DE STAAT VAN HET RECHT

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DE STAAT VAN HET RECHT"

Transcriptie

1 NEDERLANDS JURISTENBLAD DE STAAT VAN HET RECHT Vermogensrecht Straf(proces)recht Algemeen bestuursrecht Burgerlijk procesrecht Constitutioneel recht Grondrechten Sociaal recht Personen- en familierecht Migratierecht Belastingrecht Internationaal privaatrecht P JAARGANG OKTOBER

2 RAADSHEREN M/V Detachering vanuit een ander gerecht behoort uitdrukkelijk tot de mogelijkheden. DE FUNCTIE rechtseenheid, rechtsontwikkeling, rechtsbescherming en maatschappelijke ontwikkelingen. De raadsheer werkt nauw samen met (senior) raadsheren en gerechtsambtenaren. uit naar kandidaten die ruime ervaring als rechter dan wel een afgeronde opleiding tot raadsheer hebben; een bovengemiddelde algemene kennis van het recht hebben en die inzetbaar zijn op meerdere rechtsgebieden INLICHTINGEN voor de afdeling strafrecht voor de afdeling civiel recht SOLLICITEREN Gerechtshof Den Haag

3 Inhoud NEDERLANDS JURISTENBLAD Mr. dr. T.H.M. van Wechem 2108 Kroniek van het vermogensrecht 2372 NEDERLANDS JURISTENBLAD Prof. mr. T.A. de Roos 2109 Kroniek van het straf(proces)recht 2382 Mr. E.J. Daalder Mr. C.A. Geleijnse 2110 Kroniek van het algemeen bestuursrecht 2390 Mr. M. Ynzonides Mr. M.H. de Boer 2111 Kroniek van het burgerlijk procesrecht DE STAAT VAN HET RECHT Vermogensrecht Straf(proces)recht Algemeen bestuursrecht Burgerlijk procesrecht Constitutioneel recht Grondrechten Sociaal recht Personen- en familierecht Migratierecht Belastingrecht Internationaal privaatrecht 35 P JAARGANG OKTOBER 2013 Mr. G. Boogaard Mr. dr. M.L. van Emmerik Mr. dr. H.M.Th.D. ten Napel Prof. dr. W.J.M. Voermans 2112 Kroniek van het Nederlands en Europees constitutioneel recht 2411 Prof. mr. J.H. Gerards 2113 Kroniek van de grondrechten 2420 Prof. mr. B. Barentsen Mr. S.F. Sagel 2114 Kroniek van het sociaal recht 2431 Prof. dr. C.J. Forder Mr. dr. M.J. Vonk 2115 Kroniek van het personen- en familierecht 2444 Prof. mr. H. Battjes Prof. mr. P. Boeles Mr. dr. E.R. Brouwer Prof. mr. T.P. Spijkerboer Prof. mr. dr. S.K. van Walsum 2116 Kroniek van het migratierecht 2453 Mr. L.J.A. Pieterse 2117 Kroniek van het belastingrecht 2464 Mr. F. Ibili 2118 Kroniek van het inter nationaal privaatrecht 2475 Omslag: Gerrit Greve / CORBIS Tweemaal per jaar, in april en oktober, brengt dit blad het KRONIEKEN NUMMER DE STAAT VAN HET RECHT uit. Alle vanaf 1999 gepubliceerde kronieken zijn op rechtsgebied te raadplegen op onder Kronieken. De rechtsgebieden vermogensrecht, strafrecht en bestuursrecht komen elk half jaar aan bod. In dit kroniekennummer bestrijken zij de periode van maart tot september Verder zijn in dit nummer jaarlijkse overzichten opgenomen van het burgerlijk procesrecht, het Nederlands en Europees constitutioneel recht, de grondrechten, het sociaal recht, het personen- en familierecht, het migratierecht en het belastingrecht; de verslagperiode loopt van september 2012 tot september Tot slot is er eindelijk weer een, inmiddels drie jaar bestrijkend, overzicht van het internationaal privaatrecht. In het kroniekennummer van april 2014 zijn er, behalve de vaste halfjaarskronieken over de hoofdgebieden van het recht, overzichten te verwachten van het Europees recht, het Europees privaatrecht, het Europees strafrecht, het IErecht, het ondernemingsrecht, het internationaal publiekrecht, het mededingingsrecht, het insolventierecht en het financiële recht.

4 Inhoud NEDERLANDS JURISTENBLAD Opgericht in 1925 Eerste redacteur J.C. van Oven Erevoorzitter J.M. Polak Redacteuren Tom Barkhuysen (vz.), Ybo Buruma, Coen Drion, Ton Hartlief, Corien (J.E.J.) Prins, Taru Spronken, Peter J. Wattel Medewerkers Chr.A. Alberdingk Thijm, technologie en recht, Barend Barentsen, sociaal recht (socialezekerheidsrecht), Alex F.M. Brenninkmeijer, alternatieve geschillen - beslechting, Wibren van der Burg, rechtsfilosofie en rechtstheorie, G.J.M. Corstens, Europees strafrecht, Eric Daalder, bestuursrecht, Caroline Forder, personen-, familie- en jeugdrecht, Janneke H. Gerards, rechten van de mens, Ivo Giesen, burgerlijke rechtsvordering en rechtspleging, Aart Hendriks, gezondheidsrecht, Marc Hertogh, rechts sociologie, Martijn W. Hesselink, rechtsvergelijking en Europees privaatrecht, P.F. van der Heijden, internationaal arbeidsrecht, C.J.H. Jansen, rechtsgeschiedenis, Harm-Jan de Kluiver, ondernemingsrecht, Willemien den Ouden, bestuursrecht, Theo de Roos, straf(proces)recht, Stefan Sagel, arbeidsrecht, Nico J. Schrijver, volkenrecht en het recht der intern. organisaties, Ben Schueler, omgevingsrecht, Thomas Spijkerboer, migratierecht, Elies Steyger, Europees recht, T.F.E. Tjong Tjin Tai, verbintenissenrecht, F.M.J. Verstijlen, zakenrecht, Dirk J.G. Visser, intellectuele eigendom, Inge C. van der Vlies, kunst en recht, Rein Wesseling, mededingingsrecht, Reinout Wibier, financieel recht, Willem J. Witteveen, staatsrecht Auteursaanwijzingen Zie Het al dan niet op verzoek van de redactie aanbieden van artikelen impliceert toestemming voor openbaarmaking en ver veelvoudiging t.b.v. de elektronische ontsluiting van het NJB. Logo Artikelen met dit logo zijn door externe peer reviewers beoordeeld. Citeerwijze NJB 2013/[publicatienr.], [afl.], [pag.] Redactiebureau Bezoekadres: Lange Voorhout 84, Den Haag, postadres: Postbus 30104, 2500 GC Den Haag, tel. (0172) , njb@kluwer.nl Internet en Secretaris, nieuws- en informatie-redacteur Else Lohman Adjunct-secretaris Berber Goris Secretariaat Nel Andrea-Lemmers Vormgeving Colorscan bv, Voorhout, Uitgever Simon van der Linde Uitgeverij Kluwer, Postbus 23, 7400 GA Deventer. Op alle uitgaven van Kluwer zijn de algemene leveringsvoorwaarden van toepassing, zie Abonnementenadministratie, productinformatie Kluwer Afdeling Klantcontacten, tel. (0570) Abonnementsprijs (per jaar) Tijdschrift: 300 (incl. btw.). NJB Online: Licentieprijs incl. eerste gebruiker 320 (excl. btw), extra gebruiker 80 (excl. btw). Combinatieabonnement: Licentieprijs incl. eerste gebruiker 320 (excl. btw). Prijs ieder volgende gebruiker 80 (excl. btw). Bij dit abonnement ontvangt u 1 tijdschrift gratis en krijgt u toegang tot NJB Online. Zie voor details: (bij abonneren). Studenten 50% korting. Losse nummers 7,50. Abonnementen kunnen op elk gewenst moment worden aangegaan voor de duur van minimaal één jaar vanaf de eerste levering, vooraf gefactureerd voor de volledige periode. Abonnementen kunnen schriftelijk tot drie maanden voor de aanvang van het nieuwe abonnementsjaar worden opgezegd; bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Gebruik persoonsgegevens Kluwer BV legt de gegevens van abonnees vast voor de uitvoering van de (abonnements-)over eenkomst. De gegevens kunnen door Kluwer, of zorgvuldig geselecteerde derden, worden gebruikt om u te informeren over relevante producten en diensten. Indien u hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen. Media advies/advertentiedeelname Maarten Schuttél Capital Media Services Staringstraat 11, 6521 AE Nijmegen Tel , mail@capitalmediaservices.nl ISSN NJB verschijnt iedere vrijdag, in juli en augustus driewekelijks. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor gevolgen hiervan. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m 16m Auteurswet j. Besluit van 29 december 2008, Stb. 2008, 583, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofd dorp (Postbus 3051, 2130 KB). VU Law Academy Betrokken op úw competentie leergangen voorjaar 2014 Wordt dé beste in uw praktijk! Leergang Aanbestedingsrecht voor inkopers Leergang Aanbestedingsrecht voor juristen Leergang Arbeidsrecht Leergang Energierecht VERNIEUWD VERNIEUWD Leergang Fiscaal Pensioenrecht Leergang Pensioenrecht Leergang Strafrechtelijk Bewijsrecht Leergang Samenwerkingsverbanden tussen decentrale overheden Collegecyclus Pensioenrecht Voor het gehele programma en inschrijving zie:

5

6 2108 Vermogensrecht Kroniek van het vermogensrecht Edwin van Wechem 1 Na het Srebrenica arrest van 6 september jl., waarin de Hoge Raad in niet mis te verstane bewoordingen de Staat aansprakelijk houdt wegens onrechtmatige daad jegens de eisende partijen in deze zaak, lijken de overige ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht slechts klein bier. Met die kanttekening passeren toch nog vele vermeldenswaardige ontwikkelingen in met name rechtspraak en literatuur. De Hoge Raad treedt in zijn arresten van 6 september van dit jaar fier en met in duidelijkheid niet mis te verstane bewoordingen op Wanneer de Hoge Raad tijdens de Kroniekperiode een oordeel geeft in wat zo het zich laat aanzien zo maar hét proces van de 21ste eeuw zou kunnen zijn, worden daarmee andere relevante kroniekontwikkelingen even minder relevant. Waar de politiek aarzelend en lankmoedig opereert over de vraag óf er excuses moeten worden aangeboden in verband met het optreden van Dutchbat in 1995, treedt de Hoge Raad in zijn arresten van 6 september van dit jaar fier en met in duidelijkheid niet mis te verstane bewoordingen op. De Staat was bevoegd om door middel van Dutchbat op de compound rechtsmacht in de zin van artikel 1 EVRM uit te oefenen en niet kan worden gezegd dat de Staat na de val van de enclave op 11 juli 1995 en meer in het bijzonder op het moment van het aan Dutchbat verweten optreden, in de feitelijke onmogelijkheid verkeerde om op de compound die rechtsmacht uit te oefenen. De Staat is op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk voor de schade die de eisende partij heeft geleden en zal lijden. De kracht van het arrest zit hem mijns inziens onder meer in het gegeven dat de Hoge Raad een en ander expliciteert in een overweging ten overvloede en zich niet verschuilt achter het feit dat zij niet kan treden in de toets van het Hof in de toepassing van het nationale recht van Bosnië-Herzegovina, dat (naast regels van internationaal recht) van toepassing werd geacht. Een arrest waarbij zoals ik het zie, de winnaar nooit een winnaar kan zijn; deze tragiek kent immers alleen maar verliezers. De waarde van het arrest zit hem voor de eisende partij(en) hooguit zo schat ik in in het gevoelen van erkenning door de hoogste rechter van de onrechtmatigheid van het handelen van de Staat. Ingewikkeld is het natuurlijk wel dat de Staat in dezen door Dutchbat gevisualiseerd wordt, terwijl dat niet per se hoeft te betekenen dat de individuen die Dutchbat vormden onrechtmatig hebben gehandeld. Het optreden wordt aan Dutchbat verweten maar omdat de Staat immers het ruimere geheel vormt vermoed ik dat de vingerwijzing van de Hoge Raad niet per se de individuen van Dutchbat betreft of hoeft te betreffen. Iets voor de politieke besluitvormers in Den Haag om eens goed over na te denken. In de kroniekperiode was overigens ook nog het nodige te melden. Contractenrecht Marcel Ruygvoorn schreef een voor de praktijk handzaam boek over contractenrecht. 2 Wolters promoveerde op Alle omstandigheden van het geval. 3 Voor het overige waren er op het gebied van contractenrecht voornamelijk herdrukken van reeds bestaande werken. In de rechtsliteratuur viel het fraaie artikel van De Jong op over de zuivering van verzuim, 4 de (heftige) polemiek tussen Van Schaick en Verstappen 5 over de vaststellingsovereenkomst en Bartman 6 schreef een zeer instructieve noot over de scheidslijn tussen contractenrecht en ondernemingsrecht voor zover het de aansprakelijkheidspositie van de maten van een maatschap betreft. Uit het Hoge Raad arrest van 15 maart kan immers worden afgeleid dat die aansprakelijkheid jegens een contractuele wederpartij voornamelijk door de regels van de artikelen 7:404 en 7:407 BW wordt bepaald. Maar en passent hecht de Hoge Raad er waarde aan verschillende keren te benadrukken dat de maatschap geen rechtspersoonlijkheid heeft. 8 Over hoe het verjaringsrecht 9 wordt opgegeten (en of dat smakelijk is) schrijft Smeehuijzen in WPNR, 10 in welk artikel hij op een onluisterende wijze inzichtelijk maakt dat een groot aantal van de standaardarresten over verjaring een andere afloop zouden hebben gehad wanneer de kaart van het 2372 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 35

