Beleidsregels. bijzondere bijstand. Gemeente Opmeer

Transcriptie

1 Beleidsregels bijzondere bijstand Gemeente Opmeer 2015

2 Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

3 Inhoudsopgave 0 INLEIDING Verantwoordelijkheid gemeente Individuele en categoriale bijstand Vormen van bijstand Invulling gemeentelijk beleid ALGEMEEN De beoordeling van de aanvraag Noodzakelijke kosten Betreft het kosten waarin op een andere wijze wordt voorzien? Is er sprake van een bijzondere omstandigheid? Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht? Administratieve drempel Toekenningsperiode BIJSTAND OM NIET, LEENBIJSTAND, BORGSTELLING EN HYPOTHEEK Vormen van bijstand Aflossingsbedrag en aflossingstermijn leenbijstand Aflossingstoeslag bij een hoger aflossingsbedrag DRAAGKRACHT Draagkracht Het vermogen en de draagkrachtruimte Het inkomen en de draagkrachtruimte Draagkrachtpercentage Draagkrachtperiode TOESLAGEN VOOR LEVENSONDERHOUD Toeslag jarigen Toeslag bij co-ouderschap BIJZONDERE BIJSTAND VOOR MEDISCHE KOSTEN Algemeen Basisverzekering en Aanvullende verzekering Collectieve aanvullende zorgverzekering gemeente (AZG) Eigen risico Eigen bijdrage AWBZ Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

4 VERGOEDINGEN VOOR MEDISCHE KOSTEN Oog en oor Brillen en contactlenzen Gehoorhulpmiddelen Mondzorg Algemeen Techniekkosten Kunstgebit Voeten en benen Orthopedisch schoeisel Geneesmiddelen In en om het huis Wmo-voorzieningen Reiskosten i.v.m. medische behandeling Eten en drinken Dieetkosten Maaltijdvoorziening Extra uitgaven door chronisch zieken en gehandicapten BIJZONDERE BIJSTAND VOOR NIET-MEDISCHE KOSTEN Baby-uitzet/ kosten kraamzorg Begrafenis- of crematiekosten Computervergoeding Doe Mee Fonds Duurzame gebruiksgoederen Algemeen Kinderopvang Kinderopvang sociaal-medisch geïndiceerden Peuterspeelzaal.. 31 Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

5 6.7 Rechtsbijstand, advocaatkosten, griffierecht en schuldhulpverlening Eigen bijdrage rechtshulp Proceskosten tegenpartij Kosten zakelijke bewindvoerder Kosten van bewindvoering in het kader van de Wsnp Reiskosten Verhuiskosten Woninginrichting Woonkostentoeslagen Woonkostentoeslag bij een huurwoning Woonkostentoeslag bij een koopwoning Woonkostentoeslag bij woonkosten boven de huurtoeslaggrens Zwemlessen Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

6 INLEIDING 01 Verantwoordelijkheid gemeente Iedere Nederlander heeft in beginsel recht op een inkomen ter hoogte van de norm algemene bijstand, waarmee hij kan voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Indien in een individueel geval blijkt dat men wegens bijzondere omstandigheden extra noodzakelijke kosten van het bestaan heeft, waarin dit inkomen niet voorziet, dan bestaat er in beginsel recht op bijzondere bijstand. De verlening van bijzondere bijstand geschiedt vrijwel volledig onder verantwoordelijkheid van de gemeente. De landelijk geldende wettelijke voorschriften beperken zich tot de hoofdzaken en geven gemeenten veel ruimte tot het maken van eigen beleid. Hier staat echter tegenover dat de kosten van de verlening van bijzondere bijstand volledig voor rekening van de gemeente komen. 02 Individuele en categoriale bijstand Bijzondere bijstand kent twee varianten: individuele en categoriale bijstand. Bij individuele bijzondere bijstand moet belanghebbende aantonen dat hij bepaalde kosten heeft en dat deze noodzakelijk zijn. Voor de toekenning van categoriale bijzondere bijstand hoeven burgemeester en wethouders echter uitsluitend vast te stellen of belanghebbende behoort tot een bepaalde categorie waarvan aannemelijk is dat die bepaalde bijzondere kosten heeft. Het is dan niet meer nodig om te controleren of belanghebbende de kosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt. Categoriale bijzondere bijstand kan met ingang van 1 januari 2015 alleen nog worden verleend voor de collectieve ziektekostenverzekering. 03 Vormen van bijstand Voor de verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat belanghebbende algemene bijstand ontvangt. Ook degene met een ander inkomen dan een bijstandsuitkering kan een beroep op bijzondere bijstand doen. Beoordeeld zal worden of dat andere inkomen niet toereikend is om in bepaalde bijzondere noodzakelijke kosten te kunnen voorzien. Doorgaans wordt bijzondere bijstand verleend om niet. Dit betekent dat belanghebbende de verleende bijstand in beginsel niet hoeft terug te betalen. Er zijn echter ook andere vormen van bijzondere bijstandsverlening mogelijk. Voorbeelden hiervan zijn geldlening en borgstelling. Het recht op bijzondere bijstand is afhankelijk van het inkomen en het vermogen van belanghebbende. Bedraagt het inkomen meer dan de geldende bijstandsnorm dan moet belanghebbende een deel van dit meerdere aanwenden ter voldoening van de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand vraagt. Dit geldt ook voor het vermogen. Burgemeester en wethouders stellen daartoe regels vast, de zogenaamde draagkrachtregels. Voor bewoners van een eigen woning geldt onder omstandigheden een speciale regeling. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

