Thomas More Kempen. Onderwijs- en examenreglement

Transcriptie

1 Thomas More Kempen Onderwijs- en examenreglement Academiejaar Versie 20 december 2012

2 Inhoudsopgave TITEL I. BEGRIPSBEPALINGEN... 4 TITEL II. ONDERWIJSREGLEMENT Afdeling 1. Inschrijving via toetredingsovereenkomsten Afdeling 2. Inschrijvingsregels en studiegelden Afdeling 3. Toelatingsvoorwaarden Afdeling 4. Opbouw van de opleidingen Afdeling 5. Elementen voor de vaststelling van het studieprogramma van de individuele student Afdeling 6. Rechten en plichten, rechtsbescherming en tuchtreglement TITEL IV. EXAMENREGLEMENT Afdeling 1. Algemeen examenreglement Afdeling 2. Bijzonder examenreglement Afdeling 3. Aanvullingen en specificaties bij het algemeen en bijzonder examenreglement TITEL VI. WIJZIGINGS-, AFWIJKINGS- EN OVERGANGSBEPALINGEN Afdeling 1. Wijziging van het onderwijs- en examenreglement Afdeling 2. Overgangsbepalingen Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 2 van 82

3 Woord vooraf bij de versie van december 2012 Sinds juli 2012 werken de K.H.Kempen, Lessius Antwerpen en Lessius Mechelen operationeel samen onder de naam Thomas More (Thomas More Kempen, Antwerpen resp. Mechelen). Door deze samenwerking is de organisatiestructuur sterk gewijzigd. Daarom is een aanpassing van het Onderwijs- en examenreglement van de Thomas-More-hogescholen noodzakelijk. In deze versie van het Onderwijs- en examenreglement zijn alle gewijzigde functies gecorrigeerd. Waar nodig zijn ook de procedures aangepast. Een meer fundamentele redactie van het Onderwijs- en examenreglement, met een grondige afstemming van beleid, structuren en procedures in Thomas More, wordt voorbereid tegen academiejaar Alle verwijzingen in dit reglement naar personen en functies slaan zowel op vrouwelijke als op mannelijke personen. Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 3 van 82

4 TITEL I. BEGRIPSBEPALINGEN Voor de toepassing van het onderwijs- en examenreglement wordt, tenzij expliciet anders bepaald in de verdere reglementering, het volgende verstaan onder: 1 academiejaar: een periode van één jaar die ten vroegste op 1 september en uiterlijk op 1 oktober begint en eindigt op de dag vóór het begin van het volgende academiejaar; 2 actualiseringsprogramma: een programma dat kan worden opgelegd aan een student die beschikt over een creditbewijs, een ander studiebewijs of een bewijs van bekwaamheid dat meer dan vijf kalenderjaren tevoren is verworven en dat hij wil valoriseren in de context van een nog niet afgeronde of een andere opleiding; 2 bis adviescommissie: overleg- en adviesorgaan bestaande uit leden van het academisch personeel, studenten en vertegenwoordigers van het socio-econo-mische milieu; 3 afstudeerder: een student die in de eerstvolgende examenperiode kan afstuderen (zie ook starter en onderwegger ); 4 afstudeerrichting: een differentiatie in een opleidingsprogramma die ten minste 30 studiepunten verschilt van een andere differentiatie in de opleiding; 5 assessmentcommissie: één of meerdere commissies opgericht binnen Thomas More Kempen met het oog op het evalueren: - of een student die niet beschikt over een diploma van het secundair onderwijs toch kan worden toegelaten tot een bacheloropleiding (toelatingscommissie); - of een student die beschikt over een buitenlands diploma, maar overeenkomstig art. 26 OR het bestaan ervan niet kan bewijzen, kan worden toegelaten tot Thomas More Kempen (toelatingscommissie); - van een verzoek tot erkenning van eerder verworven competenties conform de richtlijnen verstrekt door de validerende instantie van de Associatie KU Leuven; 6 Associatie KU Leuven: een samenwerkingsverband tussen de KU Leuven, Thomas More Kempen en andere hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. De samenstelling van het samenwerkingsverband en de beschrijving van de organen en de werkingsterreinen zijn te vinden op 7 bachelorproef: de afsluiting van de bacheloropleiding. Met de bachelorproef bewijst de student dat hij beschikt over de competenties in het competentieprofiel van de opleiding en dat hij deze competenties kan integreren; 8 bekwaamheidsonderzoek: het onderzoek van de competenties van een persoon, met het oog op het afleveren van een bewijs van bekwaamheid; 9 beraadslaging: de samenkomst van een examencommissie die de resultaten van de examens over de opleidingsonderdelen vastlegt, die vaststelt of de student geslaagd is voor een opleiding en hiervoor het resultaat vastlegt. Een beraadslaging Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 4 van 82

5 kan ook ad hoc worden gehouden wanneer er zich betwistingen voordoen ten aanzien van een examenresultaat of om een onregelmatigheid te beslechten; 10 beurstariefstudent: een student die a) studiefinanciering ontvangt van de Vlaamse Gemeenschap, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, voldoet aan de voorwaarden bepaald in art. 12 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en beantwoordt aan de financiële criteria voor het verkrijgen van een studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap; of b) onderdaan is van een staat behorende tot de Europese Economische Ruimte en beantwoordt aan de financiële criteria voor het verkrijgen van een studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap; of c) een DGOS-bursaal, een BTC-bursaal of een bursaal in de programma's van de ontwikkelingssamenwerking van de Vlaamse Interuniversitaire Raad is. Een bijna-beurstariefstudent is een student die geen studietoelage van de Vlaamse Gemeenschap ontvangt, maar die een begrensd inkomen heeft, namelijk maximaal een bepaald bedrag boven de inkomensgrens voor een toelage; 11 bewijs van bekwaamheid: het bewijs dat een student op grond van eerder opgedane ervaring of een eerder gevolgde opleiding waarin geen evaluatie plaatsvond, de competenties heeft verworven die eigen zijn aan het niveau van bachelor of master, of van een welomschreven opleiding, opleidingsonderdeel of cluster van opleidingsonderdelen. Dit bewijs wordt afgeleverd door een validerende instantie en bestaat uit een papieren document of een registratie in een gegevensbank; 12 competentie: een geïntegreerd geheel van kennis, vaardigheden en attitudes waardoor iemand in staat is om effectieve, kwaliteitsvolle prestaties te leveren in een bepaalde functie of rol; 13 coördinator van een opleidingsonderdeel: een medewerker van de hogeschool die eindverantwoordelijke is voor een opleidingsonderdeel, meer bepaald voor de beoordeling en de ECTS-fiche ervan; 14 contracttype: contractvorm waarvoor de student kiest om het opleidingsaanbod geheel of gedeeltelijk te doorlopen. De student kiest: - een diplomacontract; - een creditcontract; - een examencontract (om een diploma of een credit te behalen); 15 creditbewijs: de erkenning van het feit dat een student aan Thomas More Kempen of aan een andere instelling van hoger onderwijs op grond van een examen de competenties, verbonden aan een opleidingsonderdeel, heeft verworven. Deze erkenning wordt vastgelegd in een papieren document of een registratie in een gegevensbank. De verworven studiepunten, verbonden aan het betrokken opleidingsonderdeel, worden weergegeven als credits ; 16 creditcontract: een toetredingscontract, aangegaan tussen de hogeschool en de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen; Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 5 van 82