7 niet tijdig klagen van artikel 6:89 BW zou zijn gespeeld. Voor de procespraktijk een punt om eens goed over na te denken zo dunkt mij. Haviltex: the love baby van de Hoge Raad? Een bijna vast thema in de kronieken is de uitleg van overeenkomsten, zo ook in de onderhavige. Er is een oogst van drie arresten die signalering en deels bespreking behoeven. Allereerst in het kort het Hoge Raad arrest van 5 april 2013 (Mexx/Lundiform), 11 dat de pennen al ruimschoots in beweging heeft gezet. Het Hof koos in die zaak in een geschil tussen modehuis Mexx en een toeleverancier van winkel inrichtingsproducten (Lundiform), de zijde van Mexx door aan de hand van de letterlijke tekst van de overeenkomst te oordelen wat de inhoud van de overeenkomst was, en externe factoren zoals correspondentie en deels andere ten bewijze aangeboden stellingen die op een andere inhoud van de overeenkomst konden duiden, niet in zijn oordeel te betrekken. Het arrest van het hof was grotendeels gemoduleerd naar het Hoge Raad arrest Meijer/Pont Meijer uit Het hof schraagde zijn oordeel dat aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen van de overeenkomst grote betekenis toekomt namelijk op het uitgangspunt dat het om een commerciële overeenkomst ging, gesloten tussen professioneel opererende partijen die over de inhoud van de overeenkomst hebben onderhandeld, terwijl de overeenkomst ertoe strekte de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen. De Hoge Raad maakt hiermee korte metten nu Lundiform de toepasselijkheid van dit uitgangspunt (dat er grote betekenis aan de taalkundige betekenis toekomt) in het gegeven geval op goede gronden had bestreden. 13 Dat brengt mee aldus de Hoge Raad dat als de stellingen van Lundiform juist zijn, daarmee de door het hof genoemde reden vervalt om bij de uitleg van de overeenkomst groot gewicht toe te kennen aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen. Maar er is meer benadrukt de Hoge Raad. Mocht het hof hebben geoordeeld dat de door Lundiform verdedigde stellingen onvoldoende relevant zijn omdat in het onderhavige geval, ongeacht de juistheid van dit betoog, aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen doorslaggevende betekenis toekomt, dan geeft dat blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Ook indien bij de uitleg van een overeenkomst namelijk groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Indien het hof dat niet heeft miskend, heeft het zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd door stilzwijgend aan genoemde stellingen van Lundiform voorbij te gaan. Ook de aanwezigheid van een zogenaamde Entire Agreement Clausule, waaraan zo het leek in het voornoemde Meijer/Pont Meijer arrest nog zo veel waarde toe leek te komen en waarop het Hof in de onderhavige zaak een deel van zijn legitimatie voor de strikt taalkundige benadering had ontleend,wordt door de Hoge Raad in perspectief geplaatst. Deze clausule is namelijk volgens ons hoogste rechtscollege geen uitleg-bepaling, maar kan onder omstandigheden bijdragen tot de manier waarop wordt uitgelegd. Dat is dan weer afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de bewoordingen van de clausule, de aard, de inhoud, de strekking en de mate van gedetailleerdheid van de overeenkomst waarvan de clausule deel uitmaakt, en de wijze waarop de clausule tijdens de onderhandelingen ter sprake is gekomen en onderdeel van de overeenkomst is geworden. Met andere woorden: de EAC-clausule moet eerst gehaviltexd worden. Wat valt uit dit arrest te leren? Allereerst dat de Hoge Raad nogmaals benadrukt dat toepassing van Haviltex het prerogatief van de rechter is, maar als de rechter meent dat er een voorshands aannemelijke taalkundige uitleg gevolgd moet worden hij de afwijking van de meer subjectieve benadering dient te schragen én hij de andere partij altijd het recht op tegenbewijs of naar omstandigheden het bewijs van het tegendeel moet bieden, wanneer deze dat aanbiedt. De vrije hand van de rechter is dus wel degelijk ook bij toepassing van de wijze waarop Auteur de vaststellingsovereenkomst, WPNR 2013 (9685). P en het naschrift van van L.C.A. Verstappen en de reactie daarop van Van Schaick in WPNR (2013) 6985, p S.M. Bartman, Aansprakelijkheid in maatschapsverband, HR 15 maart 2013, ECLI:NL:2013:BT7840, NJ 2013/290, ArsAequi, september 2013, p. 662 e.v. geval van de vernietiging van een contractuele clausule in een duurovereenkomst (huur) die in strijd was met dwingend recht in debat was wanneer de 3-jaarsverjarings termijn van art. 3:52 BW aanvangt. Een analoge toepassing van de regels van art. 6:235 lid 4 BW en 7:614 BW waaruit voortvloeit dat die termijn aanvangt op de dag volgende op die waarbij de betreffende partij de gelding van de clausule tegenover de andere partij heeft ingeroepen, werd door de Hoge Raad van de hand gewezen. 10. L. Smeehuijzen, Hoe het verjaringsrecht door de klachtplicht wordt opgegeten en waarom dat erg is, WPNR 2013(6988), p. 741 e.v. Zie over afstand van (vorderingsrechten), T.J. Mellema-Kranenburg, Clementie&Recht Afstand van vorderingen, een kwestie van clementie?, NTBR 2013/ HR 5 april 2013, NJ 2013/214, LJN BY HR 19 januari 2007, LJN AZ3178, NJ 2007/ Te weten: (i) dat partijen niet over de schriftelijke overeenkomst hebben onderhandeld, in het bijzonder niet over de tekst van art. 3, (ii) dat Lundiform bij de totstandkoming van de overeenkomst niet werd bijgestaan door een jurist, en (iii) dat het modelcontract was opgesteld door het legal department van Mexx. 1. Mr. dr. T.H.M. van Wechem is als juridisch adviseur verbonden aan een Amsterdams advocatenkantoor, is directeur van Law@Work B.V. en is raadsheer plaatsvervanger bij één van de Gerechtshoven. Noten 2. M. Ruygvoorn, contractenrecht in de praktijk, Kluwer HR 15 maart 2013, ECLI:NL:2013:BT7840, NJ P.J.T. Wolters, Alle omstandigheden van het geval, Diss. Radboud Universiteit, Zie ook: J.H.M. Spanjaard, contracteren als maatschap: hoed u voor uw broeders!. Contracteren 2013, p.2013 (2) p. 67 e.v. 4. G.T. de Jong, Zuivering van verzuim in het verlengde van de transnationale instrumenten: meer nuances, WPNR 2013 (6894), p A.C. van Schaick, De rechtsgevolgen van 9. Zie over verjaringsrecht in de kroniekperiode tevens, HR 9 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9951, waarbij in het NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

8 Vermogensrecht hij Haviltex toepast beperkt, althans onderhevig aan restricties. De subjectieve benadering bij Haviltex is, en blijft, uitgangspunt. 14 De woordkeuze van de Hoge Raad lijkt te impliceren dat hij wars is van het (voorshands) door de rechter geven van een doorslaggevende betekenis aan de taalkundige bewoordingen; het gaat (in het beste geval) om het voorshands toekennen door de rechter van een groot gewicht aan de taalkundige betekenis. Haviltex is weer teruggebracht tot de proporties waarin het is bedoeld. De storm die met de arresten Meijer/Pont Meijer en Derksen/Homburg beiden uit leek te zijn opgestoken is nu zoals ik het zie weer gaan liggen. Haviltex is weer teruggebracht tot de proporties waarin het is bedoeld Toch nog een overpeinzing. Wat bij de uitleg van de overeenkomsten en Haviltex wel opvalt is dat de scheidslijn tussen de (taalkundige) uitleg van een clausule (Meijer/Pont Meijer) en de vaststelling van de inhoud van de overeenkomst (Mexx/Lundiform) niet altijd helder is. Het gevoelen overheerst bij bestudering van de arresten dat het laatste arrest er veel meer over gaat wat partijen als inhoud van de overeenkomst hebben afgesproken en niet zozeer hoe de overeengekomen clausules (3.3/3.4) moeten worden uitgelegd; hetgeen bij de vrijwaringsclausule bij het arrest Meijer/Pont Meijer 16 nu juist wel het geval was. Het blijft dus op dat punt weerbarstige materie. In zijn arrest van 21 juni speelde de vraag over de uitleg van een balansgarantie in een overnamecontract. Een arrest dat voor de praktijk zeer belangrijk zou kunnen zijn. Waar ging het om? De Vennootschap waarvan de koper de aandelen had gekocht werd geconfronteerd met een pensioenclaim die eerst ontstond ná de datum van de aandelenoverdracht maar welke resulteerde uit een aanvraag daartoe van een werknemer, welke aanvraag was gedaan vóór het moment van de aandelenoverdracht. Omdat de verkoper hiermee onbekend was, had hij hiervan ook geen melding gemaakt aan de koper. Deze claimde echter onder de balansgarantie onder de overeenkomst, welke claim door de rechtbank en het hof niet werd gehonoreerd. De koper betoogde in appel dat de rechtbank zijn vordering te beperkt had opgevat omdat een en ander meebracht (a) dat Fuel Investments (de verkoper) de garantie ter zake van het eigen vermogen zou hebben geschonden omdat deze een onvoorwaardelijke garantie betrof en het eigen vermogen uiteindelijk in feite niet aanwezig bleek te zijn. Ook voerde de koper aan dat (b) de gegeven garanties ertoe strekken om latente risico s die aanwezig zijn vóór de overnamedatum, voor rekening en risico van de verkoper te laten, zulks ongeacht of deze laatste van het bestaan van die risico s op de hoogte was. Een en ander lijkt een kwestie van uitleg. Het hof wijst de vordering eveneens af omdat de verkoper kort gezegd dan maar een voorziening in de overnameovereenkomst daarvoor had moeten treffen. De Hoge Raad gaat contrair aan zijn AG en oordeelt de aangevoerde middelen tegen Hof s oordeel gegrond omdat hetgeen de koper aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, niet anders valt te verstaan dan dat de aanwezigheid van het in de overnameovereenkomst genoemde eigen vermogen is gegarandeerd, en dat in verband daarmee het op de overnamedatum reeds bestaande risico op het ontstaan van een betalingsverplichting door de realisering waarvan het eigen vermogen achteraf gezien op een lager bedrag zou moeten worden gesteld voor rekening was van de verkoper. De tussen partijen vaststaande verplichting van de Vennootschap tot bijbetaling in verband met de waardeoverdracht van de betrokken werknemer tijdens zijn vorige dienstverband opgebouwde pensioen, is naar het standpunt van koper een dergelijk risico, nu dit risico volgens haar al is ontstaan door de aanvraag van de werknemer, welke aanvraag dateert van voor de overnamedatum. Hetgeen het hof heeft overwogen, vormt dan ook geen begrijpelijke weerlegging van dit standpunt aldus de Hoge Raad. Dat standpunt behelst immers, anders dan het hof overweegt, niet dat per se een voorziening in de overnamebalans had moeten worden getroffen. Indien juist, kan dit standpunt de toewijzing van de vordering van koper volgens de Hoge Raad dragen. De vraag dient zich aan hoe dit arrest moet worden geïnterpreteerd. Technisch gezien lijkt het hof slechts te worden verweten de grondslag van de vordering niet goed te hebben geïnterpreteerd en kan aan het arrest weinig rechtswaarde worden toegekend. Toch lijkt in het arrest een gevoelen omsloten waarbij de Hoge Raad indiceert dat de koper het (ook materieel gezien) bij het juiste eind heeft. Dat zou dan betekenen dat in dit geval wél de letterlijke tekst gevolgd had moeten worden, althans dat het onbegrijpelijk is waarom het hof dat in casu niet heeft gedaan. In zijn arrest van 20 september maakt de Hoge Raad wederom duidelijk dat Haviltex toch inderdaad het prerogatief is van de rechter, zoals hierboven ook al is weergegeven. Waar ging het om? In een geschil tussen de gemeente Rotterdam en Eneco over een diversiteit aan kwesties over opstalrechten en kosten van verlegging van kabels in de (gemeente)grond werd er in cassatie over geklaagd dat het hof bij de uitleg van artikel 8 lid 2 van de Akte van Inbreng evenals bij de uitleg van artikel 3.1 van de conceptovereenkomst zou hebben miskend dat de Gemeente en (de rechtsvoorgangster van) Eneco c.s. professionele partijen zijn, die over de benodigde juridische kennis kunnen beschikken, waardoor aan de bewoordingen van voormelde bepalingen een belangrijke rol toekomt. Waar noch de Akte van Inbreng noch de conceptovereenkomst rept van de vestiging van een (economisch) opstalrecht, vormt dit een belangrijke aanwijzing dat partijen niet hebben beoogd een dergelijk recht te vestigen, aldus de klacht. De Hoge Raad oordeelde dat deze klacht faalt omdat het hof terecht aan de hand van de Haviltex-maatstaf de vraag heeft beantwoord waartoe de Gemeente zich door middel van de Akte van Inbreng en de conceptovereenkomst jegens (de rechtsvoorgangster van) Eneco c.s. had verbonden. De hoedanigheid van de betrokken partijen is een van de gezichtspunten die bij de uitleg volgens die 2374 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 35

9 maatstaf een rol speelt en niet blijkt dat het hof dit heeft miskend, aldus de Hoge Raad. Anders dan het middel voorstaat, behoefde de hoedanigheid van de contractspartijen niet mee te brengen dat een groter gewicht toekwam aan de bewoordingen van de contracten dan het hof daaraan heeft toegekend. Is dit nieuw? Nee, want de Hoge Raad heeft dit ook al met zoveel worden in zijn eerdere arrest van 19 november gezegd. Er blijft echter een hardnekkigheid bestaan in de rechtspraktijk dat dit wél en dan per definitie dus anders zou zijn. Hoe aanwijzend kan de Hoge Raad toch keer op keer zijn? Haviltex is en blijft in zijn in beginsel subjectieve vorm door de Hoge Raad gekoesterd, dat moge nu toch echt wel duidelijk zijn. Waar stopt Haviltex en waar begint de aan te vullen leemte 20 in een overeenkomst? In het hiervoor aangehaalde arrest van 19 november 2011 speelde op de achtergrond de in het kopje aangehaalde vraag, welke de Hoge Raad in zijn arrest van 14 juni ondubbelzinnig heeft moeten beantwoorden. Hoe wordt er vastgesteld of een overeenkomst een leemte bevat en mocht dat zo zijn hoe wordt die leemte dan ingevuld? In het arrest gewezen in het geschil tussen Aegon spaarkas n.v. en Stichting Koersplandewegkwijt stond onder meer de vraag centraal of de personen die destijds met (de rechtsvoorganger van Aegon) een Koersplanovereenkomst hadden afgesloten er akkoord mee waren dat de betalingen onder de overeenkomst tevens (premie voor) een overlijdensrisico (verzekering) omvatten. Het hof oordeelde dat de partijen wel geacht konden worden overeenstemming over de aanwezigheid van die premie te hebben bereikt, maar dat de overeenkomst ter zake van de hoogte van de verschuldigde premie een leemte bevatte die overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:248 lid 1 BW moest worden aangevuld. Partijen werden derhalve geacht een redelijke premie te zijn overeengekomen. Aegon is het om een aantal redenen niet met het oordeel van het Hof eens en gaat in cassatie. De Hoge Raad doceert en geeft Aegon op een technisch punt gelijk, 22 hetgeen haar echter niet zou baten. De Hoge Raad oordeelde dat vooropgesteld wordt dat tussen partijen niet ter discussie staat dat zij overeenkomsten hebben gesloten. In dat geval komt de vraag of die overeenkomst een leemte vertoont erop neer of ter zake van een onderdeel van die overeenkomst geen wilsovereenstemming bestaat. Die vraag dient te worden beantwoord aan de De Hoge Raad doceert en geeft Aegon op een technisch punt gelijk, hetgeen haar echter niet zou baten hand van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van die overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij, mede gelet op de maatschappelijke kring waartoe zij behoren en de rechtskennis die van hen kan worden gevergd, te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, LJN AG4158, NJ 1981/625, Haviltex). Dus precies zoals AG Wissink in zijn noot voor 19 november al suggereerde: via uitleg dient te worden vastgesteld of de overeenkomst een leemte bevat die dan vervolgens op grond van de redelijkheid en billijkheid dient te worden ingevuld. Ontvangen of vernemen; waar draait het om? Een verklaring dient de wederpartij te hebben bereikt om haar werking te hebben (artikel 3:37 lid 3 BW). In zijn arrest van 14 juni 2014 scherpt de Hoge Raad deze regel aan met voor de praktijk belangrijke inzichten. 24 In een casus waar de verhuurder drie aanmaningen naar zijn huurder had gestuurd waaraan het rechtsgevolg was verbonden dat na deze drie aanmaningen het terugkooprecht van het gehuurde door de huurder was komen te vervallen, ontkende de huurder deze aanmaningen te hebben ontvangen. Deze waren immers naar een postbusadres gestuurd dat wel door partijen gebruikt werd, maar welke niet door de huurder expliciet was aangewezen in het huurcontract. Nu volgens de huurder buiten zijn schuld de postbus buiten werking was gesteld, had hij niet alle aanmaningen ontvangen, althans dat stelde hij, en was zijn terugkooprecht nog intact. Het hof volgde de huurder in zijn betoog. De Hoge Raad casseerde en stelde vast dat artikel 3:37 lid 3 BW inhoudt, dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt en dat met betrekking tot een schriftelijke verklaring als uitgangspunt geldt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als zij door hem is ontvangen. Waarmee ons hoogste rechtscollege zich voor het eerst uitdrukkelijk uit laat over de ontvangsttheorie en daarmee de eventuele vernemings- 14. Zie over de uitleg van cessie-akten: F.J.L. Kaptein, Subjectieve uitleg van cessie- en pandakten: niet bepaald objectief? WPNR 2013 (6974), p vgl. HR 19 januari 2007, LJN AZ3178, NJ 2007/575, en HR 29 juni 2007, LJN BA4909, NJ 2007/576 betekenis leken te impliceren. van de overeenkomst en de aanvullende bepalingen, en daarom van Flexmen had moeten verlangen dat zij de door haar verdedigde - van de voor de hand liggende taalkundige betekenis daarvan afwijkende - uitleg aannemelijk zou maken. 20. Zie over invulling van leemtes in de pre-contractuele fase bij aanbestedingsovereenkomsten, HR 3 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2900. lid 1 BW bepaalde rechtsgevolgen verbindt aan een overeenkomst op grond van de redelijkheid en de billijkheid, hij een bestaande rechtsverhouding vaststelt (Parl. gesch. Boek 6, blz. 974). In geval van aanvulling van een leemte in de overeenkomst door de rechter ontstaat dus niet een nieuwe rechtstoestand, anders dan de rechtbank in rov van het eindvonnis heeft geoordeeld, welk oordeel het hof in rov heeft overgenomen. 23. HR 19 november 2010, LJN BN HR 21 juni 2013, LJN CA HR 20 september 2009 ECLI:NL:HR:2013:CA HR 19 november 2010, LJN BN7886 Het onderdeel klaagt ook tevergeefs dat het hof, gelet op enkele in het onderdeel vermelde stellingen, op de omstandigheid dat sprake is van professionele partijen, en gelet op hetgeen het hof in rov. 8 overwoog, in beginsel had dienen uit te gaan van de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de bewoordingen 16. Bij het arrest Meijer/Pont Meijer centreerde de vraag zich tot te betekenis van de woorden as of, waar door de rechter een (to put it mildly) bijzondere taalkundige betekenis aan werd toegekend terwijl de (subjectieve) omgevingsfactoren een andere 21. HR 14 juni 2013, LJN BZ Vooropgesteld dient te worden dat indien de rechter ingevolge art. 6: NJ 2013/391. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

