een verbetering? Bachelor thesis

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "een verbetering? Bachelor thesis"

Transcriptie

1 Bachelor thesis Het huidige regime van de nietkwalificerende beleggingsdeelneming een verbetering? QuickTime and a decompressor are needed to see this picture. Naam: Wai Ling Chow Studierichting: Fiscaal Economie Administratienummer: Datum: 22 november 2010 Examencommissie: J.A.G. van der Geld

2 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 3 Hoofdstuk 2 Noodzaak van een specifieke regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen 5 Paragraaf 2.1 Deelnemingsvrijstelling en deelnemingsverrekening 5 Hoofds tuk 3 Laagbelaste beleggingsdeelnemingen van 1 januari 2007 tot Paragraaf 3.1 Bezittingentoets 7 Paragraaf Vrije beleggingen 9 Paragraaf 3.2 Vastgoeddeelneming 9 Paragraaf 3.3 Onderworpenheidstoets 10 Paragraaf 3.4 Bewijslast 11 Paragraaf 3.5 Conclusie 12 Hoofdstuk 4 Problemen in praktijk regeling laagbelaste beleggingsdeelnemingen 13 Hoofdstuk 5 Regeling niet-kwalificerende beleggingsdeelneming vanaf Paragraaf 5.1 Oogmerktoets 15 Paragraaf 5.2 Beleggingsdeelneming 16 Paragraaf Beleggingsdeelneming met een aandelenbelang lager dan 5% 16 Paragraaf Beleggingsdeelneming van actieve of passieve groepsfinanciering 16 Paragraaf 5.3 Kwalificerende beleggingsdeelneming 16 Paragraaf Onderworpenheidstoets 17 Paragraaf Bezittingentoets 18 Paragraaf Vrije beleggingen 19 Paragraaf 5.4 Bewijslast 20 Paragraaf 5.5 Conclusie 20 Hoofdstuk 6 Vergelijking van de regelingen en conclusie 21 Paragraaf 6.1 Oogmerktoets 22 Paragraaf 6.2 Onderworpenheidstoets 23 Paragraaf 6.3 Bezittingentoets 23 Paragraaf 6.4 Conclusie 24 Paragraaf 6.5 Aanbevelingen 24 Bijlage I Wettekst laagbelaste beleggingsdeelnemingen (2007 tot en met 2009) 26 Bijlage II Wettekst niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen (vanaf 2010) 27 Literatuurlijst 29 2

3 Hoofdstuk 1 Inleiding Sinds de invoering van de Wet Vpb 1969 wordt in artikel 13 van de Vpb 1969 bepaald dat voordelen uit hoofde van een deelneming bij het bepalen van de winst buiten aanmerking blijven. De wetgever wil namelijk dubbele belastingheffing voorkomen wanneer de winsten van een dochtermaatschappij worden uitgekeerd aan de moedermaatschappij. Bij voordelen dient er ook gedacht te worden aan negatieve resultaten die voortvloeien uit de deelneming. Met de woorden uit hoofde van wordt er aangegeven dat er voldoende verband moet bestaan tussen het voordeel/nadeel en de deelneming. 1 In 2007 werd de deelnemingsvrijstelling aanzienlijk gewijzigd. Hierbij verdween het onderscheid tussen buitenlandse en binnenlandse deelnemingen. Voor de buitenlandse deelnemingen verviel de onderworpenheidseis en de niet-ter-beleggingseis. Om grondslaguitholling te voorkomen en de regeling internationaal aanvaardbaar te houden, diende er een specifieke regeling in de deelnemingsvrijstelling te worden opgenomen. Deze regeling moest voorkomen dat inkomsten uit mobiel kapitaal dat in laagbelastende landen is ondergebracht, belastingvrij zou kunnen worden genoten. Dit heeft gezorgd voor de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen. De deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing op voordelen uit hoofde van een laagbelaste beleggingsdeelneming. In plaats van de deelnemingsvrijstelling krijgt de belastingplichtige recht op een verrekening van de buitenlandse winstbelasting met de Nederlandse vennootschapsbelasting. Bij de deelnemingsverrekening kan de belastingplichtige kiezen voor een forfaitaire verrekening of verrekening van de werkelijk betaalde belasting indien de dochtermaatschappij is gevestigd in een EU-lidstaat. In praktijk zorgde deze regeling voor veel onzekerheid en daarnaast werden de inspecteurs overbelast door openstaande vragen. Halverwege 2009 heeft de Staatssecretaris van Financiën in het Consultatiedocument Vennootschapsbelasting voorstellen opgenomen voor dit probleem. In het najaar van 2009 kwamen de voorgestelde aanpassingen in een wetsvoorstel dat op 23 december 2009 kracht van wet heeft gekregen. Dit zorgde voor wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010). Bij de Wet Overige fiscale maatregelen 2010 werd een aantal wijzigingen aangebracht in de regeling die vanaf 2007 gold voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen. Vanaf 1 januari 2010 is de nieuwe wetgeving van kracht geworden. 1 Besluit van 26 februari 2008, nr. CPP2008/257M, NTFR 2008/541, V-N 2008/

4 Wat is de noodzaak geweest voor invoering van een regeling specifiek voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen? Wat is het verschil met de oude regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen en het huidige regime voor niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen? Aan de hand van deze vragen is de volgende probleemstelling geformuleerd: Is de nieuwe regeling voor niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen een verbetering ten opzichte van de regeling zoals die van 2007 tot 2010 gold voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen? De opzet van deze thesis is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt de noodzaak van deze specifieke regeling besproken. In hoofdstuk 3 wordt de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen besproken zoals die luidde van 2007 tot In hoofdstuk 4 zal gekeken worden naar problemen die de oude regeling met zich meebracht in de praktijk, waardoor per 1 januari 2010 een aangepaste regeling in werking is getreden. Deze regeling voor niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen zal in hoofdstuk 5 aan de orde komen. In hoofdstuk 6 zal een vergelijking worden gemaakt tussen het oude en het huidige regime. Daarnaast zal er gekeken worden of de aangepaste regeling werkelijk een verbetering is. 4

5 Hoofdstuk 2 Noodzaak van een specifieke regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen Sinds de jaren negentig zijn er verschillende aanpassingen geweest in de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 om uitholling van de belastinggrondslag tegen te gaan en de fiscale infrastructuur te versterken. 2 De aanpassingen zijn onder andere nodig geweest om de fiscale wetgeving beter aan te doen sluiten bij de veranderende structuur van de wereldeconomie. Als gevolg van de Europese regelgeving en de ontwikkelingen in de rechtspraak van het Hof van Justitie EU is in de loop der jaren de speelruimte van alle EU-lidstaten op fiscaal gebied aanzienlijk kleiner geworden. Op het terrein van de deelnemingsvrijstelling werd er in 2007 een specifieke bepaling opgenomen inzake de laagbelaste beleggingsdeelnemingen. Door deze bepalingen wilde de wetgever voorkomen dat beleggingsinkomsten werden ondergebracht in laagbelastende landen en in Nederland op grond van de deelnemingsvrijstelling onbelast konden worden genoten. Het doel van deze regeling was dus het uitsluiten van de deelnemingsvrijstelling voor mobiele beleggingen en passieve financieringsactiviteiten in belastingparadijzen. 3 De deelnemingsvrijstelling was dus niet van toepassing indien de dochtermaatschappij kwalificeerde als een laagbelaste beleggingsdeelneming. Hiervoor gold in plaats van een vrijstelling een deelnemingsverrekening op grond van artikel 13aa Wet Vpb 1969 en artikel 23c Wet Vpb Deelnemingsvrijstelling en deelnemingsverrekening De aan de Vpb onderworpen lichamen zouden zonder toepassing van de deelnemingsvrijstelling of verrekening, het volle tarief van de vennootschapsbelasting moeten betalen over hun dividenden. In deze situatie werd het dividend opnieuw belast zonder enige tegemoetkoming voor het feit dat het afkomstig was uit winst die al een keer eerder was belast met vennootschapsbelasting. 4 Bij een deelnemingsvrijstelling houdt de wetgever dividend dat wordt ontvangen met toepassing van de deelnemingsvrijstelling buiten de belastbare winst. Dit geldt ook voor vermogenswinsten op de aandelen in de dochtermaatschappij. Bij deelnemingsverrekening dient de moedermaatschappij het voordeel waarvoor zij deelnemingsverrekening geniet wel tot haar winst te rekenen. Dit voordeel wordt verhoogd met belasting die de beleggingsdeelneming zelf heeft 2 Engelen, F.A., Vording, H. & Weeghel, S. (2008). Voorstel tot wijziging van belastingwetten en verbeteren fiscale vestigingsklimaat. WFR, 137e jaargang (6777), Brief 21 november 2006 van minister Zalm aan de Eerste Kamer, V-N 2006/61.3. p Prof. dr. J.N. Bouwman. Wegwijs in de Vennootschapsbelasting, Hoofdstuk 6, p