6 17 differentiatie binnen opleidingen: een onderscheid binnen opleidingen dat de vorm kan aannemen van: a) aparte afstudeerrichtingen, vermeld op het diploma; b) keuzetrajecten, opties, major-minorcombinaties of andere duidelijke vormen van onderscheid, die eventueel op het diplomasupplement worden vermeld; 18 diploma: het document dat op het einde van een bachelor- of masteropleiding wordt afgeleverd aan een student die voor het geheel van de opleiding geslaagd is, en waarin de belangrijkste identificatiegegevens van de student en de opleiding zijn opgenomen; 19 diplomacontract: een toetredingscontract, aangegaan tussen de hogeschool en de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van een diploma of een getuigschrift van een opleiding; 20 diplomasupplement: het overeenkomstig Europese standaarden opgestelde document dat de bijzondere karakteristieken van de opleiding en van de studieresultaten bevat die niet in het diploma worden vermeld. Dit document bevat in het bijzonder de creditbewijzen voor de geslaagde student; 21 Europese Economische Ruimte (EER): samenwerkingsverband tussen Europese landen, bestaande uit de Europese Unie. De samenstelling is te vinden op 22 EVC: een eerder verworven competentie, d.i. het geheel van competenties verworven door middel van leerprocessen die niet met een studiebewijs werden bekrachtigd; 23 EVK: een eerder verworven kwalificatie, d.i. elk binnenlands of buitenlands studiebewijs dat aangeeft dat een formeel leertraject, al dan niet binnen het reguliere onderwijs, met goed gevolg werd doorlopen, met uitzondering van creditbewijzen die binnen eenzelfde opleiding worden gevaloriseerd; 24 examen: een beoordelingssituatie waarin wordt nagegaan of de student op grond van zijn studie (deel)competenties, verbonden aan een opleidingsonderdeel, heeft verworven. Een examen kan plaatsvinden op één bepaald moment, maar kan ook verlopen onder de vorm van een in de tijd gespreide reeks activiteiten; 25 examencontract: een toetredingscontract, aangegaan tussen de hogeschool en de student die zich inschrijft voor het deelnemen aan een examen met het oog op het behalen van: a) een diploma of getuigschrift van een opleiding; of b) een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen; 26 examenperiode: een periode specifiek voorbehouden voor de organisatie van examens; 27 flexibel traject: een modeltraject dat de student volgt door in één academiejaar: a) niet alle opleidingsonderdelen van één opleidingsfase op te nemen; of b) opleidingsonderdelen van meerdere opleidingsfasen te combineren; Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 6 van 82

7 28 functiebeperking: een blijvende of langdurige functie-uitval op één of meerdere lichaamsfuncties die volgens de in Thomas More Kempen gehanteerde registratieprocedure erkend wordt (rolstoelgebondenheid, dyslexie, epilepsie, beperkingen van zicht of gehoor, CVS, autisme, psychische disfunctie, ); 29 geïndividualiseerd studietraject: een programma dat qua samenstelling en spreiding in de tijd afwijkt van het modeltraject en dat aan een student kan worden toegestaan op zijn gemotiveerd verzoek; 29 bis gemandateerde van het hogeschoolbestuur: de groepsvoorzitter treedt op als gemandateerde voor de opleidingen in de groepen Mens en Maatschappij, Gezondheid en Welzijn, Technologie en Design; indien de groepsvoorzitter belet is, wordt hij vervangen door de algemeen directeur; de academisch beheerder treedt op als gemandateerde voor de opleidingen in de het departement IBWen Handelswetenschappen, Taal en Communicatie en Industriële Wetenschappen; 30 getuigschrift: document dat op het einde van een postgraduaat, schakel- of voorbereidingsprogramma aan de geslaagde student wordt afgeleverd en waarin de belangrijkste identificatiegegevens van de student en de opleiding zijn opgenomen; 31 graad: de aanduiding van bachelor of master, verleend op het einde van een opleiding; 32 graad van verdienste: bijzondere vermelding die wordt gegeven op het einde van een bachelor- of masteropleiding; 33 hoofdinschrijving: de opleiding die de student zelf heeft aangegeven als zijn hoofdopleiding wanneer hij voor meerdere opleidingen is ingeschreven, behalve in het geval van aansluitende opleidingen. In dat laatste geval is de opleiding die aan de aansluitende opleiding voorafgaat altijd de hoofdinschrijving; 34 individueel jaarprogramma: het geheel van opleidingsonderdelen dat een individuele student binnen één opleiding opneemt in één academiejaar, met inbegrip van de opleidingsonderdelen waarvoor hij in dat jaar een vrijstelling vraagt; 35 individueel studieprogramma: de som van de jaarprogramma s die een individuele student opneemt met het oog op het verwerven van een diploma of getuigschrift of met het oog op het verwerven van één of meer creditbewijzen; 36 kwalificatie van de graad: het onderdeel van de opleidingsbenaming dat de specifieke oriëntatie van die opleiding aangeeft; 37 leerkrediet: krediet dat de Vlaamse Gemeenschap aan een student toekent, uitgedrukt in studiepunten, inzetbaar om één of meerdere opleidingen of opleidingsonderdelen te volgen. Zie hiervoor 38 leerresultaat: de bepaling van wat van de student moet weten, kennen, begrijpen en toepassen na voltooiing van een onderwijsgerelateerd leerproces. Leerresultaten worden gedefinieerd in termen van competenties eigen aan een opleiding, een opleidingsonderdeel of een cluster van opleidingsonderdelen; Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 7 van 82

