1.2. Mr. Van Straalen heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
|
|
- Esther Koning
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 LJN: BM0948, Hoge Raad, 09/01236 A Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: Straf Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Antilliaanse zaak. OM-cassatie. Art. 413 SvNA. Ontvankelijkheid OM i.v.m. toegepast fysiek geweld tijdens verhoor. Tijdens het verhoor wordt door de verhorende verbalisant een flesje water uit de hand van verdachte geschopt, waarbij diens hand werd geraakt. Het Hof verklaart het OM n-o. HR: voor n-o van het OM is, gelet op art. 413 SvNA alleen plaats indien door toedoen van de normschending geen sprake kan zijn van een eerlijk proces. s Hofs oordeel is, mede in aanmerking genomen de in art SvNA gestelde eisen voor de beoordeling van aan de normschending te verbinden gevolgen, niet begrijpelijk. Uitspraak 16 november 2010 Strafkamer nr. S 09/01236 A LBS/IM Arrest op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 29 oktober 2008, nummer H 167/2008, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren [te geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats]. 1. Geding in cassatie 1.1. Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Gemeenschappelijk Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De raadslieden van de verdachte, mr. I. van Straalen en mr. J. Goudswaard, beiden advocaat te 's-gravenhage, hebben het beroep tegengesproken. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan Mr. Van Straalen heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd. 2. Beoordeling van het middel 2.1. Het middel klaagt dat het Hof het Openbaar Ministerie ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, niet-ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging.
2 2.2. Het Hof heeft zijn in het middel bedoelde beslissing als volgt gemotiveerd: "De verdediging heeft een preliminair verweer gevoerd concluderende tot nietontvankelijkheid van de procureur-generaal. Dat verweer slaagt. Het Hof overweegt daartoe als volgt. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 25 maart 2008 is aangehouden in het kader van een langer lopend onderzoek naar handel in verdovende middelen waarbij personen die werkzaam waren op de luchthaven te Sint Maarten betrokken zouden zijn. Op basis van CIDinformatie, telefoontaps en observaties bestond het vermoeden dat verdachte via zijn cargobedrijf op de luchthaven van Sint Maarten drugszendingen in ontvangst nam en deze bewaarde, vervoerde en afleverde aan derden en in het kader daarvan contacten met medeverdachten op Sint Maarten en Curaçao onderhield. In de nacht van 7 op 8 juni 2007 werd bij huiszoeking op twee adressen op Sint Maarten in totaal bijna 9 kilo cocaïne aangetroffen. Telefoontaps en observaties wezen op betrokkenheid van verdachte bij de verzending en aflevering van deze partij drugs. Naar aanleiding van bedoelde vondst zijn twee medeverdachten ter plaatse aangehouden. Blijkens het dossier werd besloten in dat stadium nog niet tot aanhouding van verdachte over te gaan. In een later stadium, nadat langdurig het internetverkeer van verdachte was afgetapt en zijn contacten via dat medium met zijn medeverdachte op Curaçao waren gevolgd, zijn ook verdachte en deze medeverdachte aangehouden en in verzekering gesteld. Na zijn aanhouding is verdachte op 25 en 26 maart 2008 door de politie verhoord over onder meer zijn relatie met de medeverdachten en het transport van 9 kilo cocaïne. Hij heeft daarbij consequent iedere betrokkenheid bij dat feit ontkend. Blijkens de daarvan opgemaakte processen-verbaal zijn de verhoren op 25 en 26 maart 2008 gedaan door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. In een brief van 27 maart 2008 heeft de toenmalige raadsvrouw van verdachte melding gemaakt van een incident tijdens het tweede verhoor, waarbij verdachte door verbalisant [verbalisant 1] zou zijn mishandeld. Naar aanleiding hiervan heeft de rechter-commissaris op 10 juni 2008 verbalisant [verbalisant 2] als getuige gehoord. Deze heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard: "Ik heb de verdachte samen met [verbalisant 1] verhoord. Tijdens een van die verhoren heeft [verbalisant 1] de verdachte geschopt. Ik heb dat gezien. De verdachte hield een plastic fles water vast. [Verbalisant 1] was bezig met het verhoor. Ik weet niet waarom, maar op een moment trapte [verbalisant 1] de fles uit de hand van de verdachte. De verdachte zat op dat moment. (...) De trap raakte ook de handen van de verdachte. Ik kan niet beoordelen of de verdachte hierdoor pijn heeft geleden. U vraagt mij of de verdachte hierdoor geïntimideerd werd en niet meer vrij kon verklaren. Ik had niet die indruk. Ik had het verhoor na dit incident overgenomen voor een gedeelte (circa 10 minuten, daarna nam [verbalisant 1] het weer over). Ik weet niet wat de exacte emoties waren van de verdachte." Het Hof heeft geen reden om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Het gaat er dan ook van uit dat dit incident op de beschreven wijze heeft plaatsgehad. Gelet op het voorgaande staat vast dat verdachte, die zich in voorarrest bevond, tijdens een rustige verhoorsituatie door een politieambtenaar is geschopt, zonder dat het gedrag van verdachte of een andere omstandigheid ook maar enige aanleiding laat staan rechtvaardiging voor het gebruik van dit geweld tegen hem gaf (zo is niet gebleken dat verdachte zich agressief of uitdagend gedroeg, terwijl er verder in geen enkel opzicht sprake was van een urgente situatie waarin het toepassen van een noodgreep te begrijpen was geweest). Uit het feit dat er geen enkele aanleiding voor het trappen bestond, leidt het Hof af dat de verhorend verbalisant zulks enkel heeft gedaan uit frustratie over de onbevredigende antwoorden van verdachte en ter intimidatie van die verdachte: mogelijkerwijs zou hij, na op deze fysieke manier onder druk gezet te zijn, wel verklaren wat de verbalisant wilde horen. Deze vorm van agressie behelst een schending van voor de procesvoering wezenlijke normen. De ernst van de normschending is niet zozeer gelegen in