10 Vermogensrecht theorie - die mee zou brengen dat een verklaring eerst haar werking heeft als de wederpartij daarvan heeft kennis genomen - van de hand wijst. 25 De Hoge Raad benadrukte dat het antwoord op de vraag wanneer kan worden gezegd dat een verklaring door de geadresseerde is ontvangen, noch in de wettekst noch in de daarbij behorende toelichting wordt gegeven. Hij vervolgt met op te merken dat wanneer de ontvangst van de verklaring wordt betwist, een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde, uitleg mee brengt dat de afzender in beginsel feiten of omstandigheden dient te stellen en zonodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt, en dat de verklaring aldaar is aangekomen. Als adres in vorenbedoelde zin kan in beginsel behoudens andersluidend beding worden aangemerkt de woonplaats van de geadresseerde in de zin van artikel 1:10 BW, dan wel, indien de mededeling een zakelijke kwestie betreft, het zakelijke adres van de geadresseerde, en voorts het adres waarvan de afzender op grond van verklaringen of gedragingen van de geadresseerde mocht aannemen dat deze aldaar door hem kon worden bereikt, bijvoorbeeld diens postbus, adres of ander adres dat bij recente contacten tussen partijen door de geadresseerde is gebruikt. Het hof heeft volgens de Hoge Raad in de onderhavige zaak ten onrechte de eis gesteld dat de postbus door de huurder moest zijn aangewezen als adres waarop hij bereikbaar is. Die eis berust echter niet op de wet. Om die reden kon het arrest van het hof niet in stand blijven. De Hoge Raad hechtte er nog belang aan om op te merken dat in beginsel moet worden aangenomen dat een schriftelijke mededeling die de geadresseerde heeft ontvangen op een door deze bij recente contacten met de afzender gebruikt postbusadres, hem heeft bereikt als bedoeld in artikel 3:37 lid 3, eerste zin, BW. Uit het arrest kunnen voor de praktijk de volgende lessen worden getrokken. Door op te merken dat een en ander geldt behoudens anders luidend beding lijkt het binnen de macht van partijen om in de overeenkomst over een te komen dat zij contractueel vastleggen naar welk adres de verklaringen moeten worden gestuurd. De vraag dringt zich dan wel aan of dit dan een exclusief adres is. Met andere woorden: als in de procedure kan worden gesteld en bewezen dat de verklaring naar een ander adres is gestuurd en aldaar is ontvangen bijvoorbeeld het adres van de wederpartij dat dat de contractuele afspraak dan opzij zet en de verklaring dan toch geacht kan worden haar werking te hebben, ondanks dat zij niet naar het overeengekomen adres is gestuurd. Ik zou menen van wel en dat het andersluidende beding in de overeenkomst er alleen op ziet dat als de verklaringen daarnaar gestuurd zijn (en aldaar zijn ontvangen) dat dat dan in ieder geval voldoende is om haar haar werking te laten hebben. Partijen weten dan zeker dat over dát adres dan zekerheid bestaat. In verband met het veelvuldige verkeer tussen partijen is het van belang op te merken dat de Hoge Raad een adres ook als een geldig ontvangstadres beschouwt. Let wel, de verzender zal ook dan moeten aantonen dat het bericht aldaar is ontvangen; hetgeen bij verkeer niet altijd De Hoge Raad beschouwt een adres ook als een geldig ontvangstadres eenvoudig zal zijn. Toch maar voor de zekerheid een leesbevestiging meesturen (en de ontvangst daarvan goed bewaren)? De evergeen : algemene voorwaarden Geen ontkomen aan, ook in deze kroniek weer perikelen over algemene voorwaarden. Met interesse werd al geruime tijd uitgekeken naar de CISG Advisory Council Opinion no 13 over Inclusion of standard terms under the CISG. 26 De advisory council, een adviescommissie met prominente hoogleraren voor vragen over de uitleg en toepassing van het Weens Koopverdrag, heeft op 26 april haar opinie gepubliceerd over het gebruik van algemene voorwaarden onder de vigeur van het Weens Koopverdrag. Hierover bestond namelijk ook in Nederland veel onduidelijkheid zowel in de rechtspraak als in de rechtsliteratuur. 27 Wat was het voornaamste probleem? Dat betrof het antwoord op de vraag of in situaties waar het Weens Koopverdrag van toepassing is, algemene voorwaarden (in een voor de wederpartij kenbare taal) aan de wederpartij moeten worden verstrekt om gelding te hebben. De meningen liepen op dit punt krachtig uiteen, hetgeen voor de rechtszekerheid zeer onbevredigend is. Veel draaide om een beslissing van het Duitse Bundesgerichtshof van 31 oktober waaruit kon worden afgeleid dat algemene voorwaarden aan de wederpartij moeten zijn verstrekt om gelding te kunnen hebben. Hoewel het als gevolg van tussentijdse uitlatingen van leden van CISG-Council er op leek dat in de Opinie afstand zou worden genomen van de voornoemde Duitse beslissing, is in de opinie voor een oplossing gekozen die een tussenweg bewandelt en veel weg heeft van het systeem zoals wij dat thans in Nederland kennen in artikel 6:230a BW e.v.; de implementatie van de dienstenrichtlijn. In het kort, de wederpartij moet er van op de hoogte zijn dat er algemene voorwaarden gelden die bovendien voor haar eenvoudig raadpleegbaar moeten zijn. Een praktische tussenoplossing waarbij men zich kan afvragen of deze wel gegrond kan worden in de bepalingen van het Weens Koopverdrag; de tijd zal het leren. 29 In zijn arrest van 30 mei 2013 moest het Hof van Justitie van de Europese Unie zich naar aanleiding van prejudiciële vragen van Hof Amsterdam onder meer buigen over de vraag of een boetebeding in de ROZ-huurvoorwaarden, zoals deze golden tussen een professionele verhuurder en een particuliere huurder geheel of gedeeltelijk buiten toepassing kon worden verklaard door de nationale rechter. Het Nederlandse recht kent immers naast de vernietiging van artikel 6:233 onder a BW ook de figuur van matiging van een boete (artikel 6:94 BW). 30 In het gegeven geval was het boetebedrag aangewassen tot een bedrag van rond de 4500 (vermeerderd met NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 35

11 wegens niet betaalde huurprijsindexering), in verhouding tot de omvang van de totale vordering (inclusief boete) van rond de Het HvJ EU oordeelt allereerst dat de Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten van toepassing is op een huurovereenkomst voor woonruimte, gesloten tussen een verhuurder die handelt in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit en een huurder die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen. Daarenboven oordeelt het Hof dat Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 aldus moet worden uitgelegd dat een nationale rechter die heeft vastgesteld dat een boetebeding in een overeenkomst tussen een verkoper (lees in dit geval verhuurder EvW) en een consument oneerlijk is, er niet mee mag volstaan, zoals dit op grond van het nationale recht is toegestaan, de hoogte van de ingevolge dat beding aan die consument in rekening gebrachte boete te matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten toepassing te laten. Met anderen woorden het is alles of niets, matiging of partiële vernietiging behoort niet tot de mogelijkheden. 31 In zijn arrest van 13 september biedt de Hoge Raad, mede onder verwijzing naar het hiervoor besproken arrest van het HvJ EU helderheid in de extreem ingewikkelde vraag of, en zo ja wanneer en op welke wijze, een rechter een algemene voorwaarde ambtshalve op oneerlijkheid (onredelijk bezwarendheid) moet toetsen; een vraag die de gemoederen al sinds het arrest Océano 33 uit het jaar 2000, bezig houdt. De desbetreffende zaak ging over de vraag of een contractuele rente onredelijk bezwarend was. 34 De Hoge Raad gaat er uitgebreid voor zitten en geeft een waslijst aan instructies die hier slechts in de kern worden weergegeven. De Hoge Raad oordeelt dat i) de appelrechter gehouden is ambtshalve na te gaan of een beding uit het oogpunt van de in Richtlijn 93/13 gegeven criteria oneerlijk is, ook indien hij daarbij buiten het door de grieven ontsloten gebied moet treden. ii) Een richtlijnconforme uitleg van het Nederlandse recht mee brengt dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 6:233 BW gehouden is het hiervoor bedoelde onderzoek ambtshalve te verrichten ingeval Richtlijn 93/13 die verplichting meebrengt. iii) Uit artikel 6 lid 1 van Richtlijn 93/13 vloeit voor de Lidstaten de verplichting voort om een oneerlijk Voor het Nederlandse recht betekent dit dat indien de rechter vaststelt dat een beding oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13, hij gehouden is het beding te vernietigen beding niet-bindend te oordelen. Voor het Nederlandse recht betekent het vorenstaande dat indien de rechter vaststelt dat een beding oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13, hij gehouden is het beding te vernietigen. 35 Voorts dient de rechter indien hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt om te vermoeden dat een overeenkomst onder het bereik van Richtlijn 93/13 valt en een beding bevat dat oneerlijk is in de hiervoor genoemde zin, daarnaar onderzoek te doen, ook indien daarop gerichte stellingen niet aan de vordering of het verweer ten grondslag zijn gelegd. Staan de relevante feiten niet alle vast, dan zal de rechter de instructiemaatregelen moeten nemen die in dit verband nodig zijn om de volle werking van de Richtlijn 93/13 te verzekeren, wat betreft zowel de toepasselijkheid van die richtlijn, als de mogelijke oneerlijkheid van het beding. De rechter dient ook het beginsel van hoor en wederhoor in acht te nemen. Hij dient partijen in de gelegenheid te stellen zich over een en ander uit te laten en, zo nodig, hun stellingen daaraan aan te passen. Zoals gezegd, het bovenstaande betreft een kernweergave; de volledig versie van dit arrest lijkt mij verplichte kost voor alle civiele rechters. Het heeft even geduurd, maar dan heb je ook wat. Aansprakelijkheidsrecht Smeehuijzen 36 en Oldenhuis 37 schreven bij Boom Uitgevers mooie boeken over respectievelijk ontwikkeling rond medische aansprakelijkheid en werkgeversaansprakelijkheid. In de rechtsliteratuur viel het tweeluik op van 25. Zie T.F.E. Tjong Tjin Tai in zijn fraaie noot onder NJ 2013/391 onder 2. (lagere) rechtspraak?, Contracteren 2010/1, p , Contracteren 2010/3, p bijzonder de nuances dat het bevat over ambtshalve toetsing: J.H.M. Spanjaard, Boetes in B2C-verhoudingen ambtshalve getoetst, Contracteren, Actualia, 2013 (3). BW moet worden berekend. 35. Hetgeen is overwogen ten aanzien van de rechterlijke taak, lijdt overigens uitzondering indien de consument zich ertegen verzet dat de rechter een contractueel beding dat hij oneerlijk oordeelt, buiten toepassing laat (HvJEU 30 mei 2013, C-488/11 (Asbeek Brusse en De Man Garabito), punt 49). 26. Vgl. hierover tevens C.E. Drion, Het Weens Koopverdrag, een winkeldochter?, NJB 2013/1857, afl. 30. p BGH 31 oktober 2001, NJW 2002, T.H.M. van Wechem, J.H.M. Spanjaard, S.A. Kruisinga, Een bespreking van CISG Advisory Council Opinion no 13 Inclusion of standard terms under the CISG,Oude wijn in nieuwe zakken? Of Europese wijn voor de hele wereld? Te verschijnen in NTHR 2013 no HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013: T.H.M. van Wechem& J.H.M. Spanjaard, De toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het Weens Koopverdrag: nieuwe trend in de Nederlandse (lagere) rechtspraak?, Contracteren 2010/1, p , S.A. Kruisinga, Reactie op T.H.M. van Wechem& J.H.M. Spanjaard, De toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het Weens Koopverdrag: nieuwe trend in de Nederlandse 33. HvJEG 27 juni 2000, zaaknr. C-240/98 en C-244/98, NJ 2000, 730 (Océano) 34. Zie over rente tevens Hoge Raad 28 juni 2013, ECLI:2013:NL:HR:2013:40, waarin werd geoordeeld dat de wettelijke rente over buitengerechtelijke incassokosten niet conform het tarief van de handelsrente van art. 6:119 a BW maar conform art. 6: J.L. Smeehuijzen, Ontwikkeling rond medische aansprakelijkheid, BJu HR 24 maart 2006, NJ 2007/115 m.nt. HJS (Meurs/NWM). 37. F.T. Oldenhuis, Werkgeversaansprakelijkheid; een grensverlegen debat, BJu Zie uitgebreid over dit arrest en in het NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