8 39 masterproef: werkstuk waarmee een masteropleiding wordt voltooid; 40 materiële vergissing: a) elke samenstelling van een individueel jaar- of studieprogramma waarbij niet aan de wettelijke of reglementaire voorwaarden is voldaan; b) elke materiële daad waardoor een verkeerd examencijfer als resultaat voor de student is doorgegeven; 41 modeltraject: een traject dat bestaat uit een voor een opleiding opgesteld opleidingsprogramma, waarbij met opname van plicht- en keuzemogelijkheden wordt verduidelijkt hoe een student binnen een vooropgestelde duur het diploma of getuigschrift dat aan de opleiding verbonden is, kan behalen. De student kan een modeltraject doorlopen onder de vorm van een standaardtraject of een flexibel traject. Een modeltraject omvat elke trajectvariant waarvoor een student geen toelating hoeft te vragen (zolang hij de regels volgt die in dit onderwijs- en examenreglement beschreven worden); 42 onderwegger: een student die al 60 studiepunten of meer verworven heeft via credits, vrijstellingen en/of toleranties, maar in de eerstvolgende examenperiode niet kan afstuderen (zie ook starter en afstudeerder ); 43 onderwijsleeractiviteit (OLA): verdere opdeling van een opleidingsonderdeel in termen van een specifiek samenhangend geheel van onderwijs- en leeractiviteiten, en met een aantal studiepunten hieraan verbonden; 44 opleiding of programma: de structurerende eenheid van het onderwijsaanbod. Zij wordt bij succesvolle voltooiing bekroond met een diploma of getuigschrift; 45 opleidingsfase: coherent gedeelte van een opleiding, met het oog op de structurering van het studietraject en de bewaking van studievoortgang. Per opleidingsfase worden 54 à 66 studiepunten geprogrammeerd, met een gemiddelde van 60 studiepunten; 46 opleidingskenmerken: elementen voor de afbakening van het profiel van een opleiding, met name: a) de kwalificatie van de graad en de eventuele specificatie van de graad; b) de afstudeerrichting of een andere vorm van differentiatie; c) de studieomvang; d) de instelling waar de opleiding wordt georganiseerd; 47 opleidingsonderdeel (OPO): een afgebakend geheel van onderwijs-, leer- en examenactiviteiten dat gericht is op het verwerven van welomschreven competenties. Een opleidingsonderdeel omvat ten minste drie gehele studiepunten en leidt tot één afzonderlijk beoordelingscijfer. Het kan verder opgedeeld zijn in onderwijsleeractiviteiten; 48 permanente onderwijscommissie: de commissie samengesteld met het oog op het ontwikkelen en bewaken van één of meer opleidingsprogramma's; 49 permanente vorming: onderwijsprogramma's van (meestal) beperkte omvang ter specialisatie, ter actualisatie van de wetenschappelijke kennis, ter verbreding of verdieping van competenties; Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 8 van 82

9 50 postgraduaatgetuigschrift: document dat bewijst dat iemand geslaagd is voor een postgraduaatopleiding; 51 postgraduaatopleiding: opleiding van permanente vorming, waarbij een consistent geheel van ten minste 20 studiepunten wordt aangeboden; 52 programmadirecteur: de voorzitter van een permanente onderwijscommissie; 53 programmajaar: het geheel aan eisen qua opleidingsonderdelen waaraan een student overeenkomstig een modeltraject of een geïndividualiseerd traject per geheel van 54 tot 66 studiepunten moest voldoen in de periode voorafgaand aan ; 54 programmagids: een volledig overzicht van de specifieke opleidingsinformatie ( aangevuld met het onderwijs- en examenreglement; 55 Raad van Europa: samenwerkingsverband tussen landen van binnen en buiten Europa. De samenstelling is te vinden op 56 schakelprogramma: een programma dat wordt opgelegd aan een student die zich wenst in te schrijven voor een masteropleiding op grond van een bachelordiploma dat in het professioneel hoger onderwijs is uitgereikt. Het programma beoogt de algemene wetenschappelijke competenties en de wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis bij te brengen die vermeld zijn in art. 58, 2, 2, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen; 57 schriftelijke melding: ondubbelzinnige mededeling van een verzoek(schrift), intentie of beslissing op een andere dan mondelinge wijze (per brief, per , per fax, via het elektronisch leerplatform, het KULoket...); 58 specificatie van de graad: het onderdeel van een opleidingsbenaming dat bestaat uit een toevoeging "of arts" of "of science" of gelijkaardige toevoegingen bij decreet vastgelegd; 59 standaardtraject: een traject waarbij de student het modeltraject volgt door alle opleidingsonderdelen van één opleidingsfase op te nemen binnen een academiejaar; 60 starter: een student die nog geen 60 studiepunten verworven heeft via credits, vrijstellingen en/of toleranties (zie ook onderwegger en afstudeerder ); 61 studiebewijs: diploma of getuigschrift dat aangeeft dat een student bepaalde competenties heeft behaald via een opleiding(sonderdeel) waarover een examen is afgelegd; 62 studie-efficiëntie: de verhouding tussen het aantal verworven en het aantal feitelijk opgenomen studiepunten in een academiejaar binnen eenzelfde bacheloropleiding, schakelprogramma of initiële masteropleiding aan Thomas More Kempen, uitgedrukt als een percentage. De cumulatieve studie-efficiëntie is dezelfde verhouding, maar dan over alle voorgaande academiejaren binnen dezelfde opleiding, Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 9 van 82

