Klinisch redeneren BBL/BBL-i/ BOL/Vakbekwaam/HBOV Opdracht: Start klinisch redeneren: - observeren van een patiënt.

Transcriptie

1 Klinisch redeneren BBL/BBL-i/ BOL/Vakbekwaam/HBOV Opdracht: Start klinisch redeneren: - observeren van een patiënt. Inleiding In dit onderdeel beschrijven we de opdracht, maar allereerst krijg je algemene informatie over het afleggen van de opdracht, de voorbereiding, de beoordeling en de periode waarin je de opdracht kunt afleggen. Doel Het doel van deze opdracht is om te leren denken in oorzaak en gevolg en om inzicht en overzicht te krijgen in de patiënten situatie/ mate van ziek zijn en wat dat betekent voor de door jou te verlenen zorg (interventies). Opdracht Deze opdracht doe je op de afdeling waar je als leerling werkzaam bent. Je kiest in overleg met je werkbegeleider een patiënt uit die je gaat observeren. Bespreek de checklist met je werkbegeleider voor dat je met de patiënt gaat kennismaken. Verzamel gedurende de observatie periode zoveel mogelijk gegevens van de patiënt. Je maakt bij deze opdracht gebruik van wat je zelf observeert bij de patiënt en de gegevens uit het patiënten dossier. Nadat je de patiënt gezien, gesproken en geobserveerd hebt bespreek je met je werkbegeleider je bevindingen. Bij deze opdracht hoort een checklist. De checklist geeft je een beeld van wat er van je wordt verwacht. De afgetekende checklist is het bewijsstuk van de behaalde competentie. Deze kun je als zodanig invoegen in je porfolio/bpv boek. Na deze opdracht maak je een reflectieverslag aan de hand van de STARRT methodiek (zie bijlage) waarin je beschrijft, hoe je de opdracht hebt aangepakt, wat je hebt geleerd, wat je hebt ervaren (wat was makkelijk/moeilijk) en beschrijf in dit verslag ook de feedback van je werkbegeleider. Periode Je rond deze opdracht af gedurende de 4 weken van je stage. Deze opdracht voer je uit bij minimaal 3 patiënten, tenzij anders afgesproken met je werkbegeleider/opleider. Gelre ziekenhuizen: afdeling opleidingen (juni 2010) 1

2 Klinisch redeneren. Met deze opdracht toon je aan dat je een patiënt kunt observeren en vanuit de verkregen informatie een verpleegplan kunt opstellen /aanpassen en uitvoeren. Het volgende wordt van je verwacht: Je kiest minimaal 3 patiënten (verschillende ziektebeelden/patiënten) waar bij je deze proeve uitvoert Je zoekt kennis op over het ziektebeeld (dossier, protocollen, DKS, boeken school) Je voert de opdracht uit Je evalueert de opdracht met je werkbegeleider. Gelre ziekenhuizen: afdeling opleidingen (juni 2010) 2

3 Checklist: Start klinisch redeneren. Observeren van een patient. Naam: Datum: Voldoende O Onvoldoende O Werkzaam op afdeling: Handtekening werkbegeleider: Checklist O V Opmerkingen Bespreek met je werkbegeleider welke patiënten jij gaat observeren Bespreek met je werkbegeleider welke informatie jij hebt verzameld om op jouw niveau zorg te kunnen verlenen: mate van ziek zijn ( huidige situatie), parameters, klachten en symptomen Benoem wat de meest voorkomende complicaties zijn die bij het ziektebeeld horen waar de patiënt voor is opgenomen Vertel wat jij gaat doen bij de patiënt en ga na welke hulp je daarbij evt nodig hebt (beargumenteer) Vertel aan je werkbegeleider of hetgeen je geobserveerd hebt past bij het ziektebeeld waar de patiënt voor is opgenomen (onderbouw je mening) Je maakt je observatie valide, ga na of er nog informatie ontbreekt Vertel aan je werkbegeleider hoe jij je observaties interpreteert Bespreek met je werkbegeleider welke acties je gaat ondernemen nav wat je geobserveerd hebt (beargumenteer) Leg je observaties vast op de juiste plek Maak een plan van aanpak en beredeneer waarom jij voor bepaalde interventies kiest, maak een ordening in je plan van aanpak in de mate van urgentie Ga na wie je moet inschakelen om te weten wat er nav je observaties moet gebeuren. Bespreek dit met je werkbegeleider Gelre ziekenhuizen: afdeling opleidingen (juni 2010) 3

4 Ga na bij jezelf of je bevoegd bent om de acties die voort vloeien uit je observaties uit te voeren Zo, ja (beargumenteer) Zo, nee (beargumenteer) Zoek uit wie je kunt inschakelen om de acties uit te voeren die je zelf niet kan/mag uitvoeren Bespreek de patiënten situatie na op veiligheidsaspecten, kwaliteit van zorg en eventuele ethische dilemma s Je evalueert de opdracht met je werkbegeleider en je legt de leerervaringen vast in een reflectie verslag vlgs de STARRT methodiek. Je laat de werkbegeleider het verslag ondertekenen. Gelre ziekenhuizen: afdeling opleidingen (juni 2010) 4