7 Verlening van bijzondere bijstand is pas mogelijk als belanghebbende geen beroep kan doen op enige andere regeling die de betreffende noodzakelijke kosten vergoedt (een zogenaamde voorliggende voorziening). 04 Invulling gemeentelijk beleid Uit het voorgaande volgt dat burgemeester en wethouders een redelijke mate van beleidsvrijheid hebben met betrekking tot de verlening van bijzondere bijstand. Gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht dient de invulling hiervan zoveel mogelijk duidelijk te worden vastgelegd. Noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden worden aangemerkt als bijzondere noodzakelijke kosten (artikel 35 Participatiewet). Er kunnen allerlei bijzondere situaties zijn die leiden tot noodzakelijke kosten. Iedere poging om alle kosten te omschrijven gaat dan ook mank, steeds weer betreft het maatwerk. Toch zijn er diverse kosten die in zijn algemeenheid aangemerkt worden als bijzondere kosten. Kosten ook waarvan duidelijk moet zijn op welke manier hier mee bij de beoordeling van het recht op bijzondere omgegaan wordt of moet worden. In 2009 zijn door burgemeester en wethouders voor het laatst beleidsregels vastgesteld. De invoering van de Zorgverzekeringswet, het afsluiten van een collectieve aanvullende zorgverzekering door de gemeente Opmeer en aanpassing aan de nieuwe wetgeving (zorgtoeslag/huurtoeslag) maakten aanpassing van de beleidsregels noodzakelijk. Na invoering van de Beleidsregels 2009 werden in Opmeer de wettelijke mogelijkheden van verstrekking van categoriale bijzondere bijstand optimaal benut. De nieuwste aanpassingen Het Doe Mee-fonds geeft uitgebreide mogelijkheden om volwassenen en kinderen deel te laten nemen aan maatschappelijke activiteiten. Met de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 is het echter niet langer mogelijk om de vergoedingen voor de kinderen categoriaal te verstrekken. Dit betekent dat zowel de ouders als de kinderen bewijsstukken moeten inleveren van de kosten die zij hebben gemaakt op het gebied van sociale, sportieve en culturele activiteiten. Dit geldt ook voor de mensen boven de 65 jaar. De langdurigheidstoeslag is komen te vervallen per 1 januari Hiervoor in de plaats komt de individuele inkomenstoeslag. De inhoud van de verordening heeft veel raakvlakken met de langdurigheidstoeslag. Nieuw is ook de Verordening individuele studietoeslag. Ook dit is een vorm van bijzondere bijstand bestemd voor mensen waarvan is vastgesteld dat ze niet het minimumloon kunnen verdienen. Mensen met een arbeidshandicap krijgen op deze manier een steuntje in de rug om te gaan studeren. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

8 Compensatie Eigen Risico (CER). Deze vergoeding is voor het laatst uitgekeerd door het CAK en had betrekking op Mensen kwamen hiervoor in aanmerking als aan één of meer van de volgende voorwaarden werd voldaan: - men kreeg geneesmiddelen voor bepaalde aandoeningen - men was onder behandeling voor bepaalde aandoeningen in een ziekenhuis of bij een medisch specialist - men verbleef in een AWBZ-instelling. Er is nu voor gekozen om de CER onder te brengen bij de bijzondere bijstand. Dit betekent dat alleen nog mensen hiervoor in aanmerking komen als zij voldoen aan de inkomensgrens van 120% en niet over meer vermogen beschikken als het vrij te laten vermogen in de bijstand. Dit betekent dat de vergoeding op aanvraag wordt verstrekt. Als voorwaarde is bepaald dat men in het kalenderjaar het maximale eigen risico van 360,00 (per ) heeft betaald. Met ingang van 2015 is dit 375,00 per jaar. De vergoeding kan voor het eerst worden aangevraagd over het jaar De vergoeding bedraagt 100,00 per jaar. In de voorlichting hierover zal worden aangegeven dat de mensen de aanvraag hiervoor na afloop van het kalenderjaar kunnen indienen waardoor de verwachte bulk van aanvragen zoveel mogelijk in het begin van het jaar kan worden afgehandeld. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

9 1 ALGEMEEN 1.1 De beoordeling van de aanvraag Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat in het individuele geval het inkomen van belanghebbende niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten. Voor zover de belanghebbende voor dergelijke kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Ter beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand moeten steeds een aantal vragen worden gesteld: 1. Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten van het bestaan? (ad 1.2) 2. Betreft het kosten waarin op een andere wijze wordt voorzien? (ad. 1.3) 3. Is er sprake van bijzondere omstandigheden? (ad. 1.4) 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht? (middelentoets, ad 1.5) 5. Is een (administratieve) drempel van toepassing is (ad 1.6) 6. Is er sprake van incidentele of periodieke bijstand (ad 1.7) 1.2 Noodzakelijke kosten Het is alleen mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten van het bestaan. Het begrip 'noodzakelijke kosten' moet worden vastgesteld in het individuele geval. Als de noodzaak van bepaalde kosten is vastgesteld, wil dit nog niet zeggen dat voor deze kosten ongeacht de hoogte ervan bijzondere bijstand moet worden verleend. In beginsel komt alleen de goedkoopst adequate voorziening voor bijzondere bijstand in aanmerking. Kiest de belanghebbende voor een relatief dure voorziening, terwijl er goedkopere alternatieven zijn, dan leidt dit ertoe dat slechts de kosten van deze goedkope voorzieningen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. De meerkosten komen voor rekening van belanghebbende. Het ligt op de weg van belanghebbende om aan te tonen dat de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand vraagt ook daadwerkelijk worden gemaakt. Slaagt hij hier niet in dan wordt de aanvraag afgewezen. Het aantonen van de kosten kan bijvoorbeeld door middel van het overleggen van bewijsstukken in de vorm van offertes of nota's. In artikel 14 van de participatiewet is opgenomen welke kosten niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan worden gerekend. 1.3 Betreft het kosten waarin op een andere wijze wordt voorzien? Voor zover de belanghebbende voor bepaalde kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kan voldoen, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Omgekeerd betekent dit dat zodra er al wordt voorzien in bedoelde kosten bijstandsverlening niet aan de orde is. In de kosten kan worden voorzien door: Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