12 Vermogensrecht Wouters over de diverse csqn-verbanden 38 alsook het artikel van Vloemans en Van den Heuvel over niet loongerelateerde asbestschade. 39 Van Emden en De Haan prikkelen met hun stelling dat de klachtplicht van artikel 6:89 BW zich ook uitstrekt tot zuivere onrechtmatige daadvorderingen. 40 Wat mij betreft moet daarvoor echt nog wel wat meer water naar de zee. Fraai is de analyse die Van Doorn en Gulijk geven over (de rechtspraak van ) artikel 6:171 BW. 41 Stof tot overpeinzing geeft het gemeenschappelijke artikel van Rijnhout, Engelhard, Giesen, Enneking, Emaus, Van der Heijden, De Jong, Keirse, Van Kessel, De Kezel, Koning, Kruisinga, Kulk en Paijmans over beweging in het aansprakelijkheidsrecht. In dat artikel stellen de auteurs de vraag centraal waar de ruimte binnen het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht ligt om tot beweging en daarmee tot veranderingen te komen, gekoppeld aan de vraag welke maatschappelijke ontwikkelingen en knelpunten zullen kunnen leiden tot belangwekkende beweging(en) binnen dat aansprakelijkheidsrecht. 42 Bijzondere zorgplichten: reden tot bijzondere zorg voor de financieel adviseur Wanneer de Hoge Raad in een arrest naar een eerder arrest van datzelfde jaar verwijst, kan men er gevoeglijk van uitgaan dat dat eerdere arrest in dit geval dat van 8 februari van dit jaar zeer belangrijk wordt gevonden door ons hoogste rechtscollege. Wanneer de Hoge Raad in een arrest naar een eerder arrest van datzelfde jaar verwijst, kan men er gevoeglijk van uitgaan dat dat eerdere arrest zeer belangrijk wordt gevonden door ons hoogste rechtscollege In zijn arrest van 6 september moest de Hoge Raad oordelen over een geval waarbij een adviseur een onjuist hypotheekadvies had gegeven. Het Hof had de schade van de particuliere opdrachtgevers begroot met inachtneming van de aanwijzing die de Hoge Raad in het arrest De Treek/Dexia 44 over schadetoewijzing heeft geformuleerd en die in dit geval meebracht dat de particulieren 60% van de schade moesten dragen omdat hen 40% eigen schuld kon worden verweten. De Hoge Raad is het er niet mee eens dat het Hof die aanwijzing in dit geval ook heeft gevolgd. De relatie tussen de financieel adviseur en de eisende partij verschilt namelijk wezenlijk van de standaard effectenlease-relatie waarop het arrest De Treek/ Dexia zag, aldus de Hoge Raad. De adviseur trad immers niet op als aanbieder van een effectenlease-product, maar als financieel dienstverlener die door de eisende partij werd benaderd voor een op hun specifieke situatie toegesneden advies, meer in het bijzonder een advies betreffende het oversluiten van een hypothecaire lening teneinde lagere maandlasten te realiseren. In een zodanige situatie rust op de dienstverlener een bijzondere zorgplicht, die onder meer behelst dat zij naar behoren onderzoek doet naar de financiële mogelijkheden, deskundigheid en doelstellingen van de cliënt en dat zij hem dient te waarschuwen voor eventuele risico s die aan een voorgenomen of toegepaste beleggingsvorm zijn verbonden, alsook voor het feit dat een door hem beoogde of toegepaste constructie niet past bij zijn financiële mogelijkheden of doelstellingen, zijn risicobereidheid of zijn deskundigheid, aldus de Hoge Raad. Deze plicht strekt mede ter bescherming van de cliënt tegen het gevaar van een gebrek aan kunde en inzicht of van eigen lichtvaardigheid. De dienstverlener heeft hierbij te gelden als professionele en bij uitstek deskundige dienstverlener, terwijl bij de cliënt doorgaans een zodanige professionaliteit en deskundigheid ontbreken. Dit brengt mee dat de cliënt in beginsel ervan mag uitgaan dat de dienstverlener die zorgplicht jegens hem naleeft, waarbij de Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere arrest van 8 februari Hieruit volgt dat de cliënt bij een door die dienstverlener geadviseerde constructie minder snel bedacht hoeft te zijn op en zich minder snel eigener beweging behoeft te verdiepen in niet vermelde risico s dan degene die zich wendt tot een aanbieder van een effectenlease-product als bedoeld in het arrest De Treek/Dexia. Dit is ook van belang bij de causaliteitsafweging op de voet van artikel 6:101 BW. Zeker weten kan men dat natuurlijk nooit, maar het zou verrassen als de particuliere opdrachtgever er in de zaak na doorverwijzing, niet beter van af zal komen. De vraag die bij mij in het kader van deze arresten opkomt, is of de adviseur zich voor zijn aansprakelijkheid die voortvloeit uit de schending van een bijzondere zorgplicht, kan exonereren. Meer in het bijzonder of de aansprakelijkheidbeperking kan worden uitgelegd als zou zij de schending van deze zorgplicht mede te omvatten indien deze in de exoneratie niet is geëxpliciteerd. Zonder daartoe nader onderzoek te hebben verricht, zou ik er toe neigen deze vraag ontkennend te beantwoorden. 46 Kelderluik nog steeds wide open Kan de Staat (het Land) met succes verweten worden dat een gedetineerde bij een partij voetbal op de daartoe niet geschikte binnenplaats van de Bon Futuro gevangenis te Curaçao, uitglijdt over ijs dat gevallen is uit een jug die door een medegedetineerde over die binnenplaats was gesleept en welke jug een spoor van nattigheid (en daardoor gladheid) op de betonnen vloer van de binnenplaats had achtergelaten (veroorzaakt)? Nu moet gezegd worden dat die valpartij voor de betreffende persoon zeer vergaande gevolgen had: hij was daardoor blijvend aan armen en benen verlamd. Het hof achtte de Staat niet aansprakelijkheid. De Hoge Raad denkt hier in zijn arrest van 28 juni bepaald anders over en casseert. De Hoge Raad stelde voorop dat het de te beantwoorden vraag is of het Land in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld in strijd met een zorgplicht jegens de gedetineerde, waarbij in een geval als het onderhavige de criteria van het Kelderluikarrest 48 maatgevend zijn. Deze 2378 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 35

13 houden in dat in het licht van de omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld in hoeverre iemand die een situatie in het leven roept die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, rekening dient te houden met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht zullen worden genomen en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen dient te treffen. Bij die beoordeling dient met name in aanmerking te worden genomen in hoeverre niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid waarschijnlijk is, hoe groot de kans is dat daaruit ongevallen ontstaan, hoe ernstig de gevolgen kunnen zijn, en in hoeverre het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is. Toegepast op deze situatie betekende dit dat onder verantwoordelijkheid van het Land een situatie in het leven was geroepen en bleef voortbestaan die voor een gedetineerde zoals het slachtoffer bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk was. Het hof moest dan ook in het licht van de omstandigheden van het geval beoordelen of en in hoeverre aan het Land de eis kon worden gesteld (a) rekening te houden met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet zouden worden betracht en (b) met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen te treffen. Dat had het Hof aldus de Hoge Raad onvoldoende gedaan. Onder verantwoordelijkheid van het Land was immers een situatie in het leven geroepen die voor een gedetineerde zoals het slachtoffer bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk was. Een en ander brengt ook niet zonder meer mee dat aan het Land niet de eis kon worden gesteld rekening te houden met de mogelijkheid dat de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid niet zouden worden betracht en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen te treffen. Het kelderluik (arrest) is juridisch gezien nog steeds dichtgetimmerd en kan en heeft de toets der tijd doorstaan. Het kelderluik (arrest) is juridisch gezien nog steeds dichtgetimmerd Ligt er een drempel voor aanname van het csqn-verband? In de vorige kroniek heb ik ruimschoots aandacht besteed aan een drieluik 49 van arresten dat de Hoge Raad over het condicio sine qua non verband van artikel 6:98 BW, in 2012 heeft gewezen. Ook anderen hebben hierover uitgebreid gepubliceerd. 50 De Hoge Raad gaf in die arresten een verduidelijking van de verschillen tussen toepassing van i) de omkeringsregel (waarbij het csqn-verband bewezen kan worden geacht via een voorshands aannemelijk-constructie), ii)) het leerstuk van proportionele schadetoerekening (waarbij het csqn-verband niet bewezen wordt geacht maar toch partieel aansprakelijkheid (ten belope van de grootte van de kans dat blootstelling tot de schade heeft geleid) wordt aangenomen en iii)) de kansschade waarbij de Hoge Raad de berekening van de omvang van de schade niet per se beperkt wanneer het csqn-verband tussen de tekortkoming en het mislopen van de betreffende kans is vastgesteld. 51 De vraag die zich in dit voorbeeld onmiddellijk aandient is wanneer het csqn-verband of de proportionele toerekening kan worden getriggerd, met andere woorden, is er en zo ja waar ligt een eventuele minimumgrens? Daarover gaan (indirect) twee arresten van de Hoge Raad die op 7 juni 2013 zijn gewezen, waar ik één aspect uit belicht. 52 Beide gevallen kenmerken zich erin dat een werknemer een ziektebeeld heeft ontwikkeld, in het ene geval een administratieve medewerker (RSI) en in het andere geval een schilder (blaaskanker), dat door de werkzaamheden zou kunnen zijn ontstaan. Of dat het geval is, kan niet met zekerheid worden gezegd omdat concrete gegevens over de ontstaanskans door de blootstelling aan de werkzaamheden respectievelijk de verfstoffen niet te geven zijn. In beide gevallen achtte het hof echter dat er (voldoende) causaal verband tussen de schending van de zorgnorm en het ontstaan van de schade aanwezig was, onder verwijzing naar rechtsregels uit eerdere Hoge Raad arresten. In beide gevallen casseert de Hoge Raad onder gebruikmaking van dezelfde overweging die meebracht dat bij de beoordeling van deze klachten het volgende vooropgesteld werd. Wanneer een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden en schade aan zijn gezondheid heeft opgelopen, moet het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en die schade in beginsel worden aangenomen indien de werkgever heeft nagelaten de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de 38. J.C.J. Wouters, Proportionele aansprakelijkheid, kansschade en verlies van een kans in het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht (I en II), WPNR 2013 (6974), Zie over hetzelfde thema: C.J.M. Klaassen, Kansschade en proportionele aansprakelijkheid: volgens de Hoge Raad geen zijden van dezelfde medaille, AV&S, 2013/14 en A.G. Castermans en P.W. Hollander, NTBR 2013/ N. Vloemans en A.van den Heuvel, Kroniek voor niet loondienstgerelateerde asbestschade, AV&S, 2013, 12 Klachtplicht ook bij (zuivere) onrechtmatige daad?, AV&S, 2013/ HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA HR 5 november 1965, LJN AB7079, NJ 1966/ NJB 2013/785, afl 15, p. 955 e.v. 41. C.J.M. van Doorn en S. van Gulijk, Het criterium werkzaamheden ter uitoefening van diens bedrijf in art. 6:171 BW: zes gezichtspunten uit lagere rechtspraak, WPNR 2013 (6975), p HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2815, NJ 2012/ Zie de publicaties aangehaald in noot Het is waarschijnlijk overbodig om op te merken dat dit onderscheid te zeer grofmazig en daardoor onvolledig is verwoord. De betreffende arresten over deze onderwerpen staan vol details en uitzonderingen. 52. HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1717 en HR 7 juni 2013 ECLI:NL:HR:2013:BZ HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY Daarbij suggereer ik overigens niet- dat mocht deze bijzondere zorgplicht wel uitdrukkelijk in de disclaimer worden genoemd en in de tekst zijn opgenomen - dat daarmee gezegd zou zijn dat de exoneratie zich dan wel hiertoe zal uitstrekken of effectueerbaar zal zijn. 47. HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013: R. Rijnhout, E.F.D. Engelhard, I. Giesen, L.F.H. Enneking, J.M. Emaus, M.-J. van der Heijden, E.R. de Jong, A.L.M. Keirse, L.C.W.M. van Kessel, E.N.F.M. de Kezel, I. Koning, S.A. Kruisinga, S. Kulk en B.M. Paijmans, Beweging in het aansprakelijkheidsrecht, NTBR 2013/ E.A.L. van Emden en M de Haan, NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