10 tot en met de meest recente examenperiode. Voor de berekening van studieefficiëntie wordt geen rekening gehouden met vrijstellingen. Studie-efficiëntie wordt berekend op resultaten behaald met ingang van het academiejaar ; 63 studiegeld: het bedrag dat de student betaalt voor de deelname aan onderwijsleeractiviteiten en/of examens; 64 studieomvang: het aantal studiepunten toegekend aan een opleiding, een opleidingsonderdeel of aan onderwijsleeractiviteiten; 65 studiepunt: een binnen de Vlaamse Gemeenschap aanvaarde internationale eenheid die overeenstemt met ten minste 25 en ten hoogste 30 uren voorgeschreven onderwijs-, leer- en examenactiviteiten en waarmee de studieomvang van elke opleiding of elk opleidingsonderdeel wordt uitgedrukt. Er worden enkel gehele studiepunten toegekend; - Opgenomen studiepunten zijn de studiepunten waarvoor een student zich inschrijft, inclusief diegene waarvoor hij vrijstelling verkrijgt; - Feitelijk opgenomen studiepunten zijn de studiepunten waarvoor een student zich inschrijft, exclusief diegene waarvoor hij vrijstelling verkrijgt; - Verworven studiepunten zijn de studiepunten waarvoor een student een creditbewijs verworven heeft; 66 studietijd: de totale tijdsinvestering die van een student verwacht mag worden met betrekking tot een afzonderlijk opleidingsonderdeel of een studieprogramma als geheel. De berekening gebeurt op grond van de zogenaamde 'normstudent', d.i. de student die precies beschikt over de voorkennis, begaafdheid, motivatie en het studiegedrag van de doelgroep waarop een opleiding zich richt. De studietijd bestaat uit twee componenten. De eerste component is het aantal uren aanwezigheid dat in principe van elke student verwacht wordt (de zogenaamde 'contacturen') en het aantal uren evaluatie. De tweede component is de 'verwerkingstijd', d.i. de tijd die de normstudent moet investeren in de voorbereiding van een college of practicum, het uitvoeren van opdrachten, de eventuele stage, de voorbereiding op het examen enz. Deze verwachte (of begrote) studietijd is slechts een indicatie voor de reëel bestede studietijd, die immers afhankelijk is van kenmerken van de individuele student; 67 studietraject: een studietraject bepaalt voor een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift de essentiële elementen voor het volgen van een opleidingsprogramma, waaronder alleszins de opleidingsonderdelen, de studieomvang, de examen- en beraadslagingsregels en de studievoortgangsbewaking. Een studietraject neemt de vorm aan van een modeltraject of een geïndividualiseerd traject; 67 bis studietrajectbegeleider: een medewerker van de hogeschool die door de opleiding / het departement IBW aangeduid wordt om de totstandkoming en evolutie van het studietraject van een student op te volgen; 68 studievoortgangsdossier: het (elektronisch) document dat op elk moment van de studie een overzicht geeft van de stand van zaken met betrekking tot de studievoortgang van de individuele student; Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 10 van 82

11 69 syllabus: beknopte beschrijving volgens de internationale ECTS-standaard van de belangrijkste elementen van een opleidingsonderdeel (doelstellingen, examenvorm, omvang, studiemateriaal...); 70 titularis van een onderwijsleeractiviteit: een medewerker van de hogeschool die officieel is aangesteld als (mede-)opdrachthouder voor een onderwijsleeractiviteit; 71 toetredingsovereenkomst: de overeenkomst tussen de hogeschool en de student waarin de rechten en plichten van beide partijen worden vastgelegd. De overeenkomst wordt gesloten door de inschrijving van de student in één van de volgende types: diplomacontract, creditcontract of examencontract; het onderwijs- en examenreglement van Thomas More Kempen maakt integraal deel uit van de toetredingsovereenkomst; 72 tolerantie: de keuze die de student maakt om een tolereerbaar resultaat effectief te behouden; 73 tolerantiedossier: deel van het studievoortgangsdossier dat alle informatie bevat met betrekking tot mogelijke toleranties en het recht op toleranties; binnen vastgestelde termijnen moet de student in dit dossier zelf keuzes maken; 74 validerende instantie: synoniem voor een associatie met het oog op het uitreiken van een bewijs van bekwaamheid; 75 volgtijdelijkheid: de volgorde waarin de student zich mag inschrijven voor opleidingsonderdelen in functie van het gevolgd hebben van resp. geslaagd zijn voor één of meerdere andere opleidingsonderdelen. Er worden drie mogelijke vormen van volgtijdelijkheid onderscheiden: - strenge volgtijdelijkheid: de student moet in een vorig academiejaar het creditbewijs of ten minste een tolereerbare en ingezette onvoldoende hebben behaald om een hierop aansluitend opleidingsonderdeel te mogen volgen; - soepele volgtijdelijkheid: de student moet het opleidingsonderdeel vroeger hebben gevolgd, zonder noodzakelijkerwijs het creditbewijs te hebben behaald; - gelijktijdigheid: de student moet het opleidingsonderdeel vroeger gevolgd hebben of gelijktijdig opnemen met een ander; 76 voorbereidingsprogramma: een programma dat kan worden opgelegd aan een student die in het bezit is van een diploma dat niet op rechtstreekse wijze toelating verleent tot de opleiding waarvoor hij zich wenst in te schrijven; 77 voortgangsvereiste: de vereiste dat een student een bepaald opleidingsonderdeel slechts mag opnemen wanneer hij nog maximum het bepaalde aantal studiepunten moet verwerven om het diploma te behalen; 78 vrijstelling: de opheffing van de verplichting om over een opleidingsonderdeel of onderwijsleeractiviteit een examen af te leggen, op grond van een creditbewijs, een ander studiebewijs of een bewijs van bekwaamheid. Voor dit opleidingsonderdeel of deze onderwijsactiviteit wordt geen examencijfer in rekening gebracht bij het beoordelen over het slagen voor een opleiding en evenmin voor het toekennen van een graad van verdienste, tenzij in die omstandigheden zoals bepaald in art. 55 OR. Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 11 van 82