10 1. een voorliggende voorziening 2. de bijstandsnorm 3. de individuele inkomenstoeslag 4. het vermogen 5. het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm inclusief toeslag of verlaging Ad. 1 Voorliggende voorziening Bij de verstrekking van bijzondere bijstand dient rekening te worden gehouden met het bestaan van voorliggende voorzieningen. Een voorliggende voorziening is: elke voorziening, buiten de Participatiewet, die gelet op haar aard en doel, geacht wordt passend en toereikend te zijn, waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven voor die kosten. Het gaat om voorzieningen waarop wettelijk aanspraak bestaat (bijv. AWBZ of Wmo) of een beroep kan worden gedaan (bijv. kredietverlening door een bank of een vergoeding via een Zorgverzekering inclusief de mogelijkheid tot de maximale aanvullende verzekering). Andere voorbeelden van voorliggende voorzieningen zijn: de Zorgtoeslag, de Huurtoeslag en de diverse heffingskortingen van de Belastingdienst. Er is ook geen recht op bijstand voor kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. De Participatiewet kan het beleid van voorliggende voorzieningen in principe niet doorkruisen. Ad. 2 De bijstandsnorm Het normbedrag van de algemene bijstand is bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van reservering of aflossing. De algemene bijstand is dus een uitkering voor levensonderhoud die bestemd is voor woonkosten, kleding, voedsel, etc. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand wanneer de algemene bijstand niet in specifieke kosten voorziet. Ad. 3 Individuele inkomenstoeslag Evenals de algemene bijstand is de Individuele inkomenstoeslag niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het betreft dus een algemene inkomensondersteunende maatregel. De gemeente mag zelf bepalen in hoeverre de Individuele inkomenstoeslag als draagkracht meetelt. Door de gemeente Opmeer wordt de Individuele inkomenstoeslag niet als inkomen gezien. Ad. 4 en 5 Inkomen en vermogen In hoeverre de middelen van belanghebbende kunnen voorzien in de bijzondere kosten komt aan de orde in hoofdstuk 3. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

11 1.4 Is er sprake van een bijzondere omstandigheid? Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Het is daarom niet mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor kosten die in het algemeen niet als noodzakelijk worden beschouwd. Bij de vraag naar een bijzondere omstandigheid dient ook te worden gekeken naar de mogelijkheden om te reserveren. In beginsel geldt dat voor voorzienbare uitgaven gereserveerd dient te worden. Met name geldt dit voor: - (transport)kosten in verband met verhuizing - stoffering van de woning - aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen Indien niet is gereserveerd dan dient belanghebbende voor deze kosten geheel of gedeeltelijk een lening af te sluiten. Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, in verband met de verplichte aflossing van schulden, is meestal geen bijzondere omstandigheid in het individuele geval op grond waarvan het mogelijk is om bijzondere bijstand te verlenen. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de Participatiewet. 1.5 Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht? Deze vraag wordt in hoofdstuk 3 beantwoord. 1.6 Administratieve drempel De gemeente kan er voor kiezen voor bijzondere kosten geheel of gedeeltelijk geen bijstand te verlenen als deze kosten binnen een periode van 12 maanden een bepaald bedrag niet te boven gaan (artikel 35, lid 2 Participatiewet, per ,00). Beleidsregel Opmeer Opmeer hanteert geen drempelbedrag bij de verstrekking van bijzondere bijstand. Wel wordt een administratieve drempel gehanteerd: Zolang de kosten of een combinatie van kosten in een periode van 12 maanden de administratieve drempel van 128,00 (norm ) niet overschrijden wordt nog geen bijzondere bijstand verstrekt. Blijkt nadien dat de kosten over de 12 voorafgaande maanden lager zijn gebleven dan kan alsnog bijstand worden verleend. 1.7 Toekenningsperiode Beleidsregels Opmeer Incidenteel Bijzondere bijstand wordt incidenteel toegekend als er sprake is van eenmalige kosten. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

12 Periodiek Bijzondere bijstand wordt periodiek toegekend als er sprake is van dezelfde, terugkerende kosten. Bijvoorbeeld een eigen bijdrage Wmo die periodiek in rekening wordt gebracht. In dat geval wordt de bijzondere bijstand voor de periode van maximaal een jaar toegekend. Gaat het om een kortere periode dan wordt de bijzondere bijstand voor deze kortere periode toegekend. Bijstand met terugwerkende kracht Het is niet mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor kosten die al zijn gemaakt op het moment dat bijzondere bijstand wordt aangevraagd. Hiervan kan worden afgeweken: - indien sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de bijzondere bijstand achteraf wordt aangevraagd. Deze omstandigheden moeten door belanghebbende bij het indienen van de aanvraag worden gemotiveerd. - als blijkt dat de bijstand achteraf wordt aangevraagd en de kosten de 12 voorafgaande maanden lager zijn gebleven dan de administratieve drempel. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

13 2 BIJSTAND OM NIET, LEENBIJSTAND, BORGSTELLING EN HYPOTHEEK 2.1 Vormen van bijstand Bijzondere bijstand kan worden verleend: a. om niet; b. in de vorm van een geldlening, borgstelling of onder verband van hypotheek c. in natura. Ad. a bijstand om niet Hoofdregel is dat bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt. Dit is bijstand welke niet hoeft te worden terugbetaald. Op deze hoofdregel zijn een vijftal uitzonderingen (zie onder b.) Ad. b bijstand in de vorm van een geldlening, borgstelling of hypotheek 1. Leenbijstand of borgstelling Leenbijstand is bijstand die moet worden terugbetaald. Er wordt geen rente berekend. Bijstand in de vorm van een geldlening of borgstelling kan worden verleend, indien: 1. redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien (artikel 48 lid 2 sub a Participatiewet); 2. de noodzaak tot bijstandverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 48 lid 2 sub b Participatiewet); 3. de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft (artikel 48 lid 2 sub c Participatiewet); 4. het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft (artikel 48 lid 2 sub d Participatiewet); 5. het bijstand voor duurzame gebruiksgoederen betreft (artikel 51 Participatiewet). Voor de situaties zoals beschreven onder b.1.1 en b.1.2 hoeft geen banklening te worden aangevraagd. Hiervoor wordt leenbijstand verstrekt. Voor alle andere situaties gaat een banklening, eventueel met borgstelling, voor. Van borgstelling wordt gebruikt gemaakt in het geval anders geen banklening kan worden verkregen. Als de klant in gebreke blijft wordt de gemeente door de bank aangesproken voor het resterende bedrag. Dit bedrag komt ten laste van het budget bijzondere bijstand, voor zover dit niet van de klant kan worden teruggevorderd. Beleidsregel Opmeer Het beleid van Opmeer is dat de bijstand in eerste instantie in de vorm van borgtocht wordt verleend en wel tot een maximumbedrag gelijk aan 36 maanden de aflossingscapaciteit (zie ook bij 2.2). Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