3 de feitelijke gevolgen van het gepleegde geweld (waarschijnlijk vielen die in elk geval in fysieke zin mee), doch in het feit dat een behoorlijk verhoor, vrij van intimidatie en fysiek geweld, een zo essentieel onderdeel van een eerlijk strafproces is, dat het maken van inbreuk daarop zonder dat daarvoor enige rechtvaardiging bestaat, immer als ernstig dient te worden beschouwd. Geen bijzondere wettelijke bepaling voorziet in de gevolgen van deze normschending. Bij de beoordeling van de normschending en de daaraan te verbinden gevolgen, alsmede bij de afweging van de in het geding zijnde belangen, laat het Hof - naast hetgeen hiervoor over de ernst van politiegeweld in een verhoorsituatie is overwogen - ook meewegen dat de gedraging die verdachte verweten wordt niet van de grootste ernst is (verdenking van overtreding van de Opiumlandsverordening - meer in het bijzonder een transport van 9 kilo cocaïne -, een abstract gevaarzettingsdelict, met het vervolgen waarvan een reëel maar voor Sint Maarten ook weer niet te overschatten maatschappelijk belang is gediend) en dat niet is gebleken dat de leiding van het politiekorps op enigerlei wijze actie heeft ondernomen (jegens de bewuste opsporingsambtenaar), teneinde haar afkeur van dergelijke verhoormethodes duidelijk te maken en te voorkomen dat zulks in de toekomst nogmaals gebeurt. Al voormelde feiten en omstandigheden in aanmerking genomen oordeelt het Hof dat door de handelwijze van de opsporingsambtenaar een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Om die reden concludeert het Hof tot niet-ontvankelijkverklaring van de procureurgeneraal Art. 413 van het Wetboek van Strafvordering voor de Nederlandse Antillen (verder SvNA) luidt, voor zover hier van belang, als volgt: 5. De rechter kan in zijn eindvonnis, hetzij ambtshalve, hetzij op de vordering van het openbaar ministerie of op het verzoek van de verdachte of diens raadsman, bij schending van voor de procesvoering wezenlijke normen, na een redelijke afweging van alle in het geding zijnde belangen, beslissen, voor zover een bijzondere wettelijke bepaling niet reeds in de gevolgen van de normschending voorziet: a. dat de hoogte van de straf, in verhouding tot de ernst van de normschending, zal worden verlaagd, indien het door de schending veroorzaakte nadeel langs die weg redelijkerwijs kan worden gecompenseerd; b. dat de resultaten van het onderzoek, voorzover zij rechtstreeks door middel van de normschending zijn verkregen, niet tot het bewijs van het strafbare feit worden toegelaten, indien redelijkerwijs aannemelijk is, dat de verdachte door het gebruik van de onderzoeksresultaten ernstig in zijn verdediging is geschaad; c. dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien door toedoen van de normschending er geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak, die aan de eisen van een eerlijk proces voldoet. (...) 7. Bij de beoordeling van de normschending en de daaraan te verbinden gevolgen, alsmede bij de afweging van de in het geding zijnde belangen houdt de rechter in het bijzonder rekening met het karakter, het gewicht en de strekking van de norm, de ernst van de normschending, het nadeel dat daardoor werd veroorzaakt, en de mate van verwijtbaarheid van degene die de norm schond." 2.4. Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging komt als in art. art. 413, vijfde lid onder c, SvNA voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is ingevolge dat artikellid alleen plaats indien door toedoen van de
4 normschending geen sprake kan zijn van een eerlijk proces Het Hof heeft vastgesteld dat een van de verhorende verbalisanten een plastic fles uit de handen van de verdachte heeft geschopt zonder dat het gedrag van de verdachte aanleiding had gegeven tot dat trappen. Het Hof heeft daaruit afgeleid dat de verhorende verbalisant dat enkel heeft gedaan uit frustratie over onbevredigende antwoorden van de verdachte en ter intimidatie. Naar het oordeel van het Hof behelst deze vorm van agressie een schending van voor de procesvoering wezenlijke normen. Het Hof heeft aan die normschending het gevolg verbonden dat de Procureur-Generaal in zijn vervolging niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daarbij heeft het Hof ook betrokken de ernst van de aan de verdachte verweten gedraging en de omstandigheid dat de leiding van het politiekorps geen actie heeft ondernomen tegen bedoelde opsporingsambtenaar Gelet op hetgeen in 2.4 is overwogen en in aanmerking genomen de in art. 413, zevende lid, SvNA gestelde eisen voor de beoordeling van aan de normschending te verbinden gevolgen, is het oordeel van het Hof dat de Procureur-Generaal niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging niet begrijpelijk Het middel is gegrond. 3. Slotsom Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat als volgt moet worden beslist. 4. Beslissing De Hoge Raad: vernietigt de bestreden uitspraak; verwijst de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 16 november Conclusie Nr. 09/01236 A Mr. Hofstee Zitting: 6 april 2010 Conclusie inzake: [Verdachte] 1. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba (voortaan: het Hof) heeft bij strafvonnis van 29 oktober 2008 de procureur-generaal bij dat Hof nietontvankelijk verklaard in zijn vervolging.