12 TITEL II. ONDERWIJSREGLEMENT Afdeling 1. Inschrijving via toetredingsovereenkomsten 1.1. Diplomacontract, creditcontract en examencontract Art. 1 OR Keuzemogelijkheden Bij de inschrijving schrijft een student in voor één of meer van de onderstaande types contracten: - een diplomacontract, met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift; - een creditcontract, met het oog op het behalen van een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen; - een examencontract, met het oog op het behalen van een diploma of een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen. Dit reglement is enkel voor deze studenten en voor uitwisselingsstudenten van toepassing. Ten behoeve van de praktische organisatie van de hogeschool kunnen ook andere personen geregistreerd worden. Hun rechten worden ad hoc gedefinieerd. De inschrijving maakt de keuze voor een type toetredingsovereenkomst definitief. De keuze kan enkel gewijzigd worden op de tijdstippen en onder de voorwaarden die in art. 9 OR vermeld zijn. De verdere invulling van de toetredingsovereenkomst vindt plaats zoals bepaald in dit onderwijsreglement. Art. 2 OR Diplomacontract Bij een diplomacontract schrijft een student zich in op grond van de volgende elementen van het onderwijs- en examenreglement: - het diploma of het getuigschrift dat de student wil behalen en de doelstellingen van het opleidingsprogramma zoals bepaald in art OR; - de studieomvang van de opleiding zoals bepaald in art OR; - de toelatingsvereisten voor de inschrijving zoals bepaald in art OR; - de opleidingsonderdelen die in het opleidingstraject moeten of kunnen worden opgenomen en de studieomvang en volgtijdelijkheid resp. voortgangsvereisten van deze opleidingsonderdelen; - de tijdsperiode waarop de inschrijving betrekking heeft overeenkomstig art. 12 OR; - de voorwaarden voor het behalen van een creditbewijs per opleidingsonderdeel zoals bepaald in art. 57 OR; - de vermindering van de studieomvang voor het geheel van de opleiding, opleidingsonderdelen of delen ervan ten gevolge van vrijstellingen; - het aantal examens per opleidingsonderdeel zoals bepaald in het examenreglement; - de examen- en beraadslagingsregels zoals bepaald in het examenreglement; - de mogelijke maatregelen van studievoortgangsbewaking zoals bepaald in art OR; - de bindende voorwaarden inzake studievoortgangsbewaking zoals bepaald in art. 78 OR. Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 12 van 82

13 Art. 3 OR Creditcontract Bij een creditcontract schrijft een student zich in op grond van de volgende elementen van het onderwijs- en examenreglement: - het opleidingsonderdeel of de opleidingsonderdelen waarvoor de student een creditbewijs wil behalen; - de studieomvang van het opleidingsonderdeel of de opleidingsonderdelen; - de toelatingsvereisten voor de inschrijving voor het opleidingsonderdeel of de opleidingsonderdelen zoals bepaald in art OR; - de tijdsperiode waarop de inschrijving betrekking heeft overeenkomstig art. 12 OR; - de voorwaarden voor het behalen van een creditbewijs per opleidingsonderdeel zoals bepaald in art. 57 OR; - de vermindering van studieomvang van delen van opleidingsonderdelen ten gevolge van vrijstellingen; - het aantal examens per opleidingsonderdeel zoals bepaald in het examenreglement; - de examenregels zoals bepaald in het examenreglement; - de mogelijke maatregelen van studievoortgangsbewaking zoals bepaald in art OR; - de bindende voorwaarden inzake studievoortgangsbewaking zoals bepaald in art. 78 OR. Een student kan enkel creditcontracten afsluiten voor opleidingsonderdelen waarvoor hij voldaan heeft aan de volgtijdelijkheidsvoorwaarden en voortgangsvereisten die de opleiding / het departement IBW bepaalt. Een student die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden beschreven in afdeling 3 OR, kan maximum één academiejaar inschrijven met (een) creditcontract(en). Art. 3 OR Bijzondere bepaling in verband met buitenlandse studenten Studenten met een niet-eer nationaliteit die tijdelijk als student in België verblijven, kunnen niet inschrijven voor een creditcontract. Art. 4 OR Examencontract Als een student zich met een examencontract inschrijft met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift, zijn de regels vermeld in art. 2 OR van toepassing. Als een student zich inschrijft met een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen, zijn de regels vermeld in art. 3 OR van toepassing. Een student met een examencontract heeft enkel recht om examens af te leggen en kan geen beroep doen op de ondersteunende diensten van de hogeschool academiejaar betaalt hij de eenmalige som van 50 euro voor het gebruik van het elektronische leerplatform (Toledo). Studenten die nalaten deze som te betalen, kunnen geen beroep doen op informatievoorziening via Toledo. Studenten met een examencontract krijgen geen statuut van student met de daaraan verbonden sociaalrechtelijke gevolgen (bv. kinderbijslag, studietoelagen, enz.). De opleiding / het departement IBW bepaalt in de aanvullende onderwijsreglementering welke opleidingsonderdelen omwille van hun specifieke geaardheid niet in aanmerking komen voor een examencontract. Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 13 van 82

14 Art. 4 OR Bijzondere bepaling in verband met buitenlandse studenten Studenten met een niet-eer nationaliteit die tijdelijk als student in België verblijven, kunnen niet inschrijven voor een examencontract. Art. 5 OR Combinatiemogelijkheden van contracten In eenzelfde academiejaar kan een student inschrijven voor meerdere opleidingen die volgens de programmagids niet rechtstreeks op elkaar aansluiten. Volgende combinaties van contracten zijn mogelijk: - meerdere aparte diplomacontracten; - meerdere aparte examencontracten; - meerdere creditcontracten; - een combinatie van een diplomacontract en een examencontract; - een combinatie van een diplomacontract en/of examencontract en/of een creditcontract. Combinaties van contracten voor opleidingsonderdelen die volgens de programmagids rechtstreeks op elkaar aansluiten of binnen éénzelfde opleiding, kunnen enkel in de volgende gevallen: - Indien een student een opleidingsonderdeel niet kan volgen met een examencontract, kan hij hiervoor inschrijven onder de vorm van een creditcontract; - Indien een student ingeschreven is in een opleiding en in datzelfde academiejaar het diploma kan behalen, kan hij bovenop zijn diplomacontract opleidingsonderdelen uit dezelfde opleiding opnemen onder de vorm van een creditcontract. Een student die nog minder dan 60 studiepunten van een opleiding moet afwerken, kan bovenop zijn diplomacontract opleidingsonderdelen uit een rechtstreeks aansluitende opleiding opnemen, uitzonderlijk zelfs de volledige opleiding. Hij kan dit doen onder de vorm van een diploma- of creditcontract. Bij overstap van het ene contracttype naar een ander gelden de regels van het contracttype waarnaar men overstapt. De voorzitter van de examencommissie kan op gemotiveerd verzoek van de student afwijkingen op de bovenstaande combinatiemogelijkheden toestaan Modeltraject (standaardtraject en flexibel traject) en geïndividualiseerd traject Art. 6 OR Modeltrajecten Elke opleiding waarvoor een student kan inschrijven met een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift, heeft een modeltraject. Een modeltraject is opgedeeld in opleidingsfasen. Een opleidingsfase van een bacheloropleiding omvat 54 à 66 studiepunten. Voor schakel- en voorbereidingsprogramma s, programma s met vermindering van studieomvang en postgraduaten wordt de omvang van een opleidingsfase door de opleiding / het departement IBW bepaald. Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 14 van 82

