid. Hierbij gelden er twee belangrijke categorieën; de verplichte inburgeraars en de vrijgestelden. Inburgering dient in sommige gevallen verplicht te zijn, in het belang van zowel de gemeenschap als het individu zelf. Sommige personen worden geacht reeds voldoende geïntegreerd en ingeburgerd te zijn of minstens over gelijkaardige instelling te beschikken en worden dus vrijgesteld van de inburgeringsplicht.

11 Hoofdstuk 5. Het Vlaamse integratiebeleid Het grootste hoofdstuk van het decreet behandelt de inhoudelijke uitwerking van het Vlaamse integratiebeleid. Het Vlaams integratiebeleid wordt voornamelijk vastgelegd door de Vlaamse Regering en het VIG maar kent eveneens een bepalende kracht toe aan de lokale besturen, die nu eenmaal meer voeling hebben met de maatschappij en zijn burgers. Er wordt voorzien in een tweedeling van de inburgering: traject A en traject B. Traject A focust zich op de belangrijkste zaken betreffende inburgering: onze Westerse waarden en normen, ons plichtsbesef, taalkennis, maatschappelijke oriëntatie en blik op een loopbaanleven. Voldoende kennis betreffende vermelde begrippen en goede wil zouden een inburgeraar voldoende moeten voorbereiden om een zelfstandig leven op te bouwen in onze maatschappij. Teneinde te verzekeren dat de inburgeraars hierover beschikken, wordt er op het einde van traject A een examen georganiseerd. Indien men hierop niet slaagt, kan men nog altijd gebruik maken van de herkansing. Indien de inburgeraar hierin slaagt, wordt overgegaan op traject B waarbij men focust op her verkrijgen van werk. Werk en zelfstandig een inkomen verkrijgen draagt immers bij tot de ultieme integratie en zelfredzaamheid in onze samenleving. Om de lokale besturen te motiveren en aan te zetten tot degelijk bestuur betreffende het integratiebeleid wordt er voorzien in een inburgeringssubsidie. Tevens worden er nog een aantal maatregelen genomen vanuit efficiëntie- en motivatieoogmerk, zoals flexibel inburgeringstraject, verhouding tussen steun van het OCMW en het inburgeringstraject en een integratiesubsidie in het kader van vrijwillige gemeenschapswerk of sociale dienstverlening. Kandidaat-inwijkelingen kunnen zich eveneens in hun land van herkomst beroepen op een starterspakket. Dit zorgt ervoor dat ze beter voorbereid kunnen beginnen aan het volwaardige inburgeringstraject. Door de huidige context van terrorisme, radicalisering en extremisme voorziet men eveneens in een aangepaste inburgeringscursus voor desbetreffende personen, teneinde deze tendens tegen te gaan. Ook zwaar recidivisme wordt hierdoor tegen gegaan. Eveneens wordt er voorzien in sanctionering en worden de gevolgen vastgelegd voor inbreuken binnen het inburgeringstraject en bij het falen voor het inburgeringsexamen. Hiermee willen we de inburgeraars stimuleren om zich degelijk in te zetten voor het inburgeringstraject aangezien dit uiteindelijk positieve vruchten zal afwerpen voor zowel de maatschappij als voor hunzelf. Hoofdstuk 6. Aanvullende bepalingen Dit hoofdstuk regelt de bevoegdheid van het integratiebeleid in Brussel. Hoofdstuk 7. Wijziging Hoofdstuk 8. Inwerkingtreding