14 Als er geen mogelijkheid is een banklening af te sluiten, dan wordt beoordeeld of leenbijstand kan worden verstrekt. 2. Geldlening onder verband van hypotheek In artikel 50 van de Participatiewet is bepaald dat de verstrekte algemene bijstand de vorm heeft van een geldlening als de bijstand over de periode van een jaar minimaal het netto minimummaandloon bedraagt en het vermogen gebonden in de woning meer bedraagt dan het in artikel 34 lid 2 onder d vermelde vermogen. In de Verordening krediethypotheek en pandrecht Wet werk en bijstand Opmeer is in artikel 1 lid 2 bepaald: Indien bijzondere bijstand wordt verleend, kunnen burgemeester en wethouders, wanneer wordt voldaan aan de in artikel 50, tweede lid van de Participatiewet genoemde voorwaarden, deze bijstand verstrekken in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek, tenzij de belanghebbende recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars. Beleidsregel Opmeer Het is mogelijk de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek te verstrekken als (ook) de algemene bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek wordt verstrekt. Dit wordt verder individueel beoordeeld. De voorwaarden die gelden voor de verstrekking en aflossing zijn eveneens in de genoemde verordening vastgelegd. ad c. In natura In de Participatiewet is opgenomen dat bij bijvoorbeeld ernstige schuldsituaties bijzondere bijstand in natura mogelijk is. Omdat dit slechts incidenteel voorkomt wordt op dit punt geen beleid vastgesteld en dient een individuele afweging plaats te vinden. 2.2 Aflossingsbedrag en aflossingstermijn leenbijstand Het aflossingsbedrag en de duur van de aflossing wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende (artikel 51 lid 2 Participatiewet). Aflossingsbedrag leenbijstand De bijzondere bijstand die wordt verleend in afwachting van andere middelen (artikel 48, lid 2 onder a Participatiewet moet ineens geheel worden afgelost als de belanghebbende over deze middelen beschikt. Beleidsregel Opmeer De maandelijkse aflossingsruimte voor overige bijstand verstrekt in de vorm van een geldlening bedraagt: bij een inkomen op bijstandsniveau 6% van de bijstandsnorm. als het netto inkomen 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm te boven gaat, wordt ook 50% van het meerdere aangewend als aflossingsruimte. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

15 Het netto inkomen wordt vastgesteld inclusief vakantiegeld. Aflossingstermijn Het uitgangspunt is dat de belanghebbende gedurende maximaal 36 maanden aaneengesloten aflost op de geldlening. Het maakt daarbij niet uit of de belanghebbende is aangewezen op een bijstandsuitkering dan wel inkomen uit een andere bron ontvangt. Zodra gedurende 36 maanden volledig aan de aflossingsverplichtingen is voldaan wordt een eventueel restant van de lening buiten invordering gesteld (als bijstand om niet verstrekt). Als de geldlening het gevolg is van verwijtbaar handelen of nalatigheid van de belanghebbende kan de aflossingsduur worden verlengd. 2.3 Aflossingstoeslag bij een hoger aflossingsbedrag Als de Kredietbank Nederland een lening verstrekt wordt het aflossingsbedrag meestal zodanig vastgesteld dat het bruto leenbedrag (netto bedrag plus kosten) in 36 maanden wordt afgelost. Dit kan problemen geven voor mensen met een minimuminkomen, omdat zij slechts worden geacht een aflossing aan te kunnen van 6% van de toepasselijke bijstandsnorm. Beleidsregel Opmeer Wanneer voor noodzakelijke kosten (b.v. inrichtingskosten van een woning) een hogere lening noodzakelijk is, met een hoger aflossingsbedrag dan vanuit de bijstandsnorm mogelijk is, wordt voor het verschil gedurende maximaal 36 maanden een toeslag verstrekt vanuit de bijzondere bijstand. Als de belanghebbende door het verwerven van inkomsten meer kan aflossen aan de lening van de Kredietbank wordt de bijzondere bijstand verminderd. Hierbij wordt 50% van het inkomen boven 120% van de geldende bijstandsnorm als extra aflossingscapaciteit aangemerkt. Bij een inkomen boven de bijstandsnorm blijft per maand dus voor eigen rekening: - 6% van de toepasselijke bijstandsnorm; - 50% van het verschil tussen het inkomen en 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Zolang de belanghebbende een uitkering van de gemeente ontvangt wordt de toeslag rechtstreeks aan de Kredietbank Nederland betaald. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

16 3 DRAAGKRACHT 3.1 Draagkracht Onder draagkracht wordt verstaan het geheel of gedeeltelijk in aanmerking te nemen vermogen of inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm. In artikel 35 is opgenomen dat de vrijlatingsbepalingen van bepaalde inkomens- en vermogensbestanddelen zoals die gelden bij de verstrekking van algemene bijstand (artikel 31 lid 2 en artikel 34 lid 2) niet van toepassing zijn bij de verstrekking van bijzondere bijstand. Dit betekent dat de gemeente zelf beleidsregels dient op te stellen waarin staat in hoeverre de gemeente daarmee wel rekening houdt bij de verstrekking van bijzondere bijstand. De beleidsregels die in Opmeer gelden zijn opgenomen onder 3.2 t/m Het vermogen en de draagkrachtruimte Beleidsregel Opmeer Met uitzondering van de hieronder vermelde bepalingen is bij de vaststelling van de draagkrachtruimte artikel 34 lid 2 WWB inzake de vrijlating van vermogen volledig van toepassing. Deze uitzonderingen zijn: - Van het vermogen worden de middelen bedoeld in artikel 34 lid 2 onder c volledig in aanmerking genomen, voor zover deze het vrij te laten vermogen genoemd in artikel 34 lid 3 te boven gaan. Dit betreft het tijdens de uitkeringsperiode gespaarde vermogen. Voor de bijzondere bijstand wordt dit meer vermogen wel in aanmerking genomen. Dit kan dus betekenen dat een aanvraag bijzondere bijstand van een bijstandsgerechtigde wordt afgewezen omdat hij over voldoende middelen beschikt. - Indien slechts sprake is van vermogen in de door de aanvrager of zijn gezin bewoonde woning wordt individueel beoordeeld in hoeverre voor de vaststelling van de draagkracht rekening wordt gehouden met dit vermogen. - In gevallen waarin naast de eigen woning nog sprake is van ander vermogen (zoals liquide middelen, effecten, aandelen etc.) wordt het niet in de woning belegde vermogen geheel als voor de draagkracht in aanmerking te nemen middelen aangemerkt, met uitzondering van een bedrag gelijk aan het netto maandinkomen exclusief vakantietoeslag. 3.3 Het inkomen en de draagkrachtruimte Om te bepalen of belanghebbende de bijzondere kosten kan voldoen uit zijn inkomen dient eerst te worden bepaald wat de draagkrachtruimte is. Van belang voor het vaststellen van de draagkrachtruimte zijn het inkomen van belanghebbende en de voor belanghebbende toepasselijke bijstandsnorm. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