14 Vermogensrecht werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden dergelijke schade lijdt. Voor de toepassing van deze regel is nodig dat de werknemer niet alleen stelt en zo nodig bewijst dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid, maar ook dat hij stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt. 53 Het oordeel van het hof dat die regel meebrengt dat voor het antwoord op de vraag of de gezondheidsklachten van de werknemer kunnen zijn veroorzaakt door de blootstelling aan gevaarlijke stoffen rechtens geen ondergrens bestaat, in die zin dat de grootte van die kans daarvoor niet van belang is, geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De hier bedoelde regel drukt het vermoeden uit dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht. Dat vermoeden wordt gerechtvaardigd door hetgeen in het algemeen bekend is omtrent de ziekte en haar oorzaken, alsook door de schending door de werkgever van de veiligheidsnorm die beoogt een en ander te voorkomen, aldus de Hoge Raad. Gelet daarop is voor dit vermoeden geen plaats in het geval het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is. Men zou wanneer men deze en de hiervoor genoemde arresten op een balk visualiseert waarbij de linkerkant van de balk 0% en de rechterkant 100% van de mate van causaliteit of schadetoerekening reflecteert de omkeringsregel op het ruime rechtergedeelte van de balk kunnen intekenen en het leerstuk van proportionele schade toerekening op het ruime middengedeelte. Voor het gedeelte op de balk dat links van de proportionele schadetoerekening zou staan, kan er geen csqn-verband of toerekening aangenomen worden. Daarvoor is het verband te zwak of de link tussen de gedraging en de schade te onaannemelijk. Waar dit gebied begint en eindigt is niet geheel duidelijk. In de arresten over proportionele schadetoerekening spreekt de Hoge Raad steeds over: en waarin de kans dat de schade door de normschending is veroorzaakt niet zeer klein noch zeer groot is. Wat opvalt is dat in het arrest over de schilder werd gesteld dat het beroep van schilder wordt geassocieerd met een verhoogd risico op urotheelkanker van 20% hetgeen 17% van de gevallen van urotheelkanker binnen de beroepsgroep betreft en dat het hof hierbij causaal verband had aangenomen. De Hoge Raad casseerde. Waar (bij welk percentage) de denkbeeldige causaliteit/toerekeningsbalk voor het eerst kleur krijgt, laat zich dan ook op grond van deze arresten moeilijk raden. Het is natuurlijk ook In de arresten over proportionele schadetoerekening spreekt de Hoge Raad steeds over: en waarin de kans dat de schade door de normschending is veroorzaakt niet zeer klein noch zeer groot is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De overweging van de Hoge Raad dat er voor het causaal vermoeden geen plaats is in het geval het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is, is natuurlijk juist, maar jammer genoeg kan de Hoge Raad op dit punt ook weinig richtinggevend zijn. Goederenrecht Het goederenrecht kenmerkt zich in de kroniekperiode door een groot aantal publicaties en een beperkt aantal Hoge Raad arresten. 54 Fraai is het rechtspraakoverzicht van Van Velten in WPNR. 55 Zwitser vraagt aandacht voor de figuur van weigering (van een levering) waarmee de overgang van het bezit en eigendom van een zaak kan worden voorkomen. Dit als antwoord op het wetsysteem dat geen terugwerkende kracht verleent aan de ontbinding van overeenkomsten. 56 Verstijlen bepleit een toepassing van de verzamelpandakte- constructie door meerdere schuldeisers. Nu de (verzamel) pandrechten dan op hetzelfde moment ontstaan en niet te bewijzen is bij wie het pandrecht het eerste is ontstaan, zal er zijns inziens een paritas creditorum onder de pandhouders ontstaan. 57 Salomons zoomt in op de goederenrechtelijk aspecten van de in te voeren regeling 58 van de overeenkomst van pandbelening. 59 Hij maakt inzichtelijk dat de pandhouder in dit geval weinig (tot geen) kenmerken heeft van een pandhouder maar dat deze overeenkomst geen fiduciair karakter heeft. Over dat laatste waren Kamervragen gesteld. De Minister heeft inmiddels ook aangegeven die overeenkomst niet in strijd te achten met het fiduciaverbod. 60 Het artikel van Van Oostrom over kwalitatieve rechten zou ik graag als een must read aanraden. 61 Deze ingewikkelde rechtsfiguur wordt door van Oostrom helder in perspectief geplaatst. In zijn JOR annotatie onder Hoge Raad haalt Faber ongekend hard uit naar de cassatieadvocaat in die zaak die naar de mening van Faber er de oorzaak van was dat een arrest van Hof Den Bosch niet gecasseerd werd. Het hof had ten onrechte geoordeeld dat een na datum faillissement verkregen vordering op de gefailleerde niet kan zijn gesecureerd door een vóór de faillietverklaring gevestigd pandrecht, ook niet indien die vordering voortvloeit uit een rechtsverhouding die per datum faillissement reeds bestond. De cassatie advocaat had daar zijn pijlen op moeten richten volgens Faber. Beëindigingbedingen bij faillissement: de insolventieclausule onder het vergrootglas In het arrest van 12 april staat de vraag centraal 64 wat rechtens is wanneer een partij op grond van een beding in de overeenkomst deze duurovereenkomst ontbindt of beëindigt vanwege het faillissement, terwijl er nog financiële rechten van de failliet ten opzichte van die partij bestaan. Doet deze beëindiging de verplichtingen jegens de failliet vervallen? Dit arrest is voor de praktijk zeer relevant omdat deze zogenaamde insolventieclausules vaak worden gebruikt. In casu had (het inmiddels failliete) Megapool nog provisieaanspraken op Laser vanwege bemiddelingswerkzaamheden die Megapool vóór datum faillissement had verricht. Laser beriep zich op de insolventieclausule in de overeenkomst die meebracht dat het faillissement van Megapool grond voor beëindiging van de overeenkomst was en zij dus geen betalingen meer aan Megapool verschuldigd was. De 2380 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 35

15 curatoren zijn het daar niet mee eens en stellen dat het genoemde beding nietig is wegens strijd met de openbare orde of de goede zeden omdat dat beding de schuldeisers bij een faillissement onevenredig benadeelt. De Hoge Raad oordeelde dat vooropgesteld moet wordt dat indien genoemd beding zo moet worden begrepen als de curatoren betogen, het een onaanvaardbare inbreuk kan opleveren op artikel 20 Fw. 65 Dat beding doet dan immers het recht op een prestatie vervallen enkel en alleen vanwege het in staat van faillissement raken van de schuldeiser of een daarop gebaseerde opzegging, met als gevolg dat de wederpartij die de tegenprestatie daarvoor al heeft ontvangen, zijn eigen prestatie niet meer behoeft te verrichten. Een dergelijk beding kan, afhankelijk van de context en de overige omstandigheden van het geval, nietig zijn wegens strijd met genoemd wetsartikel. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat een beroep op zo n beding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Echter, de Hoge Raad sauveerde het oordeel van het hof omdat daarin besloten lag dat de uitloopprovisie mede de tegenprestatie vormde voor de prestaties en voordelen die zijn weggevallen door het faillissement van Megapool zulks onder meer gelet op het feit dat de uitloopprovisie volgens de onderhavige beding vervalt bij ieder einde van de overeenkomst. Wanneer wordt een stil pandrecht een vuistpand? Als een kredietgever die de verplichtingen onder de overeenkomst heeft laten secureren met een stil pandrecht op de inventaris de kredietovereenkomst beëindigt en daarna met de kredietnemer een huurovereenkomst sluit (en daarmee een vuistpand over de zaken verkrijgt) blijft dat vuistpand dan intact als de huurovereenkomst wordt vernietigd? De Hoge Raad is in zijn arrest van 21 juni hierover zeer duidelijk. Hij oordeelde dat het hof had vastgesteld dat de zaken van de kredietnemer waarop ten gunste Het oordeel van het hof dat de omzetting in een vuistpand door een feitelijke handeling heeft plaatsgevonden, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting van ABN AMRO een stil pandrecht rustte, in de macht van ABN AMRO zijn gebracht. Daardoor kreeg haar aanvankelijk op de voet van artikel 3:237 lid 1 BW gevestigde stille pandrecht op die zaken, ingevolge artikel 3:236 lid 1 BW het karakter van een vuistpand. Dit oordeel van het hof dat de omzetting in een vuistpand door een feitelijke handeling heeft plaatsgevonden, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het hof heeft vervolgens met juistheid geoordeeld dat die feitelijke handeling buiten de reikwijdte van artikel 42 Fw 67 valt, aangezien slechts rechtshandelingen met een beroep op artikel 42 Fw kunnen worden vernietigd, aldus de Hoge Raad. Duidelijke taal, zo dunkt mij. Het arrest brengt mee dat niet alleen de curator misgrijpt, maar dat ook de fiscus onder omstandigheden gefrustreerd wordt in de uitoefening van zijn bodemvoorrechten, hoewel dat laatste met de wijziging van de fiscale regels daarover, na 1 januari 2013, niet meer zo relevant is. Uitleiding De andere relevante kroniekontwikkelingen worden even minder relevant in het licht van hetgeen ik in de inleiding vermelde. Veel, zo niet alles, is natuurlijk relatief. Maar het is mijn inschatting dat de arresten van 6 september zeer veel pennen in beweging zullen zetten en dat dit arrest wellicht ook van invloed zal zijn buiten de landsgrenzen; een Landmark arrest pur sang. 53. HR 17 november 2000, LJN AA8369, NJ 2001/596, HR 23 juni 2006, LJN AW6166, NJ 2006/354 en HR 9 januari 2009, LJN BF8875, NJ 2011/252. (art. 3:264 lid 1 BW), waardoor, in combinatie met het voorschrift dat het hypotheekrecht wordt gevestigd door inschrijving van de akte in de openbare registers (art. 3:260 lid 1 BW), wordt gewaarborgd dat het beding voor de huurder kenbaar is. Een soortgelijke waarborg bestaat niet in het door SNS bepleite systeem, waarin de huurder voor informatie over het al of niet bestaan van een huurbeding afhankelijk is van de bereidheid van de verhuurder (of de coöperatie) om daaromtrent (juiste) informatie te verstrekken. Gelet hierop legt de door SNS gestelde behoefte aan ruimere financieringsmogelijkheden voor rechthebbenden op lidmaatschapsrechten als het onderhavige, onvoldoende gewicht in de schaal. 55. A.A. van Velten, Ontwikkelingen goederenrecht (I en II), WPNR 2013 ( resp ). 56. R. Zwitser, Weigering, met terugwerkende kracht en goederenrechtelijke werking, WPNR 2013 (6969), p De geldigheid van vervalbedingen naar Nederlands recht, mede in het licht van HR 12 april 2013 (De Bruyn q.q./laser Nederland), WPNR 2013 (6985)p F.M.J. Verstijlen, Iedereen pandhouder: door de verzamelpandakte naar paritas creditorum WPNR 2013(6983), p Kamerstukken II 2011/12, Zie ook HR 26 april 2013, LJN BZ0158 waarin analoge toepassing van het huurbeding wordt afgewezen: Art. 3:264 BW is het resultaat van een zorgvuldige afweging van de algemene en bijzondere, ten dele tegengestelde, belangen die zijn betrokken bij het maken van een huurbeding in een hypotheekakte. Op grond van deze afweging kan het huurbeding, hoewel op zichzelf verbintenisrechtelijk van aard, onder de in de wet gepreciseerde voorwaarden ook worden tegengeworpen aan derden die met de hypotheekgever een latere huur- of pachtovereenkomst hebben gesloten. De belangen van latere huurders en pachters worden in het stelsel van de wet onder meer aldus beschermd dat het huurbeding in de hypotheekakte moet zijn opgenomen 65. Art. 20 FW luidt: Het faillissement omvat het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft. 66. HR 21 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ A.F. Salomons, Goederenrechtelijke aspecten van de voorgestelde wettelijke regels inzake pandbeleningen, WPNR 2013(6986), p Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 2012/13, , nr. 6, p N.C. van Oostrom-Streep, Kwalitatieve rechten uit de schaduw, WPNR 2013 (6986), p HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5663, JOR 2013/ Art. 42 Fw geeft de curator de bevoegdheid om een rechtshandeling die de schuldenaar vóór de faillietverklaring onverplicht heeft verricht en waarvan deze bij dit verrichten wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, door een buitengerechtelijke verklaring te vernietigen 68. HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9225, HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY Zie hierover uitgebreid: R.M. Wibier, NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

16 2109 Straf(proces)recht Kroniek van het straf(proces)recht Theo de Roos 1 In deze kroniek wordt ruim aandacht besteed aan actuele ontwikkelingen en debatten binnen de strafrechtspraak, aan recent ingediende belangrijke (concept)wetsvoorstellen, aan de levenslange gevangenisstraf en arresten van de Hoge Raad waarin materieelrechtelijke knopen zijn doorgehakt, aan een ministeriële brief over de toekomst van het strafrecht en aan de stand van zaken in de rechtspraak over het coffeeshopbeleid en de Terugkeerrichtlijn en zijn gevolgen voor de straftoemeting. De bestreken periode loopt van april tot en met augustus 2013, met een kleine achterwaartse overschrijding (de besproken arresten van de Hoge Raad dateren van 12 maart 2013). Het arrest Vinter e.a. vs. het Verenigd Koninkrijk de levenslange gevangenisstraf Op 9 juli 2013 deed de Grote Kamer van het EHRM uitspraak in de zaak-vinter e.a. vs. het Verenigd Koninkrijk. 2 Ik volsta in deze kroniek met het nog eens signaleren van deze voor de Nederlandse executiepraktijk zeer belangrijke uitspraak, onder verwijzing naar de uitgebreide analyse in dit blad van Wiene van Hattum. 3 Zij vindt onder meer de aan het statuut van het ICC ontleende termijn voor tussentijdse toetsing aan de zeer lange kant en komt na een grondige analyse van de Nederlandse executiepraktijk tot de conclusie dat deze in strijd is met art. 3 EVRM. Er zal op korte termijn iets moeten veranderen. De staatssecretaris heeft echter inmiddels een onbevredigend antwoord op Kamervragen over deze kwestie gegeven. Hij ziet geen noodzaak tot aanpassingen. Follow up van het Leeuwarder Manifest De herziening van de gerechtelijke kaart in 2012 en de daaruit voortvloeiende wijziging van de bestuursstructuur heeft voor de nodige onrust gezorgd. Daarbij bleek dat het niet zozeer ging om bezwaren tegen de nieuwe structuur zelf, maar om onderliggende onvrede die door de herzieningsmaatregelen werden blootgewoeld, met name dat door de opgelegde productiedruk de kwaliteit van de rechtspraak in gevaar komt. Symptoom was het Leeuwarder Manifest, dat in het gehele land bij veel rechters ondersteuning vond en leidde tot een aantal acties van de Raad voor de rechtspraak. Voor de rechters, die niet snel de barricaden beklimmen, een unieke actie. In een brief van 8 juli 2013 van de leden van de Raad voor de rechtspraak aan iedereen werkzaam in de Rechtspraak wordt uitgelegd wat de twee series bijeenkomsten van leden van de Raad met alle gerechten in de ogen van de leden van de Raad hebben opgeleverd. De eerste serie vond plaats kort na de publicatie van het Manifest (december 2012); de tweede reeks in de periode van 13 mei tot en met 4 juli Men heeft er dus geen gras over laten groeien. De gerechtsbesturen hebben ieder op eigen wijze invulling gegeven aan het programma van de bijeenkomsten. De Raad zegt verheugd te zijn over de openheid tijdens deze bijeenkomsten en ook de ontmoetingen met de ondernemingsraden. Het tot stand brengen van verbinding tussen Raad, gerechtsbesturen, rechters en raadsheren en overige medewerkers heeft daardoor een impuls gekregen. De Raad zal om die reden ten minste jaarlijks dit type werkbezoeken aan de gerechten blijven brengen. Verbetering van die verbinding was wel nodig. De Raad constateert nu instemming met de stap van een overgang van eenzijdige sturing op productie naar een integrale sturing met een goede balans tussen productie en kwaliteit van de rechtspraak. Over het thema productiedruk herhaalt de Raad wat hij in een eerdere brief (van 21 februari 2013) had geformuleerd: De Raad zal zijn opstelling herzien: als blijkt dat gerechten, na alle mogelijke maatregelen te hebben genomen, alleen in staat zijn de kwaliteit te handhaven door in de rode cijfers te gaan, dan zij dat zo. De Raad zal hiervoor de verantwoordelijkheid nemen en regering en parlement nadrukkelijk voorhouden dat de samenleving te allen tijde verzekerd moet zijn van kwalitatief goede rechtspraak. Van de gerechtsbesturen verwacht de Raad dat zij het maximale doen om hun middelen in te zetten voor het primaire proces van de rechtspraak en deze goed te verdelen over de rechtsgebieden. De signalen uit de praktijk liegen er niet om: met name in strafzaken, familiezaken en jeugdzaken wordt het zittingsrooster als zeer beklemmend ervaren, het meest in het strafrecht. Het is daar geen uitzondering dat gemiddeld maar 5% van de werktijd beschikbaar is voor zaken als werkoverleg, permanente educatie en reflectie. Door dat keurslijf komt uiteindelijk goede rechtspraak in gevaar. Maar anders dan door velen wordt gedacht en gezegd is het huidige bekosti NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 35