15 Een student kan een modeltraject volgen via een standaardtraject of via een flexibel traject. Art. 7 OR Standaardtraject of flexibel traject De student die een opleiding volgt onder de vorm van een standaardtraject krijgt de garantie dat hij voor alle plichtopleidingsonderdelen van de opleiding een volgbare uurroosterregeling en gebalanceerde examenregeling krijgt. Dit geldt voor alle opleidingen in het programma-aanbod. Als dit voor schakel- en voorbereidingsprogramma s niet haalbaar is, wordt dit uitdrukkelijk vermeld in de programmagids of syllabus. 1. Als een student een modeltraject volgt via een standaardtraject, kan hij dit voltijds doen of via een anders opgebouwd traject. De opleiding / het departement IBW voorziet minstens een anders opgebouwd traject van 25 à 35 studiepunten per academiejaar. Daarnaast kan elke opleiding / het departement IBW nog bijkomende anders opgebouwde trajecten aanbieden. Elke student die een modeltraject volgt dat afwijkt van het standaardtraject, volgt een flexibel traject. 2. Als de student in een bacheloropleiding of masteropleiding een voltijds traject volgt, doet hij dit door in één academiejaar een volledige opleidingsfase van 54 tot 66 studiepunten op te nemen. Een student volgt een anders opgebouwd traject door: - een volledige opleidingsfase van minder dan 54 of meer dan 66 studiepunten op te nemen, of - een vooraf door de opleiding / het departement IBW bepaald vast pakket van opleidingsonderdelen (bestaande uit een deel van een opleidingsfase) op te nemen. Voor bachelor-na-bacheloropleidingen, schakelprogramma s, voorbereidingsprogramma s, programma s met vermindering van studieomvang en postgraduaten bepaalt de opleiding / het departement IBW hoe een student het modeltraject via een standaardtraject kan doorlopen. De opleiding / het departement IBW voorziet daarbij minstens één mogelijkheid om dit te doen, hetzij via een voltijds traject (waarbij de student in één academiejaar alle opleidingsonderdelen van één opleidingsfase (54 à 66 studiepunten) opneemt), hetzij via een anders opgebouwd traject. Elke opleiding / het departement IBW kan meerdere anders opgebouwde trajecten aanbieden. Art. 8 OR Geïndividualiseerd traject Een geïndividualiseerd studietraject biedt de student de mogelijkheid om af te wijken inzake het aantal studiepunten dat hij moet of kan opnemen in één academiejaar (art. 68 en 69 OR). Een geïndividualiseerd studietraject kan op grond van een toelating door de voorzitter van de examencommissie uitzonderlijk worden toegekend aan studenten die zich kunnen beroepen op uitzonderlijke individuele omstandigheden. Dit geldt onder meer voor studenten met een ernstige functiebeperking, om ernstige medische redenen, voor erkende topsporters of kunstenaars, studenten die ten minste 80 uur per maand werken. Voor deze categorieën studenten omvat het traject minder studiepunten dan volgens art. 68 en 69 wordt toegestaan. Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 15 van 82

16 Een geïndividualiseerd studietraject kan ook worden toegestaan bij curriculumwijzigingen en aan studenten die: - laattijdig inschrijven; - heroriënteren; - op grond van hun bijzondere capaciteiten kunnen aantonen dat zij de opleiding kunnen doorlopen in een kortere termijn dan voorzien in het modeltraject. In afwijking van art. 68 en 69 OR kan hun traject meer dan 66 studiepunten per academiejaar omvatten. Het geïndividualiseerd studietraject is te onderscheiden van de mogelijkheden tot examenspreiding zoals beschreven in art. 18 ER. Procedure: Een student die een geïndividualiseerd traject wil volgen, richt hiertoe een gemotiveerde schriftelijke aanvraag aan de voorzitter van de examencommissie. Die bepaalt of een student voldoet aan de voorwaarden om een geïndividualiseerd traject te doorlopen en bepaalt vervolgens de opbouw van het jaarprogramma en de studievoortgangsbewaking voor de student. Art. 8 OR Bijzondere bepaling in verband met buitenlandse studenten Studenten met een niet-eer nationaliteit die tijdelijk als student in België verblijven, moeten ten minste een traject van 60 studiepunten volgen. Tegen de niet-toekenning van een geïndividualiseerd studietraject kan een student beroep instellen zoals bepaald in art. 95 OR Wijziging van studiecontract Art. 9 OR Wijzigingen op verzoek van de student 1. Wijzigingen van het contracttype Na afloop van het eerste semester kan een student vragen om het contracttype zoals bepaald in art. 2-4 OR te wijzigen. Wijziging is enkel mogelijk na instemming door de voorzitter van de examencommissie. Procedure: De student richt uiterlijk de derde woensdag van het tweede semester een gemotiveerde schriftelijke aanvraag aan de voorzitter van de examencommissie. Bij verandering van studiecontract wordt de inschrijving met de daarbij horende vermeldingen zoals bepaald in art. 2-4 OR aangepast. Reeds betaalde studiegelden worden verrekend bij de omzetting. 2. Wijzigingen van de contractinhoud Onverminderd de bepalingen over de samenstelling van het jaarprogramma zoals vastgelegd in art. 52 OR, kan een student slechts een wijziging van de inhoud van het contract vragen binnen strikte termijnen. Procedure: - De student vraagt een wijziging van zijn jaarprogramma uiterlijk: Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 16 van 82