6 betaald over de winst waaruit het dividend afkomstig is. Vpb wordt dan geheven over het gebruteerde voordeel, maar die Vpb mag onder voorwaarden worden verminderd met de belasting die de beleggingsdeelneming was verschuldigd in verband met de winst waaruit het uitgedeelde dividend is betaald. Effect van de deelnemingsverrekening is dat over de voordelen van een laagbelaste beleggingsdeelneming Nederlandse Vpb wordt bijgeheven totdat een belastingdruk van 25,5% bestaat. Indien de voordelen uit de deelneming uit dividenden bestaan waarop de EG-moeder/dochterrichtlijn van toepassing is, kan ervoor gekozen worden om de werkelijk betaalde belasting te verrekenen in plaats van de forfaitaire verrekening. Er kan alleen geen aanspraak worden gemaakt op de deelnemingsverrekening indien de beleggingsdeelneming feitelijk niet is onderworpen aan een belasting naar de winst. De genoten voordelen zullen dan volledig in de Nederlandse Vpb worden betrokken. De doelstelling van de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelneming is het uitsluiten van de deelnemingsvrijstelling voor mobiele beleggingen en passieve financieringsactiviteiten in belastingparadijzen. Het is een alternatieve invulling van antimisbruikregels voor eenvoudig geografisch te situeren activiteiten. 5 Voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen geldt er dan een deelnemingsverrekening in plaats van een deelnemingsvrijstelling. In het volgende hoofdstuk zal de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen zoals die luidde van 2007 tot 2010 aan de orde komen. 5 Prof. dr. J.A.G. van der Geld, Hoofdzaken vennootschapsbelasting, zesde druk, 2010, Kluwer Deventer. 6

7 Hoofdstuk 3 Laagbelaste beleggingsdeelnemingen van 1 januari 2007 tot 2010 Met ingang van 1 januari 2007 zijn de niet-ter-beleggingseis en de onderworpenheidseis, die golden voor buitenlandse deelnemingen, komen te vervallen. Daarvoor in de plaats kwam de regeling voor de laagbelaste beleggingsdeelneming in artikel 13 lid 9 Wet Vpb Dit artikel bepaalde (van 2007 tot en met 2009): De deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing op voordelen uit hoofde van een laagbelaste beleggingsdeelneming, alsmede op de kosten ter zake van de verwerving of de vervreemding van die deelneming. 6 Wanneer de deelneming aan de bezittingentoets én aan de onderworpenheidstoets voldeed, dan werd de deelneming aangemerkt als een laagbelaste beleggingsdeelneming, tenzij er sprake was van een vastgoeddeelneming. In paragraaf 3.2 zal nader op de vastgoeddeelneming worden ingegaan. De criteria voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen golden voor zowel binnenlandse als buitenlandse deelnemingen. Bij kwalificatie als laagbelaste beleggingsdeelneming was er een deelnemingsverrekening mogelijk op grond van artikel 13aa Wet Vpb 1969 en artikel 23c Wet Vpb Nederland zou dan bijheffen tot het Nederlandse Vpb-tarief over de voordelen van de laagbelaste beleggingsdeelneming. In de volgende paragrafen zullen de twee toetsen worden besproken. 3.1 Bezittingentoets De bezittingentoets was opgenomen in artikel 13 lid 10 Wet Vpb In dit artikel stond het volgende (van 2007 tot en met 2009): de bezittingen van het lichaam waarin de belastingplichtige een deelneming heeft, grotendeels, onmiddellijk of middellijk, bestaan uit vrije beleggingen, dat lichaam niet is onderworpen aan een belasting naar de winst die resulteert in een heffing naar een tarief van ten minste 10% over een naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst ( ). Vrije beleggingen zijn andere beleggingen dan die welke redelijkerwijs noodzakelijk zijn in het kader van de ondernemingsactiviteiten van het lichaam dat de beleggingen bezit. Bij deze toets dienden de bezittingen van de deelneming te worden geanalyseerd. Aan de bezittingentoets was voldaan wanneer de bezittingen van de deelneming onmiddellijk of middellijk voor meer dan 50% bestonden uit vrije beleggingen. 7 Het moment waarop de beleggingen met de bezittingen dienden te worden vergeleken was niet aan een bepaald tijdstip gekoppeld. In beginsel diende het steeds met elkaar te worden vergeleken. Dat wilde zeggen dat een dochtermaatschappij een beleggingsdochter werd vanaf het tijdstip dat zij grotendeels 6 Prof. mr. dr. P.G.H. Albert (2010), Deelnemingsvrijstelling, Sdu Uitgevers Den Haag, p Artikelsgewijze deel van memorie van toelichting, V-N 2006/30.3 p

8 belegde. 8 Bij analyse van de bezittingen diende er uitgegaan te worden van de waarde in het economische verkeer van de vermogensbestanddelen op de actiefzijde van de balans. 9 De nietgeactiveerde posten waarvan de kosten direct ten laste van de winst- en verliesrekening waren gebracht, zoals eigen goodwill, dienden ook in aanmerking genomen te worden bij de bezittingentoets. 10 Artikel 13 lid 10 Wet Vpb 1969 eiste dat de bezittingen grotendeels, onmiddellijk of middellijk bestonden uit vrije beleggingen. Uit middellijk vloeide voort dat de bezittingen toegerekend moesten worden. In de memorie van antwoord van de Eerste Kamer werd in dit kader de toerekeningsbalans geïntroduceerd. 11 Op deze balans werden de bezittingen van het lichaam zelf opgenomen (onmiddellijke bezittingen). Daarnaast werden pro rata de bezittingen opgenomen van dochters en kleindochters van het lichaam waarin de belastingplichtige een deelneming had (middellijke bezittingen). Het ging dus om de actiefzijde van de balans. De betekenis van het woord of in onmiddellijk of middellijk kan het volgende worden afgeleid: 12 Het woord onmiddellijke geldt voor deelnemingen die niet in het bezit zijn van 5% of meer van het nominaal gestorte kapitaal in een andere vennootschap; Voor een deelneming die een belang heeft van 5% of meer in een andere vennootschap (tussenhoudster), geldt uitsluitend de middellijke toets. Bij deze tussenhoudster moet op grond van de toerekeningsbalans worden beoordeeld of aan de bezittingentoets is voldaan. De enkelvoudige balans van de tussenhoudster is voor de bezittingentoets niet van belang. Volgens Prof. mr. dr. P.G.H. Albert kan uit de memorie van antwoord Eerste Kamer worden afgeleid dat de woorden onmiddellijk of middellijk niet taalkundig moeten worden uitgelegd. De wetgever wil hiermee aangeven dat de onmiddellijke toets geldt voor deelnemingen die niet in het bezit zijn van 5% of meer van het nominaal gestorte kapitaal in een andere vennootschap. De middellijke toets zou dan gelden voor deelnemingen die wel in het bezit zijn van 5% of meer van het nominaal gestorte kapitaal in een andere vennootschap. 8 Onderdeel I nota naar aanleiding van het verslag Tweede Kamer van wetsvoorstel p. 47, V-N 2006/43.2 p Onderdeel I nota naar aanleiding van het verslag Tweede Kamer van wetsvoorstel , V-N 2006/43.2 p Paragraaf 4.2 van memorie van antwoord Eerste Kamer van wetsvoorstel (Wet werken aan de winst), V-N 2006/61.2 p Paragraaf 4.2 van memorie van antwoord Eerste Kamer van wetsvoorstel (Wet werken aan de winst), V-N 2006/61.2 p Paragraaf 4.2 van memorie van antwoord Eerste Kamer van wetsvoorstel (Wet werken aan de winst), V-N 2006/61.2 p.18. 8

9 3.1.1 Vrije beleggingen Artikel 13 lid 10, tweede volzin, bepaalde het volgende: Vrije beleggingen zijn andere beleggingen dan die welke redelijkerwijs noodzakelijk zijn in het kader van de ondernemingsactiviteiten van het lichaam dat de beleggingen bezit. De activiteiten van de moedermaatschappij waren niet van belang bij de vraag of de deelneming aan de bezittingentoets voldeed. Ook het oogmerk waarmee de moedermaatschappij de aandelen in de deelneming hield speelde geen rol bij de bezittingentoets. 13 Alleen de activiteiten van het lichaam die de beleggingen bezat, zijn van belang. In nota naar aanleiding van het verslag Tweede Kamer werd het volgende aangegeven: Om te bepalen of een vermogensbestanddeel een vrije belegging vormt, dient er gekeken te worden naar de activiteiten van de deelneming en de plaats die het vermogensbestanddeel inneemt in het vermogen van de deelneming. In artikel 13 lid 11 Wet Vpb 1969 werd meer uitleg gegeven van het begrip vrije beleggingen. Volgens de parlementaire geschiedenis zou lid 11 vooral betrekking hebben op groepsvorderingen. 14 Minister Zalm gaf het volgende aan in zijn brief van 21 november 2006 aan de Eerste Kamer: 15 Als groepsvorderingen samen met overige vrije beleggingen meer dan de helft bedragen van de bezittingen van het lichaam dat deze groepsvorderingen houdt, worden deze vorderingen aangemerkt als vrije belegging, tenzij het lichaam kan worden aangemerkt als actief financieringslichaam. Indien de groepsvorderingen samen met de overige vrije beleggingen minder dan de helft van het vermogen bedragen van het lichaam, dan worden deze niet automatisch als vrije belegging aangemerkt. 3.2 Vastgoeddeelneming In het begin van dit hoofdstuk werd al aangegeven dat een deelneming werd gekwalificeerd als een laagbelaste beleggingsdeelneming, als de deelneming aan de twee toetsten voldeed, tenzij er sprake was van een vastgoeddeelneming. De vastgoeddeelneming stond in artikel 13 lid 13 Wet Vpb Voor een vastgoeddeelneming gold de deelnemingsvrijstelling, ongeacht aan welk tarief de vastgoeddeelneming was onderworpen. Er was wel een uitzondering, indien de deelneming het vastgoed via een fiscale beleggingsinstelling hield. Dan was er geen sprake van een vastgoeddeelneming Schriftelijke beantwoording 6 september 2006 van TweedeKamervragen die gesteld zijn tijdens technische briefing inzake wetsvoorstel (Wet werken aan de winst), V-N 2006/51.2, p. 10. Onderdeel I, paragraaf 5.2 nota naar aanleiding verslag Tweede Kamer van wetsvoorstel (p. 48). 14 F.P.J. Snel, Groepsfinancieringsdochter duidelijkheid gewenst, NTFR 2008/ V-N 2006/61.3, p Paragraaf 4.5 van memorie van antwoord Eerste Kamer van wetsvoorstel (Wet werken aan de winst), V-N 2006/61.2, p