5 2. De advocaat-generaal bij het Hof heeft cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie. Namens de verdachte is het cassatieberoep schriftelijk tegengesproken door mr. I. van Straalen, advocaat te Den Haag. 3. Alvorens het middel te bespreken maak ik enige opmerkingen over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep, omdat mr. Van Straalen deze betwist. De aanzegging als bedoeld in art. 435 Sv is in de onderhavige zaak verzonden op 15 april Naar luid van art. 437, eerste lid, Sv is het openbaar ministerie verplicht binnen een maand na verzending van de aanzegging een schriftuur houdende cassatiemiddelen in te dienen. In casu is op 6 april 2009, dus reeds vóór de verzending van de aanzegging, de schriftuur ingediend. Derhalve stelt mr. Van Straalen dat het openbaar ministerie niet kan worden ontvangen in zijn cassatieberoep. Deze opvatting is onjuist. Met de bepaling dat de termijn van een maand gaat lopen na de aanzegging is beoogd de verdachte tijdig kennis te laten nemen van de grieven van het openbaar ministerie "teneinde zich daartegen te kunnen verdedigen".(1) Zo bezien heeft het openbaar ministerie aan dit voorschrift ruimschoots voldaan en is de schriftuur tijdig, dat wil zeggen vóór het einde van de in art. 437, eerste lid, Sv gestelde termijn ingediend. Mitsdien kan het openbaar ministerie worden ontvangen in zijn cassatieberoep. 4. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn vervolging, althans dat het die beslissing onbegrijpelijk heeft gemotiveerd. 5. Het Hof heeft zijn beslissing als volgt gemotiveerd: "Niet-ontvankelijkheid van de procureur-generaal De verdediging heeft een preliminair verweer gevoerd concluderende tot nietontvankelijkheid van de procureur-generaal. Dat verweer slaagt. Het Hof overweegt daartoe als volgt. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 25 maart 2008 is aangehouden in het kader van een langer lopend onderzoek naar handel in verdovende middelen waarbij personen die werkzaam waren op de luchthaven te Sint Maarten betrokken zouden zijn. Op basis van CID-informatie, telefoontaps en observaties bestond het vermoeden dat verdachte via zijn cargobedrijf op de luchthaven van Sint Maarten drugszendingen in ontvangst nam en deze bewaarde, vervoerde en afleverde aan derden en in het kader daarvan contacten met medeverdachten op Sint Maarten en Curaçao onderhield. In de nacht van 7 op 8 juni 2007 werd bij huiszoeking op twee adressen op Sint Maarten in totaal bijna 9 kilo cocaïne aangetroffen. Telefoontaps en observaties wezen op betrokkenheid van verdachte bij de verzending en aflevering van deze partij drugs. Naar aanleiding van bedoelde vondst zijn twee medeverdachten ter plaatse aangehouden. Blijkens het dossier werd besloten in dat stadium nog niet tot aanhouding van verdachte over te gaan. In een later stadium, nadat langdurig het internetverkeer van verdachte was afgetapt en zijn contacten via dat medium met zijn medeverdachte op Curaçao waren gevolgd, zijn ook verdachte en deze medeverdachte aangehouden en in verzekering gesteld. Na zijn aanhouding is verdachte op 25 en 26 maart 2008 door de politie verhoord over onder meer zijn relatie met de medeverdachten en het transport van 9 kilo cocaïne. Hij heeft daarbij consequent iedere betrokkenheid bij dat feit ontkend. Blijkens de daarvan opgemaakte processen-verbaal zijn de verhoren op 25 en 26 maart 2008 gedaan door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. In een brief van 27 maart 2008 heeft de toenmalige raadsvrouw van verdachte melding gemaakt van een incident tijdens
6 het tweede verhoor, waarbij verdachte door verbalisant [verbalisant 1] zou zijn mishandeld. Naar aanleiding hiervan heeft de rechter-commissaris op 10 juni 2008 verbalisant [verbalisant 2] als getuige gehoord. Deze heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard: "Ik heb de verdachte samen met [verbalisant 1] verhoord. Tijdens een van die verhoren heeft [verbalisant 1] de verdachte geschopt. Ik heb dat gezien. De verdachte hield een plastic fles water vast. [Verbalisant 1] was bezig met het verhoor. Ik weet niet waarom, maar op een moment trapte [verbalisant 1] de fles uit de hand van de verdachte. De verdachte zat op dat moment. (...) De trap raakte ook de handen van de verdachte. Ik kan niet beoordelen of de verdachte hierdoor pijn heeft geleden. U vraagt mij of de verdachte hierdoor geïntimideerd werd en niet meer vrij kon verklaren. Ik had niet die indruk. Ik had het verhoor na dit incident overgenomen voor een gedeelte (circa 10 minuten, daarna nam [verbalisant 1] het weer over). Ik weet niet wat de exacte emoties waren van de verdachte." Het Hof heeft geen reden om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Het gaat er dan ook van uit dat dit incident op de beschreven wijze heeft plaatsgehad. Gelet op het voorgaande staat vast dat verdachte, die zich in voorarrest bevond, tijdens een rustige verhoorsituatie door een politieambtenaar is geschopt, zonder dat het gedrag van verdachte of een andere omstandigheid ook maar enige aanleiding laat staan rechtvaardiging voor het