17 o de derde woensdag van het academiejaar met betrekking tot opleidingsonderdelen die georganiseerd worden in het eerste semester of verspreid over beide semesters; o de derde woensdag van het tweede semester met betrekking tot het tweede semester. Hij richt daartoe een gemotiveerde aanvraag aan de voorzitter van de examencommissie. De wijziging kan betrekking hebben op: o de overgang tussen een geïndividualiseerd traject en een modeltraject; o de overgang tussen een voltijds en een anders opgebouwd modeltraject; o een wijziging in de samenstelling van het pakket opleidingsonderdelen binnen een modeltraject, een geïndividualiseerd traject of een creditcontract (zie hiervoor art. 52 OR). - De voorzitter van de examencommissie neemt een beslissing vóór 1 december met betrekking tot aanvragen in het eerste semester, vóór 15 maart met betrekking tot aanvragen in het tweede semester. Na die data kan een wijziging slechts uitzonderlijk en op gemotiveerd verzoek worden toegestaan. Wijzigingen na die data hebben geen gevolg meer voor het aantal opgenomen studiepunten. 3. Wijziging van opleiding en heroriëntatie vanuit een andere instelling Studenten die tijdens het academiejaar van instelling of van opleiding wensen te veranderen, kunnen dit enkel met toelating van de voorzitter van de examencommissie van de nieuwe opleiding. Als de student vóór 1 december heroriënteert, wordt hij door de studentenadministratie uitgeschreven uit de oude opleiding en ingeschreven in de nieuwe opleiding. De opleidingsonderdelen uit het oude programma worden geannuleerd. Als de student tussen 1 december en 15 maart heroriënteert, wordt hij uitgeschreven uit de oude opleiding en ingeschreven in de nieuwe opleiding: - Als dit gebeurt tussen 1 december en het einde van de colleges van het eerste semester, wordt hij uitgeschreven voor de oude opleidingsonderdelen van het eerste semester en de opleidingsonderdelen van de oude opleiding die over het hele jaar gespreid zijn; - Als dit gebeurt tussen het einde van de colleges van het eerste semester en 15 maart, blijven de oude opleidingsonderdelen uit het eerste semester en de opleidingsonderdelen van de oude opleiding die over het hele jaar gespreid zijn, staan in het individueel jaarprogramma en krijgen zij een beoordeling. In beide gevallen worden de opleidingsonderdelen die enkel betrekking hebben op het tweede semester geannuleerd. De student kan in het individueel jaarprogramma van de nieuwe opleiding de opleidingsonderdelen van het tweede semester opnemen en erover examen afleggen in de tweede of derde examenperiode. De student kan de opleidingsonderdelen van het eerste semester of opleidingsonderdelen die gespreid zijn over beide semesters waarvoor hij reeds ingeschreven was in de oude opleiding en die ook in de nieuwe opleiding voorkomen, eveneens opnemen en er examen over afleggen. In het geval van opleidingsonderdelen die gespreid zijn over beide semesters kan hij dit in de tweede of derde examenperiode doen. Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 17 van 82

18 Een student kan zijn individueel jaarprogramma enkel met toelating van de voorzitter van de examencommissie bijkomend aanvullen. Dit is in volgende gevallen mogelijk: - met het oog op de eerste examenperiode: de student kan aanvullen met de opleidingsonderdelen uit het eerste semester van de nieuwe opleiding die hij op eigen risico wenst af te leggen, hoewel hij ze noch geheel noch deels heeft gevolgd; - met het oog op de tweede examenperiode: de student kan aanvullen met de opleidingsonderdelen uit de nieuwe opleiding die over beide semesters gespreid zijn; - met het oog op de derde examenperiode: de student kan aanvullen met de opleidingsonderdelen uit het eerste semester van de nieuwe opleiding die hij op eigen risico wenst af te leggen, hoewel hij ze noch geheel noch deels heeft gevolgd. Studenten die na het eerste semester overkomen uit een andere instelling en zich heroriënteren, en nieuwe studenten die zich pas na het eerste semester inschrijven, worden ingeschreven voor een anders opgebouwd traject, tenzij zij overeenkomstig het vorige lid toestemming krijgen om hun individueel jaarprogramma uit te breiden. Tegen beslissingen in verband met de wijziging van type of inhoud van een studiecontract of wijziging van opleiding kan een student beroep instellen zoals bepaald in art. 95 OR. Art. 10 OR Wijzigingen van het programma-aanbod door de hogeschool Wijzigingen van het programma-aanbod door de hogeschool hebben, behoudens overmacht, voor de bestaande toetredingsovereenkomsten ten vroegste uitwerking bij de aanvang van het academiejaar volgend op dat waarin de wijziging is goedgekeurd. De hogeschool zorgt voor passende overgangsbepalingen. Afdeling 2. Inschrijvingsregels en studiegelden 2.1. Inschrijvingsregels Art. 11 OR Inschrijven is een overeenkomst tot stand brengen Door de inschrijving aan Thomas More Kempen wordt een overeenkomst gesloten met rechten en plichten voor beide partijen. De rechten en plichten worden verder beschreven in art OR. Art. 12 OR Duur van de overeenkomst Behoudens specifieke andersluidende bepalingen voor een bepaalde opleiding of een specifiek contract, geldt een inschrijving van een student voor één academiejaar. Art. 13 OR Ogenblik van inschrijven De student schrijft zich bij voorkeur in vóór het begin van het academiejaar. Procedure: Inschrijvingen kunnen, behoudens toestemming van de voorzitter van de examencommissie, plaatsvinden tot uiterlijk: Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 18 van 82

19 - de derde woensdag van het academiejaar voor o een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor opleidingsonderdelen die in het eerste semester of over het hele academiejaar worden georganiseerd; - uiterlijk de derde woensdag van het tweede semester voor o een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift als de opleidingsfase waarvoor de inschrijving wordt genomen samenvalt met een academiejaar; of o voor een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor opleidingsonderdelen die uitsluitend in het tweede semester worden georganiseerd; - uiterlijk drie weken na de aanvang van de opleiding voor een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift voor een opleiding met opleidingsfasen die niet samenvallen met een academiejaar. Verloop van de inschrijvingen: - Enkel de eerste inschrijving verloopt in twee fasen: een inschrijving via het internet en een persoonlijke registratie op de campus - Alle volgende inschrijvingen verlopen integraal via het internet. Meer informatie over het inschrijvingsproces is te vinden op Studenten die vóór het begin van het academiejaar inschrijven, kunnen tijdig beschikken over alle faciliteiten, behoudens studenten met een examencontract (cf. art. 89 OR). Voor de andere studenten worden deze mogelijkheden slechts ter beschikking gesteld vanaf het ogenblik dat hun inschrijving formeel geregistreerd is. Art. 14 OR Toelating voor inschrijving Om te worden ingeschreven, moet de kandidaat voldoen aan de algemene en bijzondere voorwaarden zoals beschreven in afdeling 3 OR. Een specifieke toelating is vereist in een aantal gevallen. Art. 15 OR Bijzondere voorwaarden voor creditcontracten en examencontracten met het oog op het verwerven van individuele creditbewijzen De opleiding / het departement IBW kan bepalen dat bepaalde opleidingsonderdelen niet kunnen worden gevolgd onder de vorm van een creditcontract, tenzij voldaan is aan de volgtijdelijkheidsvoorwaarden of voortgangsvereisten die zijn opgenomen in de programmagids. De begintermen van een opleidingsonderdeel hebben een adviserende functie. De opleiding / het departement IBW bepaalt welke opleidingen of opleidingsonderdelen niet gevolgd kunnen worden onder de vorm van een examencontract omwille van de specifieke vormen van begeleiding die zij vereisen. Een weigering tot verdere inschrijving voor een diplomacontract op basis van art OR betekent automatisch dat een student voor opleidingsonderdelen uit die opleiding evenmin via een creditcontract kan schrijven. Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 19 van 82