10 Deze uitzondering voor vastgoeddeelnemingen kwam tot stand bij de tweede nota van wijziging. 17 Onroerende zaken zijn namelijk niet mobiel. Daarnaast wordt het heffingsrecht over voordelen uit vastgoed volgens de OESO-doctrine toegewezen aan het bronland, terwijl het heffingsrecht over voordelen uit overige beleggingen, meestal worden toegewezen aan het woonland. Een vastgoedbelegging is dan meer te vergelijken met een actieve onderneming dan met een mobiele belegging. 18 Bij de toets van lid 13 is sprake van een consolidatie en geen toerekeningsbalans zoals bij lid 10. Groepsvorderingen zullen dan tegen elkaar wegvallen. Om te bepalen of de moedermaatschappij een vastgoeddeelneming is, dient een geconsolideerde balans te worden opgesteld. De geconsolideerde balans dient dan voor minstens 90% uit onroerende zaken te bestaan. In praktijk werd er gevraagd of de grens van 90% soepel kon worden toegepast ten aanzien van bezittingen die rechtstreeks samenhangen met de exploitatie van onroerende zaken, zoals belastingvorderingen, garantieaanspraken en dergelijke. Over de 90%-grens heeft minister Zalm het volgende gezegd: 19 De ruimte van 10% zal naar verwachting over het algemeen toereikend zijn. Het is niet aannemelijk dat er een belastingvordering aanwezig zal zijn die meer bedraagt dan 10% van het totale vermogen van de vastgoedvennootschap. In uitzonderlijke gevallen, waarbij kortdurend een overschrijding van de 10%-grens optreedt, kan hiervoor met de inspecteur een praktische oplossing worden gezocht. 3.3 Onderworpenheidstoets De onderworpenheidstoets werd in artikel 13 lid 10 Wet Vpb 1969 als volgt verwoord: niet is onderworpen aan een belasting naar de winst die resulteert in een heffing naar een tarief van ten minste 10% over een naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst, waarbij de artikelen 12b en 12c buiten toepassing blijven. Bij de onderworpenheidstoets diende er een vergelijking gemaakt te worden tussen: 20 De winstbelasting die de deelneming betaalt en; 10 % van de naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst van de deelneming (waarbij artikel 12b en 12c buiten toepassing blijven). 17 V-N 2006/51.3, p Artikelsgewijze toelichting op tweede nota van wijziging van wetsvoorstel (Wet werken aan de winst), V-N 2006/51.3, p Brief minister Zalm 21 november 2006 aan de Eerste Kamer, V-N 2006/61.3, p WFR 2006/6678, p

11 Prof. mr. dr. Albert meent uit de wettekst en parlementaire toelichting 21 te kunnen afleiden dat een feitelijke jaar-tot-jaartoets achteraf de manier is om de onderworpenheid te toetsen. De feitelijke omstandigheden van het individu zou namelijk per geval bekeken dienen te worden, of en in hoeverre de Nederlandse winstbepaling regeling afwijkt van de buitenlandse regeling. Pas na afloop van het jaar kan men beantwoorden of de deelneming in het buitenland voldoende belast is geweest. De winst van iedere beleggingsdeelneming diende te worden bepaald naar Nederlandse maatstaven. Hierbij moesten alle bijzondere regels die in Nederland golden in acht worden genomen. Tot de bijzondere regels behoorden naast de renteaftrekbeperkingen, ook de regels met betrekking tot de beperking van de afschrijving op onroerende zaken, regeling voor waardering onderhanden werk en de deelnemingsvrijstelling. Prof. mr. dr. Albert is van mening dat uit de wettekst naar Nederlandse maatstaven belastbare winst aangegeven werd dat het ging om de jaarwinst en niet de totaalwinst. Als voorbeeld merkte hij op dat de afschrijvingsbeperking van toepassing is bij het bepalen van de naar Nederlandse maatstaven belastbare winst. 22 Bij totaalwinst zou deze beperking niet van belang zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag Twee Kamer werd het volgende aangegeven over deze vereiste: 23 De onderworpenheidseis houdt in dat wordt gekeken of de effectieve druk bij de beleggingsdochter minder is dan 10% over de naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst. De belastbare winst is winst voor eventuele verliesverrekening en voorkoming van dubbele belastingheffing. Hierdoor kan het uiteindelijke resultaat van de heffing bij beleggingsdochter minder zijn dan 10% over de naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst. Het is dan niet de bedoeling dat een beleggingsdochter als gevolg hiervan wordt aangemerkt als laagbelaste beleggingsdochter. 3.4 Bewijslast Op wie berustte de bewijslast bij de vraag of sprake was van een laagbelaste beleggingsdeelneming? Prof. mr. dr. Albert is van mening dat als belanghebbende aannemelijk maakt dat sprake is van een deelneming, het aan de inspecteur is om aannemelijk te maken dat 21 Nota naar aanleiding van het verslag Tweede Kamer van wetsvoorstel (Wet werken aan de winst), V-N 2006/43.2, p Nota naar aanleiding van het verslag Tweede Kamer van wetsvoorstel (Wet werken aan de winst), V-N 2006/43.2, p Onderdeel I (paragraaf 5.3) van nota naar aanleiding van het verslag Tweede Kamer van wetsvoorstel (p. 50), V-N 2006/43.2, p

12 het gaat om een laagbelaste beleggingsdeelneming. 24 De inspecteur zou aannemelijk moeten maken dat de bezittingen voor meer dan 50% uit vrije beleggingen bestaan. Daarnaast dient ook aannemelijk gemaakt te worden dat de deelneming onvoldoende onderworpen is. De wetgever gaat er juist vanuit dat de belastingplichtige op grond van artikel 47 AWR gemotiveerd aan dient te geven waarom de deelneming geen laagbelast beleggingsdeelneming is. In de nota naar aanleiding van het verslag Tweede Kamer staat het volgende hierover: 25 Voor de bewijslastverdeling gelden de normale regels. Dat betekent dat de bewijslast bij de partij ligt die het meeste baat bij heeft. De belastingplichtige zal vaak de meest gerede partij zijn om aannemelijk te maken dat een beleggingsdochter onderworpen is. De belastingplichtige heeft vaak de meeste informatie over de mate van onderworpenheid. De inspecteur zal pas naar de mate van onderworpenheid vragen indien hij een indicatie heeft dat er sprake zou kunnen zijn van een laagbelaste beleggingsdeelneming. 3.5 Conclusie Een deelneming werd vanaf 1 januari 2007 tot en met 2009 gekwalificeerd als een laagbelaste beleggingsdeelneming als werd voldaan aan de bezittingentoets én de onderworpenheidstoets, tenzij er sprake was van een vastgoeddeelneming. Aan de bezittingentoets was voldaan wanneer de bezittingen van de deelneming onmiddellijk of middellijk voor meer dan 50% bestonden uit vrije beleggingen. Bij de onderworpenheidstoets werd gekeken of de effectieve druk bij de beleggingsdochter minder is dan 10% over de naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst. Bij kwalificatie als een laagbelaste beleggingsdeelneming kwam de deelneming in aanmerking voor een deelnemingsverrekening. De te verrekenen winstbelasting wordt forfaitair gesteld op 5% of er kan gekozen worden om het daadwerkelijk geheven winstbelasting te verrekenen. De laatste optie is alleen mogelijk voor EU-lidstaten. In dit hoofdstuk is de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelneming die luidde tot 2010 aan de orde gekomen. In het volgende hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de problemen die deze regeling meebracht in de praktijk. 24 Prof. mr. dr. P.G.H. Albert (2010), Deelnemingsvrijstelling, Sdu Uitgevers Den Haag, p Onderdeel I (paragraaf 5.5) van nota naar aanleiding van het verslag Tweede Kamer van wetsvoorstel (p. 57), V-N 2006/43.2, p