gebruik van dit geweld tegen hem gaf (zo is niet gebleken dat verdachte zich agressief of uitdagend gedroeg, terwijl er verder in geen enkel opzicht sprake was van een urgente situatie waarin het toepassen van een noodgreep te begrijpen was geweest). Uit het feit dat er geen enkele aanleiding voor het trappen bestond, leidt het Hof af dat de verhorend verbalisant zulks enkel heeft gedaan uit frustratie over de onbevredigende antwoorden van verdachte en ter intimidatie van die verdachte: mogelijkerwijs zou hij, na op deze fysieke manier onder druk gezet te zijn, wel verklaren wat de verbalisant wilde horen. Deze vorm van agressie behelst een schending van voor de procesvoering wezenlijke normen. De ernst van de normschending is niet zozeer gelegen in de feitelijke gevolgen van het gepleegde geweld (waarschijnlijk vielen die in elk geval in fysieke zin mee), doch in het feit dat een behoorlijk verhoor, vrij van intimidatie en fysiek geweld, een zo essentieel onderdeel van een eerlijk strafproces is, dat het maken van inbreuk daarop zonder dat daarvoor enige rechtvaardiging bestaat, immer als ernstig dient te worden beschouwd. Geen bijzondere wettelijke bepaling voorziet in de gevolgen van deze normschending. Bij de beoordeling van de normschending en de daaraan te verbinden gevolgen, alsmede bij de afweging van de in het geding zijnde belangen, laat het Hof - naast hetgeen hiervoor over de ernst van politiegeweld in een verhoorsituatie is overwogen - ook meewegen dat de gedraging die verdachte verweten wordt niet van de grootste ernst is (verdenking van overtreding van de Opiumlandsverordening - meer in het bijzonder een transport van 9 kilo cocaïne -, een abstract gevaarzettingsdelict, met het vervolgen waarvan een reëel maar voor Sint Maarten ook weer niet te overschatten maatschappelijk belang is gediend) en dat niet is gebleken dat de leiding van het politiekorps op enigerlei wijze actie heeft ondernomen (jegens de bewuste opsporingsambtenaar), teneinde haar afkeur van dergelijke verhoormethodes duidelijk te maken en te voorkomen dat zulks in de toekomst nogmaals gebeurt. Al voormelde feiten en omstandigheden in aanmerking genomen oordeelt het Hof dat door de handelwijze van de opsporingsambtenaar een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Om die reden concludeert het Hof tot niet-ontvankelijkverklaring van de procureur-
7 generaal. De overige preliminaire verweren behoeven, gelet op het voorgaande, geen bespreking." 6. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat het Hof het verkeerde rechtsgevolg aan de ontoelaatbare handeling van de verhorende verbalisant heeft verbonden. Volgens de steller van het middel is het niet aannemelijk geworden dat verdachte door het optreden van de verbalisant zodanig geïntimideerd was geraakt dat hij daardoor niet meer kon worden geacht zijn verklaringen in vrijheid te hebben afgelegd. Verder wordt in de toelichting op het middel geklaagd over de motivering van de beslissing van het Hof. 7. De wijze waarop verhoren behoren plaats te vinden en verhoormethoden behoren te worden toegepast, is omgeven door instructienormen die niet alleen in het Nederlandse en Antilliaanse strafprocesrecht(2), maar ook in het EVRM zijn verankerd. Desbetreffende verdragsbepalingen zijn art. 3 EVRM (verbod foltering of onmenselijke/vernederende behandeling) en art. 6 EVRM (recht op een 'fair trial'). In het Nederlandse Wetboek van Strafvordering geeft art. 29, eerste lid, een belangrijke, tweezijdige richtsnoer: enerzijds het zwijgrecht van de verdachte (een waarborgnorm) en anderzijds het pressieverbod voor de verhoorder (een instructienorm). Het pressieverbod houdt ingevolge dat eerste lid in dat de verhorende rechter of ambtenaar zich onthoudt van alles wat de strekking heeft een verklaring te verkrijgen, waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid is afgelegd. Het equivalent daarvan voor Sint Maarten is in nagenoeg gelijkluidende bewoordingen opgenomen in art. 50, tweede lid, SvNA, terwijl daaraan voorafgaand in het eerste lid het zwijgrecht is neergelegd. 8. Over het pressieverbod is veel geschreven.(3) De één noemt de daarin vervatte instructienorm vaag(4), de ander zeer ruim geformuleerd(5). Men kan ook spreken van een glijdende schaal met aan de ene kant het ideaaltype verhoor en aan de andere kant de foltering. Daartussenin bevindt zich een spectrum van verhoormethoden, variërend van de nog geoorloofde indringende en urenlange ondervraging tot de ontoelaatbare intimidatie. Waar zich het omslagpunt bevindt, valt in zijn algemeenheid niet te zeggen. Dit zal van geval tot geval dienen te worden beoordeeld. Buiten kijf staat vanzelfsprekend dat het uitoefenen van fysiek en psychisch geweld (en het veroorzaken van geestelijk leed), het doen van (valse) beloftes, het uiten van bedreigingen, het misleiden, enz., voorbeelden zijn die onder het pressieverbod vallen en een meer of minder ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde opleveren. 