20 2.2. Studiegeld Art. 16 OR Algemeen 1. Het studiegeld omvat ook het examengeld en de aansluiting bij een verzekeringspolis voor burgerlijke verantwoordelijkheid en lichamelijke ongevallen (zie Titel VIII). 2. Van elke student wordt bij inschrijving bij het begin van het academiejaar een vast bedrag gevraagd. In de loop van het academiejaar wordt een herbepaling van het studiegeld uitgevoerd op grond van het feitelijk aantal opgenomen studiepunten van een student of van de evaluaties binnen zijn leerkrediet. Als deze herbepaling aanleiding geeft tot een saldo in het voordeel van de student, wordt dit teruggestort op het rekeningnummer dat hij opgegeven heeft. Is het saldo in het voordeel van de hogeschool, dan wordt de student aangemaand tot bijkomende betaling en behoudt hij zijn rechten in elk geval tot de in de aanmaning bepaalde vervaltermijn voor de betaling. De bedragen voor studiegelden kunnen aangepast worden overeenkomstig de afspraken binnen de Associatie en tussen de instellingen van hoger onderwijs - maar binnen de decretale regels-, zonder dat dit reglement als geheel moet aangepast worden. 3. Deelvrijstellingen voor een opleidingsonderdeel geven geen aanleiding tot vermindering van het studiegeld. De student moet zich voor opleidingsonderdelen met deelvrijstellingen nog inschrijven. Art. 16 OR Bijzondere bepaling in verband met buitenlandse studenten De toetreding tot de polis burgerlijke aansprakelijkheid privéleven geldt als een bijkomende verplichting voor studenten met een niet-eer nationaliteit die tijdelijk verblijven als student in België. Voor de bepaling van het studiegeld worden buitenlandse studenten gelijkgesteld met houders van de Belgische nationaliteit. Art. 17 OR Het studiegeld bij diploma- en creditcontracten 1. Voor de berekening van de studiegelden worden alle inschrijvingen van een student onder diploma- en/of creditcontract in eenzelfde academiejaar binnen Thomas More Kempen beschouwd als één inschrijving, behalve de in de procedure vermelde uitzonderingen. Het aantal studiepunten wordt berekend op basis van opleidingsonderdelen die de student opneemt. De bijhorende studiepunten worden steeds volledig in rekening gebracht, ongeacht eventuele deelvrijstellingen op onderwijsactiviteiten. 2. Voor beurstariefstudenten gelden vaste studiegelden onafhankelijk van het aantal opgenomen studiepunten. De bepalingen voor beurstariefstudenten zijn niet van toepassing op de bachelor-na-bacheloropleidingen en postgraduaatopleidingen. Het studiegeld is voor niet-beurstariefstudenten en bijna-beurstariefstudenten samengesteld uit een vast gedeelte dat slechts eenmaal per academiejaar verschuldigd is en een variabel gedeelte per studiepunt. Als een student inschrijft voor ten minste 54 en ten hoogste 66 studiepunten, wordt hem een forfait aangerekend. Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 20 van 82

21 a) De student neemt een inschrijving van ten minste 3 studiepunten en ten hoogste 53 studiepunten. Niet-beurstariefstudent: Het studiegeld bestaat uit een vast gedeelte van 64,9 euro en een variabel gedeelte van 8,9 euro per studiepunt. Bijna-beurstariefstudent: Het studiegeld bestaat uit een vast gedeelte van 43,3 euro en een variabel gedeelte van 5,7 euro per studiepunt. Beurstariefstudent: Het studiegeld bestaat uit een forfaitair bedrag van 55,0euro. b) De student neemt een inschrijving van ten minste 54 en ten hoogste 66 studiepunten. Niet-beurstariefstudent: Bijna-beurstariefstudent: Beurstariefstudent: 596,3 euro 350,3 euro 100,0 euro c) De student neemt een inschrijving van meer dan 66 studiepunten. Niet-beurstariefstudent: Het studiegeld bestaat uit een vast gedeelte van 596,3 euro en een variabel gedeelte van 3,5 euro per studiepunt boven de 66 studiepunten. Bijna-beurstariefstudent: Het studiegeld bestaat uit een vast gedeelte van 350,3 euro en een variabel gedeelte van 2 euro per studiepunt boven de 66 studiepunten. Beurstariefstudent: Het studiegeld bestaat uit een forfaitair bedrag van 100,0 euro. Voor het studiegeld voor bachelor-na-bacheloropleidingen en postgraduaatopleidingen: zie art OR. Berekening van studiegelden: - Inschrijvingen voor beurstariefstudenten worden altijd als afzonderlijke inschrijvingen beschouwd. - Voor niet-beurstariefstudenten en bijna-beurstariefstudenten: Voor de berekening van het variabel gedeelte worden alle studiepunten samengeteld van alle opleidingsonderdelen die de student in de loop van het academiejaar opneemt in alle opleidingen en contractvormen, behalve de volgende inschrijvingen, die steeds apart worden berekend: o bachelor-na-bacheloropleidingen; o postgraduaatopleidingen en andere trajecten van permanente vorming die leiden tot een getuigschrift. - Als de berekening van het studiegeld leidt tot een resultaat met decimalen, wordt het verkregen bedrag afgerond tot op één cijfer na de komma (minder dan 0,05: 0,0 euro; 0,05 of meer: 0,1 euro). - Studenten die het laatste jaar secundair onderwijs volgen en die met een creditcontract voor maximaal 10 studiepunten inschrijven, betalen 50% van het studiegeld van een beurstariefstudent. 3. Een student met onvoldoende leerkrediet, een negatief leerkrediet of een leerkrediet gelijk aan nul aan wie toelating wordt verleend tot inschrijving, betaalt een bijzonder studiegeld voor het deel van de inschrijving waarvoor hij onvoldoende leerkrediet heeft, conform de bepalingen in art. 81 OR. De toeslag per studiepunt bedraagt: Thomas More Kempen OER , versie 20 december 2012 Pagina 21 van 82