13 Hoofdstuk 4 Problemen in praktijk regeling laagbelaste beleggingsdeelnemingen De wetgever wilde door middel van regelingen de emigratie van mobiel kapitaal bestrijden. Onder de regeling die gold van 1 januari 2007 tot 2010 diende de vraag te worden beantwoord of al dan niet sprake was van een laagbelaste beleggingsdeelneming. Hierbij speelden twee toetsen een rol. De onderworpenheidstoets vereiste dat het Nederlands recht moest worden toegepast op de belastbare winst van de deelneming bij beoordeling of was voldaan aan het vereiste. Er diende sprake te zijn van een belasting naar de winst die resulteerde in een heffing naar een tarief van ten minste 10% over een naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst. De bezittingentoets vergde in beginsel het opstellen van een toerekeningsbalans met daarop alle bezittingen van de deelneming en achterliggende vennootschappen. 26 Hoe was de praktische uitvoerbaarheid van deze regeling? Een groot probleem van de beleggingstoets was de beoordeling bij gemengde situaties. Situaties waar sprake was van een gemengd oogmerk. De wijze van beoordeling van dit grijze gebied was onduidelijk. Het grammaticale uitgangspunt was een tweetal toetsen, de onderworpenheidstoets en de bezittingentoets. In het begin was het al duidelijk dat de duidelijkheid van de definities van groot belang waren op de uitvoerbaarheid van de regeling. Tijdens de parlementaire behandeling door de bewindspersonen werd meerdere keren aangegeven dat de grammaticaal vereiste zou worden gecompenseerd met de flexibiliteit in de uitvoering. Dit werd aangeduid als de vrije bewijsleer. Als uitgangspunt hiervoor kon worden gesteld dat degene die stelde, moest bewijzen. 27 Mr. drs. Strik gaf aan dat flexibiliteit nuttig is maar dat de beleidsvrijheid van de inspecteur vanzelfsprekend haar grenzen in de wettelijke regeling zou vinden omdat de gewenste flexibiliteit daarmee niet in strijd mag komen. In de praktijk waren in de loop van de tijd grenzen van deze benadering in beeld gekomen. Het beste zou zijn om dit dan in de wet op te nemen. Een wettelijke regeling dient het mogelijk te maken voor belastingplichtigen om hun situatie met een grote mate van zekerheid te kunnen beoordelen op de juridische gevolgen op basis van de wettekst, parlementaire behandeling en eventuele jurisprudentie. Een regeling schiet ook te kort als de belastingplichtige in deze situatie altijd is aangewezen op vooroverleg met de inspecteur, aldus mr. drs. Strik. Hierbij kan een geringe wijziging in het feitencomplex ook weer leiden tot een 26 Mr. drs. S.A.W.J. Strik, De voorgelegde regeling voor beleggingsdeelnemingen: een verbetering, maar verduidelijking gewenst!, WFR 2009/ Staatssecretaris van Financiën, Ruijschop nr. CPP2008/257M, d.d , Besluit deelnemingsvrijstelling, NTFR 2008/

14 andere uitkomst. Deze regeling bleef een ingewikkelde regeling en zeker voor belastingplichtigen met veel deelnemingen. 28 Dit was ook nadelig voor het fiscale vestigingsklimaat in Nederland. 29 Bij de bezittingentoets kon het voor komen dat een bezitting van een kleindochter werd gekwalificeerd als vrije belegging en dus voorkwam op de toerekeningsbalans. Dit terwijl de voordelen van deze bezitting bij de kleindochter normaal werden belast. Dit had tot gevolg dat een dergelijke bezittingen de toerekeningsbalans kon vergiftigen, aldus Mr. drs. Strik. 30 In praktijk was de uitvoerbaarheid van de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen ingewikkeld voor beide partijen die hiermee in aanraking kwamen. Dit kwam voornamelijk door het grammaticale vereiste van de twee toetsen en de flexibiliteit in de uitvoering van de inspecteur. Uiteindelijk kwam er een aanpassing in de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen die zoveel mogelijk de bezwaren zouden wegnemen. In het volgende hoofdstuk zal de huidige regeling voor niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen aan bod komen. 28 Algemeen deel van memorie van toelichting, V-N 2009/ Frédérique C.L. van Geuns, Onderworpenheidseis voor passieve beleggingsdeelneming, EU proof?, april/ mei Mr. drs. S.A.W.J. Strik, De voorgelegde regeling voor beleggingsdeelnemingen: een verbetering, maar verduidelijking gewenst!, WFR 2009/

15 Hoofdstuk 5 Regeling niet-kwalificerende beleggingsdeelneming vanaf 2010 Met ingang van 2010 is de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen versoepeld. De wet voor niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen dat Staatssecretaris De Jager van Financiën op 15 september 2009 bij de Tweede Kamer had ingediend, ligt ten grondslag aan deze aanpassing. 31 Bij deze nieuwe regeling dient eerst getoetst te worden of de deelneming een als belegging gehouden deelneming vormt. Dit is de oogmerktoets. Deze toets was niet aanwezig bij de regeling die gold voor de deelnemingen van 2007 tot en met Als de deelneming als belegging wordt gehouden, dient er vervolgens gekeken te worden naar de onderworpenheidstoets en/of de bezittingentoets. Er wordt dan beoordeeld of sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming. Hiervoor geldt dan alsnog de deelnemingsvrijstelling. Allereerst zal de oogmerktoets van artikel 13 lid 9 Wet Vpb 1969 nader worden bekeken. Daarna zal de beleggingsdeelneming van artikel 13 lid 10 Wet Vpb 1969 aan bod komen. Uiteindelijk zullen de twee toetsen volgen. 5.1 Oogmerktoets De oogmerktoets is opgenomen in artikel 13 lid 9 Wet Vpb In de memorie van toelichting van wetsvoorstel van de Overige fiscale maatregelen 2010 werd het volgende vermeld over dit artikel: Of een deelneming als belegging wordt gehouden, hangt af van het oogmerk van de belastingplichtige. Een deelneming wordt als belegging gehouden indien deze wordt aangehouden met het oog op het verkrijgen van een rendement dat bij normaal vermogensbeheer kan worden verwacht. In het artikelsgewijze deel van de memorie van toelichting wordt het volgende vermeld over de oogmerktoets: Indien sprake is van een deelneming waarin onmiddellijk of middellijk beleggingen worden aangehouden, maar waarin ook ondernemingsactiviteiten worden uitgeoefend die in het verlengde liggen van de ondernemingsactiviteiten, kan sprake zijn van een gemengd oogmerk. In zulke gevallen moet worden getoetst bij welk oogmerk het zwaartepunt ligt. Bij gevallen waar getoetst moet worden waar het zwaartepunt ligt, is van belang of er naar een hoger rendement wordt gestreefd dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is. Verschillende factoren die daarnaast ook een rol kunnen spelen zijn: de aard en omvang van de activiteiten, de 31 NTFR 2009/1989, V-N 2009/46.5. Het wetsvoorstel is op 19 november door de Tweede en op 22 december 2009 door de Eerste Kamer aangenomen. 15

16 aard en omvang van de bezittingen, omvang van de bruto-opbrengsten en omvang van de winsten die aan het houden van beleggingen of het uitoefenen van een onderneming kunnen worden gerelateerd Beleggingsdeelneming In artikel 13 lid 10 Wet Vpb 1969 worden twee soorten deelnemingen altijd als beleggingsdeelneming aangemerkt. Deze worden in de volgende twee subparagrafen besproken. De deelnemingsvrijstelling zal hier dus niet van toepassing zijn, tenzij er sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming. Een kwalificerende beleggingsdeelneming is een beleggingsdeelneming die aan de onderworpenheidstoets voldoet en/of aan de bezittingentoets van artikel 13 lid 11 Wet Vpb Beleggingsdeelneming met aandelenbelang lager dan 5% De eerste soort deelneming is een deelneming met een aandelenbezit van minder dan 5%. Ingevolge artikel 13 lid 2a vormt dit geen deelneming. Dit aandelenbelang wordt als belegging aangemerkt, volgens artikel 13 lid 14a. Als de bezittingen van de deelneming voor meer dan 50% bestaan uit aandelenbelangen van minder dan 5% wordt die deelneming als beleggingsdeelneming aangemerkt, volgens artikel 13 lid 10a. Deze toets vindt in beginsel plaats op basis van commerciële cijfers Beleggingsdeelneming van actieve of passieve groepsfinanciering De tweede soort deelneming vervult een groepsfinancieringsfunctie, waardoor de deelneming als beleggingsdeelneming wordt aangemerkt, volgens artikel 13 lid 10b. In de memorie van toelichting van wetsvoorstel werd het volgende vermeld: Een deelneming wordt geacht een beleggingsdeelneming te zijn indien het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden, samen met de lichamen waarin het direct of indirect een belang van ten minste 5% heeft, grotendeels een groepsfinancieringsfunctie vervult. Of sprake is van een groepsfinancieringsfunctie hangt af van de aard van de omzet, de activiteiten en de activa en passiva van het lichaam. 5.3 Kwalificerende beleggingsdeelneming Als een deelneming gekwalificeerd wordt als een beleggingsdeelneming op grond van artikel 13 lid 9 of lid 10, dient de deelneming nog beoordeeld te worden. Er dient gekeken te worden of sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming. Bij een positief deelnemingsvoordeel 32 Memorie van antwoord inzake Belastingplan 2010 naar Eerste Kamer, VN-V 2009/