17 Beleidsregel Opmeer - Het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen wordt vastgesteld conform het bepaalde in de artikelen 31 t/m 33 van de Participatiewet. Uitgegaan wordt van het actuele maandinkomen en dit inkomen wordt omgerekend naar een jaarinkomen. Alleen bij bijzondere omstandigheden kan hier van afgeweken worden. - Hierop bestaat de volgende uitzondering: Inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen (artikel 31 lid 2 onder h Participatiewet) worden vrijgelaten als de bijzondere bijstand is bedoeld voor een andere persoon. Betreft de aanvraag het minderjarige kind zelf dan worden deze inkomsten wel meegenomen. Bij de berekening wordt met een aantal zaken rekening gehouden. Vakantietoeslag In de berekening dient het vakantiegeld te worden meegenomen. De hoogte van het vakantiegeld wordt vastgesteld conform artikel 11 van de Regeling Participatiewet. Heffingskortingen In artikel 31 lid 1 en 2 is opgenomen welke heffingskortingen (niet) als middelen worden aangemerkt. Deze van toepassing zijnde kortingen worden ook bij de verlening van bijzondere bijstand niet als inkomsten in de draagkrachtberekening opgenomen. 3.4 Draagkrachtpercentage Vermogen Beleidsregel Opmeer Het conform hierboven onder 3.2 vastgestelde vermogen wordt voor 100% als draagkracht in aanmerking genomen. Inkomen Beleidsregel Opmeer Als hoofdregel geldt dat bij een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm geen draagkracht aanwezig wordt geacht. Men hoeft dus niet zelf een deel van de kosten te betalen als het inkomen niet hoger is dan 120% van de geldende bijstandsnorm. Verder gelden de volgende bepalingen: a. Draagkracht 50% Is het inkomen hoger dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm dan wordt wel verwacht dat men een deel van de kosten zelf kan betalen. Als draagkracht geldt 50% van dat deel van het inkomen dat hoger is dan 120% van de bijstandsnorm. In deze situatie wordt geen rekening gehouden met het mislopen van huur- en zorgtoeslag. Eventuele bestaande bijzondere kosten, waarvoor geen bijzondere bijstand is toegekend, kunnen op deze draagkracht in mindering worden gebracht. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

18 b. 100% van de draagkrachtruimte Voor specifieke in de beleidsregels genoemde kosten geldt een draagkracht van 100% van de draagkrachtruimte: het gehele inkomen boven bijstandsniveau moet worden aangewend. Dit is bijvoorbeeld het geval bij bijzondere bijstand in de kosten van bewindvoering, bij een toeslag voor de woonkosten bij een eigen woning en bij toeslagen voor levensonderhoud. Wanneer een draagkracht geldt van 100% dan wordt bij de berekening van woonkostentoeslagen en toeslagen voor levensonderhoud wel rekening gehouden met het mislopen van de huur- en zorgtoeslag. Als uitzondering hierop geldt dat dit niet gebeurt bij de kosten van bewindvoering. Om de juiste draagkrachtberekening te maken wordt dit hogere inkomen met de toegekende huur- en zorgtoeslag vergeleken met de bijstandsnorm met de maximale huur- en zorgtoeslag. Voor de berekening hiervan wordt verwezen naar de website van het ministerie van financiën ( Uitzondering Als uitzondering op het bovenstaande geldt voor de Collectieve Aanvullende Zorgverzekering Gemeenten (AZG) het volgende: Om voor de AZG in aanmerking te komen mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Er geldt geen verdere draagkrachtberekening. Wel geldt een vermogenstoets (zie 3.2). 3.5 Draagkrachtperiode De periode, waarover de draagkracht wordt vastgesteld, begint op de eerste dag van de maand waarin de bijstandsaanvraag wordt ingediend en wordt vastgesteld voor een periode van een jaar. De draagkracht kan over een afwijkende periode worden vastgesteld indien de omstandigheden van de aanvrager of de aard van de kosten daar aanleiding voor geven. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

19 4 TOESLAGEN VOOR LEVENSONDERHOUD 4.1 Toeslag jarigen Op grond van artikel 12 WWB hebben personen van 18, 19 of 20 jaar slechts recht op bijzondere bijstand voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat: a. de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn of b. redelijkerwijs de onderhoudsplicht van de ouders niet te gelde kan worden gemaakt. De wettelijke bijstandsnormen voor 18, 19 en 20 jarigen zijn verlaagd om de prikkel naar arbeid te verhogen. Er wordt verder van uitgegaan dat ouders een onderhoudsplicht hebben ten opzichte van het kind en dus garant staan voor noodzakelijke kosten die niet door de bijstand worden gedekt. Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat zelfstandige huisvesting voor jongeren van 18, 19 of 20 jaar noodzakelijk is en indien aannemelijk wordt gemaakt dat ouders niet aan de onderhoudsplicht voldoen is bijzondere bijstand mogelijk als aanvulling op de bijstandsnorm. Voor de hoogte van de toeslag bijzondere bijstand is aangesloten bij de systematiek van de kostendelersnorm. Beleidsregel Opmeer Er wordt bijzondere bijstand verleend voor het verschil tussen de bijstandsnorm voor een 21 jarige en de voor de jongere geldende jeugdnorm. In alle gevallen wordt onderzocht of de bijstand op de ouders kan worden verhaald. 4.2 Toeslag bij co-ouderschap In een situatie van co-ouderschap voldoet de ouder niet aan de omschrijving van een alleenstaande ouder (artikel 4 Participatiewet). Daarvoor is immers de volledige zorg voor een ten laste komend kind vereist. Als de belanghebbende als gevolg van de gedeeltelijke zorg voor een kind hogere kosten van het bestaan heeft, kan de gemeente de bijstandsnorm voor een alleenstaande aanvullen met bijzondere bijstand. Beleidsregel Opmeer Bij co-ouderschap wordt een toeslag in de vorm van bijzondere bijstand verleend die gelijk is aan het verschil tussen de norm voor een alleenstaande + toeslag van de belastingdienst en een alleenstaande, berekend naar het aantal verzorgingsdagen per maand. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