9. In de onderhavige casus is sprake van een vorm van fysiek geweld ten tijde van een verhoorsituatie. Voor de beoordeling van het middel acht ik het nuttig om op grond van de stukken de gang van zaken tijdens het verhoor nog eens kort weer te geven. Dan kom ik tot de navolgende reconstructie. Na zijn aanhouding werd de verdachte op 25 en 26 maart 2008 op Sint Maarten door een verhoorkoppel van de politie gehoord over zijn eventuele betrokkenheid bij een transport van 9 kilo cocaïne. De verdachte verklaarde onschuldig te zijn en niets met drugs te maken te hebben gehad. Op de tweede dag was [verbalisant 1] de verhorende verbalisant. Terwijl hij en de verdachte tegenover elkaar gezeten waren(6), schopte hij op enig moment een plastic fles water uit de hand van de verdachte. Deze trap raakte ook de handen van de verdachte. De andere verbalisant werd later over dit incident gehoord en verklaarde dat hij niet de indruk had gekregen dat de verdachte hierdoor geïntimideerd was geraakt en niet meer in vrijheid had kunnen verklaren. Wel nam deze andere verbalisant het verhoor voor een tiental minuten over, waarna [verbalisant 1] de ondervraging voortzette. Op 27 maart 2008 maakte de raadsvrouw van de verdachte melding
8 van dit incident. 10. Niet wordt door de steller van het middel betwist dat in casu de handelwijze van de verbalisant volstrekt ontoelaatbaar is. De primaire vraag die echter wordt opgeworpen is of het Hof hieraan terecht een zo ver gaande sanctie als de niet-ontvankelijkheid van het OM in zijn vervolging heeft kunnen verbinden. De steller van het middel meent van niet. 11. In het Wetboek van Strafvordering voor de Nederlandse Antillen handelt art. 413 over de gevolgen van normschendingen. Ingevolge het vijfde lid kan de rechter bij schending van voor de procesvoering wezenlijke normen na een redelijke afweging van alle in het geding zijnde belangen beslissen dat (ik citeer): a. de hoogte van de straf, in verhouding tot de ernst van de normschending, zal worden verlaagd, indien het door de schending veroorzaakte nadeel langs die weg redelijkerwijs kan worden gecompenseerd; b. de resultaten van het onderzoek, voorzover zij rechtstreeks door middel van de normschending zijn verkregen, niet tot het bewijs van het strafbare feit worden toegelaten, indien redelijkerwijs aannemelijk is, dat de verdachte door het gebruik van de onderzoeksresultaten ernstig in zijn verdediging is geschaad; c. het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien door toedoen van de normschending er geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak, die aan de eisen van een eerlijk proces voldoet. Blijkens deze bepaling is de volgorde van het beslissingschema in geval van normschending: strafvermindering, bewijsuitsluiting en, eerst als van een 'fair trial' geen sprake meer kan zijn, niet-ontvankelijkheid van het OM. Het eigenlandelijke strafprocesrecht van Sint Maarten in ogenschouw nemend, gelden met betrekking tot vormverzuimen of normschendingen strenge eisen voor de beslissing tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Bij de beoordeling van de normschending en de daaraan te verbinden gevolgen, alsmede bij de afweging van de in het geding zijnde belangen, houdt de rechter in het bijzonder rekening met het karakter, het gewicht en de strekking van de norm, de ernst van de normschending, het nadeel dat daardoor werd veroorzaakt, en de mate van verwijtbaarheid van degene die de norm schond (art. 413, zevende lid). 12. De tekst van artikel 359a, eerste en tweede lid, Sv komt in essentie overeen met art. 413 SvNA. Evenals de Antilliaanse wetgever, heeft de Nederlandse wetgever ervan afgezien om zelf de rechtsgevolgen, die de rechter aan de schending van vormvoorschriften kan verbinden, in de wet te dicteren. Met uitzondering van de vormvoorschriften die op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven, is het de taak van de rechter de rechtsgevolgen van de schending in concreto te bepalen. De omstandigheden, aldus de MvT(7), waaronder vormverzuimen worden begaan kunnen namelijk sterk uiteenlopen en dienovereenkomstig de gevolgen. In het ene geval kan de schending van een vormvoorschrift zonder gevolg blijven en in het andere geval zijn fundamentele belangen van de verdachte geschaad. Alleen de rechter, zo nog steeds de MvT, kan de in het geding zijnde belangen afwegen en, binnen de grenzen door de wetgever gesteld, de gevolgen bepalen. Volgens HR 22 september 1998, LJN ZD1277, NJ 1999, 104 heeft de wetgever aldus uitdrukkelijk de rechter in de gelegenheid gesteld binnen het wettelijk kader de sancties op vormverzuimen af te stemmen op de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad overweegt: de aan de feitenrechter opgedragen weging en waardering van die omstandigheden brengt mee dat hij, rekening houdend met de in het tweede lid van art. 359a Sv genoemde belangen - te weten het belang dat met het voorschrift wordt gediend en de ernst van het verzuim -, het door het verzuim veroorzaakte nadeel