17 dient de belastingplichtige aannemelijk te maken dat er sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming. Bij een negatief deelnemingsvoordeel is de inspecteur hiervoor verantwoordelijk. Ingevolge artikel 13 lid 11 is sprake van een kwalificerende beleggingsdeelneming als de deelneming voldoende onderworpen is en/of als de bezittingen van de deelneming doorgaans voor minder dan 50% bestaande uit laagbelaste vrije beleggingen. Als aan één van deze voorwaarden is voldaan, of aan beide, dan is de deelnemingsvrijstelling van toepassing. Deze twee toetsen zullen in de volgende twee subparagrafen aan bod komen Onderworpenheidstoets Vanaf 2010 is de onderworpenheidstoets aangepast en het wordt als volgt gedefinieerd in artikel 13 lid 11a: het lichaam is onderworpen aan een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing. 33 Hier moet beoordeeld worden of er een winstbelasting van voldoende niveau drukt op het passief inkomen. Er dient een vergelijking gemaakt te worden tussen het belastingregime van de dochtervennootschap en het Nederlandse vennootschapsbelastingregime. Verschillende onderdelen die vergeleken dienen te worden zijn het belastingtarief, de belastinggrondslag en andere aspecten die de uiteindelijke heffing bepalen. Bij deze toets gaat het uiteindelijk om de beoordeling van de onderworpenheid van het direct gehouden belang. Het is niet van belang of eventuele kleindochters voldoende zijn onderworpen. 34 Het uitgangspunt voor de grondslagvergelijking is de jaarwinstbepaling. Afwijkingen van het Nederlandse stelsel die geen gevolgen hebben voor de belastingheffing over het inkomen leiden er niet toe dat sprake is van onvoldoende onderworpenheid. Hier gaat het bijvoorbeeld om verschil in afschrijving op bedrijfsmiddelen en verschil in investeringsaftrek voor bedrijfsmiddelen. Aan de andere kant zijn er ook regelingen die wel kunnen leiden tot onvoldoende onderworpenheid. Hierbij dient gedacht te worden aan onder andere: een tax holiday; een cost plus benadering waarbij een beperkte grondslag wordt gehanteerd; een van de winst aftrekbaar dividend. Daarnaast zijn ook de fiscale behandelingen van geldleningen belangrijk voor de grondslagvergelijking. Een belastingstelsel dat geen renteaftrekbeperking kent, kan leiden tot onvoldoende onderworpenheid. Ook verschillen in termen bij verliesverrekening kan de 33 Artikelsgewijze toelichting op wetsvoorstel (Overige fiscale maatregelen 2010) 15 september Prof. mr. dr. P.G.H. Albert (2010), Deelnemingsvrijstelling, Sdu Uitgevers Den Haag, p Parlementaire toelichting van wetsvoorstel (Overige fiscale maatregelen 2010) inzake beleggingsdeelneming. 17

18 uiteindelijke belastingheffing beïnvloeden, maar kan niet leiden tot onvoldoende onderworpenheid. Uit de memorie van toelichting van wetsvoorstel (Overige fiscale maatregelen 2010) leidt Prof. mr. dr. Albert af dat het bij deze toets niet gaat om de feitelijke onderworpenheid, maar om de normatieve onderworpenheid. Het gaat niet om hoe het buitenlandse recht op de deelneming door de buitenlandse belastingdienst is toegepast, maar hoe het buitenlandse recht op de deelneming toegepast zou moeten worden. Bij een reguliere belastingtarief van ten minste 10% en waarbij geen sprake is van bijzondere grondslagafwijkingen kan de volgens de Nederlandse grondslag berekende grondslag ertoe leiden dat het effectieve tarief lager uitkomt dan 10%. Dan kan er toch sprake zijn van een naar Nederlandse maatstaven reële heffing indien de buitenlandse belastinggrondslag breder is dan de Nederlandse Bezittingentoets Ingevolge artikel 13 lid 11b wordt aan de bezittingentoets voldaan, indien de bezittingen van de deelneming onmiddellijk of middellijk doorgaans voor minder dan 50% bestaat uit laagbelaste vrije beleggingen. De term doorgaans geeft aan dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing blijft als de bezittingen gedurende een korte periode voor 50% of meer bestaan uit vrije beleggingen. 35 Bij deze toets wil men een activiteitentoets. Dit wordt al versimpeld tot een balanstoets en vervolgens tot een foutieve bezittingentoets, omdat hier alleen gekeken wordt naar de actiefzijde van de balans. Doordat men niet naar de passiefzijde van de balans kijken, kan het mogelijk zijn dat binnen een concern doorgeleende gelden leiden tot dubbeltellingen. Als oplossing zou men in dit geval de vorderingen van deze doorgeleende gelden niet mee te tellen bij de bezittingen. 36 In beginsel vindt de bezittingentoets plaats aan de hand van een toerekeningsbalans op basis van de waarde in het economische verkeer. Hierbij moeten ook bezittingen worden meegenomen die niet zijn geactiveerd, zoals eigen goodwill. 37 Bij deze toets dient een verdeling gemaakt te worden van bezittingen in laagbelaste vrije beleggingen en niet laagbelaste vrije beleggingen. In het slotpassage van artikel 13 lid 11b wordt aangegeven dat een deelneming niet als laagbelaste vrije beleggingen wordt aangemerkt: indien de bezittingen van het lichaam dat de laagbelaste vrije beleggingen bezit doorgaans ten minste hoofdzakelijk bestaan uit andere bezittingen dan laagbelaste vrije beleggingen, waarbij de deelnemingen die dat lichaam houdt worden geacht geen 35 Memorie van toelichting van wetsvoorstel (Overige fiscale maatregelen 2010) 15 september Prof. dr. J.A.G. van der Geld, Hoofdzaken vennootschapsbelasting, zesde druk, 2010, Kluwer Deventer. 37 Nota naar aanleiding van het verslag Tweede Kamer van wetsvoorstel (Overige fiscale maatregelen 2010), V-N 2009/54.5, p

19 bezittingen te zijn. Dit betekent dat op de toerekeningsbalans alleen de laagbelaste vrije beleggingen worden meegenomen, als zij meer dan 30% uitmaken van de bezittingen van het lichaam dat deze beleggingen bezit. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt aangegeven dat een exacte toerekeningsbalans niet in alle gevallen noodzakelijk is. Zo kan in plaats hiervan op basis van enkelvoudige balansen, de commerciële consolidatiebalans van de dochter waarin een deelneming wordt gehouden als startpunt worden genomen. Dit kan samen met een organogram van het concern een vrij betrouwbaar beeld geven van de activiteiten Vrije beleggingen Artikel 13 lid 12 Wet Vpb 1969 geeft aan welke drie groepen bezittingen als vrije beleggingen worden aangemerkt. In lid 13 wordt dan bepaald wanneer vrije beleggingen laagbelast zijn. De eerste groep staat in artikel 13 lid 12a. Het gaat om beleggingen die niet noodzakelijk zijn voor de ondernemingsuitoefening van het lichaam dat de beleggingen bezit. Ingevolge artikel 13 lid 14 zijn aandelenbelangen van minder dan 5% per definitie beleggingen, maar dit wil niet zeggen dat er gelijk sprake is van een laagbelaste vrije belegging. Onroerende zaken worden namelijk niet als vrije beleggingen aangemerkt, tenzij de onroerende zaken in het bezit zijn van een fiscale beleggingsinstelling of vrijgestelde beleggingsinstelling. Daarnaast worden in beginsel groepsvorderingen als vrije beleggingen aangemerkt. 38 Op deze regel zijn er wel drie uitzonderingen: kortlopende leverancierskrediet 39, groepsvorderingen van actieve financieringsvennootschappen 40 en groepsvorderingen die voor minstens 90% zijn gefinancierd met leningen die zijn verkregen van derden. Als derde wordt, ingevolge artikel 13 lid 12c, het gebruiksrecht van bedrijfsmiddelen die ter beschikking zijn gesteld aan verbonden lichamen aangemerkt als vrije beleggingen. Hierop zijn twee uitzonderingen: bedrijfsmiddelen van actieve terbeschikkingstellingsvennootschappen 41 en bedrijfsmiddelen die voor minstens 90% zijn gefinancierd met leningen die zijn verkregen van derden. In artikel 13 lid 13 Wet Vpb 1969 wordt het volgende bepaald over laagbelaste vrije beleggingen: Vrije beleggingen zijn laagbelast indien de voordelen uit hoofde van de beleggingen, bezittingen of 38 Artikel 13 lid 12b Wet op de Vennootschapsbelasting Memorie van toelichting van wetsvoorstel (Overige fiscale maatregelen 2010) onder het kopje Artikel 13, twaalfde lid (groepsvorderingen). 40 Artikel 2a Uitvoeringsbeschikking Vennootschapsbelasting Artikel 2b Uitvoeringsbeschikking Vennootschapsbelasting

20 bedrijfsmiddelen als bedoeld in lid 12 niet worden betrokken in een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing. 5.4 Bewijslast Ervan uitgaande dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, geldt het volgende: 42 De inspecteur die van mening is dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is, dient aannemelijk te maken dat er sprake is van een beleggingsdeelneming. Als de inspecteur hierin slaagt, dan gaat de bewijslast naar de belastingplichtige. De belastingplichtige dient aannemelijk te maken dat sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming. Dit kan de belastingplichtige doen door aan te geven dat er voldaan wordt aan de onderworpenheidstoets of aan de bezittingentoets. In tegenovergestelde situatie wanneer de belastingplichtige aangeeft dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is, zal de belastingplichtige dit aannemelijk moeten maken dat sprake is van een niet-kwalificerende beleggingsdeelneming. Ingevolge artikel 47 AWR dient de belastingplichtige de inspecteur de noodzakelijke gegevens de verschaffen als de inspecteur hierom verzoekt. 5.6 Conclusie Het regime van de niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen is per 2010 van kracht gegaan. Bij de eerste toets, de oogmerktoets, dient gekeken te worden of de deelneming wordt aangehouden met het oog op het verkrijgen van een rendement dat bij normaal vermogensbeheer kan worden verwacht. Indien dit het geval is, is er sprake van een belegging. De deelneming kan dan nog gekwalificeerd worden als een kwalificerende beleggingsdeelneming. Van belang zijn hierbij de onderworpenheidstoets en de bezittingentoets. Bij de onderworpenheidstoets moet beoordeeld worden of het lichaam is onderworpen aan een belasting naar de winst die resulteert in een reële heffing. Bij de bezittingentoets dienen de bezittingen van de deelneming voor minder dan 50% te bestaat uit vrije beleggingen. Als aan één van de toetsen of aan beide is voldaan, dan is er sprake van een kwalificerende beleggingsdeelneming waarbij de deelnemingvrijstelling van toepassing is. Als bij de oogmerktoets sprake is van een belegging en er wordt niet voldaan aan één toets of beide toetsen, dan is sprake van een niet-kwalificerende beleggingsdeelneming. Hiervoor geldt de deelnemingsverrekening. 42 Prof. mr. dr. P.G.H. Albert (2010), Deelnemingsvrijstelling, Sdu Uitgevers Den Haag, p

21 In het laatste hoofdstuk zal gekeken worden of de aangepaste regeling een verbetering is ten opzichte van de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen. Zijn de problemen verholpen die in de praktijk bij de oude regeling aanwezig waren? 21

22 Hoofdstuk 6 Vergelijking van de regelingen en conclusie Ondernemingen ervaren het laagbelaste beleggingsregime als een verbodsbepaling. Het aantal laagbelaste beleggingsdeelnemingen is hierdoor beperkt in Nederland. Andere landen met een deelnemingsregime hebben ook maatregelen die er op zijn gericht te voorkomen dat inkomsten uit mobiel kapitaal in laagbelastende jurisdicties worden ondergebracht, maar elk land heeft zijn eigen invulling ten aanzien van laagbelast en het begrip passieve winst. 43 Nederland heeft zelf het regime voor de niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen. In de vorige hoofdstukken is de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen aan bod gekomen en er is in beeld gebracht welke problemen deze regeling met zich meebracht in de praktijk. Deze ingewikkelde regeling heeft gezorgd dat er vanaf 2010 een aangepaste regeling in de wet is gekomen, de regeling voor niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen. In dit hoofdstuk zal gekeken worden of het huidige regime een verbetering is. 6.1 Oogmerktoets In de huidige regeling is de oogmerktoets toegevoegd. De oogmerktoets biedt meer zekerheid dan de balanstest die nodig is onder de oude regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen. Een oogmerk zal normaal gesproken minder snel veranderen dan de verhouding tussen zogenoemde vrije beleggingen en overige bezittingen. Bij de oogmerktoets hoeft er geen toerekeningsbalans te worden opgesteld of de mate van onderworpenheid te worden vastgesteld, waardoor deelnemingsvrijgestellingsregime makkelijker kan worden toegepast. 44 Bij het gemengde oogmerk is beslissend of het zwaartepunt ligt bij het oogmerk dat naar een hoger rendement wordt gestreefd dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is. De weging van de verschillende elementen en de invulling van het begrip zwaartepunt blijft vaag, aldus R.C. de Smit. 45 Er dient gekeken te worden naar de bezittingen, omvang van de activiteiten, omvang bruto-opbrengsten, de winst en de door de werknemers bestede tijd. Alleen de concrete invulling en de weging van de relevante omstandigheden blijft vaag. 46 De belastingrechter zal bij moeilijke situaties uiteindelijk de knoop moeten doorhakken, tenzij de belastingplichtige en inspecteur er zelf kunnen uitkomen op grond van de bezittingentoets of onderworpenheidstoets. Het is wel 43 V-N 2009/54.5, Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 2009/10, 32129, nr R.C. de Smit MSc, De beleggingsdeelneming in 2010, Kluwer, Deventer 2010, p R.C. de Smit MSc, De beleggingsdeelneming in 2010, Kluwer, Deventer 2010, p R.C. de Smit MSc, De beleggingsdeelneming in 2010, Kluwer, Deventer 2010, p V-N 2009/66.3 Memorie van antwoord. 22

23 zonde dat de beoogde versoepeling van de regeling zo weer deels ongedaan wordt gemaakt, aldus R.C. de Smit. 6.2 Onderworpenheidstoets Onder de oude regeling eiste de onderworpenheidstoets een heffing naar de winst die resulteert in een heffing naar een tarief van ten minste 10% over een naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst. Dit is vervangen door de toets dat de deelneming onderworpen is aan een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing. In beginsel is niet langer noodzakelijk een hercalculatie te maken van de effectieve belastingdruk naar de Nederlandse maatstaven. Dit bleek in de praktijk vaak een onuitvoerbare regeling. Het begrip reële heffing impliceert een globalere benadering, vergeleken met de oude toets. Mr. drs. Strik is van mening dat een meer globale benadering wel ruimte geeft aan souplesse maar aan de andere kant neemt de rechtsonzekerheid ook toe. Die kan alleen worden weggenomen als een grote mate van duidelijkheid wordt verschaft over de invulling van het begrip reële heffing. Uit de toelichting komt naar voren dat de huidige toets uit twee onderdelen bestaat: een stelselvergelijking en een vergelijking van de feitelijke heffing. De oude onderworpenheidstoets was een feitelijke jaar-tot-jaartoets achteraf, terwijl de huidige meer een stelselvergelijking vooraf is Bezittingentoets Bij de oude en huidige regeling wordt bij de bezittingentoets uitgegaan van een toerekeningsbalans. Bij de huidige regeling wordt met de toegevoegde term doorgaans bereikt dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing blijft als de bezittingen gedurende een korte periode voor 50% of meer bestaan uit vrije beleggingen. Dit is in tegenstelling met de continue toets bij de oude regeling. 48 Bij de huidige bezittingentoets wordt in artikel 13 lid 11 onderdeel b samen met artikel 13 lid 12 aangegeven welke bezittingen als vrije beleggingen worden aangemerkt. In praktijk kan dan sneller gezien worden of er vrije beleggingen binnen het concern aanwezig zijn. De vrije beleggingen dienen dan op de toerekeningsbalans te worden geplaatst Prof. mr. dr. P.G.H. Albert (2010), Deelnemingsvrijstelling, Sdu Uitgevers Den Haag, p Artikelsgewijze toelichting II, Artikel IV onderdeel B, V-N 2009/46.6 Memorie van toelichting. 49 Mr. drs. S.A.W.J. Strik, De voorgelegde regeling voor beleggingsdeelnemingen: een verbetering, maar verduidelijking gewenst!, WFR 2009/

Checklist Deelnemingsvrijstelling

Checklist Deelnemingsvrijstelling Checklist Deelnemingsvrijstelling Wie een (persoonlijke) holding bezit met daarin aandelen in een werkmaatschappij, zal al snel achter het belang van de deelnemingsvrijstelling komen. De deelnemingsvrijstelling

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 OOGMERKTOETS

HOOFDSTUK 1 OOGMERKTOETS HOOFDSTUK 1 OOGMERKTOETS A Wetteksten A.1. V-N 2009/46.5. Voorstel van wet Kamerstukken II 2009/10, 32129, nr. 2 Artikel IV De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd: (...) B.

Nadere informatie

Deelnemings vrij stelling

Deelnemings vrij stelling Deelnemings vrij stelling prof.mr.dr. P.G.H. Aïbert Sdu Uitgevers Den Haag Inhoudsopgave Voorwoord / Inleiding / Opzet van het boek / 5 1 Wettekst, wetsgeschiedenis en ratio van art. 13 Wet Vpb 1969 /

Nadere informatie

Naar een EU-bestendige vennootschapsbelasting. Frank Engelen PricewaterhouseCoopers Universiteit Leiden International Tax Center Leiden

Naar een EU-bestendige vennootschapsbelasting. Frank Engelen PricewaterhouseCoopers Universiteit Leiden International Tax Center Leiden Naar een EU-bestendige vennootschapsbelasting Frank Engelen PricewaterhouseCoopers Universiteit Leiden International Tax Center Leiden Grondslagen van de interne markt De interne markt omvat een ruimte

Nadere informatie

onderworpenheidstoets waarbij de activiteiten van de dochtervennootschap voor minder dan 10% belast zouden moeten worden, berekend op grond van

onderworpenheidstoets waarbij de activiteiten van de dochtervennootschap voor minder dan 10% belast zouden moeten worden, berekend op grond van Mr.M.V.Lambooij Dames en heren! Gegeven de beperkte tijd van twintig minuten zal ik mij ook beperkingen moeten opleggen. Ik wil met name aandacht besteden aan de gewijzigde voorwaarden voor de deelnemingsvrijstelling

Nadere informatie

Alles onder Controle!

Alles onder Controle! Alles onder Controle! VPB 2010 Het consultatiedocument Maurice de Clercq & Gunther Hoffmann 25 november 2009 Programma Inleiding Groepsrentebox Renteaftrekbeperkingen Laagbelaste beleggingsdeelneming Inleiding

Nadere informatie

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID Memorandum REENTE ELASTINGONTWIKKELINGEN MET ETREKKING TOT DE FISALE EENHEID Op 6 juni 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid gepubliceerd. In

Nadere informatie

Spoedreparatie fiscale eenheid. Michel Ruijschop

Spoedreparatie fiscale eenheid. Michel Ruijschop Spoedreparatie fiscale eenheid Michel Ruijschop Spoedreparatiemaatregelen Uitgangspunten en vragen Geen temporele beperking (!) Hoe ver gaat het wegdenken? Ook wegdenken als de fiscale eenheid nadelig

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015 Waarom een VBI of een FBI? De VBI en de FBI zijn faciliteiten die collectief belleggen faciliteren. Fiscaal bezien kan je ruwweg - (collectief) beleggen op twee manieren vormgeven. Een belastingplichtige

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 533 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor

Nadere informatie

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010)

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directie Directe Belastingen Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus

Nadere informatie

De laagbelaste beleggingsdeelneming

De laagbelaste beleggingsdeelneming De laagbelaste beleggingsdeelneming Is de wijziging in het regime voor de laagbelaste beleggingsdeelneming per 1 januari 2010 een verbetering, mede gelet op EU-recht? MASTER THESIS Naam : A. Klop Studierichting

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 323 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) NOTA VAN WIJZIGING Het

Nadere informatie

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt. 33 955 Regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 381 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde

Nadere informatie

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1 Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 686 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde

Nadere informatie

Transparante Vennootschap

Transparante Vennootschap Transparante Vennootschap Er is een Transparante Vennootschap (hierna: TV) ingevoerd. Een TV is een naamloze vennootschap (hierna NV) of een besloten vennootschap (hierna: BV) die verzcht heeft om voor

Nadere informatie

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze

Nadere informatie

Staatssecretaris beantwoordt vragen spoedreparatie fiscale eenheid

Staatssecretaris beantwoordt vragen spoedreparatie fiscale eenheid Staatssecretaris beantwoordt vragen spoedreparatie fiscale eenheid Op 4 juni 2018 is het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid ( het wetsvoorstel ) bij de Tweede Kamer ingediend (zie onze eerdere

Nadere informatie

Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting.

Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting. Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting. 1. Algemeen systeem. De wet voorziet in diverse gedetailleerde

Nadere informatie

De deelnemingsvrijstelling in 2010 de oogmerktoets onder de loep

De deelnemingsvrijstelling in 2010 de oogmerktoets onder de loep De deelnemingsvrijstelling in 2010 de oogmerktoets onder de loep In deze scriptie wordt ingegaan op de wijzigingen per 1 januari 2010 in de deelnemingsvrijstelling. Vlierden, 19 april 2010 1 De deelnemingsvrijstelling

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 38029 30 december 2014 Vennootschapsbelasting. Fiscale eenheid. Wijziging van het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Artikel XII Het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs JJJ JJJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam, 7 oktober 2008

Nadere informatie

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding...3 Hoofdstuk 2 De deelnemingsvrijstelling van artikel 13 Wet VPB 1969...4 2.1 Wat is een deelneming?...4 2.2 Wanneer wordt de deelnemingsvrijstelling toegepast?...5

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

De onderworpenheidstoets binnen de deelnemingsvrijstelling

De onderworpenheidstoets binnen de deelnemingsvrijstelling De onderworpenheidstoets binnen de deelnemingsvrijstelling De onderworpenheidstoets belicht vanuit diverse Nederlands fiscaal-economische en fiscaal-juridische perspectieven Rotterdam, 31 mei 2012 De onderworpenheidstoets

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 459 Wijziging van enige belastingwetten (Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Curaçaos fiscaal vestigingsklimaat Fiscaal aantrekkelijke investeringslichamen en regelingen

Curaçaos fiscaal vestigingsklimaat Fiscaal aantrekkelijke investeringslichamen en regelingen Curaçaos fiscaal vestigingsklimaat Fiscaal aantrekkelijke investeringslichamen en regelingen Auteurs: V.L.M. Bonifacio-Pieters MSc en J.J. Job MSc 1 Behalve voor het zonnige weer, de uitgestrekte zandstranden,

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011 ... No.W06.11.0119/III 's-gravenhage, 1 juni 2011 Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van PM; Gelet op artikel 37 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Nadere informatie

De gevolgen van de CFC-regelgeving voor de Nederlandse deelnemingsvrijstelling en verrekening.

De gevolgen van de CFC-regelgeving voor de Nederlandse deelnemingsvrijstelling en verrekening. De gevolgen van de CFC-regelgeving voor de Nederlandse deelnemingsvrijstelling en verrekening. Masterscriptie Internationaal en Europees Fiscaal Recht Naam: Duco Smeekes Studentnummer: 10854525 Begeleider:

Nadere informatie

Datum 16 april 2012 Betreft Opzet aanpassing Bvdb 2001 (voorkoming dubbele bankenbelasting) en tweede Nota van wijziging bankenbelasting

Datum 16 april 2012 Betreft Opzet aanpassing Bvdb 2001 (voorkoming dubbele bankenbelasting) en tweede Nota van wijziging bankenbelasting > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA s GRAVENHAGE Directie Internationale Fiscale Zaken Korte Voorhout 7 2511 CW Den

Nadere informatie

Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd.

Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd. Onderneemt u vanuit meerdere bv s, dan kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om de bv s een fiscale eenheid te laten vormen. Zowel in de vennootschapsbelasting als in de omzetbelasting is een fiscale eenheid

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 269 Wet van 21 juli 2007, houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de

Nadere informatie

Uitvoeringsbesluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente

Uitvoeringsbesluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente Uitvoeringsbesluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente Artikel 1 Reikwijdte en definities 1. Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 13l en 15ad van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 696 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 met het oog op het tegengaan van uitholling van de belastinggrondslag en het versterken

Nadere informatie

Halfjaarverslag 2012 Mn Services Fondsenbeheer B.V.

Halfjaarverslag 2012 Mn Services Fondsenbeheer B.V. Halfjaarverslag 2012 Mn Services Fondsenbeheer B.V. Inhoud Directie en functionarissen per 30 juni 2012 3 Halfjaarverslag Balans per 30 juni 2012 4 Winst- en Verliesrekening per 30 juni 2012 5 Algemene

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 30 572 Wijziging van belastingwetten ter realisering van de doelstelling uit de nota «Werken aan winst» (Wet werken aan winst) A GEWIJZIGD VOORSTEL

Nadere informatie

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen) Memorie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 689 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 teneinde beleggingsinstellingen de mogelijkheid te bieden om vastgoed te ontwikkelen

Nadere informatie

!i2ji ]]] ]]] de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

!i2ji ]]] ]]] de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs !i2ji ]]] ]]] de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen mr. drs. S.A.W.J. Strik voorzitter Commissie Wetsvoorstellen De Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Schiphol Group. Jaarverslag

Schiphol Group. Jaarverslag Schiphol Group Jaarverslag 2014 12. Winstbelastingen in de jaarrekening In deze paragraaf worden alle jaarrekeningposten met betrekking tot winstbelastingen toegelicht. Deze zijn onder te verdelen in winstbelasting

Nadere informatie

Winstbelastingen in winst- en verliesrekening (effectief) ,7% ,7%

Winstbelastingen in winst- en verliesrekening (effectief) ,7% ,7% 12. Winstbelastingen in de jaarrekening In deze paragraaf worden alle jaarrekeningposten met betrekking tot winstbelastingen toegelicht. Deze zijn onder te verdelen in winstbelasting in de winst- en verliesrekening,

Nadere informatie

A. In artikel 2.5, tweede lid, wordt 4.17, 4.18 vervangen door: 4.17, 4.17a, 4.17b, 4.17c, 4.18.

A. In artikel 2.5, tweede lid, wordt 4.17, 4.18 vervangen door: 4.17, 4.17a, 4.17b, 4.17c, 4.18. Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging

Nadere informatie

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats door Dr. M. van Dun 1997 KLUWER - DEVENTER Inhoudsopgave LUST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN XVI 1 INLEIDING 1 2 DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS

Nadere informatie

Definitief aangiftebiljet winstbelasting 2012

Definitief aangiftebiljet winstbelasting 2012 Definitief aangiftebiljet winstbelasting 2012 Kalenderjaar 2012 of boekjaar eindigend in 2012 Datum van uitreiking: Uiterste datum van indiening: 30 juni 2013 Terugontvangst: Dit aangiftebiljet is bestemd

Nadere informatie

138 De Pensioenwereld in 2014

138 De Pensioenwereld in 2014 17 138 De Pensioenwereld in 2014 Beleggingen 139 EU-claims: geen grijs gedraaide plaat Auteurs: Susan Groot Koerkamp en Erwin Nijkeuter In de meeste Europese landen worden of werden buitenlandse pensioenfondsen

Nadere informatie

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001 Onderwerpen: Korte uitleg heffingssysteem inkomstenbelasting Korte uitleg heffingssysteem vennootschapsbelasting Vrijstellingen en heffingskortingen Aflossen eigenwoningschuld Familielening eigen woning

Nadere informatie

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal. 1. Inleiding. 2. De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting Inleiding Voorwaarden vormen fiscale eenheid VPB

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal. 1. Inleiding. 2. De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting Inleiding Voorwaarden vormen fiscale eenheid VPB Van: NOAB Adviesgroeplid Marree & Van Uunen Belastingadviseurs Datum: februari 2019 Onderwerp: Spoedreparatie fiscale eenheid VPB voor het MKB 1. Inleiding In 2018 werd aangekondigd dat de regeling voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 30 572 Wijziging van belastingwetten ter realisering van de doelstelling uit de nota «Werken aan winst» (Wet werken aan winst) E BRIEF VAN DE MINISTER

Nadere informatie

$ 100,000 (2punten) Pand gebruik genot $ 417,500 50% $ 208,750 Boekwaarde $ 250,000 -/- 1 Hypotheek $ 100,000 +/+ 1.

$ 100,000 (2punten) Pand gebruik genot $ 417,500 50% $ 208,750 Boekwaarde $ 250,000 -/- 1 Hypotheek $ 100,000 +/+ 1. Opgave 1 Activa Fiscale Werkelijke Passiva Fiscale Werkelijke boekwaarde waarde boekwaarde waarde Alternatief per goed Bedrijfspand 250,000 350,000 Kapitaal 337,500 667,500 getal 2 (x3) Voorraad 200,000

Nadere informatie

HOLLAND IMMO GROUP INSINGER DE BEAUFORT BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2014. Geen accountantscontrole toegepast

HOLLAND IMMO GROUP INSINGER DE BEAUFORT BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2014. Geen accountantscontrole toegepast HOLLAND IMMO GROUP INSINGER DE BEAUFORT BEHEER B.V. TE EINDHOVEN Halfjaarcijfers per 30 juni 2014 Balans per 30 juni 2014 Vóór resultaatbestemming ACTIVA 30 juni 2014 31 december 2013 Vlottende activa

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2014. Geen accountantscontrole toegepast

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2014. Geen accountantscontrole toegepast HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN Halfjaarcijfers per 30 juni 2014 Balans per 30 juni 2014 Vóór resultaatbestemming ACTIVA 30 juni 2014 31 december 2013 Vlottende activa Handelsdebiteuren 1.624

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 651 Wet van 13 december 1996 tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 met het oog op het tegengaan van uitholling van de belastinggrondslag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 065 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 3508 Invoering van een bronbelasting en afschaffing van de dividendbelasting alsmede wijziging van enige wetten in verband met enkele maatregelen voor het bedrijfsleven (Wet bronbelasting 00) TWEEDE NOTA

Nadere informatie

Inhoud LIjsT Van Bewerkers afkortingen 17 InLeIdIng BeLasTIngrechT InkomsTenBeLasTIng winst

Inhoud LIjsT Van Bewerkers afkortingen 17 InLeIdIng BeLasTIngrechT InkomsTenBeLasTIng winst Inhoud Lijst van bewerkers 15 Afkortingen 17 1 Inleiding belastingrecht 21 1.1 Inleiding 21 1.2 Soorten heffingen 21 1.3 Doel van belastingheffing 23 1.4 De plaats van het belastingrecht in het recht 24

Nadere informatie

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende :

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende : VERTALING Aanvullende Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst en tot opheffing van het Protocol tussen het Koninkrijk België en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting en tot

Nadere informatie

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Geldend op 24-07-2009 - Besluit van 27 maart 2001; CPP 2001/366M De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris

Nadere informatie

EXAMENPROGRAMMA. Vakopleiding Bedrijfsadministratie & Accountancy (VBA ) Examen Belastingrecht niveau 6 Niveau

EXAMENPROGRAMMA. Vakopleiding Bedrijfsadministratie & Accountancy (VBA ) Examen Belastingrecht niveau 6 Niveau EXAMENPROGRAMMA Diplomalijn(en) Financieel-Administratief Diploma('s) Vakopleiding Bedrijfsadministratie & Accountancy (VBA ) Eamen Belastingrecht niveau 6 Niveau Vergelijkbaar met hbo Versie 1-0 Geldig

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 54139 11 oktober 2018 Vennootschapsbelasting. Subjectieve vrijstelling voor stichtingen en verenigingen (artikel 6 van

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam,

Nadere informatie

Definitief aangiftebiljet winstbelasting 2010

Definitief aangiftebiljet winstbelasting 2010 Definitief aangiftebiljet winstbelasting 2010 Kalenderjaar 2010 of boekjaar eindigend in 2010 Uiterste inleverdatum: Terugontvangst: Dit aangiftebiljet is bestemd voor: Binnenlandse belastingplichtigen.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

Nadere informatie

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende: ARTIKEL I De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het vijfde lid wordt een belang heeft vervangen door: direct of indirect

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

Omzetting van de Europese richtlijn naar het Belgisch recht

Omzetting van de Europese richtlijn naar het Belgisch recht 87 HOOFDSTUK 1 Omzetting van de Europese richtlijn naar het Belgisch recht AFDELING 1 Het fiscale stelsel opgelegd door de Europese fiscale fusierichtlijn van 23 juli 1990 (veelvuldig gewijzigd) 1. Toepassingsgebied

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 30 572 Wijziging van belastingwetten ter realisering van de doelstelling uit de nota «Werken aan winst» (Wet werken aan winst) G BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 689 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 teneinde beleggingsinstellingen de mogelijkheid te bieden om vastgoed te ontwikkelen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 381 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een aftrekverbod voor de aankoopkosten van een deelneming

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 788 Wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de introductie

Nadere informatie

8 Belastinglastverantwoording bij fiscale eenheid

8 Belastinglastverantwoording bij fiscale eenheid * 8.2 Ten behoeve van de heffing van de vennootschapsbelasting kan een moedermaatschappij met haar dochtermaatschappij(en) waarin zij een belang heeft van ten minste 95% op verzoek worden samengevoegd

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van PM, nr. PM

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van PM, nr. PM Besluit van PM DATUM tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van PM 2016 nr. PM Gelet op de

Nadere informatie

Voor wat betreft de rentebetalingen wordt verwezen naar onderdeel a hiervoor.

Voor wat betreft de rentebetalingen wordt verwezen naar onderdeel a hiervoor. Uitwerking tentamenopgave 1 (totaal 50 ptn) Opgave a; relevante fiscale aspecten voor 2007 (5 ptn) Voor 2007 zijn in principe alleen de beide leningen relevant. Voor wat betreft de betaalde optiepremie

Nadere informatie

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Jasper van Nes Advocaat Belastingadviseur Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Belastingrecht 23 maart 2018 Rente op een geldlening voor de financiering

Nadere informatie

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2015. Geen accountantscontrole toegepast

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2015. Geen accountantscontrole toegepast HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN Halfjaarcijfers per 30 juni 2015 Balans per 30 juni 2015 Vóór resultaatbestemming ACTIVA 30 juni 2015 31 december 2014 Vaste activa Immateriële vaste activa

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2009 2010 32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 19 november

Nadere informatie

Jaarverslag 2010 Rhodenborg Beleggingen I BV Houten

Jaarverslag 2010 Rhodenborg Beleggingen I BV Houten Jaarverslag 2010 Rhodenborg Beleggingen I BV Houten Inhoudsopgave pagina Jaarrekening Balans per 31 december 2010 2 Algemene toelichting 3 Grondslagen voor de waardering van activa en passiva 4 Grondslagen

Nadere informatie

Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP)

Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) Aan: Van: Staatssecretaris van Financiën Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) Datum: 10 december 2018 Betreft: Reactie op internetconsultatie implementatie ATAD2 Geachte heer Snel,

Nadere informatie

De verslaggeving ten behoeve van de fiscus

De verslaggeving ten behoeve van de fiscus 2 De verslaggeving ten behoeve van de fiscus 201 a Jaarrekening die het bestuur van een NV en een BV wettelijk verplicht is op te stellen en te overleggen aan de algemene vergadering van aandeelhouders.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

Nadere informatie

1b Wanneer eindigt uw boekjaar? 31 december (boekjaar is gelijk aan kalenderjaar) Andere datum, namelijk. Telefoon: Fax: Naam: Adres:

1b Wanneer eindigt uw boekjaar? 31 december (boekjaar is gelijk aan kalenderjaar) Andere datum, namelijk. Telefoon:   Fax: Naam: Adres: Algemene gegevens 1a Zijn de naam, het adres of het Crib-nummer op pagina 1 niet of niet juist vermeld? Vermeld de juiste gegevens hiernaast. 1b Wanneer eindigt uw boekjaar? 31 december (boekjaar is gelijk

Nadere informatie

2. Verdeling gemeenschap tussen samenwoners

2. Verdeling gemeenschap tussen samenwoners Overdrachtsbelasting. Vrijstelling; diverse onderwerpen 1 Overdrachtsbelasting. Vrijstelling; diverse onderwerpen Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

Nadere informatie

Definitief aangiftebiljet winstbelasting 2004

Definitief aangiftebiljet winstbelasting 2004 Definitief aangiftebiljet winstbelasting 2004 Kalenderjaar 2004 of boekjaar eindigend in 2004 Eilandgebied: Uiterste inleverdatum: Terugontvangst: Dit aangiftebiljet is bestemd voor: Binnenlandse belastingplichtigen.

Nadere informatie

Uitzondering op 90%-eis voor kwalificerend buitenland

Uitzondering op 90%-eis voor kwalificerend buitenland Uitzondering op 90%-eis voor kwalificerend buitenland belastingplichtige Kabinet zegde toe uitwerking te geven aan een uitzonderingsbepaling (art. 7.8 WetIB 2001) op het 90% inkomenscriterium voor kwalificerende

Nadere informatie

Spoedreparatie in de Fiscale Eenheid Vennootschapsbelasting

Spoedreparatie in de Fiscale Eenheid Vennootschapsbelasting Spoedreparatie in de Fiscale Eenheid Vennootschapsbelasting moeder dochter(s) WHITE PAPER 1 belastingplichtige Bol Adviseurs 29 November 2017 Inhoudsopgave Samenvatting... 3 Spoedreparatie in de Fiscale

Nadere informatie

Informatie ten behoeve van het deponeren van de rapportage bij het Handelsregister

Informatie ten behoeve van het deponeren van de rapportage bij het Handelsregister Informatie ten behoeve van het deponeren van de rapportage bij het Handelsregister Informatie ten behoeve van het deponeren van de rapportage bij het Handelsregister Classificatie van de rechtspersoon

Nadere informatie

Ontbinding en vereffening

Ontbinding en vereffening Ontbinding en vereffening Art. 208-214 Situering TITEL III : VENNOOTSCHAPSBELASTING Art. 179-219bis HOOFDSTUK I : AAN DE BELASTING ONDERWORPEN VENNOOTSCHAPPEN Art. 179-182 HOOFDSTUK II : GRONDSLAG VAN

Nadere informatie