20 5 BIJZONDERE BIJSTAND VOOR MEDISCHE KOSTEN 5.1 ALGEMEEN Basisverzekering en aanvullende verzekering Voor medische kosten kan men zich verzekeren met een zorgverzekering. Beleidsregel Opmeer De gemeente gaat ervan uit dat personen zich adequaat verzekeren. Dit houdt in dat naast de basisverzekering, die verplicht is, in ieder geval een aanvullende verzekering wordt afgesloten. Het niveau van deze aanvullende verzekering dient ten minste module B van Univé of een gelijkwaardige verzekering te zijn. De bedragen hiervoor staan in Het Vergoedingenoverzicht Univé met daarin de basisverzekering van Univé en de Aanvullende Zorgverzekeringen Module A, B en C. (Zie bijlage) Bij het ontbreken van een aanvullende verzekering of bij een verzekering van een lager niveau kan worden gesproken van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Als bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor kosten die anders (gedeeltelijk) vergoed zouden worden dan wordt conform artikel 18 Participatiewet de bijstand afgestemd. Dit betekent dat de bijzondere bijstand geweigerd wordt voor zover deze kosten zouden zijn gedekt door een adequate aanvullende verzekering. Alleen voor de (fictieve) eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Bij de zorgverzekeraar dient te worden nagegaan wat bij de gegeven kosten vergoed zou zijn indien een adequate verzekering zou zijn afgesloten Collectieve aanvullende zorgverzekering gemeente (AZG) De gemeente heeft een contract met Univé afgesloten. Uitkeringsgerechtigden en personen met een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en zonder vrij te laten vermogen kunnen zich met module B of C collectief aanvullend verzekeren. De draagkrachtregels zoals opgenomen in hoofdstuk 3 zijn niet op deze vorm van bijzondere bijstand van toepassing. Deze verzekering geeft een extra dekking voor ziektekosten. De uitgaven die Univé op grond van deze extra dekking heeft worden door de gemeente aan Univé voldaan plus 10% uitvoeringskosten. Beleidsregel Opmeer Wordt er, door uitkeringsgerechtigden of niet-uitkeringsgerechtigden, bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten die tevens onder de collectieve aanvullende zorgverzekering vallen, dan zijn er twee mogelijkheden: 1. Belanghebbende is collectief verzekerd: de kosten worden door Univé vergoed conform de maximum bedragen die vermeld staan onder module B in het jaarlijkse Vergoedingenoverzicht Univé met daarin de basisverzekering van Univé en de Aanvullende Zorgverzekering (AZG) (met module B en C). De voorzieningen uit deze verzekering gelden als voorliggende voorzieningen. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

21 Er wordt geen bijzondere bijstand toegekend omdat de voorzieningen in het collectieve contract toereikend worden geacht. 2. Belanghebbende is niet collectief verzekerd: In dat geval wordt maximaal bijzondere bijstand verstrekt tot een zelfde bedrag als verleend zou worden vanuit de collectieve aanvullende verzekering. De reden van het niet collectief verzekerd zijn is niet van belang. Heeft men wel een aanvullende verzekering dan wordt het bedrag van de maximale bijzondere bijstand verminderd met het bedrag waarop men - zonder verrekening van het wettelijke eigen risico - op grond van een aanvullende verzekering recht heeft. Heeft men geen aanvullende verzekering afgesloten dan wordt de bijstand afgestemd en vastgesteld op het bedrag dat men aan bijzondere bijstand zou hebben ontvangen als men wel een aanvullende verzekering zou hebben afgesloten. Als bijlagen bij deze Beleidsregels zijn gevoegd. - Het Vergoedingenoverzicht Univé met daarin de basisverzekering van Univé en de Aanvullende Zorgverzekering (AZG) (met module B en C) - Het Vergoedingenoverzicht Univé met daarin de basisverzekering van Univé en de Aanvullende Zorgverzekeringen Module A, B en C. Voorbeelden: AZG verzekerd Kosten: enkelfocale bril 500,-- Maximum vergoeding door Univé 295,-- Voor eigen rekening blijft 205,-- Niet AZG verzekerd; wel aanvullende verzekering Kosten 500,-- Recht op vergoeding o.g.v. aanvullende verzekering 100,-- Overblijvende kosten 400,-- Maximum vergoeding bijzondere bijstand AZG 295,-- af:recht op vergoeding aanvullende verzekering 100,-- uitbetaling bijzondere bijstand 195,-- Voor eigen rekening blijft 205,-- Niet AZG verzekerd; geen aanvullende verzekering Kosten 500,-- Recht op vergoeding o.g.v. aanvullende verzekering 0,-- Overblijvende kosten 500,-- max vergoeding bijzondere bijstand AZG 295,-- af:recht op vergoeding aanvullende verzekering 100,-- uitbetaling bijzondere bijstand 195,-- voor eigen rekening 305,-- Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