5 Reflectieverslag aan de hand van de STARRT methodiek. Beantwoord de vragen die voor jou van belang zijn in het kader van de opdracht. S: Situatie Kun je mij de situatie vertellen en welke rol jij er in hebt gehad? Wat was de situatie precies? Wie waren er bij betrokken? Waar speelde het zich af? Waarover ging het precies? Wat was de aanleiding? T: Taak Wat was jouw taak in de situatie, wat mocht er van jou verwacht worden en welke verantwoordelijkheid heb jij er in gehad: Wat was je taak in die situatie? - Wat moest je doen? Wat werd er van je verwacht? - Wat was je doel? Wat was je voornemen? - Wat was je actieplan? A: Acties Wat heb jij zelf concreet gedaan in deze situatie. Wat heb je werkelijk gedaan: Wat heb je precies gedaan? Hoe heb je het aangepakt? Welke afwegingen hebben er op dat moment een rol gepeeld? Wat dacht je? Wat zei je? Wat voelde je? Wat zag je voor je? Wat was precies jouw aandeel of inbreng? R: Resultaat Wat is het resultaat van jouw feitelijke activiteiten? Wat was het gevolg van de actie bij de patiënt, bij andere betrokkenen, (bij jou)? Wat was het resultaat, effect van jouw aandeel in die situatie? ( mbt product/proces/gevoel) Kwam het resultaat overeen met de doelen die je wilde bereiken? Reflectie Kun je vertellen wat je, terugkijkend, vindt van (de kwaliteit) je aanpak, van jezelf als persoon en je beroepsmatig handelen in deze beroepssituatie: Hoe kijk je terug op je handelen in de situatie en op de situatie zelf? Wat was daarin het belangrijkste voor je ( persoonlijk, leerproces, beroepsontwikkeling)? Wat was anders dan je had gedacht/gewild? Wat had je anders willen doen? Welke conclusies trek je hieruit? Wat heb je ervan geleerd? Wat kan je /ga hiermee doen in de toekomst? Transfer. Kun je vertellen wat jij aan kennis, inzicht en vaardigheden vanuit deze situatie weer wilt toepassen/ gebruiken in andere (soortgelijke) situaties? - bij een andere doelgroep/patiëntencategorie - in een ander werkveld - op een ander afdeling - van een micro- situatie naar meso- en macro- of omgekeerd Gelre ziekenhuizen: afdeling opleidingen (juni 2010) 5

6 Reflectieverslag Naam: Groep: Datum: Afdeling: Handtekening werkbegeleider: Gelre ziekenhuizen: afdeling opleidingen (juni 2010) 6

7 Vragenlijst klinisch redeneren student voor het bespreken van een patiënt. Aan de hand van een verpleegkundig patiënten dossier wordt de student de volgende vragen gesteld. Had je voor de overdracht in beeld welke patiënten er vandaag aan jou toegewezen waren? 1. Hoe heb je vanochtend gegevens verzameld? a. De student heeft gegevens verzamelt aan de hand van: i. Overdracht ii. Rapportage iii. Vragen aan begeleider van die dag of collega s iv. Observaties v. Literatuur vi. De patiënt zien vii. Overig :. 2. Kon je met deze gegevens verder? 3. Hoe heb je (ontbrekende) informatie verzamelt? a. De student heeft gegevens verzamelt aan de hand van: i. Overdracht ii. Rapportage iii. Vragen aan begeleiders en collega s iv. Observaties v. Literatuur vi. De patiënt zien vii. Overig :. 4. Vertel wat je weet van het ziektebeeld van jouw patiënt? a. De student weet de: i. ziekte / aandoening : naam symptomen (min. 3 symptomen te noemen) gevolgen (weet min. 3 gevolgen te noemen) oorzaken van de ziekte/aandoening voor deze patiënt mogelijke behandeling prognose ii. mate van de ziekte / aandoening iii. medische voorgeschiedenis van de patiënt iv. behandeling van de patiënt 5. Vertel de invloed van de ziekte op de leefwijze van de patiënt. a. De student weet: i. Fysiologische verandering ii. Psychologisch verandering iii. Sociaal-culturele verandering iv. Ontwikkelingsbepaalde verandering v. Spirituele verandering 6. Benoem de meest voorkomende complicaties bij dit ziektebeeld. 7. Wist je waar je vanochtend op moest letten? (lettende op het ziektebeeld/overdracht/situatie van patiënt en opleidingsniveau student) Gelre ziekenhuizen: afdeling opleidingen (juni 2010) 7

8 8. Benoem waarom de patiënt een infuus, sonde, katheter, zuurstof enz. heeft en/of krijgt. a. De student weet : i. het beleid ii. de reden waarom het beleid voorgeschreven is iii. de werking van het beleid (wat doet het beleid met de patiënt?) iv. de bijverschijnselen v. aandachtspunten waar je op moet observeren/rapporteren (belangrijkste aandachtspunten noemen) vi. de verandering van het klinische beeld door het voorgeschreven beleid 9. Welke metingen heb je vanochtend gedaan en waarom? i. De student legt een relatie tussen de metingen en het ziektebeeld 10. Wat heb je met je meting/observatie gedaan tnt? i. De student doet niets ii. Naar begeleider gaan iii. Andere verpleegkundigen vragen iv. Zelf actie ondernemen zonder overleg v. Zelf actie nemen na overleg vi. Rapporteren vii. Overdragen viii. Naar arts gaan ix. Literatuur zoeken x. Protocol opzoeken 11. Wat is het resultaat dat je wilde bereiken met je metingen/observaties? Vragen voor de werkbegeleider. 1. Hoe kritisch kijkt jouw student naar zijn eigen handelen? 2. Past de student klinisch redeneren toe? 3. Op welke wijze stimuleer jij jouw student in het klinisch redeneren? Gelre ziekenhuizen: afdeling opleidingen (juni 2010) 8