17 gingssysteem daaraan niet debet, maar wel de wijze waarop dat binnen de gerechten wordt toegepast. De Raad vindt het niet goed dat het bekostigingssysteem invloed heeft op de dagelijkse afwegingen die rechters maken. De rechters moeten kortom, gewoon hun werk doen en zich niet om de gevolgen voor de financiering bekommeren, ook al omdat die effecten (zeker op de lange baan) helemaal niet zo eenvoudig zijn vast te stellen. Belangrijk is de nadruk die de Raad legt op de professionele standaarden, voor veel rechters nog een abstract begrip maar voor de kwaliteit van het rechterswerk van grote betekenis. Over zijn eigen rol schrijft de Raad in deze brief dat die door rechters kennelijk niet altijd wordt begrepen. Men heeft dan het beeld dat de Raad de belangen van de minister bij de rechters behartigt, terwijl het juist andersom is. Maar uit de bijeenkomsten trekt de Raad niet de conclusie dat de huidige samenstelling moet worden gewijzigd (4 leden waarvan 2 rechterlijke leden, waaronder de voorzitter die een beslissende stem heeft). Wel moet de communicatie beter: De Raad zal zijn rol als belangenbehartiger van de gerechten bij politiek en het (lands) bestuur nadrukkelijk oppakken. De Raad neemt waar nodig en mogelijk samen met de Hoge Raad het initiatief in het maatschappelijk debat als de rechtsstaat in het geding is, en spreekt de politiek en de samenleving daar publiekelijk op aan. De Raad zal vaker en zo helder mogelijk communiceren over wat de Raad doet in deze rol. De Persrichtlijn 2013 Als voorbeeld van hoe communicatie niet heeft gewerkt wordt de nieuwe Persrichtlijn van 1 april 2013 genoemd: De rechters en raadsheren hebben vaak het beeld dat de richtlijn door de Raad en de gerechtsbestuurders over de schutting van de professionals is gegooid, daar waar de Raad het beeld heeft dat de besluitvorming over de richtlijn veel tijd heeft gekregen en er ruim 100 professionals aan mee hebben gewerkt. Dergelijke miscommunicatie moet in de toekomst worden voorkomen. Omstreden in de nieuwe richtlijn was vooral dat als regel de stem van de verdachte mag worden opgenomen, waar veel rechters menen dat het uitgangspunt zou moeten zijn dat dat in het belang van de waarheidsvinding niet gebeurt. Er zijn al signalen dat in de praktijk dit laatste het geval is. Daarbij legt het gevoelen van de verdediging gewicht in de schaal: als de verdachte of zijn raadsman te kennen geeft zich belemmerd te voelen door de opname, en eventueel zelfs om die reden weigert vragen te beantwoorden, zal de rechter (de voorzitter van de meervoudige kamer) al snel het opnemen verbieden. In de brief wordt verder nog aandacht besteed aan de procedure voor benoeming van de gerechtsbestuurders (die wordt aangepast door iets meer invloed voor de lokale rechters mogelijk te maken), en het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) waarin digitalisering van de rechtspraak centraal staat. Omstreden in de nieuwe richtlijn was vooral dat als regel de stem van de verdachte mag worden opgenomen Professionele standaard voor de strafrechtspraak Hierboven kwamen de professionele standaards al ter sprake. Daaraan wordt inmiddels gewerkt. Zo schreef het dagelijks bestuur van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) op 11 juli 2013 alle strafrechters en raadsheren van de rechtbanken en de hoven aan over dit onderwerp. Daarin wordt gewag gemaakt van de instelling van een landelijke werkgroep die de taak heeft voorstellen te doen voor het in kaart brengen van reeds bestaande standaarden en voorstellen te doen voor de verdere ontwikkeling daarvan. Wat wordt met deze term nu precies bedoeld? De professionele standaard beschrijft wat er in de regel ten minste nodig is om een strafzaak op een kwalitatief verantwoorde manier af te doen in termen van tijd, ondersteuning en werkwijze ( ). Aan de professionele standaard kan bijvoorbeeld ook worden vastgehouden bij het toedelen van middelen aan de strafsectoren, het ontwikkelen van IT e.d. Alle aangeschreven rechters wordt gevraagd mee te denken met de werkgroep. Bij de brief is een (vierde) concept van een notitie Professionele Standaard Strafrechtspraak gevoegd. 4 Doel van het project is te bezien of consensus kan worden bereikt over aspecten die voor de dagelijkse beroepsuitoefening voor de strafrechters van groot belang zijn. Eindresultaat is een kort document waarin de vuistregels of basisprincipes per onderwerp zijn genoteerd. Het gaat op het eerste gezicht dan om de volgende onderwerpen; werklastnormen, appointering en appointeringsnormen (ook te bespreken met het Openbaar Ministerie en de balie!), aanpak en werkwijze op de zitting, kwaliteits- en opleidingseisen voor rechters en griffiers, de inzet van plaatsvervangers (krijgen die wel functioneringsgesprekken? Zijn het vooral togavullers?), de rol en inbreng van de juridisch medewerker, kwaliteitseisen aan uitspraken, eisen aan digitale verwerking en de aanpak en werkwijze binnen het kabinet rechter-commissaris (ik neem aan ook de kabinetten raadsheer-commissaris?). Het project moet eind 2013 worden afgerond. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling van de rechtspraak een grote eenheidsworst te maken, maar eenheid in diversiteit ; geen keurslijf maar ruimte voor maatwerk. Innoverende hoven Op 23 april 2013 zag de Agenda voor de appelrechtspraak 2020 het licht. 5 Deze agenda is opgesteld door een stuurgroep die begin 2012 werd ingesteld door de presidenten van de appelcolleges. In het project Innoverende hoven heb- Auteur Noten 2. EHRM, Appl. nr /09 en nr. 3896/ Levenslang post Vinter. Over de gevolgen van de uitspraak van 9 juli 2013 van het EHRM voor de Nederlandse levenslange gevangenisstraf, NJB 2013/1775, afl. 29, p Ondertitel: Werkwijze voor het tot stand komen van een professionele standaard in de strafrechtspraak, 10 juli Prof. mr. T.A. de Roos is emeritus hoogleraar straf(proces)recht aan de Universiteit Tilburg en medewerker van dit blad. 5. Innoverende hoven. Agenda voor de appelrechtspraak 2020, Raad voor de Rechtspraak-Montaigne-instituut Universiteit Utrecht, Den Haag-Utrecht NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

18 Straf(proces)recht Wat levert dit door de Raad van de rechtspraak gefinancierde circus op voor het straf(proces)recht? ben de gerechtshoven samengewerkt met hoogleraren van het Montaigne-instituut van de Universiteit Utrecht. In deze agenda is vastgelegd hoe de hoven (inmiddels nog maar vier) de komende jaren hun opdracht tot rechtspraak willen invullen. Materiaal voor de agenda werd gefourneerd door drie projectgroepen, die de drie afdelingen (voorheen: sectoren) vertegenwoordigden: civielrecht, strafrecht en belastingrecht. De stuurgroep zorgde voor de integratie en de eindredactie van het document, dat gebaseerd is op uitvoeriger stukken die op het internet te vinden zijn en later in boekvorm zullen worden gepubliceerd. De projectgroepen bestonden evenals de stuurgroep uit raadsheren en rechters, en Utrechtse rechtswetenschappers. Aan de vaststelling en publicatie van de agenda gingen diverse landelijke en lokale bijeenkomsten vooraf, waaronder een internationale workshop in oktober 2012 waaraan Finse, Deense, Spaanse en Franse rechters deelnamen, en bijeenkomsten in november 2012 en maart 2013 waar ook leden van de Hoge Raad en het parket van de Hoge Raad hun zegje deden. Op 28 maart werd te Utrecht (in het kader van de tweejaarlijkse hovendag ) een grote afsluitende bijeenkomst gehouden. PvdAkamerlid Recourt (oud-rechter) wreef de aanwezige raadsheren tijdens het plenaire gedeelte weinig hoffelijk nog eens het stoffige imago in van de hoven, en Maxim Februari vertolkte zijn verbazing over het vreselijk gematigde karakter van de Agenda, die toch innovatief wil zijn. Wat levert dit door de Raad van de rechtspraak gefinancierde circus op voor het straf(proces)recht? Een serie aanbevelingen: het grievenstelsel in hoger beroep wordt verder uitgebouwd, met aanpassing van het beslissingsmodel van artikel 348/350 Sv. Maar ambtshalve toetsing blijft mogelijk; duidelijk wordt gemotiveerd waarom van een uitspraak in eerste instantie wordt afgeweken, en de hoven ambiëren een regierol door het wijzen van richtinggevende arresten (arresten over rechtsvragen die een meer generieke beantwoording behoeven). De eisen voor toelating tot de appelrechter worden aangescherpt, waarbij het huidige verlofstelsel (art. 410a WvSv) kan vervallen. Verder wordt een eigen procesrecht in hoger beroep nagestreefd, dat meer rekening houdt met de specifieke, beperkte taak van het hoger beroep. 6 De regeling met betrekking tot getuigen moet zodanig worden herzien dat getuigenverhoren voorafgaan aan de inhoudelijke behandeling in appel en bij voorkeur in de eerste instantie plaatsvinden, overigens zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de rechten van de verdediging. Bij de afdoening van zaken waarin een richtinggevend arrest wordt gewezen worden door de hoven in overleg met het Openbaar Ministerie en de verdediging themazittingen gehouden. Tijdigheid en voortvarendheid moeten verder worden versterkt. Tenslotte de kwaliteitsbevordering: systeemoverleg met de rechtbanken en de Hoge Raad voor het bepalen van rechtsvragen die een meer generieke beantwoording behoeven; en voor het wijzen van richtinggevende arresten dient de bij de hoven aanwezige expertise te worden gemobiliseerd. Daarbij kan ook de bijzondere expertise van gekwalificeerde raadsheer-plaatsvervangers worden benut, hetzij door inzet als raadsheer hetzij door betrokkenheid bij breed beraad. Te denken valt daarbij aan het incidenteel bijeenroepen van een zogenoemde grote kamer en schriftelijke preadviezen (experiment Hof s-hertogenbosch) waardoor meer raadsheren dan de desbetreffende kamer van het hof bij de beraadslagingen over belangrijke en onontgonnen rechtsvragen worden betrokken. 7 Computercriminaliteit Dankzij de snel voortschrijdende technologie heeft de regering niet ten onrechte voor de derde maal aanleiding gezien regelgeving op het terrein van de Cybercrime te entameren (het kabinet werd het in mei 2013 eens over een concept-wetsvoorstel Computercriminaliteit III, waarover advies is gevraagd aan de gebruikelijke adviesorganen waaronder uiteraard de Raad van State, maar ook de NVvR. Het voorstel strekt tot verbetering en versterking van het juridisch instrumentarium voor de opsporing en vervolging van computercriminaliteit, waar bij de twee voorgangers het accent meer op het materieel strafrecht lag (onder meer het strafbaar stellen van hacken, zie art. 138a Sr). Zo wordt voorgesteld een bevoegdheid te scheppen voor opsporingsambtenaren om een geautomatiseerd werk in gebruik bij een verdachte op afstand heimelijk binnen te dringen. Verder wordt voorgesteld om de bevoegdheid die de officier van justitie al heeft om met machtiging van de rechter-commissaris te bevelen dat gegevens op het internet openbaar worden gemaakt aan te passen. Dan wordt voorgesteld een afzonderlijke wettelijke bevoegdheid te scheppen tot het geven van een bevel aan de verdachte tot ontsleuteling, en tenslotte wordt voorgesteld het wederrechtelijk overnemen van gegevens en het voorhanden hebben of bekend maken van door misdrijf verkregen gegevens strafbaar te stellen. Het beoogde artikel 125p Sv vult een leemte: het huidige artikel 54a Sr voorziet straffeloosheid van de tussenpersoon wanneer deze gegevens van een derde, die op onder zijn beheer staande servers staan, na een daartoe strekkend bevel van de officier van justitie of de rechter-commissaris verwijdert of ontoegankelijk maakt. De bevoegdheid tot het geven van een zodanig bevel was echter niet wettelijk geregeld. Het voorgestelde artikel 125p Sv voorziet daarin. De vraag is wel, zoals de NVvR in haar advies stelt, of deze bepaling voldoende slagvaardig is. Het geven van een voorlopig mondeling bevel en een voorlopige mondelinge machtiging zou mogelijk moeten zijn. De voorgestelde nieuwe definitie van het begrip geautomatiseerd werk wordt door de NVvR wel toegejuicht (art. 80sexies). Bij het voorstel van een nieuw artikel Sr 125ja, binnendringen in een geautomatiseerd werk, tekent de NVvR in haar advies (dat overigens op zichzelf instemmend luidt), wel aan dat ondermijning van de nationale soevereiniteit van staten dreigt wanneer (en dat zal vaak het geval zijn) de onderzochte computercriminaliteit de landsgrenzen overschrijdt. Het voorstel geeft op dit probleem geen antwoord. Ook het Cybercrimeverdrag van de Raad van Europa (art. 32) laat het op dit punt afweten. Dit is een probleem dat alleen bij verdrag kan worden opgelost. De regering zal zich daarvoor moeten inzetten. Dan 2384 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 35

19 Ondermijning van de natio nale soevereiniteit van staten dreigt wanneer (en dat zal vaak het geval zijn) de onderzochte computercriminaliteit de landsgrenzen overschrijdt nog de strafbaarstelling van diefstal en heling van gegevens. In het voorgestelde artikel 138c Sr is strafbaar degene die opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens, opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk, voor zichzelf of voor een ander overneemt. Merkwaardigerwijze is hierop slechts een strafmaximum van 1 jaar gevangenisstraf gesteld, terwijl men toch zoals de NVvR in haar advies stelt aansluiting zou kunnen zoeken bij de diefstalbepaling (art. 310 Sr), die een maximum van 4 jaar kent. Coffeeshop-beleid Maastricht Per 1 januari 2013 is de OM-aanwijzing Opiumwet met betrekking tot de verkoop van soft drugs aangevuld in die zin, dat de bekende AHOJG-criteria 8 zijn aangevuld met het zogenaamde ingezetenen-criterium: de coffeeshops mogen niet meer verkopen aan anderen dan ingezetenen van Nederland. De Maastrichtse driehoek (burgemeester, politie, openbaar ministerie) heeft dit landelijk beleid vertaald in het zogenaamde Damoclesbeleid Coffeeshops Maastrichtse coffeeshophouders hebben strafrechtelijke proefprocedures uitgelokt waarin met name het ingezetenen-criterium op de korrel werd genomen. Aangevoerd werd dat de Aanwijzing onrechtmatig is en dat daarmee het vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie op dit punt onrechtmatig is, wat moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De onrechtmatigheid zou voortvloeien uit strijd met het EU-recht (de vrijheid van verkeer en het non-discriminatiebeginsel), strijd met het EVRM en het Twaalfde protocol en met artikel 1 Grondwet. Deze vragen zullen door middel van themazittingen in hoger beroep beantwoord worden, waarna waarschijnlijk ook beroep in cassatie zal volgen. In dit verband kan alvast op enkele belangrijke rechterlijke uitspraken worden gewezen. Allereerst het arrest-josemans van het Hof van Justitie EU van 16 december 2010, 9 gewezen na prejudiciële vragen van de Afdeling rechtspraak Raad van State. Daarin oordeelde het Hof dat de handel in soft drugs geen bescherming geniet op grond van de verkeersvrijheden en het nondiscriminatiebeginsel, en was de inperking van het vrij verkeer van de legale horeca-activiteiten van de coffeeshop gerechtvaardigd door het doel van de bestrijding van het drugstoerisme en van overlast. In deze zaak was niet de Aanwijzing (die destijds nog niet was aangevuld), maar de APV Maastricht aan de orde. In die APV was ook het ingezetenen-criterium opgenomen. Verder is van belang het arrest HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013.7, de zogenaamde Checkpoint-zaak waarin het ook ging om de vervolging van coffeeshophouders en -personeel. De Hoge Raad oordeelde 10 dat van niet-ontvankelijkheid wegens handelen in strijd met beginselen van een behoorlijke procesorde (in casu het gelijkheidsbeginsel) slechts sprake kan zijn wanneer het gaat om een uitzonderlijk geval. Een dergelijk geval doet zich ook voor wanneer geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In deze zaak was geen sprake van zo n uitzonderlijk geval. Wij moeten afwachten of het de coffeeshophouders in de nieuwe zaken zal lukken met nieuwe verweren te komen die wel scoren. Internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht Op 11 maart 2013 werd het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de herziening van de regels over de werking van de strafwet buiten Nederland (herziening regels betreffende extraterritoriale rechtsmacht in strafzaken) ingediend. De Tweede Kamer publiceerde zijn verslag op 26 april Dit voorstel bepaalt de reikwijdte van de mogelijkheden om strafbare feiten die in het buitenland zijn begaan in Nederland te vervolgen en te berechten. De bestaande regeling is (aldus de memorie van toelichting) tamelijk ondoorzichtig geworden, en er is aanleiding om de aantasting van wezenlijke nationale belangen een steviger grondslag te geven voor de uitoefening van rechtsmacht. Verder wordt met dit voorstel uitvoering gegeven aan een toezegging die staatssecretaris Teeven in 2010 aan de Tweede Kamer deed 12 dat nader zou worden bezien hoe vorm te geven aan de toepasselijkheid van de strafwet op hier te lande verblijvende vreemdelingen die zich buiten Nederland schuldig hebben gemaakt aan (commune) strafbare feiten. Het conceptvoorstel hanteert drie uitgangspunten: versterking van de positie van Nederlandse slachtoffers, 13 het vervallen van het bestaande onderscheid tussen rechtsmacht over Nederlanders en de hier woonachtige vreemdelingen, en vergroting van de toegankelijkheid van de rechtsmachtregeling. Het voorstel is mede gebaseerd op het Maastrichtse onderzoeksrapport Communicerende grondslagen van extraterritoriale rechtsmacht uit Daarover A.L. Harteveld, A.L.J. van Strien, Innovatie van het strafproces in hoger beroep, in: Strafblad 2013 nr. 2, p Verwijzend naar HR 6 november 2012, NJ 2013, nr stand gekomen rapport (A.H. Klip en A.S. Massa, WODC, Den Haag 2010) werd op 22 september 2010 aan de Tweede Kamer gezonden. Kamerstukken II, VI, nr. 3 en bijlage behandelt de rechtsmachtregelingen van Nederland, België, Engeland en Wales en Duitsland en hun werking in de praktijk. In de memorie van toelichting wordt het rapport samengevat en wordt aangegeven op welke punten de aanbevelingen worden overgenomen, en zo nee, waarom niet. Zo delen de bewindslieden niet de gereserveerde houding van de onderzoekers tegenover de toepassing van het passief nationaliteitsbeginsel. 11. Kamerstukken II 2012/2013, Innoverende hoven, t.a.p., p Kamerstukken II , , nr. 6, p Kamerstukken II , , nr. 14, p Dit onder leiding van André Klip tot 8. Geen Alcohol, Hard drugs, Overlast en Jeugdigen. 9. Nr. C M.M. Josemans is een Maastrichtse coffeeshophouder. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

20 Straf(proces)recht Rechtsmacht wordt geschapen over buiten Nederland gepleegde ernstige feiten waarvan Nederlanders of in Nederland gedomicilieerden het slachtoffer zijn Over de inhoud kort het volgende: artikel 4 Sr wordt teruggebracht tot een algemene rechtsgrondslag voor de uitoefening van Nederlandse rechtsmacht ter bescherming van gewichtige nationale rechtsbelangen, onafhankelijk van het grondgebied en de persoon van de dader. Deze grondslag wordt in een daaropvolgend artikel uitgebreid met een algemeen voorschrift. Rechtsmacht wordt geschapen over buiten Nederland gepleegde ernstige feiten (feiten waarop tenminste 3 jaar maximum gevangenisstraf is gesteld) waarvan Nederlanders of in Nederland gedomicilieerden het slachtoffer zijn. Wel wordt de eis van dubbele strafbaarheid gesteld (art. 5 Sr nieuw). Artikel 6 vereenvoudigt de omgang van de wetgever met rechtsmachtaanpassingen die het gevolg zijn van internationale overeenkomsten of besluiten door een compacte regeling te scheppen die inhoudelijk overeenkomt met de bestaande voorzieningen, maar is opgesplitst over een formeel-wettelijke en een lagere regeling. 15 Artikel 7 nieuw stelt het beginsel van dubbele strafbaarheid voorop, de Nederlandse strafwet is toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan enig misdrijf, mits dat feit in het land waar het begaan is ook strafbaar is gesteld (zie nu art. 5 Sr). De NVvR beoordeelde (evenals de andere adviesorganen, de NOvA onthield zich van advisering) het voorstel in haar advies over het algemeen gunstig, maar ziet enkele bezwaren. 16 Zo stelt zij voor om het voorgestelde artikel 7 lid 3 Sr in ieder geval te verruimen met de toevoeging dat met de Nederlander wordt gelijkgesteld degene die door het aanvragen van een verblijfsvergunning heeft aangegeven zich in Nederland te willen vestigen. Voorkomen moet namelijk worden dat asielzoekers die vallen onder artikel 1F van het Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen, waaronder zich personen bevinden die zelf verklaren dat zij in het land van herkomst ernstige misdrijven hebben begaan, zoals moord of verkrachting (geen internationale misdrijven) in Nederland niet zouden kunnen worden vervolgd. De regering is aan dit bezwaar, dat door anderen werd gedeeld, tegemoetgekomen door een specifieke regeling in artikel 8c Sr. Strafrecht in een veranderende samenleving Onder deze titel stuurden de bewindslieden van Veiligheid en Justitie op 10 juni 2013 een brief aan de Tweede Kamer. Deze had op 4 december 2012 unaniem een motie aangenomen 17 waarin werd gesteld dat het kabinetsbeleid mag worden beoordeeld op rechtsstatelijke beginselen van rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en rechtvaardigheid, en dat wetsvoorstellen op het terrein van veiligheid en justitie moeten worden beoordeeld op basis van beginselen van strafrecht en strafprocesrecht. De Kamer wilde van de regering een visie op de inhoud en de ontwikkeling van de rechtsstaat en de beginselen van het strafrecht, waarbij in het bijzonder zou moeten worden ingegaan op de in het regeerakkoord aangekondigde wetsvoorstellen. De brief geeft aan die motie uitvoering. Kern van de notitie is volgens de schrijvers dat het strafrecht voortdurend in beweging is, in een telkens veranderende samenleving. De grondbeginselen van de rechtsstaat vormen hierbij duurzame richtsnoeren, maatstaven waaraan veranderingen in de wetgeving worden getoetst. Wat volgt is een verhandeling over de rechtsstatelijke beginselen, (Grondwet, scheiding der machten, mensenrechtenverdragen), de straf(proces)rechtelijke beginselen (legaliteitsbeginsel, vermoeden van onschuld, enz.), de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het recht op vrije meningsuiting. Vermeld wordt dat sommige verdragen als positief criterium voor strafbaarstelling functioneren. 18 De aan een en ander ontleende beginselen hebben, zo wordt natuurlijk terecht, en in navolging van onder meer A.A.G. (Toon) Peters 19 betoogd, een dynamisch karakter en [zijn] tot op zekere hoogte flexibel ( ). Hier geldt dat de inhoud van beginselen steeds moet worden bepaald binnen de samenleving waarin dat beginsel functioneert ( ). Elk rechtsstelsel is zo een product van een specifieke historische evolutie en zo n rechtsstelsel moet men in zijn geheel bezien. Het strafrecht is geen rustig bezit, maar onderhevig aan de veranderende maatschappelijke context. De aard van de criminaliteit is sterk veranderd in de laatste decennia, 20 mede door de snelle technologische ontwikkelingen en de globalisering. De strafrechtelijke aansprakelijkheid is verruimd en de wettelijke strafmaxima zijn verhoogd. Maar, zo wordt gesteld: Het is evenwel niet zo dat de grotere sensitiviteit voor misdaad en straf over de gehele linie een algemeen opwaarts effect heeft gehad op de hoogte van de wettelijke strafmaxima. Elke wetswijziging op dit punt vormt de resultante van een afweging van de in het geding zijnde belangen en beginselen in het concrete geval. 21 Een boude stelling voorwaar, die normatief zeer te prijzen valt maar empirisch niet wordt waargemaakt. In de brief wordt voorts de positie van het slachtoffer en de versterking daarvan aangestipt, waarbij er op wordt gewezen dat daarbij de positie van de verdediging en de verdachte, en ook die van de getuige, niet zijn veronachtzaamd. Kort wordt de uitbreiding van het sanctie-arsenaal vermeld. Uitvoeriger wordt ingegaan op de internationalisering, en de impact van de Europese Unie en de opkomst van de internationale tribunalen. De brief culmineert in een claim op een strafrecht dat herkenbaar, krachtig en op maat is, en zorgvuldig natuurlijk naast andere middelen (zoals bestuursrechtelijke: de wet BIBOB) moet worden aangewend. De bewindslieden gaan in op kritisch commentaar van (overigens niet vermelde) lieden, die zich hebben verstout het repressieve karakter van het kabinetsbeleid op het gebied van veiligheid en justitie aan de kaak te stellen: Op deze plaats willen wij nog graag het beeld nuanceren dat op dit moment alleen maar wetgeving tot stand komt die het bereik van het strafrecht vergroot. Wetswijzigingen waarin de rechtspositie van de verdachte of de positie van het slachtoffer centraal staan en wetswijzigingen die het sanctie-arsenaal verder verfijnen, hebben ( ) evengoed onze aandacht. Tja. Een dooddoener, die in een politiek debat wellicht stand houdt maar in een rechtswe NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 35

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Jurisprudentie contractenrecht

Jurisprudentie contractenrecht Jurisprudentie contractenrecht W.L. Valk senior raadsheer Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden senior onderzoeker Radboud Universiteit Programma Twee arresten van de Hoge Raad: HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593

Nadere informatie

Felixx. Pensioen Consultants B.V. Leveringsvoorwaarden

Felixx. Pensioen Consultants B.V. Leveringsvoorwaarden Felixx. Pensioen Consultants B.V. Leveringsvoorwaarden Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden Felixx. Pensioen Consultants B.V. Artikel 1 Definities In deze algemene leverings- en betalingsvoorwaarden

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015

Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015 Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015 Bewijslastverdeling o.s.v. (I) Hof Arnhem-Leeuwarden 1 april 2014, ECLI:NL: HARL:2014:2600:

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAF B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAF B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-344 d.d. 26 november 2013 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mr. M. van Pelt, secretaris)

Nadere informatie

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling 9 september 2015 Alex Ter Horst Advocaat pensioenrecht Achtergrond Indien verplichtstelling van toepassing is leidt dat voor wg en bpf tot allerlei

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure 1 Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 162, d.d. 6 juli 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, prof. mr. drs. M.L. Hendrikse en mr. B.F. Keulen) Samenvatting Betalingsbeschermingsverzekering.

Nadere informatie

De onderzoeks- en klachtplicht van de artikelen 6:89 en 7:23 BW.

De onderzoeks- en klachtplicht van de artikelen 6:89 en 7:23 BW. De onderzoeks- en klachtplicht van de artikelen 6:89 en 7:23 BW. Op 8 februari 2013 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen (LJN:BY4600) over de onderzoeks- en klachtplicht van de artikelen 6:89

Nadere informatie

Bepaaldheidsvereiste. Over het bepaaldheidsvereiste is veel geprocedeerd. Hieronder citeren wij uit enkele van de belangrijkste uitspraken:

Bepaaldheidsvereiste. Over het bepaaldheidsvereiste is veel geprocedeerd. Hieronder citeren wij uit enkele van de belangrijkste uitspraken: Bepaaldheidsvereiste De gecedeerde vordering (of het gecedeerde recht) moet in voldoende mate door de cessieakte worden bepaald (art. 3:84 lid 2 BW). De akte van cessie moet daarom zodanige gegevens bevatten

Nadere informatie

Vereniging voor Pensioenrecht civiele cassatie; wat kan en hoe?

Vereniging voor Pensioenrecht civiele cassatie; wat kan en hoe? 20 juni 2018 Vereniging voor Pensioenrecht civiele cassatie; wat kan en hoe? Prof. mr. S.F. Sagel 24 november 2017 Ook met pensioen. 2 20 juni 2018 En nu een frisse start om de hoek 3 4 24 november 2017

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 41 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof. mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Natura-uitvaartverzekering.

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Verjaring (1) Art. 7:942 lid 1 BW gaat voor een vordering tegen de verzekeraar

Nadere informatie

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De Brandverzekering en Risicoverzwaring: over primaire dekkingsbepalingen, risicoverzwaringsmededelingsclausules en preventieve garantieclausules Prof. mr.

Nadere informatie

Opzegging duurovereenkomst. Mr. dr. H. Wammes

Opzegging duurovereenkomst. Mr. dr. H. Wammes Opzegging duurovereenkomst Mr. dr. H. Wammes * HR 1 juli 2014, NJ 2015,2 (noot T.T.T.) Eneco beëindigt sponsorovereenkomst met organisator en gaat de Benelux Tour zelf organiseren. * HR 10 oktober 2014,

Nadere informatie

t twaalfuurtje van deze week 10 december 2014

t twaalfuurtje van deze week 10 december 2014 t twaalfuurtje van deze week 10 december 2014 Deze week een eigen zaak waarin de Rechtbank Gelderland, Zittingsplaats Zutphen, geoordeeld heeft over de derdenwerking van een exoneratiebeding in een taxatierapport.

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN. Artikel 1 Definities. in deze Algemene Voorwaarden wordt verstaan onder:

ALGEMENE VOORWAARDEN. Artikel 1 Definities. in deze Algemene Voorwaarden wordt verstaan onder: ALGEMENE VOORWAARDEN Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Linkedintoresults B.V., tevens handelend onder de namen Linkedintoresults en LI2R, gevestigd en kantoorhoudende te, aan

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting Inboedelverzekering. Uitleg van verzekeringsvoorwaarden.

Nadere informatie

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-15 d.d. 24 mei 2013 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F. Peijster en mr. A. Rutten-Roos, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN. Young Law B.V.

ALGEMENE VOORWAARDEN. Young Law B.V. ALGEMENE VOORWAARDEN Young Law B.V. 1. Begrippen 1.1 Young Law B.V. hierna: Young Law is een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die zich ten doel stelt tot het leveren van juridische

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 03-09-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer 2502483 CV EXPL 13-4461 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN ALLROUND BACKOFFICE

ALGEMENE VOORWAARDEN ALLROUND BACKOFFICE Artikel 1 Definities 1. In deze voorwaarden wordt verstaan onder: Allround Backoffice: de gebruiker van deze algemene voorwaarden, ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-419 (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Klacht ontvangen op : 3 augustus 2016 Ingediend door : Consumenten

Nadere informatie

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster LJN: BW9368, Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2012 2. De feiten 2.1. [A] en [B] wonen tegenover elkaar in [plaats]. [C] woont

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 Instantie Datum uitspraak 05-07-2017 Datum publicatie 31-07-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 5474399 \ CV EXPL 16-8870 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden NVVB als opdrachtnemer (zakelijke dienstverlening NVVB aan derden)

Algemene Voorwaarden NVVB als opdrachtnemer (zakelijke dienstverlening NVVB aan derden) Algemene Voorwaarden NVVB als opdrachtnemer (zakelijke dienstverlening NVVB aan derden) 1 Algemeen 1.1 Onder deze verkoop- en leveringsvoorwaarden wordt verstaan: Opdrachtnemer: De Nederlandse Vereniging

Nadere informatie

Willem Pel. Met dank aan: mevrouw Dr G.H.M.M. ten Horn, Sylvia Janssen en Dick van Velzen

Willem Pel. Met dank aan: mevrouw Dr G.H.M.M. ten Horn, Sylvia Janssen en Dick van Velzen Willem Pel Met dank aan: mevrouw Dr G.H.M.M. ten Horn, Sylvia Janssen en Dick van Velzen Zorgplicht voorafgaand aan advies Zorgplicht achteraf na bemiddeling (nazorg) Juridisch kader BW Wft AFM Rechtspraak

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614 ECLI:NL:RBDHA:2013:18614 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 24122013 Datum publicatie 13012014 Zaaknummer 2293657 RL EXPL 1325337 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Vastgoed-nieuws 21 november 2013 Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Essentie Verhuurders proberen vaak op creatieve manier onder dwingendrechtelijke huur(prijs)beschermingsbepalingen uit te

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden Autobedrijf Severs

Algemene Voorwaarden Autobedrijf Severs Algemene Voorwaarden Autobedrijf Severs ARTIKEL 1 DEFINITIES 1. In deze algemene voorwaarden worden de hierna volgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

Nadere informatie

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Mr. Z. Kasim 1 HR 13 juli 2007, nr. C05/331, LJN BA231 Verplichte deelneming pensioenfonds, criteria arbeidsovereenkomst BW artikel 7: 610, artikel

Nadere informatie

Groot en de Lange Boekhouden V.O.F.

Groot en de Lange Boekhouden V.O.F. ALGEMENE VOORWAARDEN GROOT EN DE LANGE BOEKHOUDEN V.O.F. Artikel 1 Algemeen 1. Groot en de Lange Boekhouden is een vennootschap onder firma te Amstelveen 2. In de algemene voorwaarden wordt verstaan onder

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-144 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Klacht ontvangen op : 12 april 2017 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

Pensioen Kennis. Leveringsvoorwaarden

Pensioen Kennis. Leveringsvoorwaarden Pensioen Kennis Leveringsvoorwaarden Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden Pensioen Kennis Artikel 1 Definities In deze algemene leverings- en betalingsvoorwaarden (hierna te noemen: algemene voorwaarden)

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden. Artikel 1: Definities

Algemene Voorwaarden. Artikel 1: Definities Algemene Voorwaarden Artikel 1: Definities 1. De NFG : De Stichting Nederlandse Federatie Gezondheidszorg (kort: NFG), gevestigd te Assen, bij de kamer van Koophandel ingeschreven onder nummer 54322553.

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2011-346 d.d. 2 december 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris)

Nadere informatie

Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening

Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening Biercontract.nl Graaf Wichmanlaan 62 1405 HC Bussum Handelsregisternummer: 57084033 BTW nummer 167606657B02 1. Definities 1. In deze algemene voorwaarden

Nadere informatie

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter. Zaaknummer: S21-29 Datum uitspraak: 29 januari 2015 Plaats uitspraak: Zeist DE RIJDENDE RECHTER Bindend Advies in het geschil tussen: S. van der Veen en T. van der Veen--Koster te Ferwert, verder te noemen:

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

RICHTLIJNEN BIJ HET GEBRUIK VAN ALGEMENE VOORWAARDEN

RICHTLIJNEN BIJ HET GEBRUIK VAN ALGEMENE VOORWAARDEN RICHTLIJNEN BIJ HET GEBRUIK VAN ALGEMENE VOORWAARDEN 1. Van toepassing verklaren van algemene voorwaarden. Algemeen: Om toepasselijkheid van algemene voorwaarden op een overeenkomst te bereiken dient er

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN. De Bedrijfsmakelaar.nl

ALGEMENE VOORWAARDEN. De Bedrijfsmakelaar.nl ALGEMENE VOORWAARDEN De Bedrijfsmakelaar.nl Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op de toegang en het gebruik van de website van De Bedrijfsmakelaar.nl. Deel I. Algemeen Artikel 1 Definities en

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden. Gijs van Poppel Advocaat. Commerciële contracten & Commercial Litigation 07 oktober 2013

Algemene Voorwaarden. Gijs van Poppel Advocaat. Commerciële contracten & Commercial Litigation 07 oktober 2013 Gijs van Poppel Advocaat Algemene Voorwaarden Commerciële contracten & Commercial Litigation 07 oktober 2013 Algemene voorwaarden zijn één of meer schriftelijke bedingen die er toe strekken in meerdere

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN

ALGEMENE VOORWAARDEN ALGEMENE VOORWAARDEN Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle relaties van Wouters Belastingadvies, welke belastingadviespraktijk uitgeoefend wordt in de vorm van een besloten vennootschap

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-580 (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris) Klacht ontvangen op : 4 augustus 2017 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.A.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.A. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-463 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.A. Blom, secretaris) Klacht ontvangen op : 16 oktober 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-233 d.d. 17 juli 2013 (mr. H.J. Schepen, voorzitter, mr. A.P. Luitingh, en mr. J.Th. de Wit, leden, en mevrouw mr. M. Nijland, secretaris)

Nadere informatie

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties; RAAD VAN TUCHT VERENIGING VAN REGISTERCONTROLLERS Datum uitspraak: 4 november 2014 Zaaknummer: RvT VRC 2014-02 de heer [klager], wonende te [woonplaats 1] gemachtigde: de heer mr. R.M. Braat K L A G E

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid.

Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid. Annotatie bij HR 27-02-2009, C07/168HR, LJN BG6445 Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid. [BW art. 6:162] Een gefailleerde natuurlijke persoon heeft de eigendom

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-143 (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Klacht ontvangen op : 10 juli 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-548 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen, mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. C.J.M. Veltmaat, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 44 23 februari 2011 (mr. H.J. Schepen, voorzitter, mevrouw mr. P.M. Arnoldus-Smit en mevrouw mr. J.W.M. Lenting) Samenvatting Consument heeft

Nadere informatie

De opdrachtgever: Iedere natuurlijke of rechtspersoon die de opdracht aan Homelyrentals verstrekt.

De opdrachtgever: Iedere natuurlijke of rechtspersoon die de opdracht aan Homelyrentals verstrekt. Artikel 1: Toepasselijkheid Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op iedere overeenkomst van opdracht tot dienstverlening en/of bemiddeling, alsmede de daaruit voortvloeiende aanvullende en/of

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 98 d.d. 14 april 2011 (prof. mr. E.H. Hondius, voorzitter, mevrouw mr. A.M.T. Wigger en mr. J.W.H. Offerhaus) Samenvatting Bij afsluiten van

Nadere informatie

2.2 Deze Algemene Voorwaarden worden mede afgesloten ten behoeve van (voormalige) bestuurders en werknemers van het Financieel Intermediair.

2.2 Deze Algemene Voorwaarden worden mede afgesloten ten behoeve van (voormalige) bestuurders en werknemers van het Financieel Intermediair. ALGEMENE LEVERINGSVOORWAARDEN 1. Definities 1.1.1. De gebruiker van deze algemene voorwaarden betreft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A en S Financieel Adviseurs bv, gevestigd te

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-122 d.d. 17 april 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting Reisverzekering, toepasselijkheid verzekeringsvoorwaarden,

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. S. van Rijn, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. S. van Rijn, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-569 (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. S. van Rijn, secretaris) Klacht ontvangen op : 25 september 2017 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

Schriftelijke vragen. Inleiding door vragenstelster.

Schriftelijke vragen. Inleiding door vragenstelster. Gemeenteraad Schriftelijke vragen Jaar 2014 Datum akkoord college van b&w van 2 december 2014 Publicatiedatum 5 december 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.D.

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-151 d.d. 11 mei 2012 (mevrouw mr. E.M. Dil-Stork, voorzitter, mevrouw mr. A.M.T. Wigger en mevrouw. mr. J.W.M. Lenting, leden, met de heer

Nadere informatie

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015 Huwelijksvermogensrecht journaal September 2015 Items Vinger aan de pols: Voorstel van wet 33 987, Literatuur en wetgevingsproces Ongehuwde samenlevers en vermogensregime Ongehuwden en alimentatie Pensioen

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbams:2013:bz6442&keyword=bz6442 1

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbams:2013:bz6442&keyword=bz6442 1 Modeldagvaarding: Bemiddelingsovereenkomst met makelaar/bemiddelaar voor een zelfstandige woning waarbij de makelaar/bemiddelaar zowel voor de particuliere huurder als de verhuurder heeft bemiddeld. Een

Nadere informatie

Delta Lloyd Schadeverzekering N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Delta Lloyd Schadeverzekering N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-122 d.d. 23 april 2013 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend dat de Commissie van Beroep op 11 november 2013 heeft ontvangen.

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend dat de Commissie van Beroep op 11 november 2013 heeft ontvangen. Uitspraak Commissie van Beroep 2014-007 d.d. 31 januari 2014 (mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, drs. P.H.M. Kuijs AAG, prof. mr. F.R. Salomons, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Verheij Legal & Public Affairs

Algemene voorwaarden Verheij Legal & Public Affairs Algemene voorwaarden Verheij Legal & Public Affairs NL102018 1 Algemeen 1.1 Deze voorwaarden zijn onder uitdrukkelijke terzijdestelling van voorwaarden van de Opdrachtgever of de Cliënt van toepassing,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

t Twaalfuurtje van deze week

t Twaalfuurtje van deze week t Twaalfuurtje van deze week 8 juni 2016 Deze week een eigen zaak waarin de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juni 2016 vonnis heeft gewezen. De casus (zeer) verkort weergegeven Bij het oversluiten van een

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:9254

ECLI:NL:RBAMS:2015:9254 ECLI:NL:RBAMS:2015:9254 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 15122015 Datum publicatie 22122015 Zaaknummer CV EXPL 1515907 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN PROPTIMIZE NEDERLAND B.V. (versie oktober 2012)

ALGEMENE VOORWAARDEN PROPTIMIZE NEDERLAND B.V. (versie oktober 2012) ALGEMENE VOORWAARDEN PROPTIMIZE NEDERLAND B.V. (versie oktober 2012) 1. Definities 1.1 In deze Algemene Voorwaarden wordt verstaan onder: Opdracht : a) De overeenkomst waarbij Opdrachtnemer hetzij alleen

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462

ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462 ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462 Instantie Datum uitspraak 10-04-2002 Datum publicatie 03-07-2002 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 00/5247 WW, 00/5248 WW

Nadere informatie

mr. Beutener en mr. Staal hebben ieder hun eigen algemene voorwaarden die zijn te raadplegen op de website www.beutenerstaal.nl.

mr. Beutener en mr. Staal hebben ieder hun eigen algemene voorwaarden die zijn te raadplegen op de website www.beutenerstaal.nl. Algemene voorwaarden van mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat Artikel 1 Algemeen Beutener Staal advocaten is een kantoorcombinatie, geen maatschap, tussen mr. M.B.W.G. Beutener, gevestigd in Deventer, en mr.

Nadere informatie

DE OPZEGGING VAN DUUROVEREENKOMSTEN VOOR ONBEPAALDE TIJD

DE OPZEGGING VAN DUUROVEREENKOMSTEN VOOR ONBEPAALDE TIJD DE OPZEGGING VAN DUUROVEREENKOMSTEN VOOR ONBEPAALDE TIJD Aruba, 8 februari 2018 1. INLEIDING Op 2 februari 2018 heeft de Hoge Raad der Nederlanden een belangrijk arrest gewezen over de vraag of, en zo

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Rens de Jonge

Algemene voorwaarden Rens de Jonge Algemene voorwaarden Rens de Jonge Artikel 1 Definities 1. Rens de Jonge: de gebruiker van deze algemene voorwaarden, gevestigd aan Lissestraat 11, 6843KH te Arnhem, ingeschreven in het Handelsregister

Nadere informatie

Ondernemingsrecht. Nieuwsbrief

Ondernemingsrecht. Nieuwsbrief Nieuwsbrief Ondernemingsrecht Prospectusaansprakelijkheid Een prospectus dient een getrouw beeld te geven omtrent de toestand van de uitgevende instelling op de balansdatum van het laatste boekjaar waarover

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-787 (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Klacht ontvangen op : 7 mei 2017 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-257 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-257 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-257 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris) Klacht ontvangen op: 21 april 2015 Ingesteld door: Consument

Nadere informatie

Mauritslaan 42/ 44 6161 HW Geleen

Mauritslaan 42/ 44 6161 HW Geleen Algemene Voorwaarden Payroll Totaal BV I. Algemeen In de algemene voorwaarden wordt verstaan onder: a. Opdrachtgever: de partij die de opdracht geeft. b. Opdrachtnemer: de partij die de opdracht aanvaardt,

Nadere informatie

het door Consument digitaal ingediende klachtformulier; het verweerschrift van Adviseur; de repliek van Consument; de dupliek van Adviseur.

het door Consument digitaal ingediende klachtformulier; het verweerschrift van Adviseur; de repliek van Consument; de dupliek van Adviseur. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-706 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. R.J. Verschoof, drs. W. Dullemond, leden en mr. P. van Haastrecht-van Kuilenburg, secretaris)

Nadere informatie

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Prof. mr. A.J.M. Nuytinck, hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder personen-, familie- en erfrecht, aan de Erasmus Universiteit

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Socialize Media

Algemene voorwaarden Socialize Media Algemene voorwaarden Socialize Media Artikel 1 Definities en toepasselijkheid 1.1 Opdrachtgever: de rechtspersoon die aan Socialize Media een opdracht heeft verstrekt tot het leveren van advies, beheer

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

Civiele Procespraktijk

Civiele Procespraktijk Civiele Procespraktijk Nr. 13 - september 2010 De volgende onderwerpen worden behandeld: Vordering tot winstafdracht Aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten, en schadebeperkingsplicht Verjaring Klachtplicht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-170 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris) Klacht ontvangen op : 27 juni 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. drs. M.H. Hendrikse, voorzitter en mr. F.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. drs. M.H. Hendrikse, voorzitter en mr. F. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-381 (prof. mr. drs. M.H. Hendrikse, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris) Klacht ontvangen op : 26 juni 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

2 Omschrijving van enkele begrippen

2 Omschrijving van enkele begrippen 2 Omschrijving van enkele begrippen 1 INLEIDING Een probleem bij de bestudering van art. 48 (oud) Rv is dat de betekenis van veel van de gebruikte begrippen niet duidelijk is. Wat is een rechtsgrond? Is

Nadere informatie