22 5.1.3 Eigen risico Eigen risico Zorgverzekeringswet(Zvw) Per 1 januari 2008 is in de Zvw een verplicht eigen risico ingevoerd. Dit eigen risico bedraagt 375,-- (norm ). Dit eigen risico geldt niet voor huisartsenzorg, verloskundige zorg, kraamzorg en tandheelkundige hulp voor jongeren tot en met 21 jaar. Voor de overige kostensoorten in het basispakket dus wel. Beleidsregel Opmeer Voor het verplichte eigen risico wordt geen bijzondere bijstand verleend. Het eigen risico is een maatregel die alle Nederlanders treft, zodat geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Vrijwillig eigen risico Bij een zorgverzekering kan men kiezen voor een eigen risico tegen een lagere premie. Dit houdt in dat belanghebbende bijvoorbeeld eerst een bedrag van aan medische kosten zelf betaalt en dat de verzekering pas daarna uitkeert. Op de premie bespaart belanghebbende bijvoorbeeld 50 per maand, 600 per jaar. Beleidsregel Opmeer Voor het vrijwillige eigen risico wordt geen bijzondere bijstand toegekend. Het is het risico dat belanghebbende neemt en dat niet afgewenteld kan worden op de gemeente. Wel kan bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage die belanghebbende anders (zonder eigen risico) ook zou hebben. De collectieve zorgverzekering bij Univé kan alleen worden afgesloten zonder eigen risico Eigen bijdrage In deze beleidsregels wordt regelmatig gesproken over de eigen bijdrage. De meeste (medische) voorzieningen worden verstrekt op basis van de AWBZ of de basisverzekering eventueel aangevuld met een aanvullende verzekering. De voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) worden verstrekt door de gemeente. Voor een aantal voorzieningen is een eigen bijdrage verschuldigd. Hiermee wordt de eigen bijdrage bedoeld die moet worden betaald tot een van te voren bepaald maximum bedrag. Voor deze eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verleend. Als eigen bijdrage wordt niet aangemerkt het meerdere boven de maximum vergoeding van de zorgverzekeraar Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten De Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) is een voorliggende voorziening. Indien bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor kosten die volledig onder de AWBZ worden vergoed, dan wordt de aanvraag afgewezen. Er bestaat de mogelijkheid voor belanghebbende om in bezwaar te gaan tegen een afwijzende beslissing inzake de AWBZ. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

23 Deze voorliggende voorziening wordt immers toereikend geacht (zie onder 1.3) De eigen bijdrage die de AWBZ in rekening brengt komt wel voor bijstandverlening in aanmerking. VERGOEDINGEN MEDISCHE KOSTEN 5.2 OOG EN OOR Brillen en contactlenzen De bijzondere bijstand voor brillen en contactlenzen wordt vastgesteld zoals is aangegeven in paragraaf 5.1 van deze Beleidsregels. Voor de bedragen wordt verwezen naar de Vergoedingenoverzichten van Univé. De genoemde bedragen zijn voldoende om een bril of contactlenzen aan te schaffen. Ook een periode van 3 jaar is over het algemeen voldoende om een wijziging in de sterkte te kunnen opvangen. De noodzaak blijkt al uit de meting van de opticien. Aanvraag montuur of contactlenzen tot een hoger bedrag of binnen 2 jaar Het aangevraagde bedrag, gebaseerd op de ingediende offerte, kan hoger liggen of de vervanging van het montuur etc. vindt binnen de genoemde periode van 3 jaar plaats. In dat geval dient de belanghebbende aan te geven welke (medische) noodzaak hier toe heeft geleid. Als vervanging door verandering van het gezichtsvermogen binnen de periode van 3 jaar door de medisch adviseur van Univé medisch noodzakelijk wordt geacht, is vergoeding van glazen of lenzen plaats conform de in de tabel vastgestelde bedragen vanuit de AZG mogelijk. Bij niet collectief verzekerden dient de noodzaak van eerdere vervanging door de consulent te worden onderzocht. Als uit onderzoek blijkt dat het gezichtsvermogen 0,5 of meer dioptrie is gewijzigd kan bijzondere bijstand worden verleend Gehoorhulpmiddelen Dit zijn hulpmiddelen die het geluid versterken. Er gelden op grond van de basisverzekering vergoedingslimieten. Het maakt verschil uit of het de eerste aanschaf betreft of vervanging. De zorgverzekering verstrekt een extra vergoeding indien het hulpmiddel is verwerkt in het montuur. In de aanvullende verzekering module B en C van Univé is de eigen bijdrage vastgesteld. Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verleend. Batterijen gehoormiddelen Deze kosten worden niet vanuit de zorgverzekering vergoed. Vanwege de geringe kosten van batterijen worden hiervoor geen bijzondere bijstand toegekend. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

24 5.3 MONDZORG De bijzondere bijstand voor mondzorg wordt vastgesteld zoals is aangegeven in paragraaf 5.1 van deze Beleidsregels. Voor de bedragen wordt verwezen naar de Vergoedingenoverzichten van Univé. Gelet op uitgangspunten zoals opgenomen onder wordt de vergoeding voor deze voorziening in het collectieve contract toereikend geacht. Voor meerkosten wordt geen bijzondere bijstand verleend Techniekkosten In bepaalde gevallen worden techniekkosten in rekening gebracht. Techniekkosten worden middels de collectieve verzekering vergoed tot een maximumbedrag Kunstgebit De aanschafkosten van een kunstgebit of reparatiekosten van een kunstgebit worden vergoed door de zorgverzekeraar. Na goedkeuring worden de kosten van een kunstgebit (inclusief de techniekkosten) voor 75% vergoed op grond van de basisverzekering tot een bepaald maximum bedrag, afhankelijk of de tandarts of een tandprotheticus de gebitsprothese verzorgt. Daarnaast wordt een vergoeding via de aanvullende verzekering verstrekt (module B). De overgebleven eigen bijdrage komt voor bijstandsverlening in aanmerking. Reparatie kunstgebit De kosten van reparatie worden niet door de zorgverzekeraar vergoed. Alleen als de reparatie is uitgevoerd door een tandarts of tandprotheticus kan bijzondere bijstand worden verleend. 5.4 VOETEN EN BENEN Orthopedisch schoeisel Voor volledig individueel vervaardigd orthopedisch maatschoeisel is een bijdrage verschuldigd, afhankelijk van de leeftijd. De eigen bijdrage komt voor bijstandsverlening in aanmerking minus de aanschafkosten voor gewone schoenen. Deze kosten, die onder de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan vallen, worden uitgespaard. Als de aanschafkosten voor gewone schoenen hoger zijn dan de eigen bijdrage, dan wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Er kan sprake zijn van bijzondere omstandigheden, op grond waarvan van de termijn kan worden afgeweken. De aftrek wegens de besparing voor gewone schoenen wordt slechts éénmaal per jaar toegepast. Worden meerdere paren binnen een jaar aangeschaft, dan wordt dit niet meer algemeen gebruikelijk geacht. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