9 behalve tot niet-ontvankelijkverklaring van het OM, bewijsuitsluiting of strafvermindering ook kan beslissen dat het verzuim zonder rechtsgevolgen blijft. 13. De vraag welk rechtsgevolg (naar Nederlands strafprocesrecht) dient te worden verbonden aan overtreding van het pressieverbod, heeft in de jaren negentig van de vorige eeuw geleid tot diverse wetenschappelijke publicaties van strafrechtsgeleerden én arresten van de Hoge Raad. Een belangrijke aanleiding daartoe was de zogenoemde Zaanse verhoormethode. Deze methode kenmerkt zich door een mengeling van onder meer bijzonder intensief en langdurig ondervragen, het voorhouden of aan de muur ophangen van foto's van het slachtoffer en/of naaste familieleden (kinderen) van de verdachte en het 'zacht' dan weer 'hard' verhoren. Het behoeft geen betoog dat de Hoge Raad in een drietal arresten een dergelijke of soortgelijke methode/setting ontoelaatbaar heeft geoordeeld.(8) Maar in geen van die arresten was de Hoge Raad van oordeel dat de gemaakte inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde van een zo grote ernst was dat daarvan het gevolg zou moeten zijn dat het OM niet-ontvankelijk was in zijn vervolging. Voor deze zware sanctie is meer nodig. Het criterium is bij mijn weten voor het eerst geformuleerd in HR 17 december 1995, LJN ZD0328, NJ 1996, 249, m.nt. Schalken en nadien herhaald in de Zaanse verhoorarresten.(9) Niet-ontvankelijkheid van het OM kan, zo luidt het criterium van de Hoge Raad, in dit verband slechts volgen indien sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Wanneer daarvan sprake is, zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld; een algemene regel daarvoor kan bezwaarlijk worden gegeven, aldus de Hoge Raad. In dat arrest overweegt de Hoge Raad voorts dat indien de feitenrechter vaststelt dat (verhorende) verbalisanten onrechtmatig hebben gehandeld, hij zal behoren af te wegen of de rechtmatigheid van dien aard is dat daarop een processuele sanctie past. Als de onrechtmatige handeling al tot een rechtsgevolg noopt, dan denkt de Hoge Raad vooreerst aan bewijsuitsluiting of strafvermindering op grond van art. 359a, eerste lid, Sv. Dat enkel pas in het 'uiterste' geval, dat wil zeggen als aan voornoemd criterium is voldaan, het OM niet-ontvankelijk kan worden verklaard, sluit aan bij andere jurisprudentie van de Hoge Raad waarin steeds minder of in het geheel geen plaats (meer) is voor een niet-ontvankelijkheid van het OM in zijn vervolging. Ik noem hier slechts HR 17 juni 2008, NJ 2008, 358, m.nt. Mevis: bij overschrijding van de redelijke termijn volgt geen niet-ontvankelijkheid van het OM meer, ook niet in uitzonderlijke gevallen, en geldt overigens de regel dat die overschrijding wordt gecompenseerd door vermindering van de opgelegde straf (respectievelijk het ontnemingsbedrag). 14. In het licht van het voorgaande geeft 's Hofs oordeel dat het openbaar ministerie nietontvankelijk dient te worden verklaard naar mijn mening blijk van een onjuiste rechtsopvatting(10), nu in casu zich niet een uitzonderlijke situatie voordoet, waarin een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde én daardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan.(11) De enkele schop van een fles water uit de handen van de verdachte door de verbalisant, voldoet niet aan dat criterium. Daarbij neem ik het volgende in aanmerking. Blijkens het strafvonnis van het Hof had de verbalisant kennelijk enkel tot doel die fles water uit de handen van de verdachte - en dus niet verdachte zelf tegen het lichaam -te schoppen, waarbij hij de handen van de verdachte raakte. De stukken geven geen grond voor de veronderstelling dat de verbalisant meer dan dat heeft willen doen. Nadien wekte de verdachte, die geen fysieke gevolgen van de trap had ondervonden, niet de indruk door de trap geïntimideerd te zijn geraakt en is hij in ieder geval niet (als gevolg daarvan) gaan bekennen. Men kan van deze - nogmaals onrechtmatige -
10 handeling zeggen dat deze impulsief en mogelijk uit frustatie voortgekomen is, maar in alle redelijkheid niet dat zij tot de categorie zeer ernstige gevallen behoort en evenmin dat door dit ene incident doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Er is immers niet gebleken dat de verdachte door de handeling van de verbalisant gedwongen is tegen zijn wil aan het verhoor mee te werken. 15. Concluderend meen ik dan ook dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat in casu aan de strenge eisen voor een niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is voldaan. Naar mijn visie had het Hof op grond van zowel art. 413 SvNA als de rechtspraak van de Hoge Raad moeten volstaan met een lichtere sanctie dan niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. In beginsel dienen fouten van politie jegens de verdachte tijdens de verhoorsituatie te leiden tot bewijsuitsluiting van de aldus verkregen verklaringen.(12) Van deze mogelijkheid kan in de onderhavige zaak geen gebruik worden gemaakt, gelet op de inhoud van de door de verdachte afgelegde verklaring. Wel kan echter compensatie worden gezocht in vermindering van de eventueel op te leggen straf.(13) 16. Het middel slaagt. 17. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden AG
ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.
ECLI:NL:HR:2013:1157 Uitspraak 12 november 2013 Strafkamer nr. 11/04366 P Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam
Nadere informatieECLI:NL:HR:2012:BT8778
ECLI:NL:HR:2012:BT8778 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-01-2012 Datum publicatie 10-01-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/02260 P Conclusie:
Nadere informatieECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,
Nadere informatieECLI:NL:HR:2010:BO2558
ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558
Nadere informatieGERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken
parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
Nadere informatieECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr.
ECLI:NL:HR:2013:898 Uitspraak 8 oktober 2013 Strafkamer nr. 11/04842 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 september 2011,
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06
ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999
ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht
Nadere informatieUitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK
ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieGEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING gegeven naar aanleiding van diverse verzoeken van de verdediging in de strafzaak in
Nadere informatieECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158
ECLI:NL:HR:2017:479 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 21-03-2017 Zaaknummer 16/01158 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:167,
Nadere informatieIn cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483
ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op
Nadere informatiearrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
Nadere informatieUitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK
ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatiegewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam
Nadere informatieECLI:NL:RBOVE:2017:2237
ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer
Nadere informatieECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917
ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 11-12-2003 Datum publicatie 12-12-2003 Zaaknummer 3498-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420
ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2015:2029
ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 Instantie Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000203-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2017:978
ECLI:NL:GHSHE:2017:978 Instantie Datum uitspraak 17-02-2017 Datum publicatie 10-03-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003836-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieHet hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM parketnummer: X uitspraak: 21 juli 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter
Nadere informatieUitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieGERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S in de zaak tegen de verdachte: ARWM, geboren te curaçao, wonende te Sint Maarten. 1. Onderzoek van de zaak Het onderzoek ter openbare terechtzitting
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341
ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht
Nadere informatieGEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba S T R A F V O N N I S
Strafzaken over 2017 Datum uitspraak: 3 mei 2017 Zaaknummer: H 212/2016 Parketnummer: 100.00046/14 Tegenspraak Vonnis no. AV GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire,
Nadere informatieEdèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,
Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2013:CA1193
ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht
Nadere informatieParketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak
vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende
Nadere informatieUitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK
ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieZakboekenpolitie.com
Zakboekenpolitie.com Art. 359a Sv Relativering onrechtmatig verkregen bewijs Gebaseerd op paragraaf 3.9 e.v. van het zakboek Strafvordering voor de Hulpofficier 1 Vormverzuim / relativering onrechtmatig
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518
ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2010:BN0043
ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 Instantie Datum uitspraak 16-11-2010 Datum publicatie 16-11-2010 Zaaknummer 09/03684 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad
Nadere informatieECLI:NL:HR:2008:BC1367
ECLI:NL:HR:2008:BC1367 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 11-03-2008 Datum publicatie 13-03-2008 Zaaknummer 03194/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC1367
Nadere informatieGERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S in de zaak tegen de verdachte: RH, geboren te Curaçao, wonende te Sint Maarten 1. Onderzoek van de zaak Het onderzoek ter openbare terechtzitting
Nadere informatieop het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 21 juni 2013, nummer 22/ , in de strafzaak tegen:
ECLI:NL:HR:2014:1592 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 02-07-2014 Zaaknummer 13/03174 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:654,
Nadere informatiehttp://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=bz...
Page 1 of 5 LJN: BZ4987, Rechtbank Alkmaar, 15.740827-12 Datum 20-03-2013 uitspraak: Datum 20-03-2013 publicatie: Rechtsgebied: Straf Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie:Niet-ontvankelijkheid
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2014:264
ECLI:NL:GHAMS:2014:264 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 14-01-2014 Datum publicatie 22-04-2014 Zaaknummer 23-003557-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2015:84
ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieLJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie
LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993
ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2017:2188
ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,
Nadere informatieInstantie. Onderwerp. Datum
Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Bewijs. Strafzaken. Bewijsvoering. Onrechtmatig verkregen bewijs. Toelaatbaarheid. Beoordeling door de rechter Datum 23 maart 2004 Copyright and disclaimer Gelieve
Nadere informatieHof van Cassatie van België
2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke
Nadere informatie1. De Rechtbank Amsterdam heeft op 30 december 2014 het door klager op de voet van art. 552a Sv ingediend klaagschrift ongegrond verklaard.
ECLI:NL:PHR:2016:86 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 05-01-2016 Datum publicatie 08-03-2016 Zaaknummer 15/02696 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:385, Gevolgd
Nadere informatieVergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag
RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek
Nadere informatieUitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK
ECLI:NL:GHAMS:2017:1898 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-02-2017 Datum publicatie 24-05-2017 Zaaknummer 23-002215-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2016:935
ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204
ECLI:NL:HR:2015:3021 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-10-2015 Datum publicatie 14-10-2015 Zaaknummer 14/05204 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2082,
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2016 Datum publicatie 16-08-2016 Zaaknummer 23-003649-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieHof van Cassatie van België
15 DECEMBER 2006 F.05.0019.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.05.0019.N 1. S.W., en zijn echtgenote, 2. O.W., eisers, vertegenwoordigd door mr. Pierre van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van
Nadere informatieBESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2014:3775
ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061
ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieRolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T
Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011
ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig
Nadere informatieECLI:NL:HR:2001:AD4466
ECLI:NL:HR:2001:AD4466 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-11-2001 Datum publicatie 21-03-2002 Zaaknummer 03391/00 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2001:AD4466
Nadere informatieHof van Cassatie van België
29 SEPTEMBER 2015 P.14.0900.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0900.N N S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Joost Peeters, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR HET
Nadere informatieECLI:NL:RBDHA:2017:5840
ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-06-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer 09/852030-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieStrafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11
ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere
Nadere informatieDe Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,
Nadere informatieECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.
ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000669-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-12-2015 Datum publicatie 16-12-2015 Zaaknummer 23-000433-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:OGEAA:2016:411
ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833
ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2010:BM4377
ECLI:NL:PHR:2010:BM4377 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak: 07-09-2010 Datum publicatie: 07-09-2010 Zaaknummer: 08/03630 Rechtsgebieden Strafrecht Conclusie Nr. 08/03630 Mr. Machielse Zitting 11 mei
Nadere informatieHof van Cassatie van België
29 MEI 2012 P.12.0878.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0878.N M G M, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Leslie Roelants, advocaat bij de balie te Antwerpen. I.
Nadere informatieHof van Cassatie van België
29 JANUARI 2019 P.18.0422.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr P.18.0422.N A M G M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR
Nadere informatieGERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS in de zaak tegen de verdachte: [verdachte]., geboren op [geboortedatum] 1994 in Curaçao, wonende te [adres]
Nadere informatieECLI:NL:HR:2006:AV4834
ECLI:NL:HR:2006:AV4834 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-06-2006 Datum publicatie 07-06-2006 Zaaknummer 01395/05 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AV4834
Nadere informatieI n z a k e: T e g e n:
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar
Nadere informatieHieronder volgt dus de beknopte verklaring van enkele termen die in de arresten van het Hof worden gebruikt.
Kort lexicon tot nut van de rechtzoekende, waarin enige uitleg wordt gegeven van de meest gangbare geschreven rechtstaal van het Hof van Cassatie en van het parket bij dit Hof ( 1 ). Dit korte lexicon
Nadere informatieECLI:NL:HR:2006:AW3559
ECLI:NL:HR:2006:AW3559 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-10-2006 Datum publicatie 02-07-2008 Zaaknummer 01447/05 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AW3559
Nadere informatieHof van Cassatie van België
5 APRIL 2016 P.15.0005.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0005.N C G P P, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Koenraad Compernolle, advocaat bij de balie te Brugge, met kantoor te 8340
Nadere informatie2. Mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg, heeft cassatie ingesteld en namens de verdachte bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
ECLI:NL:PHR:2012:BU6926 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 22-05-2012 Datum publicatie 22-05-2012 Zaaknummer 10/02229 Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BU6926 Rechtsgebieden
Nadere informatieHof van Cassatie van België
5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2017:1213
ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 10-04-2017 Zaaknummer 23-000918-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieHof van Cassatie van België
27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de
Nadere informatieHof van Cassatie van België
27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0201.N V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. P. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep
Nadere informatieECLI:NL:HR:2006:AU8286
ECLI:NL:HR:2006:AU8286 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 17-10-2006 Datum publicatie 17-10-2006 Zaaknummer 01599/05 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AU8286
Nadere informatieECLI:NL:RBARN:2010:BN2186
ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken
Nadere informatieLJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB
LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2017:4588
ECLI:NL:RBROT:2017:4588 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23-05-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 10/740469-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 240 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Uitleveringswet en de Wet economische delicten betreffende de bepalingen aangaande de procedure
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-03-2016 Datum publicatie 19-04-2016 Zaaknummer 23-002670-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RBASS:2007:BB8355
ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatie3. Het eerste middel klaagt dat het bewezenverklaarde medeplegen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
ECLI:NL:PHR:2014:215 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 28-01-2014 Datum publicatie 26-03-2014 Zaaknummer 12/05667 Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:715, Gevolgd Rechtsgebieden
Nadere informatieHof van Cassatie van België
9 APRIL 2013 P.12.2018.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.2018.N M F D, beklaagde, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000
Nadere informatieHof van Cassatie van België
8 JUNI 2012 C.11.0735.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0735.N BELGISCHE STAAT, minister van Binnenlandse Zaken, Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen A. D. I. RECHTSPLEGING
Nadere informatieECLI:NL:RBNHO:2015:1805
ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 Uitspraak Vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND, LOCATIE HAARLEM Strafrecht Datum uitspraak : 10 maart 2015 Parketnummer: 15/840083-08 (ontneming) Vonnis ex artikel 36e van het Wetboek
Nadere informatieECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499
ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:HR:2003:AH9998
ECLI:NL:HR:2003:AH9998 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-10-2003 Datum publicatie 23-10-2003 Zaaknummer 02580/02 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AH9998
Nadere informatieECLI:NL:HR:2013:1173. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1169, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2013:1173 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 13-11-2013 Zaaknummer 11/05589 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1169,
Nadere informatieHof van Cassatie van België
18 DECEMBER 2008 C.07.0018.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.07.0018.F 1. B. J., 2. N. L., Mr. John Kirkpatrick, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen WAALS GEWEST, Mr. Lucien Simont, advocaat
Nadere informatieECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012
ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage
Nadere informatieHof van Cassatie van België
26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1234.N I-II T M T, beschuldigde, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Frédéric Thibaut, advocaat bij de balie te Mechelen,
Nadere informatie