25 5.5 GENEESMIDDELEN Geneesmiddelen worden voor 100% vergoed door de zorgverzekeraar conform het Geneesmiddelen vergoedingensysteem. Zelfzorggeneesmiddelen, geneesmiddelen die te verkrijgen zijn zonder recept, worden niet vergoed. In beginsel behoren geneesmiddelen die zonder recept verkregen kunnen worden tot de algemeen noodzakelijk kosten van bestaan en komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Dit moet worden bekostigd van de maandelijkse uitkering. Dit is anders als men chronisch ziek is en deze medicijnen frequent moet aanschaffen. Als er sprake is van chronisch gebruik (langer dan 3 maanden) komen de kosten voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking. De kosten van een huisapotheek behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. 5.6 IN EN OM HET HUIS Wmo-voorzieningen gemeente De gemeente voert vanaf 1 januari 2007 de Wmo uit. Hieronder vallen: 1. rolstoelen en 2. vervoersvoorzieningen; 3. woningaanpassingen; 4. hulp bij het huishouden. Voor de hulp bij het huishouden kan een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in rekening worden gebracht. Ook minima betalen een eigen bijdrage per 4 weken. Voor deze eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verleend. Een te betalen besparingsbijdrage die in bepaalde gevallen verschuldigd is bij verstrekking van een driewielfiets of scootmobiel in het kader van de Wmo wordt gerekend tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. 5.7 REISKOSTEN I.V.M. MEDISCHE BEHANDELING Zittend ziekenvervoer wordt door de zorgverzekeraar vergoed voor nierdialysepatiënten, patiënten die een chemokuur of radiotherapie krijgen, blinden en slechtzienden en rolstoelgebruikers. De wettelijke eigen bijdrage staat vermeld in het Vergoedingenoverzicht van Univé. Voor deze groepen is een uitzondering gemaakt omdat er voor hen nauwelijks alternatieve wijzen van vervoer zijn. Deze eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking. Incidenteel ziekenvervoer valt buiten deze regeling omdat in eerste instantie gebruik kan worden gemaakt van de omgeving (mantelzorg) of de kosten voor eigen verantwoording zijn. Dit betekent dat de kosten van ziekenvervoer in principe behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. Er wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

26 5.8 ETEN EN DRINKEN Dieetkosten Als gevolg van een ziekte kan belanghebbende op doktersadvies gehouden zijn een dieet te volgen. De meerkosten van sommige diëten liggen boven de kosten van een normaal voedingspatroon. Voor deze meerkosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Via de aangifte bij de Belastingdienst zijn de kosten van een aantal diëten aftrekbaar mits dit dieet op doktersvoorschrift wordt gevolgd. Welke bedragen aftrekbaar zijn en voor welke diëten is te vinden op Bij de aanvraag moet men een dieetadvies van een diëtist(e) aanleveren met een op naam gesteld dieetadvies, ondertekend door de diëtist(e) Via de bijzondere bijstand kunnen de meerkosten ten opzichte van normale voeding worden vergoed. Voor normale voeding worden de bedragen gehanteerd die zijn opgenomen in de Prijzengids van het Nibud Maaltijdvoorziening Indien noodzakelijkerwijs gebruik wordt gemaakt van maaltijdvoorziening dan komen de zogenaamde meerkosten - het verschil tussen de maaltijdvoorziening en de normale kosten van de warme maaltijd - voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking. De extra kosten van een warme maaltijd worden vastgesteld op 2,60 (norm 2009). Voordat tot bijstandsverlening kan worden overgegaan dient de verstrekking van deze maaltijden te worden geïndiceerd door bijvoorbeeld het Zorgloket of het ziekenhuis. 5.9 EXTRA UITGAVEN DOOR CHRONISCH ZIEKEN OF GEHANDICAPTEN Deze bijzondere bijstand was tot 1 januari 2015 een vorm van categoriale bijzondere bijstand. Er hoefde alleen te worden vastgesteld of belanghebbende behoorde tot een bepaalde categorie waarvan aannemelijk is dat die bepaalde bijzondere kosten heeft. Het was niet nodig te controleren of belanghebbende de kosten ook daadwerkelijk had gemaakt. Met ingang van 1 januari 2015 is categoriale bijzondere bijstand hiervoor niet meer mogelijk en moeten de gemaakte kosten worden aangetoond. Bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een forfaitair bedrag ter bestrijding van de extra uitgaven van een chronisch zieke of gehandicapte. Vaak gaat het hier om de zogenaamde verborgen kosten die niet op een andere manier worden vergoed. Hierbij valt te denken aan hogere telefoonkosten in verband met de beperking of ziekte, zoals extra kleding, extra waskosten van kleding en beddengoed, extra energieverbruik, extra kosten i.v.m. klusjes rondom huis of lidmaatschapskosten van belangenverenigingen en/of patiëntenorganisaties. Tot de doelgroep behoren mensen van 18 jaar en ouder die langdurig/chronisch ziek zijn en gehandicapten. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer

27 Indicaties voor langdurig/chronisch zieken of gehandicapten kunnen zijn: arbeidsongeschiktheid %; gebruikmaken van hulpmiddelen voor wonen/werk, vervoer, lopen/rolstoel, vervoersvoorziening, parkeerkaart gehandicapten; het langdurig gebruikmaken van persoonlijke verzorging via de AWBZ (thuiszorg); het langdurig onder behandeling zijn van een specialist. Onder langdurig wordt verstaan: minimaal een half jaar. De opsomming is niet uitputtend. Ook indien uit andere gegevens blijkt dat er sprake is van langdurige/chronische ziekte of handicap kan men voor vergoeding in aanmerking komen. Een persoon verblijvend in een AWBZ-erkende of daarmee vergelijkbare instelling komt niet voor een forfaitaire vergoeding in aanmerking. De vergoeding bedraagt 150,-- per persoon per kalenderjaar. De kosten moeten worden aangetoond. De aanvraag moet worden ingediend in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer